Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 26 september 2017

Uittreksel uit arrest nr. 77/2017 van 15 juni 2017 Rolnummer 6517 In zake : de prejudiciële vragen betreffende de artikelen 1382 en 1383 van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg Luik, afdeling Verviers. Het G samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en E. De Groot, en de rechters L. Lavrysen, A. Alen, J(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2017204589
pub.
26/09/2017
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 77/2017 van 15 juni 2017 Rolnummer 6517 In zake : de prejudiciële vragen betreffende de artikelen 1382 en 1383 van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg Luik, afdeling Verviers.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en E. De Groot, en de rechters L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Moerman, E. Derycke en F. Daoût, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter J. Spreutels, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging Bij vonnis van 21 september 2016 in zake de Franse Gemeenschap tegen de nv « AXA Belgium », waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 26 september 2016, heeft de Rechtbank van eerste aanleg Luik, afdeling Verviers, de volgende prejudiciële vragen gesteld : 1. « Schenden de artikelen 1382 en 1383 van het Burgerlijk Wetboek de artikelen 10, 11 en 24 van de Grondwet in zoverre zij het de Franse Gemeenschap in haar hoedanigheid van openbare werkgever mogelijk maken rechtstreeks op te treden tegen de derde die aansprakelijk is voor de arbeidsongeschiktheid van een van haar leerkrachten teneinde de wedden terug te vorderen die zij hem tijdens zijn arbeidsongeschiktheid is blijven betalen maar het de Franse Gemeenschap in haar hoedanigheid van subsidiërende overheid niet mogelijk maken rechtstreeks op te treden tegen de derde die aansprakelijk is voor de arbeidsongeschiktheid van een leerkracht van een door haar gesubsidieerde instelling teneinde de weddetoelagen terug te vorderen die zij hem met toepassing van de artikelen 24 en 127 van de Grondwet en de artikelen 25 tot 27, 29 en 36, § 1, van de wet van 29 mei 1959 tijdens zijn arbeidsongeschiktheid is blijven storten, terwijl de leerkracht in beide gevallen geen arbeidsprestaties heeft verricht ? »;2. « Schenden de artikelen 1382 en 1383 van het Burgerlijk Wetboek, in zoverre zij door de Franstalige kamer van het Hof van Cassatie in die zin worden geïnterpreteerd dat zij niet van toepassing kunnen zijn op de Franse Gemeenschap, handelend in de hoedanigheid van subsidiërende overheid, en dat zij haar schade aldus tot de wettelijke subrogatie beperken, terwijl zij door de Nederlandstalige kamer van het Hof van Cassatie in die zin worden geïnterpreteerd dat zij het de Gemeenschap, ongeacht of zij handelt in haar hoedanigheid van openbare werkgever of in haar hoedanigheid van subsidiërende overheid, mogelijk maken de terugbetaling te verkrijgen van de volledige bezoldiging en van de lasten die zijn geheven op de bezoldiging van een leerkracht tijdens zijn tijdelijke arbeidsongeschiktheid ingevolge een ongeval dat aan de fout van een derde te wijten is, omdat zij diens arbeidsprestaties niet als tegenprestatie heeft kunnen genieten, niet de artikelen 10, 11 en 24 van de Grondwet, in zoverre de Nederlandstalige kamer van het Hof van Cassatie, op grond van dezelfde bepalingen, aan de Gemeenschap een ruimere vergoeding toekent dan de Franstalige kamer van hetzelfde Hof ? ». (...) III. In rechte (...) B.1. Artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt : « Elke daad van de mens, waardoor aan een ander schade wordt veroorzaakt, verplicht degene door wiens schuld de schade is ontstaan, deze te vergoeden ».

Artikel 1383 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt : « Ieder is aansprakelijk niet alleen voor de schade welke hij door zijn daad, maar ook voor die welke hij door zijn nalatigheid of door zijn onvoorzichtigheid heeft veroorzaakt ».

