Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 26 juni 2002
gepubliceerd op 24 september 2002

Besluit van de Waalse Regering tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 9 oktober 1997 betreffende de voorwaarden van erkenning en subsidiëring van de voor gehandicapte personen bestemde residentiële diensten, dagonthaaldiensten en diensten voor plaatsing in gezinnen

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
2002027853
pub.
24/09/2002
prom.
26/06/2002
ELI
eli/besluit/2002/06/26/2002027853/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

26 JUNI 2002. - Besluit van de Waalse Regering tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 9 oktober 1997 betreffende de voorwaarden van erkenning en subsidiëring van de voor gehandicapte personen bestemde residentiële diensten, dagonthaaldiensten en diensten voor plaatsing in gezinnen


De Waalse Regering, Gelet op het decreet van 12 juli 1990 houdende organisatie van de erkenning en de toekenning van toelagen aan de diensten voor vroegtijdige hulpverlening aan gehandicapte kinderen;

Gelet op het decreet van 28 juli 1992 betreffende de begeleidingsdiensten voor volwassen gehandicapten;

Gelet op het decreet van 6 april 1995 betreffende de integratie van gehandicapte personen, inzonderheid op artikel 24;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 9 oktober 1997 betreffende de voorwaarden van erkenning en subsidiëring van de voor gehandicapte personen bestemde residentiële diensten, dagonthaaldiensten en diensten voor plaatsing in gezinnen, gewijzigd bij de besluiten van de Waalse Regering van 23 juli 1998, 20 mei 1999, 3 juni 1999, 29 juni 2000, 11 januari 2001 en 13 december 2001;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven 13 december 2001;

Gelet op de instemming van de Minister van Begroting, gegeven op 13 december 2001;

Gelet op het advies van het beheerscomité van het "Agence wallonne pour l'intégration des personnes handicapées" (Waals Agentschap voor de integratie van gehandicapte personen), gegeven op 29 november 2001;

Gelet op het protocol nr. 2000/20 van het Comité C van het Waalse Gewest, opgesteld op 30 november 2001;

Gelet op het advies van de "Conseil supérieur des Villes, Communes et Provinces de la Région wallonne" (Hoge Raad van Steden, Gemeenten en Provincies van het Waalse Gewest), gegeven op 11 december 2001;

Gelet op het advies van de Raad van State nr. 32823/4, gegeven op 12 juni 2002, in toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Gelet op de beheersovereenkomst die op 9 maart 2001 is ondertekend door de Waalse Regering en het beheerscomité van het « Agence wallonne pour l'intégration des personnes handicapées »;

Overwegende dat in het tijdschema voor de uitvoering van fase A inzonderheid bepaald wordt dat de Waalse Regering een wijziging in de regelgeving dient goed te keuren met betrekking tot de tegemoetkomingen ten gunste van gehandicapte personen die opgevangen of opgevangen en gehuisvest worden;

Overwegende dat in artikel 18 van voornoemd beheersovereenkomst bepaald wordt dat het bedrag van de dotatie van het Waalse Gewest die toegekend wordt voor het jaar 2002 aan het « Agence wallonne pour l'intégration des personnes handicapées » vastgesteld zal worden na de tegensprekelijke afwerking van fase A van bedoelde overeenkomst;

Overwegende dat bovendien zo spoedig mogelijk een oplossing dient te worden gevonden voor het momenteel gebrek aan beschikbare plaatsen voor de opvang of voor de opvang en de huisvesting van volwassen gehandicapte personen die op een wachtlijst staan;

Overwegende, ten slotte, dat verschillende bepalingen van het besluit van de Waalse Regering van 9 oktober 1997 betreffende de voorwaarden van erkenning en subsidiëring van de voor gehandicapte personen bestemde residentiële diensten, dagonthaaldiensten en diensten voor plaatsing in gezinnen op 31 december 2001 vervallen en dat bijgevolg in de juridische continuïteit dient te worden voorzien;

Overwegende dat dit besluit daardoor uitwerking dient te hebben vanaf 1 januari 2002;

Op de voordracht van De Minister van Sociale Aangelegenheden en Gezondheid, Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Dit besluit regelt in toepassing van artikel 138 van de Grondwet een aangelegenheid bedoeld in artikel 128, § 1, ervan.

Art. 2.Artikel 2, 4°, van het besluit van de Waalse Regering van 9 oktober 1997 betreffende de voorwaarden van erkenning en subsidiëring van de voor gehandicapte personen bestemde residentiële diensten, dagonthaaldiensten en diensten voor plaatsing in gezinnen wordt vervangen door volgende bepaling : « Begunstigde : elke gehandicapte persoon zoals omschreven in artikel 2 van het decreet en voor wie tot de noodzaak tot tenlasteneming door één van de diensten bedoeld in de artikelen 4, 5 en 7 besloten wordt bij beslissing tot tegemoetkoming van het Agentschap. »

Art. 3.Artikel 2, 11°, van hetzelfde besluit wordt vervangen door volgende bepaling : « Dienst : de diensten bedoeld in artikel 24, tweede lid, 6°, 7°, 9° en 11°, van het decreet, erkend door het Agentschap, en de diensten bedoeld in artikel 4, § 3 en § 3bis . »

Art. 4.In artikel 2 van hetzelfde besluit wordt er een punt 12° luidend als volgt toegevoegd : « Dienst voor vroegtijdige hulpverlening : de dienst bedoeld in het decreet van 12 juli 1990 houdende organisatie van de erkenning en de toekenning van toelagen aan de diensten voor vroegtijdige hulpverlening aan gehandicapte kinderen. »

Art. 5.In artikel 2 van hetzelfde besluit wordt een punt 13° luidend als volgt toegevoegd : « 13° Begeleidingsdienst : de dienst bedoeld in het decreet van 28 juli 1992 betreffende de begeleidingsdiensten voor volwassen gehandicapten. »

Art. 6.In artikel 2 van hetzelfde besluit wordt een punt 14° luidend als volgt ingevoegd : « 14° Kort verblijf : tenlasteneming in de opvang of in de opvang en huisvesting, tijdens korte periodes die in het totaal per begunstigde niet meer bedragen dan negentig dagen per jaar en tijdens welke laatstbedoelde van een dienst begeleiding krijgt op educatief, psychologisch en sociaal vlak, die aanagepast is aan diens behoeften met het oog op het verlenen van tijdelijke steun en occasionele rust aan begunstigde en diens naasten. »

Art. 7.In artikel 2 van hetzelfde besluit wordt een punt 15° luidend als volgt ingevoegd : « 15° Polygehandicapte persoon : kind of volwassene met verschillende ernstige deficiënties waaronder geestelijke achterstand, gekenmerkt door een intelligentiequotiënt van onder 50, die in belangrijke mate afhankelijk is van menselijke en technische hulp, zonder onderbreking, door naasten en op geïndividualiseerde wijze. »

Art. 8.In artikel 3, § 1, van hetzelfde besluit worden de punten 1° en 2° vervangen door volgende bepalingen : « 1° wordt tijdens de week opgevangen of gehuisvest door de dienst of is aanwezig op buitenactiviteiten die georganiseerd worden onder de verantwoordelijkheid van de dienst en die geïntegreerd worden in het individuele project van de begunstigde zoals bedoeld in artikel 12, § 2.

Om in overweging te worden genomen, dienen de buitenactiviteiten opgenomen te worden in het register bedoeld in artikel 12, § 7; 2° wordt opgevangen of gehuisvest door de dienst of is aanwezig bij buitenactiviteiten zoals omschreven onder punt 1° tijdens weekends, feestdagen of vakantieperiodes die door de dienst worden georganiseerd;».

Art. 9.In artikel 3, § 3, van hetzelfde besluit wordt punt 1° vervangen door volgende bepaling : « 1° de dagen zoals omschreven in § 1, 1° en 2° ».

Art. 10.Artikel 4, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen door volgende bepalingen : « § 1. De dagonthaaldienst vangt tijdens de daguren begunstigden op die een gewone of bijzondere onderwijsinstelling bezoeken.

Hij kan tijdens de schooltijd jongeren opvangen die wegens hun handicap tijdelijk verwijderd worden van de onderwijsinstellingen die zij bezoeken.

Dit type tenlasteneming wordt enkel door het Agentschap gesubsidieerd als voor de verwijdering een attest bestaat van de schoolinstelling die opgesteld is op grond van een met redenen omkleed advies van het psycho-medisch-sociaal centrum en waarin de duur van en de reden voor de verwijdering zijn opgenomen, alsmede de concrete wijze waarop samengewerkt wordt tussen de onderwijsinstelling en de dienst, en de in acht genomen procedure voor herintegratie van de jongere in bedoelde instelling. »

Art. 11.Artikel 4, § 2, van hetzelfde besluit wordt vervangen door volgende bepalingen : « § 2. De dagonthaaldienst voor niet-schoolgaande jongeren vangt tijdens de daguren begunstigden op die wegens hun handicap geen gewone of bijzondere onderwijsinstelling bezoeken.

Hij zorgt voor een individuele, educatieve, medische, therapeutische, psychologische en sociale tenlasteneming die aangepast is aan hun behoeften.

Hij beoogt een integratie van de gehandicapte persoon in het school-, maatschappelijk, culturele of beroepsleven.

De onmogelijkheid om een onderwijsinstelling te bezoeken dient te zijn vastgesteld volgens de vigerende wettelijke en regelgevende procedures. »

Art. 12.In artikel 4, § 3, van hetzelfde besluit wordt het eerste lid vervangen door volgende bepalingen : « De dienst voor integratiehulp is bestemd voor begunstigden van 6 tot en met 20 jaar. Er kan een afwijking, gegrond op de leeftijd van de begunstigden, worden toegestaan door het Agentschap, ingegeven door individuele projecten.

In samenwerking met het gezin en andere betrokkenen zorgt de dienst voor : a) een educatieve en psychotherapeutische hulpverlening aan de begunstigden en aan hun gezin via individuele acties waarbij beoogd wordt om een optimale integratie in school- en maatschappelijk leven mogelijk te maken;b) een informatie-, hulp- en steunverlening aan de begunstigden met het oog op een betere zelfstandigheid, meer bepaald voor wat betreft het beheren en het op zich nemen van de dagelijkse activiteiten, de huisvesting, het werk, de vorming, het inkomen en de vrije tijd.»

Art. 13.In artikel van hetzelfde besluit wordt een § 3bis luidend als volgt ingevoegd : « § 3bis . De dienst voor integratiehulp is bestemd voor begunstigden van 6 tot en met 20 jaar. Er kan een afwijking, gegrond op de leeftijd van de begunstigden, worden toegestaan door het Agentschap, ingegeven door individuele projecten.

De dienst verleent de begunstigden een bijzondere hulp die noodzakelijkerwijs gecoördineerd dient te worden met andere actoren die samenwerken met de jongeren en hun gezin met het doel de verschillende ondernomen acties zinvol en coherent te maken : 1° de dienst voor integratiehulp wordt erkend voor één of verschillende opdrachten zoals volgt die in een gezinsondersteunende context als doel dienen te hebben, de integratie van de jongeren in het school-, maatschappelijk, cultureel en beroepsleven : a) educatieve, psychotherapeutische en maatschappelijke hulpverlening aan de jongeren via individuele acties die worden ondernomen buiten de schooluren, met het oog op een betere zelfstandigheid meer bepaald voor wat betreft het beheren en het op zich nemen van de dagelijkse activiteiten, de huisvesting, het werk, de vorming, het inkomen en de vrije tijd;b) educatieve, psychotherapeutische en maatschappelijke hulpverlening aan de jongeren via groepsactiviteiten of groepswerk die hoofdzakelijk verwezenlijkt worden buiten de « schooluren », in samenwerking met het maatschappelijk netwerk;c) educatieve, psychotherapeutische en maatschappelijke hulpverlening aan de jongeren via individuele of groepsactiviteiten die hoofdzakelijk tijdens de « schooluren » georganiseerd of verwezenlijkt worden met jongeren die tijdelijk verwijderd worden uit de onderwijsinstelling die zij bezoeken, en in samenwerking met bedoelde instelling;d) de oriëntatie van de jongeren zoals omschreven in 2°;2° de dienst voor integratiehulp die een oriënteringsopdracht heeft, werkt een diepgaande analyse uit van de behoeften van de gehandicapte persoon waarin de bijzondere observatiemaatregel verantwoord wordt. Voor elke gehandicapte persoon wordt er een analyse gemaakt van de behoeften, alsmede een oriënteringsproject opgesteld waardoor, voor zover mogelijk en als dat niet tegen het belang van de persoon indruist, het behoud van de gehandicapte persoon in diens gezin begunstigd wordt. De dienst verwezenlijkt de opdrachten die hem door het Agentschap worden toevertrouwd, waarbij het verzoek van laatstgenoemde de doelstellingen, de redenen en de duur van de observatie dient aan te geven. In beginsel duurt de observatie drie weken, waarbij de eerste observatieperiode één enkele keer verlengd kan worden voor een maximumduur van drie weken. Bedoelde verlenging moet in een met redenen omkleed verzoek worden aangevraagd, waarmee ingestemd dient te worden door het Agentschap vóór de verlenging ingaat. Binnen een termijn van vijftien dagen te rekenen vanaf het einde van de opdracht richt de dienst een verslag aan het Agentschap waarin een diepgaande analyse wordt gemaakt van de behoeften van de gehandicapte persoon. Daarin worden de conclusies uit de observatie getrokken en wordt een oriëntatie of een nieuwe evaluatie voorgesteld zodat het Agentschap beslissingsondersteunende begeleiding krijgt. »

Art. 14.In artikel 4, § 4, van hetzelfde besluit worden de woorden « daarin inbegrepen in kort verblijf » ingevoegd tussen de woorden « dagonthaal » en « aan volwassen begunstigden ».

