Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 22 april 2004
gepubliceerd op 10 juni 2004

Besluit van de Waalse Regering betreffende de voorwaarden van erkenning zonder subsidiëring van de diensten die activiteiten voor gehandicapte personen organiseren

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
2004201744
pub.
10/06/2004
prom.
22/04/2004
ELI
eli/besluit/2004/04/22/2004201744/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

22 APRIL 2004. - Besluit van de Waalse Regering betreffende de voorwaarden van erkenning zonder subsidiëring van de diensten die activiteiten voor gehandicapte personen organiseren


De Waalse Regering, Gelet op het decreet van 6 april 1995 betreffende de integratie van gehandicapte personen, inzonderheid op de artikelen 24 en 30;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 28 januari 2004;

Gelet op het advies van het beheerscomité van het "Agence wallonne pour l'intégration des personnes handicapées" (Waals agentschap voor de integratie van gehandicapte personen), gegeven op 19 februari 2004;

Gelet op het advies van de Raad van State, uitgebracht op 7 april 2004, overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996, bij de wet van 8 september 1997 en bij de wet van 2 april 2003;

Op de voordracht van de Minister van Sociale Aangelegenheden en Gezondheid;

Na beraadslaging, Besluit : TITEL I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Dit besluit regelt overeenkomstig artikel 138 van de Grondwet een aangelegenheid bedoeld in artikel 128, § 1, van de Grondwet.

Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° decreet : het decreet van 6 april 1995 betreffende de integratie van gehandicapte personen;2° Agentschap : het "Agence wallonne pour l'intégration des personnes handicapées";3° Minister : de Minister bevoegd voor het Gehandicaptenbeleid;4° gehandicapte persoon : elke gehandicapte persoon bedoeld in artikel 2 van het decreet die het voorwerp is van een principiële beslissing van het Agentschap waarbij besloten wordt tot de rechtmatigheid van een tussenkomst inzake de opvang, de huisvesting, de plaatsing in gezinnen, de vroegtijdige hulp, de integratiehulp, de begeleiding of de hulp in het dagelijks leven;5° dienst : de diensten bedoeld in artikel 23, tweede en derde lid, en in artikel 24 van het decreet en die instaan voor de organisatie van één of meer activiteiten bedoeld in 6°;6° activiteiten : educatieve, therapeutische of sociale activiteiten ten gunste van personen gedurende een bepaalde periode en die betrekking hebben op de opvang, de huisvesting, de plaatsing in gezinnen, de vroegtijdige hulp, de integratiehulp, de begeleiding of de hulp in het dagelijks leven voor gehandicapte personen. Die activiteit mag slechts verband houden met de begeleiding van personen die weer in een gezin opgenomen worden of die autonoom gaan leven in individuele of gemeenschappelijke woningen; 7° subregio's : geografische zones die onder de in de artikelen 38 en 39 van het decreet bedoelde subregionale samenwerkingscommissies vallen. TITEL II. - Erkenning van de diensten HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Art. 3.De diensten die activiteiten voor gehandicapte personen organiseren, kunnen een aanvraag om erkenning bij het Agentschap indienen voorzover : 1° ze bestemd zijn voor een bevolking die minstens 75 % gehandicapte personen telt;2° ze voldoen aan de bepalingen inzake de sectorale programmering bedoeld in hoofdstuk VI van Titel III. HOOFDSTUK II. - Aanvraag om erkenning Afdeling 1. - Aanvraag om eerste erkenning

