Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 27 mei 2009
gepubliceerd op 31 augustus 2009

Besluit van de Waalse Regering betreffende het bodembeheer

bron
waalse overheidsdienst
numac
2009027163
pub.
31/08/2009
prom.
27/05/2009
ELI
eli/besluit/2009/05/27/2009027163/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

27 MEI 2009. - Besluit van de Waalse Regering betreffende het bodembeheer


De Waalse Regering, Gelet op het decreet van 5 december 2008 betreffende het bodembeheer, inzonderheid op de artikelen 2, 14° en 24°, 8, 13, 23, 27, 28, 32 en 68;

Gelet op het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning, inzonderheid op de artikelen 4 en 5;

Gelet op het decreet van 7 juni 1990 houdende oprichting van een « Institut scientifique de Service public » (Openbaar Wetenschappelijk Instituut) in het Waalse Gewest, inzonderheid op artikel 3, tweede lid, 3;

Gelet op het advies nr. 56.228/4 van de Raad van State, gegeven op 14 april 2009, overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme;

Na beraadslaging, Besluit : TITEL I. - Definities en algemeenheden

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° « decreet » : het decreet van 5 december 2008 betreffende het bodembeheer;2° « administratie » : administratie in de zin van artikel 2, 14°, van het decreet, met name de directeur-generaal van het Operationele Directoraat-generaal Landbouw, Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu (DGO3), of zijn gemachtigde;3° « bodemsaneringsorganisatie » : tijdelijke maatschappij of rechtspersoon erkend om overeenkomstig artikel 23 van het decreet te voldoen aan de verplichtingen van één of meer dragers van de verplichtingen bedoeld in artikel 18 van het decreet, met inachtneming van de modaliteiten waarin dit besluit voorziet; 4° « CWBP » : Waalse Code van Goede Praktijken waarin het geheel van de standaardprocedures opgenomen is en dat de administratie ter inzage van het publiek legt, o.a. via het milieuportaal van de Internetsite van het Waalse Gewest; 5° « CWEA » : Waals compendium van de bemonsterings- en analysetechnieken, goedgekeurd door de administratie en door haar ter inzage van het publiek gelegd, o.a. via het milieuportaal van de Internetsite van het Waalse Gewest.

Art. 2.Het bodemcontrolecertificaat bedoeld in artikel 2, 24°, van het decreet bevat minstens de volgende gegevens : - de identificatie en de plaatsbepaling van het terrein; - de kadastrale gegevens; - het (de) type(s) gebruik overwogen met verwijzing naar bijlage 2 bij het decreet; - de bijzondere waarde(n) van het terrein; - de omschrijving van de veiligheids- en opvolgingsmaatregelen, desgevallend met inbegrip van de gebruiksbeperkingen; - de referentie van de oriënterings- of karakteriseringsonderzoeken of van de eindevaluatie van de saneringshandelingen en -werken; - de datum van afgifte van het certificaat; - de identiteit, personalia en hoedanigheid van de bestemmelingen van het certificaat.

Art. 3.De instanties bedoeld in artikel 8, laatste lid, van het decreet zijn het « ISSeP » en de « SPAQuE ».