Art. 15.In artikel 5, § 1, van hetzelfde besluit worden de woorden « daarin inbegrepen in kort verblijf » ingevoegd tussen de woorden « begunstigden » en « die ».

Art. 16.In artikel 5, § 2, van hetzelfde besluit worden de woorden « daarin inbegrepen in kort verblijf » ingevoegd tussen de woorden « begunstigden » en « waarborgt ».

Art. 17.In artikel 5, § 3, van hetzelfde besluit worden de woorden « daarin inbegrepen in kort verblijf » ingevoegd tussen de woorden « begunstigden » en « waarborgt ».

Art. 18.In artikel 5, § 4, derde lid, van hetzelfde besluit wordt het zinsdeel « of met een dienst voor integratiehulp » toegevoegd na de woorden « met de betrokken begeleidingsdienst ».

Art. 19.In artikel 7 van hetzelfde besluit worden de woorden « daarin inbegrepen in kort verblijf » toegevoegd na de woorden « in die gezinnen ».

Art. 20.Artikel 8, eerste lid, 4°, van hetzelfde besluit wordt vervangen door volgende bepaling : « 4° de identiteit van de directeur van de dienst en zijn bewijs van goed zedelijk gedrag, evenals de schriftelijke bevoegdheidsoverdracht van de inrichtende macht bedoeld in artikel 13, § 1, 4°. »

Art. 21.Artikel 8, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen door volgende bepaling : « De residentiële overgangsdiensten, de diensten voor integratiehulp en de diensten voor plaatsing in gezinnen zijn niet verplicht de in het eerste lid, 6° en 7°, bedoelde documenten over te leggen, behalve indien ze in hun lokalen in de opvang voorzien van begunstigden op collectieve en permanente wijze. »

Art. 22.Artikel 8, vierde lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen door volgende bepaling : « Het huishoudelijk reglement van de residentiële overgangsdiensten, van de diensten voor integratiehulp en de diensten voor plaatsing in gezinnen dient de vermelding bedoeld in het derde lid, 5°, niet te bevatten. »

Art. 23.Artikel 9 van hetzelfde besluit wordt vervangen door volgende bepalingen : « § 1. Bij de hernieuwingsaanvraag worden de documenten gevoegd bedoeld in artikel 8, eerste lid, 1°, 2° en 6°.

Bij de hernieuwingsaanvraag die wordt ingediend door de residentiële overgangsdiensten, de diensten voor integratiehulp en de diensten voor plaatsing in gezinnen hoeven enkel de documenten bedoeld in artikel 8, eerste lid, 2° te worden gevoegd.

Bij wijzigingen in de documenten vereist krachtens artikel 8, eerste lid, 3°, 4°, 5°, 7° en 8° worden de gewijzigde documenten gevoegd.

Daarbij wordt er eveneens een evaluatieverslag van de activiteiten die sinds de laatste erkenning plaats hebben gevonden, gevoegd. § 2. De erkenningsaanvraag of de aanvraag tot wijziging van de erkenning met betrekking tot een omvorming van de dienst zoals bedoeld in afdeling 2 van Titel VIII kan worden ingediend door een dienst of, middels een schriftelijke overeenkomst, door een groep diensten.

Bedoelde aanvraag wordt gericht aan het Agentschap, bij aangetekend schrijven. In bedoeld schrijven worden op grond van een model dat door het Agentschap is opgemaakt, naast de documenten bedoeld in § 1, minstens volgende inlichtingen opgenomen : 1. op datum van de aanvraag, het aantal en de aard van de erkende tenlastenemingen van de dienst die omgevormd wenst te worden;2. de gemiddelde referentiebezetting van het voorgaande jaar in de dienst die omgevormd wenst te worden;3. het aantal en de aard van de tenlastenemingen die men wenst om te vormen;4. het aantal en de aard van de tenlastenemingen waarin men wenst te voorzien, alsmede het beoogde type van dienst, daarbij inbegrepen de keuze van één of verschillende opdrachten bedoeld in artikel 4, § 3bis , indien sprake is van een omvorming tot een dienst voor integratiehulp, en de datum die is bepaald voor de uitvoering van de omvorming 5.de wijzigingen op het vlak van de infrastructuur die noodzakelijk zijn voor de omvorming; 6. het medisch-sociaal-pedagogisch project dat in het vooruitzicht wordt gesteld voor de dienst die door de omvorming wordt opgericht;7. de nauwkeurige begroting waarin de geschatte lasten worden vermeld voor wat betreft de werkingskosten, het niet-educatieve en het educatieve personeel;8. de categorie(ën) handicaps van de begunstigden die ten laste worden genomen;9. het vormingsproject voor het personeel;10. voor de diensten die worden beheerd door een privaatrechtelijke inrichtende macht : het advies van de ondernemingsraad of, bij ontstentenis, van de vakbondsafvaardiging over het omvormingsproject. Voor de diensten die worden beheerd door een publiekrechtelijke inrichtende macht : het advies van het onderhandelings- of overlegcomité dat is opgericht bij de wet van 19 december 1974 of, bij ontstentenis, van de vakverenigingen die de werknemers vertegenwoordigen, over het omvormingsproject.

Binnen de dertig dagen na het toezenden van de aanvraag richt het Agentschap, bij aangetekend schrijven, aan de aanvrager een ontvangstbericht voor het dossier indien dit volledig is. Als het dossier onvolledig is, licht het Agentschap de aanvrager daarover in onder dezelfde voorwaarden en geeft bij die gelegenheid aan met welke stukken het dossier dient te worden vervolledigd.

Binnen de drie maanden volgend op het toezenden van het ontvangstbericht treft het beheerscomité van het Agentschap zijn beslissing na het advies te hebben ingewonnen van de raad voor de opvoeding, de opvang en de huisvesting.

Indien het beheerscomité met het omvormingsproject instemt, moet de dienst de omvorming uiterlijk in het jaar volgend op de indiening van de aanvraag en ten vroegste de eerste dag van de maand volgend op de datum van kennisgeving van de beslissing van het Agentschap doorvoeren. »

Art. 24.Artikel 10, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt aangevuld als volgt : « 7° het aantal tenlastenemingen van gehandicapte personen die worden gesubsidieerd in toepassing van artikel 29bis , alsmede het aantal plaatsen die bezet kunnen worden in kort verblijf overeenkomstig artikel 82ter ; ».

Art. 25.Het tweede, derde en vierde lid van artikel 11 van hetzelfde besluit worden vervangen door volgende bepalingen : « Indien deze voorwaarden niet vervuld zijn, wordt de erkenning opgeschort of ingetrokken dan wel het aantal erkende plaatsen beperkt overeenkomstig de procedure waarvan sprake in artikel 58 van het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 1996 tot uitvoering van het decreet van 6 april 1995 betreffende de integratie van gehandicapte personen.

Het Agentschap kan evenwel voor een duur die niet meer mag bedragen dan twee jaar het behoud of de hernieuwing van de erkenning koppelen aan het instellen van een « begeleidingscomité » dat belast wordt met hulpverlening aan de dienst voor het vervullen van de erkenningsvoorwaarden.

Bedoeld comité is samengesteld uit minstens één vertegenwoordiger van het Agentschap, één expert die aangewezen wordt door het beheerscomité op grond van zijn inzicht in het bestaande probleem, één vertegenwoordiger van de inrichtende machten en één vertegenwoordiger van de vakverenigingen die de werknemers vertegenwoordigen.

Als na afloop van de termijn de dienst steeds niet voldoet aan de erkenningsvoorwaarden, wordt de erkenning door het Agentschap beslist geheel of gedeeltelijk ingetrokken.

Bij het sluiten van een dienst ten gevolge van de intrekking van een erkenning waakt het Agentschap over de samenwerking van elke dienst zodat voorzien wordt in de dringende opvang en huisvesting van de gehandicapte personen. »

Art. 26.In artikel 12, § 1, wordt volgend lid ingevoegd tussen het eerste en het tweede lid : « De dienst waakt over de naleving van de doelstellingen van diens pedagogisch project.

Hij zet alle middelen in die bijdragen tot de verwezenlijking van voornoemde doelstellingen. »

Art. 27.In artikel 12, § 9, van hetzelfde besluit worden in het Frans de woorden « à raison de » vervangen door de woorden « au moins ».

Art. 28.In artikel 12, § 10, van hetzelfde besluit worden in het Frans de woorden « à raison de » vervangen door de woorden « au moins ».

Art. 29.In artikel 12, § 11, wordt een punt 5° luidend als volgt ingevoegd : « 5° Stoornissen die inwerken op de ontwikkeling of gedragsstoornissen die gepaard gaan met de handicap(s). »

Art. 30.In hetzelfde besluit wordt een artikel 12bis luidend als volgt ingevoegd : « Art. 12bis . Door te steunen op het medisch-sociaal-pedagogisch project van de instelling stelt de dienst een personeelsopleidingsplan op dat minstens over twee jaar loopt.

Bedoeld plan dat opgebouwd wordt na afloop van een debat tussen betrokken actoren, bepaalt de te bereiken doelstellingen.

In bedoeld plan worden de banden omschreven tussen de globale omgeving van de dienst, de dynamiek van het medisch-sociaal-pedagogisch project en de ontwikkeling van de vaardigheden van het personeel.

Daarin worden de criteria, de wijze en de periodiciteit van de evaluatie van bedoelde drie aspecten bepaald.

Voor wat betreft het personeel van de diensten die ressorteren onder de plaatselijke besturen en de provincies, kadert de opleiding bedoeld in het eerste lid in het opleidingsplan dat is opgesteld op initiatief van de gewestelijke opleidingsraad die is opgericht bij het decreet van 6 mei 1999 oprichting van de "Conseil régional de la formation des agents des administrations locales et provinciales de Wallonie" (Gewestelijke Raad voor de opleiding van de personeelsleden van de plaatselijke en provinciale besturen van Wallonië). »

Art. 31.Artikel 13 van hetzelfde besluit wordt vervangen door volgende bepalingen : «

Art. 13.§ 1. Om erkend te worden, dient de dienst aan volgende voorwaarden te beantwoorden : 1° hij moet georganiseerd worden door een overheid, een instelling van algemeen nut of een vereniging zonder winstoogmerk zijn, met een technische, budgettaire en boekhoudkundige autonomie alsook een administratief beheer dat zowel de uitvoering van zijn opdracht als het toezicht erop door het Agentschap mogelijk maakt;2° indien hij georganiseerd wordt door een vereniging zonder winstoogmerk, mag de vereniging slechts één vijfde van diens gewone leden tellen die personeelslid of aanverwant tot de derde graad zijn, en dit vanaf 1 januari 2004;3° indien hij georganiseerd wordt door een vereniging zonder winstoogmerk, mogen niet zetelen in diens raad van bestuur personen van hetzelfde gezin, echtgenoten, wettelijk samenwonenden en bloed- of aanverwanten tot en met de tweede graad, waarvan het aantal voor elk gezin hoger is dan een derde van het totaal aantal leden van de raad van bestuur, noch personen die deel uitmaken van het dienstpersoneel, en dit vanaf 1 januari 2004;4° hij moet onder de leiding staan van een directeur, die een natuurlijk persoon is die in bedoelde functie bezoldigd wordt en bevoegd is om krachtens een schriftelijke bevoegdheidsoverdracht van de inrichtende macht en onder diens verantwoordelijkheid het dagelijks bestuur van de dienst op zich te nemen, minstens voor wat betreft : a) de uitvoering en de opvolging van het medisch-sociaal-pedagogisch project;b) het personeelsbeheer;c) het geldbeheer;d) de toepassing van de vigerende regelgeving;e) de vertegenwoordiging van de dienst in diens betrekkingen met het Agentschap. In geval van tekortkomingen of onregelmatigheden in de uitvoering van het mandaat dat aan de directeur is toevertrouwd, nodigt het Agentschap de inrichtende macht bij aangetekend schrijven uit om de passende schikkingen te treffen.

