Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 15 januari 2004
gepubliceerd op 26 maart 2004

Besluit van de Waalse regering tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 3 december 1998 tot uitvoering van het decreet van 5 juni 1997 betreffende de rustoorden, de serviceflats en de dagcentra voor bejaarden en houdende oprichting van de « Conseil wallon du troisième âge »

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
2004200841
pub.
26/03/2004
prom.
15/01/2004
ELI
eli/besluit/2004/01/15/2004200841/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

15 JANUARI 2004. - Besluit van de Waalse regering tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 3 december 1998 tot uitvoering van het decreet van 5 juni 1997 betreffende de rustoorden, de serviceflats en de dagcentra voor bejaarden en houdende oprichting van de « Conseil wallon du troisième âge » (Waalse raad voor de derde leeftijd)


De Waalse Regering, Gelet op het decreet van 5 juni 1997 betreffende de rustoorden, de serviceflats en de dagcentra voor bejaarden en houdende oprichting van de « Conseil wallon du troisième âge », gewijzigd bij het decreet van 6 februari 2003, inzonderheid op de artikelen 2, 2°, 10° en 11°, 4, 5, 6, 7, 13bis, 17, 18, 19, 22, 26 en 30;

Gelet op het decreet van 6 februari 2003 tot wijziging van het decreet van 5 juni 1997 betreffende de rustoorden, de serviceflats en de dagcentra voor bejaarden en houdende oprichting van de « Conseil wallon du troisième âge », inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het besluit van de Waalse regering van 3 december 1998 tot uitvoering van het decreet van 5 juni 1997 betreffende de rustoorden, de serviceflats en de dagcentra voor bejaarden en houdende oprichting van de « Conseil wallon du troisième âge », gewijzigd bij de besluiten van de Waalse regering van 6 mei 1999, 13 januari 2000, 18 juli 2000, 11 januari 2001, 22 maart 2001, 7 maart 2002, 4 juli 2002 en 22 mei 2003, inzonderheid op de artikelen 2, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 14, 15, 18, 19, 20, 22, 32 en 34, alsmede op de bijlagen II, III et IV;

Gelet op het advies van de « Conseil wallon du troisième âge », gegeven op 28 augustus 2003;

Gelet op het advies nr. 36.011/4 van de Raad van State, uitgebracht op 10 december 2003;

Op de voordracht van de Minister van Sociale Aangelegenheden en Gezondheid;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Dit besluit regelt overeenkomstig artikel 138 van de Grondwet een aangelegenheid bedoeld in artikel 128, § 1, van de Grondwet.

Art. 2.In artikel 2 van het besluit van de Waalse regering van 3 december 1998 tot uitvoering van het decreet van 5 juni 1997 betreffende de rustoorden, de serviceflats en de dagcentra voor bejaarden en houdende oprichting van de « Conseil wallon du troisième âge » worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1. na het vierde streepje wordt de volgende tekst ingelast : « - de afgevaardigd ambtenaar : de ambtenaren en hun plaatsvervangers aangewezen door de Minister om de bij het decreet of dit besluit bepaalde handelingen uit te voeren.» 2. Artikel 2 wordt aangevuld het volgende streepje : « - functioneel geheel van een serviceflat : het architecturale geheel dat zich onderscheidt van elke andere eventueel op dezelfde site gebouwde structuur en dat ondanks een mogelijke gemeenschappelijke straatingang uitgerust is met specifieke horizontale en verticale verkeerswegen waardoor de bewoners een vlotte en de personen met beperkte beweeglijkheid een veilige en hindernisloze toegang krijgen tot de gemeenschappelijke lokalen en uitrustingen.Deze bepaling is van toepassing op elk principeverzoek ingediend vanaf 1 januari 2005. »

Art. 3.Artikel 4 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 4.§ 1. In afwijking van artikel 27, 1°, van het decreet van 6 februari 2003 tot wijziging van het decreet van 5 juni 1997 betreffende de rustoorden, de serviceflats en de dagcentra voor bejaarden en houdende oprichting van de « Conseil wallon du troisième âge », de bedden die gerecupereerd zullen worden : 1° tot 31 december 2007 overeenkomstig artikel 13 van het decreet;2° overeenkomstig artikel 30, eerste lid, van het decreet en herverdeeld zullen worden over de sector waar ze vandaan komen, zonder rekening te houden met de programmatie per administratief arrondissement. § 2. Er wordt een specifiek vestigingsprogramma opgesteld voor de rustoordbedden bestemd voor kort verblijf.

Dat programma voorziet op het grondgebied van het Franse taalgebied in 7,8 bedden per tienduizend inwoners van minimum zestig jaar.

Dat programma wordt per arrondissement uitgevoerd opdat geen enkel arrondissement over minder dan 5 en meer dan tien bedden per tienduizend inwoners van minimum zestig jaar zou beschikken.

In dat programma is minimum 29 % van de bedden bestemd voor de openbare sector, minimum 21 % voor de niet winstgevende particuliere sector en maximum 50 % voor de winstgevende particuliere sector.

Geen enkel rustoord mag in aanmerking komen voor een aantal bedden voor kortverblijf hoger dan het aantal bedden gelijk aan 10 % van de capaciteit waarin de werkingsvergunning voorziet, afgerond naar boven.

Als het rustoord een erkenning geniet op verschillende sites, mag het aantal bedden voor kortverblijf bovendien niet hoger zijn dan 20 % van de totale capaciteit van bedoelde site.