TITEL II. - Erkenningen HOOFDSTUK I. - Types erkenning

Art. 4.Er bestaan vier types erkenning : 1° de erkenning als « deskundige van categorie 1 » wordt geëist voor de uitvoering van de volgende opdrachten : a) het uitwerken van een oriënteringsonderzoek zoals bedoeld in de artikelen 37 tot 41 van het decreet;b) het uitwerken van een karakteriseringsonderzoek zoals bedoeld in de artikelen 42 tot 46 van het decreet;c) de uitvoering van de na afloop van een oriënterings- of karakteriseringsonderzoek voorgestelde veiligheids- of opvolgingsmaatregelen, zoals bedoeld in artikel 2, 11°, en 12°, van het decreet, voorstellen en leiden;d) het uitwerken van een indicatief onderzoek of van een karakteriseringsonderzoek, zoals bedoeld in de artikelen 681bis /63 tot 66 van het besluit van de Waalse Regering van 4 maart 1999 tot wijziging van titel III van het Algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming door de invoeging van specifieke bepalingen die toepasselijk zijn op de installatie en de uitbating van benzinestations;2° de erkenning als « deskundige van categorie 2 » wordt geëist voor de uitvoering van de volgende opdrachten : a) het uitwerken van een oriënteringsonderzoek zoals bedoeld in de artikelen 37 tot 41 van het decreet;b) het uitwerken van een karakteriseringsonderzoek zoals bedoeld in de artikelen 42 tot 46 van het decreet;a) het uitwerken van een saneringsproject zoals bedoeld in de artikelen 53 tot 63 van het decreet;d) toezicht uitoefenen op de saneringshandelingen en -werken en de eindevaluatie maken, zoals bedoeld in de artikelen 65 tot 67 van het decreet;e) de uitvoering van de veiligheids- of opvolgingsmaatregelen, zoals bedoeld in artikel 2, 11°, en 12°, van het decreet, voorstellen en leiden;d) het uitwerken van een indicatief onderzoek of van een karakteriseringsonderzoek of van een saneringsplan, zoals bedoeld in de artikelen 681bis /63 tot 67 van het besluit van de Waalse Regering van 4 maart 1999 tot wijziging van titel III van het Algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming door de invoeging van specifieke bepalingen die toepasselijk zijn op de installatie en de uitbating van benzinestations;3° de erkenning als « laboratorium » wordt geëist voor de uitvoering van de bodemanalyses in het kader van het decreet en van dit besluit, overeenkomstig het « CWEA »; 4° de erkenning als « bodemsaneringsorganisatie » wordt geëist voor de uitvoering van de volgende opdrachten, onverminderd de voorschriften waarin de artikelen 56 en 57 van het decreet voorzien : a) de coördinatie van de onderzoeken, handelingen en werken tot sanering van de terreinen omschreven in het kader van de modaliteiten bepaald bij artikel 23 van het decreet, door de bepaling van de lijst, de prioriteit en de data i.v.m. de uitvoering van de onderzoeken en saneringen die ze belooft na te komen en die ze ter goedkeuring aan de administratie voorlegt; b) de uitvoering van de oriënterings- en karakteriseringsonderzoeken leiden, alsook die van de saneringsprojecten betreffende de terreinen bedoeld in a) ;c) de uitvoering van de handelingen tot sanering van de in a) bedoelde terreinen leiden. HOOFDSTUK II. - Erkenningsprocedure

Art. 5.De erkenningsprocedure zoals omschreven in de artikelen 28 tot 36 van het decreet is ook van toepassing op de bodemsaneringsorganisaties. HOOFDSTUK III. - Erkenningsvoorwaarden Afdeling 1. - Algemene voorwaarden

Art. 6.§ 1. De erkenning kan aan een rechtspersoon of aan een natuurlijke persoon afgegeven worden indien hij voldoet aan de voorwaarden waarin dit besluit voorziet. § 2. Dezelfde persoon mag verschillende types erkenning aanvragen. § 3. In afwijking van paragraaf 1, kan de erkenning als bodemsaneringsorganisatie slechts aan een rechtspersoon of aan een tijdelijke vennootschap afgegeven worden, overeenkomstig artikel 1, 4°; de erkenning als laboratorium kan slechts aan een rechtspersoon afgegeven worden.

