Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 29 november 2007
gepubliceerd op 15 januari 2008

Besluit van de Waalse Regering tot bevordering van de gelijkheid van kansen voor de gehandicapte personen op de arbeidsmarkt

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
2008200080
pub.
15/01/2008
prom.
29/11/2007
ELI
eli/besluit/2007/11/29/2008200080/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

29 NOVEMBER 2007. - Besluit van de Waalse Regering tot bevordering van de gelijkheid van kansen voor de gehandicapte personen op de arbeidsmarkt


De Waalse Regering, Gelet op de wet van 16 april 1963 betreffende de sociale. reclassering van de mindervaliden;

Gelet op het decreet van 6 april 1995 betreffende de integratie van gehandicapte personen, inzonderheid op de artikelen 6, 10 en 15;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 5 november 1998 tot bevordering van de gelijkheid van kansen voor de gehandicapte personen op de arbeidsmarkt, gewijzigd bij de besluiten van de Waalse Regering van 18 mei 2000, 13 december 2001, 2 mei 2002, 27 augustus 2002 en 7 november 2002;

Gelet op het advies van het beheerscomité van het "Agence wallonne pour l'intégration des personnes handicapées" (Waals Agentschap voor de integratie van gehandicapte personen), gegeven op 22 maart 2007;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 17 januari 2007;

Gelet op de instemming van de Minister van Begroting, gegeven op 25 januari 2007;

Gelet op het advies 43.403/2/V van de Raad van State, gegeven op 14 augustus 2007, overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van de Minister van Gezondheid, Sociale Actie en Gelijke Kansen;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Dit besluit regelt overeenkomstig artikel 138 van de Grondwet een materie bedoeld in artikel 128, § 1, van de Grondwet.

Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° "gehandicapte persoon" : persoon zoals bedoeld in het decreet van 6 april 1995 betreffende de integratie van gehandicapte personen;2° "gehandicapte werknemer" : gehandicapte persoon in dienst genomen krachtens een arbeidsovereenkomst of een reglementair statuut;3° "werkgever" : elke publiek- en/of privaatrechtelijke persoon die een gehandicapte werknemer in dienst neemt;4° "stagiair" : gehandicapte persoon in dienst genomen krachtens een ontdekkingsstage of een contract van beroepsaanpassing;5° "bedrijf-stagemeester" : werknemer die een gehandicapte persoon in dienst neemt in het kader van een ontdekkingsstage;6° "opleidend bedrijf" : werknemer die een gehandicapte persoon in dienst neemt in het kader van een contract van beroepsaanpassing;7° "zelfstandige werknemer" : gehandicapte persoon die een beroeps- of bedrijfsactiviteit uitoefent in het kader waarvan hij niet gebonden is door een arbeidsovereenkomst of een statuut en daardoor onder het sociaal statuut voor zelfstandigen valt;8° "loonkost" : brutoloon verhoogd met de werkgeversbijdrage, met inbegrip van de bijdragen voor de jaarlijkse vakantie, verschuldigd krachtens de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, na aftrek van de verminderingen van sociale lasten en de vrijstellingen;9° "Agentschap" : het "Agence wallonne pour l'intégration des personnes handicapées";10° "gewaarborgd gemiddeld maandelijks minimuminkomen" : bedrag dat voor werknemers van 21 jaar of meer is vastgelegd bij artikel 3 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr.43, gesloten op 2 mei 1988 binnen de Nationale Arbeidsraad.

TITEL 1. - Ontdekkingsstage

Art. 3.Een bedrijf-stagemeester kan één of verschillende immersieperiodes organiseren voor gehandicapte personen die wensen deel te nemen aan een programma voor inschakeling in het arbeidsproces, om hen te confronteren met de werkelijkheid van een beroep of een beroepssector, om na te gaan of hun opleidingsproject relevant is en of zij met de nodige interesse naar werk zoeken. Die periodes worden "ontdekkingsstage" genoemd.

Art. 4.De verwezenlijking van een ontdekkingsstage wordt voorgesteld door de gehandicapte persoon, door het Agentschap of door een andere dienst die de gehandicapte persoon bijstaat bij het opstarten van zijn beroepsproject.

De modaliteiten van de stage worden nader bepaald in samenspraak met het bedrijf-stagemeester.

Het stagevoorstel, dat alle gegevens bevat die nodig zijn voor de stage, wordt onderworpen aan de beslissing van het Agentschap. Het Agentschap geeft kennis van zijn beslissing binnen een termijn van dertig dagen die ingaat op de datum waarop het over al de nodige gegevens beschikt.

Art. 5.Deze stage komt tot stand na het sluiten van een overeenkomst tussen de stagiair of zijn wettelijke vertegenwoordiger, het Agentschap en een bedrijf-stagemeester. De overeenkomst wordt opgemaakt in drie exemplaren, één voor elke partij. § 1er. Tijdens de stageperiode verbindt het bedrijf-stagemeester zich ertoe : - de stagiair de mogelijkheid te bieden te zien hoe het beroep of de functie wordt uitgeoefend; - de stagiair de uitrusting te verschaffen die eventueel nodig is om kennis te maken met het beroep (materieel, werktuigen, werkkleding, startklare of regelmatig onderhouden veiligheids- en beschermingsaccessoires); - binnen zijn midden een personeelslid aan te wijzen dat ermee belast wordt de stagiair te volgen, zijn aanpassing aan het werk te evalueren en zijn opmerkingen mee te delen, zowel aan de stagiair als aan de afgevaardigden van het Agentschap; - de afgevaardigden van het Agentschap toe te laten de stagiair binnen het bedrijf-stagemeester te ontmoeten; - het regionale bureau van het Agentschap onmiddellijk elk gegeven te verstrekken op grond waarvan het een einde maakt aan de stage; - het regionale bureau van het Agentschap binnen 24 uur kennis te geven van elk ongeval tijdens de stage of op de weg naar de plaats van de stage, alsook van elke schade aangericht aan werktuigen of machines en van elk stoffelijk of lichamelijk ongeval waardoor derden tijdens de stage worden getroffen. § 2. De stagiair verbindt zich ertoe : - zich te richten naar het arbeidsreglement van het bedrijf waar hij stage loopt; - te handelen naar de voorschriften die hem gegeven worden door het personeelslid dat door het bedrijf-stagemeester aangewezen wordt; - zijn eigen veiligheid of die van derden niet in gevaar te brengen; - de uitrusting, het materieel, de werktuigen en de niet gebruikte grondstoffen die hem worden toevertrouwd in goede staat terug te geven; - de vertrouwelijke aard van de gegevens waarvan hij tijdens zijn stage kennis neemt, in acht te nemen; - het Agentschap en het bedrijf-stagemeester onmiddellijk te verwittigen in geval van afwezigheid, om welke reden ook (ongeval, ziekte,...); - niet voortijdig een einde te maken aan de stage zonder het bedrijf-stagemeester alsook de verantwoordelijke van het regionale bureau van het Agentschap te verwittigen.