B.2.1. Artikel 25 van de wet van 29 mei 1959 « tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving », gewijzigd bij artikel 4, 2°, van het koninklijk besluit nr. 413 van 29 april 1986 « houdende bepaling van de werkingsmiddelen voor het Rijksonderwijs en van de werkingstoelagen aan het gesubsidieerd onderwijs » en bij artikel 46 van het decreet van de Franse Gemeenschap van 4 februari 2016 « houdende verschillende bepalingen inzake onderwijs », bepaalt : « De kosten van het onderricht, verstrekt in de inrichtingen of afdelingen van inrichtingen voor onderwijs, tot stand gebracht door openbare en private personen, vallen ten laste van de inrichtende machten.

Aan de inrichtingen of afdelingen van onderwijs voor kleuter-, lager of secundair niveau, aan de inrichtingen voor onderwijs voor sociale promotie en aan de inrichtingen voor secundair kunstonderwijs met beperkt leerplan, die bedoeld worden in artikel 24 en die aan de bij wet en verordening gestelde voorwaarden voldoen, verleent de Staat evenwel : a) Weddetoelagen;b) Werkingstoelagen ». B.2.2. Artikel 26 van de wet van 29 mei 1959 bepaalt : « Onverminderd de bepalingen van artikel 38 van deze wet, zijn de inrichtende machten van de gesubsidieerde inrichtingen gehouden aan hun lekenpersoneel, bedoeld in artikel 27, bezoldigingen te verlenen, die ten minste gelijk zijn aan de weddetoelagen die door de Staat voor de betrokkenen worden toegekend ».

B.2.3. Artikel 27 van de wet van 29 mei 1959, vervangen bij artikel 6 van de wet van 11 juli 1973 « houdende wijziging van de wet van 29 mei 1959 betreffende het bewaarschoolonderwijs, het lager, middelbaar, normaal-, technisch, kunst- en buitengewoon onderwijs » en vervolgens gewijzigd bij artikel 59 van de wet van 1 augustus 1985 « houdende fiscale en andere bepalingen » en bij artikel 4 van het decreet van de Franse Gemeenschap van 16 april 1991 « tot wijziging van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving in verband met het onderwijs voor sociale promotie », bepaalt : « § 1. Weddetoelagen worden verleend voor de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel en voor de leden van het opvoedend hulppersoneel.

Zij kunnen verleend worden aan de categorieën van leden van het administratief personeel die door een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit zijn vastgelegd.

Zij worden niet verleend voor het personeel van internaten andere dan de tehuizen voor kinderen wier ouders geen vaste verblijfplaats hebben. Het opvoedend hulppersoneel van de scholen, benoemd na 31 augustus 1985, mag echter geheel of gedeeltelijk tewerkgesteld worden in het gesubsidieerd internaat dat aan de school of scholengroep verbonden is, terwijl het opvoedend hulppersoneel van het internaat geheel of gedeeltelijk mag ingezet worden in de school of groep van scholen waaraan het verbonden is bijaldien het voldoet aan de vereiste voorwaarden.

De te subsidiëren prestaties worden vastgesteld overeenkomstig de normen die voor hetzelfde onderwijsniveau en hetzelfde onderwijstype in het rijksonderwijs gelden. § 2. In het buitengewoon onderwijs worden evenwel ook weddetoelagen toegekend aan het medisch, paramedisch, psychologisch en sociaal personeel, overeenkomstig de normen toepasselijk op de verschillende types van het door de Staat georganiseerd buitengewoon onderwijs, of overeenkomstig andere door de Koning vastgestelde normen indien het een type van buitengewoon onderwijs betreft dat niet door de Staat georganiseerd is. § 3. In het onderwijs voor sociale promotie van stelsel 1 worden weddetoelagen aan deskundigen toegekend ».