Art. 7.De erkenning wordt aan de aanvrager afgegeven indien hij de volgende algemene voorwaarden vervult : 1° als het gaat om een rechtspersoon of om een tijdelijke vennootschap, opgericht zijn overeenkomstig de wetgeving van een lidstaat van de Europese Unie en zijn (haar) hoofdbestuur of hoofdzetel binnen de Europese Unie hebben, of er zijn (haar) maatschappelijke zetel hebben, op voorwaarde dat zijn (haar) activiteiten een reële en duurzame band hebben met de economie van een lidstaat van de Europese Unie;2° één of verschillende personen contractueel in dienst hebben die houder is (zijn) van een wetenschappelijk diploma van het universitaire of daarmee gelijkgestelde niveau, toereikend geacht door de administratie ten opzichte van de bevoegdheden die voor de aangevraagde erkenning geëist worden. De contractuele dienst wordt verstaan als de arbeidsbeschikbaarheid van een bediende onder arbeidscontract, of als de voortdurende beschikbaarheid van de diensten van een zelfstandige voor de gezamenlijke aangevraagde duur; 3° één of verschillende personen contractueel in dienst hebben met minstens drie jaar beroepservaring in het (de) domein(en) waarop de aangevraagde erkenning betrekking heeft, waarbij die ervaring is opgedaan in de loop van de zes jaren die voorafgaan aan de datum van de aanvraag van de erkenning;4° beschikken over minstens één bevoegde persoon die belast wordt met de medeondertekening van : a) elk rapport, onderzoek of project opgemaakt krachtens het decreet en dit besluit;b) elk rapport betreffende een bemonstering uitgevoerd door een monsternemer die onder zijn verantwoordelijkheid handelt. De bevoegde persoon neemt actief deel aan informatie- of vormingsvergaderingen i.v.m. zijn opdrachten, minstens twintig uren per jaar, o.a. om perfect op de hoogte te zijn van de inhoud van het decreet, van de desbetreffende uitvoeringsbesluiten, de « CWEA » en het « CWBP », alsook van de andere technische en regelgevende documenten i.v.m. het decreet; 5° over voldoende technische en financiële middelen beschikken om de opdrachten te vervullen waarvoor de erkenning geëist wordt;6° bekwaam zijn om teksten in het Frans of in het Duits op te stellen;7° niet het voorwerp zijn geweest van een veroordeling die nog steeds gevolgen heeft bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing, wegens een overtreding van de gewestelijke of federale milieuwetgevingen of van elke andere milieuwetgeving van een lidstaat van de Europese Unie. Wat de rechtspersonen betreft, moet die voorwaarde vervuld worden door de bestuurders, beheerders en elke ander persoon die bevoegd is om de vennootschap te verbinden, alsook door de vennootschap zelf. Wat de tijdelijke vennootschappen betreft, geldt die voorwaarde voor elk van de vennoten. Afdeling 2. - Specifieke voorwaarden

Art. 8.Onverminderd de voorwaarden bedoeld in artikel 7, wordt de erkenning als deskundige van categorie 1 of 2 aan de aanvrager afgegeven indien hij de volgende bijzondere voorwaarden vervult : 1° persoonlijk of bij overeenkomst beschikken over : a) een model van analyse van de risico's die de bodemvervuilende stoffen voor de gezondheid van de mens inhouden en over een model (modellen) van analyse van het gevaar voor verspreiding van de verontreinigende stoffen in de grondwateren, aanvaard door de administratie;b) minstens één bevoegde persoon met de nodige ervaring om die modellen toe te passen en er de resultaten van uit te leggen;2° beschikken over een beroepsaansprakelijkheidsverzekering ter dekking van de activiteiten en de periode waarvoor de erkenning wordt aangevraagd;3° beschikken over een kwaliteitshandboek.Het kwaliteitshandboek omschrijft het kwaliteitsmanagementsysteem dat de deskundige heeft uitgewerkt om de doelstellingen inzake de kwaliteit van de verstrekte prestaties te halen.

Het kwaliteitsmanagementsysteem bepaalt de organisatie, de processen, de procedures en de nodige middelen om de kwaliteitsdoelstellingen te halen. De tenuitvoerleggging en de handhaving van het kwaliteitsmanagementsysteem staan onder de verantwoordelijkheid van de Verantwoordelijke Kwaliteitsverzekering.

Art. 9.Onverminderd de voorwaarden bedoeld in artikel 7, wordt de erkenning als laboratorium aan de aanvrager afgegeven indien hij de volgende bijzondere voorwaarden vervult : 1° beschikken over een gunstig advies van de administratie wat betreft het rapport over het technisch onderzoek en de audit uitgevoerd door het « ISSeP ». Het technisch onderzoek en de audit slaan op de organisatie van de aanvrager, het onderzoek naar de technische capaciteiten, de controle op de installaties en uitrustingen, de procedures, de menselijke middelen, de kwalificaties waarover het laboratorium beschikt, met inbegrip van de uitvoering van controleanalyses van proefmonsters, alsook op het verhoor van resourcepersonen en op de opsporing van elk element dat zou kunnen interfereren met de afgifte of de tenuitvoerlegging van de erkenning.

De kosten i.v.m. het technisch onderzoek en de audit worden door de aanvrager gedragen; 2° de nodige maatregelen treffen om te kunnen beschikken over een accreditatie in het referentieel NBN EN ISO 17025, alsook over een kwaliteitsverzekering BELAC betreffende de technieken voor de analysen van de parameters bedoeld in bijlage I bij het decreet en beschikken over een planning voor het verkrijgen van de accreditatie voor het geheel van die technieken;3° een milieubeheer- en milieuauditsysteem conform Verordening EEG nr. 761/2001, van 19 maart 2001, tot stand brengen waarbij de houders van erkenningen vrijwillig kunnen deelnemen aan een communautair milieubeheer- en milieuauditsysteem ten einde de registratie « EMAS » te verkrijgen.

