Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 29 april 2004
gepubliceerd op 07 oktober 2004

Besluit van de Waalse Regering betreffende de geïntegreerde productiemethode voor pitfruit, de controleorganen en de producenten die volgens deze methode telen

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
2004202945
pub.
07/10/2004
prom.
29/04/2004
ELI
eli/besluit/2004/04/29/2004202945/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

29 APRIL 2004. - Besluit van de Waalse Regering betreffende de geïntegreerde productiemethode voor pitfruit, de controleorganen en de producenten die volgens deze methode telen


De Waalse Regering, Gelet op de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijproducten, inzonderheid op artikel 3, gewijzigd bij de wetten van 29 december 1990 en 5 februari 1999 en bij het koninklijk besluit van 22 februari 2001;

Gelet op het koninklijk besluit van 22 januari 1996 tot erkenning van de geïntegreerde productiemethode voor pitfruit en van de producenten die volgens deze methode telen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 december 2001;

Gelet op het ministerieel besluit van 1 maart 1996 houdende vaststelling van het lastenboek en het veldboek betreffende de geïntegreerde productiemethode voor pitfruit, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 26 maart 1997, 19 juni 1998, 4 mei 1999, 22 november 2000 en 20 december 2001;

Gelet op het ministerieel besluit van 25 maart 1996 tot vaststelling van de bijzondere voorwaarden tot erkenning van controleorganen inzake de geïntegreerde productie van pitfruit en van de voor 1996 uiterste datum van indiening van een aanvraag door de producent;

Gelet op Verordening (EG) nr. 2200/96 van de Raad van 28 oktober 1996 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector groenten en fruit zoals gewijzigd;

Gelet op het koninklijk besluit van 11 december 1992 betreffende de handel in verse groenten en fruit;

Gelet op het overleg tussen de gewestelijke regeringen en de federale overheid van 16 maart 2004;

Gelet op de beraadslaging van de Regering van 18 december 2003 over het verzoek om adviesverlening door de Raad van State binnen hoogstens één maand;

Gelet op het advies 36.376/4 van de Raad van State gegeven op 24 februari 2004, overeenkomstig artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van de Minister van Landbouw en Landelijke Aangelegenheden;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1. "Minister" : de Minister van Landbouw;2. "Bestuur" : het Directoraat-Generaal Landbouw van het Ministerie van het Waalse Gewest 3.Dienst : de Directie Productenkwaliteit van het Directoraat-generaal Landbouw van het Ministerie van het Waalse Gewest; 4. "Pitfruit" : vruchten van appel- of perenbomen bestemd voor menselijke consumptie;5. "Producten" : pitfruit voortgebracht volgens de geïntegreerde productiemethode en door een erkend producent;6. "Producent" : de natuurlijke of rechtspersoon of de groepering van natuurlijke of rechtspersonen die respectievelijk alleen of gezamenlijk een fruitteeltbedrijf uitbaten, waarvan de zetel in het Waalse Gewest gelegen is;7. "Bedrijf" : het geheel van de in België door de producent uitgebate pitfruitproductie-eenheden.

Art. 2.§ 1. Het in bijlage 1 bedoelde lastenboek beschrijft de eisen waaraan de methode, de producten en de producenten moeten voldoen met het oog op de erkenning als geïntegreerde productiemethode voor pitfruit en van de producenten die volgens deze methode telen.

Het in bijlage 2 bedoelde veldboek is een document dat door de producent ingevuld moet worden en dat de nodige jaarlijkse gegevens omvat, die op het bedrijf verzameld zijn en die bestemd zijn om de naleving van het lastenboek te controleren.

De Minister kan alleen in buitengewone gevallen afwijkingen van de eisen van het lastenboek toekennen.

In buitengewone gevallen kan de Dienst op gunstig advies van het in § 2 bedoelde technisch comité en na samenspraak met de bevoegde dienst van het Vlaamse Gewest afwijkingen van de in artikel 15 van het lastenboek bedoelde voorschriften toekennen. § 2. Er wordt een technisch comité opgericht met de bedoeling technische problemen te onderzoeken en voorstellen te formuleren voor wijzigingen die in het lastenboek en het veldboek moeten worden aangemaakt, rekening houdende met de evolutie van de geïntegreerde productietechnieken, alsook met de erkenning van bestrijdingsmiddelen.

Het technisch comité bestaat uit : 1° twee vertegenwoordigers van de Dienst die het voorzitterschap en het secretariaat waarnemenen;2° een vertegenwoordiger van de Directie Ontwikkeling en Vulgarisatie van het Directoraat-generaal Landbouw van het Ministerie van het Waalse Gewest; 3° twee vertegenwoordigers aangewezen door de "A.S.B.L. Profruit"; 4° een vertegenwoordiger van het "Fédération wallonne horticole" (het Waalse tuinbouwverbond);5° een vertegenwoordiger van de Belgische Fruittelers Organisatie;6° een vertegenwoordiger van elk erkend controleorgaan. Een vertegenwoordiger van de Federale Openbare Dienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, gespecialiseerd in de erkenning van pesticiden, neemt deel aan het technisch comité als waarnemer.

Het technisch comité kan een beroep doen op deskundigen. § 3. Op advies van het technisch comité kan de Minister het lastenboek en het veldboek, respectievelijk bijlage 1 en bijlage 2 van dit besluit, wijzigen.

Art. 3.§ 1. De Minister kan particuliere instanties erkennen als controleorgaan om de producenten te erkennen, de controle uit te voeren over de nakoming van het lastenboek en om de producten voor echt te verklaren. § 2. Om erkend te worden door de Minister moeten de controleorganen aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° aan de hand van hun activiteiten bewijzen dat zij een nuttige ervaring of een voldoende bekwaamheid hebben met betrekking tot de controle op het landbouw- en tuinbouwgebied;2° beschikken over de aangepaste installaties en uitrustingen met het oog op de uitvoering van alle nuttige activiteiten in verband met de nodige controles;3° in België over een kantoor beschikken waar de controles van de producenten worden georganiseerd en waar het volledige register van de uitgevoerde controles en echtverklaringen beschikbaar is;4° over een voor de controles gekwalificeerd personeel beschikken;5° een fysisch persoon aanduiden, verantwoordelijk voor de controles en echtverklaringen;6° voldoende garanties inzake onafhankelijkheid, onpartijdigheid en integriteit bezitten, vrij zijn van elke commerciële, financiële of andere druk die het oordeel zou kunnen beïnvloeden en procedures gebruiken om zekerheid te verschaffen dat personen en organisaties buiten het controleorgaan, de resultaten van uitgevoerde inspecties niet kunnen beïnvloeden.7° Het controleorgaan en het personeel dat voor het uitvoeren van inspecties verantwoordelijk is, mogen niet de ontwerper, fabrikant, leverancier, installateur of gebruiker zijn van het object dat zij inspecteren, noch de gevolmachtigd vertegenwoordiger van een of meer van deze partijen;8° geaccrediteerd zijn volgens de EN 45011-norm overeenkomstig de wet van 20 juli 1990 betreffende de accreditatie van certificatie- en keuringsinstellingen, alsmede van beproevingslaboratoria of door een gelijkwaardige accreditatieinstelling opgericht binnen de Europese economische ruimte. Het in het eerste lid, 4°, bedoelde personeel moet ten minste een diploma van hogere studies in landbouw of tuinbouw bezitten, alsook een grondige en praktische kennis van de technieken van geïntegreerde productie van pitfruit.