B.2.4. Artikel 29 van de wet van 29 mei 1959, vervangen bij artikel 8 van de wet van 11 juli 1973, bepaalt : « De weddetoelage is gelijk aan de met de verschillende vergoedingen verhoogde wedde waarop betrokkene, overeenkomstig zijn bekwaamheidsbewijzen recht zou hebben indien hij tot het personeel van het Rijksonderwijs behoorde.

De Koning bepaalt de wijze waarop de weddetoelagen worden vastgesteld voor de personeelsleden met gelijkwaardige bekwaamheidsbewijzen alsmede voor de personeelsleden van een inrichtingstype dat niet door het Rijk georganiseerd wordt ».

B.2.5. Artikel 36, § 1, van de wet van 29 mei 1959, gewijzigd bij artikel 4, 2°, van het koninklijk besluit nr. 413 van 29 april 1986, bij artikel 1 van het koninklijk besluit nr. 447 van 20 augustus 1986 « tot wijziging van het artikel 36 van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving » en bij artikel 105 van het decreet van de Franse Gemeenschap van 1 februari 1993 « houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs », bepaalt : « De werkingstoelagen worden uitbetaald aan de inrichtende macht van elke school.

De Staat betaalt de weddetoelagen rechtstreeks en maandelijks aan de leden van het personeel van de gesubsidieerde inrichtingen. Te dien einde kan de Minister van Openbaar Onderwijs hen verplichten, op hun naam een postcheckrekening te openen.

De regel van directe betaling van de weddetoelagen is niet toepasselijk op het kloosterlingenpersoneel dat in gemeenschap leeft, evenmin als op toevallige les- en voordrachtgevers ».

B.3. Artikel 14, § 3, van de wet van 3 juli 1967Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1967 pub. 24/10/2001 numac 2001000905 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector. - Duitse vertaling type wet prom. 03/07/1967 pub. 23/03/2018 numac 2018030614 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten « betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector », dat opnieuw is opgenomen bij artikel 69 van de wet van 20 december 1995 « houdende fiscale, financiële en diverse bepalingen » en vervolgens is gewijzigd bij artikel 5 van de wet van 20 mei 1997 « houdende diverse maatregelen inzake ambtenarenzaken », bepaalt : « Toepassing van het bepaalde in deze wet brengt van rechtswege mede dat de hierboven bedoelde rechtspersonen of instellingen die de last van de rente dragen, in alle rechten, vorderingen en rechtsmiddelen treden welke het slachtoffer of zijn rechthebbenden, overeenkomstig § 1 mochten kunnen doen gelden tegen de persoon die verantwoordelijk is voor het arbeidsongeval of de beroepsziekte en zulks tot het bedrag van de renten en vergoedingen door deze bepaald en van het bedrag gelijk aan het kapitaal dat die renten vertegenwoordigt.

Bovendien treden de hierboven bedoelde rechtspersonen of instellingen die de last van de bezoldiging dragen van rechtswege in alle rechten, vorderingen en rechtsmiddelen die het slachtoffer overeenkomstig § 1 mocht kunnen doen gelden tegen de persoon die verantwoordelijk is voor het arbeidsongeval of de beroepsziekte tot het bedrag van de bezoldiging uitgekeerd gedurende de periode van tijdelijke ongeschiktheid.

Wat de personeelsleden betreft die bedoeld zijn in artikel 1, 5°, 6° en 7°, wordt de Gemeenschap of de Gemeenschapscommissie van rechtswege in de plaats gesteld tot beloop van de weddetoelage of van het loon, dat aan het slachtoffer tijdens de periode van tijdelijke ongeschiktheid uitbetaald wordt ».

B.4. Bij een arrest van 7 november 2014 heeft het Hof van Cassatie geoordeeld : « 1. Krachtens de artikelen 1382 en 1383 Burgerlijk Wetboek, is degene die door zijn schuld aan een ander schade berokkent, verplicht deze schade integraal te vergoeden, wat impliceert dat de benadeelde teruggeplaatst wordt in de toestand waarin hij zich zou hebben bevonden indien de daad waarover hij zich beklaagt, niet was gesteld.

