Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 12 juli 2012
gepubliceerd op 28 september 2012

Besluit van de Waalse Regering tot definitieve aanneming van de gedeeltelijke herziening van het gewestplan Waver-Geldenaken-Perwijs met het oog op de opneming van een ontginningsgebied op de plaats « Les Turluttes », van een reserveringsomtrek voor de aanleg van een verbindingsweg, van natuurgebieden, landbouwgebieden en een woongebied op het grondgebied van de gemeenten Chaumont-Gistoux en Walhain

bron
waalse overheidsdienst
numac
2012027146
pub.
28/09/2012
prom.
12/07/2012
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

12 JULI 2012. - Besluit van de Waalse Regering tot definitieve aanneming van de gedeeltelijke herziening van het gewestplan Waver-Geldenaken-Perwijs (blad 40/2) met het oog op de opneming van een ontginningsgebied op de plaats « Les Turluttes », van een reserveringsomtrek voor de aanleg van een verbindingsweg, van natuurgebieden, landbouwgebieden en een woongebied op het grondgebied van de gemeenten Chaumont-Gistoux en Walhain


De Waalse Regering, Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 17 juli 2009 tot vastlegging van de verdeling van de ministeriële bevoegdheden en tot regeling van de ondertekening van haar akten, gewijzigd bij de besluiten van de Waalse Regering van 21 januari 2010 en 15 december 2011;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 17 juli 2009 tot regeling van de werking van de Regering;

Gelet op het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw, Erfgoed en Energie, inzonderheid op de artikelen 1, 22, 23, 25, 26, 30, 32, 35, 37, 39, 41, 1° en 2°, en 42 tot 46;

Gelet op het gewestelijk ruimtelijk ontwikkelingsplan (SDER) aangenomen door de Waalse Regering op 27 mei 1999 en overwegende dat de aangehouden optie, wat de bescherming en het beheer van de hulpbronnen van de ondergrond betreft, erin bestaat te zorgen voor de ruimte die de komende dertig jaren noodzakelijk zal zijn voor de extractieve activiteit;

Overwegende dat het Toekomstcontract voor Wallonië, aangenomen op 20 januari 2000, in zijn fiche 70.3 betreffende de hulpbronnen van de ondergrond, uitdrukkelijk melding maakt van de wil van de Regering om die hulpbronnen op verantwoordelijke wijze te beheren door de gegronde ontwikkelingsbehoeften van de sector tot overeenstemming te brengen met de maatregelen inzake ruimtelijke ordening en de al even gegronde maatregelen betreffende de levenskwaliteit van de Waalse bevolking;

Overwegende dat de gewestplannen aangenomen tussen 1977 en 1987 uitgingen van sociaal-economische behoeften die voor een tiental jaren geëvalueerd werden;

Overwegende dat ze sindsdien slechts het voorwerp van een beperkt aantal herzieningen en van geen enkele eenmalige herziening hebben uitgemaakt;

Overwegende derhalve dat de afzetting binnen talrijke in exploitatie zijnde ontginningsgebieden helemaal of nagenoeg uitgeput is;

Overwegende dat de herziening van bepaalde gewestplannen dan ook nodig is voor de voortzetting van die exploitaties;

Overwegende immers dat de hulpbronnen van de ondergrond niet-hernieuwbare hulpbronnen zijn en dat de duurzaamheid van de extractieve activiteit, in tegenstelling tot de andere economische activiteiten, derhalve onvermijdelijk ruimteverbruik tot gevolg heeft;

Overwegende dat de Waalse Regering op 27 maart 2002 de Minister van Ruimtelijke Ordening opgedragen heeft de dossiers van aanvraag tot opneming van ontginningsgebieden te laten behandelen als volgt : de administratie moet nagaan of de aanvraag betrekking heeft op een afzetting gevalideerd door het onderzoek dat is toevertrouwd aan het « Laboratoire d'analyses litho- et zoostratigraphiques » van het « Département de Géologie de l'Université de Liège (Professeur Poty) », meer bepaald op de inventaris van de hulpbronnen van de ondergrond, dat die aanvraag in de lijn ligt van een strategisch ontwikkelingsplan van de onderneming, op economisch vlak, inzake tewerkstelling en duurzame mobiliteit, en dat ze rekening houdt met minstens één van de volgende prioriteiten : - de exploitatie mag tegen het huidige exploitatieritme niet langer dan 6 jaar voortgezet worden binnen de ontginningsgebieden opgenomen op het gewestplan, behoudens buitengewone omstandigheden gemotiveerd in het strategisch plan; - de aanvraag beoogt het behoud van het productieve potentieel betreffende een materiaal dat als productiemiddel dient in een belangrijke economische sector in Wallonië;

Gelet op het koninklijk besluit van 28 maart 1979 tot opstelling van het gewestplan Waver-Geldenaken-Perwijs;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 4 december 2003 tot herziening van het gewestplan Waver-Geldenaken-Perwijs (blad 40/2) en tot aanneming van het voorontwerp van herziening met het oog op de opneming van een ontginningsgebied op de plaats « Les Turluttes », in Chaumont-Gistoux en Walhain;

Overwegende dat de bepalingen van artikel 46, 1, tweede lid, 3°, van het Waalse wetboek van ruimtelijke ordening, stedenbouw en erfgoed, zoals gewijzigd bij het programmadecreet betreffende de economische heropleving en de administratieve vereenvoudiging van 3 februari 2005, inhouden dat de opneming van het ontginningsgebied waarin voorzien wordt in het voorontwerp van herziening van het op 4 december 2003 aangenomen gewestplan gecompenseerd wordt door de overeenkomstige omzetting van bestaande bebouwingsgebieden in niet-bebouwingsgebieden of door een alternatieve compensatie bepaald door de Regering;

Gelet, bijgevolg, op het besluit van de Waalse Regering van 21 juni 2007 tot aanvulling, door de opneming van een natuur- en een landbouwgebied als planologische compensaties en door de invoering van een alternatieve compensatie, van het besluit van 4 december 2003 tot herziening van het gewestplan Waver-Geldenaken-Perwijs (blad 40/2) en tot aanneming van het voorontwerp van herziening met het oog op de opneming van een ontginningsgebied op de plaats « Les Turluttes », in Chaumont-Gistoux en Walhain;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 13 december 2007 waarbij het voorontwerp van herziening van het gewestplan Waver-Geldenaken-Perwez (blad 40/2) met het oog op de opneming van een ontginningsgebied op de plaats « Les Turluttes », van een natuurgebied, een landbouwgebied, alsmede van een reserveringsomtrek voor de verwezenlijking van een nieuw autowegenknooppunt op het grondgebied van de gemeenten Chaumont-Gistoux en Walhain aan een milieueffectenonderzoek onderworpen wordt;

Gelet op het effectonderzoek m.b.t. het voorontwerp van gewestplan uitgevoerd door de naamloze vennootschap Pissart-Van der Stricht, behoorlijk erkend overeenkomstig artikel 42, vierde lid, van het Wetboek;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 27 mei 2009 tot voorlopige aanneming van de gedeeltelijke herziening van het gewestplan Waver-Geldenaken-Perwijs (blad 40/2) met het oog op de opneming van een ontginningsgebied op de plaats « Les Turluttes », van natuurgebieden, landbouwgebieden en een woongebied alsmede van een reserveringsomtrek voor de verwezenlijking van een nieuw autowegenknooppunt op het grondgebied van de gemeenten Chaumont-Gistoux en Walhain;

Gelet op het openbaar onderzoek dat van 4 januari 2010 tot 17 februari 2010 plaatsgevonden heeft op het grondgebied van de gemeenten Chaumont-Gistoux en Walhain en gelet op de bezwaren en opmerkingen ingediend door de volgende personen :

Straat

Nr.

Postcode


BERTAU-TASSIER Stéphane en Brigitte

av de la Terre Franche

1

1325

Chaumont- Gistoux

LOGE Jean-Maurice

chemin des Chouettes

4

1325

Chaumont- Gistoux

CUVELIER

chemin de la Dîme

18

1325

Chaumont- Gistoux

LAMBINON Jean-Claude

av des Sorbiers

14

1325

Chaumont- Gistoux

SONCK

av de la Seigneurie

57

1325

Chaumont- Gistoux

NILENS

rue de Sart-Risbart

26

1325

Chaumont- Gistoux

DE PRAETERE Jacqueline


BOON Michèle et Ghislaine

Colline des Sources

13

1325

Chaumont-Gistoux

DE KOCK Marc en Dominique

rue Florémond

90

1325

Chaumont-Gistoux

HENRION- MOISSE Jean-Charles en Christel

rue de la Barre

35

1325

Chaumont-Gistoux

VAN ESPEN Carine

rue des Bovrees

33

1325

Chaumont-Gistoux

LORETTE Franz et VAN PELLECOM Juliette

Clos de la Cuterelle

2

1325

Chaumont-Gistoux

BIBOT Paul

rue Bonneveau

14

1325

Chaumont-Gistoux

VAN ESSCHE René

rue du Roblet

9

1325

Chaumont-Gistoux

SCUTNAIRE

av Fond Generet

4

1325

Chaumont-Gistoux

RENAUX Vinciane et Xavier

av des 2 Censes

28a

1325

Chaumont-Gistoux

BILTERYST Frédéric

rue du Gros Médart

25

1325

Chaumont-Gistoux

RIMAUX C. - BRASSEUR L.

rue du Bois Matelle

3

1325

Chaumont-Gistoux

VANDENSCHRICK Philippe

rue des 4 Carrés

2

1325

Chaumont-Gistoux

DEWALLEF Yves

rue champ des Buissons

36

1325

Chaumont-Gistoux

SIMONIS Thomas

chée de Huy

220

1325

Chaumont-Gistoux

ABBAS Rob

chemin des Glaneurs

40

1325

Chaumont-Gistoux

DE LANGE-MACHELART Kathleen

rue de Vieusart

12

1325

Chaumont-Gistoux

CUYPERS Dominique

rue Florémond

90

1325

Chaumont-Gistoux

BORSU Micheline

1325

Chaumont-Gistoux

Comité de Vigilance VERLINDEN-RICHIR


VIVIER-ROUSSEL

rue de Vieusart

5a

1325

Chaumont-Gistoux

TERKEN J.

chemin de Royenne

95

1325

Chaumont-Gistoux

NIZET J.A. LAMOLLE Jacques

rue de Sart-Risbart

38

1325

Chaumont-Gistoux

GALLE André


MOYSON Jacques en FONTAINE Nicole

rue Florémond

5a

1325

Chaumont-Gistoux

SERANT Pierre

rue de Speche

25

1457

Walhain

groupe Sentiers de Chaumont-Gistoux asbl

bld du Centenaire

14

1325

Chaumont-Gistoux

DE BOCK-DAUSORT J.

rue Ducs de Brabant

23

1325

Chaumont-Gistoux

RYELANDT Léopold - SPETSCHINSKY Anne

rue de Chastre

7

1325

Chaumont-Gistoux

VANDENBULCKE-PLASSCHAERT

rue Saint-Roch

22

1325

Chaumont-Gistoux

COGELS-VERBIST Anne en Réginald

rue de Vieusart

15

1325

Chaumont-Gistoux

PEETERS Guy

av des Moissonneurs

10

1325

Chaumont-Gistoux

HABRAN Pierre

rue d'En Haut

45

1325

Chaumont-Gistoux

DEMEY-LORIES Roselyne


DE LANGE Céline

rue de Vieusart

12

1325

Chaumont-Gistoux

DE LANGE Morgane

rue de Vieusart

12

1325

Chaumont-Gistoux

SUYS Emmanuel

rue Château Féodal

18

1325

Chaumont-Gistoux

DELWARTE Michèle

rue d'En Haut

36

1325

Chaumont-Gistoux

LANDRAIN Pierre

rue d'En Haut

36

1325

Chaumont-Gistoux

BEYAERT Jacques

rue des Corbeaux

25

1325

Chaumont-Gistoux

ESCOYEZ Louis

rue Arthur Libert

1a

1325

Chaumont-Gistoux

DUPONCELLE Philippe

chemin des Rousserolles

2

1325

Chaumont-Gistoux

LENNERTS Bernard

rue du Village

27

1325

Chaumont-Gistoux

VANHEMELRYCK Jean-Luc

rue du Sartau

44

1325

Chaumont-Gistoux

JACOB Chantal en Christian

rue de la Vallée

12

1325

Chaumont-Gistoux

VAN ESPEN

av de la Dame

30

1325

Chaumont-Gistoux

HULET Marie

av des Moissonneurs

10

1325

Chaumont-Gistoux

ROEBBEN Roland

chée de Huy

337

1325

Chaumont-Gistoux

DUMONT-SENECA

rue gros Médart

2

1325

Chaumont-Gistoux

ISSEVER-VLEMINCKX

rue Somville

5

1325

Chaumont-Gistoux

MICHAUX Jocelyne

chée de Huy

194

1325

Chaumont-Gistoux

GILBERT Yvan

av des Moissonneurs

6

1325

Chaumont-Gistoux

PARSER Claire

av des Moissonneurs

6

1325

Chaumont-Gistoux

ROGER-AMBÃœHL

rue du Fief de Liège

11

1325

Chaumont-Gistoux

JARDINET-MARINIS

rue Croisette

35

1325

Chaumont-Gistoux

HUWART-VANBELLE

rue du Manypré

13

1325

Chaumont-Gistoux

DESWAEF

rue Croisette

15/3

1325

Chaumont-Gistoux

CHERPION Hugues

rue du Manypré

15

1325

Chaumont-Gistoux

HUBERT Joëlle

rue de Sart Risbart

13

1325

Chaumont-Gistoux

BERTRAND Vincent

rue de Louvranges

34

1325

Chaumont-Gistoux

MATHEN Roger

rue de Wavre

10

1325

Chaumont-Gistoux

WACQUEZ Fabienne

rue Champ des Buissons

6

1325

Chaumont-Gistoux

DEWALLEF

rue Champ des Buissons

36

1325

Chaumont-Gistoux

RENARD Marc

rue des Ducs de Brabant

15

1325

Chaumont-Gistoux

MIKOLAJCZYK G.

rue des Ducs de Brabant

18

1325

Chaumont-Gistoux

DEKEYSER Michel

rue du Château Féodal

17

1325

Chaumont-Gistoux

VERHEYEN Luc

av de la Terre franche

16

1325

Chaumont-Gistoux

GUERY

rue Lahaut

17

1325

Chaumont-Gistoux

BOGAERT

rue du Fief de Liège

5

1325

Chaumont-Gistoux

DUVIVIER-VLEMINCKX Nicole

rue de l'Eglise

10

1325

Chaumont-Gistoux

BOEDTS Herman - ELVAUX Pascale

chée de Huy

185

1325

Chaumont-Gistoux

CAMACHO Maria

rue de la Barre

18

1325

Chaumont-Gistoux

KAHN-VANHOOGHKERKEN

chée de Huy

329

1325

Chaumont-Gistoux

WIAME Gillian

rue Jean Martin

7

1325

Chaumont-Gistoux

VAN BENEDEN Léo - GADEE Ann

chée de Huy

287

1325

Chaumont-Gistoux

HESBOIS-PAQUAY

La Closerie

2

1325

Chaumont-Gistoux

CARETTE Jean-Christophe

chée de Huy

212

1325

Chaumont-Gistoux

WARNIER HERENG en PUTTEMANS

chemin du Grand Sart rue Bruyères d'Inchebroux

40 28

1325

Chaumont-Gistoux

MANDELAIRE Philippe

rue Bois Matelle

9

1325

Chaumont-Gistoux

HAUSER Pierre

rue Inchebroux

4

1325

Chaumont-Gistoux

FITSKAR Edmond

rue des Sables

27

1325


ORTEGAT Laurence

rue Champtaine

2

1325

Chaumont-Gistoux

LEJEUNE Alix

champ des Buissons

10

1325

Chaumont-Gistoux

MICHIELS E.

rue du Fief de Liège

9

1325

Chaumont-Gistoux

ALLAER Raoul - BOUHON Bernadette

rue Croisette

13/4

1325

Chaumont-Gistoux

VANDERMESTEN-SIMON

rue Goffinet

16

1325

Chaumont-Gistoux

Association Luc en Pascal VANDENSCHRICK

rue de Chastre

46

1325

Chaumont-Gistoux

DE LANGE Guy

rue de Vieusart

12

1325

Chaumont-Gistoux

BAUDOT B. - BRAIBANT F.

rue des Corbeaux

38

1325

Chaumont-Gistoux

ZAMUROVIC-RAMAEKERS Militza

rue Florémond

91

1325

Chaumont-Gistoux

GUILMOT Jean-Luc


LAFFINEUSE Pierrette

rue Florémond

70

1325

Chaumont-Gistoux

DELFOSSE Dominique

rue Goffinet

12

1325

Chaumont-Gistoux

DUVIVIER Philippe

rue de l'Eglise

10

1325

Chaumont-Gistoux

GRISARD William

Parvis Saint-Roch

8

1325

Chaumont-Gistoux

DE LANGE Jessica

rue de Vieusart

12

1325

Chaumont-Gistoux

DASSETTO Geneviève en Felice

clos des Genêts

18

1325

Chaumont-Gistoux

WILFORD Dennis-VANDER ELST Ariane

rue Inchebroux

6

1325

Chaumont-Gistoux

ROBERT Benoit

rue Chaudfour

6

1325

Chaumont-Gistoux

DENOIA

rue des Sables

23

1325

Chaumont-Gistoux

PIROTTE Laurence

rue des Corbeaux

21

1325

Chaumont-Gistoux

STENUITE Les Amis du Parc de la Dyle asbl

rue des Déportés

16

1390

Graven

POUPLARD Louis -DETRY Michelle

chée de Huy

242

1325

Chaumont-Gistoux

MULDERS Gael

rue Florémond

88

1325

Chaumont-Gistoux

GOSSENS Linda

rue Florémond

88

1325

Chaumont-Gistoux

FAUVARQUE Sébastien

rue Jérôme Noël

9

1325

Chaumont-Gistoux

BRAUNS Yvette

rue des Papeteries

58

1325

Chaumont-Gistoux

ODEURS Claude

rue des Papeteries

47

1325

Chaumont-Gistoux

DECASTIAU

rue du Manypré

67

1325

Chaumont-Gistoux

MAUPERTUIS Eric

rue des Corbeaux

40

1325

Chaumont-Gistoux

DE NAEYER J.P.

rue des Ducs de Brabant

7

1325

Chaumont-Gistoux

VAN HECKE

rue des Bovrées

31

1325

Chaumont-Gistoux

ZISSIS Georges

rue des Bovrées

31

1325

Chaumont-Gistoux

MAERTENS Monique

rue Florémond

94

1325

Chaumont-Gistoux

COUMONT

rue Champ des Buissons

40

1325

Chaumont-Gistoux

DENAEYER Fernande

rue du Fief de Liège

12

1325

Chaumont-Gistoux

VAN PEE Catherine

rue du Manypré

5

1325

Chaumont-Gistoux

CHENDY

rue des Sables

13

1325

Chaumont-Gistoux

GIRARDI-CORNE Viviane

rue Libert

24

1325

Chaumont-Gistoux

TAYMANS Julien (voor Natagora)

chée de Jodoigne

158/5

1390

Graven

DECOSTRE-VOISIN Jean-Pierre en Marie-Françoise

clos du Van

10

1325

Chaumont-Gistoux

CULLUS Paul

av Nouvelle

14

1325

Chaumont-Gistoux

HOET Sébastien

rue des Corbeaux

21

1325

Chaumont-Gistoux

GONZALEZ F.

rue des Sables

22

1325

Chaumont-Gistoux

GRAUX

Tri d'Orbais

1

1325

Chaumont-Gistoux

MOUFFE Jean-Paul

rue Lahaut

41

1325

Chaumont-Gistoux

JOFFROY Alfred

rue de l'Epine

9

1325

Chaumont-Gistoux

DELEVAL Janine

rue de l'Epine

9

1325

Chaumont-Gistoux

DE POTTER D'INDOYE Benoit

rue des Papeteries

37

1325

Chaumont-Gistoux

JAMAR Nicole

Pré Delcourt

34

1325

Chaumont-Gistoux

FROGNIER André

rue Florémond

63

1325

Chaumont-Gistoux

DELFOSSE Pascale

rue Florémond

63

1325

Chaumont-Gistoux

KENNES-HERDIES Jean-Louis en Marianne

chée du Huy

339/13

1325

Chaumont-Gistoux

VAN KEER Laurent

rue des Papeteries

8

1325

Chaumont-Gistoux

EVRARD Frédéric

rue de la Barre

31

1325

Chaumont-Gistoux

PIRET

rue Lahaut

23

1325

Chaumont-Gistoux

HENRICOT

rue de l'Eau

6

1325

Chaumont-Gistoux

ANDRIES Joseph

chée de Huy

285

1325

Chaumont-Gistoux

NEUKENS-THIEBAUT

rue Lahaut

39

1325

Chaumont-Gistoux

DEHOUSE R.

rue de l'Eau

3

1325

Chaumont-Gistoux

VANDENPLAS Nathalie

rue des Ducs de Brabant

11

1325

Chaumont-Gistoux

MERTENS Joséphine

rue des Ducs de Brabant

11

1325

Chaumont-Gistoux

DANIS Gilbert

clos des Peupliers

1325

Chaumont-Gistoux

VAUPARYS

Cressonnières

5

1325

Chaumont-Gistoux

CDH-plaatselijke afdeling van Chaumont-Gistoux


JANOWSKI Katia

rue des Corbeaux

20a

1325

Chaumont-Gistoux

GILSON Jean Joseph - CAP Marleen

av Nouvelle

13

1325

Chaumont-Gistoux

FEDERICO Sabrina

rue Lahaut

41

1325

Chaumont-Gistoux

HUBERT Pierre

Val Villers

42

1325

Chaumont-Gistoux

THOMAS Guy

av de la Dame

20

1325

Chaumont-Gistoux

FRANCOIS RENE

rue des Papeteries

48

1325

Chaumont-Gistoux

LACROIX JP - secretaris van de « GROUPE ECOLO » van Chaumont-Gistoux

rue des Frères Poels

48

1325

Chaumont-Gistoux

GITS-TRIEF Robin

rue Brûlotte

7

1325

Chaumont-Gistoux

SEGAERT Thierry

rue des Corbeaux

20 a

1325

Chaumont-Gistoux

HOGE Brigitte

av Del Pirère

31

1325

Chaumont-Gistoux

HOGE JACQUES

av Del Pirère

31

1325

Chaumont-Gistoux

DESIRON-DELVAUX Eveline

Clos des Peupliers

3

1325

Chaumont-Gistoux

BRAUN Frédéric

rue des Corbeaux

17

1325

Chaumont-Gistoux

HOET Sébastien

rue des Corbeaux

21

1325

Chaumont-Gistoux

OLDENHOVE-GENDEBIEN Ghislaine

rue Arsène Matton

1

1325

Chaumont-Gistoux

EVERS Bernard

rue de Chaumont

60

1325

Chaumont-Gistoux

RIAL asbl

rue de Chaumont

20 a

1325

Chaumont-Gistoux

RUTTEN Anne

Tri d'Orbais

1

1325

Chaumont-Gistoux

PIERMAN-THIRION Familie

rue de Chastre

30

1325

Chaumont-Gistoux

UYTTENHOVE Bénédicte

rue de Mèves

11

1325

Chaumont-Gistoux

DE LANGE William

rue de Vieusart

12

1325

Chaumont-Gistoux

Action Environnement Beauvechain asbl

rue du Moulin à Eau

19

1320

Bevekom

de VOGHEL Yves

rue Somville

4

1325

Chaumont-Gistoux

VANDER VORST Pierre - SCHMIDT Pajka

Sentier du Berger

55

1325

Chaumont-Gistoux

DUCHESNE

rue du Fief de Liège

1

1325

Chaumont-Gistoux

WAUCQUEZ Charles

rue du Manypré

62

1325

Chaumont-Gistoux

TIMMERMANS Yves - SNACKEN Françoise

rue Bonneveau

3

1325

Chaumont-Gistoux

De KOCK - CUYPERS

rue Florémond

90

1325

Chaumont-Gistoux

MONARD

rue Fief de Liège

13

1325

Chaumont-Gistoux

GRAUX

Tri d'Orbais

1

1325

Chaumont-Gistoux

MANIQUET

rue de l'Eau

8 b

1325

Chaumont-Gistoux

DE METS Marc

clos des Peupliers

23

1325

Chaumont-Gistoux

REMAUT G.

rue du Manypré

90

1325

Chaumont-Gistoux

DELVAUX

clos des Peupliers

3

1325

Chaumont-Gistoux

CABOURET

av de la Terre Franche

25

1325

Chaumont-Gistoux

BURNY Marcel

av de la Terre Brabançonne

1

1325

Chaumont-Gistoux

VYNCKE - JACQMOT

rue des Papeteries

42

1325

Chaumont-Gistoux

WINDERICKX Yannick

champ des Buissons

21

1325

Chaumont-Gistoux

LAMBERT Jean-Louis -HELSEN M.M.

chée de Huy

346

1325

Chaumont-Gistoux

PACOLET Eliane

rue du Bois Matelle

5

1325

Chaumont-Gistoux

SCOHY-PONCIN

rue des Sables

25

1325

Chaumont-Gistoux

DENIS J. en Fr.

rue des Bovrées

2

1325

Chaumont-Gistoux

FERRIERE

rue Colleau

14

1325

Chaumont-Gistoux

CCATM van Chaumont-Gistoux

Chaumont-Gistoux

DE VILLENFAGNE Jean-Paul

chemin de l'Herbe

23

1325

Chaumont-Gistoux

MOREAU

rue des Ducs de Brabant

8

1325

Chaumont-Gistoux

BODY Luc

rue des Ducs de Brabant

8

1325

Chaumont-Gistoux

RUTTEN Robert

rue Florémond

77

1325

Chaumont-Gistoux

LERICHE Anne

rue du Sartau

8

1325

Chaumont-Gistoux

VERNELEN Emile VANMOLLEKOT Monique

rue de l'Eglise

8

1457

Walhain

VERBEKE-HACHEZ Laurent en Alexandra

rue Haute

69

1457

Walhain

BAR Omer

rue Saint-Lambert

78

1457

Walhain

SUSANT Isabelle

rue Saint-Lambert

48

1457

Walhain

MARON Pierre

rue Saint-Lambert

48

1457

Walhain

THOMAS Nicolas

rue de Libersart

73

1457

Walhain

THOMAS Dominique

rue de Libersart

73

1457

Walhain

DEVROYE Jean Paul

rue Saint-Lambert

85

1457

Walhain

DEMEULEMEESTER Isabelle


CORLIER Francis


CORLIER Christelle


LATOUR Alberte


VAN NERUM Simone


MERCIER Jeanne

rue de Libersart

20

1457

Walhain

SAINTENOY Jacques


HERVENS D'HAESELEER

rue du Trichon

36

1457

Walhain

PIERRET Janine

rue du Trichon

34

1457

Walhain

DOMANGE Michel

rue du Trichon

34

1457

Walhain

PECRIAUX A & J

rue Saint-Martin

60

1457

Walhain

VANDENHULLE S

rue de l'Eglise

12

1457

Walhain

DEMANET Robert

rue Saint-Lambert

74

1457

Walhain

SERANT Pierre

rue de Spêche

25

1457

Walhain

DUPONT Jean Pierre

rue Hautbiermont

30

1457

Walhain

GIELEN Werner


SAUER Jacqueline


GRAVY Fanny

rue de Libersart

80

1457

Walhain

GANZITTI Vincent

rue de Libersart

80

1457

Walhain

GANZITTI Gabriel

rue de Libersart

80

1457

Walhain

LENDERS Jacques

rue Haute

13

1457

Walhain

EXTEENS A.

rue du Tilleul

9

1457

Walhain

MATERNE Willy

Aux Sept Bonniers

1

1457

Walhain

TREMOUROUX Philippe

Aux Sept Bonniers

1

1457

Walhain

LORGE Jeanine

Aux Sept Bonniers

1

1457

Walhain

TREMOUROUX Nadine

Aux Sept Bonniers

1

1457

Walhain

LESCEU

rue Saint-Martin

37

1457

Walhain

QUOITIN

rue de la Commune

36

1457

Walhain

WEIR Robert

rue Saint-Martin

25 Bus 4

1457

Walhain

BAST Elisabeth

rue Saint-Martin

25 Bus 4

1457

Walhain

DOSSOGNE Caroline

rue Saint-Martin

58

1457

Walhain

DEVALCK Francine

rue du Tilleul

9

1457

Walhain

TENRET Isabelle

rue Moulin Saint-Lambert

8

1457

Walhain

MICHAUX Christiane

rue Haute

35

1457

Walhain

RAMPELBERG

rue Haute

37

1457

Walhain

DEPREZ Jean Marie

rue Haute

35

1457

Walhain

HUYBENS Etienne

rue Moulin Saint-Lambert

8

1457

Walhain

VAN ACHTE Nathalie

rue de Spèche

25

1457

Walhain

WILMES Daniel

La Chênaie

19

1390

Graven

CHARLES Bernard

rue Haute

96

1457

Walhain

TREMOUROUX Philippe

Aux Sept Bonniers

1

1457

Walhain

SAMBRE Jean

rue de Libersart

46

1457

Walhain

FAVART Marie Louise

rue de Libersart

46

1457

Walhain

DELAUNOIS Constant

rue de Libersart

37

1457

Walhain

MATERNE Nadine

Aux Sept Bonniers

1

1457

Walhain

MATERNE Willy

Aux Sept Bonniers

1

1457

Walhain

GNAGNARELLA C

rue de l'Eglise

8b

1457

Walhain

FAUCON ALONSO

chemin de Corroy

3

1457

Walhain

DE WIT LENDERS Chantal

rue Haute

15

1457

Walhain

DE WIT Serge

rue Haute

15

1457

Walhain

BIETS Alain

place Saint-Martin

4

1457

Walhain

GERARD Annick

place Saint-Martin

4

1457

Walhain

GILLES Nadine

rue des Six heures

14

1457

Walhain

BONNEVIE Pierre

rue des Six heures

22

1457

Walhain

JANSSENS Annick

rue des Six heures

22

1457

Walhain

LEMAIGRE Patrick

chemin du Tiège

2

1457

Walhain

LEBLANC DENIS Nathalie

rue Haute

62

1457

Walhain

GLORIAUX Christian

rue Saint-Martin

51

1457

Walhain

DE WAERSEGGERS Edmond

rue de la Commune

64

1457

Walhain

RENON Anna

rue Haute

96

1457

Walhain

DE NEYER Françoise

rue de l'Eglise

5

1457

Walhain

SNIJCKERS Pierre

rue de l'Eglise

5

1457

Walhain

DENIS GIOT Monique

Le Weya

11

1457

Walhain

LEBLANC Arnaud

rue Haute

62

1457

Walhain

LEBLANC Jean Marc

rue Haute

62

1457

Walhain

COPPENS Stephan

rue Haute

14

1457

Walhain

DENIS André

Le Weya

11

1457

Walhain

GOETHALS Michèle

rue Haute

14

1457

Walhain

DEVREUX Catherine

rue Haute

72

1457

Walhain

BOUHARMONT Julien

rue Haute

72

1457

Walhain

BOUHARMONT Alain

rue Haute

72

1457

Walhain

DEWEZ Geneviève

rue Haute

13

1457

Walhain

FOCROULLE FIERENS A

rue Haute

10

1457

Walhain

PHUKAN LOUREAU

rue Haute

21

1457

Walhain

BALA DOSSOGNE

rue Haute

12

1457

Walhain

OTTEVAERE Caroline

rue Saint-Martin

51

1457

Walhain

GLORIEUX Antoine

rue Saint-Martin

51

1457

Walhain

CLIPPE André

rue du Tilleul

10

1457

Walhain

SCOHY Patricia

rue des 6 Heures

12

1457

Walhain

THIEFFRY Alain

rue des 6 Heures

12

1457

Walhain

DECOCK Katia

rue de Spèche

6

1457

Walhain

RAUSENS Daniel

rue de Spèche

6

1457

Walhain

SURQUIN E

rue Haute

75

1457

Walhain

DELHAISE F

rue Haute

75

1457

Walhain

HOET Patrick

rue de l'Eglise

4

1457

Walhain

PIRET Géraldine

rue de l'Eglise

4

1457

Walhain

JACQUEMIN GILBERT Alice

place Saint-Vincent

9

1457

Walhain

DECHAMPS Rita

rue de Libersart

69

1457

Walhain

GELDERS Cindy

rue de Libersart

74

1457

Walhain

LENGELE Joseph

rue de Libersart

76

1457

Walhain

ROUSSEAU David

rue de Libersart

74

1457

Walhain

DENIS Anne Marie

rue de Libersart

62

1457

Walhain

HANNON Colette

rue de Libersart

62

1457

Walhain

HANNON Luc

rue de Libersart

62

1457

Walhain

HANNON René

rue de Libersart

62

1457

Walhain

MALACHE André

rue de Libersart

68

1457

Walhain

NIHOUL Myriam

rue de Libersart

77

1457

Walhain

DEMORTIER Pierre

rue de Libersart

72

1457

Walhain

HANNON André

rue de Libersart

77

1457

Walhain

VAN NERUM Simone

rue de Libersart

78

1457

Walhain

GRAVY Fanny

rue de Libersart

80

1457

Walhain

LOUIS Séverine

rue de Libersart

67

1457

Walhain

NAMUROIS Jérome

rue de Libersart

67

1457

Walhain

SMEYERS Marc

rue de Libersart

69

1457

Walhain

BRION Jean Charles

rue de Libersart

60

1457

Walhain

JAUQUET Delphine

rue de Libersart

60

1457

Walhain

REMY Josée

rue de Libersart

59

1457

Walhain

PETITJEAN Isabelle

rue de Libersart

54

1457

Walhain

BRION Michel

rue de Libersart

59

1457

Walhain

MORSAINT E

rue de Libersart

48

1457

Walhain

BAUDUIN E

rue de Libersart

48

1457

Walhain

PIROTTE Irène

rue de Libersart

53

1457

Walhain

SAMBRE Jean Marie

rue de Libersart

53

1457

Walhain

BRION Philippe

rue de Libersart

54

1457

Walhain

BAUDUIN Marie Louise

rue de Libersart

71

1457

Walhain

BORGNIET Christian

rue Haute

73

1457

Walhain

DRUEZ Catherine

rue Haute

73

1457

Walhain

d'HUART Julie

rue des Six heures

4

1457

Walhain

LANNOY Geneviève

rue des 6 Heures

19

1457

Walhain

DEFNET Gaëlle

rue Haute

28

1457

Walhain

DUPONT Benoit

rue Haute

28

1457

Walhain

KIVITS Julien

rue du Bois de Buis

43

1457

Walhain

VANMOLLENKOT Monique

rue de l'Eglise

8

1457

Walhain

GUSTIN Paulette

rue du Paradis

51

1457

Walhain

DAVID Benoit

rue Haute

4

1457

Walhain

CLOET An

rue Haute

4

1457

Walhain

VERNELEN B

rue du Bois de Buis

43

1457

Walhain

VERNELEN Emilie

rue de l'Eglise

8

1457

Walhain

DEMANNEZ GUSTIN

rue du Paradis

51

1457

Walhain

BORTOLINI Nadina

rue Haute

82

1457

Walhain

PIRSON Jacques

rue Haute

82

1457

Walhain

PIRSON Elodie

rue Haute

82

1457

Walhain

PIRSON Coline

rue Haute

82

1457

Walhain

OFFERGELD Etienne

rue de Spèche

16

1457

Walhain

HERIS Gilles

rue de la Commune

58

1457

Walhain

HERIS P pour GOLFIS Sprl

rue de la Commune

58

1457

Walhain

HERIS Pierre

rue de la Commune

58

1457

Walhain

JOANNES Madeleine

rue de la Commune

58

1457

Walhain

WAUQUAIRE Catherine

rue du Moulin

37

1457

Walhain

HOUBRIX Nathalie

rue du Moulin

41

1457

Walhain

VANDERDONCKT Olivier

rue du Moulin

41

1457

Walhain

LEROY Manon

rue du Moulin

32

1457

Walhain

STAS Roger

rue du Moulin

34

1457

Walhain

MARCHAND Christian

chemin du Pont de la Chasse

3

1457

Walhain

FELLEMANS Chantal

chemin du Pont de la Chasse

3

1457

Walhain

BROOTHAERTS Marie Louise

chemin du Pont de la Chasse

1

1457

Walhain

BAR Jacques

rue Saint-Lambert

70

1457

Walhain

LEROY Fanny

rue du Moulin

32

1457

Walhain

WAGENER Patricia

rue du Moulin

40

1457

Walhain

GOMAND Dominique

rue des Combattants

1

1450

Chastre

GOMAND Anthony

rue du Moulin

40

1457

Walhain

GAZIAUX Fabienne

rue du Moulin

34

1457

Walhain

STAS Amandine

rue du Moulin

34

1457

Walhain

LENGELE Cédric

rue d'Enger

10

1457

Walhain

ROUSSEAU Cédric

rue des Verts Pacages

2

1457

Walhain

LENGELE Renaud


WELLENS Christian

rue du Moulin

37

1457

Walhain

QUINTIN René

rue de la Cure

35

1457

Walhain

DETROZ Monique

rue d'Enger

86

1457

Walhain

CLOSSET Renée

rue de la Cure

35

1457

Walhain

MASSET Pierre

rue du Moulin

30

1457

Walhain

VANBINST Stéphanie

rue de la Station

21

1457

Walhain

DE WAERSEGGERS Charly

rue du Moulin

14

1457

Walhain

DELOOZ Cécile

rue Abbesse

65

1457

Walhain

DETHIER Albertine

rue des 3 Tilleuls

23

1457

Walhain

SABAN Mohamed

rue du Warichet

19

1360

Walhain

DUELZ Jean Marie

rue d'Enger

86

1457

Walhain

MARIT Claudine

rue du Moulin

30

1457

Walhain

SALMON Frédéric

rue du Moulin

15

1457

Walhain

SALMON Jean Michel

rue du Moulin

15

1457

Walhain

VANBINST Michel

rue de la Station

121

1457

Walhain

LANNOYE Alexandre

Walhain

GILAIN Fernand

rue du Moulin

20

1457

Walhain

FIEVEZ Nicole

rue du Moulin

20

1457

Walhain

MASSET Magali

rue du Moulin

30

1457

Walhain

DERMIENCE Jacqueline


MARIT Paula

rue Saint-Lambert

35

1457

Walhain

MICHIELS Germaine


JACQUEMIN Thierry

rue de Libersart

64

1457

Walhain

MATINE Jasmine

rue de Libersart

64

1457

Walhain

DELVAUX Noëlle

rue de Libersart

64

1457

Walhain

MATINE Tawfik

rue de Libersart

64

1457

Walhain

SERANT Sylvain

rue de Spèche

25

1457

Walhain

SERANT Adrien

rue de Spèche

25

1457

Walhain

VAN ACHTE Nathalie

rue de Spèche

25

1457

Walhain

SERANT Pierre

rue de Spèche

25

1457

Walhain

SERANT Bérangère

rue de Spèche

25

1457

Walhain

MEUNIER Jacqueline

rue Saint-Martin

97

1457

Walhain

WOLF Marcel

rue du Vieux Warichet

3

1457

Walhain

BRAUN Véronique

rue Haute

31

1457

Walhain

MOTTIN JACQUEMIN

place Saint-Vincent

11

1457

Walhain

HIERY Jean en Suzanne

rue Saint-Lambert

42

1457

Walhain

MALACHE André

rue de Libersart

68

1457

Walhain

BAUDUIN Marie Louise

rue de Libersart

71

1457

Walhain

GREDAY Sabine

rue de Libersart

23

1457

Walhain

MOINY Arnaud

rue de Libersart

23

1457

Walhain

WILLEMS Linda

rue de Libersart

39

1457

Walhain

MALENGRE Roland

rue de Libersart

39

1457

Walhain

DELVAUX Nancy

rue de Libersart

14

1457

Walhain

DELVAUX Yves

rue de Libersart

16 Bus 1

1457

Walhain

DELVAUX Thibaut

rue de Libersart

14

1457

Walhain

DELVAUX Luc

rue de Libersart

16

1457

Walhain

PINCHART Bernard

rue de Libersart

19

1457

Walhain

MONFILS Jules

rue de Libersart

18

1457

Walhain

DELFOSSE Francine

rue de Libersart

18

1457

Walhain

MONFILS Luc

rue de Libersart

18

1457

Walhain

DELVAUX Jérome

rue de Libersart

16

1457

Walhain

BRAUN Isabelle

rue Saint-Martin

68

1457

Walhain

BLANCKAERT Didier

rue Saint-Martin

68

1457

Walhain

PINCHART Marcelle

rue Saint-Martin

70

1457

Walhain

VANDERMOTTEN Chantal

rue des 6 Heures

8

1457

Walhain

GUSTIN Christiane

rue Saint-Martin

57

1457

Walhain

BAILLET Alain

rue des 6 Heures

8

1457

Walhain

PRAIL Jonathan

place Saint-Martin

5

1457

Walhain

LEFEVERE Paulette

place Saint-Martin

5

1457

Walhain

PRAIL Marielle

Les Rosailles

7 Bus 2

1457

Walhain

PRAIL Laurent

place Saint-Martin

5

1457

Walhain

PRAIL Arthur

place Saint-Martin

5

1457

Walhain

OOMENS Anny

rue Saint-Martin

60

1457

Walhain

DENEF Daniel

rue Saint-Martin

61

1457

Walhain

GOMAND Isabelle

rue Saint-Martin

61

1457

Walhain

STENUIT Jacques voor « les amis du parc de la Dyle »

rue des Déportés

16

1390

Walhain

N. VAN ESPEN-D.VANDERVEKEN

rue du Moulin

16

1457

Walhain

MINIQUE Philippe

rue de Spêche

2

1458


GIELEN Pierre

rue du Maïeur

27

1457

Walhain

GOISSE Gaëtan, Advocaat

rue Pépin

26

5000

Namen

ANTOINE Philippe

rue Haute

67

1457

Walhain

SMETS Philippe

rue de Libersart

21

1457

Walhain

VANDERBORGHT Et

rue de Libersart

17

1457

Walhain

DE WREEDE

rue de Libersart

17

1457

Walhain

TOLLET Marie Thérèse

rue de Libersart

15

1457

Walhain

SAVELKOELS Stephane

rue de Libersart

15

1457

Walhain

BORSI Christophe

rue Saint-Lambert

91

1457

Walhain

BOUSMAN Benjamin

rue de Libersart

13

1457

Walhain

CHAMPT Sylvie

rue de Libersart

13

1457

Walhain

HEROUFOSSE Félix

rue Saint-Martin

8

1457

Walhain

VAESKEN GILOT Nathalie

rue Saint-Fromont

10

1457

Walhain

PLATTEAU Charlotte

rue Saint-Martin

8

1457

Walhain

TAYMANS Julien voor NATAGORA

rue du Wisconsin

3

5000

Namen

LECROART DONDA Gauthier

rue de Libersart

98

1457

Walhain

VEKEMANS Marielle

rue de Spêche

41

1457

Walhain

MESTDAG Linda

rue de Libersart

66

1457

Walhain

VAN MOL Marc

rue de la Commune

46

1457

Walhain

MESTDAG Marie Paule

rue de la Commune

46

1457

Walhain

DEHASQUE Marie Pierre

rue de Libersart

102

1457

Walhain

DE CRITS Yannic

rue de Libersart

102

1457

Walhain

BRAUN Jacqueline

rue du Moulin

3

1457

Walhain

STARCK Ekkehard

rue du Moulin

3

1457

Walhain

Hachez ?


Verbeke ?


