Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 21 mei 1999
gepubliceerd op 01 juni 1999

Besluit van de Waalse Regering tot uitvoering van artikelen 32.2, 32.4, 32.7 en 32.14 van de wet van 4 augustus 1978 tot economische heroriëntering

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
1999027432
pub.
01/06/1999
prom.
21/05/1999
ELI
eli/besluit/1999/05/21/1999027432/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

21 MEI 1999. - Besluit van de Waalse Regering tot uitvoering van artikelen 32.2, 32.4, 32.7 en 32.14 van de wet van 4 augustus 1978 tot economische heroriëntering


De Waalse Regering, Gelet op de wet van 4 augustus 1978 tot economische heroriëntering, inzonderheid op artikelen 32.2, 32.4, 32.7 en 32.14, § 4, er ingevoegd bij het decreet van 25 juni 1992;

Gelet op het advies van de Economische en Sociale Raad van het Waalse Gewest, gegeven op 26 oktober 1998;

Gelet op de goedkeuring van de Europese Commissie, gegeven op 21 mei 1999;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën;

Gelet op de instemming van de Minister van Begroting;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de Commissie op 3 februari 1999, overeenkomstig artikel 93, § 1, van het verdrag tot instelling van de Europese Gemeenschap, een voorstel van nuttige maatregels betreffende het huidige stelsel gemaakt heeft; dat dit voorstel officieel door de Commissie op 9 maart 1999 bekend werd gemaakt en dat dit voorstel bepaalt dat enerzijds de Commissie ingelicht moet worden binnen een termijn van 20 werkdagen omtrent de genomen beslissingen om de nodige maatregelen te integreren en dat anderzijds het stelsel dat de nuttige maatregels integreert in werking moet treden vóór 1 juni 1999;

Op de voordracht van de Minister-President van de Waalse Regering, belast met Economie, Buitenlandse Handel, KMO's, Toerisme en Patrimonium, HOOFDSTUK I. - Begripsbepalingen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan onder : 1. De "wet", de wet van 4 augustus 1978 tot economische heroriëntering, zoals gewijzigd bij het decreet van 25 juni 1992;2. De "Minister", de Minister bevoegd voor KMO's;3. Het "bestuur", het directoraat-generaal Economie en Tewerkstelling van het Ministerie van het Waalse Gewest;4. Het "bedrijf", iedere natuurlijke persoon of elke rechtspersoon samengesteld onder de vorm van een handelsvennootschap en die een klein of middelgroot bedrijf is overeenkomstig de maatstaven bepaald in artikel 2;5. Het "investeringsprogramma", een geheel van verrichtingen en uitgaven gedaan door een bedrijf waarvan een exploitatiezetel in het Waalse Gewest gevestigd is en dat noodzakelijkerwijze als actief in de balans opgenomen moet worden, onder de rubriek "vastgelegde middelen"; 6. De "premie", de investeringspremie bedoeld in artikel 32.4 van de wet van 4 augustus 1978 tot economische heroriëntering, er ingevoegd bij het decreet van 25 juni 1992; 7. Het "begin van het investeringsprogramma", de datum van de eerste factuur;8. Het "einde van het investeringsprogramma", de datum van de laatste aankoop of inwendige uitgave waarvan de realisatie effectief is en geboekt als vaste of immateriële activa;9. De "tewerkstelling", het in het kader van een arbeidsovereenkomst in dienst genomen personeel dat onderworpen is aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, omgerekend in voltijdse equivalenten en aangesteld bij een exploitatiezetel in het Waalse Gewest;10. Het "kleine familiaal bedrijf", het bedrijf waar de tewerkstelling minder dan 21 werknemers telt en dat geleid wordt door één of meerdere natuurlijke personen die meer dan 75 % van het kapitaal bezitten;11. De "eerste vestiging", de stituatie van enerzijds een natuurlijke persoon die de leeftijd van 35 jaar niet overschreden heeft op het ogenblik van de indiening van het dossier en wiens inschrijving in hoofdzaak bij het Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen niet ouder is dan vierentwintig maanden op de datum van de indiening van het dossier en, anderzijds, een vennootschap waarvan het kapitaal voor ten minste 75 % nominatief in het bezit is van een of meerdere natuurlijke personen die aan de hierboven vermelde voorwaarden beantwoorden en voor zover een van deze personen het dagelijks beheer van de vennootschap waarneemt;12. De "NACE-code", de code betreffende de nomenclatuur van de economische activiteiten in de Europese Gemeenschap zoals bepaald bij de verordening (EEG) nr.3037/90 van de Raad betreffende de statistische nomenclatuur van de economische activiteiten in de Europese Gemeenschap, zoals gewijzigd bij de verordening (EEG) nr. 761/93 van de Commissie; 13. Het "ontwikkelingsgebied", een van de ontwikkelingsgebieden bepaald overeenkomstig artikel 11 van de wet van 30 december 1970 op de economische expansie. HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied

