Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 08 februari 2002
gepubliceerd op 19 februari 2002

Besluit van de Waalse Regering betreffende de auditcel van de Inspectie van Financiën voor de Europese Fondsen

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
2002027188
pub.
19/02/2002
prom.
08/02/2002
ELI
eli/besluit/2002/02/08/2002027188/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

8 FEBRUARI 2002. - Besluit van de Waalse Regering betreffende de auditcel van de Inspectie van Financiën voor de Europese Fondsen


De Waalse Regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 87, § 1;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 17 november 1994 houdende het geldelijk statuut van de ambtenaren van het Gewest;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 26 mei 2000 betreffende de kabinetten van de Ministers van de Waalse Regering, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 19 juli 2001;

Gelet op het koninklijk besluit van 28 april 1998 tot organisatie van het interfederaal Korps van de Inspectie van Financiën;

Gelet op de Verordening (EG) nr. 2064/97 van de Commissie van 15 oktober 1997 betreffende de financiële controle door de lidstaten op de verrichtingen die door de Structuurfondsen medegefinancierd worden, inzonderheid op artikel 8;

Gelet op de Verordening (EG) nr. 438/2001 van de Commissie van 2 maart 2001 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1260/1999 van de Raad met betrekking tot de beheers- en controlesystemen voor uit de structuurfondsen toegekende bijstand, inzonderheid op de artikelen 10 t.e.m. 17;

Gelet op Verordening (EG) nr. 1663/95 van de Commissie van 7 juli 1995 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 729/70 (vervangen door Verordening (EG) nr. 1258/1999) aangaande de procedure inzake de goedkeuring van de rekeningen van het EOGFL, afdeling Garantie, inzonderheid op artikel 3;

Gelet op de beslissing van de Waalse Regering van 26 maart 1998 betreffende de financiële controle van de verrichtingen die medegefinancierd worden door de Structuurfondsen en de bestuursovereenkomst die op 7 september 1998 afgesloten is tussen de Waalse Regering en de Regering van de Franse Gemeenschap, enerzijds, en het interfederaal Korps van de Inspectie van Financiën, anderzijds, voor de uitvoering van een auditopdracht betreffende de beheers- en controlesystemen van de programma's die medegefinancierd worden door de Europese Structuurfondsen;

Gelet op de beslissing van de Waalse Regering van 14 september 2000 betreffende het EOGFL, afdeling « Garantie », erkenning van een betaalorganisme en aanwijzing van een organisme voor certificering van de jaarrekeningen, en de bestuursovereenkomst van 7 december 2000 tussen de Waalse Regering en het Korps van de Inspectie van Financiën voor de uitvoering van een certificeringsopdracht betreffende de uitgavenrekeningen van het EOGFL, afdeling « Garantie », voor de acties betreffende de plattelandsontwikkeling;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 23 januari 2002;

Gelet de instemming van de Minister van Begroting, gegeven op 24 januari 2002;

Gelet op de instemming van de Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 23 januari 2002;

Gelet op het protocol nr. 344 van het Sectorcomité XVI, opgesteld op 1 februari 2002;

Gelet op de wetten op de Raad van State gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de Waalse Regering om haar verplichtingen na te leven tegenover het interfederaal Korps van de Inspectie van Financiën voor de financiële controle over de verrichtingen die medegefinancierd worden door de Structuurfondsen en voor de certificering van de rekeningen van het organisme dat de bijstand van het EOFGL, afdeling « Garantie », betaalt, sommige leden van haar personeel ter beschikking van de Inspectie van Financiën moet stellen;

Overwegende dat er een regelgevende grondslag verleend dient te worden aan bedoelde terbeschikkingstelling van het personeel en dat het huidige personeel bevestigd dient te worden met het oog op de verwezenlijking binnen de voorgeschreven termijn van de auditwerkzaamheden die onontbeerlijk zijn voor de uitgifte van de verklaringen bedoeld in de artikelen 8 van de Verordening (EG) nr. 2046/97 en 3 van de Verordening (EG) nr. 1663/95; dat bedoelde verklaringen onvoorwaardelijk afgeleverd dienen te worden tussen 30 juni 2002 en 31 maart 2003 voor wat betreft het tijdsbestek 1994-1999 van de Structuurfondsen, en op 10 februari van elk jaar wat betreft EOFGL-Garantie;