GALLEZ Danielle

rue de l'Eglise

6

1457

Walhain

VANDERBORGHT André

rue de l'Eglise

6

1457

Walhain

TACQ Béatrice voor de « Groupe Sentiers »

Forrières de Mousty

8

1457

Walhain

BODART TACQ Béatrice

Forrières de Mousty

8

1457

Walhain

BODART Frédéric

Forrières de Mousty

8

1457

Walhain

VAN DE MERCKT Isabelle

rue Haute

89/a

1457

Walhain

CHARELS Jean

rue Haute

78

1457

Walhain

WOUTERS M

rue Haute

65

1457

Walhain

PEETERS Virginie

rue Haute

77

1457

Walhain

TIMMERMANS Isabelle

rue Haute

77

1457

Walhain

PEETERS Jean Marie

rue Haute

77

1457

Walhain

PEETERS Céline

rue Haute

77

1457

Walhain

VAN DAMME Marc

rue Haute

88

1457

Walhain

TERLINDEN Marie Alienor

rue Haute

88

1457

Walhain

VANWIJNSBERGHE

1457

Walhain

FREBUTTE Jean Paul

rue Haute

51

1457

Walhain

FREBUTTE Frédérique

rue Haute

51

1457

Walhain

DAUNE Martine

rue Haute

51

1457

Walhain

FREBUTTE Caroline

rue Haute

51

1457

Walhain

NOELANDERS A M

rue Haute

68

1457

Walhain

CHAMOY Marie Aude

rue Haute

86 Bus 1

1457

Walhain

SALMIN François

rue Haute

86

1457

Walhain

CULOT Françoise

rue Haute

86

1457

Walhain

SALMIN Antoine

rue Haute

86 Bus 1

1457

Walhain

VANWYNSBERGHE Nicole

rue des 6 Heures

1

1457

Walhain

LEKEUX Francis

rue des 6 Heures

1

1457

Walhain

EPPE Renée

chemin de Corroy

6

1457

Walhain

MATHEI Aurélien

rue Haute

102

1457

Walhain

MATHEI Alexandre

rue Haute

102

1457

Walhain

MARLIER Philippe

rue Haute

102

1457

Walhain

BOGAERTS Brigitte

rue Haute

102

1457

Walhain

PIERLOT Michel

rue Abbesse

69

1457

Walhain

MASSET Myriam

rue Abbesse

69

1457

Walhain

LENGELE Pierre

rue de Spêche

9

1457

Walhain

PIERARD Guilaine

rue de Spêche

34

1457

Walhain

BODART

Forrières de Mousty

8

1457

Walhain

COPPIN A M

rue des Vallées

4

1450

Chastre

GILSON Marie Louise

rue du Pavillon

13

5002

Namen

GASPART Anna

Forrières de Mousty

2

1457

Walhain

FRIPIAT Anne

rue du Trichon

40

1457

Walhain

JACQUES Michel

rue de Saint-Paul

105

1457

Walhain

STANDAERT Jean Yves

rue du Trichon

40

1457

Walhain

LINTERMANS Laurent

rue du Trichon

38

1457

Walhain

SCHNELLER Anne Marie

rue du Trichon

38

1457

Walhain

LINTERMANS Jacques

rue du Trichon

38

1457

Walhain

LESAINT Jeannine

rue Saint-Martin

102

1457

Walhain

MAROY Murielle

rue des 6 Heures

11

1457

Walhain

PIRET Pierre

rue des 6 Heures

11

1457

Walhain

PERAUX Isabelle

Forrières de Mousty

4

1457

Walhain

WATHELET René

rue Moulin Saint-Lambert

5

1457

Walhain

HOFMAN André

rue Saint-Martin

102

1457

Walhain

CLOOS Marie

rue de Spêche

20

1457

Walhain

COOREVITS Luc

rue de Spêche

20

1457

Walhain

GELINNE Marcel

rue de Spêche

23

1457

Walhain

PIRSON Monique

rue de Spêche

23

1457

Walhain

CHAPUT Françoise

rue de Spêche

23

1457

Walhain

GILBERT Monique

rue de Spêche

40

1457

Walhain

BUIS Gérard

rue de Spêche

38

1457

Walhain

DENIS Luc

rue de Spêche

3

1457

Walhain

DETHIER Irène

rue de Spêche

21

1457

Walhain

TABURIAUX Luc

rue de Spêche

21

1457

Walhain

JASPART Yves

rue du Moulin

42

1457

Walhain

QUINART Dany

rue du Moulin

42

1457

Walhain

VAN HAECHT Adeline


ALBERT Cindy


MASSET Olivier

rue Saint-Lambert

35

1457

Walhain

MASSET Bruno

rue Saint-Lambert

35

1457

Walhain

HERBILLON Adrien

rue des Ourdons

7

1457

Walhain

EVERS Bernard

rue de Chaumont

60

1325

Chaumont-Gistoux

RICHIR André


DELATTE Magali

rue de Spêche

3

1457

Walhain

BERTHOLET Yves

rue de la Cruchénère

56

1457

Walhain

GODFRIAUX Guy voor de FWA (Rec)

rue de la Station

68a

1360

Walhain

DONDEYNE Marie Madeleine (Rec)

rue Saint-Martin

109

1457

Walhain

VAN PUYMBROUCK Romain

rue de Libersart

6

1457

Walhain

VAN PUYMBROUCK Romain voor Agrotour Sprl

rue de Libersart

6

1457

Walhain

VAN PUYMBROUCK Romain voor Cuma de l'Anglée Scris

rue de Libersart

6

1457

Walhain

VAN PUYMBROUCK Romain voor Coopérative de l'Anglée Scrl

rue de Libersart

6

1457

Walhain

VAN REMOORTEL Maria

rue de Libersart

4

1457

Walhain

HAMIET Christine

rue de Libersart

6

1457

Walhain

S, Agr, VAN REMOORTEL & HAMIET

rue de Libersart

6/a

1457

Walhain

SAUSSUS Luc

rue du Préa

105

1457

Walhain

COUCKHUYT Jean Marc

rue du Préa

109

1457

Walhain

COUCKHUYT Natacha

rue du Préa

109

1457

Walhain

DERAY Hélène

rue du Préa

109

1457

Walhain

DEWIT Robert

rue du Bois de Buis

62

1457

Walhain

LENGELE Raymonde

rue du Bois de Buis

62

1457

Walhain

GELINNE Josée

rue de la Commune

60

1457

Walhain

RAVET Roland

Les Fossés Quintin

14

1457

Walhain

RAVET

Les Fossés Quintin

14

1457

Walhain

CADET Marguerite

rue des Tumuli

1a

1457

Walhain

WILLEMS André

rue des Tumuli

1

1457

Walhain

HERZET Vanessa

rue des Tumuli

1a

1457

Walhain

DEMORTIER Didier

rue de Saint-Paul

29

1457

Walhain

DUBREUIL Marcel

rue des Tumuli

1

1457

Walhain

BERTRAND Pascal

rue du Préa

114

1457

Walhain

ALARDIN Marie Françoise

rue du Préa

114

1457

Walhain

BRISON Katia

rue Haute

27

1457

Walhain

LOOZE Luc

rue Haute

27

1457

Walhain

DESTEINBACBERICK

rue Saint-Martin

15

1457

Walhain

SALMON

rue Haute

1

1457

Walhain

LENGELE Bernadette

rue Saint-Martin

86

1457

Walhain

GUSTIN Frédéric

rue Saint-Martin

92

1457

Walhain

FRANCIS Isabelle

rue Saint-Martin

92

1457

Walhain

SAUSSUS COUMONT

rue du Préa

105

1457

Walhain

JAUMOTTE Ludovic

rue du Préa

103

1457

Walhain

MONFILS Valérie

rue du Préa

103

1457

Walhain

BOSMANS Sylvie

rue du Préa

112

1457

Walhain

PIETTE José

rue Pré des Basses

31

1457

Walhain

ALARDIN Roger

rue de l'Abbaye

37

1457

Walhain

GOBEAUX Marie

rue de l'Abbaye

37

1457

Walhain

THOMAS Hervé

rue du Préa

112

1457

Walhain

VANDENBERGHE Gilbert

rue Haute

38

1457

Walhain

FEVERY Godelieve

rue Haute

38

1457

Walhain

VANDENBERGHE Christian

rue Haute

38

1457

Walhain

VANDENBERGHE Frank

rue Haute

38

1457

Walhain

VANDENBERGHE Dominique

rue Haute

38

1457

Walhain

COOREVITS Marc

rue Chèvequeue

9

1457

Walhain

COPPENS Serge

rue de la Commune

27

1457

Walhain

VANHAMME Chantal

rue de Nil

3

1457

Walhain

PIERRE Jean Marie

rue de Nil

3

1457

Walhain

BOXUS Christian

rue Marie au Broux

18

1457

Walhain

VANDENDRISCH Noël

chemin de la Colette

2a

1325

Chaumont-Gistoux

HANNON Joël

rue de Neussart

11

1325

Chaumont-Gistoux

VANDENDRISCH Myriam

rue de Neussart

11

1325

Chaumont-Gistoux

STASSE Vincent

chemin de la Colette

2

1325

Chaumont-Gistoux

DEFRENNE Isabelle

rue Marie au Broux,

18

1457

Walhain

NOEL François

1325

Chaumont-Gistoux

NOEL Léon

rue du Culot

1325

Chaumont-Gistoux

VERMEULEN A

rue du Culot

1325

Chaumont-Gistoux

JACOBS Edgard

rue du Culot

2

1325

Chaumont-Gistoux

JACOBS Gérard

rue du Culot

2

1325

Chaumont-Gistoux

MASSAUX Brigitte

rue du Warichet

31

1457

Walhain

GASPARD Didier

rue du Warichet

31

1457

Walhain

COPPENS Yves

rue d'Enfer

15

1457

Walhain

CRAVILLON Brigitte

rue d'Enfer

15

1457

Walhain

LENGELE Jeannine

rue d'Enfer

15

1457

Walhain

CRAVILLON Georges

rue d'Enfer

15

1457

Walhain

COPPENS Grégory

rue d'Enfer

15

1457

Walhain

DEWIT Nelly

rue de la Commune

30

1457

Walhain

HAESEVOETS Louis

rue de la Commune

28

1457

Walhain

MERCIER Baudouin

rue d'Enfer

77

1457

Walhain

KEKENBOSCH Francine

rue de la Campagnette

29

1457

Walhain

BOUVIER Caroline

rue Saint-Martin

114

1457

Walhain

DEMORTIER Roger

rue de Libersart

40

1457

Walhain

DEWOLF Françoise

rue du Moulin Saint-Lambert

16

1457

Walhain

DELFOSSE Philippe

rue de la Campagnette

18

1457

Walhain

VERMEULEN Gisèle

rue des Tumuli

3

1457

Walhain

DELEUZE J P

rue du Vieux Château

52

1457

Walhain

LENGELE Myriam

rue de la Campagnette

18

1457

Walhain

HENRY Joseph

rue Saint-Lambert

68

1457

Walhain

VLEMINCX Renée

rue Saint-Lambert

66

1457

Walhain

FLEMAL Jean Pierre

rue de la Tasnière

3


DETHY Nicole

rue des Boscailles

28

1457

Walhain

NISET NOEL HAEGEMAN Consorts

rue du Vieux Château

54

1457

Walhain

GEUBEL André

rue de la Chèvequeue

57

1457

Walhain

LANNOYE Antoine

rue du Pré des Basses

109

1457

Walhain

DECELLE Marcelle

rue d'Enfer

65

1457

Walhain

MALACHE DECELLE Yvonne

rue d'Enfer

65

1457

Walhain

GUILLOT Michèle

rue de Libersart

88

1457

Walhain

FLEMAL Pauline

rue de Libersart

88

1457

Walhain

FLEMAL Eric

rue de Libersart

88

1457

Walhain

GODFROID Marc

rue de Libersart

86

1457

Walhain

DEWIT Claudine

rue de Libersart

86

1457

Walhain

DAVISTER Gauthier

rue de Libersart

34

1457

Walhain

DEMORTIER Pierre

rue de Libersart

72

1457

Walhain

FLAHAUT Anne Françoise

rue des Boscailles

28

1457

Walhain

DE GRAEF Alain

rue de Libersart

92

1457

Walhain

FLEMAL Chantal

rue de Libersart

92

1457

Walhain

LAUVAUX Candy


KEKENBOSCH Marie Ange

rue Chapelle Sainte-Anne

50

1457

Walhain

VERBAENEN Camille

ruelle des Rencontresses

4

1457

Walhain

ROUSSEAUX Aurélien

rue Chapelle Sainte-Anne

50

1457

Walhain

LAURENT Jeanne

rue du Vieux Château

52

1457

Walhain

ROUSSEAUX Francis

rue Chapelle Sainte-Anne

50

1457

Walhain

MASSET Léopold

rue du Moulin

18

1457

Walhain

MARLAIR Odile

rue du Moulin

18

1457

Walhain

VERDOOT Lindsay


JAL Valérie


TRICOT


DE.TELSENUR.François


CHARLIER Jean


LAUVAUX Jean Pierre


SEMAL Monique


HANCHART Léonie

chemin de la Boscaille

108

1457

Walhain

BANZI Pascal


BLANCHE Berthe

rue Margot

43

1457

Walhain

HAGNOUL Eugène

Au Pont

8

1457

Walhain

DELEUZE Benoit

rue de Saint-Paul

2a

1457

Walhain

SALMON Jennifer

rue du Moulin

15

1457

Walhain

LANNEAU Jacqueline

rue du Moulin

13

1457

Walhain

SALMON Jean

rue du Moulin

13

1457

Walhain

MASSET Anne

rue du Moulin

15

1457

Walhain

SALMON Serge

rue du Moulin

15

1457

Walhain

JACQUEMIN-DEPIESSE Bernard en Maggy

rue de l'Eglise

11

1457

Walhain

HANNON Murielle

rue Marie au Broux

7

1457

Walhain

JAUMOTTE Aurore

allée de Vaux en Beaujolais

5

1457

Walhain

JAUMOTTE Marc

rue Abbesse

15

1457

Walhain

JAUMOTTE Jean Baptiste

rue Abbesse

17

1457

Walhain

JAUMOTTE Michel

rue Abbesse

37

1457

Walhain

LANNOYE Marie Anne

rue Abbesse

37

1457

Walhain

HERBIET Philippe

allée de Vaux en Beaujolais

5

1457

Walhain

MONFILS David

rue de Baudecet

4

1457

Walhain

VERLAINE Clotilde

rue du Vieux Château

1

1457

Walhain

MONFILS Valérie

rue du Préa

103

1457

Walhain

MONFILS René

rue de Baudecet

4

1457

Walhain

SAMBRE Josette

rue de Baudecet

4

1457

Walhain

SAUSSUS Nathan

rue du Préa

105

1457

Walhain

SAUSSUS Maxime

rue du Préa

105

1457

Walhain

COUMONT Eve


SAUSSUS Luc

rue du Préa

105

1457

Walhain

ROBERT Raymond

Le Ponceau

9

1457

Walhain

ROHS Anna

rue de Libersart

82

1457

Walhain

GILSON Jean

rue de Libersart

82

1457

Walhain

DEMANET Michael

rue Saint-Lambert

74

1457

Walhain

DEMANET Wendy

rue Saint-Lambert

74

1457

Walhain

DEMANET Joëlle

rue Saint-Lambert

74

1457

Walhain

HOF Paulette

rue Saint-Lambert

74

1457

Walhain

FRANCQ Nicole

rue de l'Eglise

7

1457

Walhain

VAN ASBROECK Gilles

rue Haute

25

1457

Walhain

VAN ASBROECK Pauline

rue Haute

25

1457

Walhain

de MARTIN Claire

rue Haute

25

1457

Walhain

VANDENBOSCH Lucie

rue du Paradis

43

1457

Walhain

EYLENBOSCH Vincent

rue du Trichon

96

1457

Walhain

JANSSENS Marie Claire

rue Saint-Lambert

83

1457

Walhain

RAVIGNOT Willy

rue Saint-Lambert

83

1457

Walhain

RAVIGNOT Gisèle

rue Saint-Lambert

85

1457

Walhain

LIPPENS Raphaël

rue Haute

23a

1457

Walhain

BELFORT Noëlle

rue Haute

23a

1457

Walhain

HARMANT Cédric pour l'Habitat Groupé « Le Tiège »

rue des Carillonneurs

42/202

1348

Ottignies-Louvain-la-Neuve

TORDEUR Cécile

rue Saint-Lambert

82

1457

Walhain

LEFEBVRE Marc

rue Saint-Lambert

82

1457

Walhain


Gelet op de informatievergaderingen die overeenkomstig artikel 4 van het « CWATUPE » gehouden werden op : - 12 januari 2010 in Chaumont-Gistoux; - 13 januari 2010 in Walhain;

Gelet op de overlegvergaderingen die overeenkomstig artikel 43 van het « CWATUPE » gehouden werden op : - 23 februari 2010 voor de gemeente Chaumont-Gistoux; - 24 februari 2010 voor de gemeente Walhain;

Gelet op de notulen van die overlegvergaderingen;

Gelet op het advies van de gemeentelijke adviescommissie voor ruimtelijke ordening en mobiliteit van Chaumont-Gistoux van 17 februari 2010 waaruit blijkt dat : - een nieuw knooppunt tussen Walhain en Rosières redelijk noch noodzakelijk is; dat de nieuwe groeve via de N243a met de autoweg verbonden zou moeten worden, voor zover alle kosten voor de beveiligde inrichting van die verbinding door de exploitant gedragen worden; - de voorgestelde alternatieve compensaties er geen zijn daar ze enkel de exploitant dienen; - het geheel van de voorgestelde compensaties ruim onvoldoende is daar de planologische compensaties verhoudingsgewijs belangrijker moeten zijn; - de bufferzone tussen de grens van het ontginningsgebied en het gebied Natura 2000 100 meter moet bedragen; - geen hydrologisch onderzoek werd uitgevoerd en dat de waterdistributiemaatschappijen niet geraadpleegd werden; - de herinrichting van de « Pas de Chien » geen compensatie is omdat het gebied op onwettige wijze opgevuld werd; - er geen reden is om de exploitatie van zand t.o.v. de exploitatie van landbouwgronden te bevoorrechten; - een Opvolgingscomité ingesteld moet worden;

Gelet op het advies van de gemeentelijke adviescommissie voor ruimtelijke ordening en mobiliteit van Walhain van 10 maart 2010, dat samengevat kan worden als volgt : - de « CCATM » is niet gekant tegen de geplande uitbreiding; - de « CCATM » is niet van plan het in de milieu-effectbeoordeling voorgestelde traject nr. 3 te valideren; - de Commissie is het door het College van Walhain voorgestelde alternatieve traject, dat de afrit 10 van de E411 via de N243 met de N243a verbindt, gunstig gezind omdat het de mogelijkheid biedt de langs de « chaussée de Huy » gelegen huizen van Chaumont, die van Libersart, gelegen nabij de tumuli, en die van Nil te ontwijken; omdat dat traject het verkeer van zware vrachtwagens zal voorkomen in het centrum van Chaumont-Gistoux; omdat het aantal vrachtwagenbewegingen niet zal toenemen; omdat dat traject minder investeringen en wijzigingen aan het bestaande wegennet vereist; omdat, tot slot, de grondoppervlakte die aan de landbouw onttrokken wordt aanzienlijk kleiner zal zijn dan degene die opgeëist wordt door de andere varianten die door de auteur van het onderzoek werden overgelegd; - de « CCATM » geeft een « kritisch » advies m.bt. de compensaties - de planologische compensaties zijn onbeduidend en de alternatieve compensatie is er geen - daar het knooppunt, wat het openbaar nut betreft, geen bestaansreden heeft; - de « CCATM » vraagt dat het besluit tot definitieve aanneming van de herziening van het gewestplan, wat exploitatie en sanering betreft, voorziet in een gecontroleerde fasering hiervan; - de « CCATM » vraagt dat de alternatieve compensatie opnieuw in overweging genomen wordt in de zin van artikel 46 van het « CWATUPE « , waarbij het financiële bedrag van de compensatie van de exploitatie bestemd kan worden voor andere gementelijke projecten van openbaar nut vermits het niet meer voor het autowegenknooppunt uittgetrokken wordt; - de « CCATM » vraagt dat elk ontwerp van herziening van het gewestplan rekening houdt met de doelstellingen van de gemeentelijke programma's voor ruimtelijke ordening, en zelfs met het voorontwerp van gemeentelijk structuurplan en het intercommunale mobiliteitsplan;

Gelet op het bezwaar ingediend op 17 februari 2010 door het gemeentecollege van Walhain in het kader van het openbaar onderzoek en op het advies van de gemeenteraad van Walhain van 24 maart 2010 die beslist : - een gunstig advies uit te brengen m.b.t. het beginsel van uitbreiding van de zandgroeven en de wijziging van de bestemming van betrokken percelen als ontginningsgebied, op voorwaarde dat geschikte maatregelen genomen worden inzake bescherming van het grondwater en latere sanering van de groeve; - een ongunstig advies uit te brengen over het project inzake de verwezenlijking van een autowegknooppunt in het daartoe voorziene reserveringsgebied, alsook over de verschillende trajectvarianten voorgesteld in het document van het effectonderzoek i.v.m. de toegang van het vrachtwagenverkeer in het ontginningsgebied van de zandgroeven van Chaumont na de uitbreiding ervan; - zich de argumenten eigen te maken die zowel door het gemeentecollege als door de gemeentelijke adviescommissie voor ruimtelijke ordening en mobiliteit van Walhain ontwikkeld werden in de omstandige adviezen die ze respectievelijk op 7 februari en 10 maart 2010 in dat opzicht hebben ingediend; - wat betreft de toegang van zware vrachtwagens tot de zandgroeve, aan de Waalse Regering een andere variante voor te stellen dan die vervat in het milieu-effectonderzoek betreffende het ontwerp van herziening van bedoeld plan, in de vorm van « het traject 6 « ; - een ongunstig advies uit te brengen m.b.t. zowel de planologische als de alternatieve compensaties bepaald bij het besluit van de Waalse Regering tot voorlopige aanneming van de herziening van het gewestplan, o.a. wat betreft het uittrekken van een bedrag van één miljoen euro voor de verwezenlijking van wegeninfrastructuren, opgelegd als stedenbouwkundige last, eerder dan voor projecten van openbaar nut; - de Waalse Regering te verzoeken om het nodige overleg te organiseren tussen de verschillende instanties die bij het project betrokken zijn ten einde te komen tot een beslissing die voornamelijk voor het openbaar nut pleit; - de Waalse Regering erom te verzoeken rekening te houden met de gemeentelijke autonomie en de verschillende ingevoerde hulpmiddelen, zoals de algemene beleidsverklaring van het gemeentecollege en het gemeentelijke structuurplan die voornamelijk voor het landelijke karakter van Walhain pleiten;

Gelet op het advies van de gemeenteraad van Chaumont-Gistoux van 29 maart 2010, dat, rekening houdend met de dossierelementen op die datum, ongunstig is;

Dat uit dat advies blijkt dat : - de bescherming van het grondwater twijfelachtig is daar de « Société wallonne des Eaux (SWDE) » en de Vlaamse Maatschappij voor Watervoorziening (VMW) de gemeente op 12 en 15 februari 2010 een negatief advies m.b.t. het ontwerp van uitbreiding van de zandgroeven hebben gegeven bij gebrek aan elke geschikte voorwaarde die de duurzaamheid van de waterhulpbron garandeert, zowel op kwantitatief als op kwalitatief vlak; - de omtrek van het nieuwe ontginningsgebied te dicht bij de grenzen van de locatie Natura 2000 ligt; dat het wenselijk is dat de grens van het ontginningsgebied hersteld wordt zoals ze getekend is in het voorontwerp betreffende de rechten van het gebied Natura 2000; - de grens van de diepte van de exploitatie - namelijk 2 meter boven het grondwaterniveau - is onvoldoende; - het is raadzaam dat de exploitatie van de « Champ du Bois Matelle » (zones 1C en 1B van het effectonderzoek) uitgesloten wordt; - Gelet op de verkeershinder en op de gevaren die, zowel in Gistoux als in Chaumont, kunnen ontstaan uit de combinatie van een belangrijk licht verkeer van het residentiële type met het zware vrachtwagenvervoer i.v.m. de zandgroeven, is het raadzaam dat alle vrachtwagenverkeer in rechtstreeks of onrechtstreeks verband met de zandgroeven afgeschaft wordt op de N243 en dat het exploitatiegebouw zover mogelijk van de dicht bewoonde woongebieden verwijderd wordt met, als logisch gevolg, de verplaatsing van de installaties die in het centrum van Chaumont-Gistoux gelegen zijn naar de locatie van de zandgroeven; - Er is geen enkele garantie dat de werken i.v.m. de verplaatsing van de installaties van het centrum van Chaumont-Gistoux naar de zandgroeve alsmede de nodige werken om de zandgroeve met de E411 te verbinden uitgevoerd zullen worden vooraleer de exploitatie van het gebied waarop de herziening van het gewestplan betrekking heeft aangevat wordt; - Het is wenselijk dat vooraf een voorkeursoplossing gevonden wordt m.b.t. het vrachtwagenverkeer en de verhuizing van de installaties die in het centrum van het dorp gelegen zijn; - De planologische en alternatieve compensaties zijn blijkbaar ontoereikend; - Er is geen rechtzekerheid dat de locatie die het voorwerp is van de herziening van het gewestplan nooit als centrum voor technische ingraving geëxploiteerd wordt;

Overwegende dat de Waalse Regering de auteur van het effectonderzoek erom verzocht heeft de voorstellen van de gemeenten inzake het vervoer te onderzoeken; dat dat onderzoek in november 2010 gedaan werd en dat het zich uitspreekt voor een traject « Abis« , waardoor de milieueffecten geminimaliseerd worden;

Gelet op het gunstig advies van de « Conseil wallon de l'Environnement pour le Développement durable » (CWEDD), gegeven op 27 juni 2011;

Dat uit dat advies blijkt dat « de auteur een kwalitatief toereikend onderzoek heeft verricht » en dat « de bevoegde overheid er de elementen in zal vinden om haar beslissing te nemen « ;

Dat in dat advies wordt benadrukt dat « er voorgesteld wordt dat de aanvrager in een aansluitingsweg op de N243a investeert om Chaumont-Gistoux van een zwaar vrachtwagenverkeer te ontlasten, waarbij ook zijn kantooractiviteiten, de truck-wash en het servicestation van het centrum van Chaumont-Gistoux naar het toekomstige ontginningsgebied verplaatst worden. Door het vrachtwagenverkeer in het centrum van Chaumont-Gistoux te beperken zal de investering die inzake wegeninfrastructuren voorgesteld wordt tot voordeel van de gemeenschap zijn » Dat het advies erop wijst dat de « CWEDD » kiest voor het alternatief Abis dat voorgesteld werd in bovenbedoelde analysenota waar de auteur van het effectonderzoek om verzocht werd maar dat de overheid de inbreng van een operationele compensatie ten gunste van de landbouw dient te onderzoeken rekening houdend met de bebouwing die dat alternatief Abis met zich mee brengt voor het landbouwgebied;

Gelet op het gunstig advies van de « Commission régionale d'Aménagement du Territoire (CRAT) » van 25 augustus 2011 waaruit blijkt dat : - de « CRAT » een gunstig advies uitbrengt m.b.t. de herziening van het gewestplan met het oog op de opneming van ontginnings-, landbouw-, woon- en natuurgebieden en tevens aanbeveelt dat de Regering erin voorziet dat een gedeelte van het ontginningsgebied na afloop van de exploitatie als landbouwgebied bestemd wordt; - de « CRAT » een ongunstig advies uitbrengt m.b.t. de opneming van een reserveringsomtrek met het oog op de bouw van een verkeersknooppunt en het traject Abis steunt; - de « CRAT » een gunstig advies uitbrengt m.b.t. de bijkomende voorschriften S35 en S36 waarin het besluit van de Waalse Regering tot voorlopige aanneming van de herziening van het gewestplan voorziet en tevens aanraadt dat de verhuizing van de in het centrum van Chaumont-Gistoux gelegen installaties en de bouw van het traject Abis zodra mogelijk uitgevoerd worden;

Overwegende dat de Waalse Regering na analyse van de tijdens het openbaar onderzoek geformuleerde bezwaren en van de voor en na afloop van dat onderzoek uitgebrachte adviezen daarop als volgt wenst te antwoorden;

Overwegende dat de Regering, na een korte inleiding betreffende de aard en het voorwerp van bepaalde bezwaren en de algemene rechtvaardiging van het ontwerp, gewenst heeft een antwoord op de bezwaren te geven door achtereenvolgens de volgende thema's aan te snijden : het effectonderzoek, de procedure, het ontwerp en de compensaties; dat elk van die 4 vraagstukken gestructureerd is als volgt : A. Het effectonderzoek 1. Kwaliteit van het effectonderzoek - algemeenheden 2.Luik mobiliteit 3. Luiken leefmilieu 4.Alternatieve compensatie 5. Andere luiken B.Procedure C. Project 1. Gebrek aan algemeen belang en economische aspecten 2.Alternatieven 2.1. Lokaliseringsalternatieven 2.2. Afbakeningsalternatieven 3. Voldongen-feiten-politiek (huidige exploitatie zonder vergunning) 4.Hydrogeologie en hydrologie 5. Topografie en landschappen 6.Lucht en klimaat 7. Fauna, flora en biodiversiteit 8.Nabijheid van de Natura 2000-locatie 9. Nabijheid van een woongebied 10.Beschermd erfgoed 11. Mobiliteit 11.1. Verdwijning van de wegen in het nieuwe ontginningsgebied 11.2. Wegveiligheid in de omgeving 11.3. Keuze van het tracé van de nieuwe verbinding 11.3.1. Algemeenheden 11.3.2. De tracés 1, 2, 3 en 4 van de « EIP » 11.3.3. Andere voorstellen van de bezwaarindieners 12. Verlies van landbouwgrond 13.Allerlei hinder 14. Controle op de exploitatie 15.Garanties 16. Herinrichting 16.1. Opvullingen 16.2. Onderverdeling in zones D. Compensaties 1. Algemeen 2.Planologische compensaties 3. Alternatieve compensaties 3.1. Verbindingsweg 3.1.1. Ontoereikend 3.1.2. Doel 3.1.3. Kostprijs 3.2. Verhuizing van de installaties van het centrum van Gistoux 4. Compensaties : Synthese Overwegende dat voor elk aangesneden vraagstuk eerst een overzicht van de bezwaren gegeven wordt alvorens erop in te spelen; Overwegende dat sommige bezwaarindieners, zonder nadere bepaling, « het niet eens zijn » met de herziening van het gewestplan, noch met de uitbreiding van de exploitatie;

Dat sommige omwonenden zich verlaten op het bezwaar van het « comité van de omwonenden « ;

Dat omwonenden zich in hun bezwaren tegen de uitbreiding van de zandgroeve verzetten, zonder nadere bepaling;

Dat daartegenover meerdere omwonenden ermee « instemmen « ;

Overwegende dat die bezwaren niet duidelijk zijn; dat de redenen voor de aanneming van de herziening van het gewestplan hierna verduidelijkt worden;

Overwegende bovendien en vooral dat de Regering eraan wenst te herinneren dat artikel 1, § 1, van het « CWATUPE » bepaalt dat het grondgebied het gemeenschappelijke erfgoed van de bewoners van het Gewest is en in dat verband wijst op de aan te wenden middelen om aan de behoeften tegemoet te komen;

Dat het gewestplan tot doel heeft de bestemming en het gebruik van de verschillende grondgebiedgedeelten te bepalen en verkeerd grondgebruik te verbieden; dat het gewestplan geen vat heeft op de noodzakelijke impulsen van de inrichting; dat het dus niet de verwezenlijking van punctuele projecten tot doel heeft maar het kader bepaalt waarin de projecten voortaan uitgevoerd mogen worden;

Dat bijgevolg de analyse van de Regering niet moet slaan op de overwegingen die het kader van de doelstellingen van de ruimtelijke ordening te buiten gaan;

Dat derhalve alleen de opmerkingen waarvan de precisie- en relevantiegraad strookt met de doelstellingen en de inhoud van het gewestplan of met de milieueffecten van het project een antwoord rechtvaardigen;

Dat bezwaren die geen betrekking hebben op de wijziging van de bestemming van het grondgebied of op de milieueffecten ervan maar op vraagstukken die niet door het gewestplan geregeld moeten worden (commerciële concurrentie, overwegingen van louter privé - ja zelfs speculatief - belang, verwezenlijking van gerichte projecten, wijze waarop een activiteit wordt uitgeoefend, ...) dan ook niet als relevant beschouwd worden;

Dat de Raad van State overigens voortdurend het feit bekrachtigd heeft dat de overheid geen rekening moet houden met de opmerkingen die niet gegrond zijn op overwegingen van planologische of technische aard (C.E., nr. 20.579, van 24 september 1980, Pilaete, nr. 24.666, van 21 september 1984, Kumps, nr. 170.236, van 19 april 2007, Vincent; nr. 185.137, van 2 juli 2008, Lorquet; nr. 191.684, van 19 maart 2009, SA Confiserie Leonidas; nr. 194.802, 194.803 en 194.804, van 29 juni 2009, Cofinimmo; nr. 191.378, van 12 maart 2009, Somerhausen et Taubert; nr. 202.867, van 8 april 2010, Noël; nr. 210.610, van 21 januari 2011, Orban);

Overwegende dat het bovendien niet verplicht is elk bezwaar afzonderlijk in aanmerking te nemen; dat de particulier uit het besluit ook impliciet moet kunnen afleiden dat het antwoord op zijn bezwaar voldoende en geschikt is, hezij door een individuele stellingname, hetzij op grond van een algemene richtlijn (C.E., 212.225, van 24 maart 2011, Havelange); dat de Regering wegens het algemene karakter van de inhoud van het gewestplan slechts algemene richtlijnen mag formuleren als antwoord op de bezwaren die tijdens het openbaar onderzoek geuit werden (JADOT, B., « Les effets de l'enquête publique en matière d'aménagement du territoire « , J.T., 1984, p. 688);

Dat de motivering van het besluit bijgevolg als een geheel beschouwd moet worden; dat een antwoord op een bezwaar gegeven kan worden bij de behandeling van een ander bezwaar of dat verwezen kan worden naar het advies van een geraadpleegde overheid;

Overwegende in casu dat talrijke bezwaren eerder betrekking hebben op vraagstukken die onder de eenmalige vergunning i.v.m. de ontginningsactiviteit vallen; dat het hier gaat om een beslissing te nemen over de herziening van het gewestplan met het oog op de opneming van een nieuw ontginningsgebied; dat de meeste van die vraagstukken een antwoord zullen vinden in het kader van de aanvraag tot eenmalige vergunning die zal zorgen voor de concrete tenuitvoerlegging van het ontwerp die het voorwerp is van deze herziening van het gewestplan, van de effectbeoordeling waaraan ze onderworpen zal worden en de vergunning die afgegeven zou kunnen worden;

Dat de Regering acht dat bepaalde vragen dus nu niet beantwoord moeten worden opdat ze volstrekt terecht kan beslissen; dat het in deze fase van de herziening van het gewestplan immers niet past om vooruit te lopen op die vraagstukken die het voorwerp zijn van de vergunning tot uitvoering van die planherziening;

Overwegende dat uit het besluit van 27 mei 2009 tot voorlopige aanneming van de herziening van het gewestplan het volgende blijkt : - « zoals benadrukt in het besluit van de Waalse Regering (...) van 4 december 2003, (...) zal de exploitatie van bedoelde afzetting, die het voorwerp van een optimale opwaardering uitmaakt, bijdragen tot het behoud van een productief potentieel betreffende een materiaal dat als productiemiddel dient in een belangrijke economische sector in Wallonië; - (...) hoewel de voornaamste vindplaats in Wallonië in Waals Brabant ligt, kan het aanbod de vraag niet volgen aangezien zandgroeven zeldzaam worden; dat nu nog slechts 2 exploitaties in bedrijf zijn, tegenover 84 in 1982; - (...) het blijkt dat het begrip exploiteerbare beschikbare reserves drastisch beperkt is op de schaal van de gewestplannen van Waals Brabant; dat een einde gemaakt moet worden aan dat onevenwicht waardoor de zandprijs fors gestegen is; dat die toestand niet langer houdbaar is vanwege de economische conjunctuur; - (...) zoals blijkt uit het rapport van de Permanente conferentie voor de ontwikkeling van het grondgebied van januari 2007, opgesteld als conclusie van de expertise-opdracht die haar op 21 september 2006 door de Waalse Regering is toevertrouwd, volstaat de huidige zandproductie niet om aan de behoeften tegemoet te komen; - (...) dat onderzoek bevestigt dat de vraag groter dan het aanbod is, dat de prijzen stijgen, dat de zandgroeven in de Kempen sluiten, dat, zoals hierboven angehaald, het aantal actieve zandgroeven in Waals Brabant in minder dan 25 jaar van 84 tot 2 eenheden gedaald is; dat er ongerustheid omtrent de bevoorrading ontstaat; - (...) de nagenoeg definitieve verdwijning van de zandgroeven in Waals Brabant zou op korte termijn een reeks economische gevolgen met zich meebrengen, met name : het in gevaar brengen van de verwante ondernemingen (onderaannemers, betoncentrale,..), grotere afhankelijkheid van de aangrenzende landen (Duitsland, Nederland), geen concurrentie en correlatieve prijzenstijging, verlies van rechtstreekse en onrechtstreekse plaatselijke en weinig geschoolde banen, verlies van fiscale ontvangsten voor de overheid, toename van luchtemissies te wijten aan het vervoer enz.; - (...) vanuit economisch oogpunt moet alles in het werk gesteld worden om de bouwsector weer op gang te brengen;

Overwegende dat de herziening van het gewestplan bijgevolg economisch gegrond is;

A. EFFECTONDERZOEK Overwegende dat meerdere bezwaren betrekking hebben op de kwaliteit van het milieu-effectonderzoek; dat de opmerkingen o.a. de luiken mobiliteit, leefmilieu en alternatieve compensatie van het onderzoek betreffen; 1. Kwaliteit van het effectonderzoek - algemeenheden Overwegende dat, wat de kwaliteit van het effectonderzoek betreft, meerdere bezwaarindieners het onderzoek verwijten vaag, onnauwkeurig, onvolledig te zijn en vinden dat het verbeterd en aangevuld moet worden; Overwegende dat bezwaarindieners betreuren dat de economische aspecten enkel in het belang van de aanvrager geanlyseerd werden en niet met inachtneming van wat daadwerkelijk voor de gemeenten en het leefmilieu op het spel staat; dat ze erop wijzen dat het onderzoek weinig objectief is;

Dat het onderzoek volgens hen niet doorzichtig is;

Overwegende dat een effectonderzoek een wetenschappelijk onderzoek is dat door een erkende persoon uitgevoerd wordt en waarvan de inhoud voor de aanneming ervan onderworpen wordt aan het advies van het Departement Natuur en Bossen van het Operationeel directoraat-generaal Landbouw, Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu van de Waalse Overheidsdienst, van de « CRAT » en van de « CWEDD »;

Overwegende dat aan de hand van het onderzoek alle punten van de door de Waalse Regering bepaalde inhoud nauwgezet werden nagegaan, met name de doelstellingen van de herziening, de sociaal-economische rechtvaardiging ervan, de analyse van de gevolgen ervan voor mens en leefmilieu, incluis voor de compensaties die voorvloeien uit de herziening van het gewestplan zoals bedoeld in artikel 46 van het « CWATUPE »;

Overwegende dat de « CWEDD » in zijn advies van 27 juni 2011 acht dat « de auteur van het effectonderzoek een onderzoek van goede kwaliteit heeft uitgevoerd » en dat « de bevoegde overheid er de elementen in zal vinden om te beslissen « , waarbij hij benadrukt dat het gedolven product kwaliteitsvol is en aan een behoefte tegemoetkomt;

Dat de « CRAT » in haar advies van 25 augustus 2011 erop wijst dat ze acht « dat het effectonderzoek van goede kwaliteit is. Ze stelt de uitvoerige analyse van de verschillende milieudomeinen alsmede de duidelijkheid en de leesbaarheid van het overgelegde document op prijs. Ze wijst er ook op dat de opmerkingen die ze in de loop van de procedure geformuleerd heeft in aanmerking genomen werden door de auteur van het onderzoek « ; dat ze ook doet opmerken dat deze herziening van het gewestplan de mogelijkheid zal bieden om tegemoet te komen aan de behoeften van de bouwsector;

Overwegende dat de geuite kritieken te vaag zijn;

Overwegende dat de opdrachtgever van deze herziening van het gewestplan het Waalse Gewest is; dat de auteur van het effectonderzoek overeenkomstig artikel 42 van het Wetboek door de Waalse Regering aangewezen wordt; dat het gaat om een erkende auteur die zijn opdracht in alle onafhankelijkheid vervult;

Overwegende dat talrijke bezwaren betreffende het onvolledige karakter van het effectonderzoek eerder betrekking hebben op vraagstukken die onder de eenmalige vergunning i.v.m. de ontginningsactiviteit vallen (herinrichting, geluidshinder, stof, bijgebouwen...); dat het hier gaat om een beslissing te nemen over de herziening van het gewestplan met het oog op de opneming van een nieuw ontginningsgebied; dat de vragen betreffende het onvolledige karakter van het effectonderzoek, die in feite onder de extractieve activiteit en, bijgevolg, onder de eenmalige vergunning vallen, een antwoord zullen vinden in het kader van de aanvraag tot eenmalige vergunning die zal zorgen voor de concrete tenuitvoerlegging van het ontwerp dat het voorwerp is van deze herziening van het gewestplan, van de effectbeoordeling waaraan ze onderworpen zal worden en de vergunning die afgegeven zou kunnen worden; 2. Luik mobiliteit Overwegende dat sommige bezwaarindieners, wat meer bepaald de mobiliteit betreft, wijzen op het gebrek aan inventaris m.b.t. het vrachtwagenverkeer;

Dat ze ook laten opmerken dat geen ventilatie van de bewegingen van het vrachtwagenverkeer en van de richting ervan zou zijn verricht;

Overwegende dat sommige bezwaarindieners erop wijzen dat uit het effectonderzoek blijkt dat 600 m bebouwde weg gebruikt worden maar dat er geen melding in gemaakt zou worden van het aantal personen die de groeven altijd gekend hebben en van het aantal personen die daar waren voor het bestaan van de groeven;

Overwegende dat meerdere bezwaarindieners benadrukken dat uit het effectonderzoek niet blijkt over welk type knooppunt het zal gaan (volledig knooppunt of gewone aansluitingsweg zoals de afrit nr. 10);

Dat bezwaarindieners betreuren dat er geen antwoord is wat betreft de aansluiting van het knooppunt op de andere wegen en op zijn verbindingen;

Overwegende dat bezwaarindieners benadrukken dat het onderzoek geen balans zou inhouden voor bepaalde criteria betreffende de keuze van het tracé van de trajecten die voor het vrachtwagenverkeer onderzocht werden;

Dat de keuze van de balans, wat betreft de criteria die erover beschikken, voor verwarring zorgt;

Dat het criterium toegangstijd niet in aanmerking genomen zou moeten worden omdat het geen weerslag op de gemeenschap zou hebben;

Dat sommigen zich de vraag stellen waarom een troef in de variante 3 een dreiging in de variante 4 wordt terwijl die varianten op 1000m van elkaar liggen en door een ruilverkaveling verbonden worden;

Overwegende dat het onderzoek verweten wordt dat het met geen woord rept over het risico van sluip- of transitverkeer naar of van het knooppunt dwars door het dorp Nil of dat dat risico geminimaliseerd wordt;

Dat het onderzoek ook verweten wordt dat het met geen woord rept over de geluidshinder en de verontreiniging veroorzaakt door het sluip- en transitverkeer of dat die effecten geminimaliseerd worden;

Overwegende dat de bezwaarindieners aanvoeren dat het onderzoek met geen woord rept over de coëxistentie van het vrachtwagen- en landbouwverkeer of dat die coëxistentie geminimaliseerd wordt;

Dat ze erop wijzen dat het onderzoek niet voorzien zou hebben in de wijze waarop het industriële verkeer en het landbouwverkeer elkaar zullen passeren (slagbomen, verkeerslichten, ...);

Overwegende dat bezwaarindieners zich afvragen waarom het Intergemeentelijk mobiliteitsplan van Walhain niet in aanmerking genomen werd en erop wijzen dat het provinciale mobiliteitsplan, dat het voorwerp zou uitmaken van een onderzoek m.b.t. de wijze waarop het de mobiliteit overweegt in het bij de uitbreiding betrokken gebied, niet in overweging genomen werd;

Overwegende dat, wat betreft de afschaffing van de wegen binnen het toekomstige ontginningsgebied, het bezwaarindieners verbaast dat het effectonderzoek uitgaat van het Intergemeentelijk mobiliteitsplan van Chaumont-Gistoux en niet van dat van Walhain;

Overwegende dat het gemeentecollege van Walhain, in zijn advies van 17 februari 2010 uitgebracht in het kader van het openbaar onderzoek, erop wijst dat de hypothese van het traject nr. 1 niet in aanmerking is genomen door de auteur van het effectonderzoek en dat de tabel van het effectonderzoek bovendien leemtes of fouten bevat;

Overwegende anderzijds dat het gemeentecollege van Walhain benadrukt dat er een intergemeentelijk mobiliteitsplan van Chastre-Gembloux-Perwijs-Sombreffe en Walhain bestaat en dat de N243a opgenomen is in de actiefiches ervan, waarbij nader bepaald wordt dat « die weg op korte termijn volledig heringericht moet worden opdat zijn profiel aangepast kan worden aan zijn functie van toegang tot de autosnelweg. Ze moet ook van fietspaden voorzien worden om de fietsroute op te nemen waarin het leidend plan van de directie wegen van Waals Brabant voorziet « ; dat de gemeente betreurt dat weinig belang gehecht wordt aan het intergemeentelijk mobiliteitsplan van Walhain; dat volgens haar niet nagedacht werd over dat vraagstuk, afgezien van een minimale beschouwing van de actiefiche betreffende de weg N243a en van een zeer algemene beschouwing betreffende het toekomstige fietsnetwerk, zonder verder detail;

Overwegende dat het gemeentecollege van Walhain er ook op wijst dat er een intergemeentelijk mobiliteitsplan van Bevekom-Chaumont-Gistoux-Graven en Incourt bestaat, waarin vermeld wordt dat het verkeer i.v.m. de zandgroeven een « probleem is bij de doortocht van Chaumont-Gistoux via de N243 « ;

Overwegende dat het gemeentecollege van Walhain zich afvraagt waarom er geen sprake is van het ontwerp van opstelling van een provinciaal mobiliteitsplan op de schaal van Waals Brabant;

Overwegende dat onderzoek gedaan werd naar de effecten van de herziening van het gewestplan op het wegennet, de infrastructuren en de mobiliteitsstromen (EIP, Fase II, p. 82 en p. 148 en vlg.); dat de auteur een campagne van automatische tellingen heeft laten uitvoeren op de « chaussée de Huy » en bij de uitgang van de locatie van de zandgroeven om het « zware » verkeer op de « chaussée de Huy » te schatten; dat de auteur een onderscheid gemaakt heeft tussen het vrachtwagenverkeer i.v.m. de zandontginning en het verkeer i.v.m. de aanhorigheden van de zandgroeve; dat hij tot de conclusie gekomen is dat het verkeer i.v.m. de zandontginningsactiviteiten en de activiteiten van de aanhorigheden van de zandgroeve geschat kan worden op 1000 à 1200 bewegingen per dag op de N243 (EIP, Fase II, p. 75); dat uit het onderzoek blijkt dat het totale verkeer (vrachtwagens + auto's) op de N243 6195 voertuigen bedraagt, waarbij het « vrachtwagenverkeer » goed is voor gemiddeld 14,5 % van het verkeer tussen 6 uur en 22 uur (EIP, Fase II, p. 76); dat het onderzoek bovendien benadrukt dat « De opneming van een nieuw ontginningsgebied geen toename van dat verkeer tot gevolg zal hebben maar dat ze het alleen maar in stand zal houden » en dat bijgevolg « het nieuwe ontginningsgebied geen noemenswaardige nieuwe effecten kan hebben op de mobiliteitsstroom van de gebruikte wegen » (EIP, Fase II, p. 82);

Overwegende dat de auteur erop gewezen heeft dat het verkeer hinder zal veroorzaken (geluid, trillingen, stof, gevaar voor de overige gebruikers) (EIP, Fase II, p. 76 en vlg.);

Overwegende dat hij ook benadrukt dat de aanleg van een nieuw traject om het centrum van Chaumont-Gistoux op de N243 te ontwijken voor de omwonenden alsmede voor de mobiliteitsstroom en de veiligheid op die openbare weg een wijziging met positieve en belangrijke effecten zou zijn (EIP, Fase II, p. 82); dat het traject 1 (huidige toestand) dus niet in aanmerking genomen moest worden;

Overwegende dat de auteur van het onderzoek de onderzoekscriteria van de varianten heeft uiteengelegd en omschreven (EIP, Fase II, p. 160 en vlg.) en dat hij een onderscheid maakt tussen de criteria i.v.m. het doel van het onderzoek en die i.v.m. de milieueffecten; dat hij voor elk criterium de voorkeursreden heeft opgegeven;

Overwegende dat de voor- en nadelen van elke variante aan de hand van een overzichtstabel beoordeeld kunnen worden (EIP, Fase II, p. 162); dat de auteur naar gelang van de voorkeursredenen -1, 1, 2 of 3 punten aan elk criterium heeft toegekend;

Overwegende dat criteria als de lengte van « gedeelde » trajecten, de effecten op bebouwde gebieden, het sluipverkeer, het aantal kruispunten, ... in aanmerking genomen en onderzocht werden;

Overwegende dat het alzo uitgevoerde onderzoek betrouwbaar en objectief lijkt te zijn; dat de Regering niet van plan is het opnieuw in twijfel te trekken;

Overwegende, hoe dan ook, dat de gemeenten van Chaumont-Gistoux en Walhain een alternatief traject voorgesteld hebben waarvoor de aanleg van het aanvankelijk overwogen knooppunt niet nodig is in beide gemeenten;

Overwegende dat de Regering de auteur van het onderzoek verzocht heeft om de opstelling van een onderzoeksnota betreffende de door de gemeenten voorgestelde alternatieve tracés; dat de auteur van het onderzoek in die nota elk van de varianten volgens nauwkeurige criteria heeft geanalyseerd en verbeteringsmaatregelen heeft voorgelegd waarbij een traject Abis bepaald kan worden;

Overwegende dat de Regering, zoals ze het zal uitleggen, beslist die optie Abis aan te houden; dat, bijgevolg, een antwoord gegeven werd op de kritieken van het luik mobiliteit van het onderzoek, voor zover ze gegrond zijn;

Overwegende dat het knooppunt uiteindelijk niet de oplossing is die door de Regering werd aangehouden;

Dat de auteur de intergemeentelijke mobiliteitsplannen van Chaumont-Gistoux en Walhain in aanmerking genomen heeft op blz. 152 en 153 van Fase II van zijn onderzoek; dat het ontwerp van provinciaal mobiliteitsplan nog niet opgestart was toen het effectonderzoek uitgevoerd werd;

Overwegende dat, voor zover nodig, benadrukt moet worden dat de auteur van het onderzoek in zijn analyse van de voorstellen van de gemeenten erop wijst dat de combinatie van landbouw- en groeveverkeer doorgaans geen noemenswaardig probleem veroorzaakt; dat het landbouwverkeer immers seizoengebonden is en per slot van rekening zeer gering is (analysenota, p. 5);

Dat hij de overgelegde varianten ook genalyseerd heeft op grond van verschillende criteria, o.a. veiligheidscriteria (gedeelde trajecten, aantal kruispunten, aantal linksafverbindingen, interferentie met een fietsroute) en mobiliteitscriteria (gebruik van het traject door een sluipverkeer), ... (analysenota, p. 13);

Overwegende tot slot dat sommige opmerkingen (bijv. die betreffende het aantal personen die de groeven altijd gekend hebben en het aantal personen die daar woonden voor het ontstaan van de groeven) geen verband hebben met de doelstellingen van de wetgeving betreffende ruimtelijke ordening en stedenbouw; dat sommige bezwaren immers niet gegrond zijn op overwegingen van planologische of technische aard (C.E., nr. 20.579, van 24 september 1980, Pilaete; nr. 24.666, van 21 september 1984, Kumps); 3. Luiken leefmilieu Overwergende dat, wat de luiken « leefmilieu « van het effectonderzoek betreft, sommige bezwaarindieners doen opmerken dat ze geen inzage kunnen nemen van het onderzoek van Professor Poty;dat ze benadrukken dat niets erop wijst dat professor Poty besluit dat precies die plek de voorkeur moet krijgen;