Art. 4.De aanvraag om eerste erkenning wordt bij ter post aangetekend schrijven aan het Agentschap gericht. De aanvraag gaat vergezeld van de volgende gegevens en stukken : 1° een dienstontwerp waarin wordt bepaald hoe de individuele projecten uitgewerkt en opgevolgd worden;2° een huishoudelijk reglement;3° een nota met opgave van de aard en het type activiteiten, het aantal personen dat men overweegt te begeleiden, hun geslacht en leeftijd;4° de identiteit van de directeur van de dienst, zijn getuigschrift van goed zedelijk gedrag (minder dan drie maanden oud) dat vrij is van elke criminele of correctionele straf die onverenigbaar is met de functie, alsook de geschreven delegatie van bevoegdheden van de inrichtende macht bedoeld in artikel 18;5° een afschrift van het of de diploma's van de directeur;6° een attest betreffende de conformiteit van de activiteitsplaats(en) dat minder dan een jaar gelegen afgegeven werd door de gemeentelijke dienst of de gewestelijke brandweerdienst wat betreft de diensten die personen collectief opvangen.Dat attest specificeert de opvangcapaciteit en de aard van de infrastructuren; 7° een afschrift van de statuten die in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt worden;8° een model van de type-overeenkomst gesloten tussen de personen en de beheerder. Het huishoudelijk reglement bevat hoe dan ook de volgende gegevens : 1° de nauwkeurige identificatie (benaming, zetel, rechtsvorm) van de rechtspersoon belast met het beheer van de dienst;2° de doelstellingen van de dienst en alle activiteiten die hij aanbiedt; 3° desgevallend, de bijzondere toelatingsvoorwaarden, met name i.v.m. de proefperiode, de specifieke kenmerken van de personen zoals leeftijd, geslacht en de handicap(s); 4° de omstandigheden die aanleiding kunnen geven tot de heroriëntering of het ontslag van de persoon uit de dienst en de duur van de vooropzeg;5° de modaliteiten voor het indienen van de klachten, voorstellen en eventuele opmerkingen en de behandelingswijze daarvan;6° de wederzijdse rechten en plichten van de personen, van hun wettige vertegenwoordiger en van de dienst;7° de risico's gedekt door de verzekeringspolissen die de dienst heeft gesloten.

Art. 5.Binnen dertig dagen na verzending van de aanvraag om eerste erkenning stuurt het Agentschap bij aangetekend schrijven een bericht van ontvangst van het dossier naar de aanvrager als het volledig is.

Als het dossier onvolledig is, verwittigt het Agentschap de aanvrager volgens dezelfde procedure en wijst het hem op de ontbrekende stukken. Afdeling 2. - Aanvraag om hernieuwing van de erkenning

Art. 6.De aanvraag om hernieuwing wordt uiterlijk zes maanden voor het verstrijken van de geldigheidsduur van de erkenning bij ter post aangetekend schrijven naar het Agentschap gestuurd. De termijn van zes maanden wordt tot twee maanden ingekort als de erkenning voor één jaar of minder wordt toegekend.

Art. 7.De aanvraag om hernieuwing gaat vergezeld van de stukken bedoeld in artikel 4, eerste lid, 1°, 2°, en 6°.

Als wijzigingen worden aangebracht in de stukken vereist krachtens artikel 4, eerste lid, 3°, 4°, 5°, 7° en 8°, worden de gewijzigde stukken bijgevoegd.

Art. 8.De inspectiediensten van het Agentschap gaan na of de dienst voldoet aan de verschillende erkenningsvoorwaarden en normen bedoeld in titel III. Een verslag daarover wordt aan de leden van het beheerscomité overgemaakt om zijn besluitvorming te vergemakkelijken.

Art. 9.De dienst blijft erkend totdat het beheerscomité van het Agentschap een beslissing neemt. HOOFDSTUK III. - Beslissing tot erkenning Afdeling 1. - Algemene bepalingen

Art. 10.Het beheerscomité beslist binnen twee maanden na ontvangst van het volledige dossier van de eerste erkenning of de hernieuwing.

Art. 11.De beslissing van het Agentschap vermeldt : 1° de begin- en einddatum van de erkenning;2° het type toegelaten activiteiten en de aard ervan;3° het maximumaantal begeleidbare personen;4° de plaats(en) waar de dienst zijn activiteiten uitoefent.