In afwijking van het vorige lid kunnen de beheerders van rustoorden van dezelfde sector die op maximum 10 km wegafstand van elkaar gelegen zijn in dezelfde gemeente of in gemeenten van hetzelfde administratief arrondissement, een overeenkomst sluiten waarbij één of meer van hen voor één of verschillende rustoorden verzoeken om één of meer principeakkoorden gelijk aan maximum 10 % van het totaalaantal bedden dat vastligt in de werkingsvergunningen van betrokken rustoorden, afgerond naar boven.

De enige beheerder van verschillende rustoorden mag onder de voorwaarden bedoeld in het vorige lid eveneens verzoeken om één of meer principeakkoorden voor maximum 10 % van het aantal bedden dat vastligt de werkingsvergunningen van zijn rustoorden, afgerond naar boven.

In de gevallen bedoeld in de twee vorige leden mag het aantal bedden voor kortverblijf voor dezelfde site niet hoger zijn dan 20 % van de totale capaciteit die vastligt in de werkingsvergunning van het rustoord waar ze openomen worden. § 3. Het kort verblijf in een rustoord duurt maximum drie maanden per kalenderjaar. »

Art. 4.Artikel 5 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 5.Artikel 6 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 6.In artikel 7 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1. het tweede streepje leidt de volgende bepaling in : « Een gedetailleerde beschrijving van het geplande gebouw en van de omgeving ervan, vergezeld van een schets ter bevestiging van de wil om te voldoen aan de normen inzake de erkenning en de opvangcapaciteit van het gebouw, alsook van de toegankelijkheid ervan voor gehandicapte personen.» 2. Het derde streepje leidt de volgende tekst in : « Een omschrijving van het institutionele levensproject van de inrichting als het gaat om een rustoord. De omschrijving slaat op de verschillende punten van de minimale inhoud van het institutionele levensproject bedoeld in artikel 12, tweede lid. » 3. Er wordt een vierde streepje toegevoegd dat de volgende zin inleidt : « - Het door de aanvrager geleverde bewijs dat hij vanwege zijn statuut ressorteert onder de openbare sector, de niet winstgevende particuliere sector of de winstgevende particuliere sector waaronder hij beweert te ressorteren.»

Art. 7.In artikel 8 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1. het tweede lid wordt vervangen als volgt : « De raad geeft binnen drie maanden advies aan de Minister, die zich binnen de maand uitspreekt.De Minister kan evenwel binnen een maximumtermijn van zes maanden beslissen als het aantal beschikbare bedden ontoereikend is. In dat geval wordt de verlenging van de termijn aan de aanvrager meegedeeld binnen tien dagen na het verstrijken van de aanvankelijke termijn. ». 2. Artikel 8 wordt aangevuld met een derde en een vierde lid, luidend als volgt : « De gelijkwaardige criteria voor de bepaling van een voorrangorde inzake toekenning van de principeakkoorden zijn de volgende : 1° uitbreiding van een rustoord om de minimale leefbaarheidscapaciteit te halen rekening houdende met de investeringen die verwezenlijkt moeten worden om aan de normen te voldoen;2° kwaliteit van het institutionele levensproject;3° geografische indeling om een opname dichtbij huis mogelijk te maken. Om in aanmerking te komen voor de criteria bedoeld in het vorige lid, 1° en 2°, laat de aanvrager van een principeakkoord zijn dossier vergezeld gaan van elk bewijsstuk op grond waarvan de relevantie van zijn project aan het licht van die criteria beoordeeld kan worden.»

Art. 8.Hetzelfde besluit wordt aangevuld met een artikel 8bis, luidend als volgt : «

Art. 8bis.§ 1. In de gevallen bedoeld in artikel 4, § 2, tiende lid, van het decreet richt de beheerder uiterlijk zes maanden vóór het verstrijken van het principeakkoord een memorie aan de administratie ter rechtvaardiging van de noodzaak om het principeakkoord met meer dan drie jaar te verlengen. § 2. De memorie bevat hoe dan ook de volgende gegevens : 1° de administratieve stappen ondernomen sinds de toekenning van het principeakkoord;2° een lijst van de resultaten verkregen na die stappen en de desbetreffende stukken;3° de lijst van de nog te ondernemen stappen en de schatting van de termijnen waarin ze ondernomen en tot een goed einde gebracht zullen worden;4° de redenen waarom de termijn van drie jaar niet in acht kan worden genomen;5° de geschatte datum voor de inwerkingstelling. De administratieve stappen bedoeld in het vorige lid betreffen o.a. de adviezen of de voorafgaande toelatingen vereist in het kader van de betutteling, de aanvragen om infrastructuurtoelagen, de aanvragen om stedenbouwkundige vergunningen. § 3. Als de aanvraag niet vergezeld gaat van alle bewijsstukken of van alle gegevens bedoeld in § 2, wordt de aanvrager binnen de maand verwittigd. In dat geval heeft de aanvrager een maand tijd om de ontbrekende stukken of gegevens te verstrekken. Bij gebreke daarvan wordt de aanvraag geacht onontvankelijk te zijn. § 4. De Minister doet uitspraak binnen een termijn van twee maanden, te rekenen van de datum waarop de aanvraag ontvankelijk is. »

Art. 9.Artikel 9, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt aangevuld met het volgende zinsdeel : « in de gevallen waarin artikel 4, § 2, laatste lid, van het decreet voorziet in een administratief beroep. »