Overwegende dat uit sommige bezwaren blijkt dat het onderzoek niets zegt over de negatieve effecten op het ecosysteem of ze minimaliseert;

Dat het bovendien niets zegt over de vernieling van het archeologisch erfgoed of die minimaliseert;

Dat ze ook het gebrek aan onderzoek m.b.t. geluidshinder, stof, nachtverlichting betreuren;

Dat de omwonenden zich vragen stellen over de omtrek die in overweging genomen werd in het akoestisch onderzoek van de « CEDIA « van Luik;

Dat bewaarindieners doen opmerken dat het effectonderzoek niet genoeg rekening zou hebben gehouden met de effecten op de afvloeiing van het regenwater vanaf een grotere gebetonneerde oppervlakte niet ver verwijderd van gebieden die makkelijk onder water komen te staan (cfr de « rue du Nil » van augustus 2002); dat het Waalse Gewest en de gemeente Walhain zich overigens verbonden hebben tot de naleving van het riviercontract Dijle en zijrivieren;

Overwegende dat de gemeente Chaumont-Gistoux in haar advies van 29 maart 2010 onderstreept dat de « SWDE » en de VMW in het kader van het openbaar onderzoek een negatief advies over het ontwerp hebben uitgebracht en dat dat advies in feite kritiek levert op het effectonderzoek;

Overwegende dat de « CWEDD » geacht heeft dat de auteur van het effectonderzoek een onderzoek van goede kwaliteit heeft afgeleverd en dat de bevoegde overheid er de elementen in zal vinden om haar beslissing te nemen;

Dat de « CRAT » in haar advies van 25 augustus 2011 erop wijst dat ze acht « dat het effectonderzoek van goede kwaliteit is. Ze stelt de uitvoerige analyse van de verschillende milieudomeinen alsmede de duidelijkheid en de leesbaarheid van het overgelegde document op prijs. Ze wijst er ook op dat de opmerkingen die ze in de loop van de procedure geformuleerd heeft in aanmerking genomen werden door de auteur van het onderzoek « ;

Overwegende dat de meeste bezwaren betreffende het onvolledige karakter van het effectonderzoek i.v.m. de milieuluiken (zoals lichtvervuiling, stof, ...) eerder betrekking hebben op vraagstukken die onder de eenmalige vergunning i.v.m. de ontginningsactiviteit vallen; dat het hier gaat om een beslissing te nemen over de herziening van het gewestplan met het oog op de opneming van een nieuw ontginningsgebied; dat het merendeel van voornoemde vragen betreffende het onvolledige karakter van het effectonderzoek i.v.m. de milieuluiken een antwoord zullen vinden in het kader van de aanvraag tot eenmalige vergunning die zal zorgen voor de concrete tenuitvoerlegging van het ontwerp dat het voorwerp is van deze herziening van het gewestplan, van de effectbeoordeling waaraan ze onderworpen zal worden en de vergunning die afgegeven zou kunnen worden;

Overwegende dat de auteur van het onderzoek de sociaal-economische rechtvaardiging van het voorontwerp zorgvuldig geanalyseerd heeft in Fase I; dat hij o.a. van het onderzoek van het Laboratorium voor litho- en zoöstratigrafische analyses van de Universiteit Luik (Professeur Poty) is uitgegaan;

Dat het Operationeel directoraat-generaal Ruimtelijke Ordening, Huisvesting, Erfgoed en Energie van de Waalse Overheidsdienst dat laboratorium immers belast heeft met het opstellen van een lijst van de bestaande locaties en met het identificeren van potentiële nieuwe afzettingen waarbij de behoeften worden vastgesteld; dat dat onderzoek in verschillende fasen werd uitgevoerd en het voorwerp van meerdere opeenvolgende rapporten is geweest, namelijk : een rapport met het opschrift « Sablières du Brabant wallon et de Braine-le-Comte, situations actuelles perspectives et gisements » (1997), een rapport met het opschrift « Inventaire des ressources du sous-sol et perspectives des besoins à terme des industries extractives en Wallonie » (2001) en een rapport met het opschrift « L'activité extractive en Wallonie, situation actuelle et perspectives » (2004);

Overwegende dat de potentiële afzetting die door Professor Poty geïdentificeerd werd een veel grotere oppervlakte heeft dan de omtrek waarop deze herziening van het gewestplan betrekking heeft en dat ze hem inhoudt;

Overwegende dat het niet uitgesloten is dat de Regering voor een grondige analyse van de toestand alle andere informatie in aanmerking neemt die ze nuttig acht, zoals de onderzoeken waar zij de universitaire instellingen om verzocht heeft;

Dat niets de Waalse Regering ertoe verplicht die rapporten op eigen initiatief ter beschikking te stellen, met dien verstande dat het publiek er inzage van mag nemen overeenkomstig regels betreffende de toegang tot administratieve informatie;

Overwegende dat het effectonderzoek (EIP, Fase I, pp. 32 en 33) de kaart van de afzetting weergeeft zoals ontleend aan het onderzoek van Professor Poty van 1997;

Overwegende dat het huidige ecosysteem omschreven wordt in Fase II, op pp. 15 tot 18 en de potentialiteiten van bedoeld gebied op p. 56; dat de vermoedelijke effecten van de tenuitvoerlegging van het ontwerp op het ecosysteem omschreven worden op pp. 69 tot 72;

Overwegende dat de dienst Archeologie van het Operationeel directoraat-generaal Ruimtelijke Ordening, Huisvesting, Erfgoed en Energie, Buitendirectie van Waals Brabant, waarop de auteur van het effectonderzoek een beroep heeft gedaan, erop gewezen heeft dat langs bedoeld gebied « een romeinse weg loopt » en dat het gebied rijk is « aan getuigenissen van de Romeinse bezetting » waarbij benadrukt wordt dat « aan de exploitatie [...] onvermijdelijk prospectie-, proefborings- en opgravingswerken zouden voorafgaan « ;

Overwegende dat de activiteit waarop de herziening van het gewestplan betrekking heeft de voortzetting van de huidige activiteit zal zijn; dat de effecten van de geluids- en stofhinder dezelfde zijn als degene die nu worden vastgesteld; dat het effectonderzoek dat aan de toekenning van de eenmalige vergunning voorafgaat die effecten zal moeten onderzoeken en desgevallend ook verzachtingsmaatregelen zal moeten voorstellen;

Dat, anderzijds, het luik betreffende stofemissies aangesneden wordt in Fase II (p. 12) waarbij de resultaten van een simulatie gevoegd worden (pp. 67-68);

Dat de geluidshinder eigen aan de zandexploitatie, in tegenstelling tot die veroorzaakt door het verkeer, beperkt is; dat de auteur er de effecten van onderzocht heeft en erop wijst dat hij sterk zal afnemen dankzij de oordeelkundige keuze van een geschikt traject (Phase II, p. 40); dat het ontwerp immers geen toename van de emissies voorziet;

Overwegende dat het akoestisch onderzoek van de « CEDIA » in extenso bekendgemaakt is in bijlage IV.4.3. bij het effectonderzoek en dat het de methodologie en het onderzoeksveld zeer precies identificeert; dat daarenboven de geluidshinderproblemen nauwkeurig beoordeeld zullen worden bij de vergunningsaanvraag betreffende de exploitatie van de afzetting en de aanhorigheden ervan;

Overwegende dat zowel de « SWDE » als de VMW door de auteur van het effectonderzoek geraaadpleegd werden; dat geen van beide het nuttig geacht heeft om advies uit te brengen in het kader van het onderzoek (EIP, Fase II, p. 63); 4. Alternatieve compensatie Overwegende dat, wat de alternatieve compensatie betreft, het gemeentecollege van Walhain in zijn advies van 17 februari 2010, dat bij het openbaar onderzoek gaat, erop wijst dat het opmerkelijk en interpellerend is te constateren dat het ontwerp van herziening betrekking heeft op een project dat de aanleg van een autowegknooppunt en van een nog niet bepaald traject inhoudt;dat het effectonderzoek volgens het College naar gelang van de plaatsbepaling van het knooppunt en van het traject uitgevoerd had moeten worden; dat de gemeente vaststelt dat ook de alternatieve compensatie hinder voor de omwonenden zal teweegbrengen en dus ook het voorwerp van een effectonderzoek zou moeten uitmaken; die hinder wordt echter niet in aanmerking genomen door het uitgevoerde effectonderzoek; dat dit betekent dat de negatieve milieueffecten van het project niet behoorlijk beoordeeld konden worden;

Overwegende dat de omwonenden achten dat het onderzoek niet genoeg rekening houdt met de oppervlakten die nodig zijn voor de inrichting van een nieuwe toegang tot de autosnelweg en de verplaatsing van de wegen (bijv. : die van de « Pont de la Chasse »);

Overwegende dat de auteur van het onderzoek benadrukt dat de aanleg van een nieuw traject om het centrum van Chaumont-Gistoux op de N243 te ontwijken voor de omwonenden alsmede voor de mobiliteitsstroom en de veiligheid op die openbare weg een wijziging met positieve en belangrijke effecten zou zijn (EIP, Fase II, p. 82);

Dat hij de vermoedelijke effecten van de tenuitvoerlegging van het project op de pagina's 155 en vlg. van Fase II van zijn onderzoek heeft geanalyseerd;

Overwegende dat de gemeenten alternatieve trajecten hebben voorgesteld waarvoor geen knooppunt aangelegd moet worden;

Overwegende dat de Regering de auteur van het onderzoek verzocht heeft om de opstelling van een onderzoeksnota betreffende de door de gemeenten voorgestelde alternatieve tracés; dat de auteur van het onderzoek in die nota elk van beide varianten volgens nauwkeurige criteria heeft geanalyseerd en verbeteringsmaatregelen heeft voorgelegd op grond waarvan een traject Abis is bepaald;

Overwegende dat de Regering, zoals infra te lezen staat, uiteindelijk niet voor de aanleg van een knooppunt gekozen heeft; dat bijgevolg de kritieken geen zin meer hebben; dat de geformuleerde kritieken hoe dan ook een antwoord gevonden zouden hebben in de fase van de effectbeoordeling waaraan de aanleg van het knooppunt onderworpen zou worden in geval van verwezenlijking; 5. Andere luiken Overwegende dat, wat de overige luiken betreft, het onderzoek volgens sommige bezwaarindieners de gezondheidseffecten niet in aanmerking genomen zou hebben; Overwegende dat het effectonderzoek volgens sommige bezwaarindieners de weerslag op de landbouweconomie minimaliseert en de problematiek van de insluiting van sommige perceelsgedeelten als gevolg van het geplande tracé niet aansnijdt;

Overwegende dat sommigen benadrukken dat geen onderscheid is gemaakt volgens de activiteiten van de aanvrager;

Overwegende dat het onderzoek volgens sommigen de aanbevelingen betreffende de eenmalige vergunning in overweging had moeten nemen;

Overwegende dat volgens sommige bezwaarindieners een diepgaander onderzoek inzake werkgelegenheid nodig is; dat ze zich immers afvragen hoeveel banen rechtstreeks betrokken zijn bij de groeveactiviteit (voorbeeld : de banen i.v.m. het vervoer zijn niet altijd rechtstreekse banen); dat volgens hen de gegevens weinig doorzichtig zijn;

Overwegende dat de « CWEDD » geacht heeft dat de auteur van het effectonderzoek een onderzoek van goede kwaliteit heeft afgeleverd en dat de bevoegde overheid er de elementen in zal vinden om haar beslissing te nemen;

Dat de « CRAT « in haar advies van 25 augustus 2011 erop wijst dat ze acht « dat het effectonderzoek van goede kwaliteit is. Ze stelt de uitvoerige analyse van de verschillende milieudomeinen alsmede de duidelijkheid en de leesbaarheid van het overgelegde document op prijs. Ze wijst er ook op dat de opmerkingen die ze in de loop van de procedure geformuleerd heeft in aanmerking genomen werden door de auteur van het onderzoek « ;

Overwegende dat, zoals benadrukt, de meeste bezwaren betreffende het onvolledige karakter van het effectonderzoek eerder betrekking hebben op vraagstukken die onder de eenmalige vergunning i.v.m. de ontginningsactiviteit vallen; dat het hier gaat om een beslissing te nemen over de herziening van het gewestplan met het oog op de opneming van een nieuw ontginningsgebied; dat de meeste vragen betreffende het onvolledige karakter van het effectonderzoek een antwoord zullen vinden in het kader van de aanvraag tot eenmalige vergunning die zal zorgen voor de concrete tenuitvoerlegging van het ontwerp dat het voorwerp is van deze herziening van het gewestplan, van de effectbeoordeling waaraan ze onderworpen zal worden en de vergunning die afgegeven zou kunnen worden;

Overwegende dat het effectonderzoek in fase II de gezondheidseffecten van het project aansnijdt in verschillende paragrafen : Luchtkwaliteit (p. 9), Klimaat (p.15) en Levenskwaliteit (p. 57);

Overwegende dat de auteur van het onderzoek in zijn analysenota betreffende de voorstellen van de gemeenten i.v.m. de mogelijke verkeerstrajecten erop wijst dat de variante Abis aan het perceelsgewijze tracé van de exploitaties aangepast is en dat de weerslag inzake versnippering van de landbouwgronden dus sterk afgenomen is (p. 17);

Overwegende dat de auteur geen onderscheid tussen de activiteiten van de aanvrager heeft moeten maken om het project te analyseren; dat het project, ongeacht de activiteiten van de aanvrager, hetzelfde blijft omdat het de herziening van het gewestplan betreft;

Overwegende dat de auteur een hele reeks algemene en bijzondere maatregelen heeft geformuleerd en de doeltreffendheid ervan onderzocht heeft (EIP, Fase II, p. 103 en vlg.); dat het merendeel van die maatregelen onder de eenmalige vergunning vallen;

Overwegende dat het effectonderzoek dat voorafgaat aan de toekenning van de eenmalige vergunning de nauwkeurige aanbevelingen zal moeten formuleren op basis van het exploitatieproject dat pas na afloop van deze procedure op geldige wijze overgelegd kan worden;

Overwegende dat slechts op basis van een definitief project geschat kan worden hoeveel landbouwgrond precies verbruikt wordt voor de aanleg van een aaansluiting op een autoweg; dat het effectonderzoek zich in dit geval enkel over de reserveringsomtrek moest uitspreken, daar in deze fase geen gedetailleerd tracé voorzien is; dat de auteur alleen maar bepaalde veronderstellingen kon formuleren; dat het knooppuntproject in ieder geval verworpen wordt door de Regering;

Overwegende dat de sociaal-economische rechtvaardiging van het project en de weerslag ervan zowel inzake rechtstreekse banen als op de bouwsector geanalyseerd werd in fase 1 van het effectonderzoek; dat, bovendien, de Regering in dat opzicht over precieze informatie beschikt o.a. via het onderzoek gedaan door het « Center for Operations Research and Economics « van de « Université catholique de Louvain « in augustus 2011, dat de analyse van de Regering bevestigt en de positieve effecten van de ontginningsactiviteit in Waals Brabant, zowel op de rechtstreekse als op de onrechtstreekse werkgelegenheid, nauwkeurig identificeert;

B. PROCEDURE Overwegende dat, wat de procedure tot herziening van het gewestplan betreft, de gemeente Walhain in haar advies van 17 februari 2010, dat ze in het kader van het openbaar onderzoek heeft uitgebracht, erop wijst dat het verbazingwekkend is dat het onderzoek dat door de Minister van Ruimtelijk Ordening zou zijn besteld m.b.t. de uitbreiding van de N243 en dat tijdens de informatievergadering ter sprake zou zijn gebracht door de vertegenwoordiger van het Operationeel directoraat-generaal Wegen en Gebouwen, niet opgenomen werd in het project dat aan een openbaar onderzoek is onderworpen;

Overwegende dat het openbaar onderzoek hier betrekking had op de herziening van het gewestplan; dat die herziening inhoudt dat het vraagstuk van het verkeer i.v.m. de overwogen ontginningsactiviteit onderzocht wordt; dat het effectonderzoek daar wel degelijk voor gezorgd heeft; dat het onderzoek waar de gemeente Walhain naar verwijst betrekking heeft op de uitbreiding van de N243; dat dit geen echt verband heeft met het doel van deze herziening van het gewestplan;

C. PROJECT 1. Gebrek aan algemeen belang en economische aspecten Overwegende dat meerdere bezwaren betrekking hebben op het gebrek aan algemeen belang en op de economische aspecten van het project; Overwegende dat verschillende bezwaarindieners beweren dat de zandexploitatie op geen enkele dwingende behoefte inspeelt; dat ze niet meer noodzakelijk is vanuit een economisch oogpunt rekening houdend met de afnemende behoeften en de vervangingsmaterialen; dat onderzoek gedaan zou moeten worden naar de rendabiliteit van de opoffering van 110 ha landbouwgrond; dat overleving van de zandexploitatie en overleving van de onderneming niet door elkaar gehaald moeten worden; dat ze erop wijzen dat de exploitatie van de zandgroeven van Mont-Saint-Guibert en Eigenbrakel nog decennia lang garant staan voor zandbevoorrading;

Overwegende dat sommige bezwaarindieners zich afvragen waarom een eeuwenoude economische activiteit (landbouw, voortdurende werkgelegenheid) opgeofferd moet worden ten gunste van een one shot (zand is niet hernieuwbaar en de werkgelegenheid is van bepaalde duur); dat ze wensen dat een vergelijking van de hinder wordt gemaakt; dat de omwonenden doen opmerken dat het landbouwrendement essentieel is voor de gezondheid en de economie; dat meerdere bezwaarindieners erop wijzen dat zand minder vervuilend is dan de hedendaagse niet biologische landbouw;

Overwegende dat verschillende omwonenden wensen dat de aangevraagde oppervlakte verminderd wordt;

Dat verschillende bezwaarindieners vinden dat het exploitatieritme beperkt moet worden;

Dat bezwaarindieners benadrukken dat het niet redelijk is te denken dat de steenhouwer de prijs van zijn zand zal verminderen;

Overwegende dat verschillende omwonenden benadrukken dat er alternatieven voor zandgebruik bestaan (afvalrecycling); dat volgens sommige bezwaarindieners in dat opzicht een deel van de inkomsten uit de zandexploitatie bestemd zou moet worden voor de ontwikkeling van de recyclage van inerte afvalstoffen (om zand te kunnen vervangen); dat volgens hen ook het zandgebruik op een andere wijze bedacht moet worden (eerder vergruiste producten gebruiken); dat een omwonende erop wijst dat zand noodzakelijk is in de bouwsector en in de sector van de gieterijen alsook voor de wegen in geval van zoutschaarste; dat het gaat om een moeilijk te vervangen grondstof, waarbij elk zandsoort een andere granulometrie heeft;

Overwegende dat sommige bezwaarindieners oordelen dat het algemeen belang onderschat wordt; dat bewaarindieners wijzen op de noodzaak van duurzame projecten die de gezamenlijke bevolking ten goede komen; dat verschillende bezwaarindieners doen opmerken dat het algemeen belang opgeofferd zou worden ten gunste van een ontwikkeling voor privé gebruik; dat sommigen onder hen zich afvragen wat de voordelen voor de bevolking zijn;

Overwegende dat de zandexploitatie volgens sommige bezwaarindieners de gemeente niets zou opbrengen (geen belasting mogelijk); dat die exploitatie geen toegevoegde waarde voor de gemeente zou hebben (bevestigd door het onderzoek); dat, volgens sommigen onder hen, een financiële compensatie voor de gemeente onderzocht zou moeten worden; dat sommige omwonenden daarentegen doen opmerken dat het project de overheid opbrengsten zal verschaffen via belastingen, sociale wetten, persoonsinkomens;

Overwegende dat enkele bezwaarindieners wijzen op de economische gegrondheid van het project; dat sommige omwonenden menen dat de activiteit banen zal creëren en, bijgevolg, menselijke en duurzame ontwikkeling; dat bezwaarindieners vinden dat het project inspeelt op een belangrijke economische behoefte;

Overwegende dat de « CCATM » van Chaumont-Gistoux een advies heeft uitgebracht waarin ze het feit veroordeelt dat de economische activiteit van de zandexploitatie, die in de tijd beperkt is (maximum 30 jaar), bevoorrecht wordt t.o.v. de exploitatie van landbouwgrond; dat de zandontginning alsmede de aangevoerde ophogingen geen waarde inhouden voor de gemeenschappen; dat die activiteiten volgens haar integendeel aanleiding moeten geven tot een compensatie ten gunste van die gemeenschappen;

Overwegende dat, wat de rechtvaardiging van de gedeeltelijke herziening van het gewestplan betreft, de gemeente Chaumont-Gistoux in haar advies van 29 maart 2010 benadrukt dat « indien bepaalde soorten mortel daadwerkelijk kwaliteitszand vereisen, er voor het merendeel van de zandaanwendingen vervangingsmaterialen bestaan die tegenwoordig ondergebruikt worden « ; dat « indien de Waalse Regering in 2007gewezen heeft op de noodzaak voor het Vlaamse Gewest om over zand van goede kwaliteit te beschikken, het past te doen opmerken dat Vlaanderen wel degelijk beschikt over talrijke zandgroeven en afzettingen, afgezien van overwegingen inzake ruimtelijke ordening, stedenbouw, leefmilieu en grond die de exploitatie ervan al dan niet rechtvaardigen « ;

Overwegende dat de gemeente Walhain, in haar advies van 17 februari 2010, dat ze in het kader van het openbaar onderzoek heeft uitgebracht, erop wijst dat het herzieningsontwerp gemotiveerd is door sociaal-economische overwegingen en meer bepaald door de noodzaak te beschikken over zandreserves op plaatselijk niveau; dat in het Waalse Gewest verschillende ontwerpen van gewestplanherziening onderzocht worden die door dezelfde sociaal-economische motieven gerechtvaardigd worden; dat die rechtvaardigingen slechts zin hebben als het geheel van de lopende ontwerpen van gewestplanherziening onderzocht wordt; dat, bij gebreke daarvan, de aangehaalde sociaal-economische rechtvaardigingen beschouwd moeten als overwegingen van algemene orde zonder duidelijk verband met bedoeld ontwerp van gewestherziening;

Overwegende dat artikel 1 van het « CWATUPE » bepaalt dat het Gewest tegemoet moet komen aan de sociale, economische, patrimoniale, energetische, mobiliteits- en milieubehoeften van de gemeenschap door een kwalitatief beheer van het levenskader, een spaarzaam beheer van de grond en de hulpbronnen, een energetisch beheer van de bebouwing en de gebouwen en door de bescherming en de ontwikkeling van het culturele, natuurlijke en landschappelijke erfgoed;

Dat daaruit blijkt dat het Gewest moet streven naar een juist evenwicht tussen de verschillende doelstellingen bedoeld in artikel 1, eerste lid, van het « CWATUPE « en dat de economische activiteit zich moet ontwikkelen in samenhang met andere bezorgdheden, waaronder de landbouw;

Overwegende dat het besluit van de Waalse Regering van 4 december 2003 tot aanneming van het voorontwerp van gedeeltelijke herziening van het gewestplan het volgende inhoudt : « Overwegende dat de S.A.De Kock Wavre, via een geologische en hydrogeologische erkenningscampagne die door de vennootschap Géobel Consei gevoerd werd en de granulometrische en mineralogische analyses die door het « Laboratoire de Génie Civil de l'Université de Louvain » uitgevoerd werden, zich ervan vergewist heeft dat de aangevraagde uitbreiding in de zuidwestelijke verlenging van het ontginningsgebied dat door de S.A. Conard & Orléans geëxploiteerd wordt de dikte, de continuïteit en de kwaliteit van de geëxploiteerde niveaus garandeert;

Overwegende dat die gegevens bevestigd werden in het kader van de inventarisering van de hulpbronnen van de ondergrond die in 1996 door de Universiteit van Luik uitgevoerd werd wat de provincie Waals Brabant betreft; (...) Overwegende dat uit het geheel van die ontwikkelingen, die voortvloeien uit de evaluatie van de behoeften en de analyse van de bestaande feitelijke en rechtelijke toestand, blijkt dat dit voorontwerp geschikt is om, met inachtneming van de doelstellingen bedoeld in artikel 1r van het Waalse wetboek van ruimtelijke ordening, stedenbouw en erfgoed, voor de duur van dertig jaar te voldoen aan de behoeften aan ruimte bestemd voor de voortzetting van de ontginningsactiviteit van de S.A. Conard & Orléans en Hoslet; [...] Overwegende dat de S.A. Conard & Orléans en Hoslet jaarlijks ongeveer 550 000 ton zand produceren die voornamelijk in de bouwsector gebruikt worden;

Overwegende dat de exploitatie van die afzetting bijgevolg zal bijdragen tot de instandhouding van een productief potentieel m.b.t. een materiaal dat als productiemiddel dient in een belangrijke economische sector in Wallonië;

Overwegende dat daaruit ook volgt dat de afzetting het voorwerp is van een optimale opwaardering inzake gebruik van delvingsproducten en dat de voortzetting ervan overwogen wordt;

Overwegende dat het voornaamste afzetgebied voor zand zich in Waals Brabant bevindt; dat de vraag er immers bijzonder groot is vanwege de forse bebouwing in die regio;

Overwegende dat, alhoewel Waals Brabant het voornaamste zandafzettingsgebied in het Waalse Gewest is, het huidige aanbod in die regio niet kan voldoen aan de vraag die zich daar manifesteert omdat het aantal zandgroeven in bedrijf er de laatste twintig jaar sterk afgenomen is;

Overwegende dat een einde gemaakt moet worden aan dat onevenwicht dat een onaanvaardbare stijging van de zandprijs tot gevolg heeft;

Overwegende dat het zand vanwege de vervoerskosten dwingend geproduceerd moet worden in de nabijheid van het gebied waar het gebruikt wordt : de rendabiliteitsstraal van de zandgroeven bedraagt immers 60 km t.o.v. het ontginningsgebied;

Overwegende dat de zanddelving dan ook binnen Waals Brabant ontwikkeld moet worden;

Overwegende dat die optie, waarbij het zandvervoer over lange afstanden beperkt wordt, duurzame mobiliteit bevordert;

Gelet op de sociaal-economische weerslag van het project, met name het vermoedelijke behoud van 65 rechtstreekse banen op de locatie;

Overwegende derhalve dat de aanvraag van de S.A. De Kock Wavre beantwoordt aan een strategisch bedrijfsontwikkelingsplan op economisch vlak, inzake werkgelegenheid en duurzame mobiliteit, zoals vereist door de Waalse Regering in haar beslissing van 27 maart 2002 « ;

Overwegende dat het besluit van de Waalse Regering van 27 mei 2009 tot tijdelijke aanneming van de herziening van het gewestplan ook in die zin, zoals reeds benadrukt, de noodzaak van de zanddelving bekrachtigt, met name t.o.v. de evolutie van de prijzen en de weerslag van die exploitatie op de bouwsector;

Overwegende dat in november 2009 een zandgroeve voor een maximumduur van 10 jaar vergund werd; dat die zandgroeve aan de andere kant van Waals Brabant, in Eigenbrakel, gelegen is;

Overwegende dat het zand dat in Eigenbrakel geproduceerd wordt niet dezelfde eigenschappen heeft als het zand uit het westen van Waals Brabant; dat de aanwendingen ervan verschillen;

Overwegende immers dat de zandeigenschappen de granulometrische curve, de ronde vorm van de korrel, het chloridegehalte en het klei- en gritgehalte zijn; dat op die basis doorgaans drie soorten zand onderscheiden worden : bouwzand, kiezelhoudend zand (of industrieel zand) en opvullingszand;

Overwegende dat het zand dat in Eigenbrakel geproduceerd wordt voornamelijk opvullingszand is en dat in Chaumont-Gistoux hoofdzakelijk bouwzand en kiezelhoudend zand geproduceerd wordt voor de productie van beton, mortel, metselwerk alsmede voor de glasnijverheid, enz ...;

Overwegende dat er geen compleet vervangingsmiddel voor zand bestaat; dat er per recyclagekanaal wel enkele vervangingsmiddelen bestaan, zoals gerecycleerd beton of gerecupereerd zand; dat die materialen lang niet de vereiste technische kwaliteiten hebben om zand in al de aanwendingen ervan te vervangen;

Overwegende dat bij gebrek aan vervangingsmiddelen invoer vanuit o.a.

Nederland en Duitsland het alternatief zou zijn, doch met als gevolg bijkomende kosten en een logische stijging van de bouw- en vervoersprijzen, de toename van luchtemissies vanwege het vervoer, het verlies van rechtstreekse en onrechtstreekse banen (vervoer, betoncentrales, onderaannemers, ...);

Overwegende dat het nationale zandverbruik ongeveer 20 miljoen ton per jaar bedraagt, waarvan 7 tot 8 miljoen ton per jaar in België gedolven worden; dat de hoeveelheid zand die in Waals Brabant gedolven wordt 1,5 tot 2 miljoen ton bedraagt en voor meer dan 80 % in het Waalse Gewest verbruikt wordt;

Overwegende dat de afzettingen hulpbronnen zijn die uitbreidbaar noch verplaatsbaar zijn; dat de keuze van een locatie afhankelijk is van objectieve criteria zoals de eigenschappen van de afzetting (inzake kwaliteit en kwantiteit, die bepaald kunnen worden d.m.v. de geologische kaart, boringen, ...), de exploiteerbaarheid van de afzetting (de omvang van de reserves, de lithologische voorspelbaarheid, de rationele exploitatie van het grondwater,...);

Dat de exploitatieplaats zich dus aan de exploitanten opdringt daar ze afhankelijk is van de lokalisering van de afzetting;

Overwegende dat de ervaring van de aanvrager, die al op de naburige locatie gevestigd is, een garantie is voor de optimale opwaardering van de hulpbronnen (RNT, p. 39);

Overwegende dat, wat werkgelegenheid betreft, 65 rechtstreekse banen behouden zouden kunnen worden door de opneming van een nieuw ontginningsgebied; dat zulks inhoudt dat, indien geen nieuw ontginningsgebied opgenomen wordt, 65 rechtstreekse banen en zelfs meer, zoals hierboven aangegeven, verloren zouden gaan (EIP, Fase I, p. 34);dat zulks bevestigd is door de analysenota van het DGO4 ( § 6, p. 1);dat volgens die analysenota « de ontwikkeling van de zandactiviteit in Chaumont-Gistoux en Walhain derhalve helpt bijdragen tot het behoud van het productieve potentieel betreffende een materiaal dat als productiemiddel dient in een belangrijke economische sector in Wallonië « ; dat de auteur van het effectonderzoek daaruit afleidt dat « de activiteit van de zandgroeven banen genereert stroomafwaarts een globaal en geïntegreerd productieproces en dat het behoud van de zandproducte een factor is inzake de instandhouding o.a. van het geïntegreerde karakter van dat proces, maar ook van de betrokken banen « (EIP, Fase I, p. 34); dat het aantal banen sinds de indiening van het dossier van de aanvraag tot herziening van het gewestplan gestegen is van 65 tot 98, waaronder 76 plaatselijke banen (EIP, Fase I, p. 34);

Overwegende tot slot dat de belastingen, voorheffingen, rechtstreekse en onrechtstreekse taksen die door de groeve gegenereerd worden tot voordeel zullen zijn van de gemeenten, de provincies en het Gewest; dat die fiscale hulpbronnen bestaan uit : - de fiscaliteit van de rechtstreekse banen, - de belasting op de toegevoegde waarde, - de belasting van de vennootschappen, - allerlei taksen, heffingen en voorheffingen;

Dat het gemeentecollege van Walhain in zijn advies van 29 maart 2010 bevestigt dat het de economische gegrondheid van de uitbreiding van de zandgroeve niet in twijfel trekt (p. 3);

Overwegende dat de Regering acht dat het evenwicht waar het Gewest overeenkomstig artikel 1 van het « CWATUPE » naartoe moet streven, inhoudt dat deze herziening van het gewestplan aangenomen wordt;

Overwegende dat het niet juist is te beweren dat deze herziening van louter privé belang is; dat het hier gaat om de toelating van de verdere exploitatie van een materiaal dat als een belangrijk productiemiddel in de Waalse economie dient; dat, al wordt die exploitatie op materieel vlak door een privé exploitant verricht, het huidige tekort aan zand desalniettemin een onevenwicht veroorzaakt, met o.a. een forse stijging van de zandprijs als gevolg, een toestand die Wallonië niet langer kan dulden;

Overwegende hoe dan ook dat de Regering binnen de perken van de mogelijkheden (art. 22 tot 25 van het besluit van het besluit van de Waalse Regering van 17 juli 2003 houdende sectorale voorwaarden voor de groeven en de aanhorigheden ervan) wenst dat de locatie na exploitatie weer voor landbouw bestemd wordt, met uitzondering van de gebieden die het effectonderzoek voorstelt als natuurgebied op te nemen;

Overwegende dat de opportuniteit om het exploitatieritme te beperken onderzocht moet worden bij de effectbeoordeling van de vergunningsaanvraag voor de exploitatie van bedoelde afzetting Overwegende voor het overige dat bepaalde opmerkingen geen verband hebben met de doelstellingen nagestreefd door de wetgeving betreffende ruimtelijke ordening en stedenbouw; dat sommige bezwaren immers niet gegrond zijn op planologische of technische overwegingen (C.E., nr. 20.579, van 24 september 1980, Pilaete; nr. 24.666, van 21 september 1984, Kumps); 2. Alternatieven Overwegende dat meerdere bezwaren betrekking hebben op de mogelijkheden voor alternatieven;dat de bemerkingen zowel op de liggings- als de afbakeningsalternatieven betrekking hebben; 2.1. Lokaliseringsalternatieven Overwegende dat wat betreft de liggingsalternatieven omwonenden aangeven dat er alternatieven zouden bestaan met minder ingrijpende effecten;

Overwegende dat omwonenden het idee opperen van het onderzoek naar een compacter uitbreidingsalternatief in het zuidoosten (voordelen voor mobiliteit, vlottere link naar RN243 en RN243a, geen onderbreking van de landwegen, minder duur, met een beter evenwicht);

Overwegende dat enkele bezwaarindieners zich afvragen waarom die 110ha opgeofferd zouden moeten worden een verder oostwaarts opschuiven 1300 ha bebouwbare grond met minder hinder zou opleveren;

Overwegende dat de omwonenden doen opmerken dat men zich niet moet laten beïnvloeden door de percelen waarvan de uitbater reeds eigenaar is;

Overwegende dat bezwaarindieners de stopzetting van de bebouwing/industrialisering langs de chaussée de Huy adviseren;

Overwegende dat bezwaren integendeel aangeven dat dat gebied een makkelijk uit te baten ontginningsgebied vormt;

Overwegende dat wat betreft de liggingsalternatieven zoals aangeduid in het besluit van de Waalse Regering van 27 mei 2009 tot voorlopige aanneming van de gedeeltelijke herziening van het gewestplan het effectenonderzoek inzake het leefmilieu de ligging van het voorontwerp van herziening van het gewestplan goedgekeurd heeft gelet op de kans die de opneming van een ontginningsgebied als uitbreiding van een bestaand ontginningsgebied biedt; dat de oppervlakte en de omtrek evenwel werden aangepast en duidelijker werden omschreven afhankelijk van onder meer de geologische en hydrogeologische gegevens, de noodzaak om de uitbating van de afzetting te optimaliseren zonder afbreuk te doen aan de integriteit van het naburige Natura 2000-gebied en een optimalisering en een samenhang van de zonering te waarborgen ten opzichte van de feitelijke toestand;

Overwegende dat de keuze voor de zuidwaartse liiging het voordeel bied een uitbating mogelijk te maken in noord-zuidelijke richting en dan zuidwestelijke richting, waardoor men zich geleidelijk van de bewoonde gebieden verwijdert;

Overwegende dat de uitvoering van het project de verplaatsing van de installaties, die heden in het centrum van Chaumont-Gistoux gelegen zijn, naar de locatie mogelijk te maken die heden het voorwerp uitmaakt van de herziening van het gewestplan;

Overwegende dat die ligging op termijn zal kunnen voorkomen dat het vrachtverkeer afkomstig van de zandgroeve en de naburige installaties via de chaussée de Huy (N243) rijdt;

Overwegende dat die uitbating aldus minder effect zal hebben op de al dan niet bebouwing van de chaussée de Huy;

Overwegende dat opgemerkt dient te worden dat de Waalse Regering zich voor haar beslissing niet heeft laten leiden door het al dan niet grondbeheer van de uitbater op de betrokken gronden; dat het effectenonderzoek voor het overige benadrykt dat de kandidaat-uitbater niet eigenaar is van het gebied in zijn geheel; dat het zandgroevedecreet om die reden overigens indien nodig in de mogelijkheid tot onteigening voorziet om de ontginning van een afzetting mogelijk te maken; dat dus vaststaat dat het feit dat de kandidaat uitbater eigenaar is van geen invloed is op de liggingskeuze die de Waalse Regering maakt;

Overwegende dat de omtrek van de aanvraag daarenboven, zoals aangegeven door de auteur van het effectenonderzoek, in de omtrek van het ontginbaar gebied van Brussels zand ligt, zoals omschreven in de studie van hoogleraar Poty (1995, westwaarts, EIP, fase I, p. 32);

Dat de uitbreiding van het bestaand ontginningsgebied een spaarzaam beheer en gebruik van de ondergrondse rijkdommen waarborgt; dat dit daarnaast de mogelijkheid biedt om de ontginning van de meer oostwaarts gelegen afzetting niet in gevaar te brengen; 2.2. Afbakeningsalternatieven Overwegende dat sommige omwoners de rue Bois Matelle en de naburige gronden als natuur-, landbouw- of woongebied willen behouden; dat meerdere omwoners tegen de volledige uitbating van de Champ du Bois Matelle gekant zijn (zones bekend als 1c en 1b in effectenonderzoek); dat die omwonenden willen dat de locatie zo ver mogelijk van de Bois de Matelle en van het dal van de Ri des Papeteries komt te liggen;

Overwegende dat sommige bezwaarindieners tegen de uitbating van gebied 1c gekant zijn (geluidshinder); dat dat gebied volgens hen een landbouw- en een buffergebied moet blijven;

Overwegende dat sommige percelen in het ontginningsgebied volgens sommige omwoners opgenomen dienen te worden als woongebied of als woongebied met een landelijk karakter eerder dan als een landbouwgebied (percelen gelegen te Chaumont-Gistoux, rue Bois Matelle en bij het kadaster gekend als Afdeling I, Sectie E, delen 237M en 260G); dat anderen zich tegen de opneming van nieuwe woongebieden uitspreken;

Overwegende dat bezwaarindieners melden dat een woongebied boven op een voormalig stort opgenomen zou worden (« Al Brûl » genoemd, « opsmuk van het gewestplan »);

Overwegende dat meerdere omwonenden eisen dat er in een buffergebied voorzien wordt voor het in het noorden van dit gebied liggend gebied waarvan de inrichting door de gemeente aan een overlegprocedure onderworpen is (kortweg gemeentelijk overleggebied);

Overwegende dat sommige bezwaarindieners voorstellen dat de truck-wash opgenomen wordt als gemeentelijk overleggebied of als gebied van collectief belang;

Overwegende dat het gemeentecollege van Chaumont-Gistoux een advies heeft uitgebracht de dato 29 maart 2010, waarin gewezen wordt op de onduidelijke afbakening van de betrokken omtrek, omdat ze volgens de voorgelegde stukken en de gesprekspartners varieert;

Dat de uitbreiding van het ontginningsgebied naar gebied 1c volgens het college de uitbating dichterbij de nabij gelegen woningen van de Pas de Chien en de rue des Papeteries zal brengen;

Overwegende dat het effectenonderzoek meerdere afbakeningsvarianten van de omtrek van het voorontwerp heeft onderzocht;

Dat laatstgenoemden werden vastgelegd overeenkomstig het bepaalde van artikel 1 van het Wetboek en meer bepaald op grond van volgende beginselen : - optimalisering van de ontginbaarheid van de afzetting zonder afbreuk te doen aan de integriteit van het Natura 2000-gebied hydrogeologisch stroomafwaarts gelegen van het voorontwerp; - spaarzaam gebruik, optimalisering en samenhang van de zonering ten opzichte van de feitelijke toestand (EIP, fase II, p. 91);

Overwegende dat de volgende voornaamste wijzigingen in de aanvankelijk voorgestelde omtrek door de auteur van het effectenonderzoek op die grondslag werden voorgesteld : - vastlegging van een zonering die de totstandkoming van de uitgravingsgrenzen mogelijk maakt met waarborg voor een vlotte ontsluiting van de ontginning met vrijwaring van het naburige Natura 2000-gebied; - oppervlaktevermindering in het zuidwestelijk deel van het project waarvan het ontginbaar karakter naar mening van de auteur van het effectenonderzoek niet rendabel en van ver zichtbaar is; - toevoeging van een oppervlakte in het westelijk en noordwestelijk deel waarvoor de ontginbare diepte zeer rendabel is; - verkleining van de reeds ontgonnen gebieden die reeds hersteld zijn of waarvan het herstel aan de gang is; - toevoeging van oppervlakten die feitelijk gebruikt worden voor de aanhorigheden van de zandgroeve (Eff.ond., fase II, p. 92);

Dat de auteur bijgevolg de varianten 1a, 1b, 1c, 1d, 1e, 2a, 2b en 2c voorstelt;

Overwegende dat het besluit van de Waalse Regering van 27 december 2009 tot voorlopige aanneming van de gedeeltelijke herziening van het gewestplan het volgende aanstipt : « volgende wijzigingen werden doorgevoerd in het voorontwerp » : - verkleining van een oppervlakte van een ontginningsgebied in het zuid-zuid-westen van de omtrek; de zuidwestelijke grens van de omtrek wordt ongeveer 400 meter naar het noordoosten verlegd; 1a); - uitbreiding van de omtrek van het ontginningsgebied naar het westen; de westelijke grens van de omtrek wordt naar het westen verlegd en sluit aan op de grens van het Natura 2000-gebied met inachtneming van de voorkomingsgrens van de beekvallei Ruisseau des Papeteries; 1b) - uitbreiding van de omtrek van het ontginningsgebied naar het noordwesten met inbegrip van de gronden gelegen tussen de bosrand en de landbouwweg gelegen ten westen van de plaats « Al Brûle » op de zuidelijke grens van de locatie « Pas de Chien » (nota : 1c) - opneming als natuurgebied van de overige gronden gelegen in het westen van beide ontginningsuitbreidingsgebieden heden bestemd als landbouwgebied; = westen van de gebieden 1b en 1c - schrapping van een oppervlakte van een ontginningsgeboed in het noordoosten van de omtrek, waarbij de grens naar het westen verlegd wordt met ongeveer 100 tot 200 meters volgens de plaats en tastbaar gemaakt door de landbouwweg van Tourinnes naar Gistoux; (nota : 1d) - uitbreiding van de omtrek van het ontginningsgebied naar het oosten, waarbij de grens met ongeveer 200 meter verlegd wordt naar het oosten ten zuiden van de weg Mettementbrule; (nota : 1e) Overwegende dat [...] volgende wijzigingen eveneens werden doorgevoerd in het bestaande ontginningsgebied : - schrapping van een oppervlakte van het bestaande ontginningsgebied op het gewestplan ten westen van de locatie « Al Brûle »; (nota : 2a) - schrapping van een klein overblijvend ontginningsgebied in het uiterste noorden van het bestaande ontginningsgeboed in het gewestplan langs de rue du Bois Matelle; (nota : 2b) - opneming van een ontginningsgebied op de gronden gelegen tussen beide ontginningsgebieden van het huidige gewestplan »; (nota : 2c) Dat in datzelfde besluit aangegeven wordt dat het effectenonderzoek een variante voorstelt voor de afbakening, namelijk een herijking op grond van het huidige ING-plan van de toegangsweg tot de zandgroeve vanaf de N243, opgenomen als ontginningsgebied; dat de omtrek van die weg bijgevolg heden opgenomen als ontginningsgebied op het gewestplan voortaan bestemd wordt als woongebied, waarbij de daadwerkelijke grondslag van die toegangsweg, heden als woongebied opgenomen, voortaan opgenomen is als ontginningsgebied; dat die wijziging van 11 are de rechtstoestand in overeenstemming brengt met de feitelijke toestand »; dat de auteur van het onderzoek aanstipt dat de rechtstoestand zodoende in overeenstemming wordt gebracht met de feitelijke toestand (EIP, fase II, blz. 146);

Overwegende dat het daar in werkelijkheid een « opsmuk » van het gewestplan betreft; dat dit het enige woongebied betreft waarin het besluit tot voorlopige aanneming van het gewestplan voorzag; dat dit gebied behouden moet blijven;

Overwegende dat de Regering de variant 1a verantwoord acht voor zover dat deel van die afzetting niet optimaal is, voor zover die variant een verbetering vormt voor het landschapseffect (het betreft immers het deel dat van het verst zichtbaar is daar het buiten de omliggende heuvelruggen gelegen is; voor zover die variant een positieve impact zal hebben voor de terugwinning van de landbouwgronden voor het bedrijf dat onder nr 11 bekend staat (EIP, fase II, blz. 85);

Dat de Regering de varianten 1b en 1c eveneens verantwoord acht omdat die gronden geologisch interessant zijn, omdat hun heraanleg als natuurgebied de vermindering van de impact van de landbouw in een Natura 2000-gebied mogelijk zal maken en omdat die varianten, hoewel gekenmerkt door een verlegging van het ontginningsfront naar het Natura 2000-gebied toe, geen significant effect zal hebben op het Natura 2000-gebied indien de diepteligging van het toekomstige bedrijf in de hoogte degelijk nageleefd wordt; dat er immers door de auteur van het effectenonderzoek een voorkomingsomtrek werd onderzocht rondom het bos opgenomen als Natura 2000-gebied;

Dat de Regering daarenboven acht dat variant 1d verantwoord is daar die gronden reeds uitgebaat en opgevuld werden en dat die variant hun onmiddellijke omslag naar landbouw mogelijk maakt; dat het niet nodig is de mogelijkheden uit te breiden voor de installatie van de aanhorigheden van de zandgroeve;

Dat de Regering daarenboven acht dat variant 1e verantwoord is daar die reeds uitgebate gronden de verhuizing van de installaties van de uitbater, gelegen chaussée de Huy, naar die plaats mogelijk zullen maken; dat dit ervoor zal zorgen dat de verkeerstoename door de installaties op de N243 voorkomen zal worden; dat die gronden een zorgvuldig beheer mogelijk zullen maken van de uitbating met tegelijk het mogelijk maken van een vlotte toegangsweg naar het nieuwe traject dat voor het vrachtverkeer bedacht werd; dat dit daarnaast coherent is met variant 2c en de vorming mogelijk maakt van een grote omtrek voor de aanhorigheden van de zandgroeve;

Dat de Regering inderdaad variant 2c gegrond acht daar die gronden uitgebaat en opgevuld werden (behalve zandgroeve RAMAN) en ruimschoots ingenomen werden door firma's die als aanhorigheden van de steengroeve kunnen worden beschouwd; dat de huidige zonering (landbouwgebied) niet verenigbaar is met de daadwerkelijk ontwikkelde activiteiten; dat de opneming van die gronden als ontginninsgebied de samenhang tussen de rechtstoestand en de feitelijke toestand nog versterkt;

Dat de Regering na onderzoek acht dat variant 2b verantwoord is; dat het perceel gelegen rue Bois Matelle en bij het kadaster gekend als Afdeling 1, Sectie E, 260 G, onder een bouwvergunning valt en bebouwd

is; dat mochten er handelingen en werken waarvoor een vergunning nodig is op dat perceel worden uitgevoerd, dit zou kunnen gebeuren via afwijkingsbepalingen ten opzichte van het gewestplan, vervat in het Wetboek;

