Etaamb.openjustice.be
Decreet van 03 maart 2004
gepubliceerd op 06 april 2004

Decreet betreffende het administratief statuut van de personeelsleden van de door de Franse Gemeenschap georganiseerde inrichtingen die hun ambt in het onderwijs voor sociale promotie uitoefenen

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2004029097
pub.
06/04/2004
prom.
03/03/2004
ELI
eli/decreet/2004/03/03/2004029097/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

3 MAART 2004. - Decreet betreffende het administratief statuut van de personeelsleden van de door de Franse Gemeenschap georganiseerde inrichtingen die hun ambt in het onderwijs voor sociale promotie uitoefenen (1)


Het Parlement van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Wijziging van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch onderwijs, onderwijs voor sociale promotie en kunstonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen

Artikel 1.Artikel 3bis, ingevoegd in het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch onderwijs, onderwijs voor sociale promotie en kunstonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, gewijzigd bij het besluit van de Executieve van 20 november 1989 en vervangen door het besluit van de Regering van 10 juni 1993, wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Artikel 3bis.Voor de toepassing van de artikelen 30, eerste lid, 31ter, 39, 40bis, 46novies, 46decies, 46undecies, 84, 85, 98, 99, 102, 104, 107, 107bis, 108, 109, 110, et 139, worden de diensten die in het onderwijs van de Duitstalige Gemeenschap werkelijk worden gepresteerd, gelijkgesteld met de diensten die werkelijk werden gepresteerd in het onderwijs van de Franse Gemeenschap. »

Art. 2.In artikel 14 van hetzelfde besluit, vervangen door het besluit van de Regering van 10 juni 1993, worden de woorden « op de prioritaire tijdelijken » vervangen door de woorden « op de prioritaire tijdelijken en op de beschermde tijdelijken ».

Art. 3.Artikel 14quinquies, ingevoegd in hetzelfde besluit van de Regering van 12 januari 1998 en vervangen door het decreet van 17 mei 1999, wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Artikel 14quinquies.Er worden 8 aanstellingszones voor het onderwijs voor sociale promotie opgericht, die worden bepaald als volgt : 1° De aanstellingszone nummer 1, die de inrichtingen voor onderwijs voor sociale promotie van de Franse Gemeenschap te Anderlecht, Evere, Ukkel, Woluwe, Eigenbrakel en Court-Saint-Etienne omvat;2° De aanstellingszone nummer 2, die de inrichtingen voor onderwijs voor sociale promotie van de Franse Gemeenschap te Aat, Doornik, Moeskroen en Pérulwez omvat;3° De aanstellingszone nummer 3, die de inrichtingen voor onderwijs voor sociale promotie van de Franse Gemeenschap te Colfontaine, Dour, Frameries, en Jemappes-Mons omvat;4° De aanstellingszone nummer 4, die de inrichtingen voor onderwijs voor sociale promotie te Morlanwelz, Philippeville, Rance en Thuin omvat;5° De aanstellingszone nummer 5, die de inrichtingen voor onderwijs voor sociale promotie van de Franse Gemeenschap te Blégny, Soumagne, Verviers en Vielsalm omvat;6° De aanstellingszone nummer 6, die de inrichtingen voor sociale promotie van de Franse Gemeenschap te Alleur, Grace-Hollogne, Saint-Georges en Borgworm omvat;7° De aanstellingszone nummer 7, die de inrichtingen voor onderwijs voor sociale promotie van de Franse Gemeenschap te Aarlen, Libramont, Marche en Virton omvat;8° De aanstellingszone nummer 8, die de instellingen voor sociale promotie van de Franse Gemeenschap te Dinant, Namur Cadets en Namur Céfor omvat.»