Op de voordracht van de Minister-President, Besluit :

Artikel 1.Er wordt bij de Regering een cel opgericht hierna genaamd « Auditcel van de Inspectie van Financiën voor de Europese Structuurfondsen », waarvan het administratief beheer verzorgd wordt door de Minister-President, en waarvan de functionele leiding ligt bij de Inspecteur van Financiën aangesteld overeenkomstig de bepalingen van artikel 6 van de beheersovereenkomst van 7 september 1998.

Bedoelde cel wordt opgericht voor de duur van de opdracht bedoeld in artikel 2 en houdt op te bestaan op het einde van bedoelde opdracht.

Art. 2.De Auditcel van de Inspectie van Financiën voor de Europese Structuurfondsen heeft de volgende opdrachten : - de uitvoering van de auditopdracht betreffende de beheers- en controlesystemen van de programma's die medegefinancierd worden door de Europese Structuurfondsen, zoals omschreven in de bestuursovereenkomst van 7 september 1998, zoals geamendeerd; - de uitvoering van de certificeringsopdracht betreffende de uitgavenrekeningen van het EOFGL, afdeling « Garantie », voor de acties inzake plattelandsontwikkeling zoals omschreven in de bestuursovereenkomst van 7 december 2000, zoals geamendeerd; - de andere opdrachten, die in onderling overleg overeengekomen zijn door de Regering en het Hoofd van het interfederaal Korps van de Inspectie van Financiën.

Art. 3.§ 1. Het personeel van de Auditcel van de Inspectie van Financiën voor de Europese Structuurfondsen is samengesteld uit : a) twee Inspecteurs van Financiën, waarvan één voltijds en één deeltijds;b) vier personeelsleden van niveau 1 en een personeelslid van niveau 2+, aangesteld door de Regering op de voordracht van de Minister-President, in overleg met de Inspecteur van Financiën bedoeld in artikel 1;c) een personeelslid van niveau 1 aangesteld door de Franse Gemeenschap in overleg met de Inspecteur van Financiën bedoeld in artikel 1. § 2. De wedden van de Inspecteurs van Financiën bedoeld in § 1 blijven ten laste van het interfederaal Korps van de Inspectie van Financiën.

De wedden van de personeelsleden aangesteld door de Waalse Regering gaan ten laste van de begroting van het Waalse Gewest.

De wedden van het personeelslid aangesteld door de Regering van de Franse Gemeenschap gaat ten laste van de begroting van de Franse Gemeenschap.

Art. 4.De Inspecteur van Financiën die verantwoordelijk is voor de Auditcel van de Inspectie van Financiën voor de Europese Structuurfondsen wordt aangesteld uit de leden van het interfederaal Korps van de Inspectie van Financiën door de Minister-President en de Minister van Begroting op de voordracht van het Hoofd van het Korps van de Inspectie van Financiën voor de duur van de opdracht bedoeld in artikel 2.

Art. 5.§ 1. Onverminderd artikel 7 wordt er aan de personeelsleden van de cel bedoeld in artikel 1 die niet deel uitmaken van het personeel van de diensten van de Waalse Regering of, meer in het algemeen, van de overheidsdiensten een toelage toegekend die in de plaats komt van de wedde vastgesteld in de hiernavermelde loonschalen die van toepassing zijn op het personeel van de Ministeries : A 6 : voor het personeel van niveau 1;

B 3 : voor het personeel van niveau 2+. § 2. Het personeelslid van niveau 2+ bedoeld in § 1 van dit artikel geniet een bijkomende toelage die gelijkwaardig is aan de bijkomende toelage voorzien voor het uitvoerend personeel bij artikel 12 van het besluit van de Waalse Regering van 26 mei 2000 betreffende de kabinetten van de Ministers van de Waalse Regering, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 19 juli 2001.