Art. 6.Elke partij kan vóór de verstrijkdatum van de voorziene termijn een einde maken aan de stage op voorwaarde dat de andere partij en het Agentschap daarvan op de hoogte gebracht worden.

Art. 7.De stage duurt één week. De stage is gratis. De stagiair mag bezoldiging noch vergoeding eisen. Het bedrijf-stagemeester is niet verplicht de stagiair in dienst te nemen na afloop van de stage.

Art. 8.De stagiair blijft beschikbaar op de arbeidsmarkt en mag zich tijdens de stage melden bij elke oproeping van een mogelijke werkgever.

Art. 9.Het Agentschap verzekert de stagiair tegen ongevallen tijdens de stage en op de weg van en naar de plaats van de stage zoals het personnel onderworpen aan de wetgeving op de arbeidsongevallen.

Het Agentschap verzekert de stagiair ook voor burgerlijke aansprakelijkheid, zowel voor schade aan werktuigen en machines als voor materiële of lichamelijke ongevallen waarvan derden het slachtoffer zijn tijdens de stage.

TITEL 2. - Omscholingsovereenkomst

Art. 10.De omscholingsovereenkomst betreft een opleiding in een vormingsbedrijf waar de gehandicapte persoon, hierna stagiair genoemd, voorbereid wordt om in normale arbeidsomstandigheden te werken.

Art. 11.Om een omscholingsovereenkomst te kunnen sluiten, moet de stagiair de volgende voorwaarden vervullen : 1° niet meer leerplichtig zijn;2° geen beroepskwalificatie en/of -ervaring hebben die onmiddellijk bruikbaar zijn op de arbeidsmarkt;3° bekwaamheden hebben die een gunstige inschakelingsprognose mogelijk maken. Bovendien houdt het sluiten van een omscholingsovereenkomst in dat de gewone opleidingsmaatregelen niet geschikt zijn.

Art. 12.De omscholingsovereenkomst wordt bij het Agentschap aangevraagd door het vormingsbedrijf dat erin toestemt om voor de opleiding van de gehandicapte persoon te zorgen.

De aanvraag wordt ingediend met de instemming van de kandidaat-stagiair.

Ze wordt ingediend aan de hand van een formulier dat het vormingsbedrijf zich bij het Agentschap kan verschaffen. Ze bevat een voorstel van omscholingsprogramma.

Het Agentschap beslist over de aanvraag en betekent zijn beslissing binnen een termijn van dertig dagen die ingaat op de datum waarop het over al de nodige gegevens beschikt.

In geval van goedkeuring wordt de overeenkomst gesloten tussen de stagiair of zijn wettelijke vertegenwoordiger en het vormingsbedrijf en het Agentschap; ze wordt opgemaakt in drie exemplaren, één voor elke partij, het derde voor het Agentschap.

Art. 13.Elke omscholingsovereenkomst bevat de volgende gegevens : 1° de identiteit en de woonplaats van de partijen;2° de begin- en einddatum van de overeenkomst;3° het voorwerp van de overeenkomst;4° de aard en de fasen van de omscholing, zoals overeengekomen door de stagiair, het vormingsbedrijf en de vertegenwoordiger van het Agentschap, hierna "omscholingsprogramma" genoemd;5° de respectievelijke verplichtingen van de partijen, zoals bepaald in artikel 15.

Art. 14.De omscholingsovereenkomst wordt gesloten voor een periode van maximum één jaar die verlengd kan worden en niet langer duurt dan drie jaar.

De omscholingsovereenkomst voorziet slechts in een proefperiode als ze voor zes maanden of langer wordt gesloten. In dit geval duurt de proefperiode één maand. Ze kan verlengd worden met een periode die even lang duurt als de opschorting van de uitvoering van de overeenkomst.

Het Agentschap moet : 1° het opleidingsprogramma erkennen;2° nagaan of de in artikel 13° bedoelde overeenkomst uitgevoerd wordt;3° overleg plegen in geval van betwisting. Het kan bovendien : 1° de vormingsbedrijven een technisch-pedagogische bijstand verlenen bij het opmaken van het opleidingsprogramma;2° overeenkomsten met de vormingsoperatoren sluiten om desnoods steun te verlenen aan de door het vormingsbedrijf gegeven opleiding.

Art. 15.§ 1. Het vormingsbedrijf moet : 1° de stagiair een echte beroepskwalificatie geven, d.w.z. dat hij de nodige theoretische en praktische beroepskennis moet opdoen; 2° de stagiair in het kader van zijn opleiding eventueel de nodige uitrusting ter beschikking stellen (materieel,werktuigen, werkkleding, startklare of regelmatig onderhouden veiligheids- en beschermingsaccessoires);3° persoonlijk toezien op de uitvoering van de overeenkomst of een personeelslid belasten met de beroepsopleiding van de stagiair, nagaan in hoeverre hij zich aan zijn werkmilieu aanpast en zijn opmerkingen meedelen, zowel aan de stagiair als aan de afgevaardigde van het Agentschap;4° zorgvuldig waken over de gezondheid en de veiligheid van de stagiair;5° de stagiair geen taken opleggen die vreemd zijn aan het omscholingsproces of die een gevaar inhouden voor zijn gezondheid of veiligheid, of die verboden zijn krachtens de wets- of verordeningsbepalingen betreffende de arbeid;6° de in artikel 18 van dit besluit bedoelde vergoeding betalen; 7° bewijzen dat het t.o.v. de stagiair de verplichtingen nakomt die opgelegd zijn bij wet, decreet of regelgeving; 8° het Agentschap onmiddellijk in kennis stellen van iedere betwisting i.v.m. de uitvoering van de overeenkomst; 9° de vertegenwoordigers van het Agentschap de nodig geachte onderzoeken en controles binnen het vormingsbedrijf of op de opleidingsplaats laten uitvoeren;10° het Agentschap alle bewijsstukken overleggen waar het om verzoekt;11° de evolutie van de opleiding volgen, samen met de stagiair en de afgevaardigde van het Agentschap;12° aan het einde van de overeenkomst een attest afgeven waarin de aard, de duur en de inhoud van de overeenkomst worden vermeld;13° de gepaste sociale documenten afgeven aan de stagiair na afloop van de overeenkomst. § 2. De stagiair moet : 1° alles in het werk stellen om de beroepsopleiding tot een goed einde te brengen;2° zich richten naar het arbeidsreglement dat van toepassing is, en, in voorkomend geval, zich aan het beroepsgeheim houden;3° de welvoeglijkheid en de goede zeden in acht nemen tijdens de uitvoering van de overeenkomst;4° de veiligheids- en hygiënevoorschriften naleven;5° handelen overeenkomstig de onderrichtingen gegeven door het vormingsbedrijf of de afgevaardigde ervan met het oog op de uitvoering van de overeenkomst;6° het gereedschap, de uitrusting, het materieel en de niet-gebruikte grondstoffen die het vormingsbedrijf hem toevertrouwen in goede staat teruggeven; 7° het Agentschap onmiddellijk kennis geven van iedere betwisting i.v.m. de uitvoering van de overeenkomst; 8° de evolutie van de opleiding volgen, samen met de stagiair en de vertegenwoordiger van het Agentschap.