Art. 4.Artikel 14sexies, ingevoegd in hetzelfde besluit door het besluit van de Regering van 12 januari 1998 en vervangen door het decreet van 17 mei 1999, wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Artikel 14sexies.§ 1. Voor het geheel van de acht aanstellingszones bedoeld in artikel 14quinquies wordt een interzonale aanstellingscommissie voor het onderwijs voor sociale promotie opgericht.

De interzonale aanstellingscommissie voor het onderwijs voor sociale promotie brengt adviezen aan de Regering uit in de gevallen bedoeld in artikel 14ter, § 1, tweede lid, 1° tot 4°. § 2. De interzonale aanstellingscommissie voor het onderwijs voor sociale promotie is samengesteld uit : 1° een voorzitter, die de directeur-generaal is van de algemene directie onderwijspersoneel van de Franse Gemeenschap;2° een ondervoorzitter die een adjunct-directeur-generaal is bij de algemene directie onderwijspersoneel van de Franse Gemeenschap, die de voorzitter bij diens afwezigheid vervangt;3° de ambtenaar-generaal van de algemene directie niet-verplicht onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, tot wiens bevoegdheid het onderwijs voor sociale promotie behoort;4° vier leden van het personeel van het onderwijs van de Franse Gemeenschap, aangesteld door de Regering onder de acht voorzitters van de zonale aanstellingscommissies bedoeld in artikel 14septies;5° vier werkende leden, aangewezen door de vakorganisaties die de leerkrachten van het net van de Franse Gemeenschap vertegenwoordigen en die aangesloten zijn bij vakorganisaties die in de Nationale Arbeidsraad zitting hebben;elk van de vakorganisaties beschikken over ten minste één vertegenwoordiger; 6° een afgevaardigde van de Regering met raadgevende stem. Naast de vier werkende leden bedoeld in het eerste lid, 4°, stelt de Regering vier plaatsvervangende leden aan onder de inrichtingshoofden van het onderwijs voor sociale promotie van de Franse Gemeenschap.

Naast de vier werkende leden bedoeld in het eerste lid, 5°, wijzen de bovenvermelde vakorganisaties vier plaatsvervangende leden aan.

De Regering wijst de leden van de interzonale aanstellingscommissie van het onderwijs voor sociale promotie aan voor een periode van 4 jaar. Bij overlijden of ontslag gedurende het mandaat, stelt de Regering een ander lid aan, dat het lopende mandaat voleindigt. § 3. De nadere regels voor de werking van de interzonale aanstellingscommissie voor het onderwijs voor sociale promotie worden vastgesteld in artikel 14ter, § 3. »

Art. 5.Artikel 14 septies, ingevoegd in hetzelfde besluit bij het decreet van 17 mei 1999, wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Artikel 14septies.§ 1. In elke aanstellingszone bedoeld in artikel 14quinquies, wordt een zonale aanstellingscommissie voor het onderwijs voor sociale promotie opgericht.

De zonale aanstellingscommissie brengt adviezen aan de Regering uit : in de gevallen bedoeld in artikel 14quater, § 1, tweede lid, 1° tot 3°, en over de betrekkingen die binnen de zone vacant zijn.

Die zonale commissie stelt, op grond van de inlichtingen verstrekt door de administratie, de lijst vast van de personeelsleden die de hoedanigheid van beschermde tijdelijke kunnen krijgen en deelt die mee aan de Regering. § 2. Elke zonale aanstellingscommissie van het onderwijs voor sociale promotie is samengesteld uit : 1° een voorzitter, aangesteld door de Regering;2° vier werkende leden, aangesteld door de Regering onder de personeelsleden die een selectie- of bevorderingsambt in het onderwijs voor sociale promotie binnen de zone zoals bedoeld in artikel 14quinquies uitoefenen, onder wie ten minste de inrichtingshoofden van het onderwijs voor sociale promotie van die zone;dat aantal wordt, in voorkomend geval, vermeerderd met het aantal inrichtingen die de bedoelde zone omvat; 3° vier werkende leden aangesteld door de vakorganisaties die de leerkrachten van het net van de Franse Gemeenschap vertegenwoordigen en die aangesloten zijn bij vakorganisaties die in de Nationale Arbeidsraad zitting hebben;elk van de vakorganisaties beschikken over ten minste een vertegenwoordiger; dat aantal wordt, in voorkomend geval, vermeerderd met het aantal inrichtingen die de bedoelde zone omvat; 4° een afgevaardigde van de Regering met raadgevende stem. De Regering stelt een plaatsvervangend lid aan voor ieder werkend lid bedoeld in het eerste lid, 2°, onder de personeelsleden die een selectie-ambt uitoefenen in de zone-inrichting die door het werkend lid wordt geleid.