Art. 2.§ 1. Om recht te hebben op de premie moet het bedrijf ten minste een exploitatiezetel in het Waalse Gewest hebben en een klein of middelgrote onderneming zijn overeenkomstig de hiernavolgende maatstaven.

Het kleine bedrijf is : 1° hetwelk minder dan 50 personen tewerkstelt;2° en a) dat ofwel een jaarlijkse omzet heeft die niet hoger is dan 7 miljoen euro, b) ofwel waarvan het totaal van de jaarlijkse balans niet meer dan 5 miljoen euro bedraagt;3° en dat aan het criterium "zefstandigheid" zoals bepaald in paragraaf 2 beantwoordt. Het middelgroot bedrijf is : 1° hetwelk minder dan 250 personen tewerkstelt;2° en a) dat ofwel een jaarlijkse omzet heeft die niet hoger is dan 40 miljoen euro, b) ofwel waarvan het totaal van de jaarlijkse balans niet meer dan 27 miljoen euro bedraagt;3° en dat aan het criterium "zefstandigheid" zoals bepaald in paragraaf 2 beantwoordt. § 2. Als zelfstandig wordt het bedrijf beschouwd waarvan 25 % of meer van het kapitaal of van het stemrecht niet in de handen is van één bedrijf of van meerdere bedrijven tegelijk die niet aan de beschrijving van klein bedrijf of van middelgroot bedrijf beantwoorden.

Deze drempel kan overschreden worden in twee gevallen : 1° indien het bedrijf in handen is van openbare bedrijven die handelen voor gemene rekening, van risicodragende kapitaalvennootschappen of van institutionele beleggers en op de voorwaarden dat zij - individueel of samen - geen toezicht op het bedrijf uitoefenen;2° indien blijkt dat de spreiding van het kapitaal het onmogelijk maakt te weten wie het bezit en dat het bedrijf verklaart dat het rechtmatig kan veronderstellen dan het niet in de handen is ten belope van 25 % of meer van één bedrijf of van meerdere bedrijven tegelijk die, naargelang het geval, niet aan de omschrijving van een klein bedrijf of van een middelgroot bedrijf beantwoorden. § 3. De berekening van de drempels van de tewerkstellingsgrootte en van de financiën gebeurt door het optellen van de gegevens van het bedrijf en van alle bedrijven waarvan het rechtstreeks of onrechtstreeks 25 % of meer van het kapitaal of van het stemrecht bezit. § 4. Een exploitatiezetel, een afdeling of een feitelijke vereniging die een investeringsprogramma in het Waalse Gewest uitvoeren, kan eveneens recht hebben op de premie.