Art. 16.De omscholingsovereenkomst wordt opgeschort als één van beide partijen tijdelijk niet in staat is ze uit te voeren, met name in geval van gedwongen werkloosheid of arbeidsongeschiktheid wegens ziekte, ongeval of bevallingsverlof.

De betrokken partij moet deze stand van zaken wettigen en, als hij te wijten is aan de arbeidsongeschiktheid van de stagiair, een medisch attest indienen.

Als de overeenkomst opgeschort wordt, kan ze verlengd worden met een periode die even lang duurt als de opschorting.

De opschorting en de hervatting van de uitvoering van de overeenkomst tijdens de termijn waarop de overeenkomst betrekking heeft, moeten onmiddellijk en binnen maximum tien dagen door betrokken partij aan het Agentschap worden meegedeeld.

Buiten de periode waarop de overeenkomst betrekking heeft, moet de hervatting van de opleiding door het Agentschap goedgekeurd worden.

Art. 17.§ 1. Onverminderd de algemene wijzen waarop de verplichtingen tenietgaan, wordt, op voorwaarde dat het Agentschap wordt verwittigd, vóór het verstrijken van de vastgelegde termijn een einde gemaakt aan de omscholingsovereenkomst : 1° als beide partijen het wensen;2° als één van de partijen het wenst, tijdens de proefperiode;3° als de stagiair of het vormingsbedrijf een gewichtige reden tot verbreking inroept omdat hij/het een fout heeft begaan waardoor elke beroepssamenwerking definitief en onmiddellijk onmogelijk wordt;4° als de uitvoering van de overeenkomst meer dan drie maanden wordt opgeschort en één van de partijen niet meer wenst dat de overeenkomst wordt voortgezet;5° als de werkgever het wenst, omdat de stagiair niet getuigt van de nodige bekwaamheden om de omscholing tot een goed einde te brengen;in dit geval kunnen het vormingsbedrijf de overeenkomst verbreken met inachtneming van een opzegtermijn van zeven kalenderdagen, te rekenen van de maandag die volgt op de week in de loop waarvan hij wordt meegedeeld; 6° als de stagiair het wenst, om een arbeidsovereenkomst te sluiten;7° bij de opheffing van het vormingsbedrijf;8° bij overmacht, met als gevolg dat de uitvoering van de overeenkomst definitief onmogelijk wordt;9° als beide partijen bij ter post aangetekend schrijven in kennis worden gesteld van de intrekking van de erkenning van de overeenkomst door het Agentschap omdat één van de partijen valse of vervalste documenten heeft overgelegd, omdat de stagiair niet getuigt van de nodige bekwaamheden om de omscholing tot een goed einde te brengen of omdat één van de partijen haar verplichtingen niet nakomt. § 2. Elke ongegronde verbreking kan ertoe leiden dat het Agentschap de in dit besluit bedoelde diensten niet meer verstrekt aan de partij die verantwoordelijk is voor de verbreking. § 3. Als het Agentschap vaststelt dat het vormingsbedrijf zijn contractuele verplichtingen niet meer nakomt, moet het de stagiair vijftien werkdagen compensatoire vergoeding betalen.

Art. 18.De vergoedingen voor de opleiding van de stagiair zijn gelijk aan een percentage van het verschil tussen : - de brutobezoldiging van het beroep of van de functie waarop de opleiding betrekking heeft, die het vormingsbedrijf krachtens de collectieve arbeidsovereenkomsten aan de stagiair zou moeten toekennen in geval van indienstneming na afloop van de omscholingsovereenkomst; - en het bedrag van de eventuele uitkeringen bedoeld in artikel 19, desgevallend naar rato van de in de overeenkomst vermelde werkrooster van de stagiair, i.v.m. het vastgelegde voltijds arbeidsstelsel van kracht binnen het vormingsbedrijf.

Ze worden aangepast in geval van wijziging van één van deze twee elementen.

Dat percentage wordt vastgelegd op : - 60 % voor het eerste opleidingsjaar; - 80 % vanaf het tweede opleidingsjaar.

Als de stagiair niet in aanmerking komt voor één van de uitkeringen bedoeld in artikel 19, worden de opleidingsvergoedingen dus vastgelegd op 60 of 80 % van de brutobezoldiging van de aangeleerde functie.

Ze worden in uurbedrag berekend op grond van de voltijdse uurregeling van kracht binnen het vormingsbedrijf. De gepresteerde en daarmee gelijkgestelde uren worden, overeenkomstig de regelgeving en de collectieve arbeidsovereenkomsten inzake bezoldiging van kracht binnen het vormingsbedrijf, vervolgens tegen het berekende uurtarief betaald.

Het vormingsbedrijf draagt 30 % van het bedrag van deze vergoedingen.

Het schiet het totaalbedrag van de vergoedingen voor en betaalt ze aan de stagiair. Het Agentschap betaalt 70 % van de opleidingsvergoedingen terug aan het vormingsbedrijf na overlegging van de lijst van de vergoede opleidingsuren en van een afschrift van de loonfiche van de stagiair. Die lijst, maandelijks of driemaandelijks naar gelang van de keuze van het vormingsbedrijf, wordt uiterlijk binnen drie maanden na de prestatieperiode aan het Agentschap overgemaakt. Het vormingsbedrijf wordt door het Agentschap terugbetaald binnen de maand na ontvangst van die documenten.

