Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 17 januari 2008
gepubliceerd op 20 februari 2008

Besluit van de Waalse Regering tot aanpassing van het algemeen reglement op de boekhouding in de O.C.M.W.'s

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
2008200431
pub.
20/02/2008
prom.
17/01/2008
ELI
eli/besluit/2008/01/17/2008200431/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

17 JANUARI 2008. - Besluit van de Waalse Regering tot aanpassing van het algemeen reglement op de boekhouding in de O.C.M.W.'s


De Waalse Regering, Gelet op de wet van 8 juli 1976 tot organisatie van de O.C.M.W.'s, inzonderheid op de artikelen 87 en 91, zoals gewijzigd bij de decreten van 6 april 1995, 2 april 1998, 1 april 1999, 19 oktober 2000, 30 mei 2002, 6 februari 2003 en 8 december 2005;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 22 mei 1997 betreffende de gemeentelijke comptabiliteit voor de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 5 juli 2007 houdende het algemeen reglement op de gemeentelijke comptabiliteit;

Gelet op het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie;

Gelet op het advies van de "Conseil supérieur des Villes, Communes et Provinces de la Région wallonne" (Hoge Raad van Steden, Gemeenten en Provincies van het Waalse Gewest);

Gelet op het advies van de Raad van State;

Overwegende dat het voor de zorgvuldige toepassing van het nieuwe reglement op de boekhouding van belang is, de teksten aan te passen aan de specificiteiten van de O.C.M.W.'s;

Op de voordracht van de Minister van Binnenlandse Aangelegenheden en Ambtenarenzaken, Besluit :

Artikel 1.Dit besluit regelt, overeenkomstig artikel 138 van de Grondwet, een aangelegenheid als bedoeld in artikel 128, § 1, ervan.

Art. 2.Het besluit van de Waalse Regering van 5 juli 2007 houdende het algemeen reglement op de gemeentelijke comptabiliteit, ter uitvoering van artikel L1315-1 van het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie is van toepassing op de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, onder voorbehoud van de afwijkingen bepaald bij dit besluit.

Voor de toepassing van het algemeen reglement op de gemeentelijke comptabiliteit dient te worden verstaan onder : a) "gemeentelijk ontvanger" : de ontvanger van het O.C.M.W.; b) "gemeente" : het O.C.M.W.; c) "gemeentebestuur" : het O.C.M.W.; d) "burgemeester" : de O.C.M.W.-voorzitter; e) "gemeentecollege" : de raad voor het maatschappelijk welzijn of, bij machtiging toegekend krachtens voornoemde wet van 8 juli 1976, het orgaan of de persoon die de machtiging gekregen heeft;f) "gemeenteraad" : de raad voor het maatschappelijk welzijn; g) "gemeentesecretaris" : de O.C.M.W.-secretaris; h) het adjectief "gemeentelijk(e)" en het woorddeel "gemeente-" worden vervangen door : van het O.C.M.W. of O.C.M.W.-; i) "Wetboek van de plaatselijke democratie" : de wet van 8 juli 1976 tot organisatie van de O.C.M.W.'s.

Art. 3.Artikel 3, § 1, van hetzelfde besluit dient gelezen te worden als "Een reservefonds mag nooit genoteerd worden in het eigenlijke corps van de begroting, maar enkel in het globale resultaat via functie 060 van de genormaliseerde functionele classificatie en systematisch in de dienst waaronder het valt, behoudens de uitzonderingen bepaald bij de wetsbepalingen".

Art. 4.Artikel 6 van hetzelfde besluit dient gelezen te worden als "De financiële rekeningen waarop de activa van het O.C.M.W. staan, worden op naam van het O.C.M.W. geopend door de O.C.M.W.-ontvanger na instemming van de raad voor het maatschappelijk welzijn. Ze worden door de O.C.M.W.-ontvanger beheerd en de briefwisseling wordt rechtstreeks aan hem gericht".

Art. 5.Artikel 11, leden 2 en 3, van hetzelfde besluit dient gelezen te worden als : "en de uitgaven voor individuele maatschappelijke hulp".

Art. 6.Artikel 12 van hetzelfde besluit dient gelezen te worden als : "De raad voor maatschappelijk welzijn maakt het begrotingsontwerp op na het advies te hebben ingewonnen van een commissie waarin tenmiste een daartoe aangeduid lid van het vast bureau, de O.C.M.W.-secretaris en de O.C.M.W.-ontvanger zetelen.