Art. 12.De erkenning wordt toegekend voor een periode van maximum drie jaar. Ze kan hernieuwd worden. Afdeling 2. - Bijzondere bepalingen

Art. 13.Als het beheerscomité vaststelt dat niet of niet meer voldaan wordt aan één of meer erkenningsvoorwaarden en normen bedoeld in titel III, kan het bij de hernieuwing of op elk ander tijdstip na verhoor van de dienstverantwoordelijken beslissen tot het voorwaardelijke behoud, de schorsing, de volledige of gedeeltelijke intrekking van de erkenning.

In geval van voorwaardelijk behoud gaat de beslissing vergezeld van verplichtingen die de dienst moet nakomen binnen een bepaalde termijn, na afloop waarvan het beheerscomité kan beslissen tot de schorsing of de intrekking van de erkenning.

De schorsing van de erkenning houdt in dat het verboden is nieuwe personen op te vangen.

Ongeacht zijn eindbeslissing, het beheerscomité van het Agentschap deelt ze bij ter post aangetekend schrijven mee. De beslissing is uitvoerbaar na kennisgeving ervan.

Art. 14.Het Agentschap deelt zijn beslissingen tot weigering, schorsing, volledige of gedeeltelijke intrekking van de erkenning mee aan de bevoegde burgemeester opdat hij de activiteitenplaats(en) eventueel kan laten sluiten.

In geval van sluiting van de activiteitenplaats(en) kan het agentschap de samenwerking van elke door hem erkende en gesubsidieerde dienst eisen om de dringende opvang van de geëvacueerde gehandicapte personen te garanderen. Afdeling 3. - Beroepen

Art. 15.§ 1. De dienstverantwoordelijken kunnen bij de Minister een beroep instellen tegen de beslissingen bedoeld in de artikelen 12 en 13.

Het beroep wordt binnen dertig dagen na kennisgeving van de beslissing bij aangetekend schrijven verstuurd.

Een afschrift van het beroep wordt onmiddellijk door de Minister aan het Agentschap overgemaakt. § 2. De verzoeker of zijn raadsman worden door de Minister of diens afgevaardigde gehoord. Ook het Agentschap kan op verzoek gehoord worden. § 3. Het beroep is niet opschortend.

Art. 16.De Minister stuurt zijn beslissing binnen drie maanden na ontvangst van het beroep bij aangetekend schrijven naar de verzoeker.

TITEL III. - Erkenningsvoorwaarden HOOFDSTUK I. - Verplichtingen betreffende de rechtspersoon en de directie van de dienst

Art. 17.De dienst wordt beheerd door een overheid, een vereniging zonder winstoogmerk of een stichting opgericht overeenkomstig de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen en de stichtingen.

Art. 18.§ 1. De dienst worden geleid door een directeur, die krachtens een geschreven delegatie van bevoegdheden van de inrichtende macht en onder haar verantwoordelijkheid het dagelijks beheer van de dienst waarneemt hoe dan ook wat betreft : a) de uitvoering en de opvolging van het pedagogisch project;b) het personeelsbeheer;c) het financieel beheer;d) de toepassing van de vigerende regelgevingen;e) de vertegenwoordiging van de dienst in zijn relaties met het Agentschap. § 2. In geval van nalatigheid of onregelmatigheid in de uitvoering van het aan de directeur toevertrouwde mandaat zal het Agentschap de inrichtende macht bij aangetekend schrijven verzoeken de geschikte maatregelen te nemen binnen een termijn die het zelf bepaalt. Als de nodige maatregelen niet getroffen zijn na afloop van die termijn, maakt het Agentschap de zaak onmiddellijk aanhangig bij het beheerscomité, dat beslist overeenkomstig de bepalingen van artikel 13.

Art 19. § 1. Bij afwezigheid van de directeur moet een daartoe aangewezen personeelslid in dringende gevallen de geschikte maatregelen kunnen treffen en op de externe en interne behoeften kunnen inspelen. § 2. Tijdens de openingsuren van de activiteitenplaats(en) beschikt de directeur doorlopend over voldoende begeleidingspersoneel.