De overheid die ingevolge de fout van een derde, krachtens de op haar rustende wettelijke of reglementaire verplichtingen, de wedde en de op die wedde rustende bijdragen moet doorbetalen zonder arbeidsprestaties te ontvangen, is gerechtigd op schadevergoeding voor zover zij hierdoor schade lijdt. 2. Het bestaan van een contractuele, wettelijke of reglementaire verplichting sluit niet uit dat schade in de zin van artikel 1382 en 1383 Burgerlijk Wetboek ontstaat, tenzij wanneer, blijkens de inhoud of de strekking van de overeenkomst, de wet of het reglement, de te verrichten uitgave of prestatie definitief voor rekening moet blijven van degene die zich ertoe heeft verbonden of die ze ingevolge de wet of het reglement moet verrichten.3. Uit artikel 18, eerste lid, koninklijk besluit van 15 januari 1974 genomen ter toepassing van artikel 160 koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen van kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, volgt dat als een vast benoemd personeelslid van een onderwijsinstelling van de Vlaamse Gemeenschap ten gevolge van een ongeval, veroorzaakt door de schuld van een derde, afwezig is, dit personeelslid zijn activiteitswedde ontvangt op voorwaarde dat hij de Staat, bij iedere betaling, ten bedrage van de door de Staat gestorte som in zijn rechten doet treden tegen hem die het ongeval heeft veroorzaakt. Dit koninklijk besluit van 15 januari 1974 is niet alleen toepasselijk op personeelsleden van onderwijsinrichtingen georganiseerd door of namens de Vlaamse Gemeenschap, maar ook op personeelsleden van de door de Vlaamse Gemeenschap gesubsidieerde onderwijsinrichtingen. 4. Ingevolge de artikelen 25, 26, en 36, § 2, Schoolpactwet worden de weddetoelagen rechtstreeks en maandelijks door de Vlaamse Gemeenschap aan de leden van het personeel van de gesubsidieerde instellingen betaald.5. De omstandigheid dat het tijdelijk arbeidsongeschikt personeelslid werkt in een gesubsidieerde onderwijsinstelling en dat de Vlaamse Gemeenschap niet de eigenlijke werkgever is doet niet af aan het feit dat de Vlaamse Gemeenschap, die de wedde van dit personeelslid uitbetaalt tijdens de periode dat dit personeelslid tijdelijk arbeidsongeschikt is, ten gevolge van een door de fout van een derde veroorzaakt ongeval buiten dienstverband, en zonder dat de arbeidsprestaties worden verricht, een eigen vergoedbare schade lijdt in de zin van artikel 1382 Burgerlijk Wetboek.6. In zoverre de appelrechters de afwijzing van de vordering van de eiseres gronden op het gebrek aan hoedanigheid van werkgever van het slachtoffer, hebben zij hun beslissing niet naar recht verantwoord. [...] [Uit] voormeld artikel 18 van het koninklijk besluit van 15 januari 1974 volgt dat de Vlaamse Gemeenschap, die de wedde van een personeelslid van een onderwijsinstelling uitbetaalt tijdens de periode dat dit personeelslid tijdelijk arbeidsongeschikt is, ten gevolge van een door de fout van een derde veroorzaakt ongeval buiten dienst en zonder dat arbeidsprestaties worden verricht, door de uitbetaling van deze wedde vergoedbare schade lijdt in de zin van artikel 1382 Burgerlijk Wetboek [...]. [...] 11. Uit de in artikel 18 van het koninklijk besluit van 15 januari 1974 bepaalde subrogatie kan worden afgeleid dat het niet de bedoeling van de wetgever was dat de last van de prestatie definitief voor rekening van de overheid komt.De omvang van de subrogatie vertoont hierbij geen belang » (Arr. Cass., 2014, nr. 679).

