Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 21 juni 2007
gepubliceerd op 04 oktober 2007

Besluit van de Waalse Regering waarbij de herziening van het gewestplan Hoei-Borgworm definitief aangenomen wordt met het oog op de uitbreiding van een ontginningsgebied en op de herbestemming als bosgebied van een gedeelte van dat gebied op het grondgebied van de gemeente Hoei , plaatsnaam "Rieudotte" (blad 48/2)

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
2007202933
pub.
04/10/2007
prom.
21/06/2007
ELI
eli/besluit/2007/06/21/2007202933/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

21 JUNI 2007. - Besluit van de Waalse Regering waarbij de herziening van het gewestplan Hoei-Borgworm definitief aangenomen wordt met het oog op de uitbreiding van een ontginningsgebied en op de herbestemming als bosgebied van een gedeelte van dat gebied op het grondgebied van de gemeente Hoei (Ben-Ahin), plaatsnaam "Rieudotte" (blad 48/2)


De Waalse Regering, Gelet op het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, stedenbouw en Patrimonium, van kracht vóór de decreetswijziging van 27 november 1997, inzonderheid op artikel 40, gewijzigd bij de decreten van 6 maart 1985 en 27 april 1989, en op artikel 40bis, ingevoegd bij het decreet van 6 maart 1985 en gewijzigd bij het decreet van 9 december 1993;

Gelet op het koninklijk besluit van 20 september 1981 tot opstelling van het gewestplan Hoei-Borgworm;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 29 februari 1996 waarbij het ontwerp tot gedeeltelijke wijziging van blad 48/2 van het gewestplan Hoei-Borgworm aangenomen wordt met het oog op de opneming van een ontginningsgebied ter uitbreiding en gedeeltelijke vervanging van het ontginningsgebied gelegen in het gehucht "Rieudotte" in Hoei (Ben-Ahin);

Gelet op de bezwaarschriften en opmerkingen die particulieren, verenigingen van personen alsook openbare instellingen en instellingen van openbaar nut ingediend hebben tijdens het openbaar onderzoek dat tussen 8 mei en 22 juni 1996 in de gemeente Hoei heeft plaatsgevonden;

Gelet op het gunstige advies van de gemeenteraad van Hoei van 13 juni 1996;

Gelet op het advies van de bestendige deputatie van de provincieraad van Luik van 18 juli 1996;

Gelet op het gunstige advies uitgebracht op 29 november 1996 door de "Commission régionale de l'aménagement du territoire" (Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening);

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 17 april 1997 waarbij de gedeeltelijke wijziging van blad 48/2 van het gewestplan Hoei-Borgworm definitief aangenomen wordt met het oog op de opneming van een ontginningsgebied ter gedeeltelijke vervanging van het ontginningsgebied gelegen in het gehucht "Rieudotte" in Hoei (Ben-Ahin);

Gelet op het decreet van 27 november 1997 dat voorziet in nieuwe voorschriften die toepasselijk zijn inzake de herziening van het gewestplan maar dat in zijn artikel 6, § 2, bepaalt dat "de herziening van een gewestplan dat door de Regering na advies van de gewestelijke commissie voorlopig is vastgelegd vóór de datum van inwerkingtreding van dit decreet, wordt voortgezet volgens de vóór die datum vigerende procedure;

Gelet op het decreet van 18 juli 2002, dat eveneens voorziet in nieuwe voorschriften die toepasselijk zijn inzake de herziening van het gewestplan maar dat in zijn artikel 74 bepaalt dat "de herziening van een gewestplan dat door de Regering na advies van de gewestelijke commissie voorlopig is vastgelegd vóór de datum van inwerkingtreding van dit decreet, wordt voortgezet volgens de vóór die datum vigerende procedure;

Gelet op het programmadecreet van 3 februari 2005, dat eveneens voorziet in nieuwe voorschriften die toepasselijk zijn inzake de herziening van gewestplannen maar dat in zijn artikel 101 bepaalt dat "de herziening van een gewestplan dat door de Regering na advies van de gewestelijke commissie voorlopig is vastgelegd vóór de datum van inwerkingtreding van dit decreet, wordt voortgezet volgens de vóór die datum vigerende procedure; De bepalingen van artikel 46, §§ 1, zoals gewijzigd bij dit decreet, gelden op de datum van inwerkingtreding van dit decreet.";

Gelet op het arrest nr. 155.159 van de dertiende kamer van de Raad van Sate, sectie administratie, waarbij het besluit van de Waalse Regering van 17 april 1997 waarbij de gedeeltelijke wijziging van blad 48/2 van het gewestplan Hoei-Borgworm definitief is aangenomen met het oog op de opneming van een ontginningsgebied ter uitbreiding en gedeeltelijke vervanging van het ontginningsgebied gelegen in het gehucht "Rieudotte" in Hoei (Ben-Ahin) op 16 februari 2006 nietig is verklaard;