De directeur ziet toe op de gezondheid en de veiligheid van de personen en schenkt een bijzondere aandacht aan de moeilijkheden die ze wegens hun handicap zouden kunnen ondervinden. Hij ziet ook toe op het onderhoud en de netheid van de lokalen.

Art. 20.§ 1. De minimale kwalificatienormen voor de directeur worden vastgelegd als volgt : 1° als het aantal personen gelijk is aan zestien of meer, is hij hoe dan ook houder van een einddiploma of -getuigschrift met een sociale, pedagogische of paramedische oriëntering van het niveau van het voltijds hoger onderwijs van het korte type of sociale promotie;2° als het aantal personen lager is dan zestien, is hij hoe dan ook houder van een einddiploma of -getuigschrift van het hoger secundair algemeen, technisch of beroepsonderwijs, met een sociale, pedagogische of paramedische oriëntering. § 2. In afwijking van § 1 kan het beheerscomité van het Agentschap beslissen de hoedanigheid van directeur te verlenen aan de persoon die de rechtspersoon als dusdanig aanwijst, ongeacht het diploma waarvan hij houder is, voorzover hij minimum drie jaar nuttige ervaring inzake beheer heeft in één van de volgende diensten : 1° een dienst bedoeld in artikel 24, tweede lid, van het decreet;2° een dienst gemachtigd om gehandicapte personen op te vangen;3° een erkende dienst met als doel de opvang of de huisvesting van kinderen of bejaarde personen;4° een zorginstelling. HOOFDSTUK II. - Verplichtingen betreffende het begeleidingspersoneel

Art. 21.§ 1. Behalve het personeel belast met de administratieve of de onderhoudstaken, is het begeleidingspersoneel hoe dan ook houder van één van de volgende titels : 1° een einddiploma of -getuigschrift van het hoger middelbaar onderwijs;2° een studie- of kwalificatiegetuigschrift inzake kinderverzorging;3° een studie- of kwalificatiegetuigschrift inzake gezins-sanitaire hulp of polyvalente hulp;4° brevet van ziekenhuisverpleger(-verpleegster). § 2. In afwijking van § 1 kan het beheerscomité van het Agentschap beslissen de hoedanigheid van begeleidingspersoneelslid toe te kennen aan de persoon die de directie als dusdanig aanwijst, ongeacht het diploma waarvan dat personeelslid houder is, voorzover het minimum drie jaar nuttige ervaring inzake begeleiding of dienstenverstrekking heeft in één van de volgende diensten : 1° een dienst bedoeld in artikel 24, tweede lid, van het decreet;2° een dienst gemachtigd om gehandicapte personen op te vangen;3° een erkende dienst met als doel de opvang of de huisvesting van kinderen of bejaarde personen;4° een zorginstelling.

Art. 22.§ 1. Wat betreft de diensten die gedeeltelijke activiteiten organiseren, uitsluitend overdag of uitsluitend 's avonds en 's nachts, worden de minimumnormen inzake de prestaties van het begeleidingspersoneel vastgelegd als volgt : 1° als het aantal personen lager is dan zestien, presteert een begeleidingspersoneelslid minstens een vierdetijds voor de eerste vijf personen en vanaf zes personen minstens een bijkomende vierdetijds per volle schijf van drie personen;2° als het aantal personen gelijk is aan zestien of meer, telt het begeleidingspersoneel minstens één persoon die voltijds presteert per volle schijf van zeven personen. § 2. Wat betreft de diensten die permanente activiteiten overdag en 's nachts organiseren, worden de minimumnormen inzake de prestaties van het begeleidingspersoneel vastgelegd als volgt : 1° als het aantal personen lager is dan zestien, presteert een begeleidingspersoneelslid minstens een vierdetijds per persoon;2° als het aantal personen gelijk is aan zestien of meer, telt het begeleidingspersoneel minstens één persoon die voltijds presteert per volle schijf van vier personen. § 3. Een voltijdse baan kan bekleed worden door verschillende leden die deeltijds presteren op voorwaarde dat ieder van hen houder is van de vereiste titel of, in voorkomend geval, het bewijs levert van de nuttige ervaring erkend overeenkomstig de bepalingen van artikel 21 en dat het totaal van de prestaties van bedoeld deeltijdse personeel minstens gelijk is aan het totaal van de prestaties van een voltijds in dienst genomen personeel. § 4. De §§ 1 à 3 zijn niet toepasselijk op de activiteiten bedoeld in artikel 2, 6°, tweede lid.