Die kennis zal, bij middel van een examen georganiseerd door de Dienst, in aanwezigheid van ten minste twee ingenieurs van het Ministerie, gespecialiseerd in de fruitteelt, vastgesteld worden.

Dit personeel bezit een contract dat voor minstens twaalf maanden werkzekerheid biedt en zijn bezoldiging moet niet rechtstreeks afhangen van het aantal uitgevoerde inspecties, noch op eniger wijze van de resultaten ervan. § 3. Het kandidaat-controleorgaan richt zijn erkenningsaanvraag aan het Bestuur.

De erkenningsaanvraag omvat : 1° de naam en de maatschappelijke zetel van het controleorgaan alsmede zijn rechtsvorm, een afschrift van de statuten en de lijst van de bestuurders;2° alle inlichtingen betreffende de nuttige ervaring en de referenties bedoeld in § 2, eerste lid, 1°;3° alle inlichtingen betreffende de installaties en uitrustingen bedoeld in § 2, eerste lid, 2°;4° het adres van het kantoor bedoeld in § 2, eerste lid, 3°;5° de identiteit van het personeel belast met de inspecties, alsmede zijn vorming, een fotokopie van het diploma en van het attest van genoten vormingen en van het arbeidscontract;6° de identificatie van de natuurlijke persoon verantwoordelijk voor de controles en echtverklaringen. § 4. Om zijn erkenning te bewaren moet het controleorgaan : 1° de lijst bijhouden van de geregistreerde en erkende producenten alsmede van de voor het eerste jaar te erkennen producenten en deze lijst vóór 1 maart aan de Dienst bezorgen;2° op gewoon verzoek van de Dienst een register van de uitgevoerde controles bijhouden en hem bezorgen, waarin worden opgenomen : a) de aard, de datum en het resultaat van de controle, b) alle inlichtingen over de inachtneming van de productievoorwaarden opgenomen in het lastenboek en het veldboek, c) de naam en de paraaf van de controleur;3° onmiddellijk elke wijziging van de in § 3 bedoelde informatie en met name van de identiteit en de kwalificatie van zijn personeel belast met de uitvoering van de inspecties bij de producenten of van de identiteit van de natuurlijke persoon verantwoordelijk voor de controles aan de Dienst meedelen;4° ervoor zorgen dat een producent die de bepalingen van dit besluit naleeft en zijn bijdrage in de controlekosten betaalt, zeker is van toegang tot het controlestelsel De in het eerste lid, 1°, bedoelde lijst moet de volgende minimale identificatiegegevens van elke producent bevatten : 1° het producentennummer toegekend door de veiling of het registratienummer toegekend door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen;2° de naam in hoofdletters en de voornaam van de producent of de verantwoordelijke indien het om een vennootschap gaat, zijn adres en eventueel telefoon- en faxnummer; Indien de in het eerste lid, 1° en 2°, bedoelde gegevens geïnformatiseerd zijn, moeten procedures uitgewerkt worden om de integriteit van de gegevens te beschermen en de bewaring ervan te verzekeren. § 5. De erkende controleorganen worden gecontroleerd door de Dienst.

Deze kan elke nuttige inlichting zowel aan het controleorgaan als aan de producent vragen. § 6. Wanneer een controleorgaan zijn verplichtingen niet vervult, kan de Minister op basis van een met redenen omklede beslissing, zijn erkenning geheel of gedeeltelijk, tijdelijk of definitief, intrekken zonder dat het controleorgaan uit dien hoofde enige schadevergoeding ten laste van het Waalse Gewest kan eisen. Het controleorgaan wordt eerst door de Directeur-generaal van het Bestuur gehoord en kan een memorie voorleggen om zich te verdedigen. De hoorzitting maakt het voorwerp uit van notulen.

De notulen, de eventuele memorie, en elk ander element dat van dien aard is dat het de intrekking van de erkenning rechtvaardigt, worden dan voorgelegd aan de Minister. § 7. De erkenning en de intrekking ervan worden in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.

Art. 4.§ 1. Enkel op de verpakkingen van producten voortgebracht volgens de geïntegreerde productiemethode mag de aanduiding "Pitfruit van geïntegreerde productie" voorkomen.

Ingeval deze aanduiding is aangebracht, moeten, onverminderd de aanduidingen voorgeschreven door de gemeenschappelijke kwaliteitsnormen, vastgesteld op basis van Verordening (EG) nr. 2200/96 van de Raad, tevens volgende gegevens vermeld zijn : 1° het overeenkomstig artikel 4 van het koninklijk besluit van 11 december 1992 betreffende de handel in verse groenten en fruit aan de erkende producent toegekende registratienummer;2° de naam van het erkende controleorgaan waarbij de producent erkend is, gevolgd door de vermelding "Erkend door het Ministerie van het Waalse Gewest". Bovenvermelde aanduidingen moeten samen met de aanduidingen voorgeschreven door de gemeenschappelijke kwaliteitsnormen, in duidelijk leesbare en onuitwisbare letters aangebracht worden op één van de zijkanten van de verpakking, door directe opdruk of door middel van een stevig aan de verpakking bevestigd etiket. § 2. Ingeval producten voorzien van de aanduiding "Pitfruit van geïntegreerde productie" herverpakt worden, mag deze aanduiding op de nieuwe verpakking aangebracht worden mits : 1° alle gegevens voorgeschreven in § 1 van dit artikel aangebracht worden evenals het registratienummer van de herverpakker;2° de herverpakker een administratie bijhoudt van de in- en uitgaande loten die toelaat de herkomst van de onder deze benaming verhandelde producten na te gaan. De Minister kan afwijkingen van de bepalingen voorzien in deze paragraaf toekennen en de voorwaarden bepalen waaronder dit kan gebeuren. § 3. Wanneer in het kleinhandel de producten niet meer in hun verpakking aangeboden worden, mag de vermelding "Pitfruit van geïntegreerde productie" enkel op een opschrift aangeduid worden indien de verpakking van de uitgestalde producten al de in § 1 en § 2 voorgeschreven aanduidingen droeg.