Art. 10.De afgifte van de erkenning als bodemsaneringsorganisatie is niet onderworpren aan de algemene voorwaarden bedoeld in artikel 7, 4° en 6°. HOOFDSTUK IV. - Inhoud van de erkenningsaanvraag

Art. 11.Het erkenningsaanvraagformulier bedoeld in artikel 28 van het decreet gaat als bijlage bij dit besluit. De aanvraag wordt aan de administratie gericht bij aangetekend schrijven of door elk ander middel dat vaste datum verleent. Afdeling 1. - Algemene inlichtingen

Art. 12.Voor alle types erkenning bevat de aanvraag de volgende algemene gegevens : 1° het type erkenning aangevraagd met verwijzing naar artikel 4;2° de identificatie van de aanvrager en, als het gaat om een rechtspersoon of een tijdelijke vennootschap, een afschrift van de gecoördineerde statuten, en de naam (namen) van de natuurlijke personen in dienst genomen om de activiteiten uit te oefenen waarvoor de erkenning wordt aangevraagd;3° de omschrijving en een afschrift van het (de) diploma('s) van de aanvrager of, als het gaat om een rechtspersoon, van de natuurlijke personen in dienst genomen om te voldoen aan de voorschriften krachtens welke de erkenning wordt aangevraagd; 4° het bewijs dat de aanvrager over de vereiste beroepservaring en -kwalificaties beschikt, o.a. op grond van : a) een curriculum van de persoon (personen) die erover beschikt (beschikken);b) een lijst van de opdrachten die al vervuld zijn in het kader van het domein (de domeinen) waarop de aangevraagde erkenning betrekking heeft en een korte inventaris van de rapporten, onderzoeken of projecten uitgevoerd in dat kader;5° een lijst van de technische middelen en de uitrustingen waarover de aanvrager beschikt;6° een verklaring op erewoord waarbij de aanvrager bevestigt dat hij over voldoende financiële middelen beschikt om de opdrachten te vervullen waarvoor de erkenning wordt aangevraagd, alsook een recente verklaring waaruit blijkt dat hij zijn sociale en fiscale verplichtingen is nagekomen;als het gaat om een tijdelijke vennootschap, het bewijs dat elke vennoot zijn sociale en fiscale verplichtingen is nagekomen; 7° een uittreksel uit het strafregister van de aanvrager of, als het gaat om een rechtspersoon of om een bodemsaneringsorganisatie : a) een uittreksel uit het strafregister van de natuurlijke personen in dienst genomen om te voldoen aan de voorschriften krachtens welke de erkenning wordt aangevraagd;b) een uittreksel uit het strafregister van de rechtspersoon. Als het gaat om een bodemsaneringsorganisatie in de vorm van een tijdelijke vennootschap, legt elke vennoot een uittreksel uit het strafregister over.

Elk uittreksel dateert van minder dan drie maanden, te rekenen van de datum van verzending van de aanvraag; 8° een afschrift van de overeenkomst(en) gesloten tussen de aanvrager van de erkenning en de personen bedoeld in artikel 7, 2°, 3°, en 4°. Afdeling 2. - Bijzondere inlichtingen

Art. 13.Een aanvraag tot erkenning als deskundige van categorie 1 of 2 gaat vergezeld van de volgende gegevens : 1° de aanwijzing van de bevoegde persoon (personen) bedoeld in artikel 7, 4°;2° een afschrift van de documenten waaruit blijkt dat de persoon (personen) bedoeld in 1° voldaan heeft (hebben) aan de verplichting(en) bedoeld in artikel 7, 4°;3° een bewijs dat de aanvrager beschikt over de modellen bedoeld in artikel 8, 1°, alsook de identiteit van de persoon (personen) bevoegd voor het gebruik en de uitleg ervan en een afschrift van de overeenkomst(en) gesloten tussen die persoon en de aanvrager van de erkenning;4° een verbintenis van de aanvrager en van de verzekeringsmaatschappij waaarbij ze binnen de maand van de kennisgeving van de erkenning een beroepsaansprakelijkheidsverzekering zullen aangaan ter dekking van de activiteiten waarvoor de erkenning wordt aangevraagd;5° een afschrift van het kwaliteitshandboek bedoeld in artikel 8, 3°;6° een verklaring waarbij de aanvrager zich verbindt tot de naleving van het geheel van de regels bedoeld in artikel 16.