Het bewijs van goed zedelijk gedrag van de directeur moet vrijgesteld zijn van veroordelingen tot correctionele straffen voor wanbedrijven die onverenigbaar zijn met de functie, of tot criminele straffen; 5° onverminderd de bepalingen bedoeld in artikel 27 van het decreet dient hij op vraag van het Agentschap elk bewijsstuk over te maken dat vereist is voor de uitoefening van diens controle, meer bepaald de jaarrekeningen, de stukken die noodzakelijk zijn voor de berekening van de verschillende subsidies, evenals het opleidingsplan bedoeld in artikel 12bis ;6° hij dient de sociale balans over te maken zoals omschreven bij het koninklijk besluit van 4 augustus 1996 betreffende de sociale balans, de jaarrekeningen, de activiteitenbalans en de personeelslijst bedoeld in artikel 29, § 2, alsmede het opleidingsplan bedoeld in artikel 12bis : - voor de diensten die worden beheerd door een privaatrechtelijke inrichtende macht : aan de ondernemingsraad of, bij ontstentenis, aan de vakbondsafvaardiging; - voor de diensten die worden beheerd door een publiekrechtelijke inrichtende macht : aan het het onderhanderlings- of overlegcomité dat is opgericht bij de wet van 19 december 1974 of, bij ontstentenis, aan de vakverenigingen die de werknemers vertegenwoordigen; 7° hij dient het referentienummer van de erkenning door het Agentschap op alle akten en andere stukken te vermelden, alsmede op de reclamebladen en aanplakkingen waarin de dienst voorziet. Er kan een afwijking van de bepalingen bedoeld in punten 2° en 3° verleend worden, voor wat betreft de personeelsinspraak, door het overlegcomité op grond van een dossier waarin aangetoond wordt dat bedoelde bepalingen niet aangepast zijn aan het globale project van de dienst. § 2. Onverminderd de bepalingen van § 1 dienen de diensten voor integratiehulp bedoeld in artikel 4, § 3bis , 2°, als uitsluitende maatschappelijke doelstelling te hebben, de verwezenlijking van de opdracht bedoeld in artikel 4, § 3bis , 1°, d) . »

Art. 32.Artikel 15, § 1, tweede lid, 2°, van hetzelfde besluit wordt vervangen door volgende bepaling : « 2° indien men er niet in geslaagd is een begunstigde zelfstandig te maken. »

Art. 33.Artikel 16 van hetzelfde besluit wordt vervangen door volgende bepalingen : « De erkende capaciteit van : 1° een dienst die erkend is voor maximum 60 tenlastenemingen wordt verminderd indien gedurende de twee voorgaande toewijzingsjaren door het Agentschap is vastgesteld dat de gemiddelde referentiebezetting minstens drie eenheden minder bedroeg dan de erkende capaciteit.De verminderde erkende capaciteit wordt bepaald op grond van het gemiddelde van het O.M.R. in de twee laatste jaren, waaraan één eenheid wordt toegevoegd; 2° een dienst die erkend is voor meer dan 60 en minder dan 120 tenlastenemingen wordt verminderd indien gedurende de twee voorgaande toewijzingsjaren door het Agentschap is vastgesteld dat de gemiddelde referentiebezetting minstens zes eenheden minder bedroeg dan de erkende capaciteit.De verminderde erkende capaciteit wordt bepaald op grond van het gemiddelde van het O.M.R. in de twee laatste jaren, waaraan één eenheid wordt toegevoegd; 3° een dienst die erkend is voor 120 tenlastenemingen en meer wordt verminderd indien gedurende de twee voorgaande toewijzingsjaren door het Agentschap is vastgesteld dat de gemiddelde referentiebezetting minstens negen eenheden minder bedroeg dan de erkende capaciteit.De verminderde erkende capaciteit wordt bepaald op grond van het gemiddelde van het O.M.R. in de twee laatste jaren, waaraan één eenheid wordt toegevoegd. »

Art. 34.In artikel 17 van hetzelfde besluit wordt het woord « drie » vervangen door het woord « twee ».

Art. 35.Artikel 19, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt aangevuld als volgt : « 11° de plaatsing in een gezin en een tenlasteneming in kort verblijf; 12° een tenlasteneming in kort verblijf en een onderneming voor aangepast werk;13° een tenlasteneming in kort verblijf en een beroepsopleidingscentrum;14° een tenlasteneming in kort verblijf in een dagonthaalcentrum en een residentieel overnachtingscentrum;15° een tenlasteneming in kort verblijf in een residentieel overnachtingscentrum en een dagonthaalcentrum.»

Art. 36.Artikel 22 van hetzelfde besluit wordt vervangen door volgende bepalingen : «

Art. 22.§ 1. Voor de berekening van de jaarlijkse subsidie wordt de gemiddelde referentiebezetting in rekening gebracht.

Als bedoelde gemiddelde referentiebezetting meer bedraagt dan de erkende capaciteit wordt de erkende capaciteit in rekening gebracht bij de berekening van het theoretisch bedrag bedoeld in artikel 24. § 2. In het totaal aantal dagen waarin een begunstigde wordt opgenomen, is inbegrepen de dag waarop de afvloeiing plaatsvindt, behalve indien hij naar een andere dienst wordt overgeplaatst.

De dag waarop de afvloeiing plaatsvindt, wordt uiterlijk vastgesteld de laatste dag waarop de begunstigde aanwezig is. »

Art. 37.In artikel 23, § 1, van hetzelfde besluit : 1° worden in het eerste lid de woorden « in één van de in § 2 bedoelde gevallen » vervangen door de woorden « bij vermindering van de erkende capaciteit »;2° wordt de laatste volzin uit het derde lid geschrapt en wordt een lid luidend als volgt toegevoegd : « Behalve in geval van overmacht, wordt het niet-naleven van bedoelde termijn, met de datumstempel van de post als bewijs, bestraft als volgt : a) een boete die gelijk staat aan 1/1000e van de jaarlijks te krijgen subsidie voor elke dag vertraging;b) onverminderd bedoelde boete verstuurt het Agentschap uiterlijk op de éénentwintigste dag vertraging een bij de post aangetekend herinneringschrijven;c) als het enquêteformulier niet binnen de tien dagen na het aangetekend herinneringsschrijven toegezonden is, wordt de jaarlijkse subsidie van de dienst vastgesteld op 80 % van het bedrag waarop hij het jaar voordien recht had, in evenredigheid met de erkende capaciteiten.»

Art. 38.In artikel 23, § 2, van hetzelfde besluit worden het eerste en het tweede lid vervangen door volgende leden : « In geval van een oprichting loopt de referentieperiode van de eerste werkingsdag tot en met 31 december van het lopende kalenderjaar, behalve indien bedoelde oprichting voortvloeit uit een omvorming bedoeld in afdeling 2 van titel VIII. Indien de erkende capaciteit verminderd wordt, loopt de referentieperiode van de dag waarop door het Agentschap kennis is gegeven van de vermindering van de erkende capaciteit tot en met 31 december van het lopende kalenderjaar, behalve indien bedoelde vermindering voortvloeit uit een omvorming bedoeld in afdeling 2 van titel VIII. »

Art. 39.In artikel 23 van hetzelfde besluit wordt een § 5 luidend als volgt toegevoegd : « § 5. Voor de dienst die op 1 januari van het werkjaar in aanmerking komt voor een wijziging van de erkenning ten gevolge van een overeenkomst die is opgesteld het jaar voordien met het doel de personen van categorie C die voordien op grond van de categorieën A of B gesubsidieerd werden, te regulariseren, wordt de herverdeling van de categorieën tenlastenemingen aangepast. Voor de berekening van de subsidies worden de dagen waarop bedoelde personen aanwezig zijn, van ambtswege gelijkgesteld met één volledige eenheid van tenlasteneming uit de categorie C voor de berekening van de gemiddelde referentiebezetting bedoeld in artikel 24, § 1, 1°.

In afwijking van artikel 24, § 1, 2°, wordt het bedrag van de jaarlijkse subsidie die voor het voorgaande jaar toegewezen wordt, verhoogd met het bedrag van de overeenkomst die in voorkomend geval naar jaarbasis omgerekend wordt.

In afwijking van artikel 24, § 1, 3°, geldt als erkende capaciteit de capaciteit die is vastgesteld op 1 januari van het jaar waarin de subsidie toegewezen wordt. »

Art. 40.In artikel 24 van hetzelfde besluit wordt een § 3 luidend als volgt toegevoegd : « § 3. De getallen 1, 5, 3 en 4,5 bedoeld in § 2 worden met twee vermenigvuldigd voor wat betreft de diensten voor jongeren. »

Art. 41.In artikel 26, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de woorden « Op hun verzoek wordt een toelagesupplement » vervangen door « Een toelagesupplement wordt ».

Art. 42.In artikel 29, § 2, van hetzelfde besluit wordt de laatste volzin van het tweede lid geschrapt en wordt een lid luidend als volgt toegevoegd : « Behalve in geval van overmacht, wordt het niet-naleven van bedoelde termijn, met de datumstempel van de post als bewijs, bestraft als volgt : a) een boete die gelijk staat aan 1/1000e van de jaarlijks te krijgen subsidie voor elke dag vertraging;b) onverminderd bedoelde boete verstuurt het Agentschap uiterlijk op de éénentwintigste dag vertraging een bij de post aangetekend herinneringschrijven;c) als het enquêteformulier niet binnen de tien dagen na het aangetekend herinneringsschrijven toegezonden is, wordt de jaarlijkse subsidie van de dienst vastgesteld op 90 % van het bedrag waarop hij het jaar voordien recht had, in evenredigheid met de erkende capaciteiten.»

Art. 43.Een artikel 29bis luidend als volgt wordt in hetzelfde besluit ingevoegd : « Art. 29bis . Binnen de perken van het begrotingskrediet dat te dien einde is voorbehouden, kan er een jaarlijkse bijzondere subsidie worden verleend voor de met naam genoemde tenlasteneming van gehandicapte personen die als prioritair worden verklaard op grond van de artikelen 61 en 61bis .

De jaarlijkse subsidie met betrekking tot bedoelde tenlastenemingen wordt bepaald door de gemiddelde referentiebezetting met betrekking tot bedoelde personen tijdens het lopende kalenderjaar te vermenigvuldigen met de subsidie per tenlasteneming bedoeld in bijlage IV, § 1, a) . Bedoeld aantal dagen tenlastenemingen wordt niet in rekening gebracht voor de berekening van de gemiddelde referentiebezetting bedoeld in artikel 24, § 1, 1° noch voor het toegewezen bedrag bedoeld in artikel 24, § 1, 2°. »

Art. 44.In hoofdstuk III van titel III van hetzelfde besluit wordt een artikel 31quater luidend als volgt ingevoegd : « Art. 31quater . Er worden vergoedingen die uitsluitend zijn voorbehouden voor het vervoer van begunstigden die opgevangen worden in een dagonthaalcentrum voor volwassenen en in een dagonthaalcentrum voor niet-schoolgaande jeugd, toegekend op volgende wijze : 1° voor zover de diensten een collectieve ophaaldienst organiseren, worden de vervoerkosten die ontstaan ten gevolge van begunstigden die opgevangen worden in een dagonthaaldienst voor volwassenen om zich van hun verblijfplaats naar de dienst te begeven en terug, in rekening gebracht op grond van rechtmatig verantwoorde werkelijke kosten, ter hoogte van maximum 3,14 euro per dag waarop de begunstigde ten laste wordt genomen. Voor het jaar 2002 en voor zover de dienst een subsidie gekregen heeft voor vervoerkosten in 2000 en 2001, wordt het subsidiebedrag bedoeld in het eerste lid evenwel beperkt tot het hoogste subsidiebedrag dat in 2000 of in 2001 is toegekend; 2° voor zover de diensten een collectieve ophaaldienst organiseren, worden de vervoerkosten die ontstaan ten gevolge van begunstigden die opgevangen worden in een dagonthaaldienst voor niet-schoolgaande jongeren om zich van hun verblijfplaats naar de dienst te begeven en terug, in rekening gebracht op grond van rechtmatig verantwoorde werkelijke kosten, ter hoogte van maximum 9, 48 euro per dag waarop de begunstigde ten laste wordt genomen. Voor het jaar 2002 en voor zover de dienst een subsidie gekregen heeft voor vervoerkosten in 2000 en 2001, wordt het subsidiebedrag bedoeld in het eerste lid evenwel beperkt tot het hoogste subsidiebedrag dat in 2000 of in 2001 is toegekend.

De voorwaarden waaronder het vervoer plaatsvindt, vallen onder de dienstverantwoordelijke, onverminderd de naleving van de algemene voorwaarden geldend voor het personenvervoer.

De duur van het vervoer mag niet meer bedragen dan twee uur. »

Art. 45.In artikel 40 van hetzelfde besluit wordt volgend lid toegevoegd : « Bij het beëindigen van een vruchteloos afgelopen gerechtelijke procedure voor de invordering van onbetaalde bijdragen kan het Agentschap op verzoek van de dienst afwijken van de bepaling bedoeld in artikel 49. »

Art. 46.In artikel 41bis , § 1, van hetzelfde besluit wordt het zinsdeel « die door een dienst of een pleeggezin wordt opgevangen en gehuisvest » vervangen door het zinsdeel « die in een residentiële dienst, met inbegrip van het kort verblijf, wordt opgevangen en gehuisvest, ».

Art. 47.Artikel 41bis , § 3, van hetzelfde besluit wordt vervangen door volgende bepalingen : « § 3. Voor de personen die een kind ten laste hebben en die in aanmerkingen komen voor de vermeerderde tegemoetkoming bedoeld in artikel 37 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994,zoals gewijzigd, wordt de bijdrage bepaald in artikel 40 per dag waarop de begunstigde aanwezig is, vastgesteld op een bedrag dat gelijkstaat met twee derden van de gekregen gezinsbijslagen, op grond van een attest afgegeven door de instellingen die bedoelde bijslag verschuldigd zijn.