Art. 23.De dienst legt de afschriften van de vereiste diploma's, getuigschriften en attesten van de personeelsleden ter inzage van het Agentschap.

De personeelsleden bezorgen de dienst bij hun indienstneming een getuigschrift van goed zedelijk gedrag dat vrij is van veroordelingen tot correctionele of criminele straffen die onverenigbaar zijn met de functie.

Art. 24.Aan het eind van elk jaar bezorgt de dienst het Agentschap uiterlijk 31 maart een lijst van het personeel dat hij in de loop van dat jaar heeft tewerkgesteld. Die lijst wordt samengesteld volgens een model dat door het Agentschap wordt bepaald. HOOFDSTUK III. - Verplichtingen betreffende het personeelsbeheer

Art. 25.De dienst evalueert zijn activiteit minstens één keer per jaar.

Het project van de dienst, zijn bijwerkingen en het jaarverslag over de evaluatie van de activiteit van de dienst worden in samenspraak met het begeleidingspersoneel opgesteld en hem doorlopend ter inzage gelegd.

Art. 26.Op grond van het project van de dienst stelt de dienst een opleidingsplan op voor het begeleidingspersoneel. Dat plan loopt minstens twee jaar.

Het plan, opgesteld na overleg tussen de betrokken actoren, bepaalt de nagestreefde doelstellingen. Het omschrijft de banden tussen de globale omgeving van de dienst, de dynamiek van zijn project en de ontwikkeling van de bevoegdheden van het personeel. Het bepaalt de criteria, de modaliteiten en de periodiciteit voor de evaluatie van die drie aspecten. Het bevat zowel de door het Agentschap voorgestelde opleidingen als andere programma's.

Wat betreft het personeel van de diensten die onder de plaatselijke besturen en de provincies ressorteren, ligt het opleidingsplan bedoeld in het eerste lid in de lijn van het opleidingsplan opgesteld op initiatief van de Gewestelijke opleidingsraad ingesteld bij het decreet van 6 mei 1999 tot oprichting van de 'Conseil régional de la formation des agents des administrations locales et provinciales de Wallonie' (Gewestelijke raad voor de opleiding van de personeelsleden van de plaatselijke en provinciale besturen van Wallonië). HOOFDSTUK IV. - Verplichtingen betreffende de opvang van personen

Art. 27.§ 1. De opvang van personen is onderworpen aan het sluiten van een overeenkomst tussen de rechtspersoon en de persoon of diens wettelijke vertegenwoordiger.