Art. 10.In artikel 12 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1. het eerste lid wordt aangevuld met de volgende drie streepjes : « - het institutionele levensproject als het om een rustoord gaat; - de overeenkomst tussen de beheerder en de bewoner conform de bijlagen II, III of IV; - het huishoudelijk reglement conform de bijlagen II, III of IV. » 2. Tussen het eerste en het tweede lid wordt een nieuw lid ingevoegd, luidend als volgt : « Het institutionele levensproject bedoeld in het eerste lid, 7e streepje, bevat hoe dan ook : 1° de bepalingen i.v.m. het onthaal van de bewoners, genomen met het oog op het respect van hun persoonlijkheid, op de verzachting van de breuk die ze samen met hun gezin bij hun opneming ondervinden en op de opsporing van de elementen op grond waarvan tijdens het verblijf de nadruk gelegd kan worden op hun bekwaamheden en verlangens; 2° de bepalingen i.v.m. het verblijf waarbij de bewoners een levenskader kunnen terugvinden dat zo dicht mogelijk aanleunt bij hun gezinskader, namelijk door ze aan te zetten tot deelname in de beslissingen betreffende het gemeenschappelijk leven en door het ontwikkelen van bezigheids-, relationele en culturele activiteiten zodat het rustoord zich kan openstellen voor de buitenwereld; 3° de bepalingen i.v.m. de organisatie van de zorgverlening en de hotelwezendiensten om de bewoners autonomie en tegelijkertijd welzijn, levenskwaliteit en waardigheid te waarborgen; 4° de bepalingen houdende organisatie van ploegwerk in een interdisciplinaire geest en in een kader van permanente vorming waarbij het personeel in zijn handelingen en woorden respect moet tonen voor de persoon en de individualiteit van de bewoner en waarbij aan bedoeld personeel o.a. inzake tijd middelen worden verschaft met het oog op een vlottere inzameling en overdracht van de opmerkingen die de doelstellingen van het levensproject helpen halen; 5° de bepalingen i.v.m. een deelname van de bewoners, elk volgens zijn bekwaamheden, om dialoog te bevorderen, suggesties in ontvangst te nemen, in team de verwezenlijking evalueren van de doelstellingen vervat in het institutionele levensproject en activiteiten aanbieden die ieders verwachtingen inlossen. »

Art. 11.Artikel 14 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 12.Artikel 15 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 15.Als de aanvraag niet vergezeld gaat van alle stukken of gegevens bedoeld in de artikelen 12 en 13, wordt de aanvrager verwittigd binnen de maand. »

Art. 13.Artikel 18 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « In de gevallen bedoeld in artikel 7, derde lid, van het decreet kan de tijdelijke werkingsvergunning verlengd worden op vertoon van een veiligheidsattest afgegeven door de burgemeester overeenkomstig het model opgenomen in aanhangsel 1 bij bijlage I; ze is beperkt in de tijd en geeft aan dat de vereiste veiligheidswerken binnen de voorgeschreven uitgevoerd zullen worden. »

Art. 14.In artikel 19 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1. in het eerste lid worden de woorden « of niet te verlengen » geschrapt en worden de woorden « of de voorlopige werkingsmachtiging in te trekken » vervangen door « of de voorlopige werkingsvergunning op te schorten.» 2. Er wordt een negende lid toegevoegd, luidend als volgt : « In geval van opschorting van een werkingsvergunning kan de beheerder verzoeken om de opheffing van de opschorting als hij acht dat de redenen die de sanctie rechtvaardigen niet meer bestaan.Het verzoek, dat aan de administratie gericht wordt, gaat vergezeld van bewijsstukken en de inrichting wordt zo spoedig mogelijk aan een inspectie onderworpen. De Minister beslist binnen de maand na ontvangst van het verzoek. »

Art. 15.In artikel 20, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de woorden « of niet te verlengen » geschrapt en worden de woorden « of de voorlopige werkingsmachtiging in te trekken » vervangen door de woorden « of de voorlopige werkingsvergunning op te schorten ».

Art. 16.In hetzelfde besluit wordt na artikel 21 een hoofdstuk Vbis ingevoegd, luidend als volgt : « Hoofdstuk Vbis. Vermindering van de capaciteit van de rustoorden vastgelegd in de werkingsvergunning.

Art. 21bis.§ 1. In de zin van dit besluit wordt verstaan onder : 1° referentiejaar : het jaar dat voorafgaat aan het jaar in de loop waarvan de lijst van het aantal gefactureerde dagen overgemaakt moet worden en waarop de lijst betrekking heeft;2° oorspronkelijke werkingsvergunning : werkingsvergunning van kracht op 1 januari van het jaar vóór het referentiejaar. § 2. Elke beheerder van een rustoord die over een werkingsvergunning beschikt, bezorgt de administratie jaarlijks uiterlijk 31 januari een maandelijks overzicht van het aantal verblijfdagen gefactureerd tijdens het referentiejaar.

In afwijking van het vorige lid wordt het maandelijks overzicht van het aantal verblijfdagen dat tijdens het referentiejaar gefactureerd wordt, uiterlijk 30 april 2004 aan de administratie overgemaakt.

Als het gemiddelde bezettingspercentage van het referentiejaar op basis van dat document meer dan 10 % lager is dan de maximale capaciteit die in de oorspronkelijke werkingsvergunning vastligt, vermindert de Minister de maximale capaciteit tot het gemiddelde bezettingspercentage van het referentiejaar, vermeerderd met 10 %, onverminderd de capaciteitsverhogingen toegestaan na de datum van de oorspronkelijke werkingsvergunning.