Art. 6.§ 1. Indien het personeel bedoeld in artikel 3, § 1, litterae b en c, reeds de hoedanigheid van lid van de diensten van de Regering bezit, wordt het gedetacheerd uit zijn dienst voor de duur van de aanstelling. § 2. De bezoldiging evenals de maaltijdcheques van de ambtenaren en de contractuele personeelsleden die gedetacheerd zijn uit de diensten van de Regering blijven te hunner laste. De contractuele personeelsleden van de diensten van de Regering behouden op dezelfde manier als de statutaire personeelsleden hun bezoldiging vermeerderd met de toelage bedoeld in artikel 7.

Art. 7.Er wordt aan de personeelsleden die gedetacheerd worden bij de Auditcel bedoeld in artikel 1 van dit besluit een toelage toegekend die als volgt is vastgesteld : § 1. De personeelsleden van niveau 1 genieten een jaarlijkse toelage die gelijkwaardig is aan de kabinetstoelage voorzien voor de attachés bij artikel 13 van het besluit van de Waalse Regering van 26 mei 2000 betreffende de kabinetten van de Ministers van de Waalse Regering, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 19 juli 2001. § 2. Het personeelslid van niveau 2+ geniet een jaarlijkse toelage die gelijkwaardig is aan de kabinetstoelage voorzien voor de uitvoerende personeelsleden bij artikel 13 van het besluit van de Waalse Regering van 26 mei 2000 betreffende de kabinetten van de Ministers van de Waalse Regering, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 19 juli 2001. § 3. De geldelijke toestand van de personeelsleden van de Auditcel bedoeld in artikel 1 die zonder deel uit te maken van de diensten van de Regering toch werken bij een ministerie, een rijksdienst, een andere overheidsdienst, een openbare onderneming bedoeld in de wet van 21 maart 1991, een openbare instelling, een instelling van openbaar nut bedoeld in de wet van 27 juni 1921, een publiekrechtelijke rechtspersoon opgericht op grond van artikel 9 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen of een gesubsidieerde onderwijsinstelling, wordt als volgt geregeld : 1° indien de werkgever ermee instemt om de wedde verder uit te betalen, krijgt de betrokken persoon de jaarlijkse toelage voorzien bij artikel 7;indien de werkgever de wedde opeist, betaalt het Waalse Gewest aan de oorspronkelijke dienst de verloning van het personeelslid van de Auditcel, het vakantiegeld, de eindejaarstoelage en elke andere toelage en vergoeding terug die berekend worden overeenkomstig de bepalingen die van toepassing zijn op de personeelsleden van de Auditcel bedoeld in artikel 1 in de instelling waar ze oorspronkelijk werkten, eventueel vermeerderd met de werkgeversbijdragen; 2° indien de werkgever de betaling van de wedde opschort, krijgt de betrokken persoon de jaarlijkse toelage die in de plaats komt van de wedde, vermeerderd met de bijkomende toelage voorzien bij artikel 7. Bedoelde toelage mag evenwel noch meer noch minder bedragen dan de verloning in ruime zin, vermeerderd met de toelage die de betrokken persoon zou krijgen indien de bepalingen onder 1° van toepassing op hem zouden zijn.

Art. 8.De personeelsleden van de Auditcel bedoeld in artikel 1 mogen geen enkele andere bijkomende vorm van vergoeding genieten behalve de toelagen bedoeld in de artikelen 5, § 2, en 7 van dit besluit.

Art. 9.Onverminderd artikel 8 genieten de personeelsleden bedoeld in artikel 3, § 1, litterae b en c, kindergeld, geboortepremie, haard- of standplaatstoelage, vakantiegeld, eindejaarstoelage of elke andere toelage tegen het bedrag en de voorwaarden voorzien voor het personeel van de diensten van de Regering.