De bijdrage wordt op dezelfde wijze vastgesteld indien de gehandicapte persoon wegens zijn handicap in aanmerking komt voor vermeerderde gezinsbijslagen of indien bedoelde persoon opgevangen en gehuisvest wordt door een pleeggezin dat erkend is door een dienst voor de plaatsing in gezinnen die gesubsidieerd en erkend is in het kader van het decreet van de Raad van de Franse Gemeenschap van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd. »

Art. 48.In artikel 41bis van hetzelfde besluit wordt een § 4 luidend als volgt toegevoegd : « § 4. In afwijking van artikel 40 is er, als het een jonge begunstigde betreft voor wie de bijzondere forfaitaire bijslag wordt toegekend zoals bedoeld in artikel 10, § 3, van de wet van 20 juli 1971 tot instelling van gewaarborgde gezinsbijslag, geen enkele bijdrage verschuldigd op voorwaarde dat er een attest wordt voorgelegd dat afgegeven is door de instelling die bedoelde bijslag verschuldigd is. »

Art. 49.In hetzelfde besluit wordt een artikel 41ter luidend als volgt ingevoegd : « Art. 41ter . Als het een jonge begunstigde betreft die wordt opgevangen en gehuisvest in een pleeggezin dat erkend is door een door het Agentschap erkende en gesubsidieerde dienst voor de plaatsing in gezinnen, wordt de bijdrage bepaald in artikel 40 per dag waarop de begunstigde aanwezig is, vastgesteld op een bedrag dat gelijkstaat met twee derden van de gekregen gezinsbijslagen, op grond van een attest afgegeven door de instellingen die bedoelde bijslag verschuldigd zijn. »

Art. 50.In hetzelfde besluit wordt een artikel 41quater luidend als volgt ingevoegd : « Art. 41quater . In een overeenkomst die gesloten wordt tussen het Agentschap en de Minister van de Franse Gemeenschap die bevoegd is voor het beleid terzake van hulpverlening aan de jeugd, waarbij bedoelde overeenkomst geheel of gedeeltelijk uitwerking kan hebben vanaf 3 februari 2001, zullen de bijzondere wijzen bepaald kunnen worden voor de inning van de bijdragen die verschuldigd zijn door de jonge begunstigden die opgevangen of opgevangen en gehuisvest worden in een dienst voor jongeren, met inbegrip van het kort verblijf, en wier opvang of opvang en huisvesting een gevolg is van een hulpverleningsmaatregel bedoeld in het decreet van de Raad van de Franse Gemeenschap van 4 maart 1991 inzake de hulpverlening aan de jeugd of in de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming. »

Art. 51.In artikel 42, § 1, van hetzelfde besluit wordt het eerste lid vervangen door volgende bepaling : « De volwassen begunstigde die opgevangen en gehuisvest wordt in een residentiële dienst of in een pleeggezin, met inbegrip van het kort verblijf, draagt naar gelang van zijn inkomen bij in de prijs voor de dagen waarop hij aanwezig is in de dienst die hem opvangt. »

Art. 52.In artikel 43 van hetzelfde besluit wordt de volzin « Voor de gehuwde gehandicapte persoon wordt rekening gehouden met de familiale lasten. » vervangen door volgende volzin : « Voor de bepaling van het inkomen van de gehandicapte persoon die een echtgenoot of een echtgenote heeft, een wettelijk samenwonende of één of verschillende kinderen ten laste, wordt rekening gehouden met de familiale lasten. »

Art. 53.Artikel 44bis , § 3, van hetzelfde besluit wordt vervangen door volgende bepalingen : « § 3. De personen met een kind ten laste die in aanmerking komen voor de vermeerderde tegemoetkoming bedoeld in artikel 37 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, zoals gewijzigd, dragen bij voor het bedrag bepaald in bijlage XVI, punt 1, a) .

De bijdrage wordt vastgesteld op het bedrag bepaald in bijlage XVI, punt 1, b) indien de gehandicapte persoon in aanmerking komt voor vermeerderde gezinsbijslagen wegens zijn handicap of indien de begunstigde opgevangen en gehuisvest wordt in een pleeggezin dat is erkend door een dienst voor plaatsing in gezinnen die erkend en gesubsidieerd wordt door het Agentschap of erkend en gesubsidieerd wordt in het kader van het decreet van de Raad van de Franse Gemeenschap van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd. »

Art. 54.Artikel 53, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen door volgende bepaling : « De bedragen vermeld in de artikelen 30, 31ter , 31quater , 42, 44bis , § 4, 45, 46, 76, § 3 en in de bijlagen V en XVI met uitzondering van de bedragen met betrekking tot het belastbaar inkomen bedoeld in laatstgenoemde bijlage, worden gekoppeld aan de spilindex 119,53 van 1 mei 1996. »

Art. 55.In artikel 53 van hetzelfde besluit wordt het vierde lid vervangen door volgende bepaling : « Voor 2002 wordt het aanpassingscoëfficiënt bedoeld in artikel 24, § 1, vastgesteld op 101 %. »

Art. 56.Artikel 56 van hetzelfde besluit wordt vervangen door volgende bepalingen : « § 1. De in artikel 24, tweede lid, 6°, 7° en 9° van het decreet bedoelde diensten kunnen enkel gehandicapte personen opnemen voor zover zij beschikken over : 1° de in artikel 21 van het decreet bedoelde beslissing tot tegemoetkoming van het Agentschap op grond waarvan zij opgenomen of gehuisvest dienen te worden;2° de voorlopige beslissing bedoeld in artikel 15 van het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 1996 tot uitvoering van het decreet;3° de beslissing van een bevoegde instelling van een ander deelgebied waarvan aanvaard wordt dat zij krachtens een samenwerkingsakkoord uitwerking heeft op het grondgebied van het Franse taalgebied. § 2. Indien de dienst niet kan steunen op één van de beslissingen opgesomd in § 1 en in afwachting van één van bedoelde beslissingen, kan hij tijdelijk een begunstigde opnemen als laatstgenoemde reeds een individuele aanvraag tot tegemoetkoming heeft ingediend waarbij hij verzoekt om een opname in een dagonthaaldienst of in een residentiële dienst overeenkomstig artikel 6 van het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 1996 tot uitvoering van het decreet.

Bij bedoelde aanvraag dient minstens één van volgende stukken te worden gevoegd : a) een door een andere administratie opgesteld document waarbij het bewijs van het bestaan van de handicap wordt geleverd;b) een eerder door een provinciegouverneur getroffen beslissing op voorwaarde dat de dienst erkend is om het type handicap waaraan de persoon lijdt, te behandelen;c) een beslissing tot tegemoetkoming van het Agentschap : - voor opvang en huisvesting voor jongeren terwijl de persoon volwassen is geworden op voorwaarde dat de dienst erkend is om het type handicap waaraan de persoon lijdt, te behandelen; - voor opvang in een dagonthaaldienst terwijl de persoon reeds over een beslissing beschikt voor opname in een residentiële dienst; d) een attest dat door een multidisciplinair team van een erkend centrum bedoeld in artikel 39 van het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 1996 tot uitvoering van het decreet opgesteld is. Om het Agentschap in staat te stellen om zijn beslissing te treffen, beschikt de persoon over een termijn van drie maanden om de noodzakelijke multidisciplinaire gegevens te verstrekken.

Het voorleggen van één der vier types documenten bedoeld in het tweede lid is van generlei invloed op de aard van de beslissing die voortvloeit uit de behandeling van het basisdossier. § 3. De aanvang van de tegemoetkoming van het Agentschap wordt vastgesteld op de datum waarop de persoon in de dienst wordt opgenomen indien de aanvraag en één van de documenten bedoeld in § 2, tweede lid, bij aangetekend schrijven zijn toegezonden aan het bevoegde gewestelijk kantoor van het Agentschap vóór de persoon in de dienst wordt opgenomen.

Als de behandeling van de aanvraag in een weigering resulteert, wordt de periode die verstreken is tussen het tijdstip waarop de persoon in de dienst opgenomen is en de datum waarop het Agentschap zijn beslissing heeft getroffen, enerzijds in rekening gebracht voor de gemiddelde referentiebezetting van de dienst en anderzijds meegeteld : - voor volwassen begunstigden, op grond van de subsidie van categoorie A, zoals vastgesteld in bijlage IV; - voor jonge begunstigden, op grond van de subsidie van de categorie « lichte geestelijke deficiëntie », zoals vastgesteld in bijlage IV. § 4. Indien de gehandicapte persoon reeds in aanmerking komt voor een andere tegemoetkoming die bij dit besluit is bepaald, is het niet verplicht om de aanvullende multidisciplinaire gegevens te verstrekken indien het een opname betreft : 1° in een residentiële overgangsdienst;2° in een residentiële overnachtingsdienst;3° in kort verblijf;4° in een dienst voor integratiehulp.»

Art. 57.Artikel 58 van hetzelfde besluit wordt vervangen door volgende bepalingen : «

Art. 58.Elke dienst die voor volgende deficiëntie(s) erkend is voorziet in de vervanging van natuurlijke afvloeiingen door de op te vangen of te huisvesten gehandicapte personen te kiezen uit een lijst van gehandicapte personen die aan de voormelde deficiënties lijden : 1° hersenverweking, multiple sclerose, spina bifida, myopathie, neuropathie;2° zware geestelijke deficiëntie;3° ernstige geestelijke deficiëntie;4° stoornissen in de motoriek, dysmelie, poliomyelitis, skelet- en ledenmisvormingen met gepaard gaande handicap;5° stoornissen die inwerken op de ontwikkeling of gedragsstoornissen die gepaard gaan met de handicap(s). Bedoelde lijst wordt binnen vijf werkdagen na de aanvraag van de dienst door het Agentschap overgemaakt.

Als het Agentschap de lijst niet binnen de vastgestelde termijn overmaakt, kan de dienst de begunstigde van zijn keuze opnemen, voor zover wordt voldaan aan de bepalingen van de artikelen 56 en 62. »

Art. 58.Artikel 59 van hetzelfde besluit wordt vervangen door volgende bepalingen : «

Art. 59.Op de lijst bedoeld in artikel 58 worden alle aanvragen tot opvang of opvang en huisvesting die door gehandicapte personen zijn ingediend bij de gewestelijke kantoren, opgenomen.

Voor elke personen worden aangegeven, de datum waarop de aanvraag is ingediend, de deficiëntie(s) bedoeld in artikel 58 waaraan de persoon lijdt, alsmede, in voorkomend geval, de subsidiëringscategorie en de adresgegevens van de dienst waarin bedoelde persoon wenst opgevangen of opgevangen en gehuisvest te worden. »

Art. 59.Artikel 60 van hetzelfde besluit wordt vervangen door volgende bepalingen : «

Art. 60.De dienst kan weigeren om in de vervanging te voorzien van afgevloeide personen door personen die op de lijst bedoeld in artikel 58 staan als aangetoond wordt dat diens medisch-sociaal-pedagogisch project, diens organisatie en diens infrastructuur niet afgestemd zijn op de behoeften van de persoon die op bedoelde lijst is opgenomen.

Het Agentschap beslist over de gegrondheid van de ingeroepen motivering.

Er kan een beroep tegen de beslissing van het Agentschap worden ingediend bij het het beheerscomité, binnen de vijftien dagen na kennisgeving ervan.

Het beheerscomité beslist in een termijn van twee maanden te rekenen vanaf het toezenden van het beroep. »

Art. 60.Artikel 61 van hetzelfde besluit wordt vervangen door volgende bepalingen : «

Art. 61.Het Agentschap selecteert periodiek, na een maatschappelijk onderzoek, op de lijst bedoeld in artikel 58 de aanvragen die het als prioritair erkent, waarbij rekening gehouden wordt met volgende criteria : 1° de datum waarop de aanvraag wordt ingediend;2° het dringend karakter van de opvang of van de opvang en huisvesting enerzijds omdat de gehandicapte persoon wegens zijn fysieke of psychische toestand bewaakt of verzorgd moet worden of anderzijds wegens maatschappelijke redenen zoals : a) het feit dat de voornaamste toeverlaat die hij in het gezin heeft, niet meer in staat is om zijn opdracht te vervullen;b) het feit dat de huidige toestand een gevaar vormt voor zijn integriteit of voor de integriteit van derden;c) het feit dat de dienst die in de opvang of in de opvang en huisvesting voorziet, niet geschikt is of het feit dat de persoon meerdere keren een uitsluitingsmaatregel is opgelegd. Het Agentschap intervenieert rechtstreeks bij elke erkende dienst om over bedoelde prioritaire personen te onderhandelen en ofwel een opname, ofwel een tussentijdse oplossing of nog een ander alternatief te vinden.

Indien er een blijvend tekort aan beschikbare plaatsen bestaat, kan het Agentschap binnen de perken van het beschikbare begrotingskrediet dat daartoe is voorbehouden, een bijzondere jaarlijkse subsidie toekennen op de wijze bepaald in artikel 29bis , samen met een verhoging of een wijziging van de erkenning voor één of verschillende afzonderlijke plaatsen die bestemd zijn voor opvang of voor opvang en huisvesting van bedoelde personen.

Indien een begunstigde opgenomen is in een dienst op grond van de toekenningsbeslissingen bedoeld in vorig lid en indien de overeenkomst bedoeld in artikel 63 op een later tijdstip opgezegd wordt, wordt de erkende en gesubsidieerde plaats ingetrokken. »

Art. 61.Er wordt in hetzelfde besluit een artikel 61bis luidend als volgt ingevoegd : « Art. 61bis . In uitzonderlijke individuele gevallen kan het Agentschap de bepalingen van artikel 61 eveneens laten gelden voor gehandicapte personen die lijden aan deficiënties die niet vermeld zijn in artikel 58. »

Art. 62.In artikel 65, § 2, van hetzelfde besluit wordt het zinsdeel « door de begunstigde, zijn wettelijke vertegenwoordiger, een bloed- of aanverwante » geschrapt.