Voor de toepassing van het vorige lid wordt de maximale capaciteit die in de oorspronkelijke werkingsvergunning vastligt verminderd met het aantal bedden dat tijdens het referentiejaar tijdelijk buiten gebruik is : 1° wegens overmacht;2° om het opstarten of voortzetten van werken toe te laten : - die nodig zijn om te voldoen aan de veiligheidsnormen of aan de normen bedoeld in bijlage II; - die nodig zijn om het comfort van de inrichting te verbeteren; - om de reële capaciteit van de inrichting te verhogen.

De aantallen verkregen voor de toepassing van deze paragraaf worden naar boven afgerond als de decimaal gelijk is aan vijf of meer of naar beneden afgerond als de decimaal kleiner is dan vijf. § 3. Als de lijst niet binnen de voorgeschreven termijn verzonden wordt of in geval van valse aangifte organiseert de administratie een inspectie om de nieuwe capaciteit van de inrichting overeenkomstig de bepalingen van § 2 vast te leggen, onverminderd een eventuele toepassing van artikel 13 van het decreet en van artikel 19 van dit besluit. § 4. Het beroep tegen een besluit tot vermindering van de capaciteit van de werkingsvergunning wordt bij aangetekend schrijven aan de Minister gericht binnen een maand na de kennisgeving van het betwiste besluit. De Minister legt het beroep aan de Regering voor.

Het beroep vermeldt : 1° de naam, de hoedanigheid, het adres of de zetel van de verzoekende partij;2° het voorwerp van het beroep en een uiteenzetting van de feiten en middelen. Het beroep gaat vergezeld van een afschrift van het betwiste besluit.

De Regering doet uitspraak binnen een termijn van twee maanden, te rekenen van de datum van de indiening van het beroep.

De Minister geeft de beheerder kennis van het besluit van de Regering. »

Art. 17.In het opschrift van hoofdstuk VI van hetzelfde besluit worden de woorden « om dringende redenen » geschrapt.

Art. 18.Artikel 22 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 22.§ 1. Als de administratie in de gevallen bedoeld in artikel 22, § 1, van het decreet, een voorstel tot sluiting van een rustoord, serviceflat of dagcentrum aan de Minister voorlegt, bezorgt het hem een verslag ter rechtvaardiging van de sluiting, een recent inspectieverslag en, in voorkomend geval, alle andere nuttige gegevens en documenten. § 2. Als de administratie in de gevallen bedoeld in artikel 22, § 2, van het decreet, een voorstel tot sluiting van een rustoord, serviceflat of dagcentrum formuleert, geeft ze de beheerder daar kennis van.

De administratie informeert hem ook dat hij met ingang van de datum van ontvangst van de kennisgeving over vijftien dagen beschikt om zijn geschreven opmerkingen in te dienen.

De afgevaardigd ambtenaar vult het dossier aan met de geschreven opmerkingen van de beheerder.

Hij roept vervolgens de beheerder op bij ter post aangetekend schrijven of d.m.v. een schrijven afgegeven tegen ontvangbewijs, waarin de plaats en het uur van het verhoor worden vermeld.

De oproeping vermeldt de mogelijkheid om zich door een raadsman te laten bijstaan.

Als de beheerder weigert te verschijnen of zijn verweermiddelen te laten gelden, wordt zijn weigering in het proces-verbaal van verhoor opgenomen.

Het dossier wordt naar de beheerder gestuurd, eventueel met de bijkomende nuttige gegevens en stukken en met het proces-verbaal van verhoor.

De beheerder beschikt over 15 dagen om zijn geschreven opmerkingen te laten gelden vóór de verzending van het dossier naar de Minister, die zal beslissen.

Art. 19.In artikel 32 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1. punt 2° wordt vervangen als volgt : « 2° De wegafstand tussen de verschillende sites mag niet meer dan 10 km bedragen.» 2. punt 5° wordt vervangen als volgt : « 5° Minstens één verzorgend personeelslid bedoeld in punt 8.3 van bijlage II moet 24 uur op 24 aanwezig zijn op elke site. »

Art. 20.Artikel 34 van hetzelfde besluit wordt in de huidige opstelling ervan opgeheven.

Art. 21.In hetzelfde besluit wordt na artikel 33 een hoofdstuk XIIbis ingevoegd, luidend als volgt : « Hoofdstuk XIIbis. Secretariaat van de « Conseil wallon du troisième âge » en bureau ervan.

Art. 34.Het secretariaat van de « Conseil wallon du troisième âge » en van het bureau ervan wordt waargenomen door de administratie, die daartoe een ambtenaar afvaardigt. »

Art. 22.In hetzelfde besluit wordt na artikel 34 een hoofdstuk XIIter ingevoegd, luidend als volgt : « Hoofdstuk XIIter. Deelname en behandeling van de suggesties en klachten van de bewoners

Art. 34bis.De Raad van bewoners vergadert minstens één keer per kwartaal.

Voor elke vergadering van de Raad van bewoners wordt een verslag opgesteld. Dat verslag wordt bekendgemaakt op het aanplakbord en ligt ter inzage van de bewoners, hun gezinsleden of hun vertegenwoordiger en van de ambtenaren belast met de inspectie.

Art. 34ter.Suggesties, opmerkingen of klachten kunnen door de bewoner, zijn vertegenwoordiger of zijn gezin opgenomen worden in een door de inrichting ter beschikking gestelde register. De klagende partij wordt in kennis gesteld van het gevolg dat aan zijn klacht wordt gegeven. Bovenbedoeld register wordt één keer per kwartaal op gewoon verzoek van de Raad van bewoners overgelegd. »

Art. 23.Hetzelfde besluit wordt aangevuld met een artikel 39bis, luidend als volgt : «

Art. 39bis.De inrichtingen bedoeld in artikel 2, 2°, vierde lid, b, van het decreet die niet als serviceflats beschouwd wensen te worden, richten hun dossier bij aangetekend schrijven aan de Minister.