Overwegende dat het arrest nr. 155.159 van 16 februari 2006 voornamelijk gemotiveerd is door volgende considerans : "Overwegende dat het besluit van 29 februari 1996 waarbij de Gewestregering het gewestplan ter herziening heeft gelegd en die handeling van openbaar nut heeft verklaard, in casu uitdrukkelijk gemotiveerd is wat het openbaar nut van de herziening betreft; dat in de aanhef van het besluit gewag wordt gemaakt van de redenen waarom het gebied, dat voorheen als ontginningsgebied in het gewestplan was opgenomen, economisch niet ontginbaar was, dat het melding maakt van het verzoek van de exploitant waarbij hij vraagt om de ontginning in een andere richting te mogen uitbreiden en wijst op de economische gevolgen van de handhaving van de ontginning - 26 rechtstreekse banen en een niet te verwaarlozen toeleveringsactiviteit, omtrent 100 000 000 BEF uitbreidingsinvesteringen en een positieve weerslag op de gemeentelijke financiën; dat, daarentegen, het aangevochten besluit niet uitdrukkelijk gemotiveerd is inzake het gebrek aan economische gevolgen, terwijl de bezwaarschriften o.a. op dat punt sloegen; dat het ging om relevante opmerkingen daar het openbaar nut in het besluit tot ter herzieninglegging gewettigd was door economische overwegingen; dat het aangevochten besluit verwijst naar het advies van de "CRAT", dat geen enkel ogenblik betrekking heeft op het openbaar nut van de herziening; dat het nog verwijst naar het besluit tot herzieninglegging dat de bezwaarschriften niet in overweging heeft kunnen nemen daar het aan het openbaar onderzoek voorafging; dat, bijgevolg, het middel, door het gebrek aan uitdrukkelijke motivatie aan het licht te brengen, gegrond is";

Overwegende dat de procedure weer opgenomen kan worden bij de formulering van de definitieve beslissing daar de nietigverklaring voornamelijk gewettigd wordt door een gebrek aan uitdrukkelijke motivering van het besluit van de Waalse Regering van 17 april 1997, voor zover de gebrekkige motivering uitdrukkelijk vervolledigd wordt;

Overwegende derhalve dat de procedureregels die gebruikt werden voor het uitwerken van het besluit van 17 april 1997 toegepast moeten worden krachtens bovenbedoelde overgangsbepalingen bestaande uit de decreten tot wijziging van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium;

Overwegende dat het openbaar onderzoek meer dan tien geleden is georganiseerd en dat de economische en milieutoestand niet grondig is veranderd gedurende die periode : de rechtstreekse omgeving van de groeve is ongewijzigd daar ze geen noemenswaardige verandering heeft ondergaan; de vraag naar groeveproducten die uit de groeve van Rieudotte gehaald kunnen worden neemt geenszins af en het economische belang van de ontginning is niet minder geworden;

Overwegende dat dus geen nieuw openbaar onderzoek georganiseerd moet worden om het destijds verrichte onderzoek te actualiseren;

Overwegende dat de bezwaarschriften en opmerkingen ingediend in het kader van het openbaar onderzoek onder drie soorten overwegingen vallen : aanvraag tot wijziging van de reële afbakening van de toekomstige ontginning; bevestigingen betreffende de economische gevolgen en vragen i.v.m. de desbetreffende vergunningen;

Overwegende dat de Regering instemt met de antwoorden die de "Commission régionale d'aménagement du territoire" in haar advies van 29 november 1996 heeft gegeven;

Overwegende dat de aanvrager, zoals de "Commission" erop wijst, tijdens het openbaar onderzoek gegevens heeft overgemaakt op grond waarvan de afbakening van het gebied dat daadwerkelijk ontgonnen zal worden (hoogstens 42 ha) nader bepaald zal kunnen worden, waarbij rekening gehouden wordt met de volgende ontginningsvoorwaarden : hoogspanningslijn ten noorden van de geplande uitbreiding, bufferzone in het oosten, niet ontginbare afzetting in het zuidoosten, te grote openleggingen in het zuidwesten;

Overwegende dat de aanvrager sindsdien door het uitsluiten van de noordoostelijke terreinen die het voorwerp van vroegere ontginningen hebben uitgemaakt, een nog beperkter omtrekvoorstel heeft gedaan (29 ha oppervlakte);

Overwegende dat de nieuwe afbakening, door de omtrek van het ontginningsgebied te verwijderen van het dorp Gives in het oosten, door het eiken-, haagbeuken- en beukenbos in het zuidoosten te behouden, door de grondinneming voor landbouwgebied te verminderen en de ontgonnen hoeveelheid te beperken, van dien aard is dat ze de hinder van het ontginningsgebied zal beperken;