Naast de vier werkende leden bedoeld in het eerste lid, 3°, wijzen de bovenvermelde vakorganisaties een gelijk aantal plaatsvervangende leden aan.

De Regering stelt de leden van elke zonale commissie voor een periode van 4 jaar aan.

Bij overlijden of ontslag, stelt de Regering een nieuw lid aan dat het lopende mandaat voleindigt. § 3. De nadere regels voor de werking van de zonale aanstellingscommissie voor het onderwijs voor sociale promotie worden vastgesteld in artikel 14quater, § 3, 1ste, 2e en 4e leden.

De commissie vergadert tijdens de eerste veertien dagen van maart, de eerste veertien dagen van mei en de eerste veertien dagen van november. Ze kan op andere tijdstippen vergaderen op initiatief van de voorzitter. »

Art. 6.Artikel 17bis van het besluit, ingevoegd bij het besluit van de Regering van 10 juni 1993, wordt aangevuld met een lid, dat luidt als volgt : « Dit artikel is niet van toepassing op het onderwijs voor sociale promotie. »

Art. 7.In hetzelfde besluit wordt een artikel 17ter ingevoegd, luidend als volgt : «

Artikel 17ter.Wanneer, in het onderwijs voor sociale promotie, om redenen die eigen zijn aan de organisatie van de inrichting, cursussen gelijktijdig moeten worden georganiseerd en het bijgevolg niet mogelijk is om aan hetzelfde personeelslid alle lestijden in verband met hetzelfde ambt toe te vertrouwen, kunnen niet al die lestijden, op gunstig advies van het basisoverlegcomité, worden toevertrouwd aan het personeelslid met de grootste prioriteit.

Nadat het maximaal aantal lestijden toegelaten voor de organisatie van de inrichting bedoeld in het vorig lid aan dat personeelslid met de grootste prioriteit werd toevertrouwd, worden de overblijvende lestijden, in de volgorde van de prioriteiten, toevertrouwd aan het personeelslid met de onmiddellijk minder grote prioriteit. »

Art. 8.Het opschrift van afdeling 2 van hoofdstuk III van hetzelfde besluit, vervangen door het besluit van de Regering van 10 juni 1993, wordt vervangen door het volgende opschrift : « Afdeling 2. - Tijdelijke aanstelling, tijdelijken, prioritaire tijdelijken en beschermde tijdelijken. »

Art. 9.Artikel 25 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Regering van 10 juni 1993, wordt aangevuld met een lid, luidend als volgt : « In het onderwijs voor sociale promotie, worden de lestijden die in eenzelfde ambt binnen dezelfde zone beschikbaar zijn, aan de best gerangschikte tijdelijke toevertrouwd, om hem de mogelijkheid te verschaffen om een ambt met volledig leerplan uit te oefenen. ».