Dat het perceel, bij het kadaster gekend als Afdeling 1, Sectie E, deel 237 M, daar het deel uitmaakt van variant 2a, gebruikt wordt voor een bomenkwekerij waarvan de eigenaar voornemens is een hangar te bouwen voor de werktuigen die bij die activiteit horen; dat er in dit stadium geen sprake van kan zijn een gewestplan te wijzigen alleen omdat er een voornemen wordt bekend gemaakt; dat dit de grenzen van deze gewestplanherziening overschrijdt;

Overwegende dat de Regering voor het overige voornemens is de opties die zij vastlegde in voornoemde besluiten te bevestigen en de aanneming van de andere afbakeningsvarianten voorgesteld door de auteur van het effectenonderzoek gunstig genegen is;

Dat deze herziening voor het overige niet betrekking heeft op de percelen waar de truck-wash gevestigd is; dat die aanhorigheid van de zandgroeve zal verplaatst worden; 3. Voldongen-feiten-politiek (huidige exploitatie zonder vergunning) Overwegende dat verschillende bezwaarindieners de voldongen-feiten-politiek bekritiseren; Overwegende dat de bezwaarindieners ervan uitgaan dat de machtiging de voldongen-feiten-politiek zullen belonen en aanmoedigen; dat er volgens hen geen enkele waarborg bestaat dat de uitbater deze keer zijn verbintenissen zal nakomen;

Dat de bewaarindieners de nadruk leggen op de noodzaak van een dwingend plan van de gemeente;

Overwegende dat de bezwaarindieners eveneens de noodzaak onderstrepen van een financiële compensatie voor de regularisatie; dat ze achten dat er hoge geldboetes nodig zijn voor de inbreuken voor de regularisatie;

Overwegende dat de bezwaarindieners een gevaarlijk precedent zien ontstaan;

Overwegende dat sommige bezwaarindieners zich afvragen waarom men vandaag laat begaan terwijl de uitbatingsoppervlakte overschreden is en er geen uitbatingsvergunning voorhanden is; dat er volgens hen geregulariseerd moet worden;

Dat meerdere omwonenden vrezen voor het uitwissen van de aan de kaak gestelde inbreuken; dat ze vrezen voor een sanctieloze regularisatie;

Overwegende dat meerdere bewaren erop wijzen dat, daar de huidige uitbating zonder vergunning gebeurt, het onjuist zou zijn te stellen dat het project in de continuïteit van een bestaand ontginningsgebied ingebed is;

Dat het volgens sommige bezwaren tot niets dient om het gewestplan te herzien;

Overwegende dat de gemeente Chaumont-Gistoux in haar advies van 29 maart 2010 eraan herinnert dat de vergunning nog steeds onvolledig gedekt wordt door een vergunning; dat het college vraagt dat de voldongen-feiten-politiek ophoudt, anders gezegd dat de toestand geregulariseerd wordt; dat de uitbating van het gebied dat onder de gewestplanwijziging valt in geen geval niet zou kunnen aanvangen zonder behoorlijke regularisatie;

Overwegende dat de gemeentelijke ruimtelijke ordeningscommissie een advies heeft uitgebracht waarin ze ervan uitgaat dat de inbreuken geregulariseerd moeten worden; dat de aanvraag tot gewestplanwijziging een reeks onregelmatigheden verbergt; dat het wenselijk is dat die onregelmatigheden voor de wijziging van het gewestplan plaatsvinden;

Overwegende dat de uitbater over ontginningsvergunningen beschikt voor een totale oppervlakte van 30 ha en a en zand ontgint zonder vergunning op een oppervlak van een twaalftal hectare (Eff.ond., fase I, blz. 14);

Overwegende, op de eerste plaats, dat de herzien van het gewestplan er niet toe strekt de in staat van overtreding verkerende ontginningen te regulariseren; dat het algemeen nut van het ontwerp aangetoond werd en deze herziening volledig verantwoordt; dat het gewicht van het voldongen feit de beslissing van de Waalse Regering niet omgebogen heeft;

Overwegende dat de herziening van het gewestplan en de bestraffing van de inbreuken twee afzonderlijke en op zichzelf staande procedures zijn; dat het niet de taak van de Regering is om zich in het kader van deze herziening van het gewestplan uit te srpeken over de aangegeven overtredingen; dat de Regering eenvoudigweg de noodzaak vaststelt om het gewestplan te herzien om redenen die hiervoor reeds werden opgegeven, boven het feit uit dat er heden een vergunningloze ontginning gaande is;

Overwegende dat het ontwerp weldegelijk in het verlengde van reeds bestaande ontginningsgebieden valt, ondanks het bestaan van een ontginning in overtreding; dat het weldegelijk daarom gaat, de ontginning van een bestaande afzetting en van een bestaand front verder te zetten;

Overwegende dat gebied 3c geen illegaal ontgonnen gebied is maar overeenstemt met een « opsmuk » van het gewestplan, zoals reeds uiteengezet;

Overwegende dat de percelen die illegaal ontgonnen worden niet allemaal als ontginningsgebied opgenomen zijn in het besluit van de Waalse Regering van 27 mei 2009 tot voorlopige aanneming van de gedeeltelijke herziening van het gewestplan; dat de Regering die optie wil bevestigen;

Overwegende dat de Regering, om redenen van ruimtelijke samenhang (éénzelfde ontginningsgebied eerder dan een versnippering), van spaarzaam bodemgebruik en heraanleg van de locatie (om namelijk een coherente en met name landschappelijke herinrichting van alle ontgonnen en te ontginnen gebieden mogelijk te maken, moeten ze allen onder één gelijkaardig rechtsstatuut vallen), het evenwel nodig acht sommige illegaal ontgonnen percelen in de herziening van het gewestplan op te nemen;

Overwegende dat men de uitbater van het toekomstige ontginningsgebied valse woorden in de mond legt door te beweren dat hij zijn verbintenissen niet zal kunnen naleven; dat benadrukt dient te worden dat reeds in 2002 begonnen werd met deze herziening van het gewestplan;

Overwegende dat de te verstrekken eenmalige vergunning in termen van regularisatie een deel zal dienen te bevatten dat over de vergunningloze ontgonnen gebieden zal moeten gaan om op z'n minst het herstel van die gebieden te waarborgen; 4. Hydrogeologie en hydrologie Overwegende dat talrijke bezwaren betrekking hebben op hydrogeologie en hydrologie; Overwegende dat de bezwaarindieners opperen dat water een zeldzaam goed is en dat waterschaarste dreigt; dat sommige omwonenden wensen dat de kwaliteit en de kwantiteit van het water gewaarborgd worden; dat water volgens hen van openbaar nut en een rijkdom van de gemeente is; dat sommigen wensen dat de impact op de waterrijkdommen zo klein mogelijk gehouden wordt; dat anderen erop wijzen dat het voorzorgsbeginsel in acht genomen moet worden, dat sommige van die bezwaarindieners de beschermingsmaatregelen zouden willen kennen die voor het grondwater, de waterlaag, de waterlopen en de bronnen getroffen worden;

Overwegende dat bezwaarindieners eraan herinneren dat er in de nabijheid van de beoogde locatie een beek loopt;

Dat enkele bezwaarindieners bezorgd zijn over het risico op vervuiling van de waterlaag en de beken (met name door oliehoudende stoffen, de tweemetergrens zou onvoldoende zijn), dat ze benadrukken hoe broos en blootgesteld de waterlaag en de waterwinningen zijn (risico verhoogd door de verhuis van de installaties van het centrum);

Overwegende dat bezwaarindieners zich gelet op de nabijheid van de winning « Ry des Papeteries » afvragen of die nog wel zal kunnen voortbestaan; dat er volgens hen een risico bestaat dat de vochtige gebieden zullen opdrogen; dat ze achten dat de « Ry des Papeteries » eveneens vervuild dreigt te worden; dat de getroffen maatregelen onvoldoende zijn;

Overwegende dat de bezwaarindieners de waarborg van een zeer kwaliteitsvol waterwinningsgebied eisen;

Overwegende dat enkele omwonenden integendeel denken dat enkel de derde wereld aan waterschaarste lijdt en dat het opdrogen van de Ry des Papeteries onmogelijk is;

Overwegende dat meerdere bezwaarindieners vrezen dat de « Rivière Le Train » verontreinigd wordt door aflopend water van het platform dat zich voor de garages bevindt;

Overwegende dat sommige bezwaarindieners ook de vervuiling vrezen van de Nil, zijn oevers en de waterlaag indien er een wisselaar aangelegd wordt op de rustplaats genoemd Nil;

Overwegende dat meerdere omwonenden gewag maken van overstromingsproblemen ten gevolge van neerlopend regenwater en grotere gebetonneerde oppervlaktes;

Overwegende dat meerdere bezwaarindieners zich afvragen of er onderzoeken bestaan naar de verontreiniging van de waterlaag evenals naar de hydrogeologische impact van de ontginning en de opvulling; dat ze melden dat er geen enkel geohydrologisch onderzoek uitgevoerd zou zijn;

Overwegende dat de omwonenden erop wijzen dat de controles betreffende de waterkwaliteit op de uitbater afgewenteld zouden moeten worden;

Overwegende dat de gemeentelijke ruimtelijke ordeningscommissie van Chaumont-Gistoux een advies uitbracht waarin ze het feit betreurt dat er geen hydrogeologisch onderzoek plaatsvond, noch een raadpleging van de betrokken drinkwaterbedrijven aangaande het opdrogen van de bronnen stroomopwaarts en aangaande de waterkwaliteit;

Overwegende dat het gemeentecollege van Chaumont-Gistoux in zijn advies van 29 maart 2010 meldt dat als Waals-Brabant van een dagzoom van een geologische laag met fijn zand geniet, die geologische laag Brussels zand alle nuttige bescherming moet genieten daar het een vector van drinkwater is, niet enkel voor het Waalse Gewest maar eveneens voor het Vlaamse Gewest, dat daar voor een groot deel zijn watervoorraden haalt;

Dat benadrukt wordt dat het college niet helemaal gerust werd gesteld over de impact van de uitbreiding van de zandgroeve op de waterlaag en het voortbestaan van wat daadwerkelijk « het blauwe goud » van de hele regio en omstreken is; dat die onrust nog wordt aangewakkerd door een schrijven van de SWDE waarin in 2005 het feit betreurd werd dat dit bedrijf niet werd ingelicht over het voorontwerp of het effectenonderzoek, te meer omdat het toekomstige ontginningsgebied gradueel stroomopwaarts ligt van het voorraadbekken van de waterwinningen van de SWDE en de VMW; dat nergens in het dossier sprake is van het beslissend advies van de SWDE; dat de enige kennis die de Regering daarover heeft uit het advies van de gemeente Chaumont-Gistoux afkomstig is, die er sommige passages uit citeert;

Overwegende dat wat betreft de bescherming van de waterlagen de gemeente Chaumont-Gistoux meldt dat de SWDE en de VMW geraadpleegd werden door de gemeentelijke overheid; dat die maatschappijen de dato 12 en 15 februari 2010 een negatief advies hebben uitgebracht over de ontwerp-uitbreiding van de zandgroeven in afwezigheid van alle passende voorwaarden voor de waarborg van het voortbestaan van hun watervoorraden, zowel op kwantitatief als op kwalitatief vlak; dat die maatschappijen volgens hetgeen vermeld staat in het advies van de gemeente Chaumont-Gistoux meer bepaald gewag maken van hetvolgende : « De SWDE en de VMW baten reeds meer dan 50 jaar vier waterwinningen uit piëzometrisch stroomafwaarts van het uitbreidingsgebied van de zandgroeven : die waterwinningen zijn goed voor een jaargemiddelde van om en bij de 3.000.000 m3 op de waterlaag in het Brussels zand.

Die watervoorraden zijn van een groot strategisch belang voor de waterbevoorrading van Chaumont-Gistoux en meerdere aangrenzende gemeenten, evenals voor de watertoevoer van Mechelen naar Vlaanderen en bij een panne in de toevoer is er geen alternatief.

Vanuit een hydrogeologisch standpunt moet de impact van het ontwerp vanuit kwantitatief en kwalitatief oogpunt bekeken worden.

Wat de kwalitatieve aspecten betreft, beperkt het effectenonderzoek zich tot een beschrijving van de staat van de waterlaag in een toestand van evenwicht en dat onderzoek schat de mogelijke hydrodynamische impact van een dergelijke uitgraving zeer laag in als die uitgraving maar 2 m boven het huidig piëzometrisch niveau blijft.

Blijkt dat het hydrogeologisch model van Geobel Conseil uit 1995 met bijwerking van 2004 geen simulaties van piëzometrische wijzigingen voortvloeiend uit een hogere en snellere infiltratie wegens de uitgraving en de substantiële vermindering van de zandlaag heeft ondergaan. Zelfs als de wijzigingen in het hydrodynamisch evenwicht a priori van geringe invloed zouden zijn, en meer verband zouden houden met de pluviometrische toestand, dan toch blijft er enige onzekerheid in verband met de plaatselijke piëzometrische evolutie en de invloed ervan op de richting en de hevigheid van de stromen in de bevoorradingsgebieden van de lager gelegen waterwinningen.

Wat het kwalitatieve aspect betreft, onderstreept het onderzoek de risico's op verontreiniging van de waterlaag door het onderhoud, de herstelling en de bevoorrading van de machines en installaties tijdens de uitbatingsfase van de zandgroeve. Die risico's op vervuiling door olieproducten zoals diesel en oliën of oplosmiddelen - ongeacht of ze incidenteel of accidenteel zijn - zijn niet verwaarloosbaar daar de waterlaag bijna opborrelt aan de oppervlakte van de zandput. Alle preventieve regelingen, in het bijzonder voortvloeiend uit het regeringbesluit van 17 juli 2003 betreffende de steengroeven en aanhorigheden moeten toegepast en gecontroleerd worden. Bovendien is, zoals aanbevolen door de auteur van het effectenonderzoek, een piëzometrische opvolging vereist.

Wat de nitraten betreft, wordt de waterlaag in het Brussels zand ondergebracht bij de « kwetsbare » gebieden : het nitratengehalte, dat sinds de jaren '80 lichtjes steeg, stabiliseert tegenwoordig rond de 30/35 mg/l. Bij een heraanleg van het ontginningsgebied als landbouwgebied verhoogt de gevoeligheid van de waterlaag voor nitraatverontreiniging wegens het wegvallen van de natuurlijke zandfilte die 10 tot 20 meter dik is. Die factor draagt niet bij tot een doelstelling van verbetering van de kwaliteit van de waterlaag.

Naast het risico dat het waterpotentieel van de SWDE- en VMW-waterwinningen verslechtert, dienen ook andere mogelijke effecten worden vermeld. Een kleine structurele inzakking van de waterlaag kan immers de vochtige gebieden verbonden aan relatief stabiele plaatselijke hydrologische omstandigheden in gevaar brengen.

Daarentegen kan een blijvende stijging van de waterlaag en bijgevolg van de capillariteitsrand kwalijke gevolgen hebben op de gebouwen gelegen in de nabijheid van de afvoersloten van de waterlaag : opstijgend vocht of vollopende kelders.

Daar het waterlichaam in de grondwaterlaag overgaat, moeten het onverzadigd gebied en de oppervlaktewateren als een dynamisch geheel beschouwd worden. De uitholling van het onverzadigd natuurlijk filtrerend lichaam zal onvermijdelijk de wijze van bevoorrading van de onderliggende waterlaag verstoren, evenals de plaatselijke piëzometrie die het debiet van de ervan afhankelijke bronnen en de beken, gelegen in de zanderige waterscheiding, regelt.

Tegen een duurzaam beheer van de waterlaag in, waarbij dat evenwicht wordt gevrijwaard, is de rotsontginning een vernietigende tijdelijke en onomkeerbare activiteit. Daarbij zijn de uitbating van de waterrijkdommen en het rotsgesteente moeilijk te verzoenen »;

Overwegende dat die adviezen, volgens de gemeente Chaumont-Gistoux, op het ongepaste karakter van de uitgevoerde beoordeling van de gevolgen en het kwantitatieve en kwalitatieve risico op een onontbeerlijke watervoorraad wijzen; dat de noodzakelijke bescherming van de waterlaag voor het College een voorafgaande voorwaarde voor het uitbreidingsontwerp is en dat die voorwaarde in casu niet vervuld wordt;

Overwegende dat de benedengrens van de uitbating, op twee meter boven de grondwaterlaag, voor de gemeente Chaumont-Gistoux onvoldoende is om de risico's op vervuiling ervan en bijgevolg de vervuiling van de Ry des Papeteries te voorkomen; dat die zanddikte als bescherming boven de waterlaag nog breder zou moeten zijn, in ieder geval in de buurt van het Natura 2000-gebied;

Overwegende dat de gemeente Walhain in haar advies van 17 februari 2010, ingediend in het kader van het openbaar onderzoek, erop wijst dat het ontwerp tegenstrijdig is met de plaatselijke visie op gebiedsontwikkeling, meer bepaald voor zover de gemeente in haar ontwerp van structuurplan naar de ontwikkeling, de bescherming en de benutting van de natuurlijke hulpbronnen, de rijkdommen en het plaatselijk erfgoed streeft;

Overwegende dat de gemeente Walhain erop wijst dat één van de wezenlijke doelstellingen van het ontwerp van structuurplan erin bestaat, de natuurlijke hulpbronnen te beschermen, waarvoor de watercyclus duurzaam beheerd dient te worden; dat twee concrete maatregelen daarvoor overigens werden uitgewerkt : de verdere sanering van het water en de sensibilisering van de landbouw voor de bescherming van de watervoorraden;

Dat ze eveneens benadrukt dat de effectenstudie het risico op hogere debieten in de waterlopen vermeldt; dat dit fenomeen een risico inhoudt op veelvuldiger overstromingen in een gebied dat reeds erg aan die problematiek onderhevig is; dat het groter aantal verharde oppervlaktes, toe te schrijven aan de wisselaar en aan de aanleg van nieuwe wegen, het overstromingsrisico bovendien nog eens verhoogt; dat het ontwerp van structuurplan eveneens die problematiek te berde bracht (optie 24 ervan); dat de verschillende sectoren die onder dat probleem lijden in een specifieke maatregel, AC-08, aan bod kwamen en dat er denksporen werden uitgetekend in het kader van de bestrijding van de overstromingsrisico's; dat de gemeente aldus van mening is dat het effectenonderzoek zich blijkbaar niet van het bestaand overstromingsprobleem in Walhain bewust is;

Overwegende dat, zoals benadrukt, de bezwaren betreffende de hydrologie en de hydrogeologie eerder betrekking hebben op vraagstukken die onder de eenmalige vergunning i.v.m. de ontginningsactiviteit vallen; dat het hier gaat om een beslissing te nemen over de herziening van het gewestplan met het oog op de opneming van een nieuw ontginningsgebied; dat de meeste vragen betreffende de hydrologie en de hydrogeologie een antwoord zullen vinden in het kader van de aanvraag tot eenmalige vergunning die zal resulteren in de concrete tenuitvoerlegging van het ontwerp dat het voorwerp is van deze herziening van het gewestplan, van de effectbeoordeling waaraan ze onderworpen zal worden en de vergunning die verstrekt zou kunnen worden;

Overwegende dat de Regering erop aandringt dat er bij de effectenbeoordeling die bij de eenmalige vergunningsaanvraag zal plaatsvinden geheel in het bijzonder op de hydrologie en de hydrogeologie gelet wordt;

Overwegende dat zowel SWDE als VMW, zoals reeds aangestipt, door de auteur van het effectenonderzoek aangesproken werden, maar dat ze niet ingingen op die aanvraag (eff.ond, fase II, blz. 63); dat ze pas reageerden toen ze in het kader van het openbaar onderzoek van de gemeente Chaumont-Gistoux werden aangesproken;

Overwegende dat algemene maatregelen die de potentiële effecten van een ontginningsactiviteit op het leefmilieu kunnen verkleinen werden vastgesteld bij besluit van de Waalse Regering van 17 juli 2003 houdende sectorale voorwaarden voor de steengroeven en hun aanhorigheden (BS 06.10.2003), evenals bij de bijlage met als opschrift « gids van goede praktijken voor de uitvoering van artikel 25 van het besluit van de Waalse Regering van 17 juli 2003 houdende sectorale voorwaarden voor de steengroeven en hun aanhorigheden »;

Overwegende dat het besluit van de Waalse Regering van 4 december 2003 tot aanneming van het voorontwerp van gedeeltelijke herziening van het gewestplan het volgende inhoudt : « Overwegende dat de ontginningsactiviteit de grondwaterlaag van het Brussels zand niet zou mogen bereiken; dat er bijgevolg helemaal niet gevreesd moet worden voor een zakkend peil ervan »;

Overwegende dat het besluit van de Waalse Regering van 27 mei 2009 houdende de voorlopige goedkeuring van de gedeeltelijke herziening van het gewestplan Wavre-Jodoigne-Perwez met het oog op de opneming van een ontginningsgebiedgenaamd « Les Turluttes » hetvolgende meldt : « Overwegende dat de waterwinningen, aanwezig in een straal van 3000 meter tegenover de vier uiterste hoeken van het ontginningsgebied van het project in kaart werden gebracht; dat géén enkele ervan in de onmiddellijke nabijheid van het vooropgestelde ontginningsgebied ligt;

Overwegende dat de zandontginning ophoudt twee meter boven de grondwaterlaag; dat geen enkele oppomping van bemalingswater bijgevolg nodig is; dat er niet hoeft gevreesd te worden voor een zakkend waterpeil; dat de vooropgestelde ontginning van geen enkele invloed zal zijn op het piëzometrisch niveau; »;

Overwegende dat de Regering bij datzelfde besluit voor de afbakeningsvarianten heeft geopteerd die de auteur van het effectenonderzoek heeft voorgesteld; dat laatstgenoemde erop gewezen heeft dat de varianten 1b en 1c (oppervlakte toegevoegd in het westelijk en noordwestelijk deel van het project) neerkomen op een voortschrijden van het ontginningsfront naar het Natura 2000-gebied toe; dat die voorwaartse beweging onderzocht werd om te voorkomen dat er een voorkomingsomtrek, liggend om het bos opgenomen als Natura 2000-gebied, ingenomen wordt (eff.ond, fase II, blz. 94);

Overwegende dat het betrokken ontginningsgebied in het stroomgebied van de Dijle en de Train ligt; dat de meest nabijgelegen hydrologie onder de aanwezigheid van de beek Papeteries en Ry du pré Delcourt, bijrivieren van de Train, valt; dat de vallei van de Train onder het Natura 2000-netwerk valt met als locatienummer BE3100007 (eff.ond, fase II, blz. 5);

Overwegende dat de auteur van het effectenonderzoek, gelet op de nabijheid van de bron van de beek Papeteries en aangezien het hier betrokken ontginninsgebied bijna volledig in het onderstroomgebied valt, erop wijst dat het die beek en die vallei zijn die de gezamenlijke aflopende oppervlaktewateren opvangen die uit het ontginningsgebied afkomstig zijn; dat drie thalwegen (droge valleien), met de vallei van die beek verbonden, van invloed zijn op de plaatselijke waterafloop (eff. ond., fase II, blz. 5 en 55);

Dat er waterwinningen gelegen zijn op ongeveer 1300 en 1600 meter van de omtrek van het ontwerp; dat laatstgenoemden water putten uit de grondwaterlaag van de Brusselse zandformatie; dat die waterlaag de Ry du Pré Delcourt noordwaarts bevoorraadt; dat meerdere winningen langs die beek zijn opgesteld; dat de grondwaterlaag de beek Papeteries westwaarts bevoorraadt; dat laatstgenoemde eveneens bevoorraadt wordt door enkele bronnen (eff. ond., fase II, blz. 56);

Dat de auteur enerzijds de risico's op plaatselijk opstijgend water uit de grondwaterlaag, op plaatselijke inzakkingen van de grondwaterlaag, op besmetting van het grondwater en beïnvloeding van de waterwinningen (eff.ond., fase II, blz. 62-63) en anderzijds op hogere debieten in de waterlopen, het ontstaan/de verdwijning van vochtige gebieden, de risico's op vervuiling van de oppervlaktewateren (eff.ond., fase II, blz. 64) onderzocht heeft, tijdens de ontginningsfase zowel als tijdens de heraanlegfase; dat de auteur eveneens de risico's onderzocht heeft mbt besmetting van het grondwater, beïnvloeding van de waterkwaliteit van de winningen en benutting van de drinkwatervoorraden (eff.ond., fase II, blz. 65);

Dat hij daaruit besluit dat de impact van de ontginning op het algemeen uitzicht van de grondwaterlaag klein is; dat enkel de jaarlijks neerslagvariaties een belangrijke invloed hebben op dat uitzicht; dat het afgravingseffect bij hevige regen betekent dat het langer zal duren vooraleer de normale toestand weer bereikt wordt; dat de reële impact van de afgraving op de vochtige gebieden gelegen stroomafwaarts van het ontwerp onbeduidend en op jaarschaal niet meetbaar is; dat daar het ontwerp achter de voorkomingsomtrek, vastgesteld rondom de bron en de richting van de beek Papeteries, gelegen is, elke accidentele of toevallige vervuiling weggewerkt zou kunnen worden via oppompen of afgraven nog voor het product de bron van de beek bedreigt (eff. ond., fase II, blz. 63-64);

Overwegende dat de opneming van de locatie « Pas de Chien » als natuurgebied als planologische compensatie de vrijwaring en de bescherming mogelijk maakt van een helling die de beken « Papeterie » en « Train » bevoorraadt; dat dit elke nieuw risico op plaatselijke vervuiling van de grondwaterlaag en de openbare waterwinningen, stroomafwaarts gelegen, voorkomt (eff.ond., fase II, blz. 137);

Dat de vestiging van de aanhorigheden ten oosten van het gebied ruimere mogelijkheden bied op verhelping van een eventuele vervuiling;

Overwegende dat water een hernieuwbare bron is; dat het ontwerp geen negatieve impact heeft op die bron voor zover zandontginning beperkt wordt tot de onverzadigde zone zonder dat water gewonnen wordt in de grondwaterlagen; dat, voor de inachtneming van het voorzorgsbeginsel betreffende de bescherming van de grondwaterkwaliteit, bronnen en stroomafwaarts gelegen bronnen inbegrepen, daarenboven voorkomingsmaatregelen opgelegd zullen kunnen worden in de bijzondere omstandigheden bij het verstrekken van de eenmalige vergunning;

Overwegende dat water, volgens artikel 1, § 1, van het Waterwetboek als boek II van het Leefmilieuwetboek, deel uitmaakt van het Waalse erfgoed en dat de watercyclus met name beheerd wordt met het oog op het voortbestaan van de waterrijkdommen; dat de stroomgebiedoverheid de bestuurlijke eenheid is die bevoegd is voor het beheer van het gezamenlijke Waalse stroomgebied (artikel 2, 4°, van het Waterwetboek);

Overwegende dat het water in de grote plaatselijke grondwaterlaag overigens door de eveneens typisch plaatselijke landbouwpraktijken aan kwaliteit heeft ingeboet; dat de Regering niettemin poogt de impact ervan te verkleinen door wetgevende maatregelen die bijvoorbeeld betrekking hebben op de kwetsbaarheid van de waterlaag in het Brussels zand (ministerieel besluit van 28/07/1994 en programma duurzaam stikstofbeheer deel uitmakend van boek II van het Waterwetboek bij besluit Waalse Regering van 3 maart 2005, gewijzigd bij besluit Waalse Regering van 15 februari 2007); dat de oppervlakte die in het huidige ontwerp aan de landbouw ontnomen wordt dus enigszins, hoewel heel plaatselijk en vanuit dat oogpunt, de kwaliteit van het grondwater ten goede komt;

Overwegende dat zandwinning per definitie geen verontreinigende activiteit is daar er geen enkel fysisch of chemisch industrieel verwerkingsprocédé bij betrokken is; dat het risico op vervuiling van de grondwaterlaag enkel verband houdt met het gebruik van civieltechnische werktuigen waarvoor zeer strikte veiligheidsnormen gelden; dat het binnenkomend en uitgaand verkeer over zeer brede asfaltbanen zal rijden, waardoor het risico op incidenten verkleint;

Overwegende dat het ontwerp zich op hydrogeologisch vlak noch piëzometrisch stroomopwaarts noch in het invloedsgebied van één of andere in bedrijf zijnde of overwogen winning bevindt; dat het risico op verstoring van het debiet van de Ry des Papeteries of op opdroging van de vochtige gebieden onbestaande is; dat het ontwerp immers, volgens de omtrek voorgesteld door de auteur van het effectenonderzoek, enkel 31 % van de oppervlakte van het stroomgebied zal bestrijken als de ontginning ten einde zal lopen; dat de gedeeltelijke wijziging van de waterregeling in dat gebied wegens de ontginning zal resulteren in meer infiltrerend water, waardoor tegelijk en verhoudingsgewijs minder aflopend water gepaard zal gaan; dat het debiet in de Ry des Papeteries daardoor juist regelmatiger zal zijn terwijl de vernietigende effecten op het leefmilieu, zoals erosie van de landbouwgronden, overstroming in de vochtige gebieden en overlopende beken stroomafwaarts bij hevige regenval en grondverzadiging zullen verkleinen;

Overwegende dat de vraag met betrekking tot een gevreesde verontreiniging van de rivier « Le Train » onder de riolering van het centrum van Gistoux valt;

Overwegende dat het ontwerp-ontginningsgebied, zoals voorgesteld in het effectenonderzoek, van generlei invloed is op het stroomgebied van de Nil, daar het volledig buiten dat stroomgebied ligt;

Overwegende dat de Regering daarenboven beslist geen verkeerswisselaar aan te leggen, noch op de rustplaats langs de Nil, noch op een andere plaats;

Overwegende dat de oppervlakte die ten gevolge van het ontwerp gebetonneerd zal worden uiterst beperkt zal blijven; dat het ontwerp in die mate geen overstrromingsproblemen met zich zal brengen;

Overwegende dat het ontwerp geenszins tegen het ontwerp-structuurplan van de gemeente Walhain ingaat; dat het ontwerp immers geen hindernis vormt voor de verdere watersanering noch voor de sensibilisering van de landbouwwereld voor de bescherming van de waterrijkdommen;

Overwegende dat, daar de oppomping van water uit de grondwaterlaag onbestaande zal zijn, de hydrogeologische regeling onveranderd zal blijven; dat de auteur van het effectenonderzoek niet zelf het hydrogeologisch onderzoek heeft uitgevoerd; dat hij de onderzoeken uitgevoerd door ingenieurskantoren moest bekijken vanuit de verschillende raadplegingen bij zowel privé als publieke specialisten; dat dit gebeurd is;

Overwegende dat de opvolging van de kwaliteit en de kwantiteit van het grondwater deel zal uitmaken van gedetailleerde uitbatingen die opgelegd zullen worden ten gevolge van een nieuw effectenonderzoek dat voorafgaat aan de aflevering van de eenmalige vergunning;

Overwegende dat de auteur van het effectenonderzoek de aanbeveling verstrekt, de parkeerplaatsen en aanhorigheden te vestigen in het oostelijk deel van het gebied om in meer mogelijk oplossingen te voorzien bij een eventuele toevallige, aan de ontginning toe te schrijven, vervuiling met oliehoudende producten in de grondwaterlaag en te voorkomen dat de aanhorigheden verspreid komen te liggen op de bedrijfssite (eff.ond., fase II, blz. 105);

Dat zijn aanbeveling er eveneens toe strekt : - om te voorkomen dat de grondwaterlaag inzakt, de zandontginning juist boven de grondwaterlaag te laten stoppen. Dat is ook wat overigens in het ontwerp wordt bepaald. Twee meter ontginning wordt evenwel aanbevolen in plaats van één meter, zoals de uitbater voorziet. - Vooraf wordt een « veiligheidsplan » opgesteld waarin duidelijk de maatregelen opgesomd zijn die getroffen moeten worden in geval van een ongeluk in de graafput en waarin ook het materiaal wordt opgelijst waarmee vervuilende stoffen worden weggewerkt. - Het bedrijfsmaterieel wordt zoveel als mogelijk ondergebracht in het oostelijke deel van de locatie (vanuit de hydrogeologie is dat stroomopwaarts) om de mogelijkheden van wegwerking van een incidentele vervuiling van de grondwaterlaag met olieproducten wegens de ontginning te verhogen. - De voertuigen worden regelmatig nagekeken op veiligheid, namelijk nakijken of er geen incidenteel olieverlies optreedt. - Een bijkomende maatregel bestaat erin de motorvoertuigen die op de locatie rijden (ten minste die welke constant op de bedrijfssite rondrijden) te laten rijden op bioafbreekbare brandstoffen (eff.ond., fase II, p. 105);

Dat het volgens de auteur van het effectenonderzoek eveneens aanbevolen is een piëzometer (P14) op te stellen tussen de bron van de beek en het meest nabijgelegen ontginningsfront; dat het bij de ontginning van het eerste deel van het gebied aanbevolen is de piëzometers Pss en P14 na te kijken; dat hij erop wijst dat die werkwijze het aldus mogelijk maakt na te kijken of er geen enkel verlies van verontreinigende stoffen in het grondwater optreedt en gepast te reageren op elk incident (eff.ond., fase II, blz. 111);

Dat de CRAT in haar advies van 25 augustus 2011 de door de auteur van het effectenonderzoek voorgestelde maatregelen die de bescherming van de grondwaterlaag beoogt, geheel en al overneemt;

Dat de auteur van het onderzoek hetvolgende aanstipt : « Er zal nooit van enige residuele, niet-uitwisbare impact op de ondergrond en het grondwater sprake zijn, behalve de risico's op incidentele verontreiniging van de grondwaterlaag.

Op voorwaarde dat de in dit geval te treffen maatregelen gekend zijn en de waterkwaliteit regelmatig nagekeken wordt, is dat soort verontreingingen vlot weg te werken voordat er stroomafwaarts schade optreedt »(eff.ond., fase II, blz. 112);

Overwegende dat de Regering, die gevoelig is voor het commentaar van het effectenonderzoek, erop aandringt dat de effecten bekeken worden in het effectenonderzoek dat in het stadium van de vergunningsaanvraag uitgevoerd zal worden en dat ze in voorkomend geval bevestigd of aangepast worden en in overweging worden genomen bij het eventueel afleveren van de vergunning; 5. Topografie en landschappen Overwegende dat enkele bezwaren betrekking hebben op de vrijwaring van de landschappen; Overwegende dat de bezwaren meer bepaald ingaan op het risico op landschapsvernietiging;

Overwegende dat er volgens sommige bezwaarindieners bomen geplant moeten worden om een groen scherm te laten groeien die de bewoners van de rue du bois Matelle visueel af kunnen schermen van de cementfabriek Raman;

Overwegende dat andere bezwaarindieners opperen dat de aanleg van aarden omwallingen een aanzienlijke wijziging in het bodemreliëf teweeg zou brengen;

Overwegende dat sommige bewoners gewag maken van de geplande vestiging van 9 windturbines; dat het voor enkele bewoners onjuist is te beweren dat van het windturbineproject afgezien wordt;

Overwegende dat sommige omwonenden het nodig achten enkele voorwaarden inzake landschappen en leefmilieuzorg op te leggen tegen het einde van de uitbating : nieuwe verbindingswegen voor traag verkeer en bomen op een lint of in groepjes;

Overwegende dat sommige bezwaarindieners wijzen op het bestaan van een omtrek voor een waardevol landschap in de nabijheid van de beoogde locatie;

Overwegende dat de gemeente Chaumont-Gistoux er in haar advies van 29 maart 2010 op wijst dat het ontwerpgebied gelegen is op het aanrakingsvlak tussen de Brabant-Haspengouwse hoogvlakte en de Brabantse glooiingen; dat daar een bijzonder interessant landschap uit voortspruit, waarbij een overgang duidelijk wordt tussen het Haspengouwse « openfield » en de meer besloten landschappen van centraal Waals-Brabant; dat het juist op die plek is, waar het Haspengouws plateau symbolisch in het valleitje van de Ry des Papeteries duikt, dat de zandgroeve zich zou uitbreiden; dat de uitbating van de gebieden 1c en 1b in het voorstel van de auteur van het effectenonderzoek de uitbating van het veld van de Bois Matelle inhoudt, wat als gevolg zou hebben dat de zandgroeve direct naast dat bos en dat valleitje zou komen te liggen; dat het voorzorgsbeginsel vereist dat men met name om redenen van landschapsinstandhouding die gebieden in stand houdt omdat ze daarnaast ook als buffergebied dienen tegenover de bestaande zandgroeve;

Overwegende dat de bezwaren inzake topografie en landschappen voor het overige meer betrekking hebben op punten die vallen onder de eenmalige vergunning voor ontginningen; dat het hier zaak is een uitspraak te doen over de herziening van het gewestplan met het oog op de opneming van een nieuw ontginningsgebied; dat elke vraag in verband met de topografie en de landschappen beantwoord zal worden in het kader van de eenmalige vergunningsaanvraag die de concrete uitvoering van het project zal bewerkstelligen waarvoor deze herziening van het gewestplan als grondslag dient, van de beoordeling van de effecten waaraan ze onderworpen wordt en van de vergunning die verstrekt kan worden;

Overwegende dat de locatie ingebed is een gebied met zachte glooiingen; dat het hoogste punt in het zuidwesten 150 à 155 meter hoog is; dat de gronden geleidelijk dalen naar het noordoosten toe, waar ze in het uiterste noorden van de omtrek ongeveer 140 m hoog zijn; dat de ontgonnen zone in het noordoosten van de omtrek een diepe uitholling vormt van ongeveer 30 meter diep ten opzichte van de oorspronkelijke bodem (eff. ond., fase II, blz. 8);

Overwegende dat de gemeente Chaumont-Gistoux niet deel uitmaakt van de Brabantse en Haspengouwse hoogvlakten, behalve in een heel klein zuidelijk deel van het grondgebied waarvan het ontwerpgebied in de noordwestelijke rand van het landbouwplateau van Perwez gelegen is; dat het ontwerp voor het overige, voor zover het tegelijk in de omschakeling van het gebied Pas-de-Chien tot natuurgebied voorziet, enkel vanuit dat punt voor verbetering kan zorgen;

Overwegende dat de lokale hoofdkenmerken van het landschap de volgende zijn (eff.ond., fase II, blz. 8) : - open landschap met als bestemming landbouwteelt; - aanwezigheid van een dichtbemaasd wegennet; - landschap met bosschages die het bestaan van diepere valleien onderstrepen;

Overwegende dat in het besluit van de Waalse Regering van 4 december 2003 tot aanneming van het voorontwerp van gedeeltelijke herziening van het gewestplan hetvolgende werd vastgesteld : « het meest nabijgelegen woongebied, namelijk Chaumont, is gelegen op 500 m van de locatie en de overwogen uitbreiding komt nog verder van die plaats af te liggen; een ander woongebied, namelijk het dorp Libersart, is gelegen op meer dan 700 m ten zuiden van de betrokken omtrek »;

Overwegende dat, wat betreft de effecten op het landschap, het effectenonderzoek voor het leefmilieu een onderscheid maakt tussen de gevolgen in het ontwerpgebied en de gevolgen in de naburige gebieden;

Dat, wat betreft de gevolgen in het ontwerpgebied, het onderzoek aanduidt dat de uitbating gefaseerd zal verlopen en « om te voorkomen dat er te diepe holtes worden gegraven, er in een omschakelende heraanleg voorzien moet worden voor de ontgonnen gebieden zodra de omtrek van het overwogen ontginningsgebied uitgevoerd wordt » (eff.ond., fase II, blz. 65); dat dit betekent dat de heraanleg van de ontgonnen gebieden geleidelijk aan zou moeten gebeuren naarmate elke nieuwe fase van ontginning van de afzetting aangesneden wordt;

Dat, wat betreft de gevolgen in de naburige gebieden, erop gewezen wordt dat omdat de omtrek van het voorontwerp omgeven wordt door heuvelruggen of bosschages behoudens de zuidwestelijke punt, die overhelt naar een ander stroomgebied, de uitgraving voor de vergezichten beperkt zal blijven tot één enkele gunstige topografische ligging, « behoudens voor het zuidwestelijk deel van de omtrek van het voorontwerp, waar er een zichtbaarheidsrisico bestaat, namelijk vanaf de autosnelweg » (eff.ond., fase II, blz. 66);

Dat het onderzoek ook meldt dat de variante 1a (verplaatsing van de zuidelijke grens van de omtrek van ongeveer 400 meter naar het noordoosten) voor een verbetering zou kunnen zorgen van de landschappelijke impact voor zover « de buitengesloten omtrek overeenstemt met het meest aan de vergezichten blootgestelde deel van het gezamenlijke nieuwe ontginningsgebied. Dat is immers buiten de zich op de rand bevindende heuvelruggen gelegen, waardoor een zorgvuldige landschappelijke integratie van het ontwerp mogelijk wordt gemaakt » (eff.ond., fase II, blz. 92);

Dat ze op titel van « uit te voeren maatregelen » besluit dat « wat betreft de vergezichten, de uitholling geen impact zou moeten veroorzaken, daar de voorgestelde omtrek omgeven wordt door 155 m hoog gelegen heuvelruggen onder voorbehoud van een deel van de omtrek van het voorontwerp dat opgenomen is in variante 1a in het kader van dit effectenonderzoek (voor een gewestplan). De overwogen oppervlakte ligt immers buiten de omtrek van voornoemde heuvelruggen » (eff.ond., fase II, blz. 101);

Overwegende dat die afbakeningsvariante in het besluit van de Waalse Regering van 27 mei 2009 in aanmerking werd genomen, namelijk in de considerans dat « een groot deel van de omtrek van het ontwerp met plantengroei (in het westen) of heuvelruggen (zuidwesten) omrand is, waardoor het aan de vergezichten onttrokken is; dat enkel het uiterst zuidelijk deel van het overwogen ontginningsgebied niet aan het oog onttrokken wordt;

Overwegende dat het ontwerp in het westen van een reeds ontgonnen gebied ligt; dat het plaatselijke landschap reeds gekenmerkt wordt door de aanwezigheid van een zandgroeve;

Overwegende dat de wijziging in het bodemreliëf door de uitholling van de omtrek van het ontginningsgebied een aanzienlijk gevolg zal hebben voor de aanzichten op een korte afstand; dat het de eenmalige vergunning eigen is, de verschillende faseringen van de uitbating en de vereiste heraanlegmaatregelen voor de verkleining van de impact te bepalen;

Overwegende dat de vestiging van nieuwe aanhorigheden maatregelen inzake landschappelijke integratie zal vereisen; dat dit in de eenmalige vergunning opgenomen zal worden; »;

Overwegende dat de auteur van het effectenonderzoek voor de aanzichten op een korte afstand laat weten dat « de uitholling merkbaar zal zijn vanaf enkele kortbij gelegen wegen of wegen in de dichte nabijheid van de omtrek van het voorontwerp » (eff.ond., fase II, blz. 66); dat de vestiging van nieuwe aanhorigheden ten slotte een risico inhoudt « op aanzienlijke landschappelijke gevolgen en een versnippering van de installaties in het landschap om de zandgroeve heen » (eff.ond., fase II, blz. 66);

Dat het effectenonderzoek, wat de aanzichten op een korte afstand betreft, ook op titel van de maatregelen die getroffen dienen te worden aangaande de landschappen, meldt dat het effectenonderzoek dat uitgevoerd zal worden in het kader van de vergunningsaanvraag de wijzen zal bestuderen « waarop de ontginning landschappelijk geïntegreerd kan worden [...]. Als de keuze valt op het afschermen van de uitholling, kan een visueel scherm aangelegd worden in de rand, ofwel door een merloen op te bouwen, ofwel door de aanleg van lokaal geschikte planten, ofwel door beide werkwijzen tegelijk te gebruiken.

Er kan een lage omwalling aangelegd worden die voor meer harmonie zorgt in het open, zuidelijk, landschapsdeel. De omheining zou het best achteraan naast dat visuele scherm, aan de kant van de uitholling, aangelegd worden. » (eff.ond., fase II, blz. 101);

Overwegende dat wat betreft de doelgerichtheid van die maatregelen, de auteur van het onderzoek van mening is dat de aanleg van een visueel scherm « de ontginning kan onttrekken aan het oog vanaf de rand van het bedrijf. De aanplanting moet evenwel vroeg genoeg gepland worden zodat de planten tijd genoeg hebben om te groeien tegen het ogenblik waarop de zandontginning begint. Er moet een verstandige plantenkeuze worden gemaakt zodat voorkomen kan worden dat overwoekerende planten gebruikt worden » (eff.ond., fase II, blz. 112); dat de wijziging in het bodemreliëf tijdens de ontginning een belangrijke impact heeft op het project; dat ten slotte benadrukt wordt dat « hoewel de omheiningen en veiligheidssystemen aan de rand behouden blijven zelfs na de ontginning, toch gelet dient te worden op de visuele kwaliteit van hun definitieve uitzicht vanaf de aanleg ervan, met het oog op landschappelijke integratie. Vanuit landschappelijk oogpunt zijn deze systemen immers zelden een gelukkige keuze » (eff.ond., fase II, blz. 113);

Overwegende dat het besluit van 27 mei tot voorlopige aanneming van de gedeeltelijke herziening van het gewestplan vastgesteld heeft dat de uitholling (...) « een aanzienlijke impact zal hebben op de aanzichten vanop een korte afstand » en daarin werd reeds vastgesteld dat het de eenmalige vergunning zal moeten zijn die de faseringen van de uitbating en de heraanlegmaatregelen, vereist voor de verkleining van de impact, zullen moeten bepalen; dat het dus ongepast is in het stadium van herziening van het gewestplan op dat punt vooruit te lopen aangezien het onder de vergunning valt die het gewestplan uitvoert; dat dit gezegde zijnde, de gegevens waarop het effectenonderzoek voor een gewestplan attendeert deel uit zullen maken van de elementen waarop de auteur van het in het kader van de aanvraag van de eenmalige vergunning uit te voeren effectenonderzoek zal moeten werken;

Overwegende dat, wat de aanhorigheden betreft, de auteur van het effectenonderzoek hetvolgende voorstelde : - de nieuwe aanhorigheden opnemen in het planologisch verlengde van de bestaande aanhorigheden, eerder dan ze op de uitbatingslocatie te verspreiden. Ze moeten plaats nemen op reeds ontgonnen gronden om te voorkomen dat gronden met landbouwgronden ingenomen worden of gronden waarvan de ondergrond nog niet ontgonnen rijkdommen bevat; - de keuze van de plaats van vestiging van de aanhorigheden te laten afhangen van de plaatselijke topografie (niet op een heuvelrug). de uitrustingen moeten binnen in de uitholling gevestigd worden om ervoor te zorgen dat ze van buiten de zandgroeve ongemerkt blijven (eff.ond., fase II, blz. 106-107);

Dat dit bestudeerd zal worden in de effectbeoordeling volgend op de eenmalige vergunningsaanvraag; dat volgens het besluit van de Waalse Regering van 27 mei 2009 tot voorlopige aanneming van de gedeeltelijke herziening van het gewestplan de conclusies van het effectenonderzoek bevestigd werd; Overwegende dat « de vestiging van nieuwe aanhorigheden maatregelen inzake landschappelijke integratie zal vereisen; dat dit in de eenmalige vergunning opgenomen zal worden; »;

Overwegende dat wat de heraanleg betreft, het effectenonderzoek meerdere bestemmingen omschrijft die in evenwicht zijn met de bestaande bestemmingen in de rand; « Groengebied of natuurgebied.

Dat gebied moet in het verlengde liggen van het Natura 2000-gebied gelegen ten westen en ten noorden van de omtrek. Een deel van de zandgroeve zou na beëindiging van de ontginning een element kunnen zijn ter bevordering van de biodiversiteit en zou de ontluiking van gesloten landschappelijke doch discreet waardevolle milieus kunnen teweegbrengen.

Hier dient gewezen op de noodzaak om voor de biodiversiteit gunstige milieus te bewerkstelligen. Het landschappelijk uitzicht van die groen- en natuurgebieden moet immers in perspectief worden geplaatst met de ecologische behandeling van die gebieden.

Landbouwgebied Als de holte niet zorgvuldig opgevuld wordt, in functie van de toekomstige bestemming als landbouwgrond, dreigen die gronden hun huidige natuurlijke kwaliteit voor dat soort bewerking te verliezen.