Art. 63.In artikel 66, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de woorden « residentiële overgangs- en integratiehulpdiensten » ingevoegd tussen de woorden « van de diensten voor plaatsing in gezinnen » en « moet ».

Art. 64.Titel V van hetzelfde besluit, met het opschrift « Naleving van de normen » wordt er titel VI van.

Art. 65.In hetzelfde besluit wordt een titel VIbis luidend als volgt ingevoegd : « TITEL VIbis . - Originele collectieve of individuele projecten.

Art. 75bis . § 1. Met het doel de beginselen vastgelegd in artikel 4 van het decreet en de algemene en bijzondere doelstellingen van het beheerscontract bedoeld in artikel 45 van het decreet beter na te leven of te bereiken, kan het Agentschap geval per geval de artikelen 75ter en 75quater laten toepassen, voor zover er een collectief of individueel project bestaat waarmee bedoelde beginselen en doelstellingen beter nageleefd dan wel bereikt kunnen worden. § 2. Het collectieve of individuele project dient te worden opgenomen in een schriftelijke overeenkomst die afgesloten wordt tussen de dienst en het Agentschap met een vervaldatum dat niet na de vervaldatum van de erkenning mag vallen.

In de overeenkomst worden de voorwaarden en wijze aangegeven die de dienst moet naleven, evenals de evaluatiecriteria voor het project. § 3. Niettegenstaande andere financiële tegemoetkomingen die toegekend worden voor de verwezenlijking van collectieve of individuele projecten, worden de financiële middelen die worden toegekend op grond van dit artikel, beperkt tot de subsidies die normalerwijze de dienst toekomen op de wijze bepaald in dit artikel. § 4. Het collectieve of individuele project dat door een erkende dienst wordt voorgesteld, mag niet resulteren in een vermindering van het aantal door de dienst verrichte tenlastenemingen.

Art. 75ter . § 1. Om de verwezenlijking van een collectief project mogelijk te maken, kan het Agentschap afwijken van de artikelen 3, 12, § 9 en § 10, 14, 15, § 1 en § 2, 19, 40 tot en met 50, 55 en van punt 4 van bijlage III. § 2. De aanvraag van de dienst waarbij het collectieve project wordt voorgesteld, wordt bij aangetekend schrijven ingediend bij het Agentschap.

In het collectieve project worden minstens de inlichtingen opgenomen die vermeld zijn in artikel 12, § 2, en worden de redenen opgegeven waarvoor het project, wil het de beginselen en doelstellingen bedoeld in artikel 75bis , § 1, naleven dan wel bereiken, van de algemene regels van dit besluit moet afwijken. § 3. Het Agentschap zendt een ontvangstmelding voor de aanvraag toe, behandelt het dossier en maakt het over aan de subgewestelijke coördinatiecommissie waaronder de dienst ressorteert.

Bedoelde commissie hoort de directeur van de dienst en brengt binnen de twee maanden advies uit. Bij ontstentenis wordt het advies geacht gunstig te zijn.

Het beheerscomité van het Agentschap beslist binnen een termijn van twee maanden te rekenen vanaf de ontvangst van het advies van de subgewestelijke coördinatiecommissie. § 4. Uiterliijk binnen de dertig dagen volgend op het einde van het project, wordt laatstgenoemde geëvalueerd door de dienst, de subgewestelijke coördinatiecommissie en het Agentschap.

Het beheerscomité beslist in voorkomend geval over een verlenging van het project waarvan het eventueel de toepassingswijze kan wijzigen.

Het project wordt geacht verlengd te worden tot en met de datum waarop van de beslissing kennis wordt gegeven.

Art. 75quater . Om de verwezenlijking van een individueel project mogelijk te maken, kan het Agentschap afwijken van de artikelen 3, 12, § 9 en § 10, 15, § 1 en § 2, 19, 31quater , 40 tot en met 50 en 62. § 2. De aanvraag van de dienst waarbij het individuele project wordt voorgesteld, wordt bij aangetekend schrijven ingediend bij het Agentschap.

In het individuele project worden minstens de inlichtingen opgenomen die bedoeld zijn in artikel 12, § 2, en worden de redenen opgegeven waarvoor het project, wil het de beginselen en doelstellingen bedoeld in artikel 75bis , § 1, naleven dan wel bereiken, van de algemene regels van dit besluit moet afwijken.

Bij bedoeld project wordt een indien nodig geactualiseerd ontwerp van individuele overeenkomst zoals bedoeld in artikel 63 gevoegd. § 3. Het Agentschap zendt een ontvangstmelding voor de aanvraag toe, behandelt het dossier en beslist binnen de twee maanden na indiening van de aanvraag. Bij ontstentenis wordt de beslissing geacht gunstig te zijn. § 4. Het individuele project dat door het Agentschap wordt goedgekeurd, heeft pas uitwerking vanaf de datum waarop de voor het individuele project opgestelde overeenkomst bedoeld in artikel 63 ondertekend wordt en vervalt bij beëindiging ervan. § 5. Onverminderd de bepalingen van § 4 wordt het individuele project uiterlijk binnen de dertig dagen volgend op het einde ervan door de begunstigde geëvalueerd en, in voorkomend geval, door diens wettelijke vertegenwoordiger, door de dienst en door het Agentschap.

Laatstgenoemde keurt in voorkomend geval de verlenging ervan goed voor een door laatstgenoemde te bepalen duur. Het project wordt geacht verlengd te worden tot en met de datum waarop van de beslissing kennis wordt gegeven. »

Art. 66.Titel VI van hetzelfde besluit wordt er titel VII van en diens opschrift wordt vervangen door volgend opschrift : « TITEL VII. - Overeenkomsten met de diensten voor integratiehulp ».

Art. 67.In artikel 76, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de woorden « en van kort verblijf » geschrapt.

Art. 68.Artikel 76, § 3, van hetzelfde besluit wordt vervangen door volgende bepaling : « § 3. Voor de diensten die volgen op een specifiek project dat door het Agentschap bij overeenkomst is vastgelegd in 1996 en 1997, wordt het bedrag van de overeenkomst vastgesteld op 5.720 euro per persoon. ».

Art. 69.Titel VII van hetzelfde besluit wordt er titel VIII van.

Art. 70.Artikel 81 van hetzelfde besluit wordt vervangen door volgende bepalingen : « Het aantal diensten mag het aantal op 31 december 2001 erkende diensten niet overschrijden.

Bedoeld aantal kan evenwel worden verhoogd binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten, en wel in volgende gevallen : 1° de oprichting van een nieuwe dienst die volgt op omvormingen zoals bedoeld in afdeling 2;2° de oprichting van een nieuwe dienst waarvoor een vaste en definitieve belofte is gegeven voor subsidiëring bij de aankoop, de bouw of de inrichting en waarvan de infrastructuur voldoet aan de erkenningsnormen, voorzover beantwoordt wordt aan de subgewestelijke behoeften;3° de oprichting van een nieuwe dienst die polygehandicapte personen opneemt.»

Art. 71.In hetzelfde besluit wordt een artikel 81bis luidend als volgt ingevoegd : « Art. 81bis . De subgewestelijke coördinatiecommissies verrichten in hun ambtsgebied een diepgaande studie over de behoeften van de gehandicapte personen op het vlak van de dienstverlening en maken jaarlijks op het einde van het eerste halfjaar hun subgewestelijke programmatievoorstel aan de Waalse Regering over.

De subgewestelijke programmatie voor de oprichting en de omvorming van diensten wordt jaarlijks vastgesteld door de Waalse Regering en wordt officieel bekendgemaakt. »

Art. 72.In hetzelfde besluit wordt een artikel 81ter luidend als volgt ingevoegd : « Art. 81ter . § 1. De erkende capaciteit van elke dagonthaaldienst voor jongeren bedoeld in artikel 4, § 1, wordt op 1 januari 2004 teruggebracht tot 50 % van de gemiddelde effectieve bezettingsgraad van het jaar 2001. Het verkregen getal wordt naar de hogere eenheid afgerond als de eerste decimaal gelijk is aan of groter is dan 5 en naar de lagere eenheid afgerond als de eerste decimaal kleiner is dan 5.

Elke voornoemde dienst die vóór 1 januari 2004 omgevormd wordt, voorziet in de overdracht van tenminste de helft van de tenlastenemingen van jongeren zoals hogerbedoeld naar tenlastenmingen voor volwassenen en, voor het eventueel overblijvend aantal, naar tenlastenemingen in een dienst voor integratiehulp zoals omschreven in artikel 4, § 3bis .

Het aantal tenlastenemingen van volwassenen bedoeld in het tweede lid kan gedeeltelijk toegekend worden aan polygehandicapte jongeren, onder de voorwaarden omschreven in artikel 82bis .

Er wordt uiterlijk op 1 maart 2005 een evalutie doorgevoerd van de mate waarin de voorzieningen voor jongeren zoals bepaald in de vorige leden afgestemd zijn op de behoeften van de betrokken begunstigden.

Na de verwezenlijking van de omvorming wordt er een evaluatie doorgevoerd van de mate waarin de voorzieningen voor volwassenen zoals bepaald in de vorige leden afgestemd zijn op de behoeften van de betrokken begunstigden.

Tussen 1 januari 2004 en 31 december 2005 inbegrepen mogen voornoemde diensten het aantal overblijvende plaatsen niet omvormen.

Vanaf 1 januari 2007 houdt de erkenning en de subsidiëring van de diensten voor de opvang van jongeren bedoeld in artikel 4, § 1, op.

Elke voornoemde dienst die vóór 1 januari 2007 omgevormd wordt, voorziet in de overdracht van diens tenlastenemingen naar tenlastenemingen die op het ogenblik van de aanvraag conform zijn aan de jaarlijkse programmatie bedoeld in artikel 81bis . § 2. In afwijking van § 1 kunnen de dagonthaaldiensten voor jongeren bedoeld in artikel 4, § 1, die op 1 januari 2002 erkend zijn voor minstens dertig tenlastenemingen, de omvorming van het geheel van hun tenlastenemingen vóór 1 januari 2004 voor minstens de helft doorvoeren tot tenlastenemingen van volwassenen en, voor het eventueel overblijvende aantal, tot tenlastenemingen in een dienst voor integratiehulp zoals omschreven in artikel 4, § 3bis .

Het aantal tenlastenemingen van volwassenen bedoeld in het eerste lid kan gedeeltelijk toegewezen worden aan polygehandicapte jongeren, onder de voorwaarden omschreven in artikel 82bis . § 3. Om rekening te kunnen houden met de omvormingen bedoeld in afdeling 2 en die doorgevoerd worden vóór 1 januari 2002 door de dagonthaaldiensten voor jongeren bedoeld in artikel 4, § 1, kan de erkende capaciteit van laatstgenoemden op 1 januari 2004 teruggebracht worden tot 50 % van de gemiddelde effectieve bezettingsgraad van het jaar 1999. Het verkregen getal wordt naar de hogere eenheid afgerond als de eerste decimaal gelijk is aan of groter is dan vijf en naar de lagere eenheid als de eerste decimaal kleiner is dan vijf. § 4. In afwijking van de §§ 1 en 2 kunnen de dagonthaaldiensten voor jongeren bedoeld in artikel 4, § 1, die op 31 december 2001 erkend zijn om jongeren bedoeld in artikel 21, § 2, 11° tot en met 18° op te vangen, ervoor kiezen om enkel omgevormd te worden tot diensten voor integratiehulp zoals omschreven in artikel 4, § 3bis . § 5. In afwijking van de §§ 1 en 2 kunnen de dagonthaaldiensten voor jongeren bedoeld in artikel 4, § 1, die hun erkende capaciteit geheel of gedeeltelijk afstaan, alsmede de daarmee overeenstemmende subsidies, zodat een momenteel niet-erkende dienst door het Agentschap erkend kan worden en volwassen gehandicapte of jonge polygehandicapte personen kan opvangen dan wel opvangen en huisvesten, vóór 1 januari 2004 hun omvorming doorvoeren van meer dan de helft van hun tenlastenemingen.

Voor die afstand is de instemming van het Agentschap nodig.

Niettegenstaande artikel 85 moet de dienst die de omgevormde plaatsen krijgt, zorgen voor de indienstneming van de betrokken werknemers van de dienst die afstand doet. »

Art. 73.In hetzelfde besluit wordt een artikel 81quater luidend als volgt ingevoegd : « Art. 81quater . § 1. Van elke residentiële dienst voor jongeren die op 1 januari 2002 erkend is voor 75 tenlastenemingen of meer en die zich in het ambtsgebied van een gewestelijk kantoor bevindt waar het programmatiecijfer zoals omschreven in bijlage XVIII op 1 januari 2001 één per duizend overschrijdt, wordt de capaciteit op 1 januari 2004 teruggebracht tot 90 % van de effectieve gemiddelde bezetting van het jaar 2001. Het verkregen getal wordt naar de hogere eenheid afgerond als de eerste decimaal gelijk is aan of groter is dan vijf en naar de lagere eenheid afgerond als de eerste decimaal kleiner is dan vijf.