De overeenkomst vermeldt hoe dan ook : 1° de identiteit van de partijen, de woonplaats, de nationaliteit en de geboortedatum van de persoon;2° de diensten die aan de persoon verstrekt worden, met name inzake alimentatie, hygiëne, gezondheidszorg en begeleidingsactiviteiten;3° het bedrag van de financiële bijdrage die de kosten van de verstrekte diensten dekt;4° haar looptijd;5° de opzegvoorwaarden voor elke ondertekenende partij, met name de duur van de vooropzeg en de omstandigheden die aanleiding kunnen geven tot de heroriëntering of het ontslag van de persoon;6° de risico's in overweging genomen door de polisverzekering die de burgerlijke aansprakelijkheid dekt van de dienst of van de personen voor wie hij aansprakelijk is;7° rekening houdende met de vrije keuze van de geneesheer door de persoon of, desgevallend, door zijn wettelijke vertegenwoordiger, de identiteit en de personalia van de geneesheer die bevoegd is om toe te zien op het geven van de medicijnen en op de zorgen verstrekt aan de persoon;8° de openingsdagen en -uren van de dienst;9° de modaliteiten voor de bescherming van de persoon wat betreft het in bewaring geven van de goederen, garanties en waarden die aan de directie worden toevertrouwd, alsook de modaliteiten voor het eventuele beheer daarvan;10° de modaliteiten betreffende de toegang van de opvangplaats voor de familieleden, de vrienden, de geestelijken en de leke raadslieden wiens aanwezigheid gevraagd wordt door de persoon of diens wettelijke vertegenwoordiger;11° dat de directie het respect van het privéleven van de persoon garandeert, alsook van zijn ideologische, filosofische en religieuze overtuigingen, en van het goed zedelijk gedrag; 12° dat de persoon of diens wettelijke vertegenwoordiger het recht heeft om uitvoerig ingelicht te worden over alle vraagstukken i.v.m. zijn opvang. § 2. De overeenkomst mag niet na de effectieve opvang van de persoon gesloten worden. § 3. De diensten geven het gewestelijk bureau dat de geografische zone bestrijkt waaronder ze ressorteren binnen drie dagen kennis van de berichten van aankomst en vertrek van de gehandicapte personen die ze opvangen of huisvesten.

Art. 28.Het bedrag van de financiële bijdrage bedoeld in artikel 24, 3°, mag, wat de gehandicapte personen betreft, niet hoger zijn dan 150 % van de bedragen bedoeld in de artikelen 40 à 47 van het besluit van de Waalse Regering van 9 oktober 1997 betreffende de voorwaarden van erkenning en subsidiëring van de voor gehandicapte personen bestemde residentiële diensten, dagonthaaldiensten en diensten voor plaatsing in gezinnen.

Art. 29.Onderstaande kosten kunnen als toeslag bovenop dat maximumbedrag geëist worden voorzover ze niet het voorwerp uitmaken van een wettelijke of reglementaire tegemoetkoming : 1° het deel van de prothesekosten dat voor rekening van de gehandicapte persoon blijft;2° de vervoerskosten die de gehandicapte persoon betaalt om zich van de dienst naar zijn woonplaats, zijn werk of een onderwijsinrichting te begeven en omgekeerd;3° de schoolkosten; 4° de specifieke kosten i.v.m. incontinentie; 5° de kosten voor technische hulpmiddelen zoals wagentjes en andere mechanische of elektrische voorzieningen;6° het deel van de farmaceutische kosten die niet gedekt worden door de tegemoetkoming van een verzekeringsinstelling;7° de kosten om de gehandicapte persoon op zijn verzoek of op verzoek van zijn wettelijke vertegenwoordiger een comfort of ontplooiings- en recreatiemogelijkheden te waarborgen die niet inspelen op vitale behoeften. HOOFDSTUK V. - Verplichtingen betreffende de lokalen en de installaties