Art. 14.Een aanvraag tot erkenning als laboratorium gaat vergezeld van de volgende gegevens : 1° de aanwijzing van de bevoegde persoon (personen) bedoeld in artikel 7, 4°;2° een afschrift van de documenten waaruit blijkt dat de persoon (personen) bedoeld in 1° voldaan heeft (hebben) aan de verplichting(en) bedoeld in artikel 7, 4°;3° een rapport van het « ISSeP » met de resultaten van een technisch onderzoek en een audit, gunstig geacht door de administratie;4° de documenten alsook de planning waaruit blijkt dat de voorschriften bedoeld in artikel 9, 2° en 3°, ten uitvoer zijn gelegd;5° een verklaring waarbij de aanvrager zich verbindt tot de naleving van het geheel van de regels bedoeld in artikel 17.

Art. 15.Een aanvraag tot erkenning als bodemsaneringsorganisatie gaat vergezeld van de volgende gegevens : 1° een verbintenis van de aanvrager en van de verzekeringsmaatschappij waarbij ze binnen de maand van de kennisgeving van de erkenning een burgerlijke beroepsaansprakelijkheidsverzekering zullen aangaan ter dekking van de activiteiten waarvoor de erkenning wordt aangevraagd;2° een verklaring waarbij de aanvrager zich verbindt tot de naleving van het geheel van de regels bedoeld in artikel 18;3° als de erkenningsaanvraag uitgaat van een tijdelijke vennootschap, het bewijs van de beroepservaring en -bekwaamheden van de deelnemers of van andere entiteiten, ongeacht de juridische aard van de banden tussen de tijdelijke vennootschap en die entiteiten;4° een afschrift van de statuten die door alle partijen getekend zijn en die op zijn minst de volgende clausules bevatten : a) een clausule die voorziet in een geïntegreerd beheer; b) een clausule die bepaalt dat elke vennoot t.o.v. de andere vennoot verantwoordelijk is voor zijn fouten en nalatigheden; c) een clausule die bepaalt dat, om de voortzetting van de activiteiten van een faillietverklaarde vennoot mogelijk te maken, de andere vennoten mogen beschikken over het geheel van de sommen die op het krediet van de bankrekeningen van de erkende organisatie staan, alsook over de door derden te verrichten betalingen, en dat ze in hetzelfde opzicht het materieel, de materialen en de verschillende onderzoeksdocumenten mogen gebruiken. HOOFDSTUK V. - Regels die door de erkenningshouders nageleefd moeten worden

Art. 16.De deskundige van categorie 1 of 2 moet : 1° bodemmonsters laten nemen door een monsternemer die handelt volgens de regels en technieken vermeld in de « CWBP » en in het « CWEA » en ze krachtens het decreet en dit besluit door een erkend laboratorium laten analyseren;2° de in artikel 4, 1° en 2°, bedoelde opdrachten uitvoeren overeenkomstig de « CWBP »;3° de rapporten, onderzoeken of projecten, opgemaakt krachtens dit decreet en dit besluit, alsook de rapporten over de bemonsteringen die onder zijn verantwoordelijkheid uitgevoerd worden, laten medeondertekenen door een bevoegde persoon bedoeld in artikel 7, 4°;4° zijn opdrachten in alle zelfstandigheid uitvoeren en de volle verantwoordelijkheid dragen voor de kwaliteit van de werken en de resultaten die hij overlegt; 5° de bevoegde persoon (personen) actief laten deelnemen aan informatie- of vormingsvergaderingen i.v.m. zijn (hun) verplichtingen, minstens twintig uren per jaar, o.a. om perfect op de hoogte te zijn van de inhoud van het decreet, van de desbetreffende uitvoeringsbesluiten, de « CWEA » en het « CWBP », alsook van de andere technische en regelgevende documenten i.v.m. het decreet, en aan de administratie jaarlijks uiterlijk 31 januari het bewijs overleggen dat aan die bepaling voldaan is; 6° aan de administratie op gewoon verzoek de lijst van de terreinen overleggen waarvoor de rapporten, onderzoeken of projecten waarin het decreet en dit besluit voorzien, lopen of overwogen worden, voor de periode opgegeven in het verzoek van de administratie;7° zich voor elk rapport, onderzoek of project dat bij de administratie ingediend wordt ervan vergewissen dat hij zich niet in een geval bevindt waarin hij zijn opdracht onmogelijk kan uitvoeren, zoals bedoeld in artikel 19;8° over de nodige informaticamiddelen beschikken om de gegevens aan de administratie te verstrekken volgens de procedures die zij bepaalt; 9° de administratie op haar verzoek informatie verstrekken i.v.m. de toepassing en de evolutie van het kwaliteitshandboek.