De betrokken dienst die vóór 1 januari 2004 omgevormd wordt, zorgt voor de overdracht van de tenlastenemingen van jongeren zoals bovenbedoeld naar tenlastenemingen van volwassenen naar een residentiële dienst voor volwassenen, naar een dagonthaaldienst voor volwassenen of naar een residentiële overgangsdienst. § 2. In afwijking van § 1 kunnen de residentiële diensten bedoeld in bedoelde paragraaf meer dan 10 % van de gemiddelde effectieve bezetting van het jaar 2001 omvormen, evenwel met een beperking tot twintig plaatsen, als de overdracht naar tenlastenemingen van volwassenen in een residentiële dienst voor volwassenen of in een residentiële overgangsdienst betrekking heeft op begunstigden die lijden aan sensoriële of fysieke deficiënties. § 3. In afwijking van § 1 kunnen de residentiële diensten bedoeld in bedoelde paragraaf en waarvan de inrichtende macht eveneens in aanmerking komt voor de bepalingen van artikel 81ter , ervoor kiezen om het tijdstip waarop de vermindering van hun erkende capaciteit in werking treedt, tot 1 januari 2006 uitstellen. In dat geval wordt hun erkende capaciteit op 1 januari, 2006 teruggebracht tot 90 % van de gemiddelde effectieve bezetting van het jaar 2003 of van het jaar 2001 als de gemiddelde effectieve bezetting van het jaar 2003 hoger is dan de effectieve gemiddelde bezettingsgraad van het jaar 2001. »

Art. 74.Artikel 82 van hetzelfde besluit wordt vervangen door volgende bepalingen : «

Art. 82.Het aantal diensten voor integratiehulp die een observatieopdracht kunnen vervullen zoals aangegeven in artikel 4, § 3bis , is beperkt tot één per gewestelijk kantoor, met uitzondering van het gebied dat gedekt wordt door het gewestelijk kantoor Luik, waar twee diensten voor integratiehulp die bedoelde opdracht uitvoeren, opgericht kunnen worden. Het Agentschap waakt erover dat bedoelde diensten centraal gevestigd worden tegenover het grondgebied dat ze dekken. »

Art. 75.In hetzelfde besluit wordt een artikel 82bis luidend als volgt ingevoegd : « Art. 82bis . Het aantal diensten dat bestemd is voor tenlastenemingen van polygehandicapte jongeren en dat opgericht wordt krachtens artikel 81 of ten gevolge van een omvorming zoals bedoeld in artikel 81ter, wordt beperkt tot één per gewestelijk kantoor.

Het aantal tenlastenemingen van polygehandicapte jongeren wordt bepaald met als uitgangspunt het aantal betrokken personen die vermeld zijn op de lijst bedoeld in artikel 58. »

Art. 76.In hetzelfde besluit wordt een artikel 82ter luidend als volgt ingevoegd : « Art. 82ter . § 1. De residentiële diensten voor jongeren die op 31 december 2000 erkend en gesubsidieerd zijn om meer dan zestig jongeren op te vangen dienen vanaf 1 september 2002 ten minste één plaats voor te behouden voor de opvang van begunstigden in kort verblijf. § 2. De residentiële diensten voor volwassenen, de residentiële overnachtingsdiensten voor volwassenen, de dagonthaaldiensten voor volwassenen en de diensten voor plaatsing in gezinnen kunnen erkend en gesubsidieerd worden voor één of verschillende bijkomende plaatsen voor begunstigden in kort verblijf in de dienstverleningscategorie waarvoor zij erkend en gesubsidieerd zijn. § 3. Het aantal per aanvragende dienst erkende en gesubsidieerde plaatsen, alsmede het totaal aantal plaatsen in kort verblijf worden door het Agentschap vastgesteld binnen de perken van de begrotingskredieten en na evaluatie van de plaatselijke behoeften door de subgewestelijke coördinatiecommissie.

Bedoeld aantal plaatsen mag niet meer bedragen dan drie per erkende dienst, noch de verhouding van één plaats per deel van zestig plaatsen die erkend zijn op het grondgebied van het Franse taalgebied. § 4. De begunstigden die opgevangen en gehuisvest worden in kort verblijf in een residentiële dienst, mogen niet reeds opgenomen zijn in een andere erkende residentiële dienst die al dan niet erkend is door het Agentschap.

De begunstigden die in kort verblijf worden opgevangen in een dagonthaaldienst voor volwassenen, mogen niet reeds opgenomen zijn in een residentiële dienst of in een andere dienst die voor een tenlasteneming tijdens de daguren zorgen, ongeacht of ze al dan niet erkend zijn door het Agentschap.

De uitsluiting waarvan sprake in het eerste en het tweede lid is niet van toepassing op de gehandicapte personen die in aanmerking komen voor de plaatsing in een gezin. § 5. De plaatsen die in kort verblijf zijn vastgesteld, moeten bestemd worden voor de doeleinden waarvoor ze zijn vastgesteld bij artikel 2, 14°. Het bestemmen van bedoelde plaatsen voor andere doeleinden heeft als gevolg dat de dienst voor het geheel der plaatsen in kort verblijf en voor het beschouwde kalenderjaar de in het vooruitzicht gestelde subsidie verliest.

Art. 77.In hetzelfde besluit wordt een artikel 82quater luidend als volgt ingevoegd : « Art. 82quater . § 1. Voor de plaatsen in kort verblijf in de diensten bedoeld in artikel 82ter , § 1, is de berekening van de gemiddelde referentiebezetting bedoeld in artikel 23, § 1, gebaseerd op één eenheid van tenlasteneming zoals bedoeld in artikel 2, 7°, wat overeenstemt met 150 dagen aanwezigheid. § 2. Voor de plaatsen in kort verblijf in de diensten bedoeld in artikel 82ter , § 2, wordt het bedrag van de jaarlijkse subsidie in evenredigheid met de dagen aanwezigheid in de loop van het jaar, die uitgedrukt zijn in delen van 365 of 366 dagen, vastgesteld op grond van de bedragen per tenlasteneming bedoeld in artikel 21, § 1, en de dagelijkse subsidies op grond van de bedragen bedoeld in artikel 31.

Bedoeld aantal dagen wordt noch in rekening gebracht voor de berekning van de gemiddelde referentiebezetting bedoeld in artikel 23, § 1, noch in het toegewezen bedrag bedoeld in artikel 24, § 1, 2° en is van generlei invloed op het percentage der aanwezigheden tijdens weekends en feestdagen bedoeld in artikel 21, § 1, 4°. »

Art. 78.Artikel 83 van hetzelfde besluit wordt vervangen door volgende bepalingen : «

Art. 83.De totale erkende capaciteit van de diensten wordt voorlopig vastgesteld op 3,1 voor duizend inwoners per gewestelijk kantoor.

Indien het aantal erkende tenlastenemingen de verhouding bedoeld in het eerste lid evenwel overschrijdt, kan bedoeld aantal behouden worden.

De verhouding bedoeld in het eerste lid houdt geen rekening met de verhoging van de erkende capaciteit in diensten voor integratiehulp ten gevolge van omvormingen bedoeld in afdeling 2. »

Art. 79.Artikel 84 van hetzelfde besluit wordt vervangen door volgende bepalingen : « De erkende capaciteit per type dienst mag de capaciteit niet overschrijden die bestond op 31 december 2001.

Zij kan evenwel worden verhoogd binnen de perken van de begrotingskredieten en in volgende gevallen : 1° de omvormingen bedoeld in afdeling 2;2° de oprichting van de nieuwe diensten bedoeld in artikel 81, tweede lid, 2° en 3°;3° de tenlastenemingen van gehandicapte personen voor wie een specifiek begrotingskrediet is voorbehouden krachtens artikel 29bis . »

Art. 80.Artikel 85, 2°, van hetzelfde besluit wordt vervangen door volgende bepaling : « 2° Het behoud waarborgen van a) het bezoldigingsstatuut van de werknemers;b) de bestaande betrekkingen binnen de perken bepaald door de erkenningsnormen van de omgevormde structuur.»

Art. 81.In artikel 85, 5°, van hetzelfde besluit wordt punt g) geschrapt en punt f) vervangen door volgende bepaling : « f) van tenlastenemingen van jongeren in een dagonthaaldienst naar tenlastenemingen in een dienst voor integratiehulp, op de wijze bepaald in artikel 81ter . »

Art. 82.In hetzelfde besluit wordt er een artikel 85bis luidend als volgt ingevoegd : « Art. 85bis . In afwijking van artikel 85 kunnen de omvormingen bedoeld in de artikelen 81ter en 81quater enkel zorgen voor de overdracht van tenlastenemingen naar tenlastenemingen die expliciet zijn bepaald en beperkt in bedoelde artikelen. »

Art. 83.Titel VIII van hetzelfde besluit wordt er titel IX van.

Art. 84.Het tweede streepje van artikel 89septies wordt vervangen door volgende bepaling : « - afwijken van de bepalingen van artikel 31quater , eerste lid, 2°, en bijkomende middelen toewijzen aan de diensten die wegens hun ligging of de ernst van de handicap van de opgevangen begunstigden aantonen dat hun lasten in de loop van het betrokken werkjaar minstens 150 % van de subsidie bedoeld in bedoeld artikel bereiken. »

Art. 85.In hetzelfde artikel wordt een artikel 89octies luidend als volgt ingevoegd : « Art. 89octies . § 1. In afwijking van artikel 23, § 1, loopt de referentieperiode waarbij de gemiddelde referentiebezetting die als grondslag dient voor de berekening van de jaarlijkse subsidie voor 2003 voor de diensten bedoeld in de artikelen 81ter en 81quater , van 1 januari tot en met 31 december 2001.

Bedoelde afwijking wordt enkel toegepast als de dienst aan volgende voorwaarden voldoet : 1° uiterlijk op 30 november 2002 een aanvraag hebben ingediend tot omvorming zoals bedoeld in artikel 9, § 2;2° bedoelde omvorming doorvoeren tijdens het werkjaar 2003;3° wat betreft de diensten bedoeld in artikel 81ter , een aantal tenlastenemingen op zich nemen die tijdens het jaar 2002 niet minder mag bedragen dan 75 % van hun erkende capaciteit;4° wat betreft de diensten bedoeld in artikel 81quater , een aantal tenlastenemingen op zich nemen die tijdens het jaar 2002 niet minder mag bedragen dan 90 % van hun erkende capaciteit. § 2. Indien de dagonthaaldienst voor jongeren bedoeld in 81ter een omvorming onderneemt : 1° wordt de gemiddelde referentiebezetting per type handicap opgedeeld, op grond van dezelfde verhoudingen als de verhoudingen die golden tijdens het werkjaar 2001, in afwijking van artikel 23, § 3, eerste lid.Voor de diensten die een omvorming ondernemen tussen 1 januari 2003 en 31 mei 2003, in toepassing van § 3, wordt de gemiddelde geldelijke anciënniteit van de dienst geëvalueerd op grond van de personeelslijst bedoeld in artikel 29, § 2, met betrekking tot het werkjaar 2001; 2° wordt de jaarlijkse subsidie voor het werkjaar 2004, op voorwaarde dat de gemiddelde referentiebezetting van de periode die loopt van de eerste dag van de omvorming tot en met 31 december 2003, niet minder bedraagt dan 75 % van de erkende capaciteit, in afwijking van artikel 23, § 3, derde lid, op grond van de erkende capaciteit van de dienst berekend en opgedeeld per handicap, op grond van dezelfde verhoudingen als de verhoudingen die golden tijdens het werkjaar 2001 en rekening houdend met de nieuwe anciënniteit zoals aangegeven door middel van de recentste lijst, bedoeld in artikel 29, § 2, die bij het Agentschap bekend is;3° wordt de jaarlijkse subsidie voor de werkjaren 2005 en 2006, op voorwaarde dat de gemiddelde referentiebezetting van de voorgaande periode, niet minder bedraagt dan 75 % van de erkende capaciteit, in afwijking van artikel 23, § 3, derde lid, op grond van de erkende capaciteit van de dienst berekende en opgedeeld per handicap, op grond van dezelfde verhoudingen als de verhoudingen die golden tijdens het werkjaar 2001 en telkens rekening houdend met de nieuwe anciënniteit zoals aangegeven door middel van de recentste lijst, bedoeld in artikel 29, § 2, die bij het Agentschap gekend is. § 3. In afwijking van artikel 23, § 4, kunnen de omvormingen bedoeld in artikel 85, 5°, f) , ten vroegste aanvangen op 1 januari 2003. § 4. In afwijking van artikel 23, § 1, loopt de referentieperiode waarmee de gemiddelde referentiebezetting bepaald kan worden die als grondslag dient voor de berekening van de jaarlijkse subsidie 2005, voor de diensten bedoeld in artikel 81quater , § 3, die ervoor gekozen hebben om het tijdstip waarop de vermindering van hun erkende capaciteit ingaat tot 1 januari 2006 uit te stellen, van 1 januari tot en met 31 december 2003, of van 1 januari tot 31 december 2001 als de gemiddelde referentiebezetting van het jaar 2003 meer bedraagt dan de gemiddelde referentiebezetting van het jaar 2001.

Bedoelde afwijking wordt enkel toegepast als de dienst aan volgende voorwaarden voldoet : 1° uiterlijk op 30 november 2004 een aanvraag hebben ingediend tot omvorming zoals bedoeld in artikel 9, § 2;2° bedoelde omvorming doorvoeren tijdens het werkjaar 2005;3° een aantal tenlastenemingen op zich nemen die tijdens het jaar 2004 niet minder mag bedragen dan 90 % van hun erkende capaciteit.»