Die commissie moet advies uitbrengen over de wettelijkheid en de te verwachten financiële weerslag van de ontwerp-begroting, met inbegrip van de projectie op verschillende dienstjaren van de weerslag van de omvangrijke investeringen op de gewone dienst.

Het schriftelijk verslag van die commissie, opgesteld volgens het model bepaald door de Minister, moet duidelijk het advies vermelden van elk van zijn leden, zoals uitgebracht tijdens de vergadering, zelfs als dat advies slechts één standpunt mag verwoorden.

Dat verslag moet gevoegd worden bij de ontwerp-begroting en ter advies aan het overlegcomité en ter goedkeuring aan de gemeenteraad voorgelegd worden en wordt voorgelegd aan de toezichthoudende overheid.

Die procedure moet eveneens worden toegepast op alle latere begrotingswijzigingen.

Het advies van elk van de leden van die commissie moet duidelijk opgenomen worden in het verslag van de commissie indien blijkt dat er afwijkende meningen zijn.

De ontstentenis van het advies van die commissie kan enkel maar de niet-goedkeuring van de betrokken begroting (of begrotingswijziging) tot gevolg hebben."

Art. 7.Artikel 14, § 1, van hetzelfde besluit dient gelezen te worden als : "Voor de definitieve vaststelling van de begroting mogen, door middel van voorlopige kredieten, uitgaven van de gewone dienst worden verricht waarvoor een uitvoerbaar krediet uitgetrokken was op de begroting van het vorige dienstjaar.

Wanneer de begroting nog niet aangenomen is, worden de voorlopige kredieten evenwel vastgesteld door de raad voor het maatschappelijk welzijn en goedgekeurd door het gemeentecollege." Artikel 14, § 2, 1°, lid 2, van hetzelfde besluit dient gelezen te worden als "Die beperking geldt niet voor de uitgaven in verband met de uitgaven voor individuele maatschappelijke hulp en het leefloon, voor de vergoeding van het personeel, voor de betaling van de verzekeringspremies, de belastingen en elke uitgave die strikt noodzakelijk is voor de goede werking van de openbare dienstverlening.

In dat laatste geval kan de vastlegging van de uitgave enkel gebeuren via een gemotiveerd besluit van de raad voor maatschappelijk welzijn, goedgekeurd door het gemeentecollege."

Art. 8.Artikel 16 van hetzelfde besluit is niet van toepassing.

Art. 9.In artikel 30 van hetzelfde besluit wordt de volzin "De beleggingen waarvan de vervaltermijn hoger is dan één jaar worden verricht door de gemeenteontvanger overeenkomstig de artikelen L1222-1 tot en met 4 van het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie" vervangen door de volzin "De beleggingen waarvan de vervaltermijn hoger is dan één jaar worden verricht door de ontvanger met instemming van de raad voor maatschappelijk welzijn."

Art. 10.Artikel 31 van hetzelfde besluit dient gelezen te worden als : "§ 1. De O.C.M.W.-ontvanger is verantwoordelijk voor de kasvoorraad, met uitzondering van die van de rekeningen van derden die niet in het kader van zijn opdracht beheerd worden.

De gelden van de kasvoorraad worden afzonderlijk beheerd in de boekhouding waarin alle verrichtingen worden vermeld. § 2. Indien er voor een gerichte of weerkerende activiteit van het O.C.M.W. contante betalingen nodig zijn zonder dat het materieel mogelijk is om de vastleggings-, ordonnancerings- en mandateringsprocedure te volgen bepaald in artikel 51, kan de raad voor het maatschappelijk welzijn beslissen om voor een maximumbedrag dat strikt verantwoord is door de aard der verrichtingen een kasvoorziening toe te kennen aan een daartoe bij naam genoemd O.C.M.W.-personeelslid.

In dat geval bepaalt de raad voor het maatschappelijk welzijn de aard van de betaalverrichtingen die doorgevoerd mogen worden.

Die voorziening wordt tegen het overeenstemmende bedrag in de kastoestand van het O.C.M.W. opgenomen.

Zodra hij in het bezit is van het besluit, maakt de ontvanger het bedrag van de voorziening over aan de door de raad aangewezen verantwoordelijke of stort het op de rekening die daartoe geopend wordt op naam van de verantwoordelijke overeenkomstig de beslissing van de raad.