Het dossier bevat hoe dan ook de volgende gegevens : 1° de statuten van de inrichting; 2° het bewijs d.m.v. elk bewijsstuk dat de inrichting in werking was vóór 6 februari 1999; 3° de uitvoerige lijst van de geboden diensten. De administratie voert binnen de maand van de aanvraag een inspectie van de inrichting uit en stelt een verslag op dat ze naar de Minister stuurt.

Dat verslag betreft de graad van autonomie van de bewoners, de kwaliteit van de privé woningen en van de geboden diensten.

De Minister beslist binnen drie maanden over het verzoek om vrijstelling. »

Art. 24.In bijlage II, hoofdstuk 1, punt 01, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1. de eerste zin wordt vervangen als volgt : « Geen enkel rustoord kan een erkenning verkrijgen voor minder dan 26 of meer dan 150 bedden, waarbij dat maximumaantal geen rekening houdt met de bedden voor kort verblijf.» 2. Er wordt een lid toegevoegd, luidend als volgt : « De rustoorden die in aanmerking komen voor een principeakkoord of een werkingsvergunning op basis van de normen die toepasselijk zijn vóór de inwerkingtreding van het besluit van de Waalse regering van 15 januari 2004 tot wijziging van het besluit van de Waalse regering van 3 december 1998 tot uitvoering van het decreet van 5 juni 1997 betreffende de rustoorden, de serviceflats en de dagcentra voor bejaarden en houdende oprichting van de « Conseil wallon du troisième âge », mogen evenwel over meer dan 150 bedden beschikken.»

Art. 25.In bijlage II, hoofdstuk 2, punt 1.1, bij hetzelfde besluit wordt tussen het tweede en het derde lid het volgende lid ingevoegd : « Het huishoudelijk reglement voorziet bovendien in een procedure inzake eventuele bedwingings- en/of isoleringsmaatregelen om de veiligheid van de gedesoriënteerde bejaarde personen te waarborgen, met inachtneming van hun grondwettelijk recht op bewegingsvrijheid. »

Art. 26.In bijlage II, hoofdstuk 2, punt 2.1.2, bij hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1. in het eerste lid wordt het getal « 6 » vervangen door het getal « 10 »;2. het zinsdeel « en in elke kamer met het nummer ervan aangeplakt » geschrapt;3. in het tweede lid, 18e streepje, wordt het volgende zinsdeel toegevoegd : « de vervangende maaltijden worden slechts in aanmerking genomen naar rato van de prijs van een normale maaltijd.» 4. het tweede lid wordt aangevuld als volgt : « - de bevoorrading, het beheer, de opslag en de distributie van de medicijnen, onverminderd de vrije keuze van de apotheker voor de bewoner; - het ter beschikking stellen van een toiletstoel als de toestand van de bewoner het vereist; - het meubilair zoals beschreven in punt 14 van bijlage II, de eventuele terbeschikkingstelling van een medisch uitgerust bed, materieel om het meubilair aan te passen aan de gezondheidstoestand van de bewoner (optrekbeugel, bedsteun, matras...) en bedwingingsmaterieel; - de belastingen en heffingen betreffende de inrichting; - de kosten voor onderhoud, poetsen en herstellingen veroorzaakt door gewone slijtage, ten gevolge van het vertrek van de bewoner; - het wassen en strijken van niet persoonlijk wasgoed; - onbeperkte terbeschikkingstelling van drinkwater. »

Art. 27.In bijlage II, hoofdstuk 2, punt 2.1.4., bij hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1. punt 2.1.4.1. wordt aangevuld met het volgende lid : « Alleen de goederen en diensten die de bewoner of diens vertegenwoordiger vrij kiest kunnen het voorwerp zijn van een toeslag. » 2. Punt 2.1.4.2. wordt aangevuld met het volgende lid : « Het bedrag dat de bewoner opgelegd wordt mag niet hoger zijn dan de tegemoetkoming die het RIZIV voor hem aan de inrichting zou storten. »

Art. 28.In bijlage II, hoofdstuk 2, punt 2.1.9., worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1. tussen het tweede en het derde lid van punt 2.1.9.3 worden de volgende leden ingevoegd : « Elke vooropzeg gegeven door de beheerder wordt behoorlijk gemotiveerd. Bij gebreke daarvan gaat men ervan uit dat de vooropzeg niet gegeven werd.

Indien de bewoner de inrichting verlaat tijdens de door de beheerder vermelde vooropzegperiode, dient hij geen vooropzeg te presteren. » 2. In punt 2.1.9.3., laatste lid, wordt het zinsdeel « bedoeld in artikel 5, § 2, laatste lid, van het decreet » vervangen door het zinsdeel « bedoeld in artikel 2, 11°, van het decreet ».