B.5. Artikel 23 van het decreet van de Franse Gemeenschap van 4 februari 1997 « houdende de regeling inzake verlof en disponibiliteit wegens ziekte en gebrekkigheid van sommige leden van het onderwijspersoneel » heeft artikel 18 van het koninklijk besluit van 15 januari 1974 opgeheven voor de Franse Gemeenschap.

Artikel 4, eerste lid, van het decreet van de Franse Gemeenschap van 5 juli 2000 « houdende de regeling inzake verlof en disponibiliteit wegens ziekte of invaliditeit van sommige personeelsleden uit het onderwijs » bepaalt evenwel : « Het personeelslid wiens afwezigheid te wijten is aan een ongeval veroorzaakt door een derde, krijgt zijn laatste wedde in actieve dienst of zijn wachtgeld op voorwaarde dat de Franse Gemeenschap in zijn rechten wordt gesteld tegen de dader van het ongeval ten belope van de door de Franse Gemeenschap gestorte bedragen ».

B.6. Bij een arrest van 5 maart 2015 heeft het Hof van Cassatie geoordeeld : « De openbare werkgever die, krachtens zijn wettelijke of reglementaire verplichtingen, loon aan zijn personeelslid moet betalen zonder daarvoor prestaties te ontvangen, heeft recht op een vergoeding indien hij aldus schade lijdt.

Het bestreden vonnis stelt vast dat ' [een] leerkracht [van] een instelling [die] tot het vrij, door de [Franse Gemeenschap] gesubsidieerd onderwijsnet behoort, het slachtoffer is geworden van een verkeersongeval op de weg naar en van het werk ', dat ' het ongeval te wijten is aan een fout van [de] verzekerde [van de verweerster] ', dat ' [de Franse Gemeenschap] het salaris van [het slachtoffer] heeft doorbetaald tijdens haar tijdvakken van tijdelijke ongeschiktheid ', dat ' zij de terugbetaling ervan heeft gevorderd van [de verweerster] ' en dat zij ' haar rechtsvordering tegen de verzekeraar van de voor het ongeval aansprakelijke persoon niet grondt op [artikel 14, § 3, van de wet van 3 juli 1967Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1967 pub. 24/10/2001 numac 2001000905 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector. - Duitse vertaling type wet prom. 03/07/1967 pub. 23/03/2018 numac 2018030614 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten], dat een subrogatieregeling invoert, maar op artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek, en aldus de vergoeding van eigen schade vordert '.

Het bestreden vonnis, dat overweegt dat ' niet de betaling van het loon [...] de eigen schade [vormt], maar het feit dat er voor die betaling geen tegenprestatie wordt ontvangen ' en dat ' in deze zaak het slachtoffer een leerkracht van het gesubsidieerde net is, zodat de niet-ontvangen prestaties niet de [Franse Gemeenschap] maar de werkgever nadeel berokkenen ', verantwoordt naar recht zijn beslissing dat ' [de Franse Gemeenschap] haar rechtsvordering in voorliggend geval niet mag gronden op artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek en dat zij zich enkel kan beroepen op het mechanisme van artikel 14 van de wet van 3 juli 1967Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1967 pub. 24/10/2001 numac 2001000905 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector. - Duitse vertaling type wet prom. 03/07/1967 pub. 23/03/2018 numac 2018030614 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten ' » (Arr. Cass., 2015, nr. 164).