Art. 10.§ 1. De bepalingen die voorzien zijn voor de leden van het personeel van de Waalse ministeries en openbare instellingen en op wie het statuut van de ambtenaren van het Gewest van toepassing is voor wat betreft verblijf- en rondreiskosten die voortvloeien uit verplaatsingen uit dienstoverwegingen en uit het gebuik van het openbaar vervoer, zijn mutatis mutandis van toepassing op de personeelsleden van de Auditcel. § 2. Er kan een jaarlijkse forfaitaire vergoeding voor verblijfskosten toegekend worden aan de personeelsleden bedoeld in artikel 3, § 1, litterae b en c van dit besluit ter vervanging van de maaltijdcheques.

Het bedrag van de vergoeding wordt bepaald in verwijzing naar de vergoedingen voorzien bij artikel 21, § 3, van het besluit van de Waalse Regering van 26 mei 2000 betreffende de kabinetten van de Ministers van de Waalse Regering, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 19 juli 2001; het bedrag van de vergoeding is gelijkwaardig : a) aan de vergoeding van attaché voor de personeelsleden van niveau 1 bedoeld in artikel 3, § 1, litterae b en c;b) aan de vergoeding van uitvoerend personeelslid voor de personeelsleden van niveau 2+ bedoeld in artikel 3, § 1, litterae b en c. De vergoeding is maandelijks op het einde van de maand verschuldigd en er kan een prorata ingevoerd worden in geval van deeltijdse arbeidsprestaties.

De vergoeding wordt enkel toegekend indien de functie waaraan ze verbonden is, in de loop van de maand wordt uitgeoefend tijdens meer dan vijf dagen.

De vergoeding blijft behouden tijdens de afwezigheden die in de loop van één en dezelfde maand een duur van vijf dagen niet overschrijden.

Indien de vergoeding niet verschuldigd is voor een gehele maand, wordt ze prorata temporis uitbetaald à één dertigste van het maandbedrag per dag.

Art. 11.De toelagen bedoeld in de artikelen 5 en 7, worden maandelijks op het einde van de maand betaald. De maandelijkse toelage is gelijk aan één twaalfde van het jaarlijks bedrag. Indien de maandelijkse toelage niet geheel verschuldigd is, wordt ze in dertigsten betaald, overeenkomstig met de regel bedoeld in het geldelijk statuut van het personeel van de ministeries.

Art. 12.§ 1. De Minister-President kan tegen de voorwaarden hiernavermeld, een forfaitaire vertrektoelage toekennen aan de personen die een functie bekleed hebben in de Cel bedoeld in artikel 1 van dit besluit en die geen beroeps- of vervangingsinkomens, noch een rustpensioen genieten. Een overlevingspensioen of het bestaansminimum toegekend door een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn worden niet beschouwd als vervangingsinkomen. § 2. Bedoelde forfaitaire toelage houdt het volgende in : - één maand toelage die in de plaats komt van de wedde voor een ononderbroken activiteitsperiode van drie tot zes maanden; - twee maanden toelage die in de plaats komen van de wedde voor een ononderbroken activiteitsperiode van zes maanden tot één jaar; - drie maanden toelage die in de plaats komen van de wedde voor een ononderbroken activiteitsperiode van één jaar tot achttien maanden; - vier maanden toelage die in de plaats komen van de wedde voor een ononderbroken activiteitsperiode van achttien maanden tot twee jaar; - maximum vijf maanden toelage die in de plaats komen van de wedde voor een ononderbroken activiteitsperiode van twee jaar en meer. § 3. De vertrektoelage wordt bij maandelijkse bedragen toegekend. De voorwaarde voor toekenning ervan is dat betrokkene maandelijks een verklaring op erewoord indient waaruit blijkt dat hij tijdens de betrokken periode geen beroepsbedrijvigheid heeft uitgeoefend of dat hij na tegeldemaking van zijn rechten één van de voorwaarden voorzien in § 4 vervult. § 4. In afwijking van § 1 kan de Minister-President een forfaitaire vertrektoelage toekennen aan de personen die functies vervuld hebben in de Cel bedoeld in artikel 1 van dit besluit en die ofwel uitsluitend houder zijn van één of meerdere deeltijdse functies in een dienst die onder de decreetgevende macht ressorteert of in een instelling van het gesubsidieerd onderwijs of van één of meerdere pensioenen ten laste van de Schatkist en die verband houden met één of meerdere onvolledige loopbanen, ofwel werkloosheidsuitkering, wettelijke ziekteverzekeringsuitkeringen of moederschapsuitkeringen genieten.