Enkel een bestemming als weideland zou dan nog kunnen deugen. Die vorm van uitbating zou in dat geval een landschappelijke impact hebben door een duurzame wijziging in de huidige landbouwlandschappen, met het opkomen van een bocagetype » (eff.ond., fase II, blz. 66);

Dat het besluit van 27 mei 2099 tot voorlopige aanneming van de gedeeltelijke herziening van het gewestplan erop wees dat de bestemming van het ontginningsgebied na sluiting van de ontginningsfase « landbouwgebied zal zijn met uitzondering van de gronden gelegen in het noordwesten van de omtrek, aangrenzend aan een Natura 2000-gebied waarvan de bestemming natuurgebied zal zijn »; dat de Regering dat standpunt handhaaft;

Overwegende dat de uitbating Raman, die geen cementfabriek is in tegenstelling tot wat sommige bezwaarindieners beweren, niet deel uitmaakt van de procedure voor de wijziging van het gewestplan; dat de hinder, met name van landschappelijke aard, die eventueel door dat bedrijf veroorzaakt wordt, onder de voorwaarden van zijn bedrijfsvergunning valt;

Overwegende dat de procedure voor de wijziging van het gewestplan geen verband houdt met het Electrabelproject voor negen windturbines, dat overigens niet werd ingediend;

Dat de CRAT in haar advies van 25 augustus 2011 bevestigt dat « de site omrand wordt door heuvelruggen en dat het uitzicht op het ontwerp sterk beperkt is, behalve in het zuiden ». Het schrappen van het zuidelijk deel van het ontginningsgebied voorzien in het voorontwerp voor minder hinder terzake zal zorgen » en dat « het windturbineproject dat onverenigbaar zou kunnen zijn met huidig ontwerp opgegeven wordt. »;

Overwegende dat het besluit van 27 mei tot voorlopige aanneming van de gedeeltelijke herziening van het gewestplan vastgesteld heeft dat het windturbineproject in de nabijheid of in de omtrek van het toekomstige ontginningsgebied niet meer van kracht is, dat « het effectenonderzoek voorafgaand aan dat besluit erop wijst dat er geen enkel gevolg werd gegeven aan het verzoek om inlichtingen ingediend door de auteur van het onderzoek bij Electrabel-Sedilec, projectpromotor (eff.ond., fase II, blz. 37 en 58); dat de auteur van het effectenonderzoek meldt dat hij niet over zeer volledige informaties kon beschikken in verband met het vergunningsaanvraagdossier voor de vestiging van windturbines. » (eff.ond., fase II, blz. 173); dat enkel twee windturbines uit dat project hoe dan ook zich binnen de omtrek bevonden zouden hebben; dat ze in voorkomend geval verplaatst zullen moeten worden om buiten de omtrek van het toekomstige ontginningsgebied te liggen;

Overwegende dat de eenmalige vergunning voorwaarden zal kunnen opleggen in termen van landschappelijke samenstelling; dat de heraanleg overigens gewaarborgd wordt door een zekerheid, opgelegd in het kader van de vergunning; dat de financiële waarborg inderdaad (besl Waalse Regering 4 juli 2002 uitvoering decreet 11 maart 1999 milieuvergunning : art 78 en v; besl Waalse Regering 17 juli 2003 sectorale voorwaarden steengroeven en aanhorigheden : art 26 tot 29) via een zekerheid geregeld is ten laste van de uitbater, waarvan het bedrag functie is van de vordering van de ontginningswerken en de heraanleg van de oppervlakten waar de ontginning beëindigd werd;

Overwegende dat de auteur van het onderzoek erop wijst dat de landschappelijke herinrichting in overleg beslist moet worden met de betrokken personen (regionale overheid, gemeentebestuur, aanvrager, houtvester van de Afdeling Natuur en Bossen, landbouwbedrijven, omwonenden); dat dat punt behandeld zal moeten worden in het kader van het effectenonderzoek voor een eenmalige vergunning; 6. Lucht en klimaat Overwegende dat de omwonenden de luchtvervuiling aan de kaak stellen; Overwegende dat de bezwaren betreffende lucht en klimaat eerder betrekking hebben op punten die onder de eenmalige vergunning i.v.m. de ontginningsactiviteit vallen; dat het hier gaat om een beslissing te nemen over de herziening van het gewestplan met het oog op de opneming van een nieuw ontginningsgebied; dat de meeste vragen betreffende lucht en klimaat een antwoord zullen vinden in het kader van de aanvraag tot eenmalige vergunning die zal zorgen voor de concrete tenuitvoerlegging van het ontwerp dat het voorwerp is van deze herziening van het gewestplan, van de effectbeoordeling waaraan ze onderworpen zal worden en de vergunning die afgegeven zou kunnen worden;

Overwegende dat deze herziening van het gewestplan de voortzetting beoogt van de huidige activiteit; dat er in de toekomst niet méér bedrijvigheid dan vandaag zal bestaan; dat zandontginning overigens geen vervuilende nijverheid is voor de atmosfeer daar het ontgonnen product niet verwerkt wordt;

Overwegende dat de CO2-emissies uit de thermische motoren van de civieltechnische werktuigen die de zandontginning verrichten, de impulsen aan de zandzeefmachines geven en het vervoer verzorgen, niet meer dan vandaag zullen bedragen;

Overwegende dat zandontginning daarenboven zeer weinig stof veroorzaakt daar zand een bijna constante intrinsieke vochtigheidsgraad bezit;

Overwegende dat de waarden volgens de vaststellingen van ISSEP in het meetstation van Corroy-le-Grand, in de buurt van het ontwerp, onder de norm blijven; dat dit wijst op de goede luchtkwaliteit in het overwogen gebied, ondanks de huidige ontginning en de aanwezigheid van drukke wegen (eff.ond., fase II, blz. 11-12-13);

Overwegende dat het besluit van de Waalse Regering van 27 mei 2009 houdende de voorlopige goedkeuring van de gedeeltelijke herziening van het gewestplan Wavre-Jodoigne-Perwez met het oog op de opneming van een ontginningsgebied genaamd « Les Turluttes » hetvolgende meldt : « Gelet op de goede luchtkwaliteit op de plaats van het overwogen ontwerp voor de verschillende onderzochte stoffen (SO2, NO2, PM10);

Overwegendedat het voornaamste effect in deze toe te schrijven is aan het met name verkeersgebonden verstuivingsrisico; dat het verkeer voortaan niet meer via de chaussée de Huy »; 7. Fauna, flora en biodiversiteit Overwegende dat talrijke bezwaarindieners verklaren te vrezen voor fauna, flora en biodiversiteit; Overwegende dat de omwonenden de biotoop bedreigd zien; dat ze zich vragen stellen bij het biologisch evenwicht in de omtrek en wijzen op de afbrokkeling ervan;

Overwegende dat meerdere bezwaarindieners opperen dat dit ontwerp schade zou kunnen toebrengen aan de trekvogels en aan de beschermde soorten (fauna en flora);

Overwegende dat bezwaarindieners om de instandhouding verzoeken van de zandwanden waarin zwaluwen en andere zeldzamer wordende soorten huizen; dat die bezwaarindieners ook om het behoud en de vergoting van nauwelijks door planten ingenomen zandoppervlakten vragen (stortverbod);

Overwegende dat de ontwikkeling van overwoekerende soorten in en om het ontginningsgebied bestreden moet worden;

Overwegende dat men volgens de bezwaarindieners moet voorkomen dat zaden zich verspreiden men de natuurlijke herkolonisering moet bevorderen;

Overwegende dat sommige omwonenden wensen dat de vochtige gebieden die in de zandput zouden ontstaan behouden zouden worden;

Overwegende dat omwonenden wensen dat er een heg geplant wordt op de omwallingen met enkel aangepaste plaatselijke inlandse soorten;

Overwegende dat sommige bezwaarindieners vaststellen dat het ontwerp het biologisch evenwicht van de vochtige gebieden die als nestplaats dienen voor een specifieke avifauna broos worden;

Overwegende dat enkele omwonenden integendeel vaststellen dat de 110 ha landbouwgrond geen bijzondere waarde zouden hebben;

Overwegende dat het graven van zandputten voor sommige bezwaarindieners een kans voor de natuur zou zijn;

Overwegende dat de bezwaarindieners er gelukkig mee zijn dat het natuurbehoud mee in overweging wordt genomen door de opname van nieuwe natuurgebieden;

Overwegende dat het College van Chaumont-Gistoux in zijn advies van 29 maart 2001 meldt dat het algemeen bekend is dat het gebied van « Brussels zand » een ecologisch rijk en broos gebied is; dat de gemeente in dit stadium van de procedure haar verantwoordelijkheden moet nemen bij de vrijwaring van de landbouwgebieden en de natuurruimtes ten opzichte van acties die de grondwaterlagen zouden kunnen bedreigen;

Overwegende dat de gemeente Walhain in haar advies van 17 februari 2010, ingediend in het kader van het openbaar onderzoek, erop wijst dat het ontwerp tegenstrijdig is met de plaatselijke visie op het gebiedsontwikkelingsbeleid, meer bepaald voor zover de gemeente in haar ontwerp van structuurplan naar het vervullen van de materiële sanitaire, maatschappelijke en culturele behoeften van de bevolking streeft via de bescherming van de leefkwaliteit;

Overwegende dat, zoals benadrukt, de bezwaren betreffende de fauna, de flora en de biodiversiteit eerder betrekking hebben op vraagstukken die onder de eenmalige vergunning i.v.m. de ontginningsactiviteit vallen; dat het hier gaat om een beslissing te nemen over de herziening van het gewestplan met het oog op de opneming van een nieuw ontginningsgebied; dat de meeste vragen betreffende de fauna, de flora en de biodiversiteit een antwoord zullen vinden in het kader van de aanvraag tot eenmalige vergunning die zal zorgen voor de concrete tenuitvoerlegging van het ontwerp dat het voorwerp is van deze herziening van het gewestplan, van de effectbeoordeling waaraan ze onderworpen zal worden en de vergunning die afgegeven zou kunnen worden;

Overwegende dat het overwogen ontginningsgebied heden, behalve het noordoosten van de omtrek, dat tegen een deel van de in aanleg zijnde zandgroeve grenst, volledig naast grote teeltgebieden ligt; dat het ontwerp aan de zuidkant helemaal opgaat in een typisch Haspengouws landschap met grootschalige teelt (eff.ond., fase II, blz. 15);

Dat er in het noordwesten van het overwogen ontginningsgebied een overblijfsel van een voormalig groot woud ligt waarvan de randen zeer onregelmatig zijn en het reliëf gekenmerkt is door een valleitje waarin de beek des Papeteries loopt; dat het bos in het uiterste zuidoosten van dat bosmassief overgaat in intenstieve weideland; dat er even verderop, ten noorden van het weiland, een bosschage met loofhout staat dat van het bosgebied gescheiden is door nu braakliggende landbouwgrond; dat er ten slotte aan de rand van de omtrek een voormalige zandgroeve (« Pas de Chien »), grotendeels opgevuld, heraangelegd wordt (eff.ond., fase II, blz. 15);

Overwegende dat het effectenonderzoek over de biologische kwaliteit van de locatie hetvolgende weet te melden : « Het overwogen ontginningsgebied is biologisch gezien zeer schraal, wat slechts lichtjes gecompenseerd wordt door een vochtige ondergrond in het ontgonnen deel Hoslet. Het naaldbosgebied is daadwerkelijk een geschikte plek om wilde fauna op te vangen in vergelijk met de omringende velden, maar dat voordeel weegt nauwelijks op tegen het gebruik ervan als vluchtgebied voor de fazanten. De fazanten zijn immers erg schadelijk voor de herpetofauna en vormen een ware concurrent voor soorten als de patrijs (Perdrix perdrix), die dus volledig kansloos is om zich te vestigen in een gebied dat a priori ideaal voor hen zou moeten zijn.

Het stukje bos in het westen van de omtrek daarentegen is biologisch zeer waardevol zowel voor de habitats als voor de soorten die daar leven, maar ook wegens zijn rol als centraal gebied in het ecologisch netwerk. De opgevulde zandgroeven of die welke heden opgevuld worden zijn de ecologische waarde die ze tijdens de ontginning hadden helemaal kwijt, hoewel de waarde die ze hebben nog hoger is dan de waarde van de omliggende grootschalige teelten. Er is nog een zekere omkeerbaarheid van het proces mogelijk in zandgroeve De Kock (Pas de Chien); die groeve is nog niet helemaal opgevuld.

De overvloedige aanwezigheid van al dan niet invasieve exotische soorten, het weinige dood hout en de weinige overjaarse bomen, de druk van de jacht en de nitratatie van de bosranden bewerkstelligen een eerder ongunstige instandhouding van alle biologisch waardevolle habitats, en in het bijzonder die van communautair belang. Het enige habitat van een soort van communautair belang dat als relatief in goede staat van instandhouding beschouwd kan worden is de beek de la Papeterie, waar de donderpad potentieel leeft daar die waterloop tegen een buitensporige eutrofiëring beschermd is wegens de aanwezigheid van een sterk bebost gebied bij zijn bronnen.

De zaaibedden met inkarnaatklaver zijn interessanter dan die met enkel grassoorten. Daardoor worden de overwoekerende plantensoorten tegengehouden, hoewel het daardoor minder dient als leefplaats voor zandinsecten. Het diepste punt van de zandgroeve Hoslet, ten zuiden van de weg Mettembrule, is nu het interessantste deel van de zandgroeve en had het statuut van biologisch hoogst waardevolle locatie verdiend indien het de slechtvalk had gehuisvest. Maar dat deel wordt bedreigd door de bedrijvigheid als technisch ondergravingscentrum en de ontginningsactiviteit die er plaatsvindt.

De overwoekering door exotische planten weegt ook zeer zwaar door op de plaatselijke biodiversiteit » (eff.ond., fase II, blz. 17-18);

Overwegende dat de omtrek onder geen enkel beschermingsstatuut van de natuurbehoudwet valt; dat de bosgroepering die zich in het westen van de omtrek bevindt, het intensieve weiland gebonden aan het bos van de Papeterie en de zandgroeve van de Champ'taine als Natura 2000-gebied geklasseerd zijn (eff.ond., fase II, blz. 56-57); dat er zich twee biologisch zeer waardevolle site bevinden ten noorden van het overwogen ontginningsgebied (« Pas de Chien » en « Ry des Papeteries »); dat die sites tegenwoordig nog geen daadwerkelijke waarde vertonen, maar eerder een potentieel in zich hebben (eff.ond., fase II, blz. 57);

Overwegende dat de auteur tijdens het onderzoek naar de effecten van het ontwerp tijdens de ontginningsfase erop gewezen heeft dat : - De beschikbare oppervlaktes voor wilde fauna en flora uitgebreid zullen worden; - Dat de eenmalige ecologische waarde van de site en omgeving verhoogd wordt en dat de biodiversiteit beter dan heden zal zijn op voorwaarde dat de bepalingen van de leefmilieuvergunning rekening houden met en een goede waarborg zullen zijn voor het beheer van de uitgegraven aarde, de bewerking van de aarde uit de ontginningsput, de taluds en de ontginningsfronten; - Dat de impact van de verwachte explosieve toename van thermofiele overwoekerende exotische plantensoorten nadelig zou kunnen zijn voor de biodiversiteitstoename; - De fauna uit de zandgroeve wordt het normaal verkeer ter plaatse (af- en aan-verkeer en geluiden) zeer snel gewoon; - De kwaliteit van het hemelwater en van de grondwaterlaag zal erop verbeteren wegens het wegvallen van gronden met intensieve gewassenteelten; - Een te diepe ontginning zou een inzakking van de grondwaterlaag en een opdroging van de bronnen kunnen veroorzaken; - Elke risico op vervuiling moet teruggedrongen en zelfs uitgeschakeld worden (eff.ond., fase II, blz. 70);

Overwegende dat uit het besluit van 27 mei 2009 tot voorlopige aanneming van de herziening van het gewestplan het volgende blijkt : « Overwegende dat het overwogen ontginningsgebied biologisch zeer schraal is, dat de omtrek van het overwogen ontginningsgebied onder geen enkel beschermingsstatuut van de natuurbehoudswet valt; dat er in de onmiddellijke omgeving van die omtrek evenwel twee biologisch zeer waardevolle sites zijn vastgesteld (Pas de Chien' en Ry des Papeteries »), evenals een Natura 2000-gebied;

Overwegende dat de bepalingen van de leefmilieuvergunning rekening houden met en een goede waarborg zullen zijn voor het beheer van de uitgegraven aarde, de bewerking van de aarde uit de ontginningsput, de taluds en de ontginningsfronten en leiden tot een hogere eenmalige ecologische waarde voor de site en de omgeving ervan »;

Overwegende dat de Regering haar standpunt bevestigt;

Dat vzw Natagora bevestigt dat het graven van zandontginningsputten in een landschap van de Haspengouwse hoogvlakte, waar de intensief genoemde landbouw overheerst, mooie kansen kan bieden voor wat betreft de natuurontwikkeling, dan wel tijdens de periode van zandontginning, maar ook daarna als de ontgonnen gronden een andere bestemming zullen krijgen;

Overwegende dat het ontginningsontwerp inderdaad een wezenlijke aanwinst zal vormen voor het bestaande biologisch evenwicht; dat er aldus, met enkele voorzorgsmaatregelen die de vergunning kan opleggen, geen enkele beduidende negatieve impact verwacht wordt voor fauna en flora; dat de nieuw aangelegde ruimte integendeel gunstiger zal zijn voor de faunabewegingen en nieuwe beschermde soorten zou kunnen opvangen, in het bijzonder in de volgende taxonomische klassen : kikkerachtigen, reptielen, insecten, vaatplanten en vogels; dat het ontwerp het herstel van de zandwanden mogelijk zal maken (zij waren minder aantrekkelijk geworden, met name in de Pas-de-Chien) en de kans zal bieden nieuwe aan te leggen;

Overwegende dat het risico op overwoekering van het ontginningsgebied door meerdere soorten woekerplanten reëel is; dat meerdere maatregelen ervoor zouden kunnen zorgen dat hun aanwezigheid, indien die niet volledig uitgeroeid kan worden, toch aanvaardbaar blijft ten opzichte van de biologische risico's; dat de vergunning dergelijke voorwaarden zal kunnen opleggen;

Overwegende dat de procedure voor de wijziging van het gewestplan niets te maken heeft met de hinder door de verlichting in het parkeerterrein voor vrachtwagens in het centrum van Gistoux;

Overwegende dat de overwogen ontginning in diepte beperkt zal worden tot een twee meter boven de grondwaterlaag; dat er bijgevolg geen enkel ander vochtig gebied zou moeten ontstaan in de bodem van de zandput; 8. Nabijheid van de Natura 2000-locatie Overwegende dat enkele bezwaren betrekking hebben op de nabijheid van de Natura 2000-locatie; Overwegende dat bezwaarindieners wijzen op het bestaan van een Natura 2000-locatie in de nabijheid van de beoogde site; dat ze ervoor vrezen dat dit gebied bedreigd wordt; dat ze vaststellen dat de impact op de vrijwaring van habitats en soorten niet omschreven is;

Overwegende dat sommige bezwaarindieners zich afvragen hoe het staat met de buffergebieden; dat ze opperen dat de voorgestelde buffers ondoeltreffend zijn; dat het ontginningsgebied te dicht bij het Natura 2000-gebied ligt; dat er minstens 25 m nodig is als buffergebied; dat ze vragen hebben bij de gepaste, uit te voeren bescherming; dat ze verzoeken om een vrijwaringsomtrek voor het Natura 2000-gebied;

Overwegende dat enkele bezwaarindieners melden dat het Natura 2000-gebied en de locatie « Sept Sources » niet genoeg « beschermd » zouden worden door het effectenonderzoek;

Overwegende dat de gemeentelijke commissie voor ruimtelijke ordening van Chaumont-Gistoux acht dat het ontginningsgebied, zoals bepaald in het huidige project, zeer dicht bij het Natura 2000-gebied en de bestaande waterbronnen ligt; dat het voorgestelde buffergebied 10 meter bedraagt i.p.v. 25 en 10 meter in de oorspronkelijke versie; dat die commissie acht dat het buffergebied weer van de 10 naar de 100 meter moet (de dwingende Natura 2000-voorwaarden naleven en teruggaan naar het besluit uit 2003);

Overwegende dat het College van Chaumont-Gistoux in zijn advies van 29 maart 2010 erop wjst dat de uitbreiding zich in de onmiddellijke nabijheid van het Natura 2000-gebied « Vallée du Train » bevindt en dat het voorziene ontginningsgeboed zelfs tot in het noordwesten tot de bosrand reikt; dat de beek « Papeteries » die zich daar bevindt de grondwaterlaag in het Brussels zand draineert; dat het water uit de grondwaterlaag aldus, in het westelijk deel van het verzochte gebied, naar het Natura 2000-gebied stroomt; dat de bron van de beek « Papeteries » zich op ongeveer 200 meter stroomafwaarts van het toekomstige ontginningsgebied bevindt; dat die grondwaterlaag aldus de bronnen van de « Ry des Papeteries » bevoorraadt, in welke beek het water klaar en van goede kwaliteit is en waar er een populatie beekforellen en een populatie donderpadden, beschermde soort, huizen; dat de vochtige milieus langs de beekoevers ter hoogte van het samenstromen van de « Ry des Papeteries » en de « Train » eveneens deel uitmaken van het Natura 2000-gebied; dat de bestaande bronnen en die beek in een bosgebied gelegen zijn dat een rijke avifauna telt; dat de bevoorrading van de bronnen van de « Ry des Papeteries » en de vochtige gebieden in Corroy-le-Grand bedreigd kunnen worden;

Dat volgens de gemeente Chaumont-Gistoux de omtrek van het ontginningsgebied te dicht bij de grenzen van het Natura 2000-gebied ligt, met name in het noordwestelijk deel; dat het beschermingsgebied van de bronnen en de nieuwe natuurgebieden veel te smal zijn om als doeltreffende beschermde buffergebieden te dienen; dat vastgesteld moet worden dat de afstand tot het Natura 2000-gebied varieerde van 100 meter naar 25, dan naar 10 zonder passende verantwoording; dat het bestaande gebied dat niet voor ontginning bestemd is in het voorontwerp en bij het ontwerp in de nabijheid van het Natura 2000-gebied werd gevoegd van het overwogen ontginningsgebied uitgesloten moet worden;

Overwegende dat de gemeente Chaumont-Gistoux acht dat die uitbreiding van het ontginningsgebied het Natura 2000-gebied in gevaar dreigt te brengen;

Overwegende dat de locatie « Sept Sources » eerst en vooral niet gelokaliseerd kan worden daar die benaming te vaag is; dat er vanuit kan worden gegaan dat het een locatie betreft doe in de Natura 2000-omtrek ligt, naast de omtrek van deze gewestplanherziening;

Overwegende dat het effectenonderzoek voor de herziening van het gewestplan het belang onderstreept van de nadering van het ontginningsgebied op het Natura 2000-gebied, bevestigd in het besluit van 27 mei 2009 : « de aanwending van die gronden voor zandontginning zou op termijn kunnen bijdragen tot de mindere impact van de intensieve landbouw op het Natura 2000-gebied op voorwaarde dat die gronden na afloop van de ontginning verbonden worden aan het naburige Natura 2000-gebied met het oog op een teruggave aan de natuur » (eff.ond., fase II, blz. 94);

Overwegende dat het effectenonderzoek erop wijst dat de « toevoeging van de oppervlakte in het westelijke en noordwestelijke deel van het project neerkomt op een voortschrijden van het ontginningsfront naar het Natura 2000-gebied. Die voorwaartse beweging werd onderzocht om te voorkomen dat er een voorkomingsomtrek, liggend om het bos opgenomen als Natura-gebied, ingenomen wordt.

De volgende voortgang heeft de bepaling van deze voorkomingsomtrek mogelijk gemaakt : - Bepaling van een voorkomingsomtrek rond de beek des Papeteries : die omtrek is door het kantoor Géobel Conseil (2004) berekend op grond van de criteria bepaald voor de bescherming van de waterwinningen. Het bepaalde gebied wordt binnen het Natura-gebied opgenomen, met uitzondering van enkele overlopen van maximum 50 m op de oostelijke rand. De afstand tussen de beek en de voorkomingsomtrek varieert van 170 m (in het zuiden) tot 200 m (in het noorden); - Uitbreiding van de berekende voorkomingsomtrek tot het oostelijke en zuidoostelijke gedeelte van het Natura-gebied : de afstand van 170 m tussen de beek en de voorkomingsomtrek IIb(nota : nabijgelegen voorkomingsgebied) is in het zuidelijke gedeelte van het Natura-gebied teruggeplaats langs de grens van het bos. Het uiterste zuidoosten van het Natura-gebied dat met een weide overeenstemt en dat waarschijnlijk opgenomen is als Natura-gebied om het hoofd van het valleitje des Papeteries te beschermen, is ook opgenomen in de voorkomingsomtrek van het Natura 2000-gebied; - Voortschrijden van het ontginningsfront naar het Natura 2000-gebied : die voorwaartse beweging werd bepaald om zich op de grens van het voorkomingsomstrek van het Natura-gebied te bevinden (eff., fase II, blz. 94-5);

Overwegende dat volgens het effectenonderzoek, « de handhaving van de ontginning achter die omtrek betekent dat er geen risico's zijn dat een besmetting zich via het ondergrondse water uitbreidt en de beek des Papeteries bereikt. In geval van productverlies onderaan de put waarborgt die handhaving immers : - dat de technische middelen die nodig zijn voor de terugwinning van het in de zand aanwezige product toepasselijk zijn. Het afgraven van besmette gronden door middel van laadmachines is immers niet denkbaar in een beschermd Natura 2000-gebied; - de tijd die nodig is voor de uitvoering van de technische middelen voor de terugwinning van het product voldoende is » (eff., fase II, blz. 107);

Dat volgens de auteur van het onderzoek, en om te voldoen aan de omtrek die oorspronkelijk werd aangehouden in het voorontwerp dat bepaalde dat « een minimale afstand van 100 m tussen de westelijke grens van het aangevraagde ontginningsgebied en de Natura 2000-omtrek uit voorzorg moest worden gehouden om elk risico voor verontreiniging of elk hydrogeologische dwang tegen die omtrek te voorkomen, erop gewezen dient te worden dat het onderzoek vermeldt dat « deze afstand van 100 m zuiver willekeurig is. Een beschermingsomtrek is in het kader van het effectenonderzoek vastgesteld (eff.ond., fase II, blz. 102); dat het precies die omtrek is die de bepaling van het onginningsgebied aangehouden in het besluit van 27 mei 2009 tot voorlopige goedkeuring van de herziening van het plan, teweeggebracht heeft;

Overwegende dat het effectenonderzoek in termen van besluiten en aanbevelingen benadrukt dat de opening van nieuwe ontginningsgebieden de beperking van de landbouwkundige oppervlakten en tegelijkertijd de verhoging van de oppervlakten die beschikbaar zijn voor fauna en wilde flora als gevolg zal hebben; dat dit immers een verhoging van de eenmalige ecologische waarde van de site en de omgeving ervan als gevolg zal hebben;

Overwegende dat de opneming van een ontginningsgebied zoals bedoeld in deze herziening geen relevante impact zal hebben op het Natura 2000-gebied voor zover de vergunning voor de ontginning van de afzetting en de aanhorigheden van de zandgroeve het beheer van de uitgegraven aarde, de taluds en de ontginningsfronten, de nieuwe toenamen van exotische plantensoorten, de diepte van de ontginning (diepteligging), het gebruik van koolwaterstoffen op precieze en nauwkeurige wijze waarborgt;

Overwegende dat de door deze herziening van het gewestplan teweeggebrachte ontginning geen verontreinigende neerslag als gevolg zal hebben;

Overwegende dat het effectenonderzoek bepaalt ook dat de liggingsvariant 1b die erin bestaat de Natura 2000-omtrek te naderen, ook kan bijdragen tot de mindere impact van de intensieve landbouw op het Natura 2000-gebied op voorwaarde dat die gronden na afloop van de ontginning verbonden worden aan het Natura 2000-gebied met het oog op een teruggave aan de natuur;

Overwegende dat het effectenonderzoek erop wijst dat verschillende inrichtingen van die gronden na ontginning de Natura 2000-site kunnen versterken via een verhoging van zijn biologische belang;

Overwegende dat de toenadering van de ontginningsactiviteit van zijn oostelijke-zuidoostelijke rand, zoals voorgesteld door de auteur van het effectenonderzoek, een bufferzone van 6,5 ha tussen het ontginningsgebied en het Natura 2000-gebied zou laten; dat die bufferzone wegens het verlaten van de landbouwactiviteit als natuurgebied zou worden bestemd; dat die bufferzone zo niet de ontwikkeling van het Natura 2000-gebied, dan toch de waarborg van zijn duurzaamheid dus zou bevorderen;

Overwegende dat de juiste afbakening (uitgestrektheid, ligging, inrichting,...) van die bufferzone onderzocht zal moeten worden door het effectenonderzoek voor de aanvraag om eenmalige vergunning met het oog op de ontginning van de site zodat die aanvraag indien nodig het Natura 2000-gebied nog meer bevestigt; 9. Nabijheid van een woongebied Overwegende dat bezwaarindieners het bestaan van een woongebied in de nabijheid van de bedoelde site aan het licht brengen; Overwegende dat, zoals benadrukt, het hier gaat om een beslissing te nemen over de herziening van het gewestplan met het oog op de opneming van een nieuw ontginningsgebied; dat de zorgen in termen van beperking van de impacten van de ontginning op de habitat een antwoord zullen vinden in het kader van de aanvraag tot eenmalige vergunning die zal zorgen voor de concrete tenuitvoerlegging van het ontwerp dat het voorwerp is van deze herziening van het gewestplan, van de effectbeoordeling waaraan ze onderworpen zal worden en de vergunning die afgegeven zou kunnen worden;

Overwegende dat het hier verrichte effectenonderzoek onderstreept dat « de betrokken gronden zich op een afstand van + of - 400 meter van de dichtstbij gelegen woonkernen in het oosten en het noorden van de site bevinden. Deze bebouwde gebieden worden op het grondgebied van de gemeente Chaumont-Gistoux opgenomen. (...) een nog niet-uitgevoerde gebied waarvan de inrichting door de gemeente aan een overlegprocedure onderworpen is, ligt op + of - 100 meter ten noorden van de noordelijke grens van het geplande ontginningsgebied en ligt rechtstreeks naast het geplande natuurgebied » (eff. Ond., fase II, blz. 33); dat dit natuurgebied bij besluit van 27 mei 2009 concreet is geworden;

O Overwegende dat het besluit van de Waalse Regering van 27 mei 2009 tot voorlopige aanneming van de gedeeltelijke herziening van het gewestplan immers de volledige omtrek van de « Pas de Chien » als natuurgebied en het overlopende gedeelte van het gebied waarvan de inrichting door de gemeente aan een overlegprocedure onderworpen is in het zuiden van de « Chemin des Cressoinnières » heeft opgenomen, waarbij een bufferzone tussen het gebied van het project en het gebied waarvan de inrichting door de gemeente aan een overlegprocedure onderworpen is, daardoor in het noordoosten is opgericht; dat zoals hieronder vermeld, de ontginning niet vóór de uitwerking en de uitvoering van een beheersplan van de volledige site bovendien zal kunnen beginnen;

Overwegende dat de Regering haar standpunt bevestigt; 10. Beschermd erfgoed Overwegende dat bezwaarindieners het bestaan van monumenten van het erfgoed in de nabijheid van de bedoelde site aan het licht brengen; Dat een bezwaarindiener ook erop wijst dat interessante overblijfselen van een Gallo-Romaanse villa onder de reserveringsomtrek (traject nr. 4) zijn gevonden en het voorwerp hebben uitgemaakt van wetenschappelijke bekendmakingen; Overwegende dat, zoals benadrukt, de bezwaren betreffende het beschermde erfgoed eerder betrekking hebben op vraagstukken die onder de eenmalige vergunning i.v.m. de ontginningsactiviteit vallen; dat het hier gaat om een beslissing te nemen over de herziening van het gewestplan met het oog op de opneming van een nieuw ontginningsgebied; dat de meeste vragen betreffende de bescherming van het beschermde erfgoed een antwoord zullen vinden in het kader van de aanvraag tot eenmalige vergunning die zal zorgen voor de concrete tenuitvoerlegging van het ontwerp dat het voorwerp is van deze herziening van het gewestplan, van de effectbeoordeling waaraan ze onderworpen zal worden en de vergunning die afgegeven zou kunnen worden;

Overwegende dat het effectenonderzoek bepaalt : « de in aanmerking genomen omtrek is betrokken bij geen enkele site of beschermd goed.

Een monument en een beschermde site bevinden zich nochtans op een afstand van minder dan 900 meter van het zuidelijke uiteinde van het ontginningsgebied van het voorontwerp. Het gaat om twee tumuli en de omgeving ervan » (eff. Ond., fase II, blz. 33);

Overwegende dat volgens het Directoraat-generaal Ruimtelijke Ordening, Huisvesting, Erfgoed en Energie, van de Waalse Overheidsdienst, Dienst Archeologie, Directie Waver, 6 kwetsbare gebieden van de Romeinse bezetting in de omgeving van het project zijn geteld; « Twee van die gebieden worden gedeeltelijk in het gebied van het project opgenomen.

Het gaat om een Romaanse verkeersweg met al dan niet afgesleten grafheuveltjes, die in de richting van de vicus van Tourinnes-Saint-Lambert gaat. De omtrek van het voorontwerp wordt in zijn zuidelijke uiteinde opgenomen in een getelde omtrek voor archeologische opgraving. De Romaanse verkeersweg loopt langs de omtrek van het voorontwerp in het zuidoosten en doorkruist het noordoostelijke gedeelte om in het noorden naar Gistoux verder te gaan. In het zuidelijke gedeelte loopt die weg of zijn omgeving het gevaar om in het kader van de ontginning van de zandgroeve te verdwijnen. Andere getelde omtrekken zouden ook bij het project betrokken zijn. De door de aanvrager bepaalde nieuwe trajecten worden immers opgenomen in wegen die getelde sites doorkruisen » (eff.ond., fase II, blz. 83);

Overwegende dat daar het besluit van 27 mei 2009 tot voorlopige goedkeuring van de gedeeltelijke herziening van het gewestplan het zuidelijke uiterste van het gewestplan van de omtrek van de herziening heeft uitgesloten, het gebied betrokken bij de al dan niet afgesleten grafheuveltjes geen deel meer uitmaakt van het project;

Overwegende dat daar het om de Romaanse verkeersweg gaat, de omtrek van de herziening van het gewestplan langs de chemin de Tourinnes in Waver loopt; dat die weg waarvan de grondslag reeds bij de verkaveling omgewerkt is, niet gesloopt maar daarentegen beschermd zal worden door een vrijboord dat in de vergunningsaanvraag opgenomen en beoordeeld zal worden;

Overwegende dat zoals hierboven vermeld, de dienst Archeologie van het Operationeel directoraat-generaal Ruimtelijke Ordening, Huisvesting, Erfgoed en Energie, Buitendirectie van Waals Brabant, in zijn brief van 13 januari 2005 onderstreept dat « De Dienst Archeologie in het Waals Brabant bijzonder waakzaam zal zijn » en dat « aan de exploitatie van die gebieden onvermijdelijk prospectie-, proefborings- en opgravingswerken zouden voorafgaan » (bijlage IV.1.2., eff., fase II);

Overwegende dat zoals hieronder vermeld, het in het effectenonderzoek bedoelde traject en de aanleg van een knooppunt niet meer gepland zijn; dat het archeologisch erfgoed dat ter hoogte daarvan bestaat, behouden zal worden;

Overwegende dat de auteur van het effectenonderzoek hoe dan ook aanbeveelt dat de opgravingen vóór de ontginningsfase uitgevoerd moeten worden op de bekende gebieden met een patrimoniaal belang, die het risico lopen om te verdwijnen; dat die opgravingen door de bevoegde diensten van het Waalse Gewest verricht moeten worden; dat het nodig is om een contact met de Dienst Archeologie van het Waalse Gewest voor het begin van de ontginningswerken op te nemen zodat deze dienst erkenningsopgravingen kan uitvoeren ter hoogte van de kwetsbare gebieden die een archeologisch belang zouden kunnen hebben (eff.ond., fase II, blz. 106); 11. Mobiliteit Overwegende dat talrijke bezwaren betrekking hebben op de mobiliteit; dat ondermeer de verdwijning van sommige trage wegen binnen het nieuwe ontginningsgebied, de verkeersveiligheid en het tracé van de nieuwe verbindingsweg die in het effectonderzoek voorgesteld wordt ter sprake gebracht worden; 11.1. Verdwijning van de wegen in het nieuwe ontginningsgebied Overwegende dat sommige bezwaarindieners gewag maken van de te beschermen omgeving (traag verkeer);

Overwegende dat de bezwaarindieners afkeuren dat sommige trage wegen (gemeentewegen) zullen verdwijnen en dat daardoor het voetgangers- of fietsenverkeer tussen dorpen (of naar de scholen) belet zal worden; dat zulks, volgens hen, zou indruisen tegen het beleid van het Waalse Gewest tot bevordering van het fietsen- en padengebruik; dat ze doen opmerken dat er minstens voorzien moet worden in alternatieve wegen langs het ontginningsgebied; dat dit per slot van rekening zou leiden tot de afzondering van de 4 dorpen waar het project overwogen wordt; dat sommige bezwaarindieners de verdwijning van buurtwegen en -paden, met als enig voorstel de inachtneming van de deklasseringsprocedure, betreuren; dat ze benadrukken dat het intergemeentelijke mobiliteitsplan van Walhain pleit voor de « gerichte herbestemming van sommige secties van landelijke wegen en voor de inrichting ervan zodat ze weer een functie van verkeerscollector kunnen vervullen ten bate van de ontlasting en de beveiliging van dicht bewoonde wegen, of voor het herstel van verbindingen tussen dorpen (bijv. naar Corroy-le-Grand) »;

Overwegende dat de omwonenden verzoeken om de inachtneming en de renovatie van de kavelwegen; dat ze kritiek leveren op het feit dat de bestaande kavels door een private as doorkruist zullen worden en in een doodlopende weg zullen terechtkomen; dat ze vrezen voor het verval en de verdwijning van de trage wegen gedurende 30 jaar; dat ze zich zorgen maken over het lot van de landbouwers die dagelijks gebruik maken van de wegen die ontoegankelijk voor het publiek gemaakt zullen moeten worden;

Overwegende dat de omwonenden de nadruk leggen op het feit dat de verbinding tussen Corroy-le-Grand en Libersart een verkeersverbinding voor landbouwdoeleinden moet blijven (noodzakelijke bouw van een brug als compensatie, of afsluitingssysteem);

Overwegende dat verschillende bezwaren betrekking hebben op de trage verkeerswegen, de kavelwegen, enz.;

Dat de voorgestelde verschillende tracés volgens hen effecten zouden hebben op het verkeer van de trage en/of plaatselijke gebruikers en op het pendelverkeer; dat geen van de vier bevredigend zou zijn;

Overwegende dat uit het effectonderzoek blijkt dat verschillende wegen binnen het ontginningsgebied van het voorontwerp liggen of eraan grenzen en dat « De exploitatie van de zandgroeve volgens de in het voorontwerp afgebakende omtrek de verdwijning van het noordelijke gedeelte van de weg tussen Libersart en Gistoux tot gevolg zou kunnen hebben. Insgelijks zou ook het weggedeelte van Mettemembrulé tussen voornoemde weg en het Natura 2000-gebied in het Westen kunnen verdwijnen. Het is mogelijk om het gebied in exploitatiefasen op te delen om de weg tussen Libersart en Gistoux te behouden. Het gebruik van die wegen door het publiek kan tijdens de ontginnings- en herinrichtingsfasen echter niet gegarandeerd worden om veiligheidsredenen i.v.m. de exploitatie » (EIP, Fase II, p. 82);

Overwegende dat de tenuitvoerlegging van het ontwerp dat het voorwerp van deze gewestplanherziening uitmaakt de verplichting zal inhouden tot naleving van de procedures tot uitbreiding, rechttrekking, opening en afschaffing van buurtwegen bepaald bij de wet van 10 april 1941 op de buurtwegen;

Overwegende dat bij die gelegenheid rekening gehouden zal moeten worden met de meest geschikte formule om in te spelen op de behoeften inzake mobiliteit, meer bepaald de trage mobiliteit tussen verschillende dorpen en gehuchten gelegen in de omgeving van de locatie;

Overwegende dat het geplande ontginningsgebied gedekt is door een verkavelingsplan voor Tourinnes-Saint-Lambert dat in oktober 1977 is goedgekeurd;

Overwegende dat de gestelde vraag betrekking heeft op het verband tussen een gewestplan dat herzien wordt en een landelijke verkavelingsomtrek die van kracht is;

Overwegende hoe dan ook dat de geplande verbindingsroute de verkavelingswegen binnen het gebied geenszins zal verstoren;

Dat die vraag onderzocht werd in het kader van de opeenvolgende hervormingen van het « CWATUPE » van 1997 en 2002;

Dat in de oorspronkelijke versie ervan, die voortvloeit uit het decreet van 27 november 1997 en op 1 maart 1998 in werking getreden is, artikel 46, tweede lid, 4°, van het « CWATUPE « , waarin de inrichtingsbeginselen vastliggen waaraan de gewestplanherzieningen onderworpen worden, bepaalt dat « de opneming van een nieuw bebouwingsgebied onverenigbaar is met het behoud van een oppervlakte voor wettelijke ruilverkaveling van landelijke goederen »;

Dat die regel in verband gebracht moest worden met artikel 40 van het « CWATUPE « , in de toenmalige versie ervan; dat die bepaling daadwerkelijk de mogelijkheid gaf - het was geen verplichting - om o.a. de omtrekken voor wettelijke ruilverkaveling van landelijke goederen in overdruk in het gewestplan op te nemen;

Overwegende dat het decreet van 18 juli 2002 « tot optimalisering van het CWATUP » de regel gewijzigd heeft;

Dat ten eerste niet meer voorzien wordt om de omtrekken voor wettelijke ruilverkaveling van landelijke goederen in overdruk in het gewestplan op te nemen;

Dat ten tweede de regel van artikel 46, tweede lid, 4°, van het « CWATUPE » is gewijzigd; dat de regel op 1 oktober 2002 inhield dat de herziening van het gewestplan door de opneming van een nieuw bebouwingsgebied geen schade mocht toebrengen aan de effecten van de beschermingsomtrekken bedoeld in het « CWATUPE « of in de overige wetteksten; dat dit ook de omtrekken voor wettelijke ruilverkaveling van landelijke goederen dekt;

Dat die wijziging als logisch gevolg heeft gehad uitdrukkelijk in het « CWATUPE » te benadrukken dat de rechtstoestand waarvan de analyse het voorontwerp van gewestplan rechtvaardigt ondermeer de omtrekken beoogt die in het « CWATUPE » of in andere wetteksten bedoeld worden (art. 42, eerste lid 1er);

Dat het decreet RESA van 3 februari 2005, dat in werking is op 11 maart 2005, artikel 46, § 1, tweede lid, 4°, heeft opgeheven; dat die opheffing gegrond is als volgt : « (...) het vierde lid van artikel 46 (...) belet het Gewest om over te gaan tot de in artikel 1 van het Wetboek bedoelde arbitrage die hem opgelegd wordt bij elke gewestplanherziening. De tekst ingevoerd bij het decreet van 18 juli 2002, indien hij vasthoudt aan het beginsel van de cumul van politie en, bijvoorbeeld, een gewestplanherziening belet die schade toebrengt aan een locatie beschermd overeenkomstig een andere wetgeving of bepaalt dat het onmogelijk is de gewestplanherziening te overwegen om een grote infrastructuur of een bedrijfsruimte te creëren vanwege het bestaan van een Natura 2000-locatie, is overduidelijk in tegenstrijd met de doelstellingen bedoeld in artikel 1 van het Wetboek, dat bepaalt dat « de gewestelijke en gemeentelijke autoriteiten op duurzame wijze inspelen op de sociale, economische, patrimoniale en milieubehoeften van de gemeenschap door het kwalitatieve beheer van het levenskader,door een spaarzaam gebruik van de grond en van zijn hulpbronnen en door de bescherming en de ontwikkeling van het cultureel, natuurlijk en landschappelijk erfgoed » « . « Dit houdt immers in dat alle menselijke, sociale, economische, culturele en milieubezorgdheden op gelijke voet geplaatst moeten worden,zonder overwicht van de ene op de andere, waarbij de definitieve keuze, namelijk de arbitrage door de Regering, gegrond kan worden op ondermeer de resultaten van het effectonderzoek dat voortaan gepaard moet gaan met de herziening van het gewestplan « (Waals Parl., 74(2004-2005)-Nr. 1, p. 29);

Overwegende dat de afdeling wetgeving van de Raad van State zich vragen gesteld heeft omtrent de conformiteit van de opheffing van artikel 46, § 1, tweede lid, 2, 4°, van het « CWATUPE » ten opzichte van artikel 23 van de Grondwet en van de verplichting tot standstill die daaruit voortvloeit (Waals Parl., 74(2004-2005)-Nr. 1, p. 84); dat de Raad van State het gebrek aan uitleg gewraakt heeft omtrent de redenen die die opheffing rechtvaardigen; dat de hieronder weergegeven tekst het antwoord van de Regering is op het advies van de afdeling wetgeving van de Raad van State;

Dat kortom, indien men de geest van het « CWATUPE » in acht neemt, niets belet dat het gewestplan herzien wordt om er een ontginningsgebied in plaats van een landbouwgebied in op te nemen, ondanks het bestaan van een omtrek voor de wettelijke verkaveling van landelijke goederen die nog steeds van kracht is, ook al was de verkaveling niet afgesloten;

Overwegende dat artikel 42 van het « CWATUPE » desalniettemin bepaalt dat de Regering rekening moet houden met alle bestaande omtrekken;

Dat het effectonderzoek in dit geval wel degelijk rekening gehouden heeft met het bestaan van de verkavelingsomtrek van Tourinnes-St-Lambert die is goedgekeurd in oktober 1977 (EIP, Fase II, p. 154); Overwegende dat de gemeenten Chaumont-Gistoux en Walhain in het kader van de openbare onderzoeken alternatieve routes hebben voorgesteld;

Overwegende dat de Regering de auteur van het onderzoek verzocht heeft om de opstelling van een onderzoeksnota betreffende de voorstellen die de gemeenten tijdens het openbaar onderzoek hebben geformuleerd; dat de auteur van het onderzoek in die nota elk van beide varianten volgens nauwkeurige criteria heeft geanalyseerd en verbeteringsmaatregelen heeft voorgelegd;

Overwegende dat die analyse, voor zover nodig, een traject A bis heeft helpen uitstippelen waarbij de verrichte verkaveling zo goed mogelijk in aanmerking genomen wordt, rekening houdend met de noodzaak tot beperking van de onderbreking van de landbouwpercelen en van de landbouwgrondoverschotten die moeilijk exploiteerbaar zouden worden; 11.2. Verkeersveiligheid in de omgeving Overwegende dat, wat de verkeersveiligheid betreft, sommige omwonenden erop wijzen dat de zebrapaden zeldzaam zijn op de « chaussée de Huy « ; dat ze de nadruk leggen op de noodzaak van een zebrapad tussen de bakkerij La Grange en het parkeerterrein van de kerk; dat ze meer snelheidsbrekers vragen op de « chaussée de Huy »;

Overwegende dat verschillende omwonenden beweren dat zich daar al dodelijke ongevallen voorgedaan hebben; dat ze wijzen op het in gevaar brengen van de openbare veiligheid alsook op de ongevallenrisico's; dat ze de niet naleving van de wegcode door de vrachtwagens aan de kaak stellen;

Overwegende dat de omwonenden ervoor vrezen dat de wegen beschadigd en bevuild worden en dat het openbaar wegennet niet aangepast is; dat ze benadrukken dat de exploitant financieel moet bijdragen in het wegenonderhoud;

Overwegende dat de bezwaren benadrukken dat het onverstandig is te denken dat de weerslag op de mobiliteit beperkt zal worden, of dat bredere wegen niet door het publiek gebruikt zullen worden;