B.7. Uit de motieven van de verwijzingsbeslissing en uit de bewoordingen van de twee prejudiciële vragen blijkt dat het Hof wordt verzocht zich uit te spreken over de bestaanbaarheid van artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek met de artikelen 10, 11 en 24, § 4, van de Grondwet, in zoverre de in het geding zijnde wetsbepaling, in die zin geïnterpreteerd dat zij aan de Franse Gemeenschap niet het recht verleent om van de persoon die aansprakelijk is voor een ongeval op de weg naar en van het werk van een leerkracht die in een door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde onderwijsinstelling werkt, de terugbetaling te verkrijgen van de weddetoelagen die die overheid aan die leerkracht heeft betaald tijdens zijn afwezigheden die voortvloeien uit diens arbeidsongeschiktheid die door het ongeval is veroorzaakt, een verschil in behandeling zou invoeren tussen, enerzijds, de Franse Gemeenschap, in haar hoedanigheid van subsidiërende overheid van een dergelijke instelling, en, anderzijds, de Franse Gemeenschap die, in haar hoedanigheid van inrichtende macht van een onderwijsinstelling, met toepassing van die wetsbepaling en zoals in de twee voormelde arresten van het Hof van Cassatie wordt vermeld, het recht heeft om van de persoon die aansprakelijk is voor een ongeval op de weg naar en van het werk van een leerkracht die in een dergelijke instelling werkt, de integrale terugbetaling te verkrijgen van de wedden die aan die leerkracht zijn gestort tijdens zijn afwezigheden die voortvloeien uit zijn arbeidsongeschiktheid.

B.8.1. Het door de artikelen 10 en 11 van de Grondwet gewaarborgde beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie sluit niet uit dat een verschil in behandeling tussen categorieën van personen wordt ingesteld, voor zover dat verschil op een objectief criterium berust en het redelijk verantwoord is.

Het bestaan van een dergelijke verantwoording moet worden beoordeeld rekening houdend met het doel en de gevolgen van de betwiste maatregel en met de aard van de ter zake geldende beginselen; het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie is geschonden wanneer vaststaat dat er geen redelijk verband van evenredigheid bestaat tussen de aangewende middelen en het beoogde doel.

B.8.2. Artikel 24, § 4, van de Grondwet bepaalt : « Alle leerlingen of studenten, ouders, personeelsleden en onderwijsinstellingen zijn gelijk voor de wet of het decreet. De wet en het decreet houden rekening met objectieve verschillen, waaronder de eigen karakteristieken van iedere inrichtende macht, die een aangepaste behandeling verantwoorden ».

Die bepaling vestigt, op het vlak van onderwijs, het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie dat is gewaarborgd bij de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.

B.9.1. Hoewel zij niet de werkgever is van een leerkracht die een personeelslid is van een onderwijsinstelling die zij subsidieert, draagt de Franse Gemeenschap zijn bezoldiging, via de betaling van een weddetoelage, in ruil voor het werk dat hij verricht ten voordele van de in die instelling ingeschreven leerlingen en studenten. Dat werk is identiek aan het werk dat wordt verricht door het personeelslid van een door de Franse Gemeenschap ingerichte onderwijsinstelling, ten aanzien van wie zij als de werkgever wordt beschouwd, ten voordele van de in die laatste instelling ingeschreven leerlingen en studenten.

De gevolgen van de tijdelijke afwezigheid van een personeelslid, of het zijn ambt nu uitoefent in een door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde instelling dan wel in een door haar ingerichte instelling, zijn identiek, zowel voor de leerlingen of de studenten als voor de directie en de andere personeelsleden van de betrokken instelling. De gevolgen zijn ook dezelfde voor de Franse Gemeenschap, met name in zoverre, indien de afwezigheid blijft duren en het personeelslid dat het slachtoffer is van het ongeval tijdelijk wordt vervangen, zij de aan de vervanger betaalde bezoldiging alsook de daarop geheven lasten moet dragen, ongeacht het betrokken soort van instelling.

B.9.2. In zoverre de Franse Gemeenschap, met toepassing van artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek, het recht heeft om vergoeding te verkrijgen voor de schade die voortvloeit uit de betaling van de bezoldiging en van de daarop geheven lasten ten behoeve van een ambtenaar wiens afwezigheid op het werk voortvloeit uit een ongeval op de weg naar en van het werk dat door een derde is veroorzaakt, is het niet verantwoord hetzelfde recht niet toe te kennen aan de Franse Gemeenschap wanneer zij, in haar hoedanigheid van subsidiërende overheid van het gesubsidieerd onderwijs, via de betaling van een weddetoelage de bezoldiging heeft gedragen van een personeelslid van een gesubsidieerde onderwijsinstelling dat om dezelfde reden afwezig is.