Art. 29.Er wordt een punt 2.1.11. toegevoegd, luidend als volgt : « 2.1.11. De korting die eventueel door de apotheker wordt toegestaan, wordt terugbetaald aan de bewoner. »

Art. 30.In bijlage II, hoofdstuk 2, bij hetzelfde besluit, wordt punt 2.3. vervangen als volgt : « 2.3. De overeenkomst vermeldt de termijn waarover de bewoner of zijn vertegenwoordiger beschikt om de facturen te betwisten. Die termijn bedraagt maximum één maand vanaf de datum van ontvangst van de factuur. »

Art. 31.In bijlage II, hoofdstuk 2, bij hetzelfde besluit wordt punt 3.2.11. vervangen als volgt : « 3.2.11. Het ontvangbewijs bedoeld in punt 1.7.,derde lid, van deze bijlage. »

Art. 32.In bijlage II, hoofdstuk 2, punt 4, bij hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1. het opschrift wordt vervangen als volgt : « 4.Aanplakking van informatie ». 2. De inleidende zin van punt 4.1. wordt vervangen als volgt : « De gegevens over onderstaande punten worden aangeplakt op de meest geschikte plaats, al naar gelang het publiek waarvoor ze bestemd zijn. » 3. In punt 4.1. wordt het derde streepje vervangen als volgt : « - het nummer en elk gegeven betreffende de werkingsvergunning van het rustoord en, in voorkomend geval, elk gegeven betreffende een weigering of een opschorting van werkingsvergunning, een intrekking van erkenning alsmede een sluiting. »

Art. 33.In bijlage II, hoofdstuk 2, wordt een punt 4bis toegevoegd, luidend als volgt : « 4bis. Institutioneel levensproject.

Op basis van het institutionele levensproject bepaalt elke werkploeg operationele doelstellingen in zijn dagelijkse praktijk, alsook indicatoren om ze te evalueren.

Het institutionele levensproject wordt jaarlijks geëvalueerd door alle actoren van de inrichting, met name de beheerder, de directeur, het personeel en de raad van bewoners.

Het institutionele levensproject wordt in voorkomend geval bijgestuurd. »

Art. 34.In bijlage II, hoofdstuk 3, bij hetzelfde besluit worden volgende wijzigingen aangebracht : 1. punt 5.7.1. wordt vervangen als volgt : « Om de rust van de bewoners te waarborgen mag 's nachts of vóór 7 uur 's morgens niet verzorgd worden, behalve in geval van ernstig incident of om medische redenen vermeld in het individuele medisch dossier. » 2. Er wordt een punt 6.1.2 toegevoegd, luidend als volgt : « 6.1.2. De beheerder bezorgt de administratie een afschrift van de vergunning van het Federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen. » 3. Punt 7.1. wordt aangevuld als volgt : « Dat dossier ligt ter inzage van de bewoner of zijn vertegenwoordiger. Een afschrift van het dossier is verkrijgbaar tegen betaling van de kostprijs. » 4. Er wordt een punt 7.1.0 toegevoegd, luidend als volgt : « Elke opname in een rustoord is het voorwerp van een overleg tussen de door de bewoner of diens gezin gekozen huisarts, de directeur van het rustoord en, in voorkomend geval, de ziekenhuisarts. » 5. Punt 7.1.4. wordt aangevuld als volgt : « Bij een ziekenhuisopname of bij verandering van inrichting, gaat de overplaatsing van de bewoner vergezeld van een multidisciplinair verbindingsblad. »

Art. 35.In bijlage II, hoofdstuk 4, bij hetzelfde besluit worden volgende wijzigingen aangebracht : 1. in punt 8.1.1.3. wordt het zinsdeel « die minstens 20 uur per week werkt » vervangen door het zinsdeel « die minstens halftijds werkt ». 2. Punt 8.1.1.5. wordt aangevuld met het volgende lid : « In geval van een afwezigheid van meer dan twee maanden wijst de beheerder ter vervanging van de directeur een persoon aan die geslaagd is voor de proeven die de in punt 8.1.2 bedoelde opleiding afsluiten.

In geval van overmacht, die behoorlijk bewezen dient te worden bij de administratie, wordt pas na 6 maanden afwezigheid in de vervanging voorzien. » 3. In punt 8.2. wordt het tweede lid aangevuld als volgt : « De taken die hen toevertrouwd worden, worden duidelijk omschreven in de overeenkomst of in de benoemingsakte. » 4. De punten 8.3.3. tot 8.3.5. worden vervangen als volgt : « 8.3.3. In de rustoorden met minder dan 26 bedden die over een werkingsvergunning beschikken, wordt een voltijds equivalent verzorgend personeelslid vereist per aangesneden tranche van zeven bedden.

Bovendien moet minstens één personeelslid met een diploma eerste hulp bij ongeval dag en nacht aanwezig zijn om de oproepen van de bewoners te beantwoorden. 8.3.4. In de rustoorden met minder dan 26 bedden die over een werkingsvergunning beschikken, wordt 1,5 voltijds equivalent verzorgend personeel vereist per aangesneden tranche van tien bedden.

Bovendien moet minstens één verzorgend personeelslid dag en nacht aanwezig zijn per aangesneden tranche van 75 bedden.

Het verzorgend personeel moet constant over de vereiste tijd beschikken om de oproepen van de bewoners te beantwoorden en rondes te kunnen maken. 8.3.5. Voor de toepassing van de punten 8.3.3. en 8.3.4. is de nacht de periode tussen 20 uur en 6 uur, behoudens andersluidende bepalingen in het huishoudelijk reglement.

De nacht is hoe dan ook een doorlopende periode van maximum 11 uren. » 5. De punten 8.3.6. en 8.3.7. worden toegevoegd, luidend als volgt : « 8.3.6. Als het personeelslid in dienst genomen wordt voor taken uit de verschillende categorieën van dit hoofdstuk, vermeldt de arbeidsovereenkomst, de ondernemingsovereenkomst of de benoemingsakte het aantal uren besteed aan elke functie.