Art. 3.Onder activiteiten die uitgesloten zijn krachtens § 2, 2de lid van artikel 32.2 van de wet, dient te worden verstaan : 1. In punt 1 van dat lid, de activiteiten vermeld in de klassen 65.00 tot 70.32 van de NACE-code; 2. In punt 2 van dat lid, de activiteiten vermeld in de klassen 10.20 tot 12.00 en 23.30, alsook de klassen 40.10 tot 41.00 van de NACE-code; 3. In punt 3 van dat lid, de activiteiten vermeld in de klassen 80.10 tot 80.42 van de NACE-code, alsook het verlenen van opleidingscursussen of het inrichten van werkcolleges; 4. In punt 4 van dat lid, de activiteiten vermeld in de klassen 85.11 tot 85.32 van de NACE-code, alsook de laboratoria van medische analyse, de rusthuizen of rustoorden voor bejaarden en de paramedische beroepen zoals apothekersassistent, audiologie, diëtetiek, ergotherapie, medische prentenhandel, kinesiterapie en fisiotechniek, logopedie, orthese, bandage en prothese, optometrie en optiek, ortoptie, podologie en tandprotese; 5. In punt 5 van dat lid, de activiteiten vermeld in de klassen 92.00 tot 92.72 van de NACE-code, uitgezonderd de hotels, de pretparken, vakantiedorpen en uitbatingen van toeristische bezienswaardigheden; 6. In punt 6 van dat lid, de vrije beroepen of de door deze personen opgerichte verenigingen die geen rechtstreeks verband hebben met de economische activiteit van het klein of middelgroot bedrijf.

Art. 4.De activiteiten van dienstverlening aan de particulieren zoals hieronder komen bovendien niet in aanmerking voor de in artikelen 32.4 tot 32.8 van de wet voorziene steun: 1. De activiteiten van handelsbemiddeling vermeld in de klassen 51.11 tot 51.19 alsook de kleinhandel vermeld in klassen 50.10 tot 50.50 en 52.11 tot 52.74 van de NACE-code, uitgezonderd de concessies en garages van vervoermiddelen of van exploitatievoertuigen evenals de investeringen bestemd voor de productie- en verwerkingsactiviteiten; 2. De groothandelssector behalve de distributiecentra;3. De bedrijfsrevisoren, de accountants en de boekhouders alsook de door deze personen opgerichte vennootschappen onder de vorm van vrij beroep die een rechtstreeks verband hebben met de economische activiteit van het klein of middelgroot bedrijf. 4. De kampeerterreinen, restaurants, drankgelegenheden, kantines opgenomen in klassen 55.21 tot 55.52 van de NACE-code; 5. Het verhuren van roerende goederen opgenomen in klassen 71.10 tot 71.40 van de NACE-code; 6. De parkingsuitbatingsondernemingen; 7. De reisbureaus opgenomen in klasse 63.30 van de NACE-code; 8. Het reizigersvervoer volgens een dienstregeling of niet, opgenomen in klassen 60.10 tot 60.23 van de NACE-code, uitgezonderd het luchtvervoer; 9. De in klassen 93.01 tot 93.05 van de NACE-code opgenomen diensten aan particulieren; 10. De persoonlijke en huishoudelijke diensten, alsook de kleutercrèches, de dierenpensions en al hetgeen betrekking heeft op huisdieren.

Art. 5.§ 1. Wat het kleine familiaal bedrijf betreft is de toelaatbare investeringsdrempel gelijk aan 1,750 miljoen frank en wordt hij tot 1,250 miljoen frank teruggebracht indien het investeringsprogramma aan de in artikel 1, 11° bedoelde maatstaven van eerste vestiging beantwoordt.

Wat betreft het bedrijf dat 21 tot 50 personen tewerkstelt, alsook het bedrijf dat minder dan 21 personen tewerkstelt en dat niet als familiaal bedrijf beschouwd kan worden, is de toelaatbare investeringsdrempel gelijk aan 5 miljoen frank.

Wat betreft het bedrijf dat 50 tot 100 personen tewerkstelt is de toelaatbare investeringsdrempel gelijk aan 10 miljoen frank.

Wat betreft het bedrijf dat 100 tot 150 personen tewerkstelt is de toelaatbare investeringsdrempel gelijk aan 15 miljoen frank.