Art. 10.In hetzelfde artikel wordt een artikel 26ter ingevoegd, luidend als volgt : «

Artikel 26ter.In het onderwijs voor sociale promotie, binnen een inrichting, bij vermindering van de prestaties die in een betrokken ambt beschikbaar zijn, wordt volledig of gedeeltelijk een einde gemaakt aan de prestaties van een personeelslid in de volgende volgorde : 1° de niet gerangschikte tijdelijken;2° de tijdelijken die gerangschikt zijn in de tweede groep bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 22 juli 1969 tot vaststelling van de regels voor de rangschikking van de kandidaten voor een tijdelijke aanstelling in het rijksonderwijs;3° de tijdelijken die gerangschikt zijn in de eerste groep bedoeld in artikel 2 van hetzelfde besluit, in de omgekeerde volgorde van hun rangschikking;4° de beschermde tijdelijken, in de omgekeerde volgorde van hun rangschikking als tijdelijke;5° de personeelsleden die in vast verband benoemd zijn voor de prestaties die hun worden toegewezen als aanvullende opdracht;6° de personeelsleden die voorlopig in actieve dienst weer in dienst worden geroepen in het ambt waarin ze benoemd zijn;7° de personeelsleden die weer in actieve dienst worden geroepen voor onbepaalde tijd in het ambt waarin ze benoemd zijn;8° de personeelsleden die in vast verband benoemd zijn in het ambt dat ze binnen de inrichting uitoefenen. § 2. In het onderwijs voor sociale promotie, binnen een zone, wordt geheel of gedeeltelijk een einde gemaakt aan de prestaties van een tijdelijk aangesteld personeelslid dat niet de hoedanigheid van beschermde tijdelijke bezit, om het voorlopig weer in actieve dienst roepen van een wegens ontstentenis van betrekking in dezelfde zone of een andere zone ter beschikking gesteld personeelslid mogelijk te maken of om de toewijzing aan een in vast verband benoemd personeelslid van dezelfde zone mogelijk te maken van een aantal uren dat gelijk is aan het aantal uren waarvoor het bezoldigd is.

Voor de toepassing van het eerste lid, wordt eerst een einde gemaakt, binnen de zone waarin het weer in actieve dienst roepen geschiedt of de aanvullende opdracht wordt uitgevoerd, aan de prestaties van de niet gerangschikte tijdelijken, dan aan die van de gerangschikte tijdelijken bedoeld in artikel 2 van het voormelde koninklijk besluit van 22 juli 1969, en ten slotte, in de omgekeerde volgorde van hun rangschikking, aan die van de gerangschikte tijdelijken van de eerste groep bedoeld in artikel 2 van hetzelfde besluit. ».

Art. 11.In artikel 27 van hetzelfde besluit, vervangen door het besluit van de Regering van 10 juni 1993, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, worden de woorden « of prioritair tijdelijke » vervangen door de woorden « prioritair tijdelijke of beschermde tijdelijke »;2° in het derde lid, worden de woorden « de prioritair tijdelijke » vervangen door de woorden « prioritair tijdelijke of beschermde tijdelijke ».

Art. 12.In artikel 30 van hetzelfde besluit, wordt het derde lid, er door het besluit van de Regering van 12 januari 1998 ingevoegd en door het decreet van 17 mei 1999 vervangen, opgeheven.

Art. 13.In hetzelfde besluit wordt een artikel 31ter ingevoegd, luidend als volgt : «