Art. 5.§ 1. Om erkend te worden moet de producent die volgens de geïntegreerde productiemethode teelt : 1° zich daartoe jaarlijks bij een controleorgaan voorafgaandelijk laten registreren;2° zich aan de controle van dit organisme onderwerpen om na te gaan of de door hem toegepaste productiemethode beantwoordt aan de eisen vastgelegd in het lastenboek;3° er zich toe te verbinden zijn ganse bedrijf in een overgangsperiode van drie jaar volgens de geïntegreerde productiemethode uit te baten. In uitzonderlijke gevallen en na akkoord van het controleorgaan en dit volgens de procedure beschreven in het lastenboek, kan de producent zich verplicht zien één of meerdere percelen te ontrekken aan de geïntegreerde productiemethode en de oogst hiervan te isoleren. § 2. Het controleorgaan registreert de producenten die de geïntegreerde productiemethode wensen toe te passen. Het controleert of de productiemethode beschreven in het lastenboek juist toegepast wordt. Bij correcte toepassing wordt de erkenning afgeleverd voor de productie van één jaar en worden de betrokken fruiten voor echt verklaard.

Enkel de producenten die in het bezit zijn van die erkenning mogen de titel "Producent die volgens de geïntegreerde productiemethode teelt" dragen en hun producten "Pitfruit van geïntegreerde productie" noemen.

Art. 6.§ 1. Het controleorgaan kan de registratie of de erkenning van een producent weigeren of intrekken gedurende een bepaalde periode.

Het controleorgaan stelt er de producent per aangetekende brief in kennis van en zendt een afschrift van het dossier aan de Dienst.

De producent kan niet meer verwijzen naar de geïntegreerde productiemethode noch met de titel van producent die volgens de geïntegreerde productiemethode teelt noch in de aanduidingen op de verpakkingen van de producten.

De producent ondergaat de gevolgen van deze weigering of tijdelijke intrekking zonder recht op een vergoeding.

De producent mag zijn eventuele verweermiddelen bij aangetekend schrijven indienen bij de Dienst binnen een termijn van dertig dagen vanaf de verzendingsdatum van het aangetekend schrijven van het controleorgaan. § 2. Om de verweermiddelen van de producent te onderzoeken, kan de Dienst deze bij aangetekende brief oproepen opdat hij bijkomende inlichtingen zou kunnen verstrekken of bijkomende bewijsstukken overhandigen.

In dat geval wordt ter plaatse een bondig verslag van het onderhoud opgemaakt en ondertekend door de bevoegde ambtenaar die het voor medeondertekening voorlegt aan de producent.

Andere personen kunnen eveneens uitgenodigd worden om bij het onderhoud aanwezig te zijn of om nadien te worden gehoord. Het eventuele latere verhoor moet plaatshebben in het bijzijn van de producent of op zijn minst nadat deze behoorlijk werd opgeroepen. § 3. Na het einde van voornoemde procedure neemt de Dienst een beslissing binnen drie maanden na ontvangst van de verweermiddelen van de producent. Bij gebrek aan een beslissing binnen de voorziene termijn wordt het beroep van de producent geacht te zijn ingewilligd.

In geval van een negatieve beslissing wordt de registratie of de erkenning ingetrokken of geweigerd. Het is hem bijgevolg verboden om te verwijzen naar de geïntegreerde productiemethode noch met de titel van producent die volgens de geïntegreerde productiemethode teelt noch in de aanduidingen op de verpakking van de producten. Pas voor het productieseizoen volgend op de datum van de weigering kan de producent opnieuw erkend worden indien uit een nieuwe controle blijkt dat hij het lastenboek respecteert. § 4. Indien, in geval van beroep, expertisekosten worden gemaakt en de beslissing van het controleorgaan wordt bevestigd, draagt de producent de kosten ervan. De bevoegde ambtenaar verzoekt de producent bij aangetekende brief deze kosten te betalen binnen de termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de verzendingsdatum van deze brief.

In het tegenovergestelde geval vallen de expertisekosten ten laste van het controleorgaan.

Naargelang het geval moet de producent of het controleorgaan een bewijs van betaling bij aangetekende brief sturen naar het Bestuur binnen een termijn van vijftien dagen na de betaling.

Art. 7.Overtredingen van de bepalingen van dit besluit worden opgespoord, vastgesteld en gestraft overeenkomstig de bepalingen van de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijproducten.

De bepalingen van het koninklijk besluit van 15 mei 2001 betreffende de administratieve geldboeten, bedoeld in artikel 8 van hierboven vermelde wet zijn ook van toepassing. Voor de toepassing van dat besluit is de aangewezen bevoegde ambtenaar de Directeur-generaal van het Directoraat-generaal Landbouw van het Ministerie van het Waalse Gewest en, als hij verhinderd is, de ambtenaar die hem vervangt.

Art. 8.De volgende besluiten worden opgeheven : 1° het koninklijk besluit van 22 januari 1996 tot erkenning van de geïntegreerde productiemethode voor pitfruit en van de producenten die volgens deze methode telen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 december 2001;2° het ministerieel besluit van 1 maart 1996 houdende vaststelling van het lastenboek en het veldboek betreffende de geïntegreerde productiemethode voor pitfruit, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 26 maart 1997, 19 juni 1998, 4 mei 1999, 22 november 2000 en 20 december 2001;3° het ministerieel besluit van 25 maart 1996 tot vaststelling van de bijzondere voorwaarden tot erkenning van controleorganismen inzake de geïntegreerde productie van pitfruit en van de voor 1996 uiterste datum van indiening van een aanvraag door de producent. Art.9. De erkenning van de controleorganen die erkend worden door de federale Minister van Landbouw overeenkomstig het koninklijk besluit van 22 januari 1996 tot erkenning van de geïntegreerde productiemethode voor pitfruit en van de producenten die volgens deze methode telen, wordt verlengd zonder de noodzaak om een nieuwe erkenningsaanvraag in te dienen. Om hun erkenning te bewaren moeten de controleorganen de in dit besluit bepaalde voorwaarden vervullen.

Art. 10.De Minister van Landbouw is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 29 april 2004.