Overwegende dat de gemeente Chaumont-Gistoux in haar advies van 29 maart 2010 wijst op de verkeersproblemen en de gevaren die, meer bepaald voor trage gebruikers, resulteren uit de combinatie van een belangrijk licht verkeer van het residentiële type met het zware vrachtvervoer i.v.m. de zandgroeven; dat die problemen bijzonder tot uiting komen in Gistoux maar ook langs de « chaussée de Huy » (N243) vanaf de N25 tot Chaumont;

Overwegende dat het besluit van de Waalse Regering van 27 mei 2009 tot voorlopige aanneming van de gedeeltelijke herziening van het gewestplan gewag maakte van het volgende : « Gelet op het bestaan van verschillende gemeentewegen binnen of nabij de omtrek van het geplande ontginningsgebied; dat gedeelten van die wegen om veiligheidsredenen niet meer toegankelijk zullen zijn voor het publiek tijdens de fasen van exploitatie en herinrichting van het gebied « ;

Overwegende dat de auteur van het effectonderzoek benadrukt heeft dat de aanleg van een nieuw traject om het centrum van Chaumont-Gistoux op de N243 te ontwijken voor de omwonenden alsmede voor de mobiliteitsstroom en de veiligheid op die openbare weg een wijziging met positieve en belangrijke effecten zou zijn (EIP, Fase II, p. 82);

Overwegende dat het effectonderzoek zodoende 4 mogelijke routes voor het vrachtverkeer heeft geanalyseerd; dat de Regering in het besluit van 27 mei 2009 tot aanneming van de gedeeltelijke herziening van het gewestplan het traject nr. 3, met name het « zuidelijke traject », via de pleisterplaats van Nil-Saint-Martin heeft aangehouden;

Overwegende dat de gemeenten Chaumont-Gistoux en Walhain, zoals gezegd, in het kader van de openbare onderzoeken alternatieve routes hebben voorgesteld;

Overwegende dat de Regering de auteur van het onderzoek verzocht heeft om de opstelling van een onderzoeksnota betreffende de voorstellen die de gemeenten tijdens het openbaar onderzoek hebben geformuleerd; dat de auteur van het onderzoek in die nota elk van beide varianten volgens nauwkeurige criteria heeft geanalyseerd en verbeteringsmaatregelen heeft voorgelegd;

Dat die nota een variante « Abis » heeft helpen uitstippelen waarbij het centrum van Chaumont-Gistoux en de N243 ontweken kunnen worden; dat de Regering die optie wil aanhouden; 11.3. Keuze van het tracé van de nieuwe verbinding 11.3.1. Algemeen Overwegende dat de in het gewestplanontwerp voorgestelde route volgens sommige omwonenden van de ontginning verwijderd is; dat volgens hen een groter exploiteerbaar potentieel zich oostwaarts bevindt;

Overwegende dat verschillende omwonenden wensen dat de « chaussée de Huy » vermeden wordt en dat de toegang ertoe verboden wordt voor vrachtwagens en opleggers; dat sommige omwonenden willen verbieden dat langs het dorp Gistoux gereden wordt; dat ze ook willen voorkomen dat langs de « rue du bois Matelle » gereden wordt;

Overwegende dat de omwonenden zich afvragen wat er met de toegangen zal gebeuren na de exploitatie (afbraak, reconversie ?);

Overwegende dat het gemeentecollege van Chaumont-Gistoux in zijn advies van 29 maart 2010 acht dat een globaal mobiliteitsplan het voorwerp van een onderzoek zou moeten uitmaken om dat project als geschikt te kunnen beschouwen, d.w.z. zonder opoffering van landbouwgronden en zonder aanzienlijke verkeerstoename in het centrum van het dorp en van het gehucht Manypré die niet geschikt zijn om die verkeerstoename op te vangen en waarvan het landelijke kader en het landschap verminkt zouden worden;

Dat het gemeentecollege van Chaumont-Gistoux benadrukt dat alle vrachtverkeer op de N243 in rechtstreeks of onrechtstreeks verband met de zandgroeven afgeschaft moet worden; dat zulks inhoudt dat een route aangelegd wordt waarlangs de vrachtwagens het zand kunnen wegvoeren; 11.3.2. De tracés 1, 2, 3 en 4 van de « EIP » Overwegende dat meerdere bezwaren betrekking hebben op de tracés 1, 2, 3 en 4 die geanalyseerd werden in het onderzoek naar de milieueffecten van het plan;

Dat de omwonenden erop aandringen dat het bestaande tracé (variante 1; optie 0 in het effectonderzoek) meteen verworpen en vergeten wordt in de huidige toestand (op de « chaussée de Huy « , N243a en afrit 10 van de E411); dat sommige onder hen beweren dat de huidige toestand toelaat om de hinder te delen en te beperken; dat ze ook beweren dat die toestand de kosten zou verminderen en dat er geen verkeersopstoppingen zouden zijn op de « chaussée de Huy » en op de N243a daar het kruispunt Picaute beveiligd zou kunnen worden d.m.v. een rotonde; dat ze erop wijzen dat degenen die langs een rijksweg wonen moeten weten dat er verkeer is; dat verschillende omwonenden doen opmerken dat de rijksweg (beter dan de verkavelingswegen) uitgerust is om dat vrachtverkeer op te vangen; dat ze zich tot slot afvragen waarom het « Comité d'Acquisition » langs de N243a heeft onteigend om de weg uit te breiden en om de mobiliteit te vergemakkelijken tussen, enerzijds, de N243 en, anderzijds, de autowegoprit van Tourinnes-Saint-Lambert indien het niet is om de N243a te gebruiken;

Overwegende dat verschillende omwonenden denken dat de oplossingen 3 en 4 bevoorrecht zouden moeten worden; dat andere omwonenden daarentegen gekant zijn tegen de oplossingen 3 en 4; dat sommige omwonenden tot slot de weg van de « Pont Valériane » (N243a) willen ontwijken; dat sommige bezwaarindieners een rechtstreekse toegang tot de E411 voorstellen;

Overwegende dat bewaarindieners een nieuwe autowegafrit weigeren omdat er al genoeg zijn in de buurt en dat zulks onnodige uitgaven zou veroorzaken; dat ze de mening zijn toegedaan dat openbare investeringen gerationaliseerd zouden moeten worden;

Overwegende dat sommige omwonenden vinden dat een knooppunt het opofferen van nieuwe landbouwgebieden tot gevolg zou hebben; dat ze benadrukken dat gebruik gemaakt moet worden van de bestaande wegen om landbouwoppervlakte uit te sparen en de verkavelde landbouwpercelen veel minder te versnipperen;

Overwegende dat een nieuw knooppunt volgens de omwonenden ook het risico zou inhouden dat een nieuwe weg erop aangesloten wordt om de N4 te ontlasten;

Overwegende dat sommigen erop wijzen dat een nieuw knooppunt in de streek van Nil onnodig zou zijn; dat men het met afrit 10 zou moeten stellen; dat ze betreuren dat het Operationeel directoraat-generaal Wegen en Gebouwen van de Waalse Overheidsdienst een negatief advies heeft uitgebracht i.v.m. een afrit op de pleisterplaats (verzadigd parkeerterrrein);

Dat andere omwonenden geen nieuwe knooppunt wensen in Corroy-le-Grand maar wel in Nil-St-Vincent;

Dat ze doen opmerken dat een privé knooppunt een verbindingsbrug zou afschaffen en dat een openbaar knooppunt een niet te beheren sluipverkeer tot gevolg zou hebben; dat sommigen vrezen voor sluipverkeer via de « rues du Trichon » (er wordt overigens voorzien in verkeerslichten aan het kruispunt N4/Hayettes), « Saint-Vincent/Saint-Martin, Haute » en « de Spêche », met al de hinder die ermee gepaard gaat (ondermeer veiligheid);

Overwegende dat de omwonenden bovendien betreuren dat de wijziging tussen het besluit van de Waalse Regering van 27 mei 2009 en het besluit van de Waalse Regering van 21 juni 2007 niet met redenen omkleed is;

Overwegende dat verschillende omwonenden zich in de bezwaren afvragen of de nieuwe wegen en de knooppunt gemengd zullen zijn, enerzijds, en of de vrachtwagens de verkavelingswegen zullen gebruiken, anderzijds;

Overwegende, tot slot, dat het volgens sommige omwonenden verkeerd is te zeggen dat de steenhouwer brandstof zal kunnen uitsparen dankzij het voorgestelde traject;

Overwegende dat de omwonenden vrezen voor een toename van de hinder en van het dagelijkse verkeer (sluip- en transitverkeer, verkeersproblemen, opstoppingen in het centrum van Gistoux), met name via een nieuwe knooppunt;

Overwegende dat de bezwaarindieners doen opmerken dat het project niet alleen tegen het gemeentelijk structuurschema van Walhain ingaat, maar ook tegen het intergemeentelijke mobiliteitsplan waarvan Walhain deel uitmaakt;

Overwegende dat de « CCATM » van Chaumont-Gistoux in haar advies erop gewezen heeft dat « gelet op de talrijke knooppunts op de E411 tussen Walhain en Rosières (9 + 1 sur 16 km), de groep een nieuwe knooppunt zinvol noch nodig acht. (...). De groep stelt voor dat de nieuwe groeve via de N243a met de autoweg verbonden wordt, omdat die verbinding minder landbouwgrond vergt.

De - voor alle gebruikers - beveiligde inrichting van die verbinding moet volledig gedragen worden door de exploitant en is ook een voorwaarde voor de wijziging van het gewestplan « ;

Overwegende dat het gemeentecollege van Chaumont-Gistoux in zijn advies van 29 maart 2010 aangeeft dat het niet past enkel vanuit een economisch oogpunt één autowegoprit boven een andere te verkiezen en dat, indien de E411 bereiken via de afrit 10 of een andere aan te leggen traject de beste oplossing is om de rust van de inwoners van Corroy en Tourinnes te bewaren, dan moet die oplossing bevoorrecht worden, ongeacht de door de aanvrager te dragen kostprijs;

Dat, nog steeds volgens het College, de verbinding met de E411 vanaf de brug van Nil of, bij voorkeur, bij de tiende afrit, opnieuw overwogen moet worden;

Overwegende dat een nieuw knooppunt noch zinvol noch nodig is, gelet op het groot aantal knooppunten tussen Walhain en Rosières; dat de noodzakelijke rechtstreekse toegang tot de E411 geen bijkomende opoffering van landbouwgronden eist en zich zo weinig mogelijk moet uitbreiden ten koste van de verkavelingswegen die dergelijk vrachtverkeer niet kunnen opvangen; dat vastgesteld moet worden dat de rechtvaardiging van de variante 3 in het effectonderzoek gegrond is op een verkeerde bevatting van het gevaar voor sluipverkeer en van de kruisingen van 8 verkavelingswegen die niet in aanmerking genomen werden bij die beoordeling; dat het gemeentelijke mobiliteitsplan in aanmerking genomen had moeten worden; dat, bovendien, de aansluiting op de E411 via de afrit nr. 10 overwegen de meest geschikte oplossing is gezien de toekomstige oriëntatie van de exploitatie oostwaarts en de wil om de sluiproutes te beperken; dat de gedeeltelijke herziening hoe dan ook het tracé van de toegangswegen niet definieert, noch een specifieke route voorstelt;

Overwegende dat de gemeente Walhain in haar advies van 17 februari 2010, ingediend in het kader van het openbaar onderzoek, erop wijst dat het ontwerp tegenstrijdig zou zijn met de plaatselijke visie op het gebiedsontwikkelingsbeleid, meer bepaald voor zover de gemeente in haar ontwerp van structuurplan de bevordering van een duurzame mobiliteit en een vlottere toegankelijkheid tot de ruimtes en uitrustingen en een beter gebruik ervan nastreeft (de mobiliteit beheersen, de verplaatsingsvoorwaarden voor de zwakke gebruikers verbeteren, voor veilige verplaatsingen zorgen);

Overwegende anderzijds dat de gemeente benadrukt dat er een intergemeentelijk mobiliteitsplan van Chastre- Gembloux-Perwijs-Sombreffe en Walhain bestaat en dat de N243a opgenomen is in de actiefiches ervan, waarbij nader bepaald wordt dat « die weg op korte termijn volledig heringericht moet worden opdat zijn profiel aangepast kan worden aan zijn functie van toegang tot de autosnelweg. Ze moet ook met fietspaden uitgerust worden met het oog op de aanleg van de fietsroute van het leidend plan van de Directie Wegen van Waals Brabant « ; 11.3.3. Andere voorstellen van de bezwaarindieners Overwegende dat verschillende bezwaarindieners andere tracés voorstellen;

Overwegende dat sommige bezwaarindieners zich afvragen waarom de steenhouwer het dorp Chaumont niet langs boven verlaat via Mettementbrule en Beaufays (max 300-400m door eigendommen), waarbij voorzien wordt in de aanleg van een rotonde om de toegang tot de N243 te beveiligen; dat dit de vrachtverkeer- en geluidshinder voor de omwonenden van Chaumont-Gistoux zou verminderen; dat zodoende gebruik gemaakt zou kunnen worden van de bestaande wegen en effecten op het landschap voorkomen zouden kunnen worden; dat, tot slot, de kosten makkelijk aan de exploitant opgelegd zouden kunnen worden;

Overwegende dat de bezwaarindieners beweren dat een vrijliggende rechtstreekse toegang tot de « chaussée de Huy » nodig is;

Overwegende dat de omwonenden zich afvragen waarom er niet voorzien zou kunnen worden in een private toegangsweg tot de autoweg (cfr Gralex in Beez); dat ze de bouw van een private verbindingsweg nodig achten;

Overwegende dat uit het effectonderzoek blijkt dat het gemiddeld vrachtverkeer i.v.m. het zandvervoer en de van de zandgroeve afhankelijke activiteiten die op de locatie « Al Brule » plaatsvinden goed is voor 1000 à 1200 bewegingen per dag op de N243 (EIP, Fase II, p. 75) en dat « de opneming van een nieuw ontginningsgebied geen toename van dat vrachtverkeer tot gevolg zal hebben maar dat ze het alleen maar in stand zal houden, dat het nieuwe ontginningsgebied geen noemenswaardige nieuwe effecten kan hebben op de mobiliteitsstroom van de gebruikte wegen« ;dat de aanleg van een nieuwe route om het centrum van Chaumont-Gistoux op de N243 te kunnen ontwijken een wijziging met belangrijke positieve effecten zou zijn voor de omwonenden, de mobiliteitsstroom en de veiligheid op die openbare weg (EIP, Fase II, p. 82); dat, gezien de zwakke punten van het bestaande tracé en de daaruit voortvloeiende hinder, het dus gegrond was de huidige route te verwerpen en naar varianten met meer troeven te zoeken;

Gelet op de varianten voorgedragen door de gemeenten na het openbaar onderzoek, alsook op de nota van 19 juli 2010 van het Departement Netwerk van Henegouwen en Waals Brabant, Directie Wegen van Waals Brabant, van de Waalse Overheidsdienst waarin die twee nieuwe tracés voor de toegang tot de steengroeve (namelijk de tracés « A » en « B ») geanalyseerd worden;

Overwegende dat de route A in het zuiden vertrekt van de plaats « Les Turluttes » naar de N243a en vervolgens naar het knooppunt nr. 10 van de E411; dat de route B in het noorden vertrekt van de plaats « Les Turluttes » naar de N243 en vervolgens naar het knooppunt nr 10 van de E411 via de N243a;

Overwegende dat de analysenota betreffende die voorstellen, die door de auteur van het effectonderzoek opgemaakt werd op verzoek van de Regering, gewezen heeft op de mogelijkheden van het grondgebied dat bij de 2 routes betrokken is (landbouwactiviteiten, mobiliteit, fauna, flora, biodiversiteit, levenskwaliteit, habitat); dat de auteur vervolgens de analysecriteria voor beide routes heeft uitgelegd; dat hij zodoende beide varianten heeft kunnen vergelijken aan de hand van een tabel en hun voor- en nadelen aan het licht heeft kunnen brengen;

Overwegende dat de auteur daaruit afleidt : « Het belang van de variante A bestaat vooral in de lengte van het (globaal kortere) traject tussen de zandgroeve en het knooppunt. Het zal dus attractiever zijn voor het vrachtverkeer van de steengroeve.

Het verschil met het traject B bedraagt 1 km. Dat verschil heeft een weerslag op een reeks criteria zoals de uitvoeringskosten, de onderhoudskosten, het brandstofverbruik, enz. Daarentegen houden de voornaamste nadelen van die variante A verband met de weerslag op de landbouw omdat de lengte van het « vrijliggende » tracé groter is dan voor de variante B, enerzijds, en met de positionering van het tracé op twee gemeenten, waardoor het beheer van het dossier ingewikkelder wordt, anderzijds. Doorgaans wisselen de voor- en nadelen van de variante B af ten opzichte van die van de variante A. Er dient te worden opgemerkt dat de weerslag op de landbouw aanzienlijk blijft in beide gevallen. Beide tracés veroorzaken immers aanzienlijke onderbrekingen van het perceelsgewijze plan en genereren talrijke restoppervlakten die aan de landbouw onttrokken zullen worden. Dit is voornamelijk te wijten aan de curven van beide tracés die in strijd zijn met het eerder rechthoekige karakter van het perceelsgwijze landbouwplan.

Bovendien pleiten twee niet te verwaarlozen factoren die niet in de vergelijkingstabel opgenomen zijn voor de variante A : ? Het traject A zou makkelijk als toegangsroute gebruikt kunnen worden voor de economische activiteiten die zich in het ontginningsgebied hebben ontwikkeld (zone « Al Brul « ) en waarvan het noordwaartse vrachtverkeer nu het dorp Chaumont- Gistoux doorkruist. De variante B daarentegen is minder direct en dus minder attractief voor dat vrachtverkeer. ? Zoals blijkt uit de kaart van de zandafzetting die door de Universiteit van Luik is opgemaakt (...), bevindt een belangrijk deel van de voorraden zich in het zuidwesten van het geplande ontginningsgebied. De lokalisering van de weg volgens de variante B versnippert de afzetting en dwingt op aanzienlijke wijze tot een toekomstige exploitatie van die reserve. De variante A, gelokaliseerd in het zuiden, biedt de mogelijkheid om een op lange termijn interessanter exploitatiepotentieel te behouden » (Analyse van de voorstellen van de gemeenten - SA Pissart - Nov. 2010, p. 15);

Overwegende dat de auteur van de analysenota erop wijst dat het uitgangspunt van de zandgroeve zich in beide varianten op de plaats « les Turluttes » bevindt, ter hoogte van het verkeerspunt tussen de weg die de zandgroeve doorkruist (weg van Tourinnes naar Gistoux) en de weg die langs de zandgroeve loopt in het oosten (weg van Sart-Risbart naar Nil-Saint-Vincent-Saint-Martin); dat de plaatsbepaling van die uitgang gegrond is indien men van plan is gebruik te maken van de aardebaan van de bestaande gemeentewegen als grondslag voor de aanleg van de wegen; dat hij benadrukt dat dat uitgangspunt in het kader van het effectonderzoek om die reden aangehouden werd en omdat aanbevolen wordt de te verhuizen installaties op die plek te vestigen; dat er in geval van aanleg van een nieuwe verbindingsweg tussen de zandgroeve en de RN243 of de RN243a buiten de gemeentewegen geen objectieve reden is om de uitgang van de zandgroeve precies op die plek te behouden;

Overwegende dat de auteur van de analysenota verbeteringsmaatregelen heeft voorgesteld op basis van de volgende criteria : - de versnippering van de landbouwpercelen beperken, - de restoppervlakten afschaffen, - de onderbreking van gemeentewegen voorkomen, - de lengte van het traject en, bijgevolg, de innemingen beperken;

Dat een alternatief tracé Abis voor het traject A uitgestippeld kon worden; dat dat alternatieve tracé vertrekt van het uiterst zuidoostelijke punt van het exploitatiefront, de gemeenteweg verlaat om de velden te doorkruisen tot de N243a, eerst de landbouwweg die als schakel dient tussen de N243 en de plaats « Les Gorlettes » en vervolgens de landbouwweg die de N243 (kruispunt Saint-Bavon) met het dorp Libersart verbindt; dat het traject verder aansluit op de N243a en op de afrit nr. 10 van de E411;

Overwegende dat uit de analysenota blijkt dat de variante Abis de volgende voordelen biedt : - de lengte van het tracé bij het doorkruisen van de landbouwgronden is beperkt maar blijft groter dan die van de variante B (1.962 m voor de variante A, 1.848 m voor de variante A bis en 1.632 m voor de variante B). Deze beperking is voornamelijk aan de verplaatsing van het vertrekpunt van het traject te wijten; - wegens de aanpassing van het tracé aan het perceelsgewijze plan van de exploitaties, is de weerslag inzake landbouwversnippering duidelijk kleiner t.o.v. van de varianten A en B; - ook het aantal (moeilijk te exploiteren) landbouwgrondoverschotten vermindert t.o.v. van de varianten A en B; - daar het « vrijliggende » tracé korter is, kan ook de immobilisatie van de terreinen beperkt worden (18.480 m2 voor de variante A bis in plaats van 19.620 m2 voor de variante A);

Dat uit de analysenota blijkt dat « De variante Abis een eenmalige beperking van het traject tot het knooppunt met zich meebrengt, waardoor het overwicht van de variante A op de variante B nog versterkt wordt voor dat criterium - ook al blijft die vermindering marginaal ten opzichte van de totale lengte van het traject (een honderdtal meter minder voor een totaal traject van 3.545 m wat de variante A betreft) « ;

Overwegende dat uit de analysenota blijkt dat de variante Abis werd overgelegd aan het Departement van het Netwerk van Henegouwen en Waals Brabant, Directie Wegen van Waals Brabant, van de Waalse Overheidsdienst, dat de technische haalbaarheid van dat tracé heeft goegekeurd; dat genoemd Departement de volgende opmerkingen heeft geformuleerd (analysenota betreffende de voorstellen van de gemeenten, november 2010, p. 18) : - de verplaatsing van het vertrekpunt van het tracé noordwaarts verbetert de integratie ervan op aanzienlijke wijze omdat ze een ongelijkvloerse doorgang mogelijk maakt. Op die manier zal het vrachtverkeer van de zandgroeve de weg van Sart Risbart naar Nil-Saint-Vincent/ Nil-Saint-Martin kunnen oversteken zonder de trage gebruikers en het landbouwverkeer te storen. Deze oplossing biedt bovendien de mogelijkheid om de kruising tussen de weg van van Sart Risbart naar Nil-Saint-Vincent/Nil-Saint- Martin en de weg van Tourinnes naar Gistoux te ontlasten; - de variante A bis verplaatst zich noordwaarts en verwijdert zich een beetje van het dorp Libersart, wat positief is; - het lengteprofiel verschilt een beetje maar het evenwicht tussen de uitgegraven aarde en de grondspeciën wordt maar licht gewijzigd. Er zal meer uitgegraven aarde zijn maar dat is geen bijzonder probleem; - met de voorgestelde variante A bis kan ook een ongelijkvloerse doorgang behouden worden ter hoogte van de weg St Bavon, zoals in de oplossing A die door het DGO1 onderzocht werd.

Tot slot acht het DGO1 - Directie van Waals Brabant dat de variante A bis technisch haalbaar is en globaal toelaat om verbeteringen aan te brengen t.o.v. de variante A die aanvankelijk onderzocht werd;

Overwegende dat die variante Abis dus geschikter lijkt dan de tracés 1, 2, 3 en 4 die in het effectonderzoek geanalyseerd werden en dan de tracés die ter gelegenheid van het openbaar onderzoek door de gemeenten voorgedragen werden;

Overwegende bijgevolg dat de Regering van plan is deze variante aan te houden en in een bijkomend voorschrift te voorzien ter oplegging van de uitvoering van de nodige inrichtingen voor de uitvoering van het traject Abis en het gebruik ervan zodra de exploitatie aangevat wordt;

Overwegende dat de aanleg en het gebruik van die verbindingsweg tussen de locatie van de zandgroeve en de weg N243a noodzakelijk zijn voor de tenuitvoerlegging van het nieuwe ontginningsgebied; dat hij dus grafisch opgenomen moet worden op het gewijzigde gewestplan; dat er voorzien moet worden in een reserveringsomtrek in de zin van artikel 40, § 1, 6°, omdat deze weg geen « belangrijke communicatieinfrastructuur » is en dat hij als dusdanig op het gewestplan opgenomen moet worden;

Overwegende dat dat tracé Abis bovendien meer gecentreerd is t.o.v. de afzetting;

Dat het centrum van Gistoux, de « chaussée de Huy « , het gehucht Manypré, de « rue du Bois Matelle » en het dorp Corroy-le-Grand dus ontweken zullen worden;

Dat dit inspeelt op de bezorgdheden van de gemeente Chaumont-Gistoux;

Dat dit strookt met de doelstellingen van de gemeente Walhain, met name een duurzame mobiliteit bevorderen en zorgen voor een vlottere toegankelijkheid en een beter gebruik van de ruimtes en uitrustingen (de mobiliteit beheersen, de verplaatsingsvoorwaarden voor de zwakke gebruikers verbeteren, veilige verplaatsingen garanderen);

Overwegende dat de trage verkeerswegen behouden zullen worden; dat de bestaande gemeentewegen met landbouwdoeleinden immers slechts voor een klein deel voor die verbinding gebruikt zullen worden; dat het tracé Abis geen interferentie met een fietsroute inhoudt;

Dat het intergemeengelijk mobiliteitsplan van Walhain erop wijst dat de N243a « op korte termijn volledig heringericht zal moeten worden om hem een profiel te geven die strookt met zijn functie van toegang tot de autoweg. Ze moet ook met fietspaden uitgerust worden met het oog op de aanleg van de fietsroute van het leidend plan van de Directie Wegen van Waals Brabant « ;

Dat de exploitant, desnoods via stedenbouwkundige lasten, zal bijdragen in de kosten van die inrichting die al gedeeltelijke verwezenlijkt is;

Dat de « CRAT » in haar advies van 25 augustus 2011 benadrukt dat ze « de opneming van een reserveringsomtrek voor een autowegenknooppunt ongunstig gezind is. Ze acht dat de aanleg van een autowegenknooppunt niet gegrond is. Ze pleit ervoor dat het verkeer van de groeve gericht wordt naar het traject Abis zoals voorgesteld door de auteur van het onderzoek en goedgekeurd door het DGO1. Dat tracé veroorzaakt minder hinder voor de trage gebruikers en het landbouwverkeer, laat een ongelijkvloerse doorgang toe en ontwijkt het dorp Libertsart « ; dat de « CWEDD » insgelijks het traject Abis aanhoudt in zijn advies van 27 juni 2011;

Overwegende dat de Waalse Regering instemt met de conclusies van de analysenota van de auteur van het effectonderzoek, met het advies van het Departement van het Netwerk van Henegouwen en Waals Brabant, Directie Wegen van Waals Brabant, van de Waalse Overheidsdienst, alsook met de adviezen van de « CRAT » en de « CWEDD »;

Overwegende dat het lot van de wegen die ingericht moeten worden in het kader van de totstandbrenging van het traject Abis onderzocht zal worden in het kader van de vergunningsaanvraag met het oog op de tenuitvoerlegging van deze herziening van het gewestplan; - du fait de l'adaptation du tracé au parcellaire des exploitations, l'impact en terme de césure 12. Verlies van landbouwgrond Overwegende dat talrijke bezwaren gewag maken van de vrees van de omwoners voor het verlies van landbouwgronden en het landelijk karakter van hun gemeente; Overwegende dat de bezwaarindieners beweren dat de in het Waalse Gewest beschikbare landbouwgronden zo goed mogelijk beheerd dienen te worden en dat er spaarzaam mee omgesprongen moet worden;

Dat de bezwaarindieners de verkleining en zelfs de verdwijning van de landbouwgronden betreuren; dat ze vaststellen dat het ontwerp de landbouw zou beroven van kwaliteitsvolle en hoogrenderende gronden; dat ze een onderschatting van de economische gevolgen op de landbouwbedrijven vaststellen; dat ze akte nemen van het feit dat het ontwerp reserves zou kunnen aanleggen voor 30 jaar en dat ze erop wijzen dat er voor de veiligheid van de structuur van de landbouwbedrijven geen enkele aanvraag eerder dan binnen dertig jaar zou mogen worden ingediend; dat met de verdwijning van landbouwgronden volgens hen ook werkgelegenheid teloorgaat;

Dat meerdere bezwaarindieners benadrukken dat de landbouw een belangrijke rol speelt in de instandhouding van het leefkader;

Dat de omwonenden de noodzaak zien van een « wissel » van gronden voor de leefbaarheid van de bedrijven en de landbouw; dat ze aanstippen dat de landbouwbedrijven nu al aanzienlijke problemen hebben;

Overwegende dat meerdere bezwaarindieners vrezen voor de impact ervan op het semi-landelijk karakter van de gemeente Walhain; dat ze willen dat het landelijk en residentieel karakter bewaard wordt; dat ze eveneens vrezen voor de impact op de socio-economische gemengdheid van het dorp; dat daar een verminderde aantrekkelijkheid van de gemeente in ontwaren; dat ze het volledig oneens zijn met de opneming van Walhain-dorp in een industriegebied; dat ze een vernietiging zien van de socio-economische gemengdheid van het dorp Nil-Saint-Vincent;

Overwegende dat de omwonenden eveneens het feit vaststellen dat de druk op de grondprijs per hectare naar omhoog gaat en de landbouwers zou verhinderen hun voorkooprecht uit te oefenen;

Overwegende dat de gemeente Walhain ingediend in het kader van het openbaar onderzoek, erop wijst dat het ontwerp tegenstrijdig is met de plaatselijke visie op gebiedsontwikkeling, meer bepaald voor zover de gemeente in haar ontwerp van structuurplan naar de ontwikkeling, de bescherming en de benutting van de natuurlijke hulpbronnen, de rijkdommen en het plaatselijk erfgoed streeft;

Overwegende dat de gemeente Walhain erop wijst dat de uitbreiding van de zandgroeve en de invoering van een nieuwe reisweg en een nieuwe verkeerswisselaar op de autosnelweg een niet te verwaarlozen impact zal hebben op de oppervlakte die heden naar de landbouw gaat; dat niets aantoont dat de leefbaarheid van de landbouwbedrijven niet in gevaar zal worden gebracht; dat doelstelling nr 1 van het ontwer-structuurschema de vrijwaring is van de landelijke identiteit van de fusiegemeente; dat optie 1.3 van die doelstelling streeft naar de bescherming van de landelijke delen van het grondgebied tegen verschillende soorten druk; dat bepaalde maatregelen overigens bestemd zijn voor de verbetering van de omstandigheden van de landbouwers, met name inzake mobiliteit (maatregel AC-10 : betere landwegen);

Overwegende, eerste en vooral, dat de bezwaren tegen het verlies van landbouwgronden eveneens besproken en behandeld zullen worden in het kader van de eenmalige vergunningsaanvraag voor de concrete uitvoering van het project waartoe deze gewestplanherziening dient, van de milieueffectenbeoordeling waaraan het zal worden onderworpen en van de vergunning die verstrekt zou kunnen worden;

Overwegende dat het effectenonderzoek dat uitgevoerd zal worden binnen het kader van de vergunningsaanvraag immers heel bepaald in zal moeten spelen op de toestand van de landbouwers die bij het project betrokken zijn en hun begeleiding;

Overwegende dat wat betreft de landbouw de auteur van het effectenonderzoek vaststelt dat de vermindering van de landbouwgronden een algemene trend is in het Waalse Gewest (eff.ond., fase II, blz. 38);

Dat bij de identificatie van de potentialiteiten van het grondgebied de auteur van het effectenonderzoek erop wijst dat de kwaliteit van de bodems bepaald gunstig is voor de teelt en dat men zou kunnen denken aan het gebruik van die gronden voor hoogrenderende teelten (groenten) (eff.ond., fase II, blz. 58);

Dat in het kader van de aanduiding van de vermoedelijke effecten op de mens en het leefmilieu de auteur van het onderzoek meldt dat het ontwerp van invloed zal zijn op de landbouwsector daar landbouwgebied door de onttrekking van landbouwgronden op termijn ontginningsgebied wordt; dat hij eveneens noteert dat voor zover er veel afhankelijkheid bestaat tussen landbouwgronden en de landbouwer en dat die relatie versterkt wordt door het feit dat talrijke landbouwers geen eigenaar zijn van de gronden die ze bewerken, het niet zal volstaan de eigenaar van de gronden te vergoeden;

Overwegende dat het effectenonderzoek eveneens de nadruk legt op het advies van het directoraat-generaal landbouw uit 2003 over de impact van de verdwijning van landbouwgrond voor ontginning; dat in dat advies uitgelegd wordt dat voor drie bedrijven de grondinneming 10 th van de totale oppervlakte zal beslaan. « Voor geen enkel bedrijf zal dit ontwerp alleen de bestaanszekerheid in gevaar brengen. Het bedrijf dat het meest eronder zal ljden is Chaumont SA met een verlies van meer dan 40t.h. van de grond, evenwel zonder impact voor de beheerder... Die wijziging zou slechtes van geringe invloed zijn op de plaatselijke landbouw »; dat er evenwel reeds een akkoord tot stand gekomen is met de zandgroeve-uitbaters (eff.ond., fase II, blz. 84);

Overwegende dat de auteur van het effectenonderzoek acht dat de uitvoering van het ontginningsgebied hinder zal opleveren die als verwaarloosbaar kan worden omschreven maar waarvoor een begeleiding wordt voorzien;

Overwegende dat de auteur erop wijst dat de zeer aanzienlijke onmiddellijke effecten werden omschreven (verlies van bewerkte landbouwgronden), maar dat effectbeperkende maatregelen evenwel werden voorgesteld, hoofdzakelijk via afbakeningsvarianten van de omtrek die op te nemen is als ontginningsgebied (eff.ond., fase II, blz. 200);

Overwegende dat uit het besluit van 27 mei 2009 tot voorlopige aanneming van de herziening van het gewestplan het volgende blijkt : « Overwegende dat het effectenonderzoek voor een gewestplan het voorontwerp van herziening en de compensaties heeft beoordeeld ten opzichte van de vermoedelijke effecten op mens en milieu;

Overwegende dat het effectenonderzoek erop wijst dat de landbouwgrond in Chaumont-Gistoux zeer vruchtbaar is zoals overigens overal op het Haspengouws plateau;

Overwegende dat, zoals onderstreept in het onderzoek eveneens, al die gronden volgens het Directoraat-generaal Landbouw, bij hun ruilverkavelingsverrichtingen van de jaren '70, als middelmatig geschikt werden omschreven, dat er geen enkel landbouwgebouw in dat gebied staat, dat elf bedrijven betrokken zijn en dat het ontwerp alleen geen enkel gevaar vormt voor hun leefbaarheid; dat de voorgestelde wijziging dus maar een matige invloed zal hebben op de plaatselijke landbouw;

Overwegende dat het effectenonderzoek voorstelt dat de gronden na ontginning weer bestemd worden voor hoofdzakelijk landbouwbedrijvigheid en natuurgebieden voor wat de gebieden die naast het Natura 2000-gebied liggen en de voorkomingsomtrek »;

Overwegende dat als het waar is dat de uitvoering van het ontwerp waarvoor deze gewestplanherziening geldt ontegensprekelijk een impact zal hebben op de landbouw, de afbakeningsvarianten van de auteur van het onderzoek, gekozen door de Regering, de rationalisering ervan mogelijk zal maken doordat de gronden gelegen ten zuidwesten van de oorspronkelijk weerhouden omtrek landbouwgrond zullen blijven met opneming van de landbouwgronden in het noorden en noordwesten van die omtrek als ontginningsgebied;

Dat die rationalisering in het zuiden een vlot toegankelijke grond intact houdt, grenzend aan een grote landbouwoppervlakte, met versterking van de kwaliteiten van de biotoop in het naburige Natura 2000-gebied door verkleining van de impact van de intensieve landbouw, de opneming van de percelen gelegen aan de rand van het ontginningsgebied westen en naast het Natura 2000-gebied dat dat luik versterkt; dat daar dat deel opgenomen is als ontginningsgebied en niet meer als landbouwgebied de toeang tot het verkeer van landbouwvoertuigen niet meer ter sprake komt;

Dat de eenmalige vergunningsaanvraag voor de ontginning en de effectbeoordeling die daaraan voorafgaat de heraanleg van dat gebied in functie van die doelstelling zal moeten bestuderen;

Overwegende dat de Abis-reisweg voorgesteld door de auteur van het onderzoek (november 2010) aangepast is aan de perceelsindeling van de bedrijven en een kleinere impact mogelijk maakt door te beslissen in termen van breuken en resten in de landbouwgronden (analyse nota blz. 17);

Overwegende, gelet op de mogelijkheden van de artikelen 22 ev van het Waalse Regeringsbesluit van 17 juli 2003, dat de heraanleg na uitbating als landbouwgebied voor de meeste percelen, zoals voorgesteld door het effectenonderzoek, het landelijk karakter van de gemeenten in stand zal kunnen houden;

Overwegende dat die herziening van het gewestplan Waver-Geldenaken-Perwez bedoeld in artikel 1 gepaard gaat met een inrichtingsmaatregel, in de zin van artikel 23, tweede lid, van het Wetboek, die voorziet dat gronden met minimum 30 ha oppervlakte gelegen in het zuidelijk deel van het ontginningsgebied teruggegeven zullen moeten worden aan de landbouw na afloop van de uitbating;

Overwegende dat de Regering aanbeveelt om hoe dan ook een operationele maatregel te treffen voor de landbouw zodat de groeve-uitbater verzocht wordt om voor elke hectare teloorgegane landbouwgrond anderhalve hectare nieuwe grond ter beschikking te stellen naast de wettelijke maatregelen terzake; dat de uitvoering van die maatregelen onder overeenkomsten valt tussen het zandontginningsbedrijf en de betrokken landbouwers;

Dat alle grond niet aan de landbouw onttrokken wordt vanuit de zandontginning, dat de betrokken landbouwers geleidelijk ingelicht zullen worden over de voortgang van de fronten en dat er in coördinatie wordt voorzien tussen hun activiteiten en die van de groeve; dat die coördinatie vastgesteld zal kunnen worden in het begeleidingscomité dat in het besluit ingevoerd zal worden in het kader van de eenmalige vergunning die verstrekt zal worden na deze herziening van het gewestplan, overeenkomstig artikel D.29-26 van Boek I van het Milieuwetboek. 13. Allerlei hinder Overwegende dat er meerdere andere bronnen van hinder in de bezwaarschriften werden vastgesteld; Overwegende dat alle aanhorigheden die opgericht zullen worden volgens sommige omwonenden niet noodzakelijk te maken hebben met de zandgroeven; feitelijk vrezen ze ervoor dat er een echte industriezone komt;

Overwegende dat sommige omwonenden ervoor vrezen dat het leefkader en de leefkwaliteit er nog slechter aan toe zullen zijn (verkeer, veiligheid, gezichten, geluidshinder, luchtvervuiling, verdwijning van een wandelgebied, rust...); dat ze vrezen voor de dorpsrust; dat die omwonenden de beschermingsmaatregelen voor de buurt tegen hinder willen kennen;

Overwegende dat meerdere omwonenden hun onvrede uiten in verband met de schokken, het stof, de trillingen en het geruis van CB-radio's vanwege het vrachtverkeer;

Overwegende dat andere bezwaarindieners doen opmerken dat de verdwijning van de bomen langs de autosnelweg geluidshinder afkomstig van de autosnelweg zal opleveren;

Overwegende dat de bezwaarindieners eveneens vrezen voor de verstoring van de rustplaats van Nil-Saint-Vincent;

Overwegende dat omwonenden de aandacht vestigen op de geluidshinder vanwege de bllotstelling (impuls- en opkomende geluiden); dat ze vaststellen dat er geen enkel onderzoek naar geluidshinder werd uitgevoerd;

Overwegende dat ze vrezen voor een waardevermindering van de huizen;

Overwegende dat ze er eveneens op wijzen dat onteigeningen nodig zijn;

Overwegende dat meerdere bezwaarindieners gewag maken van milieuhinder en milieuverloedering en met name hinder door de verlichting van het parkeergebied in het centrum van Gistoux, tijdens de gehele nacht (uitdoven noodzakelijk tussen 20 u en 6 u);

Overwegende in casu dat talrijke bezwaren eerder betrekking hebben op vraagstukken die onder de eenmalige vergunning i.v.m. de ontginningsactiviteit vallen; dat het hier gaat om een beslissing te nemen over de herziening van het gewestplan met het oog op de opneming van een nieuw ontginningsgebied; dat de meeste van die vraagstukken een antwoord zullen vinden in het kader van de aanvraag tot eenmalige vergunning die zal zorgen voor de concrete tenuitvoerlegging van het ontwerp die het voorwerp is van deze herziening van het gewestplan, van de effectbeoordeling waaraan ze onderworpen zal worden en de vergunning die afgegeven zou kunnen worden;

Overwegende dat algemene maatregelen die de potentiële effecten van een zandgroeve op het leefmilieu kunnen verkleinen werden vastgesteld bij besluit van de Waalse Regering van 17 juli 2003 houdende sectorale voorwaarden voor de steengroeven en hun aanhorigheden (BS 06.10.2003), evenals bij de bijlage met als opschrift « gids van goede praktijken voor de uitvoering van artikel 25 van het besluit van de Waalse Regering van 17 juli 2003 houdende sectorale voorwaarden voor de steengroeven en hun aanhorigheden »; dat dit besluit toepasbaar zal zijn op de onderliggende ontginning van deze gewestplanherziening; dat daarnaast de algemene voorwaarden en in voorkomend geval de bijzondere voorwaarden de ontginning van een randregeling zullen voorzien;

Overwegende dat de Regering voor de Abis-reisweg koos, voorgesteld door de auteur van het effectenonderzoek; dat dit niet het kappen van de bomen langs de autosnelweg inhoudt; dat dit ook de rustplaats van Nil-Saint-Vincent niet zal verstoren;

Overwegende, daarnaast, dat die keuze kan ingaan op een bepaald aantal zorgen in verband met verkeershinder (te berde gebracht tijdens het begin van de gewestplanherziening of ter gelegenheid van het openbaar onderzoek);

Overwegende evenwel dat de keuze voor die variante zal bijdragen tot het benadrukken van de hinder op de autosnelweg op het deel van de E411 tussen verkeerswisselaar nr 10 en de plaats waar het ontwerp-wijzigingsgewestplan de aanleg van een nieuwe verkeerswisselaar overwoog; dat, om in te gaan op de verzoeken van inwoners van zowel Chaumont-Gistoux als Walhain en met de constante zorg om de hinder door de zandontginning voor de omwonenden zo laag mogelijk te houden, wordt gekozen voor een geluidswerende muur langs de E411;

Overwegende dat de gebruikte technieken, de zorg waarmee de aanleg rondom de zandgroeve moet gebeuren en de opgelegde normen overeenkomstig de aanbevelingen van het effectenonderzoek (zowel de reeds uitgevoerde studie op gewestplanniveau als de studie die uitgevoerd zal worden in het kader van de vergunningsaanvraag) zo gepland zullen worden dat de impact van de activiteit op het leefmilieu zo klein mogelijk wordt gehouden; dat de eventuele daling van de vastgoedwaardes nog te bewijzen valt, temeer daar de huidige en de toekomstige ontginning verder van de woongebieden af komen te liggen en de reisweg voor het vrachtverkeer geen woongebieden aandoet; dat voor het overige inrichtingen (landschappelijke aanleg en andere) ervoor zullen zorgen dat die hypothese zo onbeduidend mogelijk wordt gemaakt;

Overwegende dat na de periode van heraanleg de site een hogere biologische en landschappelijke waarde zal krijgen die een positieve rol zal spelen voor de grondwaarden van de nabijgelegen gebouwen;

Overwegende dat bij het besluit van de Waalse Regering van 27 mei 2005 houdende de voorlopige goedkeuring van de gedeeltelijke herziening van het gewestplan Wavre-Jodoigne-Perwez met het oog op de opneming van een ontginningsgebiedgenaamd « Les Turluttes » de opneming van een nieuw ontginningsgebied er enkel voor dient de activiteit in stand te houden; dat dit er niet toe zal leiden, meer hinder te veroorzaken dan nu;

Overwegende dat de Regering voor het overige de opneming van een buffergebied in het ontginningsgebied gunstig genegen is, waarvan de afmetingen bij de vergunningsaanvraag berekend zullen worden en waaraan veel zorg besteed zal worden bij de effectbeoordeling waaraan dat verzoek onderworpen zal worden; 14. Controle op de exploitatie Overwegende dat meerdere omwoners ongerust zijn over de controlemaatregelen voor de zandontginning; Overwegende dat de bezwaarindieners een opvolgingscomité willen oprichten; dat ze eveneens wensen dat waakzaamheidscomités en burgercomités worden genodigd; dat bezwaarindieners erop aandringen dat er een princiepsbeslissing wordt getroffen voor de vergunning van een gemengd begeleidingscomité (Waals gewest en gemeenten) en landbouwers; dat omwonenden wensen dat ze bij een bemiddelaar terecht kunnen met hun bezwaren;

Overwegende dat de ontginning volgens sommigen gecontroleerd en bebakend moet worden en dat die maatregelen voor rekening van de uitbater zijn;

Overwegende dat andere bezwaarindieners beweren dat het graven van de randen onder zeer strikte voorwaarden zou egbeuren (breedte, onderhoud boorden, uitdroging naburige gronden...);

Overwegende dat meerdere bezwaarindieners zich afvragen waarmee de 12ha illegaal ontgonnen grond opgevuld werd; dat ze de vraag opwerpen, of er een controle plaatsvindt van wat er in de zandwinning gebeurt (overdekte vrachtwagens, hekken bij de ingang...);

Dat voor sommige bezwaarindieners eerste de wijze van afronding van het gemeentelijk plan van aanleg wordt bepaald;

Dat omwonenden de invoering van een alarmprocedure bij vervuiling eisen (noodplan, onmiddellijke ongevallenaangifte...);

Overwegende dat de gemeentelijke overlegcommissie van Chaumont-Gistoux er in haar advies op wijst dat het besluit bakens moet uitzetten om iedere ontsporing te voorkomen; dat er met dat doel een opvolgingscomité wordt opgericht;

Overwegende dat, zoals benadrukt, de bezwaren betreffende de ontginning eerder betrekking hebben op vraagstukken die onder de eenmalige vergunning i.v.m. de ontginningsactiviteit vallen; dat het hier gaat om een beslissing te nemen over de herziening van het gewestplan met het oog op de opneming van een nieuw ontginningsgebied; dat de meeste vragen betreffende de ontginning een antwoord zullen vinden in het kader van de aanvraag tot eenmalige vergunning die zal zorgen voor de concrete tenuitvoerlegging van het ontwerp dat het voorwerp is van deze herziening van het gewestplan, van de effectbeoordeling waaraan ze onderworpen zal worden en de vergunning die afgegeven zou kunnen worden;

Overwegende dat de auteur van het onderzoek aanbeveelt om een voorafgaandelijk veiligheidsplan op te stellen waarin alle te treffen maatreelen in geval van ongeluk in de graafput worden opgelijst, samen met het type materieel dat gebruikt zou worden om de vervuiling ongedaan te maken (eff.ond., fase II, blz. 105); dat dit kan gebeuren via de vergunning die verkregen zal moeten worden voor de uitbating van de betrokken afzetting;

Overwegende dat de mogelijkheid tot oprichting van een begeleidingscomité bepaald wordt bij artikel D.29-25 van Boek I van het Milieuwetboek; dat dat begeleidingscomité een dialoog zal kunnen opstarten en de betrekkingen zal kunnen regelen tussen de nabije bewoners en het bedrijf onder het voorzitterschap van de gemeentelijke overheid; dat dit georgansieerd wordt bij het verstrekken van de vergunning voor de betrokken zandontginning;

Overwegende dat er geen gemeentelijk plan van aanleg bestaat voor het gebied; dat het bezwaar voor een uit te werken gemeentelijk plan van aanleg dus inhoudloos is;

Overwegende dat de onwettelijk ontgonnen gebieden niet opgevuld zijn; 15. Garanties Overwegende dat meerdere bezwaren betrekking hebben op de waarborgen die beschikbaar zijn voor het garanderen van de zorgvuldige uitvoeirng van de verplichtingen van de uitbater; Overwegende dat meerdere bezwaarindieners zich afvragen over welke waarborgen ze beschikken, met name wat betreft de interventietermijnen, de kwaliteit van de opvullingen, de kwaliteit van de oppervlaktelagen, de planten, de straffen, wat bij een faillissement, de borgstelling, de verantwoordelijke uitbater, de middelen van de gemeente...; dat ze aandringen op de noodzaak van een daadwerkelijke controle; dat meerdere bezwaarindieners beweren dat er een controle van de aanbevelingen en voorwaarden zou moeten zijn, met aanwending van significante geldbedragen en dat controleur te allen tijde en zonder verwittiging zich zou mogen aandienen; dat enkele omwonenden eisen dat er een waarborgsfonds opgericht wordt voor de reconversie van het gebied;

Dat meerdere omwonenden achten dat er een vanaf nu een financiële waarborg nodig zou zijn om bepaalde voorwaarden op te leggen inzake landschap en milieubescherming tegen het einde van de uitbating (nieuwe wegen voor traag verkeer, bomenrijen en bosschages); dat andere bezwaarindieners eveneens de waarborgen van de uitbating wensen te kennen; dat het verkrijgen van de waarbogen daarnaast - steeds volgens dezelfde bezwaarindieners - niet uitgesteld moeten worden tot de fase van het verstrekken van de eenmalige vergunning;

Overwegende dat er volgens de omwonenden geen garantie bestaat voor de herontwikkeling als landbouwgrond of groengebied;

Overwegende dat bezwaarindieners voor de natuurgebieden doeltreffende herstel- en onderhoudsmaatregelen van de biotopen eisen en dat er financiële en menselijke middelen gegarandeerd worden;

Overwegende dat de omwonenden eveneens vrezen voor risico's op zware budgetverhogingen bij de gemeenten voor het herstel van de locaties;

Overwegende dat er voor meerdere bezwaarindieners waarborgen moeten bestaan voor de vrijwaring van de locatie (geen stort);

Overwegende dat de plannen en de opties voor sommige bezwaarindieners reeds vooraf bepaald moeten worden en dat ze een voorwaarde zijn voor het verstrekken van de vergunning (plaats van de installaties, vluchtwegen, nieuwe bestemming van het gebied in het centrum van Gistoux);

Overwegende dat de te verkrijgen vergunning, zoals reeds uiteengezet, voorafgegaan wordt door een milieueffectenstudie; dat die vergunning niet enkel strikte uitbatingsvoorwaarden zal bevatten, ook inzake controle en autocontrole uit het besluit van de Waalse Regering van 17 juli 2003 houdende sectorale voorwaarden voor de steengroeven en hun aanhorigheden, maar eveneens, in voorkomend geval, bijzondere voorwaarden ter aanvulling van voornoemde sectorale voorwaarden;

Overwegende dat de te verstrekken vergunning bijgevolg niet alleen voornoemde voorwaarden zal bevatten in termen van herontwikkeling van de locatie na uitbating, maar eveneens het stellen van een zekerheid voor de uitvoering van de verplichtingen van de uitbater inzake herstel;

Overwegende dat de uitbating onderworpen zal worden aan de bepalingen uit het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning, met name die voor het toezicht en de administratieve maatregelen (hoofdstuk IX), evenals aan de bepalingen van het Milieuwetboek inzake het opsporen, het vaststellen, het vervolgen, het bestraffen en de herstelmaatregelen bij milieuovertredingen (Deel VIII);

Dat artikel 145 van het Milieuwetboek nader aangeeft dat de personeelsleden belast met de vaststelling van de overtredingen te allen tijde de installaties, de lokalen, gronden en andere plaatsen ter controle zullen mogen betreden;

Dat de uitbating zodoende strikt begeleid en onder toezicht geplaatst zal worden;

Gelet op het navolgende inzake herontwikkeling en herbestemming van de locatie;

O Overwegende dat de locatie niet deel uitmaakt van de technische ingravingscentra; dat het plan voor technische ingravingscentra geen enkel centrum voorziet in Waals-brabant met zijn zanderige ondergrond;

Overwegende dat het in dit stadium niet vereist is een zekerheid te stellen daar de te bekomen vergunning als concrete uitvoering van deze gewestplanherziening zal dienen, met in begrip van de uiteindelijke herontwikkeling; 16. Herinrichting Overwegende dat meerdere bezwaren de herontwikkeling van de locatie als doel hebben;dat de bezwaarindieners ongerust zijn, met name wat betreft de opvulaarde en de toekomstige zonering; 16.1. Opvullingen Overwegende dat meerdere bezwaarindieners zich afvragen welke herontwikkeling wordt voorzien; dat ze vragen hebben bij de soorten opvullingen;

Overwegende dat meerdere bezwaarindieners beweren dat de opgelegde voorwaarden onduidelijk zouden zijn; dat ze een duidelijk voorwaardendossier eisen voor de opvulling en het toezicht van een landbouwingenieur;

Overwegende dat men volgens sommige omwonenden zou moeten ophouden met het opvullen van zandgroeven;

Overwegende dat de bezwaarindieners achten dat enkel opvulaarde aanvaard zou mogen worden als opvulling;

Overwegende dat men volgens sommige bezwaarindieners storten zou moeten verbieden; dat ze benadrukken dat er een verwantschapsband zou bestaan tussen de uitbater van de zandgroeve en de beheerder van afvalstoffen;

Overwegende dat er volgens sommige bezwaarindieners oncontroleerbare negatieve effecten zouden ontstaan binnen de dertig jaar (herstel - stortverbod - garantie voor de toekomstige generaties);

Overwegende dat sommige bezwaarindieners dan weer vaststellen dat de stortplaatsen heden ten dage gecontroleerd worden;

Overwegende dat sommige bezwaarindieners garanties willen voor de aarde die bij de herbestemming als landbouwgrond gebruikt zal worden (geen bedrog bij teeltbare landbouwgrond); dat ze geen uitwisseling willen via opgevulde aarde;

Overwegende dat de omwonenden achten dat er een redelijke profilering zou moeten zijn (geen steile rotswand, geen maanlandschap, geen rampgebied);

Overwegende dat de gemeente Chaumont-Gistoux in haar advies van 29 maart 2010 vastgelegd heeft : « Overwegende dat erop gewezen dient te worden dat NV Hoslet in 2000 een vergunningsaanvraag voor de uitbreiding van zandgroeven heeft ingediend, evenals een verzoek tot machtiging voor het gebruik van de graafput voor de aanleg van een stort of technisch ingravingscentrum klasse 5 (niet-giftige stoffen voor één enkele afvalstoffenproducent, een monoproduct van één enkele klant, afvalstoffenproducent SITA);

Overwegende dat gelet op voorgaande het ontwerp van uitbreiding van de zandgroeven, resulterende in deze huidige gedeeltelijke herzieningsprocedure, zijn oorsprong vindt in het dossier uit 2000.