Artikel 31ter.In het onderwijs voor sociale promotie, kan niemand als beschermde tijdelijke worden aangesteld in een bepaalde inrichting en een bepaald ambt als hij niet voldoet aan de volgende voorwaarden : 1° Belg zijn of onderdaan van een andere lidstaat van de Europese Unie, behalve afwijking toegestaan door de Regering;2° van onberispelijk gedrag zijn;3° de burgerlijke en politieke rechten genieten;4° voldoen hebben aan de dienstplichtwetten;5° houder zijn van een door de Regering vastgesteld bekwaamheidsbewijs in verband met het toe te kennen ambt of opeenvolgende afwijkingen, bedoeld in artikel 20, bekomen hebben gedurende ten minste 450 dagen dienst in het ambt, gespreid over minstens 3 schooljaren;6° aan de wets- en verordeningsbepalingen inzake taalwetten voldoen;7° bij de indiensttreding, een medisch attest overleggen dat maximaal zes maanden oud is, dat aantoont dat hij zich bevindt in een zodanige gezondheidstoestand dat hij de gezondheid van de leerlingen en de andere personeelsleden niet kan schaden;8° gedurende de laatste twee schooljaren, in het betrokken ambt, geen ongunstig verslag van een inrichtingshoofd of de bevoegde inspecteur hebben gekregen;9° op 30 april van het schooljaar dat aan de aanstelling als beschermde tijdelijke voorafgaat, 450 dagen ambtsanciënniteit tellen, gepresteerd in de loop van de 4 laatste schooljaren, waarvan 150 dagen ambtsanciënniteit in de betrokken inrichting;10° niet getroffen worden door een schorsing bij wijze van tuchtmaatregel, een tuchtschorsing, een terbeschikkingstelling bij wijze van tuchtmaatregel of een non-activiteitstelling bij wijze van tuchtmaatregel opgelegd door de inrichtende macht of elke andere inrichtende macht van een ander net. Een ongunstig verslag dat over ten minste 100 gepresteerde lestijden loopt, wordt niet in aanmerking genomen, als een gunstig verslag in het betrokken ambt dat over ten minste 400 lestijden loopt, op dat verslag volgt. »

Art. 14.In hetzelfde besluit wordt een artikel 31quater ingevoegd, luidend als volgt : «

Artikel 31quater.In het onderwijs voor sociale promotie, rekening houdend met de beschikbare prestaties, stelt de Regering, in de volgorde van de rangschikking bedoeld in artikel 46octies, als beschermde tijdelijke in de betrokken inrichting en het betrokken ambt, de personeelsleden aan die de voorwaarden bedoeld in artikel 31ter vervullen, gedurende het schooljaar dat volgt op het schooljaar gedurende hetwelk werd vastgesteld dat zij die voorwaarden vervullen, overeenkomstig artikel 14septies, § 1, lid 3.

Zodra het personeelslid de hoedanigheid van beschermde tijdelijke verworven heeft en zolang het die behoudt, komt het van ambtswege voor in de rangschikking van de tijdelijken. Die rangschikking wordt elk schooljaar aangepast door met één eenheid het aantal kandidaturen te verhogen van iedere beschermde tijdelijke, die zo geacht wordt zijn kandidatuur in de vorm en binnen de termijn bepaald bij de oproep tot de kandidaten te hebben ingediend.

Voor de toepassing van het tweede lid, is het aantal kandidaturen dat wordt toegekend aan het personeelslid dat aangesteld is als beschermde tijdelijke op grond van de afwijkingen bedoeld in artikel 31ter, eerste lid, 5°, gelijk aan het aantal schooljaren gedurende welke dat personeelslid een aanstelling in het ambt heeft genoten, nadat het heeft voldaan aan de voorwaarde van dezelfde bepaling.

Het personeelslid aan wie geen lestijd meer wordt toevertrouwd in de inrichting en het ambt waarin het de hoedanigheid van beschermde tijdelijke heeft verworven, verliest die hoedanigheid.

In dat geval behoudt het personeelslid bedoeld in het derde lid het genot van zijn rangschikking en wordt ertoe gemachtigd, net zoals de houder van een vereist bekwaamheidsbewijs, jaarlijks een kandidatuur in te dienen die in aanmerking komt voor die rangschikking.

Na advies van de zonale aanstellingscommissie, maakt de Regering, in de omgekeerde volgorde van de rangschikking als tijdelijke, een einde aan de aanstelling van een beschermde tijdelijke, om in die hoedanigheid, voor een aantal lestijden dat gelijk is aan hoogstens het aantal betrokken lestijden, een personeelslid aan te stellen dat die heeft verloren gedurende de 4 voorafgaande schooljaren. »

Art. 15.In hetzelfde besluit wordt een artikel 31quinquies ingevoegd, luidend als volgt : «

Artikel 31quinquies.Het personeelslid dat ziek is, een moederschapsrust geniet of een arbeidsongeschiktheid heeft als gevolg van een arbeidsongeval, wordt aangesteld overeenkomstig artikel 31quater als beschermde tijdelijke.