De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Landbouw en Landelijke Aangelegenheden, J. HAPPART

BIJLAGE 1 LASTENBOEK TOT VASTSTELLING VAN DE MINIMUMVEREISTEN BETREFFENDE DE GEINTEGREERDE PRODUCTIE VAN PITFRUIT "De geïntegreerde fruitproductie is een economisch verantwoorde productie van kwaliteitsfruit waarbij de voorkeur wordt gegeven aan teeltmethoden die milieuvriendelijker zijn met een minimaal middelengebruik waarbij de ongewenste neveneffecten beperkt worden met het oog op de bescherming van het milieu en de gezondheid van de mens." (Definitie gegeven door de Internationale Organisatie voor Biologische en Geïntegreerde Bestrijding) REGISTRATIE EN ERKENNING

Artikel 1.Om geregistreerd en erkend te kunnen worden moet de producent : 1° jaarlijks, vóór 15 april zijn aanvraag tot hernieuwing van registratie en/of erkenning melden bij het controleorgaan, waarbij de poststempel als bewijs geldt.Een verzending per telefax is eveneens geldig op voorwaarde dat de producent er het bewijs van bijhoudt.

Een producent die voor het eerst zijn aanvraag voor registratie indient moet deze vóór 1 maart per aangetekende brief aan het controleorgaan richten. Een producent die voordien aan controle werd onderworpen en die niet meer wenst gecontroleerd te worden voor het lopende jaar moet hiervan het controleorgaan vóór 1 februari per aangetekend schrijven verwittigen; 2° het officiële veldboek, waarvan model als bijlage, invullen;3° gunstig beoordeeld zijn door het controleorgaan.Ingeval een producent van controleorgaan verandert, heeft het nieuwe door hem gekozen controleorgaan het recht om van het vorige alle gegevens over deze producent op te eisen.

KWALIFICATIE VAN DE PRODUCENT

Art. 2.§ 1. De producent die de erkenning aanvraagt, moet om deze te verkrijgen : 1° sedert ten minste twee jaar de geïntegreerde productiemethode toepassen zoals beschreven in het lastenboek;2° kennis hebben van de geïntegreerde productietechnieken;3° deelnemen aan een doorlopende vorming van ten minste driemaal twee uren per jaar, erkend door een controleorgaan en georganiseerd in het kader van de geïntegreerde productie. § 2 Het controleorgaan gaat de kennis en de deelneming aan de verschillende activiteiten na. Indien de kennis bij de eerste inschrijving onvoldoende geacht wordt, zal de producent : a) hetzij binnen de eerste twee seizoenen een vormingscursus van ten minste 20 uren volgen over de geïntegreerde productie;b) hetzij voor de eerste twee seizoenen een contract voor individuele bedrijfsbegeleiding afsluiten met een omkaderingsorgaan met ervaring inzake de geïntegreerde productie van pitfruit. Indien de kennis nadien nog onvoldoende geacht wordt, moet naargelang het geval dergelijk begeleidingscontract voor telkens één jaar afgesloten of verlengd worden en dit tot het bewijs van voldoende kennis geleverd kan worden.

VOORWAARDEN I.V.M. HET PERCEEL

Art. 3.§ 1 Het perceel dient ten minste gedurende 2 jaar in geïntegreerde productie te zijn gebracht (nieuw perceel of aanplanting die in geïntegreerde productie wordt gebracht). § 2 Het controleorgaan kan op verzoek van de producent in volgende gevallen en onder de hieronder vermelde voorwaarden, een afwijking op deze wachtperiode toestaan : 1° bij de overname van een reeds erkend perceel;2° bij de herinplant van een reeds erkend perceel;3° wanneer in het kader van de regelmatige vernieuwing van de aanplantingen ter vervanging van gerooide percelen de producent nieuwe aanplantingen wenst uit te voeren op landbouwgronden zonder voorgaande inzake fruitbomen mits de herinplant maximaal 20 % van de reeds erkende bedrijfsoppervlakte bedraagt. De afwijkingen worden slechts toegestaan mits : a) het bedrijf van de producent die de afwijking aanvraagt reeds volledig volgens de geïntegreerde productie werkt.b) Bij de beplanting van percelen zonder voorgaande inzake fruitbomen een onderzoek naar het vroegere gebruik van de percelen, een bezoek van die percelen en een bladanalyse tijdens het eerste productiejaar zullen worden uitgevoerd.Die bladanalyse moet geen significante aanwezigheid van stoffen aanwijzen die onverenigbaar zijn met de geïntegreerde pitfruitproductie. Deze analyse wordt door de producent die de afwijking aanvraagt betaald. § 3. Alle fruitpercelen moeten in geïntegreerde productie gebracht worden binnen een overgangsperiode van 3 jaar vanaf de inachtneming van de eerste aanvraag voor registratie, met uitzondering van de percelen die voor de biologische productiemethode geregistreerd zijn.

Na de overgangsperiode van drie jaar moet iedere nieuwe aanplanting volgens de geïntegreerde of biologische productiemethode bewerkt worden.

Het controleorgaan kan een afwijking op deze voorwaarde toestaan in het kader van proeven goedgekeurd door de minister en uitgevoerd door of in opdracht van erkende wetenschappelijke instellingen of proeftuinen. § 4. De percelen die de producent in geïntegreerde productie brengt, dienen gemerkt te worden in overeenstemming met de eisen van het controleorgaan. § 5. Een producent die in uitzonderlijke gevallen één of meer percelen wenst te onttrekken aan de geïntegreerde productiemethode, moet dit onmiddellijk schriftelijk mededelen aan het controleorgaan dat, na een bezoek, oordeelt over de gegrondheid van de aanvraag.

Enkel de volgende situaties worden als uitzonderlijke gevallen beschouwd : indien er plots een plaag optreedt die enkel met een fytofarmaceutisch product van de oranje lijst kan bestreden worden of de gevolgen van extreme klimatologische omstandigheden.

DE BESCHERMING VAN DE BOOMGAARDOMGEVING

Art. 4.§ 1. De bescherming van de omgeving van de boomgaard en van het woonmilieu van zowel dierlijke als plantaardige wilde soorten betekent een belangrijke vereiste en een belangrijke doelstelling voor de geïntegreerde productie. § 2. Ten minste twee van de hierna vermelde ecologische maatregelen voor een betere biodiversiteit moeten worden toegepast. Deze maatregelen zijn : 1° op een geschikte manier plaatsen van nestkasten en/of zitstangen voor vogels (mezen, roofvogels, enz.), voor wilde solitaire bijen (Osmia, Andrena) of kunstmatige schuilplaatsen voor de overwintering van nuttige insecten (gaasvliegen, lieveheersbeestjes, enz.); 2° plaatsen of het instandhouden van natuurlijke schuilplaatsen voor de overwintering van nuttige organismen (hagen, struiken, bosjes, enz.); 3° plaatsen van gemengde hagen (sleedoorn, vlierbes, klimop, wilg, sporkehout, enz.) rond de aanplanting als toevluchtsoord voor nuttige insecten; 4° plaatsen of instandhouden van een wilde vegetatiestrook, met bijvoorbeeld composieten en schermbloemigen;5° instandhouden van een compenserende ecologische oppervlakte die ten minste 5 % van het bedrijf bedekt.Deze oppervlakte mag geen enkele meststofgift of gewasbeschermingsmiddel ontvangen; 6° indien de breedte van een perceel de 100 meter overschrijdt, het perceel scheiden of splitsen door éénjarige of permanente plantaardige afsluitingen van tenminste één meter breed;7° het volledig mechanisch onkruid vrijhouden van de zwartstroken;8° het inzaaien van bodembedekkers of groenbemesters op de zwartstroken. AANPLANTING VAN EEN PERCEEL