Art. 19.De uitkeringen bedoeld in artikel 18 zijn : 1° de pensioenen, alsook alle voordelen die ermee gelijkgesteld zijn of die de pensioenen aanvullen, toegekend : a) hetzij bij of krachtens een Belgische of een buitenlandse wet;b) hetzij door een overheid of een instelling van openbaar nut;2° de vergoedingen, toelagen en lijfrenten die toegekend worden aan slachtoffers van arbeidsongevallen of beroepsziekten, krachtens de wetgeving betreffende de schadevergoeding voor arbeidsongevallen of krachtens de wetgeving betreffende de schadevergoeding voor beroepsziekten en de voorkoming ervan;3° de vergoedingen die toegekend worden aan een gehandicapte persoon die het slachtoffer is van een ongeval, krachtens de artikel 1382 en volgende van het Burgerlijk Wetboek, of krachtens elke andere gelijksoortige buitenlandse wetgeving;4° de uitkeringen voor arbeidsongeschiktheid, toegekend krachtens de wetgeving betreffende de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering;5° de werkloosheidsuitkeringen die toegekend worden krachtens de regelgeving betreffende de tewerkstelling en de werkloosheid;6° de inkomensvervangende tegemoetkomingen, toegekend krachtens de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten, of de gewone of bijzondere tegemoetkomingen, toegekend krachtens het koninklijk besluit van 17 november 1969 houdende algemeen reglement betreffende het toekennen van tegemoetkomingen aan de mindervaliden;7° de beroepsinkomsten die eventueel ontvangen worden voor opleidingsuren. Als de in het eerste lid, 2°, bedoelde tegemoetkoming uitbetaald wordt in de vorm van kapitaal of afkoopwaarde, zijn de bepalingen van artikel 30 van het koninklijk besluit van 6 juli 1987 betreffende de inkomensvervangende tegemoetkoming en de integratietegemoetkoming van toepassing.

Er wordt in geen geval rekening gehouden met het gedeelte van de wettelijke of reglementaire tegemoetkomingen dat krachtens bovenbedoelde wet van 27 februari 1987 wordt toegekend als kinderbijslag, integratievergoeding of als vergoeding voor hulp aan een derde krachtens het koninklijk besluit van 17 november 1969 houdende algemeen reglement betreffende het toekennen van tegemoetkomingen aan de minder-validen.

Art. 20.Het vormingsbedrijf bezorgt het Agentschap om de drie maanden een staat van de werkgeversbijdragen aan de sociale zekerheid die het aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid heeft gestort.

De driemaandelijkse staat bedoeld in het vorige lid wordt ingediend vóór het einde van het kwartaal dat volgt op de periode waarop hij betrekking heeft.

Op basis van die staat word door het Agentschap hetzelfde percentage aan het vormingsbedrijf terugbetaald als het percentage dat de opleidingsvergoedingen betreft.

TITEL 3. - Begeleiding

Art. 21.Met uitzondering van de bedrijven voor aangepast werk kan een werkgever binnen de perken van de beschikbare kredieten een tegemoetkoming krijgen voor een persoon die hij aanwijst om de bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen gehandicapte werknemer te begeleiden en raad te geven.

Deze tegemoetkoming wordt verleend voor maximum zes maanden.

Art. 22.Als verantwoordelijke voor de inschakeling van de werknemer moet de begeleider : 1° zorgen voor een vlotte inschakeling van de gehandicapte werknemer in de werkploeg en in het bedrijf;2° zorgen voor een beroepsbegeleiding met het oog op de aanpassing aan het beroep en aan het werk;3° het Agentschap kennis geven van zijn actie via, op zijn minst, een activiteitenverslag opgesteld aan het einde van de eerste tegemoetkomingsmaand, een verslag opgesteld aan het einde van de derde tegemoetkomingsmaand en een verslag opgesteld aan het einde van de zesde tegemoetkomingsmaand. De werkgever moet de begeleider de nodige tijd geven om zijn taak te vervullen.

Art. 23.De tegemoetkoming wordt betaald als de begeleiding aanvangt op de eerste dag van de maand na de indienstneming van de werknemer.

Art. 24.Als de begeleider zijn ambt neerlegt of als hij langer dan een maand zijn taak niet kan vervullen, moet de werkgever de naam van zijn plaatsvervanger aan het Agentschap meedelen binnen de volgende kalendermaand, op gevaar af de tegemoetkoming niet meer te kunnen genieten.

Art. 25.De aanvraag om tegemoetkoming wordt door de werkgever aan het Agentschap gericht.

Ze wordt ingediend binnen dertig dagen na de indiensttreding van de werknemer en met zijn toestemming, alsook die van de aangewezen begeleider.

Ze wordt ingediend aan de hand van een document dat het bedrijf bij het Agentschap kan verkrijgen.

Art. 26.Het Agentschap beslist over de tegemoetkoming en deelt zijn beslissing mee binnen dertig dagen, te rekenen van de datum waarop het over de nodige gegevens beschikt.

Art. 27.Het Agentschap bepaalt de bewijsstukken die hem overgelegd moeten worden voor de betaling van de tegemoetkoming.

Deze bewijsstukken worden overgemaakt uiterlijk tegen het einde van de maand na de periode waarop ze slaan.

Alleen de bewijsstukken die binnen de voorgeschreven termijn worden ingediend, komen in aanmerking voor de betaling van de tegemoetkoming.

Art. 28.Het bedrag van de driemaandelijkse tegemoetkoming wordt op euro 750 vastgelegd als de gehandicapte werknemer voltijds werkt. Het wordt verhoudingsgewijs aan de arbeidsregeling aangepast in geval van deeltijdse arbeid. Het wordt om de drie maanden uitbetaald.

Als de werknemer langer dan een maand afwezig is, zal de tegemoetkoming evenredig zijn met de verrichte prestaties. In dit geval kan de begeleidingsperiode verlengd worden om zes effectieve maanden te bereiken.

TITEL 4. - Inschakelingspremie

Art. 29.Het Agentschap kan binnen de perken van de beschikbare kredieten een tegemoetkoming verlenen voor de inschakeling van een gehandicapte werknemer bij een werkgever.