Het door de Franse Gemeenschap in haar hoedanigheid van werkgever geleden nadeel is immers identiek aan het nadeel dat zij lijdt in haar hoedanigheid van subsidiërende overheid. De omstandigheid dat de Franse Gemeenschap noch de inrichtende macht, noch de werkgever van het personeelslid van de gesubsidieerde onderwijsinstelling is, doet geen afbreuk aan het feit dat het de Gemeenschap is die de bezoldiging en de daarop geheven lasten heeft betaald zonder dat de prestaties die de tegenprestatie voor die bezoldiging uitmaken, werden verricht.

B.9.3. Ten slotte kan de in artikel 14, § 3, van de wet van 3 juli 1967Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1967 pub. 24/10/2001 numac 2001000905 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector. - Duitse vertaling type wet prom. 03/07/1967 pub. 23/03/2018 numac 2018030614 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten bedoelde subrogatie het in het geding zijnde verschil in behandeling niet verantwoorden, aangezien zij ook bestaat voor de Franse Gemeenschap, in haar hoedanigheid van werkgever, die, krachtens de in de twee voormelde arresten van het Hof van Cassatie in herinnering gebrachte interpretatie van artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek, ervoor kan kiezen de vergoeding van haar schade rechtstreeks dan wel via de subrogatoire weg te vorderen.

B.10. Artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek, in die zin geïnterpreteerd dat het aan de Franse Gemeenschap niet het recht verleent om van de persoon die aansprakelijk is voor een ongeval op de weg naar en van het werk van een leerkracht die in een door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde onderwijsinstelling werkt, de terugbetaling te verkrijgen van de in de artikelen 25, 26, 27, 29 en 36, § 1, van de wet van 29 mei 1959 bedoelde weddetoelagen die die overheid aan die leerkracht is moeten blijven storten tijdens de periode van diens arbeidsongeschiktheid die door het ongeval is veroorzaakt, is niet bestaanbaar met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.

B.11. Artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek kan evenwel in die zin worden geïnterpreteerd dat het dat recht aan de Franse Gemeenschap verleent, zoals in het in B.4 aangehaalde arrest van het Hof van Cassatie van 7 november 2014 wordt aangegeven.

In die interpretatie doet de in het geding zijnde wetsbepaling het in B.7 vermelde verschil in behandeling niet ontstaan.

Om die redenen, het Hof zegt voor recht : - In die zin geïnterpreteerd dat het aan de Franse Gemeenschap niet het recht verleent om van de persoon die aansprakelijk is voor een ongeval op de weg naar en van het werk van een leerkracht die in een door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde onderwijsinstelling werkt, de terugbetaling te verkrijgen van de in de artikelen 25, 26, 27, 29 en 36, § 1, van de wet van 29 mei 1959 « tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving » bedoelde weddetoelagen die aan die leerkracht zijn betaald tijdens zijn afwezigheden die voortvloeien uit diens arbeidsongeschiktheid die door dat ongeval is veroorzaakt, schendt artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek de artikelen 10 en 11 van de Grondwet. - In die zin geïnterpreteerd dat het aan de Franse Gemeenschap het recht verleent om van de persoon die aansprakelijk is voor een ongeval op de weg naar en van het werk van een leerkracht die in een door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde onderwijsinstelling werkt, de terugbetaling te verkrijgen van de in de artikelen 25, 26, 27, 29 en 36, § 1, van de wet van 29 mei 1959 « tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving » bedoelde weddetoelagen die aan die leerkracht zijn betaald tijdens zijn afwezigheden die voortvloeien uit diens arbeidsongeschiktheid die door dat ongeval is veroorzaakt, schendt artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek de artikelen 10, 11 en 24, § 4, van de Grondwet niet.

Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 15 juni 2017.

De griffier, F. Meersschaut De voorzitter, J. Spreutels

^