Art. 5.§ 1. Voor nieuwe aanplantingen dient men de standplaats, de soort (appel of peer), de cultivar, de onderstam en het plantsysteem zo te kiezen en onderling af te stemmen zodat men een garantie heeft voor regelmatige oogsten van kwaliteitsfruit met een minimum aan scheikundige middelen. De indeling en de grootte van een perceel worden bepaald in overleg met het controleorgaan. § 2. De gekozen standplaatsen moeten gunstig zijn : 1° door hun ligging : elke vorstgevoelige plaats of andere ecologische nadelen vermijden;2° door hun bodemkwaliteit : ondiepe, te droge of te natte gronden vermijden. § 3. 1° Vóór het planten moet een bodemonderzoek worden uitgevoerd bestaande uit : 1° het raadplegen van de pedologische kaarten en het opzoeken van de geschiktheid van het perceel in het begeleidende boekje van de kaart. Dit raadplegen moet maar éénmalig worden uitgevoerd voor eenzelfde perceel; 2° een bepaling van de granulometrie of de textuur van de bodem 3° een chemische analyse : a) staaldiepte : 0-30 cm voor de teeltaarde b) analyses : (CEC) organische stof, pH, KCl, Ca, P, K, Mg § 4.De bodem moet behoorlijk worden bewerkt. § 5. Chemische bodemontsmetting is verboden. Bij bodemmoeheid of kans op bodemmoeheid is het aangeraden een analyse uit te voeren. Deze uitslagen zullen voorgelegd worden aan het controleorgaan, dat zal beslissen over de noodzaak om een afwijking te verlenen. § 6. Het plantmateriaal moet gezond en gegarandeerd virusvrij zijn en vergezeld zijn van een plantenpaspoort. Wanneer dit type materiaal niet voorhanden is, moet men gebruik maken van beschikbaar plantmateriaal met de hoogste gezondheidsstatus. § 7. Ter voorkoming van herinplantingsproblemen is het toegelaten om gerooide percelen gedurende maximum één jaar in te zaaien met een groenbemester alvorens opnieuw te beplanten met appel- of perenbomen.

Indien een perceel niet onmiddellijk wordt heringeplant dient de producent het controleorgaan hiervan op de hoogte te brengen. Deze laatste controleert tijdens de inspectie ter plaatse de effectieve aanwezigheid van een groenbemester op het perceel.

PLANTSYSTEMEN VOOR NIEUWE AANPLANTINGEN

Art. 6.§ 1. De plantafstand moet voldoende ruimte laten voor de ontwikkeling van de boom gedurende zijn levensduur zonder het gebruik van groeiregulatoren en zonder strenge snoei. § 2. In de hoofdvariëteit van appelen moeten voldoende bestuivende bomen worden ingeplant. Ze moeten minimum 10 % van de beplanting uitmaken wanneer ze in kruisverband worden ingeplant of zich bevinden binnen de 7 meter wanneer ze in volle rijen worden ingeplant. Het aanplanten van bestuivers voor peren is ten zeerste aanbevolen met een dichtheid van eveneens 10 % bij inplanting in kruisverband of binnen de 8 meter wanneer ze in de volle rijen worden aangeplant.

BOOMVOEDING

Art. 7.§ 1. Bodem en bladeren moeten geanalyseerd worden teneinde de nodige voedingselementen en meststofgiften te bepalen. De analyseresultaten moeten gebruikt worden voor het opstellen van een onderhoudsbemestingsplan. Dit moet rekening houden met de opbrengsten, de vruchtkwaliteit en de fysiologische toestand van de bomen (gebrekssymptomen, groeikracht, bladkleur, bladvaldatum). § 2. De interpretatie van de analyses zal uitgevoerd worden in functie van de resultaten en de visuele controles. 1° Een bladanalyse dient om de drie jaar uitgevoerd te worden voor ieder perceel.De kleinere percelen van minder dan 1 ha mogen gegroepeerd worden in functie van hun nabijheid of de nabijheid van grotere percelen. 2° In geval van gebrekssymptomen (groeikracht, bladkleur en bladval) dient jaarlijks een bladanalyse te worden uitgevoerd. In beide gevallen moeten de analyses worden uitgevoerd door een laboratorium dat erkend is door het controleorgaan. 3° De producent moet om de 3 tot 5 jaar een bodemanalyse laten uitvoeren van ieder perceel met inachtneming van de volgende modaliteiten : a) staalname door een erkend staalnemer of door een erkend labo;b) tijdstip van de staalname : voor het hernemen van de groei;c) chemische bepaling gebaseerd op artikel 5, § 3, 2°, b.4° De controleorganen moeten de producenten op de hoogte brengen van de bestaande regelgeving inzake milieu- en waterbescherming. Onverminderd de naleving van de gewestelijke normen en de van kracht zijnde wettelijke eisen, is de producent ertoe gehouden het bemestingsadvies uitgebracht naar aanleiding van de chemische bodemanalyse na te leven. Hij moet de normen en de maximale toedieningen per jaar en per ha en de volgende modaliteiten in acht nemen : Stikstof (N) : * zandbodems : - dosis : 200 E - fractioneren in minstens 4 keren - aanbevolen tijdstippen : maart, mei, augustus en september/oktober * andere bodems : - dosis : 120 E - fractioneren in minstens 2 keren - aanbevolen tijdstippen : februari/maart, april/mei en/of augustus/september * Fosfor (P) : - dosis : 130 E - aanbevolen tijdstip : maart tot mei, na de oogst voor weinig oplosbare meststoffen (b.v. metaalslakken,...) * Kali (K) : - peren : dosis 250 E - appels : dosis 200 E - aanbevolen tijdstip : zandbodems : februari-maart andere bodems : november tot juni * Calcium (Ca) : - dosis : 2 000 ZBW (zuur base waarde) - aanbevolen tijdstip : na-oogst, augustus-september tot februari. 5° Alle oorspronkelijke gegevens m.b.t. de staalname, de uitslagen van de analyses en verwezenlijkte toedieningen moeten worden bewaard en opgetekend in het veldboek. Deze gegevens moeten ter inzage van het controleorgaan en de bevoegde ambtenaren liggen.