Dat het risico dat er ooit een stort zich daar vestigt nog steeds latent aanwezig is; (...) Overwegende dat het College en de gemeenteraad van Chaumont-Gistoux op 28 mei 2008 het ingenieurskantoor Pissart, auteur van het effectenonderzoek, een lijst met zeven hoofdpunten heeft overgemaakt : - Het College en de gemeenteraad vestigden reeds de aandacht van het Waalse Gewest op hun beslist en definitief verzet tegen de toekomstige opvulling van de ontworpen zandgroeven met welke afvalstoffen ook. Er zou nooit meer een nieuw stort in Chaumont-Gistoux gevestigd mogen worden. » Overwegende dat het gemeentecollege van Chaumont-Gistoux benadrukt dat de zekerheid dat er nooit meer een stort gevestigd zal worden in Chaumont-Gistoux volgens de beschikbare informatie onbestaande is; dat het risico theoretisch wel bestaat dat de locatie ooit voorgesteld wordt voor de opneming van een technisch ingravingscentrum of dat ze uitgebaat wordt als ingravingscentrum voor het exclusieve gebruik van de oorspronkelijke afvalstoffenproducent, zoals aangetoond in het ontwerp ingediend in 2000; dat de voorafgaandelijke voorwaarde van de juridische zekerheid dat de voorgestelde sites nooit gebruikt zullen mogen worden als stortplaatsen niet vervuld is;

Overwegende dat, zoals benadrukt, de bezwaren betreffende de beëindiging van de ontginning en de herontwikkeling eerder betrekking hebben op vraagstukken die onder de eenmalige vergunning i.v.m. de ontginningsactiviteit vallen; dat het hier gaat om een beslissing te nemen over de herziening van het gewestplan met het oog op de opneming van een nieuw ontginningsgebied; dat de meeste vragen betreffende de ontginning een antwoord zullen vinden in het kader van de aanvraag tot eenmalige vergunning die zal zorgen voor de concrete tenuitvoerlegging van het ontwerp dat het voorwerp is van deze herziening van het gewestplan, van de effectbeoordeling waaraan ze onderworpen zal worden en de vergunning die afgegeven zou kunnen worden;

Overwegende dat de auteur van het effectenonderzoek uiteenzet dat het « te vroeg » is om een duidelijk ecologisch herontwikkelingsplan op te stellen voor de site (herstel- en beheersmaatregelen). « De herontwikkeling moet beslist worden in overleg met de betrokken personen (gewestelijke overheid, gemeentebestuur, aanvrager, houtvester van de Afdeling Natuur en Bossen, landbouwbedrijven, omwonenden). Hetzelfde geldt voor de landschapsinrichting. Al die punten zullen behandeld moeten worden in het kader van het effectenonderzoek voor de milieuvergunning, rekening houdend met de bekendmaking van de nieuwe wetsbepalingen inzake bestemming na ontginning » (eff.ond., fase II, blz. 74);

Overwegende dat de herontwikkeling van de locatie na ontginning inderdaad behandeld en bestudeerd zal worden in het stadium van de eenmalige vergunningsaanvraag en het daaraan voorafgaand effectenonderzoek; dat die herontwikkeling daarnaast gewaarborgd zal moeten worden door het stellen van een zekerheid (artikel 55 van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning);

Overwegende dat de auteur van het onderzoek aanbeveelt dat er een strikte kwaliteitscontrole gebeurt voor de aarde die eventueel aangevoerd wordt voor de gedeeltelijke opvulling van de graafput (eff.ond., fase II, blz. 105);

Overwegende dat het ingraven van afvalstoffen in het Waalse Gewest vandaag nog enkel toegelaten is in het kader van een plan voor technische ingravingscentra; dat de locatie van het project zoals eerder gesteld niet opgenomen is in een ingravingslijst;

Overwegende dat als de graafput ooit weer zou worden opgevuld bij de herontwikkeling van de locatie dit enkel kan gebeuren met strikte inachtneming van de vergunning voor de ontginning en de bepalingen inzake herontwikkeling vervat in die vergunning; dat die herontwikkeling zoals eerder gezegd gewaarborgd zal worden door het stellen van een zekerheid; 16.2. Onderverdeling in zones Overwegende dar sommige bezwaarindieners de aandacht vestigen op het feit dat de uitgeputte zones terug naar de natuur, het woud of de landbouw zouden moeten keren;

Overwegende dat meerdere bezwaarindieners de waarborg willen dat het nieuwe ontginningsgebied herbestemd wordt als natuurgebied zodra de ontginning ten einde loopt;

Overwegende dat enkele bezwaarindieners er gewag van maken dat een landbouwbedrijf problematisch zou kunnen zijn voor de grondwaterlaag zodra de zandlaag verdwenen zal zijn; dat ze een daadwerkelijke uitvoering eisen van de aanbevelingen van het effectenonderzoek (herbestemming als natuurgebied voor een deel van de nieuwe ontginningsgebieden);

Overwegende dat sommige omwonenden een herontwikkelingsalternatief wensen (iets anders dan het landbouwgebied);

Overwegende dat sommige bezwaarindieners wensen dat het ontginningsgebied bij het einde van de ontginning herbestemd wordt als natuurgebied ten zuiden van Mettementbrule;

Overwegende dat meerdere bezwaarindieners een geleidelijke herbestemming eisen als natuurgebieden voor de graafputten, in een voldoende juiste verhouding, en dat de voorwaarden voor de ontwikkeling van doelgerichte habitats opgericht of in stand gehouden worden;

Overwegende dat meerdere bezwaarindieners een gefaseerde herontwikkeling wensen om de oppervlaktes ingenomen door de zandgroeve terug te dringen; dat ze vragen dat er duidelijke richtlijnen daartoe worden opgelegd; dat er volgens sommige bezwaarindieners een fasering moet plaatsvinden van de inbedrijfnames van de zandgroeve en de herontwikkelingen om de oppervlaktes ingenomen ten nadele van de landbouw op hetzelfde ogenblik te verminderen; de omvang van het ontginningsgebied zou constant moeten blijven; de heraanleg moet geleidelijk met de ontginning meeëvolueren en niet na afloop van de ontginning;

Overwegende dat omwonenden wensen dat het Waalse Gewest er zich toe verbindt de gemeente niet meer de mogelijkheid te bieden de aanwending van het gebied na ontginning te wijzigen (bv als « ZAE » of als « PCAD »);

Overwegende dat wat betreft de bestemmingen na afloop van de ontginning de auteur van het effectenonderzoek hetvolgende voorstelt : - « Het noordelijk en noordwestelijk deel van het ontworpen ontginningsgebied keert terug naar natuurgebied, dat zou opgaan in de Natura 2000-locatie en de uitbreiding van laatstgenoemde mogelijk zou maken. Idealiter zou dat gebied na ontginning beheerd worden als natuurreservaat, het liefst onder het gezag van Natuur en Bossen of een erkend operator die in de regio actief is, zoals RNOB. Op te merken valt dat het met het oog op die omschakeling gepast zou zijn de overblijvende gronden gelegen in het landbouwgebied ten westen van de grens van het ontworpen ontginningsgebied (variante van de auteur van het onderzoek) tussen bedoeld ontginningsgebied en het bosgebied van de beek « Papeteries » op te nemen als natuurgebied. - Heel het zuiden van de omtrek van het ontginningsgebied zou opnieuw landbouwgebied worden en aansluiten op het bestaande grote landbouwoppervlak ten westen en ten zuiden. - De gronden gelegen ten oosten van de weg tussen Libersart en Gistoux zouden eveneens omgeschakeld worden naar landbouw als uitbreiding van de reeds als zandgroeve uitgebate gronden die echter in landbouwgebied liggen en als dusdanig herontwikkeld werden (opp. variante 1e). - Ten slotte zijn de gronden van variante 2c waarop de aanhorigheden van de zandgroeven gevestigd zijn, ook bestemd voor een terugkeer naar de landbouw. [...] Het statuut van zandgroeve-aanhorigheid van de gronden van variante 2c zou behouden moeten blijven tijdens de uitbating van het nieuwe ontginningsgebied, min of meer dertig jaar » (eff. ond., fase II, blz. 110);

Overwegende dat het besluit van de Waalse Regering van 27 december 2009 tot voorlopige aanneming van de gedeeltelijke herziening van het gewestplan het volgende aanstipt : « De heraanleg waarin voorzien zal moeten worden na afloop van de ontginning rekening houdend met het feit dat de bestemming van die gronden het landbouwgebied zal zijn behoudens de gronden gelegen in het noordwesten van de omtrek, grenzend aan het Natura 2000-gebied waarvan de bestemming natuurgebied zal zijn »;

Overwegende dat de « CRAT « , in een advies van 25 augustus 2011, aanbeveelt dat de Regering erin voorziet dat een gedeelte van het ontginningsgebied na afloop van de exploitatie als landbouwgebied bestemd wordt in functie van de operationele mogelijkheden om op het landbouwvraagstuk in te spelen;

Overwegende dat de Regering het voornemen heeft dat advies te volgen met inachtneming van het besluit van 17 juli 2003 en aldus het standpunt wil bevestigen dat uiteengezet werd in haar beslissing van 27 mei 2009, dat de Regering daartoe een herontwikkelingsmaatregel aanneemt;

Overwegende dat het opnieuw in beheer brengen van de natuurgebieden bij een privé-rechtelijke of openbare operator inzake natuurbehoud behandeld zal worden in het stadium van de vergunningsaanvraag voor de concrete uitvoering van deze herziening van het gewestplan;

Overwegende dat de vraag van een gefaseerde herontwikkeling voor de vermindering van de oppervlakte van de zandgroeve en de constante instandhouding ervan bestudeerd zal worden in het stadium van de eenmalige vergunningsaanvraag;

Overwegende dat de bestemming van het gebied na uitbating enkel gewijzigd zal kunnen worden via een nieuwe herzieningsprocedure van het gewestplan of de aanneming van een gemeentelijk herzieningsplan van aanleg; dat die verzoeken specifiek gemotiveerd moeten worden; dat die procedures niet enkel de beoordeling van hun effecten vereisen maar ook de raadpleging van het publiek; dat het Gewest zich er niet vast en definitief toe kan verbinden de bestemmingswijziging van het gebied onmogelijk te maken zonder dat het afbreuk zou doen aan artikel 1 van het Wetboek;

D. COMPENSATIES Overwegende dat meerdere bezwaarschriften betrekking hebben op de compensaties; dat de vragen de hoeveelheid en de aard van de alternatieve compensaties betreffen, evenals hun onvoldoende aantal, de aard en de kostprijs van de alternatieve compensaties; 1. Algemeen Overwegende dat meerdere omwonenden achten dat de planologische compensaties voorgetrokken zouden moeten worden ten opzichte van de alternatieve compensaties; Overwegende dat artikel 46 van het Wetboek zegt dat de compensatie bij een planherziening resulteert « de gelijkwaardige wijziging van een bestaande bebouwingsgebied in een niet-bebouwingsgebied of door een alternatieve compensatie bepaald door de Regering « ;

Dat de wetgever er dus niet in voorziet, één of andere vorm van compensatie de voorkeur te geven; dat de planologische en de alternatieve compensatie strikt op voet van gelijkheid staan; 2. Planologische compensaties Overwegende dat de omwonenden beweren dat de compensatie onbeduidend, afwezig of van slechte kwaliteit zouden zijn; Dat sommigen zich afvragen hoe de compensaties tot elkaar staan;

Overwegende dat sommigen achten dat ze ook betrekking zouden moeten hebben op de illegaal uitgebate oppervlakten;

Overwegende dat sommige omwonenden uitleggen date en reeds beschermd gebied na regularisatie niet naar natuurgebied kan overgaan en tellen als compensatie (Pas de Chien'-gebied);

Overwegende dat talrijke oppervlaktes in bouwgebied volgens enkele bezwaarindieners omgevormd zouden kunnen worden tot landbouw- of bosgebied (erkende of feitelijke overstromingsgebieden, alluviale gebieden, gebieden met een verbod op lintbebouwing); dat bezwaarindieners eisen dat de bestaande ZACC's gebruikt zouden mogen worden;

Overwegende dat de gemeentelijke ruimtelijke ordeningscommissie van Chaumont-Gistoux ervan uitgaat dat de gezamenlijke voorgestelde compensaties ruim onvoldoende zijn; dat het nodig zou zijn planologische compensaties met een proportioneel grotere oppervlakte voor te stellen dan wat nu voorgesteld is;

Dat die commissie erop aandringt dat de planologische compensaties die de terugkeer van de zandgroeven naar landbouwgebied voorzien uitgevoerd moeten worden volgens een duidelijk te bepalen dossier dat het hergebruik als teeltgrond mogelijk zou maken (de herontwikkeling van een bodem van zandgroeve als landbouwgrond is geen sinecure; dat dit werk goed uitgevoerd moet worden met het risico op een middelmatig landbouwrendement in de toekomst, zoals aangestipt in het effectenonderzoek); dat de commissie erop aandringt dat alle compensaties moeten slaan op alle grondinnemingen in en buiten het wijzigingsgebied van het gewestplan;

Dat de gemeentelijke commissie van Chaumont-Gistoux een advies heeft uitgebracht waarin ze vragen heeft bij het wettelijk karakter van een wijziging van het gewestplan die de uitvoering van een Natura 2000-gebied voorziet voor een reeds illegaal gedempte zandgroeve; dat de gemeentelijke commissie ervan uitgaat dat de heraanleg van de « Pas de Chien » geen planologische compensatie is, verbonden aan deze aanvraag;

Overwegende dat het gemeentecollege van Chaumont-Gistoux acht dat de planologische compensaties onbeduidend zijn op planologisch vlak, temeer daar die ene verkeerswisselaar niet beschouwd kan worden als een compensatie;

Dat één van de compensaties de opneming is als natuurgebied van het gebied « Pas de Chien », reeds deel uitmakend van het Natura 2000-netwerk (3,6 ha); dat het advies erop wijst dat juist het deel van de locatie dat illegaal gedempt werd volgens het operationeel directoraat-generaal Landbouw, Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu de opneming van het gebied in het Natura 200-netwerk verantwoordde, maar dat de illegale opvulling de habitats die beschermd dienden te worden daar geheel en al door zijn vernietigd; dat de voorgestelde compensatie dus niets waard is;

Dat volgens haar blijkt dat, naast het verschil in uitgestrektheid van het uitbreidingsontwerp en die van de compensaties, beide landbouwgebieden opgenomen zijn in de omtrek van de voormalige ontginningsgebieden waarvan de bestemming na afloop van de uitbating erin zou bestaan opnieuw landbouwgebied te worden; dat het natuurgebied « pas de Chien » reeds opgenomen is als Natura 2000-gebied en als biologisch hoogst waardevol gebied en dus in casu niet echt een planologische compensatie is;

Overwegende dat de gemeente Walhain erop wijst dat de planologische compensaties een oppervlakte beslaan die veel minder groot is dan het nieuw ontworpen ontginningsgebied; dat ze bijgevolg onvoldoende blijken te zijn; dat die wanverhouding de ontkenning zelf is van : - het beginsel zelf van de compensatie, namelijk een voordeel dat een nadeel wegwerkt; - het proportionaliteitsbeginsel, dat toegepast moet worden overeenkomstig artikel 46 van het Wetboek; - de gewestelijke beleidsverklaring van de Waalse Regering, waarin gesteld wordt : « in een perspectief van evenwichtige ruimtelijke ontwikkeling krijgen de planologische compensaties voorrang bij de opneming van nieuwe bebouwbare gebieden en worden de bakens voor planologische zowel als alternatieve compensaties uitgezet met een streven naar het opstellen van nader te omschrijven criteria.

Overigens wordt een gewestelijke inventaris van de potentieel aan bebouwing te onttrekken gebieden uitgewerkt « ;

Dat meer in het algemeen de gemeente acht dat die werkwijze, die de wanverhouding in de hand werkt, haar in tegenspraak lijkt met het standstill' beginsel en het recht op de bescherming van een gezondleefmilieu verankerd in artikel 23 van de Grondwet daar de daadwerkelijke herziening van het gewestplan zou resulteren in een milieuverloedering zelfs rekening houdend met de overwogen planologische compensatie;

Overwegende dat, zoals reeds gezegd, geen voorkeur gegeven dient te worden aan één vorm van compensatie boven een andere; dat het idee dat er veel bebouwbare gebieden zouden bestaan die omgevormd zouden kunnen worden tot niet-bebouwbare gebieden te vaag is om in casu een gericht onderzoek mogelijk te maken waaraan de bezwaarindieners in dat verband denken;

Overwegende dat artikel 46 van het Wetboek bepaalt dat de opneming van een bebouwingsgebied juist gecompenseerd moet worden; dat het feit dat dit gebied illegaal uitgebaat werd voor het een bebouwbaar gebied werd geen invloed heeft op het mechanisme van artikel 46; dat het Wetboek, op het stuk van de opneming van een illegaal uitgebaat gebied als niet-bebouwbaar gebied, geenszins een compensatie oplegt in die hypothese;

Gelet, bijgevolg, op het besluit van de Waalse Regering van 21 juni 2007 tot aanvulling, door de opneming van een natuur- en een landbouwgebied als planologische compensaties en door de invoering van een alternatieve compensatie, van het besluit van 4 december 2003, waarbij de Waalse Regering als planologische compensaties « de omvorming beoogt van volgende ontginningsgebieden als niet voor bebouwing bestemde gebieden : - opneming als natuurgebied van het gebied « Pas de Chien », dat deel uitmaakt van het Natura 2000-gebied BE31007 met de naam Vallée du Train, met in totaal ongeveer 3,6 ha; - opneming als landbouwgebied van de site van een oud stort klasse 2 met een oppervlakte van ongeveer 7,9 ha (locatie : Rigole Fossal);

Overwegende dat de eerste site die in aanmerking komt als planologische compensatie (« pas de Chien ») gelegen is op de gemeente Chaumont-Gistoux bezuiden de weg N243 tussen Chaumont en Gistoux; dat die site opgenomen is als ontginningsgebied (en bijkomstig als landbouwgebied);

Overwegende dat de site « Pas de Chien » erkend is als biologisch hoogstaande site; dat dit een feitelijke bescherming van die zandgroeve inhoudt; dat volgens het effectenonderzoek de opvulling van de zandputten « in principe het verlies inhoudt van elk ecologisch belang dat ze hadden tijdens de uitbating. Niettemin bewaren ze zelfs gedeeltelijk opgevuld een hogere waarde dan de omliggende teelten. Er is nog een zekere omkeerbaarheid van het proces mogelijk in zandgroeve De Kock (Pas de Chien); die groeve is nog niet helemaal opgevuld.

Diersoorten beschermd bij de wet en waargenomen in de zandgroeve Hoslet en De Kock hebben er hun leefgebied, wat wettelijk een wijze is om de plaatselijke opvulling van de graafputten te voorkomen. In het geval van « Pas du Chien » zou er, daar het een compensatiemaatregel betreft, evenals een opneming als natuurgebied, geen enkele opvulling en geen enkele menselijke bedrijvigheid meer mogen plaatsvinden die het milieu zouden kunnen verstoren » (eff.ond., fase II, blz. 134); dat dit hoe dan ook geen afbreuk vormt aan de inoverwegingname van die percelen als compensatie; dat hun opneming als niet bebouwbaar gebied bepaalde functies van de instandhouding van het Natura 2000-gebied zou kunnen versterken;

Dat daar die site enerzijds nog niet herontwikkeld werd met het oog op het wederinvoeren van landbouwgronden, daar het reliëf ervan verstoord werd, en daar de plaatselijke flora uit overwoekerende soorten bestaat, geen enkele landbouwuitbating in overweging komt (eff.ond., fase II, blz. 134);

Dat de site « Pas de Chien » in het zuiden en in het westen omzoomd is door een landschappelijk waardevolle omtrek (eff.ond., fase II, blz. 137);

Gelet op de opneming van de site « Pas de Chien » als natuurgebied dus rationeel is gelet op met name de mede-inoverwegingname van de site in de Natura 2000-omtrek, die zich naar het westen uitbreidt, de opneming ervan als biologisch hoogst waardevolle site en de onmogelijkheid dat een landbouwbedrijf zich daar vestigt;

Dat de site, gelet op de topografische kenmerken, nog opvulaarde en afgegraven aarde zou kunnen ontvangen; dat er dus een risico bestaat op het illegaal storten van afval (eff.ond., fase II, blz. 137);

Dat de auteur van het onderzoek volgende positieve punten meldt : - vrijwaring en bescherming van een helling waar een bron de Ry des Papeteries en de Train bevoorraadt, en die bijdraagt tot de bevoorrading van de beek voor de bescherming van de donderpad; - geen nieuw risico op plaatselijke vervuiling van de grondwaterlaag; - geen nieuw risico op plaatselijke vervuiling voor de publieke stroomafwaarts gelegen waterwinningen; - vrijwaring van de plaatselijke als hoogstaand erkende landschappen; - bijdrage tot een betere luchtkwaliteit; - bescherming en vrijwaring van de biologisch zeer kwaliteitsvolle site of site met een hoog biologisch potentieel en opgenomen in Natura 2000-netwerk; - aanleg van een groene buffer tussen de potentiële woongebieden en het overwogen ontginningsgebied (eff.ond., fase II, blz. 138);

Overwegende dat de auteur evenwel, met aandacht voor samenhang, als afbakeningsvariant de opneming voorstelt van de gehele graafput van de voormalige zandgroeve als natuurgebied, ofte het ontginningsgebied bedoeld bij het voorontwerp als compensatie van 3,6 ha en het kleine naburige landbouwgebied van 3,7 ha (eff.ond., fase II, blz. 139); dat hij eveneens voorstelt dat het deel dat overloopt in het naburige ZACC opgenomen wordt als natuurgebied (0,25 ha); dat hij kort samengevat voorstelt dat de grens van het natuurgebied opgenomen in het gewestplan belichaamd wordt door de Chemin des Cressionnières in het noorden en de Chemin du Bois Matelle in het zuiden (eff.ond., fase II, blz. 140);

Dat de auteur aanbeveelt : - te stoppen met het opvullen van de site « Pas de Chien « ; - de toegang tot de site te verbieden voor recreatie, in het bijzonder voor gemotoriseerde recreatie; - ruime inspiratie te putten uit de publicaties van het Waalse Gewest voor het heraanleggen van sites na uitbating, met name de publicaties van Landbouw, Leefmilieu en Natuur uit 1995, « Réaménagement biologique des carrières après exploitation », waarin er een hoofdstuk gewijd wordt aan zandgroeves; - de bevoegde administratie voor natuurbeheer te betrekken bij het reconversieproces van de site (eff.ond., fase II, blz. 140);

Dat die variante volgens de auteur van het onderzoek deel zou kunnen uitmaken van de uitbatingsvoorwaarden van het nieuwe ontginningsgebied, per opeenvolgende fases (eff.ond., fase II, blz. 100);

Dat volgens het besluit van de Waalse Regering van 27 mei 2009 tot voorlopige aanneming van de gedeeltelijke herziening van het gewestplan de variantes voor de uitvoering, voorgesteld in het effectenonderzoek de volgende zijn.

Het herstel van de site « Pas de Chien » in termen van instandhouding en potentieel voor de vestiging van habitats en soorten met biologische waarde; dat de uitwerking, in dat opzicht, van een beheersplan voor die omtrek een voorafgaandelijke voorwaarde zal zijn, nodig voor de eerste ontginningsfase van het toekomstige ontginningsgebied met betrekking tot de gronden gelegen benoorden de « Chemin de Mettementbrule »; (...) De afbakeningsvariante bestaat uit de opneming van de gehele afgraving van de voormalige zandgroeve « Pas de Chien » als natuurgebied; de gronden beoogd bij die uitbreiding van de omtrek van het natuurgebied, heden bestemd als landbouwgebied, houden dezelfde potentialiteiten in voor de biodiversiteit en zijn van geen enkel belang meer voor de landbouw, en kregen het statuut biologisch zeer waardevol gebied; dat de omtrek, bijgevolg, van het natuurgebied afgebakend zal worden door de « Chemin des Cressonnières » in het noorden en de « Chemin du Bois Matelle » in het zuiden, met inbegrip, uit zorg voor de planologische samenhang, van het gemeentelijk overleggebied (0,25 ha) bezuiden de « Chemin des Cressonnières »; (...) «

Art. 2.De gronden gelegen in het noordelijk deel van het toekomstige ontginningsgebied worden gemerkt met een bijkomend voorschrift *S.35, waarbij aangestipt wordt dat het om fase 1 van de uitbating gaat en dat laatstgenoemde niet van start mag gaan voor de opmaking van een beheersplan met het oog op de handhaving en de liggingsmogelijkheden van biologisch waardevolle habitats en soorten van de site « Pas de Chien »;

Overwegende dat de CRAT in haar advies van 25 augustus 2011 erop wijst dat ze de opneming van twee natuurgebieden « gunstig genegen » is : die van de voormalige zandgroeve « Pas de Chien », als planologische compensatie, en die gelegen ten oosten van de Bois Matelle. Ze stelt vast dat die sites biologisch waardevol zijn en dat hun opneming als natuurgebied volledig verantwoord is gelet op hun intrinsieke kwaliteiten;

Dat de CRAT er eveneens op wijst dat ze de vermelding van de bijkomende voorschriften *S35 en *S36 mbt het ontginningsgebied eveneens gunstig genegen is;

Dat de Regering de opneming van de « Pas de Chien » als natuurgebied bevestigt voor een totaal van 7,5 ha, w.o. enkel 3,6 ha in overweging wordt genomen voor de berekening van de compensaties daar het overige deel reeds als niet-bebouwbaar gebied is opgenomen;

Overwegende dat de tweede site die in aanmerking komt als planologische compensatie, « Rigole Fossal », gelegen is in de gemeente Chaumont-Gistoux; dat die voormalige zandontginning nu is opgevuld en als weiland dient; dat de ligging van de gronden die op die plaats uitgebaat worden « de resultante zijn van een tamelijk complexe historiek van de zandontginning waarop een opvulling volgde naarmate de ontginning volgde, of waarop de plaats als stort diende, al naar gelang »;

Dat het gebied werd hersteld en als weiland dient; dat het volgens de auteur van het onderzoek weinig waarschijnlijk is dat er een andere specialisatie dan weiland daar gevestigd zou kunnen worden gelet op het reliëf (een afgeronde heuveltop) als resultante van het voormalig stort en de aanwezigheid van kleigronden die voorheen het gebied kenmerkten en waarvan de waarde niet erg hoog is; dat de opneming van die gebieden als landbouwgebied evenwel rationeel blijkt daar ze van waarde is voor de uitbaters aan wie ze werden teruggegeven (eff.ond., fase II, blz. 144);

Dat de machtigingen voor de ontginning van het gebied in de heraanleg van het gebied als landbouwgebied voorzagen;

Dat de opneming als landbouwgebied de feitelijke toestand in overeenstemming zou brengen met de rechtstoestand; dat de uitbater inderdaad de mogelijkheid zal hebben bebouwde installaties uit te bouwen in verband met zijn activiteiten in he overwogen gebied;

Dat de teruggaaf aan de landbouw theoretisch het risico op nitraatvervuiling van de grondwaterlaag verhoogt; dat bedoelde oppervlakte evenwel zeer klein is en dat de landbouwspecialisatie beperkt blijft tot weiland (eff.ond., fase II, blz. 145);

Dat het opvullen van de graafputten na ontginning ervan en de terugkeer van de voormalige topografie, evenals de uitbating van de gronden voor landbouwdoeleinden, het feit tot gevolg hebben dat de impact van de zandontginning op het landschap zowel in de gezichten op korte afstand als voor de vergezichten verdwijnt (effe.ond., fase II, blz. 146);

Dat de CRAT in haar advies van 25 augustus 2011 erop wijst dat ze de opneming van twee landbouwgebieden in Chaumont-Gistoux « gunstig genegen » is. Ze stelt vast dat die wijziging een feitelijke toestand bevestigt. De site bij de N243 beantwoordt aan een deel van de opgevulde en herstelde zandgroeve, vroeger opgenomen als stort klasse 2. Die gronden worden heden als weiland gebruikt door een landbouwer; Dat de Regering de opneming bevestigt van de site « Rigole Fossal » als landbouwgebied voor een totaal van 7,9 ha;

Overwegende dat de CWEDD op 27 juni 2011 een gunstig advies heeft uitgebracht op de opneming van natuur- en landbouwgebieden als planologische compensatie;

Overwegende dat het plan betrekking heeft op een oppervlakte van om en bij de 110 ha bebouwingsgebieden tegen een oppervlakte van om en bij de 15 ha niet bebouwingsgebieden eff.ond.;

Overwegende dat de planologische compensaties de gehele compensatie van de nieuwe ontginningsgebieden niet kunnen bewerkstelligen; dat er bijgevolg onderzoek gevoerd dient te worden naar de mogelijkheid, waarin de decreetgever voorziet, om alternatieve compensaties aan te nemen voor de verhoudingsgewijze opneming van het nieuwe bebouwingsgebied; 3. Alternatieve compensaties 3.1. Verbindingsweg 3.1.1. Ontoereikend Overwegende dat sommige omwonenden vermelden dat het knooppunt uitsluitend bestemd zou zijn voor een privé bedrijf waarvan de verklaarde doelstelling zuiver speculatief is; dat men een rentabel traject voor de uitbater en een alternatieve compensatie niet door elkaar moet halen; dat, volgens de bezwaarindieners, de aanleg van een knooppunt hinder kan beletten dat momenteel niet bestaat; dat de uitbater de enige werkelijke begunstigde is;

Overwegende dat de omwonenden uitleggen dat Walhain het vrachtverkeer en de andere hinder moet ondergaan terwijl de uitbating voor 70 % op het grondgebied van Chaumont-Gistoux ligt : Dat zij zich afvragen waar de juiste proportie en het evenredigheidsbeginsel te vinden zijn;

Overwegende dat de « CCATM » van Chaumont-Gistoux van mening is dat het geheel van de voorgestelde compensaties ruim ontoereikend zijn; dat de alternatieve compensaties die worden voorgesteld in het voordeel van de betrokken gemeenten moeten worden genomen;

Dat de « CCATM » ook vindt dat « de voorgestelde alternatieve compensaties werkelijk onvoldoende zijn. Deze zogenaamde compensaties (knooppunt, verhuizing van de Hoslet installaties) zijn alleen nuttig voor de exploitant en moeten een voorwaarde vormen voor de toekenning van de gewestplanwijziging »;

Overwegende dat de gemeente van Chaumont-Gistoux vindt dat de enige voorgestelde alternatieve compensatie die de bouw van een nieuw knooppunt voorziet, ten laste van SITA - Hoslet, zonder vaststelling van het tracé van de wegen komende van dit nieuw werk, collaterale schaden zal veroorzaken en voor de inwoners van de gemeente van geen belang zou zijn;

Overwegende dat de gemeente Chaumont-Gistoux erop wijst dat de alternatieve compensaties ontoereikend zijn; dat de bouw van een knooppunt om de uitbating van de uitbreiding toe te laten eerder als een voordeel voor de uitbater en niet als een compensatie moet gezien worden;

Overwegende dat de gemeente Walhain erop wijst dat het opmerkelijk en interpellerend is te constateren dat het ontwerp van herziening betrekking heeft op een project dat de aanleg van een autowegknooppunt en van een nog niet bepaald traject inhoudt; dat het effectonderzoek volgens de gemeente naar gelang van de plaatsbepaling van het knooppunt en van het traject uitgevoerd had moeten worden; dat, anderzijds, de alternatieve compensatie de onwettigheden en tekortkomingen van de planologische compensatie niet zal compenseren; de geplande alternatieve compensatie is zelf onwettig; dat de gemeente vaststelt dat de alternatieve compensatie uitsluitend voldoet aan de behoeften van de uitbater van een steengroeve die op die manier zijn bedrijf met het snelwegnet zal verbinden en ook zijn vervoerskosten zal verminderen; dat het dus niet gaat om een alternatieve compensatie zoals bedoeld in artikel 46 van het « CWATUPE » vermits het hier niet gaat om een compensatie voor de negatieve gevolgen veroorzaakt door de gewestplanherziening; integendeel, deze alternatieve compensatie zal zelf hinder voor de omwonenden teweegbrengen;

Overwegende dat, zoals hieboven aangehaald, er geen sprake meer is van de bouw van een knooppunt maar van een nieuw verbindingstraject met de E411 via de N243a;

Overwegende dat het doorkruisen van het centrum van Chaumont-Gistoux door veel vrachtverkeer voor veel bekommernis zorgt bij de inwoners en de gemeentelijke overheid;

Dat al dit vrachtverkeer o.a. door de zandgroeve veroorzaakt wordt maar ook door de installaties i.v.m. de zandgroeve die in het centrum van Chaumont-Gistoux gelegen zijn;

Overwegende dat om deze bekommernis in aanmerking te nemen, de Waalse Regering een einde wenst te maken aan het doorkruisen van Chaumont-Gistoux door dit vrachtverkeer en de volledige verhuizing van de installaties i.v.m. de zandgroeve gelegen in het centrum van Chaumont-Gistoux wenst op te leggen en dit, terwijl zij over een uitbatingsvergunning beschikken tot in 2021;

Dat dit probleem trouwens in het intergemeentelijk mobiliteitsplan van Chaumont-Gistoux werd vermeld;

Overwegende dat in zijn advies van 27 juni 2011, de « CWEDD » voorstelt dat de aanvrager in een aansluitingsweg op de N243a investeert om Chaumont-Gistoux van een zwaar vrachtwagenverkeer te ontlasten, waarbij ook zijn kantooractiviteiten, de truck-wash en het servicestation van het centrum van Chaumont-Gistoux naar het toekomstige ontginningsgebied verplaatst worden; dat hij benadrukt dat door het vrachtwagenverkeer in het centrum van Chaumont-Gistoux te beperken de investering die inzake wegeninfrastructuren voorgesteld wordt tot voordeel van de gemeenschap zal zijn;

Overwegende dat de opneming van een nieuw ontginningsgebied uitsluitend tot doel heeft om de activiteit te handhaven; dat het dus niet als gevolg zal hebben om het bestaande vrachtverkeer te verhogen;

Dat het onbetwistbaar vaststaat dat dit, enerzijds, zal zorgen voor een verbetering van de levenskwaliteit van de inwoners die langs de N243 en in het centrum van Chaumont-Gistoux wonen en, anderzijds, voor een verbetering van de wegveiligheid op de N243; dat het verkeerscomfort van alle gebruikers van de N243 op die manier wordt verbeterd;

Overwegende dat de Regering hiermee wil verduidelijken dat de aanvraag tot eenmalige vergunning bestemd voor de uitbating van de site, betrekking zal moeten hebben op de installaties gelegen in het centrum van Chaumont-Gistoux en die zullen verhuisd worden zodra de vergunning, indien verleend, wordt uitgevoerd; 3.1.2. Doel Overwegende dat meerdere bezwaarindieners vinden dat er geen enkele tegenprestatie zou bestaan voor de investeringen gedaan door de overheid voor de overheid en die voor privé gebruik bestemd zijn (ruilverkavelingswegen, ...), noch een vervangingsoplossing; dat volgens de bezwaarindieners, de uitbater een schadevergoeding zou moeten voorstellen (subsidiering van gemeenschappelijke voorzieningen, reclassering van de landbouwers die hun bouwland hebben moeten afstaan,...); dat de bezwaarindieners een bouwproject willen (geluidswerende bescherming);

Overwegende dat volgens de bezwaarindieners de N243a heraangelegd zou moeten worden vanaf het kruispunt met de « chaussée de Huy » tot aan het kruispunt met de « route d'Orbais » (rechtzetting van het tracé, rotondes, verlichting,...); dat het bestaande net ook moet worden verbeterd;

Overwegende tenslotte dat meerdere bezwaarindieners zouden wensen dat het wegenproject omkeerbaar zou zijn na de uitbating; dat, volgens hen, de lasten van een privé project niet door de gemeenschap gedragen moeten worden;

Overwegende dat sommige onder hen vragen dat aan de uitbater, om de juiste uitvoering van de verbintenissen te garanderen, een opzegtermijn van 2 jaar wordt betekend om hem de tijd te geven om de toegangsweg tot de E411 aan te leggen; dat op die manier, volgens hen, de vergunning zou verleend moeten worden in functie van de juiste uitvoering, dat andere omwonenden een garantie eisen voor de uitvoering van de alternatieve trajecten; dat, echter, volgens de omwonenden, de geplande fasering geen enkele garantie biedt;

Overwegende dat de gemeente van Chaumont-Gistoux het effect van de fasering onderstreept zoals bepaald in het besluit van 27 mei 2009, dit impliceert dat de uitvoering van het alternatieve traject slechts vóór de tweede fase van de uitbating zou moeten plaatsvinden, deze fase zou slechts binnen vijftien à twintig jaar moeten starten; dat dit gegeven dus de uitbating van het nieuwe gebied toelaat zonder geen enkele garantie wat betreft de uitvoering van de werken i.v.m het nieuwe traject;

Overwegende dat de auteur van het effectenonderzoek erop gewezen heeft dat het verkeer hinder zal veroorzaken (geluid, trillingen, stof, gevaar voor de overige gebruikers) (EIP, Fase II, p. 76 en vlg.);

Overwegende dat hij ook benadrukt dat de aanleg van een nieuw traject om het centrum van Chaumont-Gistoux op de N243 te ontwijken voor de omwonenden alsmede voor de mobiliteitsstroom en de veiligheid op die openbare weg een wijziging met positieve en belangrijke effecten zou zijn (EIP, Fase II, p. 82);

Dat de auteur van het onderzoek de onderzoekscriteria van de varianten voor de alternatieve compensatie heeft uiteengelegd en omschreven (EIP, Fase II, p. 160 en vlg.); dat de voor- en nadelen van elke variant aan de hand van een overzichtstabel beoordeeld kunnen worden (EIP, Fase II, p. 162); dat de auteur naar gelang van de voorkeursredenen -1, 1, 2 of 3 punten aan elk criterium heeft toegekend; dat dit helemaal objectief blijkt te zijn;

Overwegende dat het besluit van de Waalse Regering van 27 december 2009 tot voorlopige aanneming van de gedeeltelijke herziening van het gewestplan het volgende aanstipt : « de uitvoeringsvarianten voorgesteld door het effectenonderzoek zijn de volgende : De bouw van een alternatief traject om het centrum van Chaumont-Gistoux te ontwijken voor het vrachtverkeer veroorzaakt door de zandgroeve en haar aanhorigheden; de bouw van dit traject wordt vereist voor de uitbating van Fase II van het toekomstig ontginningsgebied gelegen ten zuiden van de « chemin de Mettementbrule »; (...) Dat in het kader van de openbare onderzoeken, de gemeenten alternatieve trajecten hebben voorgesteld;

Dat de Regering de auteur van het onderzoek verzocht heeft om de opstelling van een milieuonderzoeksnota betreffende de door de gemeenten voorgestelde alternatieve tracés ten gevolge van het openbaar onderzoek; dat de auteur van het onderzoek in die nota elk van de varianten volgens nauwkeurige criteria heeft geanalyseerd en verbeteringsmaatregelen heeft voorgelegd;

Dat de auteur, in zijn onderzoek, de overgelegde varianten genalyseerd heeft op grond van de veiligheidscriteria (gedeelde trajecten, aantal kruispunten, aantal linksafverbindingen, interferentie met een fietsroute) en mobiliteitscriteria (gebruik van het traject door een sluipverkeer), ... (bijkomend verslag, p. 13);

Overwegende dat de « CWEDD » de alternatieve steunt die voorgesteld is door het onderzoeksbureau in het onderzoek dat door de Regering werd aangevraagd (Abis alternatieve) en die de weerslag op het milieu en de landbouw minimaliseert; dat hij echter vermeldt dat deze alternatieve een bijkomende bebouwing van het landbouwgebied teweegbrengt en bijgevolg wenst dat de Regering de inbreng van een operationele compensatie ten gunste van de landbouw onderzoekt;

Dat het niet de bedoeling is een privé traject te voorzien; dat de betrokken wegen openbaar zullen blijven;

Overwegende dat zoals hierboven bepaald, de Regering een bijkomend voorschrift gaat opleggen dat de uitvoering van de nodige inrichtingen voorziet voor de uitvoering van het Abis traject en het gebruikt van dit traject bij het starten van de uibating;

Overwegende dat de bouw van een geluidswal langs de E411 door de Waalse Regering zal opgelegd worden als alternatieve compensatie; dat de uitbater het onderzoek zal moeten financieren voor de afbakening van de juiste locatie van deze geluidswal langs de E411, enerzijds, en de bouw van deze geluidswal, anderzijds, en dit tegen een bedrag van één miljoen honderdduizend euro;

Overwegende dat, voor zover nodig, de Regering wil benadrukken dat zij de uitbater aanmoedigt om met de gemeente van Chaumont-Gistoux van gedachten te wisselen wat betreft de bouw, in voorkomend geval, binnen het ontgonnen gebied, van gemeenschapsvoorzieningen voor sportactiviteiten bijvoorbeeld; 3.1.3. Kostprijs Overwegende dat sommige bezwaarindieners oordelen dat de compensaties door een onafhankelijk onderzoeksbureau moeten worden onderzocht en gebudgetteerd;

Overwegende dat deze bezwaarindieners ook oordelen dat de kostprijs van de werken door de uitbater moet worden goedgekeurd vóór de uitvoering van de compensaties; dat een tussenkomst van de belastingbetaler onaanvaardbaar zou zijn;

Overwegende dat sommige omwonenden zich afvragen wie de lasten i.v.m. het onderhoud, de wijzigingen en de aanleg van de wegen zal dragen; dat, volgens hen, gelet op de instabiliteit van de bodem, er risico's zouden bestaan van aanzienlijke budgettaire verhogingen voor het herstel; dat zij erop wijzen dat het hier om een neutrale operatie zou moeten gaan voor de lasten die voor rekening van de gemeenschap zijn en dat de bouw en het onderhoud van het knooppunt voor rekening van de uitbater zouden moeten zijn; dat de bezwaarindieners eisen dat alle uitgaven (verhuis, aanleg van de wegen, geluidswallen, ...) ten laste van de uitbater vallen;

Overwegende dat de gemeente van Walhain erop wijst dat ze zich verbaast over het feit dat er voor het knooppunt en het verbindingstraject een begroting van één miljoen euro is vastgesteld voor de tussenkomst van de uitbater van de steengroeve terwijl de alternatieve compensatie niet nauwkeurig is bepaald en dat bijgevolg de uitvoeringskosten niet bepaald kunnen worden; dat bijgevolg, indien het bovengenoemde budget moest overschreden zijn, de gemeenschap zou moeten bijpassen wat niet kan worden toegelaten in het kader van de uitvoering van een alternatieve compensatie;

Overwegende dat de auteur van het effectenonderzoek erop wijst dat : « Er is sinds 2004 een overeenkomst afgesloten tussen de « MET » en de verschillende uitbaters van de bedrijven die verkeer veroorzaken op de N243a (Bijlage IV.1.3.). Het Ministerie heeft inderdaad herstelwerken uitgevoerd tijdens de winter 2003- 2004, de bedrijven die de N243a intensief gebruiken zijn dus overeengekomen om de onderhoudskosten van deze weg te dragen, elk bedrijf ten belope van een percentage dat wordt bepaald naagelang de omvang van het vrachtverkeer.