Wat betreft het bedrijf dat 150 tot 250 personen tewerkstelt is de toelaatbare investeringsdrempel gelijk aan 20 miljoen frank. § 2. Om in aanmerking te komen moet het investeringsprogramma bovendien overeenstemmen met een bedrag dat ten minste gelijk is aan het gemiddelde van de afschrijvingen, eventueel opnieuw lineair tegen een normale rentevoet berekend, van de drie boekhoudjaren die de indiening van het dossier of de machtiging tot het starten van het investeringsprogramma voorafgaan.

Deze regel geldt niet voor het bedrijf dat sinds minder dan drie jaar opgericht is, alsook voor het kleine familiaal bedrijf.

De berekening van het gemiddelde van de afschrijvingen kan in voorkomend geval gedaan worden enkel op grond van de aflossingen verricht door de exploitatiezetel of de door het investeringsprogramma betrokken afdeling. HOOFDSTUK III. - Toelaatbare investeringen

Art. 6.§ 1. Het bedrijf dat investeert in terreinen en gebouwen, in nieuw aangeworven materieel en dat in immateriële investeringen doet, kan recht hebben op een premie.

De bijkomende kosten betreffende een materiële investering worden behandeld zoals een materiële investering, uitgezonderd de in klasse 20 van het genormaliseerd minimum boehoudplan opgenomen vestigingskosten, waarmee geen rekening gehouden wordt.

De investeringen in productiematerieel moeten in het Waalse gewest gelegen zijn, met uitzondering van het materieel bestemd voor een werkterrein.

De toelaatbare immateriële investeringen zijn beperkt tot de aanschaffing van vergunningen en brevetten, alsook tot de indiening en het behoud ervan. § 2. Er wordt geen rekening gehouden met de volgende investeringen : 1. de know how, het merk, de stock, de goodwill, de cliënteel, het uithangbord, het sleutelgeld, de pachtovername, de aankoop van aandelen;2. het tweedehands materieel of meubilair;3. het opgeknapt materieel;4. het expositie- en demonstratiematerieel of meubilair;5. de voertuigen waarvan de nuttige last minder dan 3,5 ton bedraagt; 6. de voertuigen van het bedrijf dat ressorteert onder één van de sectoren opgenomen in de klassen 60.10 tot 62.30 van de NACE-code; 7. de vliegtuigen, de luchtvaartuigen en de helikopters;8. de verwerving van terreinen en gebouwen toebehorend tot een beheerder of een rechtspersoon die deel uitmaakt van dezelfde groep als het bedrijf;9. de met statiegeld belaste verpakkingen 10.de wisselstukken; 11. de conciërgewoningen;12. de modelvilla's; 13. de investeringen bestemd voor het verhuren, uitgezonderd dewelke gebruikt worden in het kader van de in klasse 45.50 van de NACE-code opgenomen activiteit; 14. de investeringen in vervangingsmaterieel of -meubilair, met name dewelke vorige investeringen geheel of ten dele vervangen. § 3. Het bedrijf dat een bedrijf overneemt waar minder dan 21 personen tewerkgesteld zijn, kan recht hebben op een premie indien de overname betrekking heeft op de volledige overdracht van de vaste activa.

In dat geval zijn de toelaatbare investeringen de onroerende, materiële en immateriële investeringen (beperkt tot de octrooien en de vergunningen) geraamd op basis van de boekwaarde.

Na de overdracht mag de overdrager geen aandelen in het bedrijf bezitten. HOOFDSTUK IV. - Voorwaarden voor het in aanmerking komen van de aanvraag

Art. 7.§ 1. Het bedrijf dat een premie aanvraagt moet in orde zijn met de wettelijke bepalingen die de uitoefening van zijn activiteit regelen, alsook met de fiscale, sociale en milieuwetgevingen en reglementeringen.

Indien het bedrijf de milieuvoorschriften niet naleeft, wordt het ingelicht dat het zich naar de desbetreffende normen moet schikken binnen een termijn van 12 maanden te rekenen vanaf deze kennisgeving.