ONKRUIDBESTRIJDING

Art. 8.§ 1. Volledig onbegroeide bodems zijn niet toegelaten. § 2. De begroeide stroken moeten regelmatig gemaaid worden. Het maaisel wordt ter plaatse gelaten. § 3. De maximale kruidvrije breedte mag niet groter zijn dan 75 cm tussen de voet van de boom en de kant van de begroeide strook, behalve voor oudere bomen waarvoor de diameter van de kruin van de boom geldt. § 4. Enkel de herbiciden opgenomen in het lastenboek mogen gebruikt worden. § 5. In het algemeen zal het onkruidbestrijdingsprogramma als volgt beredeneerd worden : 1° na-oogst en/of in het voorjaar (tot 21 juni) : één basisbehandeling teneinde de meeste aanwezige onkruiden te bestrijden, 2° één aanvullende behandeling met een herbicide, tegen de overlevende kruiden die hergroeid zijn en de éénjarige kruiden (zomer), 3° één plaatselijke behandeling tegen één of meer kruiden die ontsnapt zijn aan de vorige behandelingen. In totaal wordt een maximum van vier behandelingen over heel het jaar toegelaten. § 6. Alle oorspronkelijke gegevens m.b.t. de onkruidbestrijding moeten worden bewaard en opgetekend in het veldboek, en ter inzage liggen van het controleorgaan en de bevoegde ambtenaren.

FRUITPRODUCTIE

Art. 9.§ 1. In geval van te grote fruitproductie dienen de jonge vruchten kort na de bloei te worden uitgedund. § 2. Manuele dunning geniet de voorkeur. § 3. Enkel de chemische dunningsmiddelen opgenomen in het lastenboek mogen gebruikt worden. § 4. Omgekeerd, wanneer het weer tijdens de bloei ongunstig is voor bestuiving en bevruchting, is het gebruik van natuurlijke vruchtzettingsmiddelen, maar die chemisch gesynthetiseerd zijn, toegelaten. Enkel de middelen die opgenomen zijn in het lastenboek mogen gebruikt worden. § 5. Alle oorspronkelijke gegevens m.b.t. de dunning en de vruchtzettingsmiddelen moeten worden bewaard en opgetekend in het veldboek, en ter inzage liggen van het controleorgaan en de bevoegde ambtenaren.

GEGEINTEGREERDE GEWASBESCHERMING

Art. 10.§ 1. Tot ingrijpen tegen de schadelijke organismen wordt beslist na het inschatten van het reële risico dat zij vertegenwoordigen. Dit risico wordt geschat op perceelsschaal door het inzetten van waarnemingsmethoden en het toezicht op het niveau van de populatie alsook de aanwezigheid en activiteit van de nuttige organismen en door rekening te houden met de schadedrempels. § 2. De ingrepen, indien zij nodig zijn, worden uitgevoerd met behulp van : 1° cultuurmaatregelen, natuurlijke, biologische en biotechnische methoden;2° gewasbeschermingsmiddelen gekozen volgens de criteria van de Internationale Organisatie voor biologische en geïntegreerde bestrijding. § 3. De producent heeft de verplichting : 1° om waarnemings- en toezichtmethoden aan te wenden inzake schadelijke en nuttige insecten door kloppingen, visuele controles (handloupe) en vallen die gebruikt worden voor de geïntegreerde bestrijding;2° om rekening te houden met de tolerantiedrempels en deze aan te passen aan de behandelde percelen vooraleer te besluiten tot het gebruik van een bestrijdingsmiddel.De producent zal aan het controleorgaan de lijst van de gebruikte schadedrempels tonen; 3° om voorkeur te geven aan bestrijdingsmethoden zonder pesticiden, en meer bepaald om cultuurmaatregelen te nemen en roofmijten op appelbomen uit te leggen. Deze cultuurmaatregelen bestaan uit het mechanisch verwijderen van overwinterende of zomerse infectiebronnen en ingangspoorten voor parasieten : a) verwijderen van tweede bloei; b) verwijderen en vernietigen van twijgen aangetast door bacterievuur, kanker, witziekte,...; c) stimuleren van de afbraak van de op de bodem gevallen, door schurft aangetaste bladeren met borstel en hakselaar;d) zuiver maken van kankers en insmeren van de wonden met allerhande fungiciden of insecticide wondafdekmiddelen die hiervoor erkend zijn;e) verwijderen van de rupsen van de glasvlinder in kankers en van de tijgerrups in takken of stam;f) voorkomen van sterk groeiende scheuten die in staat zijn tot het scheppen van haarden van schadelijke organismen;4° bij gebruik van gewasbeschermingsmiddelen : a) de gebruiksvoorwaarden ervan na te leven;b) slechts de pesticiden, die voorkomen in het lastenboek te gebruiken;c) bij voorkeur de pesticiden te gebruiken die de nuttige insecten sparen (in het bijzonder moeten de roofmijt (Typhlodromus pyri ) en de sluipwesp (Aphelinus mali ) bij appel en de roofwants (Anthocoris nemoralis ) bij peer worden beschermd);d) bij voorrang de pesticiden van de groene lijst en pas daarna die van de gele lijst te gebruiken; Voor schurft, witziekte en bacterievuur moet de teler rekening houden met de weersomstandigheden, de variëteitgevoeligheid, de fenologische stadia, de gewasontwikkeling, de belangrijkheid van de aantasting gedurende het seizoen en omvang van de schade aan de oogst en tijdens het vorige seizoen.

Voor schurft kunnen de infectievoorwaarden opgevolgd worden met behulp van geautomatiseerde waarschuwingssystemen.

Voor bacterievuur moet de teler zich enkel houden aan de waarschuwingen uitgegeven door de waarschuwingsdiensten die contact zullen opnemen met de bevoegde overheden; 5° vooraf het controleorgaan te raadplegen in geval van twijfel, van een bijzonder fytosanitair probleem of van gebruik van een pesticide van de oranje lijst.Het controleorgaan dient een antwoord te geven binnen de twee werkdagen; 6° de oorspronkelijke gegevens m.b.t. een verrichting van de geïntegreerde bestrijding te bewaren en op te tekenen in het veldboek en ter inzage te houden van het controleorgaan en de bevoegde ambtenaren.