Bij gebreke daarvan verstrekt de inrichting een personeelslijst met de affectatie en het arbeidstelsel van elk personeelslid, directeur inbegrepen. 8.3.7. Als de rustoorden op verschillende sites gelegen zijn, zijn de normen betreffende het verzorgend personeel van toepassing op elke site. »

Art. 36.In bijlage II, hoofdstuk 5, bij hetzelfde besluit worden volgende wijzigingen aangebracht : 1. punt 11 « Onderhoud, verwarming, verlichting en liften » komt na de eerste zin van het hoofdstuk. 2. In punt 11.6., eerste lid, wordt het zinsdeel « of elk ander hefmiddel dat de brandveiligheidsnormen in acht neemt » geschrapt. 3. In punt 14.1. wordt de derde zin aangevuld als volgt : « en een verlichtingssysteem bereikbaar vanuit het bed ». 4. Punt 15.5. wordt vervangen als volgt : « Elke inrichting met gemeenschappelijke kamers beschikt over een geschikt lokaal dat als sterf- of lijkkamer kan dienen. »

Art. 37.In bijlage II, hoofdstuk 6, bij hetzelfde besluit wordt de eerste zin van punt 16.4. vervangen als volgt : « Een gedetailleerde maandelijkse factuur, met opgave van de tegemoetkoming van het RIZIV, vermeldt de balans van de verschuldigde bedragen en van de ontvangsten. »

Art. 38.In bijlage II, hoofdstuk 7, bij hetzelfde besluit worden volgende wijzigingen aangebracht : 1. tussen het tweede en het derde lid wordt het volgende lid ingevoegd : « In dat kader zorgt de eenheid voor de inrichting en de bevordering van een normaal dagelijks leven, gestructureerde activiteiten die verstaanbaar zijn voor de patiënt, het behoud van sociale relaties, het onderhoud en de valorisatie van de resterende capaciteiten.» 2. Het derde lid wordt vervangen als volgt : « De deelname van de bewoners, gebaseerd op de dynamiek van beperkte groepen, moet de banden met hun gezin en omgeving aanhalen om hen bij het project van de eenheid te betrekken.De deelname moet ook een homogene levensgemeenschap mogelijk kunnen maken. » 3. Het zevende lid wordt vervangen als volgt : « De toegang naar buiten voor gedesoriënteerde bewoners wordt veilig gesteld met een geschikt technisch middel, dat de bewoners evenwel bewegingsvrijheid moet garanderen.» 4. Tussen het zevende en het achtste lid wordt het volgende lid ingevoegd : « De beveiliging van gedesoriënteerde bewoners vereist ook een menselijke begeleiding door bevoegd personeel, dat het bewijs levert van een groot aanpassings- en inzetvermogen.»

Art. 39.In bijlage II bij hetzelfde besluit wordt hoofdstuk 8 vervangen als volgt : « Hoofdstuk 8. - Aanpassing van de huisvestingsprijs Onverminderd de federale bepalingen tot regeling van de aanvragen om prijsstijging, mag de verhoging van de huisvestingsprijs over één kalenderjaar in geen geval 5 % hoger zijn dan de indexering van de consumptieprijzen sinds de laatste prijsverhoging.

De prijsverhoging wordt meegedeeld aan de bewoners of hun gezin en aan de administratie. Ze treedt in werking op de dertigste dag na de mededeling. »

Art. 40.In bijlage III, hoofdstuk I, punt 0.1., bij hetzelfde besluit wordt het getal « 100 » vervangen door het getal « 50 » en wordt het volgende lid toegevoegd : « In afwijking van het vorige lid, mogen de service-flats die over een werkingsvergunning beschikken en actief zijn op de datum van de inwerkingtreding van het besluit van de Waalse regering van 15 januari 2004 tot wijziging van het besluit van de Waalse regering van 3 december 1998 tot uitvoering van het decreet van 5 juni 1997 betreffende de rustoorden, de serviceflats en de dagcentra voor bejaarden en houdende oprichting van de « Conseil wallon du troisième âge », meer dan 50 woningen behouden. »

Art. 41.In bijlage III, hoofdstuk 2, bij hetzelfde besluit worden volgende wijzigingen aangebracht : 1. punt 1.1.1. wordt geschrapt. 2. In punt 1.6., eerste lid, wordt het zinsdeel « of elk ander hefmiddel dat de brandveiligheidsnormen in acht neemt » geschrapt. 3. In punt 1.7. wordt het tekstgedeelte tussen « Elke individuele woning » tot « 35 m2 » vervangen als volgt : « 1.7. In elke individuele woning bedoeld in artikel 5, § 5, eerste lid, van het decreet : 1° is de keukenruimte uitgerust met een afzuigkap, een koelkast en een elektrisch fornuis;2° is de badkamer uitgerust met een wastafel, een douche of een bad aangepast aan de behoeften van de bewoners; Er kan afgeweken worden van de bezettingscapaciteit van de woning als ze na herinrichting een bijkomende huisvestingsmogelijkheid biedt. Die afwijking wordt door de administratie toegestaan.

De minimale oppervlakte van elke individuele woning bedraagt 35 m2. » 4. Punt 1.7. wordt aangevuld met de volgende leden : In elke individuele woning bedoeld in artikel 30bis van het decreet : 1° is de keukenruimte uitgerust met een afzuigkap, een koelkast en een elektrisch fornuis;2° is de badkamer uitgerust met een wastafel, een douche of een bad aangepast aan de behoeften van de bewoners. In de inrichtingen bedoeld in het vorige lid wordt de bewoonbare minimumoppervlakte vastgelegd op 20 m2 voor woningen die maximum één persoon huisvesten en op 28 m2 voor woningen die maximum twee personen huisvesten. »

Art. 42.In bijlage III, hoofdstuk 4, punt 3.1.8.2., bij hetzelfde besluit worden de volgende leden toegevoegd : « Elke vooropzeg gegeven door de beheerder wordt behoorlijk gemotiveerd. Bij gebreke daarvan gaat men ervan uit dat de vooropzeg niet gegeven werd.