Art. 17.Het laboratorium moet : 1° bodemmonsters laten nemen door een monsternemer die handelt volgens de regels en technieken vermeld in de « CWBP » en in het « CWEA » en ze krachtens het decreet en dit besluit door een erkend laboratorium laten analyseren;2° de rapporten, onderzoeken of projecten, opgemaakt krachtens dit decreet en dit besluit, alsook de rapporten over de bemonsteringen die onder zijn verantwoordelijkheid uitgevoerd worden, laten medeondertekenen door een bevoegde persoon bedoeld in artikel 7, 4°;3° zijn opdrachten in alle zelfstandigheid uitvoeren en de volle verantwoordelijkheid dragen voor de kwaliteit van de werken en de resultaten die hij overlegt; 4° de bevoegde persoon (personen) actief laten deelnemen aan informatie- of vormingsvergaderingen i.v.m. zijn (hun) verplichtingen, minstens twintig uren per jaar, o.a. om perfect op de hoogte te zijn van de inhoud van het decreet, van de desbetreffende uitvoeringsbesluiten, de « CWEA » en het « CWBP », alsook van de andere technische en regelgevende documenten i.v.m. het decreet, en aan de administratie jaarlijks uiterlijk 31 januari het bewijs overleggen dat aan die bepaling voldaan is; 5° aan de administratie op gewoon verzoek de lijst van de terreinen overleggen waarvoor de rapporten, onderzoeken of projecten waarin het decreet en dit besluit voorzien, lopen of overwogen worden, voor de periode opgegeven in het verzoek van de administratie;6° de administratie en het « ISSeP » toegang tot zijn lokalen verlenen en inzage laten nemen van alle documenten betreffende de analyses uitgevoerd in het kader van de erkenning;7° zich onderwerpen aan de door het « ISSeP » georganiseerde controles op de kwaliteit van de analyses.Die controles kunnen zonder voorafgaande verwittiging georganiseerd worden; 8° deelnemen aan de interlaboratoria tests en proeven die door het « ISSeP » georganiseerd worden;9° zich voor elke opdracht uitgevoerd in het kader van zijn erkenning ervan vergewissen dat hij zich niet in een geval bevindt waarin hij zijn opdracht onmogelijk kan uitvoeren, zoals bedoeld in artikel 19;10° over de nodige informaticamiddelen beschikken om de gegevens aan de monsternemers, de deskundigen of de administratie te verstrekken volgens de procedures die de administratie bepaalt; 11° de administratie op haar verzoek informatie verstrekken i.v.m. de toepassing en de evolutie van het milieubeheersysteem.

Art. 18.De erkende bodemsaneringsorganisatie die de verplichtingen van een drager van de in artikel 18 van het decreet bedoelde verplichtingen daadwerkelijk heeft overgenomen, moet : 1° jaarlijks binnen drie maanden na de datum van afgifte van de erkenning een onderzoeks- en saneringsrapport opmaken, met de lijst, de prioriteit en de data i.v.m. de uitvoering van de onderzoeken en saneringen die ze belooft na te komen en die ter goedkeuring aan de administratie voorleggen. Het rapport wordt aan de administratie gericht bij aangetekend schrijven of door elk ander middel dat vaste datum verleent. Indien het rapport onvolledig wordt geacht, wijst de administratie de bodemsaneringsorganisatie op de ontbrekende gegevens en stukken. De bodemsaneringsorganisatie beschikt met ingang van de datum van het verzoek van de administratie over dertig dagen om haar rapport aan te vullen. De administratie beslist binnen een termijn van zestig dagen, die ingaat op de datum van verzending van het rapport, en geeft de bodemsaneringsorganisatie kennis van haar beslissing; 2° de onderzoeken leiden op de verontreinigde terreinen zoals ze zich daartoe verbonden heeft in het rapport bedoeld in 1°;3° onverminderd de bepalingen van de artikelen 56 en 57 van het decreet, de uitvoering van de handelingen tot sanering van de verontreinigde terreinen leiden zoals ze zich daartoe verbonden heeft in het rapport bedoeld in 1°.