Bovendien moet het bedrijf alle maatregelen naleven inzake de boekhouding en de jaarrekeningen vermeld in de wet van 17 juli 1975 met betrekking tot de boekhouding en de jaarrekeningen van de ondernemingen. § 2. Het bedrijf moet voorzien in minstens 25 % van de financiering van het investeringsprogramma zonder een beroep te doen op een openbare tussenkomst onder de vorm van een steun in de zin van artikel 92, § 1 van het Verdrag tot instelling van de Europese Gemeenschap, of van artikel 4, c, van het Verdrag tot instelling van de Europese Gemeenschap van Kolen en Staal. § 3. Om recht te hebben op een premie mag het bedrijf, uitgezonderd het kleine familiaal bedrijf en het sinds minder dan drie jaar opgericht bedrijf, 1. geen exploitatieverlies ondergaan hebben, dat hoger is dan het bedrag van de aflschrijvingen en waardeverminderingen van de oprichtingskosten en van de materiële en immateriële activa tijdens de twee boekjaren vóór de indiening van het dossier of de machtiging om het investeringsprogramma te starten;2. geen nettoactief vertonen dat verminderd is tot een bedrag kleiner dan twee derden van het kapitaal ten gevolge van verliezen op de afsluitingsdatum van het boekjaar voorafgaand aan de indiening van het dossier of aan de machtiging om het investeringsprogramma te starten. In het in artikel 1, 1° bedoelde geval wordt de premieaanvraag geschorst tot wanneer het bedrijf een nieuwe financiële toestand voorlegt m.b.t. het volgend boekjaar met een exploitatiewinst.

In het in artikel 1, 2° bedoelde geval wordt de premieaanvraag geschorst tot wanneer het bedrijf een nieuwe toestand van de balans voorlegt m.b.t. het volgend boekjaar met een nettoactief hoger dan twee derde van het kapitaal. § 4. Het bedrijf wordt ingelicht omtrent de beslissing tot schorsing indien het zich in de toestand beschreven in § 3, 1° of 2° bevindt. § 5. Het bedrijf wordt ingelicht omtrent de beslissing tot weigering indien het niet aan de in §§ 1, 2 of 3 bedoelde voorwaarden beantwoordt.

Art. 8.§ 1. Het bedrijf moet een vergunningsaanvraag indienen vóór het begin van zijn investeringsprogramma.

Het dossier moet worden ingediend binnen een termijn van zes maanden vanaf de datum van de machtiging tot het starten van het investeringsprogramma.

Voorafgaand aan elke vergunningsbeslissing en op behoorlijk gemotiveerd verzoek van het bedrijf kan de Minister of de daartoe gemachtigde ambtenaar aanvullende investeringen op het ingediend programma toestaan.

De Minister of de daartoe gemachtigde ambtenaar kan, op voorafgaand verzoek dat behoorlijk gemotiveerd is, een wijziging van het goedgekeurd investeringsprogramma toestaan. § 2. In afwijking van § 1 dient het buiten een ontwikkelingsgebied gelegen bedrijf met minder dan 50 werknemers en waarvan het investeringsprogramma niet meer dan 50 miljoen frank bedraagt een dossier in bij het bestuur binnen een termijn van hoogstens drie maanden te rekenen vanaf het begin van het investeringsprogramma.

Art. 9.Het investeringsprogramma moet starten binnen een termijn van zes maanden vanaf de machtiging om het te starten of vanaf de indiening van het dossier bij het bestuur.

Het investeringsprogramma moet eindigen uiterlijk vier jaar na de datum van indiening van het dossier of van de machtiging om het investeringsprogramma te starten.

Indien het investeringsprogramma investeringen in onroerende goederen bevat moeten de overeenstemmende gebouwen voor beroepsdoeleinden gebruikt worden binnen zes maanden na hun afwerking.

De Minister of de daartoe gemachtigde ambtenaar kan daartoe deze termijnen verlengen wegens behoorlijk gemotiveerde redenen. HOOFDSTUK V. - Toekenningscriteria en omvang van de toegekende premie

Art. 10.§ 1. De premie wordt berekend met inachtneming van de communautaire begeleiding van de staatssteun aan de kleine en middelgrote bedrijven, van de richtlijnen betreffende de staatssteun met een regionaal doeleinde en van de communautaire begeleiding m.b.t. bepaalde activiteitensectoren.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld (1) Stijging van de tewerkstelling uitgedrukt in percentage van de aanvankelijke tewerkstellingsgrootte. (2) Stijging in eenheden t.o.v. de aanvankelijke tewerkstellingsgrootte.