Art. 30.De tegemoetkoming wordt aan de werkgever verleend als de gehandicapte werknemer aan één van de volgende voorwaarden voldoet : 1° in dienst treden bij een werkgever na minimum zes maanden beroepsinactiviteit in de loop van de negen maanden voorafgaand aan de indiensttreding;de periode waarin de betrokkene een beroepsopleiding gevolgd zou hebben, of de werkperiode in een bedrijf voor aangepast werk worden gelijkgesteld met een inactiviteitsperiode; 2° het werk hervatten bij dezelfde werkgever of bij een andere na een schorsing van zijn beroepsactiviteit gedurende minimum zes maanden in de loop waarvan hij vergoedingen heeft genoten, hetzij uit de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering of de verzekering tegen arbeidsongevallen, hetzij uit beroepsziekten, of andere voordelen die ermee gelijkgesteld zijn.

Art. 31.De aanvraag om tegemoetkoming wordt door de werkgever aan het Agentschap gericht binnen zes maanden na de indienstneming van de werknemer.

Ze wordt met de toestemming van de werknemer ingediend.

Ze wordt ingediend aan de hand van een document dat het bedrijf bij het Agentschap kan verkrijgen.

Art. 32.Het Agentschap gaat na of één van de in artikel 30 bedoelde voorwaarden vervuld is en bepaalt de duur van de periode van inschakeling in het arbeidsproces gedurende welke het zijn tegemoetkoming verleent.

Art. 33.Het Agentschap geeft de werkgever kennis van zijn beslissing binnen dertig dagen na de datum waarop het over de nodige gegevens beschikt.

De beslissing gaat in ten vroegste op de datum van de aanvraag voor zover de werknemer op die datum recht heeft op de tegemoetkomingen van het Agentschap. Als dat niet het geval is, gaat de beslissing pas in op de datum waarop de werknemer aanspraak kan maken op de tegemoetkomingen van het Agentschap.

In afwijking van artikel 30 kan de werkgever die krachtens een arbeidsovereenkomst een uitzendwerknemer in dienst neemt voor wie een uitzendbedrijf de tegemoetkoming gekregen heeft, de premie genieten voor de rest van de aanvankelijk toegekende tegemoetkomingsperiode.

Art. 34.De tegemoetkoming wordt verleend voor de duur van de overeenkomst, d.w.z. maximum één jaar. Die periode is verlengbaar.

Art. 35.Het bedrag van de tegemoetkoming wordt vastgelegd op 25 % van de loonkosten.

Art. 36.De tegemoetkoming wordt betaald aan het einde van elk kalenderkwartaal, na overlegging van de door het Agentschap vereiste bewijsstukken. De bewijsstukken worden ingediend binnen één jaar na het verstrijken van het kwartaal waarop ze slaan, of na de kennisgeving van de beslissing tot verlening als deze laatste terugwerkende kracht heeft.

Art. 37.Bedrijven voor aangepast werk komen niet in aanmerking voor de tegemoetkoming bedoeld in deze titel.

Art. 38.De tegemoetkoming wordt niet verleend en moet eventueel terugbetaald worden : 1° als de werkgever naar bepaalde en met elkaar overeenstemmende vermoedens één of meer werknemers ontslagen heeft om hen te vervangen door één of meer gehandicapte werknemers en alzo de in dit besluit bedoelde tegemoetkoming te genieten;2° als de werkgever niet voldoet aan de wettelijke of reglementaire verplichtingen die hem opgelegd worden in zijn hoedanigheid van werkgever.

Art. 39.De inschakelingspremie is niet cumuleerbaar met de compensatiepremie bedoeld in titel 6, noch met de tegemoetkoming in de bezoldiging en de sociale lasten, waarop de werkgevers aanspraak kunnen maken ter uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 26 betreffende het bezoldigingspeil van de mindervaliden die in een normaal arbeidsregime zijn tewerkgesteld.

De werkgever die andere openbare tegemoetkomingen geniet dan die bedoeld in het eerste lid kan in aanmerking komen voor de inschakelingspremie. De premie wordt evenwel berekend op de loonkosten die door de werkgever worden gedragen na aftrek van de andere tegemoetkomingen.

Als de brutobezoldiging hoger is dan 150 % van het gewaarborgde gemiddeld maandelijks leefloon, wordt ze tot dat percentage beperkt.

Anderzijds worden de werkgeversbijdrage, met inbegrip van de bijdragen voor de jaarlijse vakantie, krachtens de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, alsook de verminderingen van sociale lasten en de vrijstellingen tot het passende beloop verminderd..

Deze loonkosten worden bevestigd d.m.v. een afschrift van de R.S.Z.-aangifte.

TITEL 5. - Compensatiepremie

Art. 40.Binnen de perken van de beschikbare kredieten wordt een tegemoetkoming in de loonkosten verleend ter compensatie van de eventuele bijkomende kostprijs van de maatregelen die het bedrijf treft opdat de gehandicapte werknemer zijn functies zou kunnen vervullen, op voorwaarde dat die bijkomende kostprijs de handicap betreft.

De maatregelen die gedekt kunnen worden door een begeleidingspremie of door de creatie van een werkplek worden niet in aanmerking genomen in het kader van de compensatiepremie.

Art. 41.De aanvraag tot tegemoetkoming wordt door de werkgever aan het Agentschap gericht. Ze wordt met de toestemming van de werknemer ingediend.

Ze wordt ingediend aan de hand van een formulier dat het bedrijf bij het Agentschap kan verkrijgen.

Art. 42.De tegemoetkoming wordt verleend voor een periode van maximum één jaar, die verlengd kan worden.

In geval van verlenging voor dezelfde werknemer binnen hetzelfde bedrijf wordt de tegemoetkoming voor maximum vijf jaar verleend. De tegemoetkoming kan verleend worden voor het nodige aantal periodes.

In geval van wijziging van de toestand kan het bedrijf altijd verzoeken om een nieuwe analyse, die door het Agentschap verricht wordt overeenkomstig de bepalingen van artikel 43 van dit besluit. Het verzoek behoeft de toestemming van de gehandicapte werknemer.

Art. 43.§ 1. Het Agentschap bepaalt het tegemoetkomingspercentage, dat niet hoger mag zijn dan 50 % van de loonkosten.

Deze tegemoetkoming wordt vastgelegd nadat het agentschap bij het bedrijf onderzoek heeft verricht met het oog op de bepaling van de kostprijs van de maatregelen i.v.m. de handicap die genomen worden opdat de gehandicapte werknemer zijn functies zou kunnen uitoefenen.