De vertrektoelage wordt dan vastgesteld overeenkomstig § 2 en wordt na afweging verminderd met het totaalbedrag dat aan betrokkene verschuldigd is voor de overeenstemmende periode ter vergoeding van onvolledige functies of als pensioen al naar gelang het bedrag van de forfaitaire vertrektoelage verband houdt met de uitoefening van een voltijdse of deeltijdse prestatie en in elk geval met de inkomsten die voortvloeien uit werkloosheidsuitkering, wettelijke ziekteverzekeringsuitkeringen of moederschapsuitkeringen. § 5. De bijkomende toelage bedoeld in artikel 5, § 2, en de toelagen en vergoedingen voorzien in de artikelen 7, 9 en 10 evenals de inkomsten die volgens de bepalingen van het Wetboek op de inkomstenbelastingen 1992 niet in aanmerking komen voor de bepaling van het aantal personen ten laste, worden niet in overweging genomen voor de bepaling van de forfaitaire vertrektoelage. Er is geen enkele vertrektoelage verschuldigd aan de personen die uit eigen wil hun ambt neerleggen.

Art. 13.Er wordt delegatie verleend aan de Inspecteur van Financiën van de Auditcel van de Inspectie van Financiën voor de Europese Structuurfondsen om elke uitgave vast te leggen en goed te keuren die aangerekend kan worden op basisallocatie 11.01 van programma 07 van organisatieafdeling 10 van de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest en die betrekking heeft op de wedden en vergoedingen van het personeel bedoeld in artikel 3, § 1, litterae b en c van dit besluit.

Art. 14.Er wordt delegatie verleend aan de volgende ambthouders ten belope van de bedragen die daarnaast zijn afgedrukt, om elke uitgave vast te leggen, goed te keuren en te ordonnanceren die aangerekend kan worden op basisallocatie 12.06.07 van titel 1 van programma 07 van organisatie-afdeling 10 en op basisallocatie 74.07.07 van titel 2 van programma 07 van organisatieafdeling 10 van de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest : - secretaris van de Regering : 31.000 euro; - Inspecteur van Financiën verantwoordelijk voor de cel : 5.000 euro.

Art. 15.§ 1. De vaste hulpdienst voor de administratieve en geldelijke aangelegenheden van de ministeriële kabinetten is belast met de administratieve bijstand in personeelszaken voor het Commissariaat en met afhandeling van de wedden, vergoedingen en toelagen die worden toegekend aan het personeel bedoeld in artikel 3, § 1, litterae b en c. § 2. Er wordt delegatie verleend aan de adviseur die verantwoordelijk is voor de vaste hulpdienst om elke uitgave te ordonnanceren die vastgelegd is door de eerste of afgevaardigde ordonnateur en die aangerekend kan worden op basisallocatie 11.01 van titel 1 van programma 07 van organisatieafdeling 10 van de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest en die betrekking heeft op de wedden, vergoedingen en toelagen die toegekend worden aan het personeel bedoeld in artikel 3, § 1, litterae b en c.

Art. 16.Voorvermelde bepalingen hebben niet tot gevolg de ontheffing van de eerste ordonnateur uit zijn macht om alle uitgaven bedoeld in dit besluit vast te leggen, goed te keuren en te ordonnanceren.

Art. 17.De Minister-President is belast met de uitvoering van dit besluit.

Art. 18.Dit besluit heeft uitwerking vanaf 1 januari 2002.

Namen, 8 februari 2002.

De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE

^