Overwegende dat de inperking tot 29 ha van de voor ontginningsgebied bestemde oppervlakte de ontginbare afzetting van 15 000 000 tot 10 000 000 ton zal verminderen, waardoor toch nog een twintigtal jaren ontgonnen zal kunnen worden naar rato van een ontgonnen hoeveelheid van 450 000 tot 600 000 ton/jaar;

Overwegende dat de inperking van de voor ontginningsgebied bestemde oppervlakte weliswaar een vermindering van het totaalaantal ton steen dat uit de groeve gehaald kan worden tot gevolg zal hebben, dat die vermindering het ruim voldoende economische belang van de handeling evenwel niet op het spel zet, rekening houdend met een markt die geenszins afneemt, om de voor de ontginning vereiste investeringen af te schrijven;

Overwegende dat de producten die uit de groeve zullen komen producten zullen zijn voor steenvulling en bloksteenconstructie (herinrichting van de rivierbermen; steenslagverhardingen voor wegen en autowegen, zelfs van HST-lijnen; betoncentrales; asfaltfabricage; fabricage van schanskorven, enz.) bestemd voor de Waalse en Belgische markten, alsook voor de landen die aan België grenzen (Nederland, Duitsland, Luxemburg, eventueel Frankrijk);

Overwegende, voor het overige, dat wat de economische gevolgen van deze handeling betreft, geen conclusie getrokken kan worden uit het feit dat de activiteit die op de locatie werd ondernomen zeer beperkt is gebleven sinds de afgifte van de ontginningsvergunning van 20 juli 1998 aan de SA BELMAGRI, zonder de aanvankelijk omschreven doelstellingen te halen en zonder de aangekondigde economische gevolgen teweeg te brengen;

Overwegende immers dat de SA BELMAGRI gesteld heeft dat zij, rekening houdend met de risico's gekoppeld aan de wijziging van het gewestplan en de haar toegekende ontginningsvergunning naar aanleiding van het beroep tot nietigverklaring ingediend tegen het besluit van 17 april 1997, haar vergunning slechts op zeer beperkte schaal ten uitvoer wenste te leggen en de belangrijke investeringen (meer dan 2,5 miljoen euro) niet heeft verricht die nodig geweest waren om haar vergunning ten volle ten uitvoer te leggen;

Overwegende dat de tussen 1998 en 2006 ontgonnen steenhoeveelheden immers onbelangrijk zijn en dat de activiteit die plaatsgevonden heeft in de omtrek waarop deze akte slaat geenszins representatief is voor die welke toegelaten wordt op grond van de ontginningsvergunning die op 20 juli 1998 is afgegeven aan de SA BELMAGRI;

Overwegende dat de steengroeven van Rieudotte eind jaren 1980 wel 26 personen, arbeiders en bedienden, tewerkstelden;

Overwegende dat, ook al kan de ontginning van een steengroeve vanwege de toenemende diversifiëring en specialisatie van de sector nu niet meer volgens dezelfde technieken georganiseerd worden en thans niet meer denkbaar is zonder een beroep te doen op talrijke gespecialiseerde onderaannemers (voor handelingen i.v.m. blootlegging, boren, opblazen met dynamiet of taludvorming, lading of overlading, enz.), en ook al bijgevolg verwacht kan worden dat de exploitant minder personeel in dienst zal nemen, dit niet weg zal nemen dat de hervatting van activiteiten noodzakelijkerwijs in totaal evenveel banen als in de jaren 1990 met zich mee zal brengen, weliswaar anders verspreid, waarbij minder beroep zal worden gedaan op interne tewerkstelling en meer op toeleveringsbedrijven van de streek;

Overwegende dat de hervatting van de activiteit in de steengroeve goed zou moeten zijn voor 12 rechtstreekse banen (vaste banen op de locatie) en voor twee keer zoveel onrechtstreekse banen (het gaat hier vanzelfsprekend om een gemiddelde daar het zal schommelen naar gelang van de voortgebrachte hoeveelheden en van het feit dat deze per schip of vrachtwagen verstuurd worden);

Overwegende dat deze banen zullen passen in de context van een streek waar de steengroevenactiviteit altijd al intens is geweest en waar bijgevolg gespecialiseerde arbeidskrachten sterk aanwezig zijn;

Overwegende dat die investeringen overigens een niet te verwaarlozen weerslag op de gemeentelijke financiën zullen hebben daar de gemeente voordeel zal trekken van de bijdragen die de exploitanten op grond van het aantal ton ontgonnen stoffen moeten storten, ongeacht de fiscale gevolgen die de economische activiteitenhervatting noodzakelijkerwijs met zich mee zal brengen;