In september 2004 hebben 4 bedrijven de overeenkomst ondertekend : - Ets HOSLET (Daniel Hoslet) voor 70 %, - S.A. DE KOCK WAVRE (Hugo De Kock) voor 16,5 %, - SOCOROUTE (Pierre-Marie Melin) voor 10 %, - RAMAN S.A. (Jean-Jacques Raman) voor 3,5 %.

In 2007 werd de overeenkomst verlengd en ondertekend door 5 bedrijven : - Ets HOSLET (Daniel Hoslet) voor 80 %, - VH RECYCLAGE (Marc Regnier) voor 6 %, - READY BETON (A. Daelmans) voor 6 %, - MELIN S.A. (Pierre-Marie Melin) voor 5 %, - RAMAN S.A. (Jean-Jacques Raman) voor 3 % » (EIP, Fase II, p. 36); 3.1.4. Conclusie Overwegende dat gezien de argumenten die door de bezwaarindieners en de gemeentelijke overheid van Walhain en Chaumont-Gistoux aangehaald worden, de Regering vindt dat de inrichting van de verbindingsweg tussen de zandgroeve en de weg N243a niet onder het begrip alternatieve compensatie valt, maar als stedenbouwkundige last moet worden opgelegd bij het verlenen van de vergunning die de uitvoering van het ontginningsgebied opgenomen in het gewestplan door dit besluit moet mogelijk maken;

Overwegende dat de Regering inzake alternatieve compensatie op het vlak van het milieu, enerzijds, de uitvoering oplegt van het onderzoek dat nodig is voor de afbakening van de juiste locatie van een geluidswal langs de E411 ter hoogte van de gemeente Walhain en, anderzijds, de bouw van deze geluidswal, te financieren door de uitbater tegen een bedrag van één miljoen honderdduizend euro; 3.2. Verhuizing van de installaties van het centrum van Gistoux Overwegende dat verschillende omwonenden vaststellen dat de installaties van het centrum van Gistoux zullen moeten verhuizen (vóór Fase I van de uitbating) en dat zij zich afvragen waar zij zich zullen gaan vestigen;

Overwegende dat verschillende bezwaarindieners de aandacht vestigen op het feit dat de verhuizing van de installaties de geluidshinder zal doen toenemen; dat andere omwonenden ervan uitgaan dat de verhuizing van de installaties zo dicht mogelijk bij de « chaussée de Huy » en de andere bestaande gebouwen zal moeten gebeuren;

Overwegende dat de omwonenden vragen dat er aandacht wordt besteed aan de herbestemming van de lokalen in het centrum (niet voor dezelfde doeleinden hergebruikt); dat dezelfde omwonenden vermelden dat ze zich reeds verzet hadden tegen de plaatsing van olietanks, wasstation, werkplaats,...; dat, tenslotte, volgens de bezwaarindieners, het verhuren van materieel niet aangepast is aan het centrum van Gistoux en aan de kleinhandelaars zou voorbehouden moeten worden; dat de bezwaarindieners zich afvragen wat er gaat gebeuren met de huidige truck-wash;

Dat een aantal onder hen de verhuizing van de truck-wash naar het ontginningsgebied betwist terwijl slechts een deel van het vrachtwagenpark bij de ontginningsactiviteit betrokken is; dat zij van mening zijn dat een bedrijfsruimte nodig zou zijn;

Overwegende dat sommige bezwaarindieners erop wijzen dat het gebied waar de installaties worden gevestigd bijzonder gevoelig is (zone 1e) en dat dit gebied dus tegen verontreiniging door koolwaterstof zal beschermd moeten worden;

Dat, volgens de bezwaarindieners, de verhuizing van de bestaande installaties geen compensatie kan vormen die noodzakelijk is voor de uitbating : dat ze ook effecten heeft op het milieu;

Overwegende dat verschillende bezwaarindieners wijzen op de hinder inzake geluid en mobiliteit die de wijten is aan de instandhouding van de installaties tijdens Fase I (vroegtijdig vertrek, herstellingen, het wassen, ...); dat deze bezwaarindieners zich afvragen of er onderzoek gebeurt is op dit vlak; dat zij ook wijzen op de geluidshinder die te wijten is aan de claxons en achteruitrijlichten;

Overwegende dat de gemeente van Chaumont-Gistoux het effect van de fasering onderstreept zoals bepaald in het besluit van 27 mei 2009; dat het besluit tot voorlopige aanneming van de gedeeltelijke herziening een fasering bepaalt die impliceert dat de verplaatsing van de installaties naar de site van de uitbating slechts vóór de tweede fase zou moeten plaatsvinden, deze fase zou slechts binnen vijftien à twintig jaar moeten starten; dat dit gegeven dus de uitbating van het nieuwe gebied toelaat zonder geen enkele garantie wat betreft de uitvoering van de werken mbt de verplaatsing van de installaties;

Dat het gemeentecollege van Chaumont-Gistoux erop wijst dat hij wenst dat een deel van de bij de wijziging van het gewestplan betrokken oppervlakte wordt voorbehouden voor de onontbeerlijke en onverwijlde verhuizing van de installaties die gelegen zijn in het centrum van het dorp Gistoux : werkplaats voor het onderhoud en herstel; garages; automatische truck-wash voor vrachtwagens; dieselstation; opslagplaats voor dieselolie,...enz;

Dat het College erop wijst dat de voorwaarde van een noodzakelijke en prioritaire oplossing voor het vrachtverkeer en voor de verhuizing vanuit het centrum van het dorp van de garages, de truck wash en de oliepompen, een voorafgaande voorwaarde vormt voor het uitbreidingsproject en in casu niet vervuld is;

Overwegende dat men dient te verwijzen naar wat hierboven is vermeld wat betreft het onmiddellijk en niet gefaseerd karakter van de verhuizing van de installaties gelegen in het centrum van Chaumont-Gistoux en de uitvoering van het Abis traject;

Overwegende dat het besluit van de Waalse Regering van 27 mei 2009 tot voorlopige aanneming van de gedeeltelijke herziening van het gewestplan het volgende aanstipt : « de uitvoeringsvarianten voorgesteld door het effectenonderzoek zijn de volgende : (...) De verplaatsing van alle installaties die hinder veroorzaaken in het centrum van Chaumont-Gistoux naar de uitbatingssite juist ten zuiden van de « chemin de Mettementbrule » en ten oosten van de « Chemin de Tourinnes » in Gistoux; deze verplaatsing zal een onontbeerlijke voorwaarde zijn voor de uitbating van de gronden gelegen ten zuiden van de « chemin de Mettementbrule » die de tweede fase van de uitbating van het toekomstig ontginningsgebied inhoudt »;

Overwegende dat, wat betreft de verhuizing van de installaties van de zandgroeve gelegen in het centrum van Chaumont-Gistoux, de Regering benadrukt dat de wensen van de gemeente en van de omwonenden moeten worden nageleefd; dat deze verhuizing dan ook moet worden uitgevoerd vanaf het begin van de uitbating die bij deze herziening van het gewestplan betrokken is en niet voor de uitbating van de gronden die gelegen zijn ten zuiden van de « Chemin de Mettementbrule »; dat het voorschrift *S36 bijgevolg wordt afgeschaft;

Overwegende dat de verhuis van al de installaties van de zandgroeve gelegen in het centrum van Chaumont-Gistoux vanaf het begin van de uitbating verplicht is ondanks het feit dat de vergunning waardoor ze gedekt zijn, tot 2011 geldig is;

Overwegende dat er bovendien moet worden opgelegd dat de uitvoering en het gebruik van het Abis traject vanaf het begin van de uitbating effectief moet zijn; dat dit impliceert dat het opschrift van het voorschrift *S35 herzien moet worden om de uitvoering van deze inrichtingen en het gebruik van dit traject vanaf het begin van de uitbating op te leggen;

Overwegende dat de installaties zich in het ontginningsgebied zullen vestigen dat als 1e variant door de auteur van het effectenonderzoek werd voorgesteld; dat deze reeds uitgebate gronden dus zullen worden omgezet in een ontginningsgebied om de installatie van de aanhorigheden van de zandgroeve mogelijk te maken; dat volgens de auteur van het onderzoek, deze gronden ideaal gelegen zijn om een zorgvuldig beheer van de uitbating te verzekeren met tegelijk het mogelijk maken van een vlotte toegangsweg naar het nieuwe traject; 3.3. Sanering van de site « Pas de Chien » Overwegende dat de Regering voor deze site de door dit besluit geplande planologische compensatie wenst aan te vullen en de effectieve sanering van de site Pas-de-Chien wenst te bevorderen, overeenkomstig de optie die is vastgelegd in het besluit van 27 mei 2009 tot voorlopige aanneming van de gedeeltelijke herziening van het gewestplan; dat zij dan ook, als alternatieve compensatie, de uitwerking en de uitvoering van een beheersplan voor de hele site wil opleggen; 4. Compensaties : synthese Overwegende dat de aangenomen planologische en alternatieve compensaties toelaten, samen, om op een geproportioneerde manier de opneming van het bebouwbaar gebied te compenseren; Overwegende immers dat er uit de inachtneming van de afbakenings- en uitvoeringsvarianten van het project en uit de compensaties voorgesteld door het effectenonderzoek en opgenomen in dit besluit blijkt dat de oppervlakte van het opgenomen ontginningsgebied ongeveer 110 ha zal bedragen, wat op het huidige tempo minstens 30 jaar uitbating betekent; dat de planologische compensatie betrekking zal hebben op een oppervlakte van ongeveer 15 ha landbouwgebied en natuurgebied;

Overwegende dat de alternatieve compensatie zal bestaan uit : - het onderzoek en de bouw van een geluidswal ter hoogte van de gemeente Walhain langs de E411; - de verplichte verhuis van al de installaties van de zandgroeve gelegen in het centrum van Chaumont-Gistoux, en dit vanaf het begin van de uitbating ondanks het feit dat de vergunning waardoor ze gedekt zijn, tot 2021 geldig is; - de opstelling en de uitvoering van een beheersplan voor de totaliteit van de site Pas-de-Chien;

Op de voordracht van de Minister van Leefmilieu, Ruimtelijke Ordening en Mobiliteit, Besluit :

Artikel 1.De gedeeltelijke herziening van het gewestplan Waver-Geldenaken-Perwijs (blad 40/2) betreffende de opneming van : - een ontginningsgebied op het grondgebied van de gemeenten Chaumont-Gistoux en Walhain, van natuurgebieden, landbouwgebieden en een woongebied; - een reserveringsomtrek voor de uitvoering van een verbindingsweg tussen de site van de zandgroeve en de weg N243a, wordt definitief aangenomen overeenkomstig de bijgevoegde plattegrond.

Art. 2.Een alternatieve compensatie wordt opgelegd die de volgende maatregelen omvat : - het onderzoek en de bouw van een geluidswal ter hoogte van de gemeente Walhain langs de E411 die door de uitbater gefinancieerd worden ter hoogte van een bedrag van één miljoeen honderduizend euro; - de verplichte verhuis van al de installaties van de zandgroeve gelegen in het centrum van Chaumont-Gistoux, en dit vanaf het begin van de uitbating; - de opstelling en de uitvoering van een beheersplan met ecologische doeleinden dat de totaliteit van de site « Pas-de-Chien » dekt; dit plan zal worden gevoegd bij de eenmalige vergunningsaanvraag die bestemd is om de vergunning te dekken.

Art. 3.Het ontginningsgebied wordt gemerkt met een bijkomend voorschrift *S35, luidend als volgt : « de uitbating mag enkel van start gaan als al de noodzakelijk inrichtingen voor de uitvoering van een verbindingsweg tussen de site van de zandgroeve en de weg N243a operationeel en uitgevoerd zullen zijn ».

Art. 4.Overeenkomstig artikel D.29-26 van Boek I van het Milieuwetboek wordt er een begeleidingscomité opgericht in het kader van de eenmalige vergunning.

Art. 5.Een archeologische evaluatie van het nieuwe ontginningsgebied wordt uitgevoerd voorafgaandelijk aan de ontsluiting van het gebied.

Het tijdschema voor de werkzaamheden betreffende de archeologische evaluatie wordt in overleg tussen de uitbater en de Directie Archeologie van de Waalse Overheidsdienst opgesteld naar gelang van de beschikbaarheid van de betrokken terreinen.

Art. 6.Die herziening van het gewestplan Wave-Geldenaken-Perwijs bedoeld in artikel 1 gaat gepaard met een inrichtingsmaatregel, in de zin van artikel 23, tweede lid, van het Wetboek, die voorziet dat gronden met minimum 30 ha oppervlakte gelegen in het zuidelijk deel van het ontginningsgebied teruggegeven zullen moeten worden aan de landbouw na afloop van de uitbating.

Art. 7.De milieuverklaring opgemaakt door de Waalse Regering op grond van artikel 44 van het Wetboek wordt als bijlage bij dit besluit gevoegd.

Art. 8.De Minister van Ruimtelijke Ordening is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 12 juli 2012.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Leefmilieu, Ruimtelijke Ordening en Mobiliteit, Ph. HENRY

Milieuverklaring betreffende de definitieve aanneming van de gedeeltelijke herziening van het gewestplan Waver-Geldenaken-Perwez (blad 40/2) met het oog op de opneming van een ontginningsgebied in het gehucht « Les Turluttes », van een reserveringsomtrek voor de verwezenlijking van een verbindingsstuk, van natuurgebieden, van landbouwgebieden en van een woongebied op het grondgebied van de gemeenten Chaumont-Gistoux en Walhain Deze milieuverklaring wordt vereist krachtens artikel 44, tweede lid, van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw, Patrimonium en Energie (hierna het « Wetboek »).

Ze wordt gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering tot definitieve aanneming van de herziening van het gewestplan Waver-Geldenaken-Perwez (blad 40/2) met het oog op de opneming van een ontginningsgebied met het oog op de uitbreiding van de bestaande uitbating van zandafzetting op het grondgebied van de gemeenten Chaumont-Gistoux en Walhain. Ze wordt samen met dat besluit bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

Deze milieuverklaring is een samenvatting weergeeft van de manier waarop de milieuoverwegingen werden opgenomen in de herziening van het gewestplan en waarop de milieueffectenstudie, de adviezen, bezwaren en opmerkingen in overweging werden genomen. Ze is ook een samenvatting van de redenen voor de keuzes van de herziening van het gewestplan, rekening houdende met de andere in het vooruitzicht gestelde redelijke oplossingen.

Betreffende een samenvattend document, verwijst deze milieuverklaring voor de details en het overige naar de tekst van het besluit van de Waalse Regering tot aanneming van bedoelde herziening van het gewestplan.

Voor meer leesbaarheid werd deze verklaring opgedeeld in drie hoofdstukken : het eerste hoofdstuk gaat over de inhoud van de herziening van het gewestplan, het tweede gaat in op de herzieningsprocedure ervan en het derde, op de milieuoverwegingen. 1. Voorwerp van de herziening van het gewestplan De herziening van het gewestplan onderging de procedure waarvan sprake in de artikelen 42 en vv het Wetboek.Ze beoogt samenvattend de voortzetting van de bestaande uitbating van de zandafzetting. Die afzetting en de kwaliteiten ervan in termen van dikte, continuïteit en kwaliteit van het uitgebate zand zijn opgenomen in de inventaris van de ondergrondse rijkdommen opgesteld door het « Laboratoire d'analyses litho- et zoostratigraphiques du Département de Géologie de l'Université de Liège (prof. POTY) ». die herziening van het gewestplan sluit bovendien rechtstreeks aan op de beleidsnota van de Waalse Regering op 27 maart 2002 in verband met de wijze van bekrachtiging van de aanvraagdossiers voor de opname van ontginningsgebieden op de gewestplannen, besluit luidens welk de Regering de Minister van Ruimtelijke Ordening ermee belast heeft de aanvraagdossiers voor een uitbreiding van het ontginningsgebied te behandelen volgens deze werkwijze : nagaan of de aanvraag betrekking heeft op een site die bekrachtigd wordt door voornoemde studie van hoogleraar Poty, of de aanvraag inspeelt op een strategisch ontwikkelingsplan van het bedrijf inzake economie, werkgelegenheid, duurzame mobiliteit en of ze aan minstens één van volgende prioriteiten voldoet : - de huidige ontginning mag niet meer dan zes jaar duren in de vergunde perken, in functie van het huidige ontginningsritme behoudens buitengewone omstandigheden; - de vraag draagt bij tot de instandhouding van een productiepotentieel voor een stof die als productiemiddel dient in een belangrijke economische sector in Wallonië. 2. Chronologie van de herziening van het gewestplan Bij besluit van de Waalse Regering van 4 december 2003 wordt beslist tot herziening van het gewestplan Waver-Geldenaken-Perwijs en tot aanneming van het voorontwerp van herziening met het oog op de opneming van bedoeld ontginningsgebied in het gehucht « Les Turluttes » te Chaumont-Gistoux en te Walhain. Op 21 juni 2007 heeft de Waalse Regering een besluit aangenomen tot aanvulling van bovenbedoeld besluit ten opzichte van het in de tussentijd in werking getreden artikel 46, § 1, 3°, van het « CWATUPE » waarbij een compensatiemechanisme opgelegd wordt bij opneming van een nieuw bebouwingsgebied op het gewestplan. Het besluit van 21 juni 2007 trekt er dus toe de in het vooruitzicht gestelde compensaties in overweging te nemen in het kader van huidige gewestplanherziening.

Op 13 december 2007 beslist de Waalse Regering over de inhoud van het uit te voeren planeffectenonderzoek in het kader van de herziening van het gewestplan. Dit effectenonderzoek wordt toevertrouwd aan de erkende auteur, de N.V. PISSART-VANDERSTRICHT en wordt ingediend in december 2008.

Op 25 mei 2009, op basis van voornoemd effectenonderzoek, wordt bedoelde herziening van het gewestplan door de Waalse Regering voorlopig aangenomen.

Daarop volgt de raadplegingsprocedure bepaald in de artikelen 42 en volgende van het Wetboek.

Een openbaar onderzoek vindt dan plaats van 4 januari 2010 tot 17 februari 2010 op het grondgebied van de gemeenten Chaumont-Gistoux en Walhain.

In dat verband worden er twee infovergaderingen gehouden op 12 januari 2012 in Chaumont-Gistoux en op 13 januari 2010 in Walhain.

Overeenkomstig het Wetboek, hebben ook twee overlegvergaderingen plaatsgevonden, op 23 februari 2010 in Chaumont-Gistoux en op 24 februari 2010 in Walhain.

De gemeentelijke adviescommissies voor ruimtelijke ordening en mobiliteit hebben hun adviezen uitgebracht op respectievelijk 17 februari 2010 voor de CCATM van Chaumont-Gistoux en op 10 maart 2010 voor de CCATM van Walhain.

De gemeenteraden van de gemeenten hebben zich ook uitgesproken respectievelijk op 17 februari en 24 maart 2010 voor de gemeente Walhain en op 29 maart 2010 voor de gemeente Chaumont-Gistoux.

Ten slotte heeft de « Conseil wallon de l'environnement pour le développement durable » (Waalse Raad voor de Duurzame Ontwikkeling) een advies uitgebracht op 27 juni 2010 en de « Commission régionale d'Aménagement du Territoire » (Gewestelijke Commissie voor Ruimtelijke Ordening) op 25 augustus 2010.

Na onderzoek van de adviezen en bezwaren, heeft de Waalse Regering dan beslist om, op basis van de voorstellen van de gemeenten inzake verkeer, de auteur van het planeffectenonderzoek te verzoeken een analyse uit te voeren van de voorstellen van de gemeenten.

Deze analyse is in november 2010 verricht.

De Waalse Regering heeft de definitieve aanneming van de herziening van het gewestplan uiteindelijk aangenomen. 3. Leefmilieuoverwegingen Voorafgaand aan de analyse van de leefmilieuoverwegingen moet hier anagestipt worden dat het een gewestplanherziening betreft en geen vergunningsaanvraag voor de uitvoering van het onderliggend ontwerp. Bijgevolg worden de bemerkingen uit het openbaar onderzoek, de verschillende adviezen van de herzieningsprocedure en bepaalde aanbevelingen van de auteur van het onderzoek betreffende de vestiging en de uitbating van het onderliggend industrieel project niet beantwoord, zij worden beantwoord in het kader van de vergunningsaanvraag en de beoordeling van de latere effecten evenals in de eventueel te verstrekken vergunning. Dit betreft met name de vragen betreffende de geluidshinder, de kwantitatieve en kwalitatieve bescherming van tot drinkwater verwerkbaar water, overwegingen in verband met de controle van de exploitatie, de stoffenemissie ... 1. Over de gepastheid van de uit te voeren herziening van het gewestplan Het Waals-Brabant vormt het voornaamste zandafzettingsgebied in het Waalse Gewest, met dien verstande dat het aanbod dat nu daaruit voortvloeit aan de desbetreffende aanvraag niet voldoet wegens het zeer beperkt aantal zandgroeven in werking.In het Waalse Gewest veranderen de kwaliteiten en typologieën van het zand van de ene zandafzetting tot de andere, en zelfs binnen eenzelfde mijnader.

De kenmerken van het zand zijn inderdaad de zeefkromme ervan, de ronde vorm van de zandkorrel en het chloridegehalte ervan. Het in Chaumont-Gistoux ontgonnen zand is voornamelijk bouwzand en siliciumzand die bestemd zijn voor de productie van beton, mortel, voor metselwerk alsook voor de glasnijverheid. Er dient bovendien opgemerkt te worden dat er geen volledig vervangingsproduct bestaat voor zand, dat het enige materiaal dat hergebruikt zou kunnen worden zoals gehercycleerd beton of teruggewonnen zand niet de vereiste technische kwaliteiten hebben om als vervanging te dienen voor bouw- of siliciumzand.

Bij gebrek aan vervangingsmiddelen zou invoer vanuit o.a. Nederland en Duitsland het alternatief zijn, doch met als gevolg bijkomende kosten en een logische stijging van de bouw- en vervoersprijzen, de toename van luchtemissies vanwege het vervoer, het verlies van rechtstreekse en onrechtstreekse banen (vervoer, betoncentrales, onderaannemers, ...). Dus is zelfbedruipendheid nodig voor zandproductie, naast de werkgelegenheid in die sector. 2. Ligging en afbakening. De keuze voor de ligging houdt met name verband met de aanwezigheid van het bestaande front en de intrinsieke kwaliteiten van de huidige afzetting, ver afgelegen van iedere bebouwing. Men kan er dus vanuit gaan dat dit deel uitmaakt van de beschouwingen die in acht genomen dienen te worden in het kader van een spaarzaam gebruik en beheer van bodems en bodemrijkdommen.

In termen van afbakening is de uiteindelijke omtrek de omtrek voorgesteld door de auteur van het effectenonderzoek, met dien verstande dat het Gewest tegemoet moet komen aan de sociale, economische, patrimoniale, energetische, mobiliteits- en milieubehoeften van de gemeenschap door een kwalitatief beheer van het levenskader, een spaarzaam beheer van de grond en de hulpbronnen, een energetisch beheer van de bebouwing en de gebouwen en door de bescherming en de ontwikkeling van het culturele, natuurlijke en landschappelijke erfgoed met inachtneming van volgende beginselen : - optimalisering van de ontginbaarheid van de afzetting zonder afbreuk te doen aan de integriteit van het Natura 2000-gebied hydrogeologisch stroomafwaarts gelegen van het voorontwerp; - spaarzaam gebruik, optimalisering en zonering tov feitelijke toestand; zo wordt de totaaloppervlakte van de gewestplanherziening klein gehouden. 3. Hydrogeologie en hydrologie In dat verband wil de Waalse Regering eerst en vooral aanstippen dat bij de beoordeling van de effecten uit te voeren in het kader van de eenmalige vergunningsaanvraag mbt de onderliggende uitbating bijzondere aandacht besteed zal worden aan hydrologie en hydrogeologie. Daarbij besluit de auteur van het onderzoekdat de impact van de ontginning op het algemeen uitzicht van de grondwaterlaag klein is; dat enkel de jaarlijks neerslagvariaties een belangrijke invloed hebben op dat uitzicht; dat het afgravingseffect bij hevige regen betekent dat het langer zal duren vooraleer de normale toestand weer bereikt wordt; dat de reële impact van de afgraving op de vochtige gebieden gelegen stroomafwaarts van het ontwerp onbeduidend en op jaarschaal niet meetbaar is; dat daar het ontwerp achter de voorkomingsomtrek, vastgesteld rondom de bron en de richting van de beek Papeteries, gelegen is, elke accidentele of toevallige vervuiling weggewerkt zou kunnen worden via oppompen of afgraven nog voor het product de bron van de beek bedreigt; dat laatstgenoemde punten in het kader van de latere vergunning zullen worden bestudeerd.

Overigens bevindt het ontwerp zich op hydrogeologisch vlak niet piëzometrisch stroomopwaarts of in het invloedsgebied van één of andere in bedrijf of in ontwerp zijnde waterwinning. De auteur van het onderzoek heeft aangetoond dat het risico op verstoring van het debiet van de Ry des Papeteries of opdroging van de vochtige gebieden onbestaande is en de invloed op het stroomgebied van de Nil onbestaande is daar het ontwerp helemaal buiten dat gebied ligt. 4. Topografie en landschappen Wat betreft de gevolgen voor de landschappen wordt erop gewezen dat omdat de omtrek van het voorontwerp omgeven wordt door heuvelruggen of bosschages behoudens de zuidwestelijke punt, die overhelt naar een ander stroomgebied, de uitgraving voor de vergezichten beperkt zal blijven tot één enkele gunstige topografische ligging, behoudens voor het zuidwestelijk deel van de omtrek van het voorontwerp, waar er een zichtbaarheidsrisico bestaat, namelijk vanaf de autosnelweg.Het uiteindelijk uitgesloten deel beantwoordt aan het meest aan vergezichten blootgestelde deel daar het gelegen is buiten de omliggende heuvelruggen waardoor het ontwerp in het landschap ingebed ligt.

Betreffende de gevolgen in het ontwerpgebied moet de aanbeveling van de auteur van het onderzoek volgens welke het gepast zou zijn de aanleg van de uitgebate gebieden met het oog op reconservie door te voeren zodra de omtrek van het ontworpen ontginningsgebied opgevat wordt het voorwerp uitmaken van een onderzoek in het stadium van de vergunningsaanvraag en in voorkomend geval bevestigd worden.

Wat de integratie van de aanhorigheden in het landschap betreft moet dit onderwerp bekeken worden in het stadium van de vergunningsaanvraag met dien verstande dat de auteur van het effectenonderzoek voor een gewestplan wees op het belang om de nieuwe aanhorigheden op te nemen in de planologische voortzetting van de bestaande aanhorigheden en de vestigingsplaats ervan te kiezen in functie van de plaatselijke topografie, nl. ingegraven in de zandput om ze onzichtbaar te maken van buiten de zandgroeve. 5. Lucht en klimaat Naast het feit dat de overwegingen in verband met luchtvervuiling deel zullen moeten uitmaken van een behandeling in het stadium van de vergunningsaanvraag, moet worden aangestipt dat het ontwerp in werkelijkheid de verderzetting van de bestaande activiteit beoogt, en niet de opstart van een nieuwe activiteit.Met andere woorden hoeft niet gevreesd te worden voor ergere gevolgen dan wat vandaag gekend is, naast het feit dat zandwinning a priori niet vervuilend is voor de lucht of dat de zandafgraving slechts weinig stof veroorzaakt daar het materiaal een quasi constante intrinsieke vochtigheidsgraad bevat. 6. Fauna, flora en biodiversiteit Blijkt dat wegens de uitbating de oppervlaktes beschikbaar voor wilde fauna en flora uitgebreid worden en de eenmalige ecologische waarde van de site en omgeving verhoogd zal worden.Insgelijks zal de kwaliteit van het hemelwater en de waterlaag erop verbeteren met betrekking tot het wegvallen van intensieve teelt en de mogelijkheid via de te verstrekken vergunning om de vermoedelijke overwoekering van de ruimte door thermofiele soorten in te dijken. Hoe dan ook moeten de uitbating en de heraanleg in de te verstrekken vergunning strikt bepaald worden om in te spelen op de ecologische doelen van het ontwerp. 7. Natura 2000 Hoe verrassend ook, het effectenonderzoek heeft geopperd dat de de grens van het ontginningsgebied zo dicht mogelijk bij de omtrek van het Natura 2000-gebied komt te liggen, erop wijzend dat « de aanwending van die gronden voor zandontginning op termijn zou kunnen bijdragen tot de mindere impact van de intensieve landbouw op het Natura 2000-gebied op voorwaarde dat die gronden na afloop van de ontginning verbonden worden aan het naburige Natura 2000-gebied met het oog op een teruggave aan de natuur » (eff.ond., fase II, blz. 94); 94).

Het effectenonderzoek wijst er evenwel opdat de « toevoeging van de oppervlakte in het westelijke en noordwestelijke deel van het project neerkomt op een voortschrijden van het ontginningsfront naar het Natura 2000-gebied. Die voorwaartse beweging werd onderzocht om te voorkomen dat er een voorkomingsomtrek, liggend om het bos opgenomen als Natura-gebied, ingenomen wordt. De opneming van een ontginningsgebied zoals bedoeld in deze herziening mag geen relevante impact hebben op het Natura 2000-gebied voor zover de vergunning voor de ontginning van de afzetting en de aanhorigheden van de zandgroeve het beheer van de uitgegraven aarde, de taluds en de ontginningsfronten, de nieuwe toenamen van exotische plantensoorten, de diepte van de ontginning (diepteligging), het gebruik van koolwaterstoffen op precieze en nauwkeurige wijze waarborgt.

Voor zover als nodig benadrukt de Regering dat dit met de grootste duidelijkheid bestudeerd en overwogen zal moeten worden in het kader van de vergunningsprocedure. 8. Mobiliteit De Regering wil voor zover als nodig bevestigen dat de tenuitvoerlegging van het ontwerp dat het voorwerp van deze gewestplanherziening uitmaakt de verplichting zal inhouden tot naleving van de procedures tot uitbreiding, rechttrekking, opening en afschaffing van buurtwegen bepaald bij de wet van 10 april 1941 op de buurtwegen. Niets belet dat het gewestplan, zoals uiteengezet in de regeringsbeslissing overigens, herzien wordt om er een ontginningsgebied in plaats van een landbouwgebied in op te nemen, ondanks het bestaan van een omtrek voor de wettelijke verkaveling van landelijke goederen die nog steeds van kracht is. Dit gezegd zijnde en voor zover als nodig moet benadrukt dat het ontwerp in casu voor wat de wegen betreft de bestaande ruilverkavelingswegen niet zal aantasten.

Wat het vrachtverkeer in het bedrijf betreft heeft de Regering na de voorstellen bekeken te hebben van de gemeenten in het kader van het openbaar onderzoek en na onderzoek ervan door de auteur van het effectenonderzoek, de Abis-reisweg te kiezen, zoals geopperd door de analysenota. Gekoppeld aan de verplichting om de aanhorigheden gelegen in het centrum van Chaumont-Gistoux onmiddellijk na verkrijging van de vergunning te verleggen naar de zandgroeve kan door de reisweg de impactering van het verkeer voor de inwoners van Chaumont-Gistoux, Walhain en de gebruikers van de N243 en de N243a gelegen aan de rand van de site tot een minimum herleid worden.

Het nieuw gekozen tracé houdt rekening met verschillende verbeteringscriteria voor de tracés van de gemeente : minder breuken in de landbouwpercelen, geen overblijvende oppervlaktes meer, geen afgesneden gemeentewegen meer, minder langere reiswegen en bijgevolg grondinnemingen ook. Het nieuwe tracé werd voorgelegd aan het wegendepartement Henegouwen en Waals Brabant, aan de directie Wegen van Waals Brabant, van de Waalse Overheidsdienst, dat de technische haalbaarheid van dat tracé heeft goegekeurd. Dat nieuwe tracé werd eveneens goedgekeurd door de CRAT en de CWEDD zodat de Waalse Regering op grond van die verschillende adviezen dat tracé vastgelegd heeft.

De aanleg van een verkeerswisselaar waaraan aanvankelijk werd gedacht is niet langer noodzakelijk en er hoeft dus niet meer in een reserveringsomtrek te worden voorzien. 9. Verlies van landbouwgrond De Regering beveelt aan om hoe dan ook een operationele maatregel te treffen voor de landbouw zodat de groeve-uitbater verzocht wordt om voor elke hectare teloorgegane landbouwgrond anderhalve hectare nieuwe grond ter beschikking te stellen naast de wettelijke maatregelen terzake;dat de uitvoering van die maatregelen onder overeenkomsten valt tussen het zandontginningsbedrijf en de betrokken landbouwers met hergebruik (30 ha) van een deel van de locatie.

Daartoe wil de Regering wat de heraanleg betreft erop wijzen dat de site geen deel uitmaakt van het plan voor technische ingravingscentra omdat de ondergrond juist van zanderige aard is, wat niet past voor zo'n centrum. Zoals aangestipt wil de Regering dat de locatie na buitenbedrijfstelling hoofdzakelijk opnieuw landbouwgrond wordt en voor het overige natuuroppervlakte. Eén en ander wordt bevestigd in het kader van de te verkrijgen vergunning voor de uitvoering van het ontwerp. 10. Compensaties. Wat de compensaties betreft, en gelet op de weinige beschikbare planologische compensatie in het ontwerp gebied, mede door de alom gekende druk op het Waals-Brabantse vastgoed, besloot de Regering aanvullende alternatieve compensaties op te leggen om in te spelen op een aantal bekommernissen die sinds het begin van de gewestplanherziening en/of bij het openbaar onderzoek aan bod kwamen.

De bouw van een geluidswal langs de E411 door de Waalse Regering zal opgelegd worden als alternatieve compensatie, ten bedrage van 1.100.000 euro betaald door de uitbater om aan het verzoek van de inwoners van Chaumont-Gistoux en Walhain te voldoen. Alle nodige inrichtingen op de N243a, waarmee de eigen weg van de zandgroeve verbonden zal zijn, komen ten laste van de uitbater bij de eenmalige vergunning. Al die inrichtingen moeten leiden tot vlot en veilig doorgangsverkeer op de N243a.

De Waalse Regering legt ter aanvulling eveneens de verplichte verhuis op van al de installaties van de zandgroeve gelegen in het centrum van Chaumont-Gistoux, en dit vanaf het begin van de uitbating ondanks het feit dat de vergunning waardoor ze gedekt zijn, tot 2021 geldig is.

De Waalse Regering wil eveneens een ruimere leefmilieucompensatie opleggen, voorzien in de voorlopige aanneming van de gewestplanherziening in de mate dat het beheersplan met ecologische doelen voorzien voor de « Pas de Chien » voortaan niet enkel uitgewerkt maar ook uitgevoerd zal moeten zijn tegen uiterlijk het verstrekken door de bevoegde overheid in eerste aanleg van de eenmalige vergunning van het bedrijf.

Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Waalse Regering van 12 juli 2012 tot definitieve aanneming van de gedeeltelijke herziening van het gewestplan Waver-Geldenaken-Perwijs (blad 40/2) met het oog op de opneming van een ontginningsgebied op de plaats « Les Turluttes « , van een reserveringsomtrek voor de aanleg van een verbindingsweg, van natuurgebieden, landbouwgebieden en een woongebied op het grondgebied van de gemeenten Chaumont-Gistoux en Walhain.

Namen, 12 juli 2012.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Leefmilieu, Ruimtelijke Ordening en Mobiliteit Ph. HENRY

25 augustus 2011 Advies van de CRAT betreffende het ontwerp van herziening van het gewestplan van Waver-Geldenaken-Perwez met het oog op de opneming van een ontginningsgebied in het gehucht « Les Turluttes » en de compensaties ervan te CHAUMONT-GISTOUX en WALHAIN INLEIDING 1. Aanhangigmaking en antwoord - Met zijn schrijven ontvangen op 4 mei 2011, heeft de Minister van Ruimtelijke Ordening om het advies gevraagd van de « Commission régionale d'Aménagement du Territoire » (CRAT) (Gewestelijke Commissie voor Ruimtelijke Ordening) over bovengenoemd project.Op 13 mei 2011 is het dossier als volledig beschouwd. De CRAT heeft om een verlenging gevraagd van haar verlenging van de termijn voor de overmaking van het advies van minstens 30 dagen overeenkomstig artikel 43, § 4, tweede lid, van het « CWATUPE ». De termijnen zijn eveneens geschorst van 16 juli tot 15 augustus. - Overeenkomstig artikel 43, § 44, van het CWATUPE heeft het advies van de CRAT betrekking op het dossier dat bestaat uit het ontwerp van plan samen met het effectonderzoek en uit de bezwaren, opmerkingen, processen-verbaal en adviezen uitgebracht tijdens het openbaar onderzoek. - De CRAT heeft kennis genomen van het geheel van de hierboven vermelde elementen van het dossier en heeft ze geanalyseerd. 2. Voorgeschiedenis Op grond van het programmadecreet van 3 februari 2005 dat het begrip « compensaties » heeft ingevoerd, is het besluit van 4 december 2003 waarbij beslist wordt het gewestplan Waver-Geldenaken-Perwez aan herziening te onderwerpen en tot aanneming van het voorontwerp tot herziening met het oog op de opneming van een ontginningsgebied in het gehucht « Les Turluttes », te Chaumont-Gistoux en Walhain, ingevuld met het besluit van 21 juni 2007 waarbij een natuurgebied en een landbouwgebied als planologische compensatie eveneens worden opgenomen en waarbij een alternatieve compensatie wordt ingediend. Bijgevolg is het dossier twee keer behandeld door de Commissie. Zo heeft de « CRAT » vijf adviezen uitgebracht betreffende het ontwerp van herziening van het gewestplan van Waver-Geldenaken-Perwez met het oog op de opneming van de verschillende gebieden : ? de eerste twee adviezen hebben betrekking op de twee fases van het effectenonderzoek uitsluitend in verband met de opneming van het ontginningsgebied; ? de volgende drie adviezen nemen de desbetreffende compensaties op. - Op 13 juli 2004, deelde de CRAT enkele bemerkingen mee in verband met de eerste fase van het effectenonderzoek in verband met de opneming van het ontginningsgebied (Ref. 04/CRAT A.464-AN) en zich heeft uitgesproken voor het vervolg van het onderzoek; - Op 29 april 2005, deelde de CRAT enkele bemerkingen mee in verband met de tweede fase van het effectenonderzoek in verband met de opneming van het ontginningsgebied (Ref. 05/CRAT A490-AN) en zich heeft uitgesproken voor het vervolg van de procedure; - Op 11 september 2007 heeft de « CRAT » een advies uitgebracht betreffende het voorontwerp van herziening van het gewestplan en betreffende de ontwerp-inhoud van het planeffectenonderzoek in verband met het ontginningsgebied en de compensaties ervan en heeft zich uitgesproken voor het vervolg van het onderzoek, alhoewel ze zich heeft afgevraagd over de voorziene alternatieve compensatie (Ref : 07/CRAT A.624-AN). - Op 26 september 2008, deelde de CRAT bemerkingen mee in verband met de eerste fase van het effectenonderzoek in verband met de opneming van het ontginningsgebied en de compensaties ervan (Ref. 08/CRAT A.706-AN) en zich heeft uitgesproken voor het vervolg van het onderzoek en vult haar advies betreffende het autowegenknooppunt aan. - Op 18 december 2008, deelde de CRAT bemerkingen mee in verband met de tweede fase van het effectenonderzoek betreffende de opneming van het ontginningsgebied en de compensaties ervan (Ref : 08/CRAT A 742-AN) en steunt de aanleg van het derde traject die het beste blijkt in termen van gevolgen. 3. beschrijving van het project De Waalse Regering heeft de herziening van het gewestplan Waver-Geldenaken-Perwez beslist met het oog op de opneming van : ? een ontginningsgebied in het gehucht « Les Turluttes » te Chaumont-Gistoux en Walhain; ? een woongebied te Chaumont-Gistoux; ? Landbouw- en bosgebieden te Chaumont-Gistoux, gedeeltelijk als planologische compensatie; ? een reserveringsomtrek voor de aanleg, ten laste van de uitbater, van een autowegenknooppunt ter hoogte van de rustplaats van Nil-Saint-Martin (Walhain) als alternatieve compensatie.

Het ontwerp voorziet eveneens in de volgende bijkomende voorschriften : ? *S35 op het noordelijk deel van de industriële bedrijfsruimte (de eerste fase zal niet kunnen worden uitgevoerd vüür de opmaking van een beheersplan met het oog op de handhaving en de liggingsmogelijkheden van biologisch waardevolle habitats en soorten van de site « Pas de Chien »); ? *S36 op het zuidelijk deel van de industriële bedrijfsruimte (de tweede fase zal niet kunnen worden uitgevoerd vüür het aanleggen van een route waarmee het centrum van Chaumont-Gistoux vermeden kan worden, en de verplaatsing van het geheel van de installaties die hinder veroorzaken in het centrum van Chaumont-Gistoux, naar de ontginningsplaats).

ADVIES 1. over het ontginningsgebied in het gehucht « Les Turluttes » De CRAT spreekt zich gunstig uit ten aanzien van de opneming van het ontginningsgebied in het gehucht « Les Turluttes ». Het effectenonderzoek stelt vast dat de opneming van een ontginningsgebied noodzakelijk blijkt om het vervolg van de activiteit te verzekeren en aan de behoeften van de bouwsector te kunnen voldoen.

De CRAT stelt inderdaad vast dat het ontginningsgebied nu niet meer over reserves beschikt en dat de exploitatie zonder vergunning wordt voortgezet. Ze onderstreept eveneens dat de afzetting, waarvan het product aan de kenmerken van de aanvraag in de bouwsector tegemoetkomt, in het kader van het Poty-onderzoek is goedgekeurd. Er is overigens weinig concurrentie want de vervoerkosten van het zand, dat een product met weinig toegevoegde waarde is, kunnen snel hoog oplopen.

Wat betreft de verschillende potentiële hinder in verband met het ontginningsgebied, stelt de Commissie met name vast dat : - De auteur van het effectenonderzoek vindt dat de exploitatie geen impact inzake hydrogeologie zal hebben op het piëzometrisch niveau. De Commissie de voorgestelde maatregelen die de bescherming van de waterlaag beogen, overneemt; - Wat het landschap betreft, wordt het gebied door hoogtelijnen omringd en dat de gezichtspunten naar het project bijgevolg sterk zullen worden beperkt behalve naar het zuiden. De schrapping van het zuidelijk deel van het ontginningsgebied bedoeld in het voorontwerp de hinder terzake kan verminderen; - Het project van windmolens dat onverenigbaarheden met dit project kan veroorzaken, wordt opgegeven.

Om aan de landbouwproblematiek tegemoet te komen, beveelt de CRAT overigens aan dat het besluit van de Regering, na afloop van de exploitatie, in de herkwalificatie van een deel van het ontginningsgebied als landbouwgebied voorziet, in functie van de operationele mogelijkheden. 2. over natuurgebieden De CRAT spreekt zich gunstig uit ten aanzien van de opneming van twee natuurgebieden, die van de voormalige de zandgroeve « Pas-de-Chien », gebruikt als planologische compensatie, en die gelegen ten oosten van het Bos Matelle. Ze stelt vast dat deze gebieden een belangrijke biologische potentieel vertonen en dat hun opneming als natuurgebied volledig verantwoord is, rekening houdend met hun intrinsieke kwaliteiten. 3. Over de landbouwgebieden De CRAT spreekt zich gunstig uit ten aanzien van de opneming van twee landbouwgebieden te Chaumont-Gistoux. Ze stelt vast dat deze omvorming een feitelijke toestand bekrachtigt.

Het gebied bij de N243 stemt gedeeltelijk overeen met een opgevulde en heraangelegde steengroeve, vroeger opgenomen als stortplaats van klasse 2. Deze gebieden worden heden door een landbouwer uitgebaat als weiland. 4. Over het woongebied in het gehucht « Al Brule » De CRAT spreekt zich gunstig uit ten aanzien van de opneming van het woongebied in het gehucht « Al Brûle ». Ze vindt dat deze wijziging voor de samenhang van het gewestplan zorgt. Het bedoelde gebied, nu opgenomen als ontginningsgebied, vormt een soort holle tand binnen het woongebied door zijn verbinding aan beide kanten van de N243. 5. Over de reserveringsomtrek voor de aanleg van een autowegenknooppunt De CRAT spreekt zich ongunstig uit ten aanzien van de opneming van een reserveringsomtrek voor de aanleg van een autowegenknooppunt. Ze vindt dat de aanleg van een autowegenknooppunt niet gerechtvaardigd is. Ze stelt voor dat het verkeer van de steengroeve naar het traject A bis wordt gericht zoals voorgesteld door de auteur van het onderzoek en goedgekeurd door de DGO1. Dit tracé zou minder hinder berokkenen voor de trage gebruikers en het landbouwverkeer, en maakt een ongelijkvloerse doorgang mogelijk, verder van het dorp Libersart. 6. Over de voorschriften *S35 en *S36 betreffende het ontginningsgebied De CRAT spreekt zich gunstig uit ten aanzien van de opneming van de bijkomende voorschriften *S35 en *S36 betreffende het ontginningsgebied. De CRAT stelt vast dat de voorschrift *S36, door de verplaatsing van de technische installaties en het aanleggen van een alternatieve route, een duidelijke vermindering van de hinder te Gistoux. De Commissie raadt aan dat deze maatregelen zo spoedig mogelijk worden uitgevoerd. 7. Over de kwaliteit van het milieueffectenonderzoek De CRAT acht dat het effectenonderzoek van goede kwaliteit is. Ze beoordeelt de waarde van het volledige onderzoek van de verschillende gebieden in verband met het leefmilieu alsook de duidelijkheid en de leesbaarheid van het opgestelde document. Ze stelt eveneens vast dat de opmerkingen die ze gedurende de procedure had geformuleerd, door de auteur van het onderzoek in aanmerking zijn genomen.

Pierre GOVAERTS, Voorzitter.

^