Wat betreft het in een ontwikkelingsgebied gelegen bedrijf dat zijn tewerkstelling vermindert, wordt een straf opgelegd die overeenstemt met de positieve coëfficiënt voorzien krachtens de tabel weergegeven in alinea 5.

De premie toegekend krachtens de maatstaaf "scheppen van werkgelegenheid" wordt berekend op een maximum van 20 miljoen frank investeringen per geschapen baan. Deze beperking is tevens toepasselijk indien het bedrijf zijn aantal arbeidsplaatsen vermindert t.o.v. de in artikel 11 bepaalde aanvankelijke tewerkstellingsgrootte.

Voor de oprichting van een bedrijf is de grootte van de premie toegekend wegens de maatstaaf "scheppen van werkgelegenheid" gelijk aan 8 % indien het bedrijf in een ontwikkelingsgebied gelegen is. § 5. De handeling die erin bestaat het juridisch statuut van een bestaand bedrijf te wijzigen, wordt niet beschouwd als een bedrijfsoprichting in de zin van § 4, 8ste lid. Hiermee worden met name bedoeld de fusies, de splitsingen, de overnames en oprichting van dochtermaatschappijen.

In dat geval, wat betreft de berekening van de stijging van de werkgelegenheid, wordt er geen rekening gehouden met de overplaatsing van personeelsleden van bedrijven die bestonden vóór de handeling tot oprichting van de nieuwe juridische entiteit.

Zo wordt er ook geen rekening gehouden met de personeelsleden die vroeger tewerkgesteld waren in een bedrijf dat minstens 25 % van het kapitaal bezit of een toezicht houdt op het bedrijf dat de premie aanvraagt alsook met de overgeplaatste personeelsleden van een bedrijf dat deel uit maakt van dezelfde groep. § 6. Voor het bedrijf dat ressorteert onder één van de sectoren opgenomen in de klassen 60.10 tot 62.30 van de NACE-code is de premie beperkt tot 7,5 % of 15 % indien het een middelgroot of een klein bedrijf betreft. § 7. Men dient te verstaan onder belang van de activiteit de kwalitatieve aspecten van het investeringsprogramma, onder meer beoordeeld volgens de volgende criteria : 1. de activiteitensector van het bedrijf, spitssector of als hoofdzakelijk voor het Waalse Gewest beschouwd;2. de innoverende aard van het investeringsprogramma;3. de inspanning van het bedrijf inzake Research and Development;4. de inspanning van het bedrijf inzake technologische aanpassing;5. het gebruik van zuivere technologiën. De Minister bepaalt de beoordelingswijze van de dossiers i.v.m. dit criterium. § 8. Naargelang de kapitaalsterkte van het investeringsprogramma kan de Minister het bedrag van de aan het bedrijf toegekende premie geheel of ten dele begrenzen. § 9. Voor het in ontwikkelingsgebied gelegen bedrijf dat recht heeft op een steun van meer dan 7,5 % indien het een middelgroot bedrijf is of van meer dan 15 % indien het een klein bedrijf is, wordt de termijn voor het behoud van de in artikel 32.14, § 3 van de wet bedoelde investeringen op 5 jaar gebracht. § 10. De toekenning van de premie wordt belichaamd in een overeenkomst met het bedrijf of door een administratieve beslissing.

Art. 11.De aanvankelijke tewerkstellingsgrootte m.b.t. de maatstaaf "scheppen van werkgelegenheid" is gelijk aan de gemiddelde tewerkstelling van de vier kwartalen voorafgaand aan de machtiging tot het startren van het investeringsprogramma of aan de indiening van het dossier.