Dat onderzoek wordt verricht hetzij ten vroegste drie maanden en uiterlijk vijf maanden na de indiensttreding van de gehandicapte werknemer of na de werkhervatting door de werknemer die gehandicapt is geworden, hetzij binnen twee maanden na de aanvraag als de gehandicapte werknemer sinds meer dan drie maanden in dienst is. § 2. De tegemoetkoming gaat in : 1° hetzij op de eerste dag van de maand die volgt op de datum van ontvangst van de aanvraag tot tegemoetkoming door het Agentschap of van de aanvraag van de nieuwe analyse;2° hetzij, als ze door een inschakelingspremie voorafgegaan wordt, op de datum waarop de inschakelingspremie niet langer wordt toegekend, voor zover die datum volgt op de aanvraag tot compensatiepremie. § 3. Het Agentschap kan de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer van het bedrijf om advies verzoeken. § 4. Het Agentschap kan zowel de gehandicapte werknemer als de werkgever advies geven en hen maatregelen voorstellen zodra de werknemer in dienst genomen wordt. Het tegemoetkomingspercentage wordt desgevallend met inachtneming van deze suggesties vastgelegd.

Art. 44.Het Agentschap geeft kennis van zijn beslissing binnen een termijn van dertig dagen die ingaat op de datum waarop het over al de nodige gegevens beschikt. De beslissing vermeldt de elementen die in aanmerking genomen worden om het tegemoetkomingspercentage te bepalen.

Art. 45.De tegemoetkoming wordt na afloop van elk kalenderkwartaal betaald na overlegging van de bewijsstukken die het Agentschap opeist.

Deze stukken worden ingediend binnen een termijn van een jaar, te rekenen van de datum waarop het kwartaal waarop ze slaan verstrijkt of van de datum van kennisgeving van de beslissing tot toekenning.

Art. 46.De bedrijven voor aangepast werk kunnen de in deze titel bedoelde tegemoetkoming niet genieten voor de gehandicapte werknemers die ze tewerkstellen, behalve als deze werknemers als kader- of maîtrisepersoneel in dienst worden genomen op grond van een beslissing van het Agentschap waarbij voorzien wordt in de tewerkstelling in een normaal arbeidsregime.

Art. 47.De tegemoetkoming wordt niet verleend en moet eventueel terugbetaald worden : 1° als de werkgever volgens precieze en overeenstemmende vermoedens één of meer werknemers ontslagen heeft om hen te vervangen door één of meer gehandicapte werknemers en alzo de in dit besluit bedoelde tegemoetkoming te genieten;2° als de werkgever niet voldoet aan de wettelijke of reglementaire verplichtingen die hem opgelegd worden in zijn hoedanigheid van werkgever.

Art. 48.De compensatiepremie is niet cumuleerbaar met de inschakelingspremie bedoeld in titel 4, noch met de tegemoetkoming in de bezoldiging en de sociale lasten, waarop de werkgevers aanspraak kunnen maken ter uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 26 betreffende het bezoldigingspeil van de mindervaliden die in een normaal arbeidsregime zijn tewerkgesteld.

De werkgever die andere openbare tegemoetkomingen geniet dan die bedoeld in het eerste lid kan in aanmerking komen voor de compensatiepremie. De premie wordt evenwel berekend op de loonkosten die door de werkgever worden gedragen na aftrek van de andere tegemoetkomingen.

Als de brutobezoldiging hoger is dan 150 % van het gewaarborgde gemiddeld maandelijks leefloon, wordt ze tot dat percentage beperkt.

Anderzijds worden de werkgeversbijdrage, met inbegrip van de bijdragen voor de jaarlijkse vakantie, krachtens de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, alsook de verminderingen van sociale lasten en de vrijstellingen tot het passende beloop verminderd.

Deze loonkosten worden bevestigd d.m.v. een afschrift van de R.S.Z.-aangifte.

TITEL 6. - Premie aan zelfstandige werknemers

Art. 49.Het Agentschap verleent binnen de perken van de beschikbare kredieten een premie aan elke gehandicapte persoon die zich als zelfstandige vestigt op het grondgebied van het Franse taalgebied, er zijn activiteit van zelfstandige hervat na een inactiviteitsperiode van zes maanden als gevolg van een ongeval of een ziekte, of zijn beroepsactiviteit probeert voort te zetten ondanks gezondheidsproblemen.

Art. 50.De aanvraag tot tegemoetkoming wordt door de werkgever aan het Agentschap gericht.

Ze wordt ingediend aan de hand van een document dat het bedrijf bij het Agentschap kan verkrijgen.

Art. 51.Als het Agentschap beslist een premie te verlenen aan een zelfstandige werknemer, legt het het bedrag ervan vast op 33 % van het gemiddelde minimum maandinkomen, zoals gewaarborgd bij de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 43 van 2 mei 1988, gesloten in de Nationale Arbeidsraad.

De premie wordt verleend op vertoon van documenten waaruit blijkt dat het project uitvoerbaar is op technisch, economisch, financieel en sociaal vlak. De rechthebbende voldoet bovendien aan de wettelijke voorwaarden waaraan zijn activiteit onderworpen is, namelijk ingeschreven zijn in het handelsregister of in de orde waaronder hij als zelfstandige werknemer ressorteert.

Als de gehandicapte persoon een bijkomende activiteit uitoefent onder het statuut van zelfstandige en tegelijkertijd een bezoldigde activiteit uitoefent, wordt de tegemoetkoming vastgelegd naar evenredigheid van de verhouding tussen zijn arbeidsregime als bezoldigde en de voltijdse wettelijke uurregeling.

Art. 52.Het Agentschap beslist over de aanvraag en betekent zijn beslissing binnen een termijn van dertig dagen die ingaat op de datum waarop het over de nodige gegevens beschikt.

Art. 53.Deze maandelijkse premie wordt verleend voor een periode van maximum één jaar.

Ze is niet hernieuwbaar.

Art. 54.De premie wordt per kalenderkwartaal betaald vanaf de eerste dag van het kwartaal na ontvangst van de aanvraag door het Agentschap.

De eerste schijf van de premie wordt uitbetaald in de loop van het kalenderkwartaal dat volgt op de aanvraag voor zover voldaan wordt aan de voorwaarden bedoeld in art. 51, tweede lid. De andere schijven worden uitbetaald op voorwaarde dat de werknemer de activiteit daadwerkelijk uitoefent.

De bewijsstukken waaruit blijkt dat de werknemer de activiteit daadwerkelijk uitoefent worden overgemaakt binnen een termijn van één jaar die ingaat op de datum waarop ze zijn opgesteld.