Indien de bewoner de inrichting verlaat tijdens de periode van de door de beheerder gegeven vooropzeg, dient hij geen vooropzeg te presteren. »

Art. 43.In bijlage III, hoofdstuk 5, punt 4.1., bij hetzelfde besluit worden het woord « rustoorden » vervangen door het woord « serviceflats ».

Art. 44.In bijlage III bij hetzelfde besluit wordt hoofdstuk 6 vervangen als volgt : « Hoofdstuk 6. - Aanpassing van de huisvestingsprijs Onverminderd de federale bepalingen tot regeling van de aanvragen om prijsstijging, mag de verhoging van de huisvestingsprijs over één kalenderjaar in geen geval 5 % hoger zijn dan de indexering van de consumptieprijzen sinds de laatste prijsverhoging.

De prijsverhoging wordt meegedeeld aan de bewoners of hun gezin en aan de administratie. Ze treedt in werking op de dertigste dag na de mededeling. »

Art. 45.In bijlage IV, hoofdstuk 2, bij hetzelfde besluit worden volgende wijzigingen aangebracht : 1. punt 1.1.1. wordt aangevuld met het volgende lid : « Het huishoudelijk reglement voorziet bovendien in een procedure inzake eventuele bedwingings- en/of isoleringsmaatregelen om de veiligheid van de gedesoriënteerde bejaarde personen te waarborgen, met inachtneming van hun grondwettelijk recht op bewegingsvrijheid. » 2. In punt 1.2. en in punt 1.3. worden de woorden « in het rustoord » vervangen door de woorden « in het dagcentrum ». 3. In punt 1.6. worden de woorden « van het rust- en verzorgingshuis » vervangen door de woorden « van het dagcentrum ». 4. In punt 1.8., tweede lid, eerste streepje, wordt het zinsdeel « en dit minimum 7 u. 30 m. per dag » vervangen door het zinsdeel « hoe dan ook dagelijks tussen 8 uur en 18 uur ». 5. Punt 2.1.1. wordt vervangen als volgt : « de algemene en bijzondere opvangvoorwaarden, met inbegrip van : 1° de dagen aanwezigheid en de uurrooster van elke opvang;2° de samenwerkingsmodaliteiten met de zorg- en dienstenverstrekkers die de persoon thuis verzorgen.» 6. Punt 2.1.4. wordt aangevuld met het volgende lid : « Er mag geen toeslag aangerekend worden voor de middagmaaltijd ». 7. Punt 2.1.5.3. wordt aangevuld met de volgende leden : « Elke vooropzeg gegeven door de beheerder wordt behoorlijk gemotiveerd. Bij gebreke daarvan gaat men ervan uit dat de vooropzeg niet gegeven werd.

Indien de bewoner de inrichting verlaat tijdens de periode van de door de beheerder gegeven vooropzeg, dient hij geen vooropzeg te presteren. » 8. In punt 4.1. leidt het derde streepje volgende tekst in : « - het nummer en elk gegeven betreffende de werkingsvergunning van het dagcentrum en, in voorkomend geval, elke gegeven betreffende een weigering of een opschorting van werkingsvergunning, een intrekking van erkenning alsmede een sluiting; »

Art. 46.In bijlage IV, hoofdstuk 3, bij hetzelfde besluit wordt de eerste zin van punt 6.1. geschrapt.

Art. 47.In bijlage IV bij hetzelfde besluit wordt hoofdstuk 7 vervangen als volgt : « Hoofdstuk 7. - Aanpassing van de opvangprijs Onverminderd de federale bepalingen tot regeling van de aanvragen om prijsstijging, mag de verhoging van de huisvestingsprijs over één kalenderjaar in geen geval 5 % hoger zijn dan de indexering van de consumptieprijzen sinds de laatste prijsverhoging.

De prijsverhoging wordt meegedeeld aan de bewoners of hun gezin en aan de administratie. Ze treedt in werking op de dertigste dag na de mededeling. »

Art. 48.De artikelen 2 en 3 van het besluit van de Waalse regering van 22 mei 2003 tot vastlegging van een programma inzake installatie van kort verblijfbedden in rustoorden en houdende overgangsbepalingen voor rustoorden en serviceflats worden opgeheven.

Art. 49.Behalve artikel 2, punt 4, 11°, artikel 3, punt 2, artikel 4, punt 1, artikel 23, punt 5, en de artikelen 25 en 27, treedt het decreet van 6 februari 2003 tot wijziging van het decreet van 5 juni 1997 betreffende de rustoorden, de serviceflats en de dagcentra voor bejaarden en houdende oprichting van de « Conseil wallon du troisième âge » in werking de dag waarop dit besluit in werking treedt.

Art. 50.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt, met uitzondering van artikel 16, dat in werking treedt op 1 januari 2004, van artikel 35, punt 2, dat in werking treedt op 1 oktober 2005, en van artikel 35, punt 5, derde lid, meer bepaald het nieuwe punt 8.3.4. van bijlage II, dat in werking treedt op 1 januari 2005.

Art. 51.De Minister die bevoegd is voor het Derdeleeftijdsbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 15 januari 2004.

De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Sociale Aangelegenheden en Gezondheid, Th. DETIENNE

^