DOELTREFFENDHEID EN VEILIGE SPUITTECHNIEKEN

Art. 11.§ 1. Men vermijdt te behandelen bij winderig en/of regenachtig weer. § 2. De spuittoestellen moeten regelmatig schoongemaakt, nagezien en afgesteld worden. De afmetingen en de vorm van de spuitkegel moeten geregeld worden in functie van de specifieke eigenschappen van de bomen die men wil behandelen. Spuitdoppen die zeer fijne druppels verspreiden (gemiddelde diameter van de druppels < 90 micron) zijn niet toegelaten. De teler moet aan het begin van het seizoen zijn spuittoestel volledig nakijken. § 3. Het te verspuiten product en de waterhoeveelheid moeten berekend worden naar gelang van het volume van de boom, de spuittechniek, de infectiedruk, de te bestrijden parasiet en het aantal bomen per hectare. § 4. Bij de aankoop van een nieuw spuittoestel moet de keuze van de teler vallen op het meest doeltreffende en veilige toestel op dit ogenblik (m.a.w. een toestel met een dwarsstroomsysteem of blaasmonden).

OOGST EN BEWARING

Art. 12.§ 1. De oogst moet op het geschikte ogenblik uitgevoerd worden waarbij men zich baseert op de beschikbare testen en op de door specialisten voorgestelde data. § 2. De oogst moet worden geïdentificeerd in de paloxen of kisten met een specifieke paloxen/kistenkaart die niet herbruikbaar is en afgeleverd of goedgekeurd is door het controleorgaan. § 3. De oorspronkelijke gegevens m.b.t. de controleverrichtingen van de opslagplaatsen de uitrusting voor koeling en verpakking, alsook de resultaten van vruchtstalen moeten worden opgetekend op een document dat ter inzage ligt van het controleorgaan en de bevoegde ambtenaren.

NAOOGSTBEHANDELINGEN

Art. 13.§ 1. Naoogstbehandelingen met synthetische niet-natuurlijke anti-oxidantia voor de controle van oppervlakkig scald en andere fysiologische bewaarziekten zijn niet toegelaten. § 2. Om het gebruik van fungicide vooroogstbehandelingen tegen bewaarschimmels te beperken, is het toegelaten om naoogstbehandelingen uit te voeren indien aan volgende voorwaarden wordt beantwoord : 1° naoogstbehandelingen zijn alleen toegelaten op cultivars met een matige tot hoge gevoeligheid voor bewaarschimmels;2° enkel vruchten met een significant risico op vruchtrot, maar die geschikt zijn voor lange bewaring (na 31 december) mogen na de oogst behandeld worden met fungiciden;3° fruit waarop volledige fungicide vooroogstbehandelingen tegen vruchtrot werden toegepast, mag niet meer behandeld worden na de oogst;4° in geval van behandeling na de oogst, mag het residu op het fruit niet hoger zijn dan het residu bij de vooroogstbehandeling. § 3. Alle oorspronkelijke gegevens m.b.t. de naoogstbehandeling moeten worden bewaard en opgetekend op een document dat ter inzage ligt in het controleorgaan en bij bevoegde ambtenaren.

AANTAL EN ORGANISATIE VAN DE CONTROLES

Art. 14.§ 1. De controleprocedures moeten objectief, betrouwbaar en representatief zijn. 1° De originele documenten voor de identificatie van de percelen, analyses en behandelingen opgenomen in het veldboek alsmede de door het controleorgaan genomen beslissingen moeten tijdens 10 jaar voorhanden zijn in het bedrijf en door alle betrokken partijen medeondertekend worden.2° Van alle geregistreerde bedrijven moeten jaarlijks de veldboeken gecontroleerd worden. Alle bedrijfsgegevens vermeld in het veldboek moeten nauwkeurig geanalyseerd en geëvalueerd worden zonder rekening te houden met eventuele uitgevoerde bedrijfsbezoeken/inspecties noch met hun aantal. 3° Bij een inspectie op het bedrijf worden de waarnemingen van het controleorgaan opgetekend in een inspectierapport.De bevindingen van de inspectie die onvoldoende zijn, worden ter plaatse besproken met de fruitteler.

Het inspectierapport wordt na elke inspectie getekend door de controleur van het controleorgaan of de bevoegde ambtenaar en door de fruitteler of zijn afgevaardigde. De handtekening van de fruitteler geeft aan dat hij akkoord gaat met de evaluatie gemaakt door het controleorgaan of de bevoegde ambtenaar. 4° Voor een nieuwe teler, perceel of aanplanting, waarbij de geïntegreerde productiemethode wordt toegepast, is een periode van twee jaar noodzakelijk vooraleer een teler, perceel of aanplanting kan weerhouden worden als zijnde in geïntegreerde productie.Gedurende deze twee jaar, dienen de betrokken bedrijven minstens eenmaal per jaar onderworpen te worden aan intensieve controle van de percelen. 5° De fruittelers die de erkenning zouden kunnen krijgen voor een eerste jaar dienen in de loop van dit eerste jaar onderworpen te worden aan een inspectie van hun bedrijf ter plaatse.6° De fruittelers die met succes het eerste jaar van erkenning doorkomen, komen het volgende jaar in een lagere categorie van controle. In deze categorie zal elk geregistreerd bedrijf minstens eenmaal tijdens het seizoen het bezoek krijgen van de controleur die door het controleorgaan wordt afgevaardigd. Minimum 20 % van de erkende percelen en in elk geval minstens één willekeurig gekozen perceel moet jaarlijks volledig en zorgvuldig worden geïnspecteerd om er zeker van te kunnen zijn dat de voorschriften van het lastenboek correct worden toegepast. 7° Stalen van plantaardig materiaal of van de bodem kunnen genomen worden om zeker te zijn dat geen verboden gewasbeschermingsmiddelen werden gebruikt.8° Een representatief aantal van bewaar- en verpakkingsinstallaties moeten ook door de controleur bezocht worden om zeker te zijn dat de handelingen : het sorteren, het bewaren, de verpakking, de kwaliteitscontroles en de etikettering conform zijn aan de eisen van de erkende geïntegreerde productiemethode voor pitfruit. ERKENDE GEWASBESCHERMINGSMIDDELEN IN DE GEINTEGREERDE GEWASBESCHERMING

Art. 15.§ 1. De gewasbeschermingsmiddelen worden ingedeeld in drie lijsten : - groene lijst : deze middelen mogen ingezet worden indien het gebruik ervan verantwoord is; - gele lijst : deze middelen mogen slechts ingezet worden indien geen enkel middel van de groene lijst geschikt is voor een verantwoord en efficiënt gebruik; - oranje lijst : deze middelen mogen slechts ingezet worden nadat de noodzaak ervan bewezen werd en mits toelating van het controleorgaan. § 2. Alle in de volgende lijsten niet genoemde actieve stoffen mogen niet voor de geïntegreerde productiemethode van pitfruit worden gebruikt. § 3. De gebruiksvoorwaarden (teelt, dosis, wachttermijn, compatibiliteit met andere pesticiden) van elk gewasbeschermingsmiddel moeten worden nageleefd. De dosissen moeten aan het volume van de te behandelen bomen zijn aangepast. Bovendien moet de behandeling op het juiste ogenblik plaatsvinden, rekening houdende met de kwetsbaarheid van het schadelijk organisme en de nuttige organismen, met de weersomstandigheden en de aanwezigheid van bloeiende planten in het perceel en in de onmiddellijke omgeving. § 4. In geval van aanwezigheid van quarantaineorganismen is de teler ertoe gehouden het controleorgaan te verwittigen en bij voorrang de maatregelen voorgeschreven door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen toe te passen.