Art. 30.§ 1. Naast hun toegankelijkheid naargelang van de handicap van de personen voldoen de activiteitenplaatsen overdag aan de volgende minimumnormen : 1° ze worden regelmatig onderhouden en zijn het voorwerp van alle nodige hygiëne- en preventiemaatregelen;2° ze zijn uitgerust om brand te voorkomen en te bestrijden;3° ze worden voldoende verlucht en verlicht en hebben een minimumtemperatuur van 20°C wanneer ze toegankelijk zijn voor personen;4° ze zijn beveiligd wat betreft de opening en de sluiting van ramen en deuren en de toegang tot de directe omgeving;5° ze zijn functioneel en voldoende uitgerust wat keuken en meubilair betreft, waarbij het meubilair aangepast is aan de handicaps van de personen;6° ze beschikken over voldoende aparte en gepaste sanitaire installaties, met minsten één toilet voor tien personen;7° naast de toiletten en de eetkamer zijn wastafels geïnstalleerd. § 2. Behalve de naleving van de minimumnormen bedoeld in § 1 voldoet de huisvestingsplaats aan de volgende minimumnormen : 1° ze beschikt over kamers die uitgerust zijn om een vlot toezicht toe te laten, waarbij het privé-leven gerespecteerd wordt en waarbij de aan de personen voorbehouden ruimte niet kleiner is dan : a) 8 m2 per persoon in een individuele kamer;b) 3 m2 per persoon onder 3 jaar, 5 m2 per persoon tussen 3 en 5 jaar en 6 m2 per persoon boven 5 jaar in een gemeenschappelijke kamer, waarbij de ruimte tussen de bedden zowel in de lengte als in de breedte niet kleiner is dan 80 centimeter;2° ze beschikt over een beveiligd bad of douche per schijf van twaalf personen;3° ze beschikt over nachtverlichting. § 3. Behalve de naleving van de minimumnormen bedoeld in de §§ 1 en 2 mogen niet meer dan zes personen per huisvestingsplaats autonoom leven in individuele of gemeenschappelijke woningen bedoeld in artikel 2, 6°, laatste lid.

Art. 31.De installatie van een teletoezichtsysteem in een huisvestingsplaats is onderworpen aan de instemming van het beheerscomité van het Agentschap.

Het teletoezichtsysteem is het meest geschikte middel om betrokken personen de veiligheid en de zorgkwaliteit te garanderen die hun handicap vereist.

De persoon of diens wettelijke vertegenwoordiger moet instemmen met de installatie en een weigering mag niet de ontbinding van de overeenkomst tot gevolg hebben.

Beeldopname is verboden, behalve voor therapeutische doeleinden.

Het beheerscomité van het Agentschap wint het advies in van de bevoegde Raad van advies. HOOFDSTUK VI. - Verplichtingen inzake sectorale programmering

Art. 32.Om een aanvraag om erkenning bij het Agentschap in te dienen, voldoen de diensten aan één van de volgende programmeringsvoorwaarden : 1° ze bieden bijkomende diensten of opvangmogelijkheden aan naast die aangeboden door de erkende en gesubsidieerde residentiële diensten, dagonthaaldiensten, diensten voor plaatsing in gezinnen, voor vroegtijdige hulp, integratiehulp, begeleiding of hulp in het dagelijks leven van hun subregio;2° ze bieden diensten of opvangmogelijkheden aan die niet of niet voldoende ontwikkeld zijn in hun subregio;3° ze begeleiden gehandicapte personen uit categorieën waarvoor onvoldoende of geen diensten worden aangeboden door de erkende en gesubsidieerde residentiële diensten, dagonthaaldiensten, diensten voor plaatsing in gezinnen, voor vroegtijdige hulp, integratiehulp, begeleiding of hulp in het dagelijks leven van hun subregio.

Art. 33.Vooraleer het agentschap een beslissing neemt, verzoekt het de subregionale coördinatiecommissies om advies over de programmeringstoestanden bedoeld in artikel 32.

TITEL IV. - Overgangs- en slotbepalingen

Art. 34.Het Agentschap onderzoekt de aanvraag om eerste erkenning van de diensten die op 31 december 2003 over een opvangvergunning beschikten overeenkomstig de bepalingen van artikel 29 van het decreet zonder het in artikel 33 bedoeld advies in te winnen.

Art. 35.De instemming van het beheerscomité van het Agentschap heeft terugwerkende kracht op de datum van inwerkingtreding van dit besluit voor de diensten die hun aanvraag om eerste erkenning indienen binnen de maand na de datum van bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad .

Art. 36.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2004.

Namen, 22 april 2004.

De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Sociale Aangelegenheden en Gezondheid, Th. DETIENNE

^