Op grond van regelmatige mandaten, waarbij de verantwoordingsstukken worden gevoegd, wordt de voorziening door de ontvanger tegen het gemandateerde bedrag gecompenseerd.

Voor elke voorziening maakt de verantwoordelijke een gedetailleerde chronologische afrekening op van de doorgevoerde kasbewegingen. Die afrekening wordt gevoegd bij de stukken van de rekening van het dienstjaar die de raadsleden kunnen inzien."

Art. 11.Artikel 32 van hetzelfde besluit dient gelezen te worden als : "Behalve uitzonderlijke gevallen verricht de O.C.M.W.-ontvanger de betalingen per bankoverschrijving, op elektronische wijze, bij uitgifte van cheques of daarmee gelijkgestelde bankbescheiden. Hij ziet erop toe dat de in contanten ontvangen gelden in de verschillende diensten en instellingen van het O.C.M.W. regelmatig op een rekening gestort worden die bij financiële instellingen geopend is."

Art. 12.De bepalingen van artikel 42, 1°, 4° en 7°, van § 2 van hetzelfde besluit zijn niet van toepassing.

Art. 13.Er wordt een artikel 42bis bis toegevoegd, luidend als volgt : "Behoudens een vrijwillig onjuiste of onvolledige aangifte vanwege de steungerechtige zoals bedoeld in artikel 98, § 1, lid 5, van de wet van 8 juli 1976 tot organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn wordt het invorderingsrecht bij een beslissing tot terugvordering van de maatschappelijke hulp genomen op grond van dezelfde wet enkel vastgesteld wanneer de schuldenaar over inkomsten beschikt boven het aandeel dat niet vatbaar is voor overdracht of beslag, omschreven in de artikelen 1409, 1409bis, 1410 en 1411 van het Gerechtelijk Wetboek."

Art. 14.Lid 2 van artikel 49 van hetzelfde besluit dient gelezen te worden als "Als een schuldenaar niet betaalt binnen de toegestane termijnen, brengt de O.C.M.W.-ontvanger de raad voor maatschappelijk welzijn daarvan schriftelijk op de hoogte met het oog op de eventuele toepassing van een gerechtelijke procedure."

Art. 15.Artikel 51, § 3, van hetzelfde besluit is niet van toepassing.

Art. 16.Artikel 52 van hetzelfde besluit dient gelezen te worden als : "Behoudens de bij wet, decreet of onderhavig reglement bepaalde uitzondering kan geen uitgave aangezuiverd worden dan na de definitieve vastlegging, de aanrekening op de begrotingsrekeningen, de registratie in de algemene rekeningen betreffende de inkomende facturen, de aanrekening op de algemene en individuele rekeningen, de betaalbaarstelling door het vast bureau en het opmaken van een bevelschrift tot betaling overeenkomstig artikel 86, lid 2, en 87bis van de wet tot organisatie van de O.C.M.W.'s.

De verrichtingen op de algemene wachtrekeningen die aanleiding geven tot een uitbetaling moeten geordonnanceerd en gemandateerd worden zonder budgetindicatie."

Art. 17.Artikel 53 van hetzelfde besluit dient gelezen te worden als : "Alleen de raad voor maatschappelijk welzijn is bevoegd om tot vastleggingen over te gaan, behalve toepassing van de artikelen 86, lid 2, en 87bis van de wet tot organisatie van de O.C.M.W.'s.

De vastlegging is het gevolg van een verplichting voortvloeiend uit de wet, een overeenkomst of een eenzijdige beslissing van de O.C.M.W.-overheid.

Door de vastlegging wordt het volledige of het gedeeltelijke begrotingskrediet uitsluitend voor een welbepaalde bestemming voorbehouden.

Een vastlegging omvat : 1° de naam van de schuldeiser of rechthebbende;2° het vermoedelijk bedrag;3° het dienstjaar en het budgettair artikel. Geen enkele vastlegging mag nog worden verricht na afsluiting van het lopende dienstjaar."

Art. 18.Artikel 56 van hetzelfde besluit dient gelezen te worden als : "Wanneer de betalingen door een eenvoudige aanvaarde factuur gestaafd kunnen worden, plaatst de betrokken dienst elke bestelling door middel van een in de begrotingsboekhouding geakteerde bestelbon die door de raad voor maatschappelijk welzijn en/of het vast bureau geviseerd wordt.