Erkende pesticiden voor de geïntegreerde bestrijding Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Beperkingen bij het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen behorende tot de gele of oranje lijst.

Acariciden 1 Fenpyroximaat :Indien aantasting van rode spin : de erkende dosis voor de geïntegreerde teelt. 17 diverse acariciden : Enkel te gebruiken vóór het uitzetten van roofmijten (typhlodromus pyril) op de betreffende percelen en dit vanaf 50 % van de ontluikingsperiode van de wintereieren van rode spin tot maximaal 4 weken voor het uitzetten van de roofmijten; de veiligheidstermijn voor de oogst moet gerespecteerd worden.

Insecticiden 2 Vamidothion : Indien de gebruikelijke bestrijdingstechnieken niet voldoen. 3 Synthetische pyrethroiden : Bij zware aantasting van perenbladvlo in te zetten in het vroege voorjaar bij begin eiafleg. Een zware aantasting wordt waargenomen als een minimum van 200 perenbladvlooien bij 100 kloppingen geteld wordt. Deze kloppingen moeten in het veldboek aangemeld worden.

Fungiciden 4 Zwavel, tolylfluanide : Hebben een remmend effect op de roofmijt (Typhlodromus pyri). Zwavel heeft een remmend effect op de roofwantsen. Aantal behandelingen beperken in functie van de populaties. 5 Metiram, thiram : Maximaal 4 behandelingen per jaar en nooit na elkaar inzetten. 6 Koper : Maximum 3 behandelingen per jaar. In het voorjaar een behandeling bij aanwezigheid van schurftconidien, in het najaar tegen kanker. 7 Imazalil : Als naoogstbehandeling mits toelating van het controleorganisme indien voldaan wordt aan de eisen van het lastenboek. 8 Diethofencarb : Eenmalige behandeling tegen BCM-resistente vruchtrotschimmels. 9 Carbendazim, Thiofanaat-Methyl : Ter bestrijding van neusrot, vruchtrot en kanker.

Voor kanker maximaal 2 behandelingen per seizoen.

Herbiciden 10 Chloortoluron, Linuron, Metazachloor : De totale toegepaste hoeveelheid mag de erkende dosis niet overschrijden. Deze producten mogen niet na 21 juni gebruikt worden. 11 Dichlobenil : Als zomertoepassing in meerrijensystemen aan de dosis van 20 kg/ha handelsproduct. Als plaatselijke behandeling van doorlevende kruiden. 12 Amitrol : Behandeling na de oogst. 13 Diquat : Ter bestrijding van wortelopslag. 14 Paraquat Toegestaan tijdens het plantjaar en ook alleen in de herfst van het volgende jaar.

Diversen 15 Erkende Rodenticiden, afweermiddelen en uitvloeiers mogen gebruikt worden. 16 Erkende grondontsmettingsmiddelen mogen enkel gebruikt worden na beslissing van het controleorgaan en op basis van de uitslagen van de analyse.

Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 29 april 2004 betreffende van de geïntegreerde productiemethode voor pitfruit, de controleorganen en de producenten die volgens deze methode telen.

Namen, 29 april 2004.

De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Landbouw en Landelijke Aangelegenheden, J. HAPPART

BIJLAGE 2 VELDBOEK a) Termijnen Het veldboek moet worden aangevuld iedere dag dat er een behandeling heeft plaatsgehad.In periodes van intense activiteit kan de producent het veldboek echter op de eerstvolgende zondag invullen, op voorwaarde dat de gegevens met betrekking tot de uitgevoerde behandelingen op een zichtbare plaats aangeduid worden op het ogenblik van de behandeling.

De andere gevraagde inlichtingen kunnen aangevuld worden binnen de zeven dagen. b) Bewaring Het veldboek moet door de producent gedurende 10 jaar bewaard worden en gedurende die periode toegankelijk zijn voor het controleorgaan en de bevoegde ambtenaren. Op elke bladzijde van het veldboek volgt een duplicaat of kopie dat jaarlijks aan het controleorgaan moet worden bezorgd. c) Inhoud Het veldboek moet een origineel document zijn betreffende alle percelen van de uitbating die deel uitmaken van de erkenning van de geïntegreerde productiemethode van pitfruit en bevat de volgende rubrieken : 1) identificatie van de producent;2) repertorium van de percelen appelbomen en perenbomen;3) aanleg van een nieuw perceel;4) data van uitlopen en bloei;5) boomvoeding;6) gebruikte insecticiden - acariciden;7) gebruikte fungiciden en bactericiden;8) onkruidbestrijding;9) manuele of chemische regulatoren;10) vangstgegevens van de vallen;11) waarnemingen (nuttige insecten en vijanden);12) oogsttabel;13) tabel van de sortering, bewaring en verkoop;14) programma van waarnemingen bij appelbomen;15) programma van waarnemingen bij perenbomen. IDENTIFICATIE VAN DE PRODUCENT -Telersnummer door de veiling toegekend of registratienummer toegekend overeenkomstig artikel 4 van het koninklijk besluit van 11 december 1992 betreffende de handel in verse groenten en fruit : - Naam (in hoofdletters), Voornaam : - Adres : - Naam, voornaam van de verantwoordelijke (firma) : - Adres : - Telefoonnummer :.................................. Faxnummer : .................................... - Een plan van de boomgaard op schaal : 1/10 000 toevoegen met de nummers van alle percelen pitfruit; deze percelen precies aanduiden.

De ondergetekende verklaart kennis te hebben genomen van het besluit van de Waalse Regering en het lastenboek over de geïntegreerde productie, en verklaart de bepalingen ervan te respecteren.

Hij verklaart dat de in het veldboek opgetekende gegevens correct zijn en aanvaardt dat het controleorgaan en de bevoegde ambtenaren er toegang toe hebben.

Gedaan te....., op.....

Handtekening Visum van de controleur :Naam : Datum : Handtekening :

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 29 april 2004 betreffende de geïntegreerde productiemethode voor pitfruit, de controleorganen en de producenten die volgens deze methode telend.

Namen, 29 april 2004.

De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Landbouw en Landelijke Aangelegenheden, J. HAPPART

^