Art. 86.In hetzelfde besluit wordt een artikel 89nonies luidend als volgt ingevoegd : « Art. 89nonies . De diensten voor kort verblijf die bestaan op 31 december 2001, houden op erkend en gesubsidieerd te zijn en de middelen die hen waren toegewezen, worden herbesteed aan de diensten op wier initiatief zij waren opgericht. »

Art. 87.In hetzelfde besluit wordt een artikel 89decies luidend als volgt ingevoegd : « Art. 89decies . De personen die een kind ten laste hebben en in aanmerking kunnen komen voor de sociale vrijstelling bedoeld in artikel 2, § 2, van het koninklijk besluit van 3 november 1993 tot uitvoering van artikel 37 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, zoals gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 mei 1995, worden gelijkgesteld met de personen bedoeld in artikel 41bis , § 3, eerste lid, en artikel 44bis , § 3, eerste lid. »

Art. 88.In hetzelfde besluit wordt een artikel 89undecies luidend als volgt ingevoegd : « De Regering kan afwijken van de vervaldata die zijn vastgesteld in de artikelen 81ter en 81quater wat betreft de vermindering van de erkende capaciteit, voor de dienst die wegens overmacht die aan infrastructuurproblemen toe te schrijven is onmogelijk binnen de opgelegde termijnen de omvorming kan doorvoeren tot tenlastenemingen voor volwassenen of polygehandicapte jongeren. De afwijking wordt beperkt tot het aantal plaatsen dat betrokken is bij voornoemde omvorming. »

Art. 89.Bijlage II van hetzelfde besluit wordt vervangen door bijlage I van dit besluit.

Art. 90.In bijlage III van hetzelfde besluit worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste streepje van punt I, wordt het getal « 1,5 » vervangen door het getal « 2 »;2° tussen het vijfde en het zesde streepje van punt I wordt volgend streepje ingevoegd : « - zij moeten voortvloeien uit uitwisselingen met natuurlijke personen die geen leden mogen zijn van de inrichtende macht of van de dienstdirectie, of met rechtspersonen waarin de leden van de inrichtende macht of van de dienstdirectie geen directie- of bestuurdersambt uitoefenen.In het tegenovergestelde geval dient de aantoonbaarheid van de lasten door het Agentschap te kunnen worden vastgesteld. »; 3° in het punt 2.1. wordt het derde streepje vervangen door volgende bepaling : « - de investeringswerken, daarbij inbegrepen de grote herstel- en onderhoudswerken van meer dan 500 euro die ten laste aangerekend worden in één enkel boekjaar »; 4° de streepjes 1 en 2 van punt 2.2 worden vervangen door volgende bepaling : « - de bezoldigingen die niet overeenstemmen met de schalen vermeld in de bijlagen 2 tot en met 8 van het besluit van de Waalse Regering van 12 juli 2001 tot verhoging van de jaarlijkse toelagen voor de residentiële diensten, dagonthaaldiensten en diensten voor plaatsing in gezinnen en die niet vastgesteld zijn overeenkomstig de regels vermeld in de punten I, III en IV van bijlage VI bij dit besluit; - de aanvullende voordelen die niet opgenomen zijn op de lijst opgesomd in punt I van bijlage VI bij dit besluit. »; 5° het voorlaatste streepje van punt 2.2 wordt vervangen door volgende bepaling : « - de verbrekingsvergoedingen, behalve de vergoedingen met betrekking tot de directeur en de vergoedingen die voortvloeien uit een omvorming zoals bedoeld in artikel 85 voor elk ander personeelslid »; 6° in het eerste streepje van punt 2.3 worden de woorden « 10 % voor de vestigingskosten » vervangen door « 20 % voor de vestigingskosten »; 7° in het eerste streepje van punt 2.3 worden de woorden « en van de uitrustingen voor administratieve doeleinden die afgeschreven zijn » vervangen door « die afgeschreven is »; 8° in het eerste streepje van punt 2.3 wordt een lid luidend als volgt ingevoegd : « Een afwijking van bedoelde percentages kan door het Agentschap worden toegestaan bij tweedehandse aankoop of aankoop van geprefabriceerde goeden. Bedoelde afwijking dient te worden aangevraagd bij aangetekend schrijven, en met redenen omkleed worden. »; 9° tussen het eerste lid en het tweede lid van het punt 4.1 wordt een lid luidend als volgt ingevoegd : « Voor de diensten voor integratiehulpdekt de jaarlijkse subsidie eveneens de lasten die op geldige wijze aangerekend worden in de rekeningen 614 en 615 bedoeld in bijlage XII bij dit besluit. »

Art. 91.Bijlage IV bij dit besluit wordt vervangen door bijlage II bij dit besluit.

Art. 92.In bijlage VI bij dit besluit worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° het punt I, 1°, eerste lid, wordt vervangen door volgende bepaling : « 1° een bijzondere jaarlijkse toelage ter hoogte van een bedrag vastgesteld in bijlage 1 bij het besluit van de Waalse Regering van 12 juli 2001 tot verhoging van de jaarlijkse toelagen voor de residentiële diensten, dagonthaaldiensten en diensten voor plaatsing in gezinnen voor gehandicapte personen, betaalbaar in maandelijkse schijven, toegekend aan alle personeelsleden met uitzondering van de geneesheren »;2° in punt I, 4°, worden de woorden « van vijfhonderd frank » geschrapt;3° het voorlaatste lid van punt II wordt vervangen door volgend lid : « Bedoelde diensten worden enkel in rekening gebracht vanaf de datum waarop het personeelslid de leeftijd vastgesteld in bijlage VII van dit besluit heeft bereikt.Voor het personeel dat in dienst is genomen vanaf 10 mei 2001 is de leeftijd waarop de rang is bekleed voor de berekening van de geldelijke anciënniteit de leeftijd bepaald bij bijlage IX bij het besluit van de Waalse Regering van 12 juli 2001 tot verhoging van de jaarlijkse toelagen voor de residentiële diensten, dagonthaaldiensten en diensten voor plaatsing in gezinnen.

Bedoelde diensten worden enkel in rekening gebracht op voorwaarde dat het betrokken personeelslid in betrokken periode het vereiste diploma bezat voor de uitoefening van bedoelde functie ».

Art. 93.Bijlage XVI bij hetzelfde besluit wordt vervangen door bijlage XVIII bij dit besluit.

Art. 94.Bijlage III bij dit besluit vormt bijlage XVIII bij hetzelfde besluit.

Art. 95.Artikel 31bis , § 2, van hetzelfde besluit wordt opgeheven met uitwerking vanaf 1 januari 2002.

Art. 96.De artikelen 4, § 3, 6 en 89decies van hetzelfde besluit worden opgeheven op 1 januari 2003.

Art. 97.Dit besluit heeft uitwerking vanaf 1 januari 2002, met uitzondering van : 1° artikel 92, 2°, dat uitwerking heeft vanaf 1 januari 2000;2° de artikelen 90, 4°, en 92, 1° en 3°, die uitwerking hebben vanaf 1 oktober 2000;3° de artikelen 46, 47, tweede lid, 49, 53, tweede lid, en punt 1 b) van bijlage IV voor wat betreft de begunstigden bedoeld in artikel 53, tweede lid, die uitwerking hebben vanaf 3 februari 2001;4° de artikelen 1, 10, 11, 20, 21, 23, 25 tot en met 32, 65, 72, 73, 75, 80 tot en met 82, 85, 88, 89, 90, 2°, 94 en 96 tot en met 98 die in werking treden de dag van hun bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad ;5° de artikelen 2, 13, 33, 34, 36, 66, 67, 71, 74 en 86 die in werking treden op 1 januari 2003;6° artikel 56, dat in werking treedt op 1 januari 2004.

Art. 98.De Minister bevoegd voor het beleid terzake van de gehandicapte personen is belast met de toepassing van dit besluit.

Namen, 26 juni 2002.

De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Sociale Aangelegenheden en Gezondheid, Th. DETIENNE

Bijlage I KWALIFICATIE- EN VORMINGSVEREISTEN VOOR HET PERSONEEL VAN DE DIENSTEN VOOR DE BEPALING VAN DE TOELAGEN « BIJLAGE II (bedoeld in de artikelen 20, 29, § 2, 54 en in bijlage III) » Opvoeder klasse III. De houders van één van de volgende titels : ? einddiploma of -getuigschrift van het lager of hoger secundair onderwijs (algemeen of technisch onderwijs); ? einddiploma, -getuigschrift of attest van het hoger secundair beroepsonderwijs (met goed gevolg beëindigd); ? diploma van het universitair of het niet-universitair onderwijs dat niet tot de kwalificatie van opvoeder klasse 1 leidt; getuigschrift van kinderverzorgster, getuigschrift van gezins- en sanitaire helpster of -hulp of kwalificatiegetuigschrift van gezins- en sanitaire assistente, getuigschrift van ziekenoppasser (es) of van verpleegassistent(e) of ziekenhuisassistent(e) aangeworven vóór de datum van bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het besluit van de Waalse Regering van 26 juni 2002 tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 9 oktober 1997 betreffende de voorwaarden van erkenning en subsidiëring van de voor gehandicapte personen bestemde residentiële diensten, dagonthaaldiensten en diensten voor plaatsing in gezinnen.

De na de datum van bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van bovenvermeld besluit aangeworven opvoeders klasse III moeten bovendien binnen vier jaar na hun aanwerving één (of meer) bijomende vorming(en) bewijzen, die een minimale totale duur van 200 uur hebben en die problematieken betreffen waardoor ze hun educatieve functie beter kunnen uitoefenen. De Minister zal de aanvullende vormingen bepalen waarvoor hij van mening is dat ze met de bovenvermelde vereiste overeenstemmen.

Opvoeder lasse II B De opvoeders die op de datum van bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van bovenvermeld besluit als opvoeders klasse IIB aangeworven waren en die op deze datum de vereiste kwalificaties bezaten om deze functie uit te oefenen.

Opvoeder klasse IIA ? De houders van een diploma of een getuigschrift : - in kinderopvoeding (D3TQ); - in toegepast sociaal wetenschappelijk onderzoek (D3TQ); - in sociale technieken (D3TQ); - in lichamelijke opvoeding en socio-culturele animatie (D3TQ); - van aspirant nursing (D3TQ); - van assistent in geriatrie (D3TQ); - van opvoedingsagent (D3TQ); - van vormingswerker (D3TQ); - van maatschappelijke agent (D3TQ); - in maatschappelijke en educatieve wetenschappen (D3TTR); ? de houders van : - een diploma of een getuigschrift als bewijs van het slagen voor het 7e beroepsjaar (D37P) kinderverzorgster, gezins- en sanitaire helpster of -hulp, assistente in geriatrie; - een getuigschrift van kinderverzorgster (D3P) voor zover uitsluitend wordt gezorgd voor kinderen van 0 tot 6 jaar; - een getuigschrift van verpleger/verpleegster; ? de houders van een ander einddiploma, of -getuigschrift van het hoger secundair onderwijs met een pedagogische, sociale of paramedische oriëntering, met volledig leerplan of voor sociale promotie; ? De opvoeders die op de datum van bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van bovenvermeld besluit als opvoeders-klasse IIA aangeworven waren en die op deze datum de vereiste kwalificaties bezaten om deze functie uit te oefenen.

Opvoeder klasse II Uitsluitend opvoeders van klasse II die reeds werkzaam zijn in een op 1 januari 1976 erkende inrichting en met één van de volgende titels : - diploma of getuigschrift van een technische school of cursus van het hoger secundair type, met een pedagogische, psychologische of sociale oriëntering; - getuigschrift van verpleger/verpleegster of van kinderverzorgster voor zover voor kinderen van 0 tot 6 jaar wordt gezorgd; - minstens een getuigschrift, diploma of gelijkwaardige titel van het gewone basisonderwijs, voor zover voor kinderen van 3 tot 6 jaar wordt gezorgd; - getuigschrift van het gewone kleuteronderwijs.

Opvoeder klasse I De houders van een einddiploma of -getuigschrift van het hoger universitair of niet-universitair onderwijs met pedagogische, psychologische, sociale of paramedische oriëntering met volledig leerplan of voor sociale promotie, met uitzondering van een diploma van bibliothecaris-documentalist.

Hoofdopvoeder ? De opvoeders klasse I die minstens één jaar dienstanciënniteit als opvoeder klasse I en één vorming in ploegbeheer kunnen bewijzen. De Minister bepaalt de vormingen die aan deze eis voldoen; ? De hoofdopvoeders die op de datum van bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van bovenvermeld besluit als hoofdopvoeders aangeworven waren en die op deze datum de vereiste kwalificaties bezaten om deze functie uit te oefenen; ? Bij wijze van overgangsmaatregel mogen de opvoeders-klasse I die minstens één jaar dienstanciënniteit als opvoeder-klasse I bewijzen en die tussen de datum van bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van bovenvermeld besluit en 31 december 2003 in dienst zijn genomen, tot 30 september 2006 de functie van hoofdopvoeder waarnemen zonder een aanvullende vorming in ploegbeheer te moeten bewijzen. Om deze functie tot 31 december 2006 te kunnen waarnemen moeten deze werknemers de aanvullende vorming in ploegbeheer zoals hierboven vereist bewijzen.

