Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 05 december 2008
gepubliceerd op 07 januari 2009

Besluit van de Waalse Regering tot bepaling van de sectorale voorwaarden betreffende de installaties voor de hergroepering of de sortering van afval van klasse B1

bron
waalse overheidsdienst
numac
2008204830
pub.
07/01/2009
prom.
05/12/2008
ELI
eli/besluit/2008/12/05/2008204830/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

5 DECEMBER 2008. - Besluit van de Waalse Regering tot bepaling van de sectorale voorwaarden betreffende de installaties voor de hergroepering of de sortering van afval van klasse B1


De Waalse Regering, Gelet op het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning, inzonderheid op de artikelen 4, 5, 7, 8 en 9;

Gelet op het advies 44.284/4 van de Raad van State, gegeven op 14 april 2008, overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van de Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied en begripsomschrijving

Artikel 1.Deze sectorale voorwaarden zijn van toepassing op de installaties voor de hergroepering en de sortering van afval van klasse B1 zoals bedoeld in artikel 1, 5°, van het besluit van de Waalse Regering van 30 juni 1994 betreffende de afval van ziekenhuis- en gezondheidszorgactiviteiten, met een opslagcapaciteit van 1 000 kg of meer bedoeld in rubriek 37.20.11.02 van bijlage 1 bij het besluit van Waalse Regering van 4 juli 2002 tot bepaling van de lijst van de aan een milieueffectstudie onderworpen projecten en van de ingedeelde installaties en activiteiten.

Art. 2.In de zin van dit besluit wordt onder bestaande inrichting verstaan : inrichting die behoorlijk is vergund vóór de inwerkingtreding van dit besluit. De inrichting waarvoor de vergunningsaanvraag vóór de inwerkingtreding van dit besluit is ingediend, wordt met een bestaande inrichting gelijkgesteld. De ombouw of uitbreiding van een inrichting die de uitbater vóór de inwerkingtreding van dit besluit vermeld heeft in het register bedoeld in artikel 10, § 2, van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning wordt met een bestaande inrichting gelijkgesteld. HOOFDSTUK II. - Vestiging en bouw

Art. 3.De inrichting mag niet gevestigd worden : 1. op minder dan 10 meter van een oppervlaktewater, een piëzometer, een inlaat van een openbare riolering; 2. in een waterwingebied zoals bedoeld in de artikelen R.147, R.157, 159, § 1, 1°, en R.160 van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt; 3. in een preventiegebied zoals bedoeld in de artikelen R.159, § 1, 1°, en R.160 van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt.

Art. 4.De inrichting is afgesloten met een omheining van minstens twee meter hoog opdat de personen die niet op de site werken en de voertuigen geen toegang kunnen krijgen buiten de openingstijden.

Andere materiële, stevige en vaste middelen kunnen aangewend worden voor zover ze dezelfde graad van bescherming en veiligheid als de omheining garanderen. De voertuigen van de regionale brandweerdienst hebben vanaf de openbare weg vlotte toegang tot de opslagplaats.

Art. 5.Bij de ingang van de inrichting staat duidelijk vermeld op welke dagen en uren afval aangenomen wordt.

Art. 6.De dagen en uren waarop afval aangenomen wordt, liggen vast in de bijzondere voorwaarden.

Art. 7.Het publiek en de personen die niet door de exploitant gemachtigd zijn, krijgen geen toegang tot de afval van klasse B1.

Art. 8.De opslagplaatsen zijn bekleed met een vaste en dichte bedekking uit vuurvaste materialen.

Het afvloeiend en het reinigingswater kunnen via de helling van de bodem van de opslagplaatsen naar het systeem voor de afvoer van het afvalwater geleid worden. HOOFDSTUK III. - Exploitatie

Art. 9.De exploitant is verplicht over een werkplan te beschikken.