Indien het bedrijf evenwel meer personen in dienst moet nemen in het kader van een vorig dossier dat over dezelfde periode strekt, wordt er rekening gehouden met dat aantal banen als aanvankelijke tewerkstellingsgrootte. HOOFDSTUK VI. - Bijzondere regeling voor de sector van de opiniepers

Art. 12.Het bedrijf van dagelijke of wekelijkse geschreven pers kan recht hebben op een premie gelijk aan 15 % van het bedrag van het toelaatbare investeringsprogramma.

Artikel 10, uitgezonderd § 10, en artikelen 11, 16, § 2, en 17 zijn niet van toepassing. HOOFDSTUK VII. - Vrijstelling van de onroerende voorheffing

Art. 13.§ 1. Het kleine familiaal bedrijf kan recht hebben op een vrijstelling van de onroerende voorheffing gedurende vijf jaar. § 2. Het bedrijf dat minder dan 21 personen tewerkstelt, en dat niet als klein familiaal bedrijf beschouwd wordt, alsook het bedrijf dat 21 tot 250 personen tewerkstelt, kunnen recht hebben op een vrijstelling van de onroerende voorheffing : 1. gedurende 3 jaar indien het bedrijf een investeringsprogramma uitvoert dat geen vermindering van de tewerkstelling als gevolg heeft;2. gedurende 4 jaar indien het bedrijf een investeringsprogramma uitvoert dat een verhoging van de tewerkstelling met 10 à 20 % meebrengt;3. gedurende 5 jaar indien het bedrijf een investeringsprogramma uitvoert dat gepaard gaat met zijn oprichting of indien het een verhoging van de tewerkstelling met meer dan 20 % meebrengt. § 3. De vrijstelling van de onroerende voorheffing wordt verleend voor zover de in artikel 5 bedoelde minimum drempel van toelaatbare investeringen bereikt is. § 4. Wanneer de vrijstelling van de onroerende voorheffing verleend wordt aan een bedrijf gelegen buiten een ontwikkelingsgebied, wordt het bedrag van de premie beperkt tot 7 % of tot 14,5 % indien het een middelgroot of een klein bedrijf betreft. § 5. Wanneer de vrijstelling van de onroerende voorheffing verleend wordt aan een bedrijf gelegen in een ontwikkelingsgebied en ressorterend onder één van de sectoren opgenomen in klassen 60.10 tot 62.30 van de NACE-code, wordt het bedrag van de premie beperkt tot 7 % of tot 14,5 % indien het een middelgroot of een klein bedrijf betreft. HOOFDSTUK VIII. - Uitbetaling en toezicht

Art. 14.De uitbetaling van de premie is afhankelijk van de aanvraag tot uitbetaling van het bedrijf waarin aangegeven wordt hoever de uitvoering van het investeringsprogramma gevorderd is en van de voorlegging van het bewijs dat de in artikel 7, § 1 bedoelde voorwaarden nageleefd werden.

Behalve behoorlijk gestaafde gevallen wordt het voordeel van de premie niet toegekend aan het bedrijf dat meer dan 50 personen tewerkstelt en dat minder dan 80 % van het toelaatbaar investeringsprogramma uitvoert binnen de termijn die het Gewest in overleg met het bedrijf voorzien heeft.

Art. 15.§ 1. Wat betreft een toelaatbaar investeringsprogramma kleiner dan 5 miljoen frank of waarvan de uitvoering niet meer dan één jaar in beslag neemt, kan de uitbetaling van de premie slechts aangevraagd worden na de volledige uitvoering en betaling van het investeringsprogramma. § 2. Wat betreft een toelaatbaar investeringsprogramma van 5 tot 250 miljoen frank, kan het bedrijf de uitbetaling van de helft van de premie vragen ten vroegste één jaar na het begin van het investeringsprogramma en na uitvoering en betaling van 50 % ervan.

Het bedrijf kan de vereffening van het saldo van de premie enkel vragen na de volledige uitvoering en betaling van het investeringsprogramma. § 3. Behalve bijzondere overeengekomen bepalingen en wat betreft een toelaatbaar investeringsprogramma van meer dan 250 miljoen frank, kan het bedrijf de uitbetaling van de helft van de premie vragen na uitvoering en betaling van 35 % van het investeringsprogramma.