Overwegende dat de wijziging de bij het opmaken van het gewestplan aangenomen omtrek alleen maar rectificeert; dat het ontginningsgebied werd uitgetekend werd zodat het een gedeelte bebost grondgebied zou bevatten maar waar de steenlagen op een diepte te vinden waren waar ze slechts onder zeer dure voorwaarden en met weinig inachtneming voor het milieu ontgonnen konden worden terwijl de terreinen met een vlotter ontginbare laag in een onontginbaar gebied geplaatst werden zonder het belang van de steengroevenactiviteit in die sector op het spel te zetten; dat deze gebieden nu omgewisseld moten worden door de moeilijk ontginbare gebieden als bosgebieden en de vlot ontginbare gebieden als ontginningsgebied op te nemen;

Overwegende dat de eisers onterecht laten gelden dat andere steengroeven, die overigens ook dezelfde exploitant toebehoren, naar behoren zouden kunnen inspelen op de steenvraag; dat de sites van Modave en Marchin waarnaar verwezen wordt slechts veel beperktere ontginningsmogelijkheden bieden (maximum 300 000 ton in Modave en maximum 250 000 ton in Marchin tegen 450 000 tot 600 000 ton per jaar in Rieudotte) en niet, zoals de steengroeve van Rieudotte, langs een bevaarbare waterloop liggen, wat zowel uit economisch als uit milieuoogpunt een groot voordeel is;

Overwegende dat de geplande wijziging dus noodzakelijk is voor het behoud van de ontginningsactiviteit in die streek waar ze seculair is;

Overwegende dat de "Commission" in haar advies van 29 november 1996 acht dat talrijke vragen die tijdens het openbaar onderzoek zijn gesteld de ontginningsvergunning betreffen en dat erop ingegaan zal worden in het milieueffectonderzoek dat bij de vergunningsaanvraag gevoegd moet worden;

Overwegende dat de SA BELMAGRI na de aanneming van het besluit van 17 april 1997 een ontginningsvergunning heeft aangevraagd voor de omtrek die bij genoemd besluit was gewijzigd;

Overwegende dat in het kader van de behandeling van die aanvraag tot ontginningsvergunning een effectonderzoek is uitgevoerd;

Overwegende dat het effectonderzoek en de ontginningsvergunning van 20 juli 1998 wel degelijk zijn ingegaan op de vragen die tijdens genoemd openbaar onderzoek zijn gesteld;

Overwegende dat deze vragen opnieuw behandeld kunnen worden in het kader van elke nieuwe eenmalige vergunning die afgegeven zou worden binnen de omtrek van het gebied;

Overwegende dat bovenbedoeld artikel 46, § 1, bepaalt dat in geval van wijziging van een gewestplan "de opneming van een nieuw bebouwingsgebied wordt gecompenseerd door een gelijkwaardige wijziging van een bestaand bebouwingsgebied in een niet-bebouwingsgebied of door een alternatieve compensatie bepaald door de Regering";

Overwegende dat dit besluit voorziet in de herbestemming als bosgebied van terreinen met een oppervlakte van 29 hectare, aanvankelijk bestemd als ontginningsgebied bij het koninklijk besluit van 20 november 1981 tot opstelling van het gewestplan Hoei-Borgworm, waarvan aan dit besluit voorafgaande studies aangetoond hebben dat het niet opportuun was om ze te ontginnen;

Overwegende dat die herbestemming als bosgebied van een oppervlakte van 29 hectare, die overeenstemt met de oppervlakte van het als ontginningsgebied bestemde gebied, het mogelijk maakt te voldoen aan de verplichtingen bepaald bij artkel 46, § 1, van het Waalse wetboek van ruimtelijke ordening, stedenbouw en patrimonium, zoals gewijzigd bij het decreet van 3 februari 2005;

Op de voordracht van de Minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Besluit :

Artikel 1.De herziening van het gewestplan Hoei-Borgworm met het oog op de uitbreiding van een ontginningsgebied en op de herbestemming als bosgebied van een gedeelte van dat gebied op het grondgebied van de gemeente Hoei (Ben-Ahin), plaatsnaam "Rieudotte" (blad 48/2), wordt definitief aangenomen overeenkomstig bijgevoegde kaart.

Art. 2.De Minister van Ruimtelijke Ontwikkeling is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 21 juni 2007.

De Minister-President, E. DI RUPO De Minister van Huisvesting, Vervoer en Ruimtelijke Ontwikkeling, A. ANTOINE Het advies van de "Commission régionale de l'Aménagement du Territoire" van 29 november 1996 is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 16 mei 1997, op blz. 12165.

^