TITEL 7. - Aanpassing van een arbeidspost HOOFDSTUK I. - Aanpassing van een arbeidspost voor een bezoldigde gehandicapte werknemer

Art. 55.Er wordt binnen de perken van de beschikbare kredieten een tegemoetkoming verleend aan de werkgever die een arbeidspost voor een gehandicapte werknemer wenst aan te passen.

Deze tegemoetkoming wordt verleend : 1° aan de werkgevers die gehandicapte personen in dienst nemen bij een arbeidsovereenkomst, een arbeidsovereenkomst voor bedienden, een arbeidsovereenkomst voor huisarbeiders of krachtens een publiekrechtelijk statuut;2° aan de vormingsbedrijven die gehandicapte personen krachtens een omscholingsovereenkomst in dienst nemen overeenkomstig titel 2;3° aan de werkgevers die gehandicapte personen opleiden krachtens : - een leercontract in kleine en middelgrote ondernemingen georganiseerd overeenkomstig het besluit van de Waalse Regering van 16 juli 1998 tot bepaling van de voorwaarden waaronder bedrijven erkend worden voor de permanente vorming van de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen; - een industrieel leercontract georganiseerd overeenkomstig de wet van 19 juli 1983 op het leerlingwezen voor beroepen uitgeoefend door werknemers in loondienst; - een stageovereenkomst in de permanente opleiding overeenkomstig het besluit van de Waalse Regering van 16 juli 1998 tot bepaling van de voorwaarden waaronder bedrijven erkend worden voor de permanente vorming van de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen; - een overeenkomst opleiding-inschakeling georganiseerd overeenkomstig het decreet van 18 juli 1997 betreffende de inschakeling van werkzoekenden bij werkgevers die een beroepsopleiding organiseren om in een vacature te voorzien; - één van de andere contracten beschouwd als startbaanovereenkomst overeenkomstig titel II, hoofdstuk VIII, van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid.

Art. 56.De werkgevers bedoeld in artikel 55 hebben recht op de tegemoetkoming in de kosten voor de aanpassing van een arbeidspost als ze de volgende voorwaarden vervullen : 1° bewijzen dat de aanpassing van de arbeidspost slechts sporadisch wordt doorgevoerd in het vak waarin de gehandicapte persoon tewerkgesteld is of een opleiding volgt, en dat ze noodzakelijk is om hem in staat te stellen de beroepsactiviteit uit te oefenen of de bedoelde beroepsopleiding, omscholing of herscholing te volgen; 2° de gehandicapte persoon voor wie de arbeidspost is aangepast ten minste zes maanden in dienst houden vanaf de datum van de aanpassing als het bedrag van de tegemoetkoming kleiner is dan euro 2.500, en ten minste één jaar als het gelijk is aan of hoger is dan euro 2.500; 3° het Agentschap verwittigen als een arbeidspost, die met zijn tegemoetkoming is aangepast, eventueel vacant wordt;4° de bepalingen in acht nemen die hen worden opgelegd bij wet, decreet en reglement;5° als het materieel gebruikt zou kunnen worden door de gehandicapte werknemer, ongeacht het bedrijf waarmee hij een arbeidsovereenkomst zou hebben gesloten, zich ertoe verbinden de eigendom van dat materieel aan de werknemer over te dragen na ontvangst van de tegemoetkoming van het Agentschap, voor zover ze de totale kostprijs van bedoeld materieel dekt. Een werkgever die een gehandicapte werknemer vervangt voor wie een arbeidspost is aangepast, wordt geacht te voldoen aan de sub 2° bedoelde voorwaarde als hij een andere gehandicapte werknemer in dienst neemt, voor zover de gecumuleerde arbeidsduur betreffende de indiensthouding van deze gehandicapte werknemers de minimumduur bedoeld in het eerste lid, 2°, overschrijdt.

Art. 57.De aanvraag mag niet slaan op de aanpassing van een arbeidspost die doorgevoerd wordt vóór de datum waarop zij in ontvangst wordt genomen.

Ze mag niet slaan op arbeidsposten binnen bedrijven voor aangepast werk, behalve die voor het kader- of meesterspersoneel.

Art. 58.De tegemoetkoming dekt het geheel van de werkelijk verrichte kosten die geacht worden noodzakelijk te zijn voor de aanpassing van de arbeidspost.

Als de aanpassing de aankoop van materieel vergt waarvan het model speciaal aan de werknemer aangepast is, dekt de tegemoetkoming slechts het prijsverschil tussen dat model en het standaardmodel. HOOFDSTUK II. - Aanpassing van arbeidsposten voor zelfstandige gehandicapte werknemers

Art. 59.De zelfstandige gehandicapte werknemer kan binnen de perken van de beschikbare kredieten aanspraak maken op een tegemoetkoming in de kosten voor de aanpassing van een arbeidspost, hetzij om de hoedanigheid van zelfstandige te verkrijgen, hetzij om vlotter toegang te krijgen tot zelfstandig werk dat meer in de lijn ligt van zijn capaciteiten, hetzij om een persoon in dienst te houden die gehandicapt wordt.

Art. 60.Het Agentschap komt tegemoet in de kosten voor de aanpassing van een arbeidspost als de in artikel 59 bedoelde zelfstandige werknemer de volgende voorwaarden vervult : 1° bewijzen dat de aanpassing slechts sporadisch wordt doorgevoerd in het vak en dat ze noodzakelijk is opdat hij zijn beroepsactiviteit zou kunnen uitoefenen;2° het Agentschap de stukken bezorgen waaruit blijkt dat zijn activiteit uitvoerbaar is op technisch, economisch, financieel en sociaal vlak.

Art. 61.De tegemoetkoming dekt het geheel van de werkelijk verrichte kosten die geacht worden noodzakelijk te zijn voor de aanpassing van de arbeidspost.

Als de aanpassing de aankoop van materieel vergt waarvan het model speciaal aan de werknemer aangepast is, dekt de tegemoetkoming slechts het prijsverschil tussen dat model en het standaardmodel.

Art. 62.Als de aanpassing van de arbeidspost de aanpassing van de woning van de gehandicapte persoon met zich meebrengt, wordt de tegemoetkoming verleend met inachtneming van de regelgeving inzake materiële hulp.

De bepalingen van het eerste lid zijn toepasselijk op de aanpassingen van een gebouw waar de gehandicapte persoon zijn beroepsbezigheid als zelfstandige uitoefent zonder er te wonen. HOOFDSTUK III. - Bepalingen gemeen aan de hoofdstukken I en II

Art. 63.De aanvraag om tegemoetkoming wordt aan het Agentschap gericht.