Het bedrijf kan de vereffening van het saldo van de premie enkel vragen na de volledige uitvoering en betaling van het investeringsprogramma en ten vroegste twee jaar na het begin van het desbetreffende programma.

Art. 16.§ 1. Iedere premie-uitbetaling is onderworpen aan het toezicht van het bestuur op de uitvoering van het investeringsprogramma. Deze contrôle kan uitgevoerd worden hetzij op grond van de door het bedrijf overgemaakte documenten, hetzij ter plaatse. § 2. Het bestuur controleert de naleving van de krachtens artikel 10, §§ 2 of 3 bepaalde doelstelling inzake tewerkstelling.

De in artikel 10, § 3 bedoelde doelstelling inzake tewerkstelling of de doelstelling bedoeld in artikel 10, § 4, indien het een in een ontwikkelingsgebied gelegen bedrijf betreft, moet : 1. bereikt zijn tijdens een door het bedrijf vastgestelde referentiekwartaal ten vroegste de trimester die volgt op de indiening van zijn dossier en laatstens twee jaar na het einde van het investeringsprogramma, 2.gemiddeld behouden worden gedurende 16 trimesters, het referentiekwartaal inbegrepen.

Indien deze doelstelling niet bereikt is binnen de opgelegde termijn, wordt er overgegaan tot de volledige of gedeeltelijke intrekking van de overeenstemmende premie. § 3. Indien het bestuur na een controle vaststelt dat de financiering van het investeringsprogramma niet overeenstemt met artikel 7, § 2, schorst het de steun en doet overgaan tot zijn teruggave.

Art. 17.Na uitbetaling van de volledige premie doet het bedrijf aan het bestuur om de drie maanden de volledig ingevulde R.S.Z.-attesten of -aangiften toekomen van de zestien kwartalen die volgen op het einde van de uitvoering van het investeringsprogramma of op de datum waarop de beoogde tewerkstelling bereikt moet zijn.

Art. 18.Het bestuur kan overgaan tot een controle binnen het bedrijf zodra het de vergunning ontvangen heeft om het investeringsprogramma te starten en tot zijn verplichtingen jegens het Gewest volbracht zijn.

Art. 19.Overeenkomstig het koninklijk besluit van 25 september 1972 houdende regelen omtrent de inlichting van de ondernemingsraden, ter uitvoering van artikel 37, lid 2 en 3, van de wet van 30 december 1970 betreffende de economische expansie, zal de bekendmaking van de beslissing of van de overeenkomst bepalen welke informaties aan de werknemers worden meegedeeld. HOOFDSTUK IX. - Slotbepalingen

Art. 20.Het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 9 juli 1992 tot uitvoering van artikelen 32.2, 32.4 en 32.7 van de wet van 4 augustus 1978 tot economische heroriëntering, zoals gewijzigd bij het decreet van 25 juni 1992, en bij het besluit van de Waalse Regering van 16 september 1993 wordt opgeheven.

Art. 21.De dossiers die vóór de inkrachttreding van dit besluit ingediend werden of het onderwerp waren van een machtiging om het investeringsprogramma te starten en waarvan de geldigheidsduur niet verlopen is, blijven onderworpen aan voormeld besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 9 juli 1992.

Art. 22.Bij wijze van overgangsmaatregel en gedurende een periode van 3 maanden te rekenen vanaf de inkrachttreding van dit besluit is artikel 8, § 2, toepasselijk op het dossier ingediend door een in een ontwikkelingsgebied gelegen bedrijf dat minder dan 50 personen tewerkstelt en waarvan het investeringsprogramma niet meer dan 50 miljoen frank bedraagt.

Art. 23.Dit besluit wordt van kracht op de dag van zijn bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.

Art. 24.De Minister bevoegd voor KMO's is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 21 mei 1999.

De Minister-President van de Waalse Regering, belast met Economie, Buitenlandse Handel, KMO's, Toerisme en Patrimonium, R. COLLIGNON

^