Opvoeder-groepsleider ? De opvoeders-klasse I die minstens drie jaar dienstanciënniteit in deze functie bewijzen en die een diploma of een aanvullend getuigschrift hebben, waarbij de kennis inzake het beheer van de non-profitsector wordt bevestigd. De Minister bepaalt de diploma's en getuigschriften die aan deze eis voldoen. ? De opvoeders-groepsleiders die op de datum van bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van bovenvermeld besluit als opvoeders-groepsleiders aangeworven waren en die op deze datum de vereiste kwalificaties bezaten om deze functie uit te oefenen; ? Bij wijze van overgangsmaatregel mogen de opvoeders-klasse I die minstens drie jaar dienstanciënniteit in deze functie bewijzen en die tussen de datum van bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van bovenvermeld besluit en 31 december 2003 in dienst zijn genomen, tot 30 september 2006 de functie van opvoeder-groepsleider waarnemen zonder een diploma of een aanvullend getuigschrift, waarbij de kennis inzake het beheer van de non-profitsector wordt bevestigd, te moeten bewijzen. Om deze functie na 31 december 2006 te kunnen waarnemen moeten deze werknemers een diploma of een aanvullend getuigschrift, waarbij de kennis inzake het beheer van de non-profitsector wordt bevestigd, zoals hierboven vereist, bewijzen.

Onderdirecteur klasse II ? De onderdirecteurs die op de datum van bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van bovenvermeld besluit als onderdirecteurs-klasse II aangeworven waren en die op deze datum de vereiste kwalificaties bezaten om deze functie uit te oefenen.

Onderdirecteur klasse I a. Onderdirecteur klasse I met een pedagogische functie ? De houders van een einddiploma of -getuigschrift van het hoger universitair of niet-universitair onderwijs met pedagogische, psychologische, sociale of paramedische oriëntering met volledig leerplan of voor sociale promotie en die bovendien beide volgende voorwaarden vervullen : - minstens drie jaar dienstanciënniteit hebben in een educatieve, sociale, pedagogische, pschychologische of paramedische functie hebben in de sector personenzorg; - een diploma of een aanvullend getuigschrift bezitten, waarbij de kennis inzake het beheer van de non-profitsector wordt bevestigd. De Minister bepaalt de diploma's en getuigschriften die aan deze eis voldoen; ? De onderdirecteurs die op de datum van bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van bovenvermeld besluit als onderdirecteurs klasse I aangeworven waren en die op deze datum de vereiste kwalificaties bezaten om deze functie uit te oefenen; ? Bij wijze van overgangsmaatregel mogen de houders van een einddiploma of -getuigschrift van het hoger universitair of niet-universitair onderwijs met pedagogische, psychologische, sociale of paramedische oriëntering met volledig leerplan of voor sociale promotie die minstens drie jaar dienstanciënniteit in deze functie bewijzen en die tussen de datum van bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van bovenvermeld besluit en 31 december 2003 in dienst zijn genomen, tot 30 september 2006 de functie van onderdirecteur klasse I met een pedagogische functie waarnemen zonder een diploma of een aanvullend getuigschrift, waarbij de kennis inzake het beheer van de non-profitsector wordt bevestigd, te moeten bewijzen. Om deze functie na 31 december 2006 te kunnen waarnemen moeten deze werknemers een diploma of een aanvullend getuigschrift, waarbij de kennis inzake het beheer van de non-profitsector wordt bevestigd, zoals hierboven vereist, bewijzen. b. Onderdirecteur klasse I met een administratieve functie ? De houders van een einddiploma of -getuigschrift van het hoger universitair of niet-universitair onderwijs met pedagogische, psychologische, sociale of paramedische oriëntering met volledig leerplan of voor sociale promotie en die bovendien beide volgende voorwaarden vervullen : - Minstens drie jaar dienstanciënniteit hebben in een administratieve of boekhoudfunctie; - Een diploma of een aanvullend getuigschrift bezitten, waarbij de kennis inzake het beheer van de non-profitsector wordt bevestigd. De Minister bepaalt de diploma's en getuigschriften die aan deze eis voldoen; ? De onderdirecteurs die op de datum van bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van bovenvermeld besluit als onderdirecteurs-klasse I aangeworven waren en die op deze datum de vereiste kwalificaties bezaten om deze functie uit te oefenen; ? Bij wijze van overgangsmaatregel mogen de houders van een einddiploma of -getuigschrift van het hoger universitair of niet-universitair onderwijs met juridische, economische, administratieve of boekhoudoriëntering met volledig leerplan of voor sociale promotie die, zoals hierboven vereist, minstens drie jaar dienstanciënniteit in deze functie bewijzen en die tussen de datum van bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van bovenvermeld besluit en 31 december 2003 in dienst zijn genomen, tot 30 september 2006 de functie van onderdirecteur klasse I met een administratieve functie waarnemen zonder een diploma of een aanvullend getuigschrift, waarbij de kennis inzake het beheer van de non-profitsector wordt bevestigd, te moeten bewijzen. Om deze functie na 31 december 2006 te kunnen waarnemen moeten deze werknemers een diploma of een aanvullend getuigschrift, waarbij de kennis inzake het beheer van de non-profitsector wordt bevestigd, zoals hierboven vereist, bewijzen.

Directeur klasse II De onderdirecteurs die op de datum van bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van bovenvermeld besluit als directeurs-klasse II aangeworven waren en die op deze datum de vereiste kwalificaties bezaten om deze functie uit te oefenen.

Directeur klasse I ? De houders van een einddiploma of -getuigschrift van het hoger universitair of niet-universitair onderwijs met pedagogische, psychologische, sociale of paramedische oriëntering met volledig leerplan of voor sociale promotie en die bovendien beide volgende voorwaarden vervullen : - Minstens drie jaar dienstanciënniteit hebben in een educatieve, sociale, pedagogische, pschychologische of paramedische functie hebben in de sector personenzorg; - Een diploma of een aanvullend getuigschrift bezitten, waarbij de kennis inzake het beheer van de non-profitsector wordt bevestigd. De Minister bepaalt de diploma's en getuigschriften die aan deze eis voldoen; ? De directeurs die op de datum van bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van bovenvermeld besluit als onderdirecteurs-klasse I aangeworven waren en die op deze datum de vereiste kwalificaties bezaten om deze functie uit te oefenen; ? Bij wijze van overgangsmaatregel mogen de houders van een einddiploma of -getuigschrift van het hoger universitair of niet-universitair onderwijs met pedagogische, psychologische, sociale of paramedische oriëntering met volledig leerplan of voor sociale promotie die, zoals hierboven vereist, minstens drie jaar dienstanciënniteit in deze functie bewijzen en die tussen de datum van bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van bovenvermeld besluit en 31 december 2003 in dienst zijn genomen, tot 30 september 2006 de functie van directeur klasse I waarnemen zonder een diploma of een aanvullend getuigschrift, waarbij de kennis inzake het beheer van de non-profitsector wordt bevestigd, te moeten bewijzen. Om deze functie na 31 december 2006 te kunnen waarnemen moeten deze werknemers een diploma of een aanvullend getuigschrift, waarbij de kennis inzake het beheer van de non-profitsector wordt bevestigd, zoals hierboven vereist, bewijzen.

Klerk De houders van één van de volgende titels : ? einddiploma of -getuigschrift van het lager secundair onderwijs (algemeen of technisch onderwijs). ? eindgetuigschrift of -attest van het lager secundair beroepsonderwijs na een vierde finaliteitsjaar of na een vijfde bijscholings- of specialisatiejaar in een afdeling "Travail de bureau", uitgereikt door een door de Staat opgerichte, gesubsidieerde of erkende inrichting.

Klerk-stenotypist De houders van éen voor de functie van klerk vereiste titel en een getuigschrift of diploma dat van stenotypiekennis getuigt.

Opsteller De houders van een einddiploma of -getuigschrift van het hoger secundair onderwijs (algemeen of technisch onderwijs), voor zover de gevolgde opleiding overeenstemt met de normale eisen van de functie.

Econoom De houders van een diploma of getuigschrift dat toegang geeft tot de opleiding van opsteller.

Boekhouder klasse II Einddiploma of -getuigschrift van het hoger secundair onderwijs (algemeen of technisch onderwijs) met een commerciële richting.

Boekhouder klasse I ? De houders van een einddiploma of -getuigschrift van het hoger onderwijs met een economische richting waarvan de kwalificatie overeenstemt met de normale eisen van de functie; ? De houders van het diploma van de "Chambre belge des Comptables ».

Arbeiderspersoneel categorie I Ongeschoolde arbeiders, schoonmakers, dienstboden, nachtwakers, conciërges, niet-gekwalificeerde landarbeiders.

Arbeiderspersoneel categorie II Wasvrouwen, laboratoriumknechten, strijksters, linnennaaisters, portiers, helpers van gekwalificeerde arbeider voor zover een gekwalificeerde arbeider in de dienst werkzaam is.

Arbeiderspersoneel categorie III Niet-gekwalificeerde arbeiders die niet in het bezit zijn van een einddiploma of -getuigschrift dat van hun kwalificatie getuigt.

Arbeiderspersoneel categorie IV Gekwalificeerde arbeiders met een door een school of een onderwijsinrichting uitgereikt diploma of -getuigschrift dat van een kwalificatie getuigt, zoals schoenmaker, tuinier, mecanicien, loodgieter voor sanitair, meubelmaker, schrijnwerker, elektricien, kok.

Arbeiderspersoneel categorie V Arbeiders met de voor de arbeiders categorie IV vereiste kwalificatie en die verantwoordelijk zijn voor een homogene ploeg van minstens vijf arbeiders.

Gebrevetteerd verpleger/verpleegster De houders van het diploma verpleegkunde.

Gegradueerd verpleger/verpleegster De houders van het diploma dat deze titel verleent.

Diëtist(e) De houders van het diploma dat deze titel verleent.

Gegradueerde of regent met een economische, juridische, administratieve of informaticaoriëntering De houders van het diploma dat deze titel verleent.

Kopiist (braille) 2e klasse De houders van een diploma, getuigschrift of attest dat toegang geeft tot de functie van klerk.

Kopiist (braille) 1e klasse De houders van een diploma, getuigschrift of attest dat toegang geeft tot de functie van opsteller.

Huisarts De houders van een diploma van dokter in de genees-, heel- en verloskunde Geneesheer-specialist Titel voor de uitoefening van het beroep van huisarts alsook een specificatietitel die vereist wordt na advies van de Erkenningscommissie voor geneesheren-specialisten.

Licentiaat in de psychologie, psycho-pedagogie, kinesitherapie en logopedie De houders van het diploma dat één van de voor de uitoefening van deze functies vereiste titels verleent.

Licentiaat met een economische, juridische, administratieve of informaticaoriëntering De houders van het diploma dat één van deze titels verleent.

Assistent in de psychologie De houders van het diploma dat deze titel verleent.

Ergotherapeut, kinesitherapeut, logopedist.

De houders van het diploma dat één van deze titels verleent.

Orthopedagoog De houders van het diploma voor deze specialisatie.

Assistent, hulp of sociaal adviseur De houders van het diploma dat één van deze titels verleent.

Gegradueerd maatschappelijk verpleger/verpleegster De houders van het diploma dat deze titel verleent.

Knutselaar in apparatuur A3 De houders van het diploma of getuigschrift vierde jaar technisch secundair onderwijs.

Elektronicatechnicus A1 of A2 De houders van het diploma dat één van deze titels verleent.

Kinderverzorgster, gezins- en sanitaire helpster, ziekenoppasser(es) of andere gelijkgestelde functies ? De werknemers die op de datum van bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van hierbovenvermeld besluit in één van de functies die tot deze categorie behoren, in dienst genomen waren en die op deze datum de voor de uitoefening van betrokken functie vereiste kwalificaties bezaten; ? De houders van een diploma of een getuigschrift van : - kinderverzorgster (D3P); - gezins- en sanitaire helper/helpster (D3P); - jeugdwerker/jeugdwerkster (D3P); - bejaardenhelper/helpster; - polyvalente hulpwerker van de diensten aan huis en in gemeenschap dat overeenstemt met het kwalificatiegetuigschrit van gezins- en sanitaire helper van het secundair onderwijs met volledig leerplan; en aangeworven na de datum van bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van bovenvermeld besluit in een functie van opvoeder of ziekenverzorger.

Hulp klinisch laboratorium A3 De houders van het diploma dat deze titel verleent. » Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 26 juni 2002 tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 9 oktober 1997 betreffende de voorwaarden van erkenning en subsidiëring van de voor gehandicapte personen bestemde residentiële diensten, dagonthaaldiensten en diensten voor plaatsing in gezinnen.

Namen, 26 juni 2002.

De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Sociale Aangelegenheden en Gezondheid, Th. DETIENNE

Bijlage II « BIJLAGE IV (bedoeld in de artikelen 21, 29bis en 53) § 1. LIJST VAN DE TOELAGEN 2002 PER TENLASTENEMING e) Door een privaatrechtelijke inrichtende macht beheerde diensten met een GB < = 60 Residentiële diensten voor jongeren Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 26 juni 2002 tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 9 oktober 1997 betreffende de voorwaarden van erkenning en subsidiëring van de voor gehandicapte personen bestemde residentiële diensten, dagonthaaldiensten en diensten voor plaatsing in gezinnen. Namen, 26 juni 2002.

De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Sociale Aangelegenheden en Gezondheid, Th. DETIENNE

^