De aanvraag bevat : 1° een raming van de kosten voor de aanpassing van de arbeidspost;2° de vereiste bewijsstukken; 3° de verbintenis i.v.m. de voorwaarden bedoeld in de artikel 56 of 60; 4° de toestemming van de werknemer als de aanvraag door de werkgever wordt ingediend. De aanvraag wordt opgemaakt aan de hand van een formulier dat de werknemer of de werkgever bij het Agentschap kan verkrijgen.

Art. 64.Het Agentschap beslist over de toekenning van de tegemoetkoming en bepaalt het bedrag ervan. Het deelt zijn beslissing mee binnen dertig dagen na de datum waarop het over de nodige gegevens beschikt.

De facturen worden aan het Agentschap overgemaakt binnen een termijn van één jaar die ingaat op de datum van de kennisgeving van de beslissing.

TITEL 8. - Verplaatsingskosten

Art. 65.De gehandicapte werknemer heeft binnen de perken van de beschikbare kredieten recht op een tegemoetkoming in zijn reiskosten voor verplaatsingen tussen zijn woonplaats en zijn werk. Deze tegemoetkoming wordt verleend voor één heen- en terugreis.

De bepalingen van deze titel slaan niet op de gehandicapte personen bedoeld in de titels 1 en 2 die onder de toepassing vallen van het ministerieel besluit van 9 april 1964 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder de lasten die voor de minder-validen voortvloeien uit de verplaatsing naar en het verblijf op de plaats die aangewezen werd voor hun beroepsopleiding, omscholing of herscholing, worden gedragen door het Rijksfonds voor sociale reclassering van de minder-validen.

Art. 66.De gehandicapte werknemer heeft recht op de tegemoetkoming als hij wegens de aard of de ernst van zijn handicap : 1° hetzij niet in staat is een openbaar vervoermiddel te gebruiken zonder begeleiding van een derde persoon;2° hetzij verplicht is een individueel vervoermiddel te gebruiken omdat hij zich in een wagentje verplaatst of omdat uit een uitvoerig medisch rapport blijkt dat hij niet in staat is een minimumafstand van 300 meter te voet af te leggen.

Art. 67.De werknemer richt zijn aanvraag om tegemoetkoming aan het Agentschap.

De aanvraag wordt ingediend aan de hand van een document dat de werknemer bij het Agentschap kan verkrijgen.

Art. 68.Het Agentschap beslist over de aanvraag van de weknemer en deelt zijn beslissing mee binnen dertig dagen na de datum waarop het over de nodige gegevens beschikt.

De beslissing vermeldt het vervoermiddel op grond waarvan de tegemoetkoming van het Agentschap kan worden berekend.

Art. 69.§ 1. Als het gebruikte vervoermiddel door de werknemer of een derde wordt bestuurd, wordt de tegemoetkoming berekend op grond van de afgelegde afstand en van het bedrag van de kilometervergoeding die vastligt in artikel 531 van het besluit van de Waalse Regering van 18 december 2003 houdende de Waalse ambtenarencode. De afstanden worden berekend met inachtneming van de reële afstand. § 2. Voor verplaatsingen met de taxi is het bedrag van de tegemoetkoming gelijk aan de prijs vermeld in de regelgeving die van toepassing is in de zone waar de rit begint. § 3. Er wordt geen tegemoetkoming verleend als de gehandicapte werknemer gebruik maakt van een aangepast openbaar vervoermiddel zoals de TEC 105, dat zijn eigen tariefstelsel toepast. Voor verplaatsingen met een niet gesubsidieerd collectief vervoermiddel dekt de tegemoetkoming de reële kostprijs voorzover hij lager is dan de kostprijs van een taxi voor dezelfde verplaatsing. § 4. De tegemoetkoming berekend op basis van de drie vorige leden wordt desgevallend verminderd met de tegemoetkomingen die de werkgever bij wet, decreet, reglement of overeenkomst verleent in de kosten gemaakt door de werkgever om zich naar zijn werk te begeven en met de prijs van het goedkoopste openbaar vervoer over dezelfde afstand. § 5. Voor verplaatsingen met het openbaar vervoer, waarvoor de begeleiding door een derde wordt geëist, is het bedrag van de tegemoetkoming gelijk aan de prijs die de derde persoon wordt aangerekend om de werknemer naar zijn vaste werkplaats te brengen, zich weer naar het vertrekpunt te begeven, de werknemer weer op te halen en naar zijn woonplaats te brengen. Dat bedrag mag maandelijks niet hoger zijn dan de prijs van een maandabonnement voor dezelfde afstand.

Art. 70.De tegemoetkoming wordt op verzoek van de gehandicapte werknemer maandelijks of driemaandelijks betaald, na overlegging van de door het Agentschap geëiste bewijsstukken die betrekking hebben op de staat van de prestaties van de werknemer en die door de werkgever moeten worden ingevuld.

Deze bewijsstukken worden ingediend binnen één jaar na afloop van de periode waarop zij betrekking hebben.

In geval van valse aangifte wordt de verleende tegemoetkoming teruggevorderd.

Als de tegemoetkoming de door een derde persoon gemaakte kosten dekt, wordt ze rechtstreeks aan deze derde persoon uitbetaald.

TITEL 9. - Opheffings-, overgangs- en slotbepalingen

Art. 71.Het besluit van de Waalse Regering van 5 november 1998 tot bevordering van de gelijkheid van kansen voor de gehandicapte personen op de arbeidsmarkt wordt opgeheven op de datum van inwerkingtreding van dit besluit.

Art. 72.§ 1.De omscholingsovereenkomsten en de premies voor alternerende opleiding en inschakelingsstelsels die lopen op de datum van inwerkingtreding van dit besluit vallen onder de modaliteiten die van kracht zijn op de datum van de toekenning ervan tot het einde van de opleiding. § 2. De compensatiepremies die lopen op de datum van inwerkingtreding van dit besluit vallen onder de bepalingen waarin dit nieuwe besluit voorziet. De tegemoetkoming verstrijkt evenwel op de datum die aan het bedrijf is meegedeeld. § 3. De overige tegemoetkomingen die lopen op de datum van inwerkingtreding van dit besluit vallen onder de bepalingen waarin dit nieuwe besluit voorziet.

Art. 73.Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van het kalenderkwartaal na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

Art. 74.De Minister van Gezondheid, Sociale Actie en Gelijke Kansen is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 29 november 2007 De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Gezondheid, Sociale Actie en Gelijke Kansen, P. MAGNETTE

^