De factuur, die de schuldeiser van het O.C.M.W. in tweevoud aan de raad voor maatschappelijk welzijn richt, dient vergezeld te zijn van de bestelbon."

Art. 19.Lid 3 van artikel 57 van hetzelfde besluit is niet van toepassing op de O.C.M.W.'s.

Art. 20.Artikel 64 van hetzelfde besluit dient gelezen te worden als "De O.C.M.W.-ontvanger stuurt elk niet regelmatig bevelschrift aan de raad voor maatschappelijk welzijn of aan het vast bureau terug, met vermelding van de redenen waarop de weigering tot betalen steunt : a) wanneer die stukken onvolledig zijn of hun gegevens niet stroken met de bijgevoegde stukken;b) bij niet-goedgekeurde doorhalingen of toevoegingen;c) wanneer ze niet gestaafd worden door verantwoordingsstukken of wanneer de verantwoordingsstukken van de leveringen, werken of allerhande prestaties ofwel de noodzakelijke goedkeuringen of de ontvangst- of certificeringsvisa's die het werkelijk bestaan van de schuldvordering of de gedane en aanvaarde dienstlevering aantonen, niet weergeven;d) indien de uitgave aangerekend wordt op allocaties die er geen verband mee houden; e) indien de begroting of de besluiten die bijzondere kredieten openen ter voorziening van de uitgave de betaling binnen de perken van de goedgekeurde voorlopige kredieten of van kredieten geopend overeenkomstig artikel 88, § 2, leden 2 en 3, van van de wet tot organisatie van de O.C.M.W.'s niet aankunnen; f) indien de uitgave het beschikbare bedrag van de desbetreffende allocaties van de begroting overschrijdt;g) wanneer de uitgave geheel of gedeeltelijk reeds het voorwerp uitmaakte van een vorige betaling; h) wanneer de uitgave strijdig is met de wetten, de reglementen of de beslissingen van de raad voor het maatschappelijk welzijn."

Art. 21.Artikel 67 van hetzelfde besluit is niet van toepassing op de O.C.M.W.'s.

Art. 22.Artikel 74 van hetzelfde besluit dient gelezen te worden als : "De door de O.C.M.W.-ontvanger ondertekende jaarrekeningen worden samen met de rekeningen van de personeelsleden bedoeld in artikel 46 van de wet tot organisatie van de O.C.M.W.'s vóór 1 maart van het volgende dienstjaar aan het vast bureau toegezonden.

Na verificatie bevestigt het vast bureau dat alle handelingen waarvoor het bevoegd is, correct zijn opgenomen in de rekeningen."

Art. 23.Artikel 82, §§ 2 en 3, van hetzelfde besluit dient gelezen te worden als : "§ 2. Wanneer de uittredende plaatselijke O.C.M.W.-ontvanger de eindrekening te laat afgeeft of weigert af te geven aan de opvolger, maant de raad voor het maatschappelijk welzijn hem aan zijn verplichtingen na te komen.

De aanmaning geschiedt bij gerechtsdeurwaardersexploot dat de uitvoeringstermijn vaststelt.

Is de aanmaning bij het verstrijken van die termijn zonder gevolg gebleven, dan maakt het vast bureau de eindrekening op volgens de gegevens die in zijn bezit zijn.

De aanmanings- en expertisekosten zijn in de eindrekening ten laste van de uittredende ontvanger aangerekend.

Een exemplaar van de rekening wordt de uittredende gemeenteontvanger ter hand gesteld met verzoek zijn opmerkingen te formuleren binnen dertig dagen. § 3. Bij overlijden of afzetting van de plaatselijke ontvanger, of wanneer de uittredende plaatselijke ontvanger zich in de onmogelijkheid bevindt om de eindrekening op te maken, maakt het vast bureau die rekening op.

Een exemplaar van de rekening wordt de uittredende gemeenteontvanger of aan zijn rechtverkrijgenden ter hand gesteld met verzoek hun opmerkingen te formuleren binnen dertig dagen."

Art. 24.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt wordt.

Art. 25.Het besluit van 22 mei 1997 betreffende de gemeentelijke comptabiliteit voor de openbare centra voor maatschappelijk welzijn wordt opgeheven.

Art. 26.De Minister van Binnenlandse Aangelegenheden en Ambtenarenzaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 17 januari 2008.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Binnenlandse Aangelegenheden en Ambtenarenzaken, Ph. COURARD

^