Art. 19.Met uitzondering van de erkende bodemsaneringsorganisaties, mag de houder van een erkenning de activiteiten waarvoor hij erkend is niet uitoefenen in de volgende gevallen : 1° indien hijzelf, of een persoon die voor zijn rekening een directie- of beheersfunctie uitoefent, in rechtstreekse lijn tot en met de derde graad of in de zijlijn tot en met de vierde graad aanverwant is met de opdrachtgever of - als het gaat om de directie van bodemsaneringswerken - met de opdrachtgever of de uitvoerder van de werken of met elke andere persoon die een directie- of beheersfunctie uitoefent voor rekening van de opdrachtgever of van genoemde uitvoerder;2° indien hijzelf, of een persoon die voor zijn rekening een directie- of beheersfunctie uitoefent, persoonlijk of via een tussenpersoon, aandeelhouder is, meerderheidsaandeelhouder of actieve vennoot van de opdrachtgever of - als het gaat om de directie van bodemsaneringswerken - van de opdrachtgever of de uitvoerder van de werken;3° indien hijzelf, of een persoon die voor zijn rekening een directie- of beheersfunctie uitoefent, in rechtstreekse lijn of feitelijk, persoonlijk of via een tussenpersoon, een directie- of beheersfunctie uitoefent bij genoemde opdrachtgever of - als het gaat om de directie van bodemsaneringswerken - de opdrachtgever of de uitvoerder van de werken;4° indien zijn activiteiten rechtstreeks of onrechtstreeks, geheel of gedeeltelijk onder welke vorm ook gecontroleerd of beheerd worden door de opdrachtgever of de uitvoerder van de werken;5° indien hijzelf, of een persoon die voor zijn rekening een directie- of beheersfunctie uitoefent, rechtstreeks of onrechtstreeks belangen heeft bij een firma die toestellen, voorzieningen of producten produceert of in de handel brengt die een verontreiniging kunnen veroorzaken of die bestemd zijn om ze te bestrijden of die onder niet onder het gezag of het toezicht van die personen en firma staan. TITEL III. - Modaliteiten voor de monsterneming

Art. 20.De persoon die de monsters neemt moet : 1° de bodemmonsters nemen met inbegrip van de keuze van de monsternemingstechniek, de verpakking en de bewaring van de monsters totdat ze aan het laboratorium overhandigd worden, met inachtneming van de regels en technieken vermeld in de « CWBP » en in het « CWEA » die door de de administratie goedgekeurd zijn. De monsternemer voert de bodemmonstering uit onder de verantwoordelijkheid van de bevoegde persoon (personen) bedoeld in artikel 7, 4°, die de monsternemingen laat (laten) uitvoeren. 2° de monsternemingsrapporten laten medeondertekenen door de bevoegde persoon die de monsternemingen heeft laten uitvoeren; 3° actief deelnemen aan informatie- of vormingsvergaderingen i.v.m. zijn verplichtingen, minstens twintig uren per jaar, o.a. om perfect op de hoogte te zijn van de inhoud van het decreet, van de desbetreffende uitvoeringsbesluiten, de « CWEA » en het « CWBP », alsook van de andere technische en regelgevende documenten i.v.m. het decreet, en aan de administratie jaarlijks uiterlijk 31 januari het bewijs overleggen dat aan die bepaling voldaan is; 4° aan de administratie op gewoon verzoek de inventaris overleggen van de in het kader van het decreet of dit besluit uitgevoerde monsternemingen, alsook van de lopende of geplande monsternemingen, voor de periode opgegeven in het verzoek van de administratie;5° over de nodige informaticamiddelen beschikken om de gegevens aan de laboratoria, de deskundigen of de administratie te verstrekken volgens de procedures die zij bepaalt. TITEL IV. - Werking van het comité voor het beheer van de databank van de bodemtoestand

Art. 21.Elke administratie en elke instelling van openbaar nut bedoeld in artikel 13, eerste lid, van het decreet legt een dubbele lijst van gewone en plaatsvervangende kandidaten aan de Minister van Leefmilieu over.