Dat werkplan bevat hoe dan ook : 1° de instructies die nodig zijn om in alle omstandigheden te zorgen voor de vlotte werking van de inrichting, met inachtneming van de bepalingen inzake afval, alsook van deze voorwaarden;2° de instructies die nodig zijn om voortdurend te zorgen voor de netheid van de inrichting;3° de instructies voor het personeel in geval van brand of ongeval;4° de organisatie van de inontvangstneming van de partijen afval;5° de organisatie van de afvoer van de afval.

Art. 10.De handelingen tot hergroepering en sortering van afval van klasse B1 mogen slechts verricht worden in aanwezigheid en onder toezicht van een aangestelde die beschikt over alle vereiste instructies waarin voorzien wordt in het werkplan bedoeld in artikel 9.

Art. 11.De exploitant houdt een register bij. Het register bevat o.a. de volgende gegevens : 1° wat betreft de aangevoerde afval : a) de identiteit van de producent en van de ophaler van de afval;b) het soort en de hoeveelheid afval, de kenmerken ervan, alsook de door het Waalse Gewest eventueel toegekende identificatiecode;c) de aanvoerdatum;d) de identiteit van de geregistreerde vervoerder;2° wat betreft de afval die de inrichting verlaat : a) de identiteit van de geregistreerde ophaler en vervoerder;b) het soort en de hoeveelheid afval, de kenmerken ervan, alsook de door het Waalse Gewest eventueel toegekende identificatiecode;c) de datum waarop de afval de inrichting verlaat;d) de eindbestemming van de afval;e) de site voor de voorbehandeling, de wegwerking of de valorisatie van de afval. HOOFDSTUK IV. - Ongevallen- en brandpreventie

Art. 12.De opslagplaatsen worden ontworpen en ingericht zodat : 1° ongevallen voorkomen kunnen worden bij de opslaghandelingen en het laden van de voertuigen;2° afvalverspreiding voorkomen kan worden;3° nadelen voor de buurt, als gevolg van het bestaan en de exploitatie van de opslagplaats, naar behoren beperkt kunnen worden.

Art. 13.Vóór de tenuitvoerlegging van het project en vóór elke wijziging van de plaats en/of de exploitatieomstandigheden die de risico's voor brand of voor de verspreiding ervan zouden kunnen wijzigen, verstrekt de exploitant de territoriaal bevoegde brandweerdienst informatie over de getroffen maatregelen en de aangewende uitrustingen inzake de preventie en de bestrijding van brand en ontploffingen, met inachtneming van de bescherming van de bevolking en het leefmilieu. HOOFDSTUK V. - Zekerheid

Art. 14.De zekerheid bedoeld in artikel 55 van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning wordt geëist voor elke inrichting bedoeld in dit besluit. Het bedrag ervan ligt vast in de bijzondere voorwaarden. HOOFDSTUK VI. - Controle en zelftoezicht

Art. 15.Het register bedoeld in artikel 11 wordt op de exploitatiezetel bewaard. Het ligt voortdurend ter inzage van de toezichthoudende ambtenaar en wordt gedurende minstens vijf jaar na de emissiedatum ervan bewaard.

Art. 16.De gegevens die opgenomen zijn in het register bedoeld in artikel 11 worden door de exploitant bij de "Office wallon des déchets" (Waalse dienst voor afvalstoffen) aangegeven en aan hem overgemaakt.

Elke wijziging van de aard en van de kenmerken van de aangegeven afval zijn het voorwerp van een nieuwe aangifte bij de "Office wallon des déchets".

De aangifte wordt elk kwartaal gedaan binnen tien dagen na afloop van het referentiekwartaal. HOOFDSTUK VII. - Overgangs- en slotbepalingen

Art. 17.Dit besluit is van toepassing op de bestaande inrichtingen zodra het in werking treedt.

In afwijking van het eerste lid is artikel 8 uiterlijk één jaar na de datum van inwerkingtreding van dit besluit van toepassing op de bestaande inrichtingen.

Art. 18.De Minister van Leefmilieu is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 5 december 2008.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, B. LUTGEN

^