De Regering wijst de voorzitter van het beheerscomité aan en benoemt gelijktijdig de gewone en plaatsvervangende leden van dat comité.

De mandaten worden toegekend voor een periode van vijf jaar. Ze beginnen te lopen op de datum van ondertekening van het besluit tot benoeming van de leden van het comité.

Het comité kan personen met bijzondere bevoegdheden uitnodigen om aan de werkzaamheden deel te nemen. Die personen zijn niet stemgerechtigd.

Het comité wordt door de voorzitter bijeengeroepen.

Het comité beraadslaagt slechts op geldige wijze als minstens de helft van de leden aanwezig is. Indien die voorwaarde niet vervuld is, wordt het comité weer bijeengeroepen met dezelfde agenda. Het beslist dan op geldige wijze, ongeacht het aantal aanwezige leden.

De beslissingen worden bij gewone meerderheid van de aanwezige leden genomen. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter beslissend.

Wanneer minstens één vierde van de aanwezige stemgerechtigde leden zich tegen het door de meerderheid uitgebracht advies verzet, gaat het advies vergezeld van een bericht waarin gewag wordt gemaakt van de afvallige mening.

TITEL V. - Modaliteiten voor de organisatie van de overlegvergaderingen indien er meer dragers zijn

Art. 22.De overlegvergadering dient om de voor eenzelfde terrein aangewezen dragers in staat te stellen hun acties te coördineren, en zelfs om een gemeenschappelijk project in te dienen.

De administratie organiseert de overlegvergadering in de gemeente waar de grootste oppervlakte van het terrein gelegen is.

Ze roept de betrokken dragers en de gemeente minstens vijftien dagen vóór de overlegvergadering op. Er wordt geen overlegvergadering belegd tussen 16 juli en 15 augustus, noch tussen 24 december en 1 januari.

De overlegvergadering wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van de gemeente. De milieuadviseur of een vertegenwoordiger van de gemeente neemt er het secretariaat van waar en maakt de notulen op.

Hij maakt ze binnen dertig dagen na de vergadering aan de dragers en aan de administratie over.

TITEL VI. - Wijzigings- en slotbepalingen

Art. 23.§ 1. Artikel 681bis /73, § 1, eerste lid, van het besluit van de Waalse Regering van 4 maart 1999 tot wijziging van titel III van het Algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming door de invoeging van specifieke bepalingen die toepasselijk zijn op de installatie en de uitbating van benzinestations, gewijzigd bij de besluiten van de Waalse Regering van 30 november 2000, 17 juli 2003 en 7 juli 2005, wordt vervangen als volgt : « Om als deskundige in het vak « opslaginstallatie » erkend te worden, moeten de volgende voorwaarden vervuld worden : » § 2. In de artikelen 681bis /64, eerste lid, en 681bis /75, tweede en derde lid, van hetzelfde besluit worden de woorden « door een deskundige erkend in het vak grond- en ondergrondverontreiniging » vervangen door de woorden « door een deskundige van categorie 1 in de zin van het decreet van 5 december 2008 betreffende het bodembeheer »; § 3. In artikel 681bis /66, tweede lid, van hetzelfde besluit worden de woorden « onder de verantwoordelijkheid van de deskundige erkend in het vak grond- en ondergrondverontreiniging » vervangen door de woorden « volgens de modaliteiten betreffende de monsternemingen bedoeld in artikel 27 van het decreet van 5 december 2008 betreffende het bodembeheer »; § 4. In artikel 681bis /67, tweede lid, van hetzelfde besluit worden de woorden « door een deskundige erkend in het vak grond- en ondergrondverontreiniging » vervangen door de woorden « door een deskundige van categorie 2 in de zin van het besluit van de Waalse Regering betreffende het bodembeheer »; § 5. De erkenningen in het vak « grond- en ondergrondverontreiniging » bedoeld in artikel 681bis /73, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit die vervallen vóór het einde van de periode van één jaar bedoeld in artikel 93 van het decreet worden automatisch hernieuwd tot de einddatum van die periode.

Art. 24.Artikel 23, § 1 tot § 4, treedt in werking een jaar na de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad.

Art. 25.De Minister van Leefmilieu is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 27 mei 2009.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, B. LUTGEN

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^