Het aantal dagen bedoeld in artikel 19 van het decreet van 5 juli 2000 houdende de regeling inzake verlof en disponibiliteit wegens ziekte of invaliditeit van sommige personeelsleden uit het onderwijs wordt toegekend aan het personeelslid vanaf de eerste indienstneming die volgt op zijn aanstelling en wordt berekend vanaf die werkelijke indienstneming.

De afwezigheden wegens ziekte van een personeelslid dat overeenkomstig lid 1 wordt aangesteld, worden aangerekend op het aantal dagen die het kan genieten met toepassing van artikel 20 van hetzelfde decreet. »

Art. 16.In artikel 36 van hetzelfde besluit, vervangen door het besluit van de Regering van 10 juni 1993, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « of een beschermde tijdelijke » ingevoegd tussen de woorden « een prioritair tijdelijke » en de woorden « worden toegewezen », en worden de woorden « , in het onderwijs met volledig leerplan, » ingevoegd tussen de woorden « door een aanvullende opdracht » en de woorden « of door een aanvullend uurrooster »;2° in het tweede lid, worden de woorden « of aan een beschermde tijdelijke » ingevoegd tussen de woorden « een prioritair tijdelijke » en de woorden « worden toegewezen », en worden de woorden « , in het onderwijs met volledig leerplan, » ingevoegd tussen de woorden « door een aanvullende opdracht » en de woorden « door een aanvullend uurrooster »;3° in het derde lid, worden de woorden « of aan een beschermde tijdelijke » ingevoegd tussen de woorden « een prioritair tijdelijke » en de woorden « toegekend worden ».

Art. 17.In artikel 38, eerste lid, van hetzelfde besluit, vervangen door het besluit van de Regering van 10 juni 1993, worden de woorden « of, in het onderwijs voor sociale promotie, iedere tijdelijke die, op grond van artikel 31ter, 2°, of 31ter, 8°, niet als beschermde tijdelijke aangesteld is », ingevoegd tussen de woorden « als prioritair tijdelijke verworpen is » en de woorden « wordt per aangetekende brief ».

Art. 18.Artikel 39, e), van hetzelfde besluit, vervangen door het decreet van 17 mei 1999, wordt opgeheven.

Art. 19.In hetzelfde besluit wordt een artikel 40bis ingevoegd, luidend als volgt : «

Artikel 40bis.Voor de berekening van het aantal dagen ambtsanciënniteit bedoeld in artikel 31ter, eerste lid, 9° : 1° worden enkel in aanmerking genomen, de diensten die werkelijk werden gepresteerd als hoofdambt in het betrokken ambt en in het onderwijs voor sociale promotie van de Franse Gemeenschap, ofwel sedert het personeelslid houder is van het vereiste bekwaamheidsbewijs voor het ambt bedoeld in artikel 31quater, ofwel, als de afwijkingen bedoeld in artikel 20 toegekend zijn, vanaf de 451e dag gepresteerd als tijdelijke op het einde van het derde schooljaar, voor het betrokken ambt;2° bedraagt het aantal dagen verworven als tijdelijke in een ambt : a) 300 dagen, indien de gepresteerde diensten ten minste vijftig percent vertegenwoordigen van het aantal lestijden per jaar dat noodzakelijk is om een volledige opdracht in dat ambt uit te maken;b) 150 dagen, indien de gepresteerde diensten minder dan vijftig percent vertegenwoordigen van het aantal lestijden per jaar dat noodzakelijk is om een volledige opdracht in dat ambt uit te maken.».

Art. 20.Artikel 41 van hetzelfde besluit, vervangen door het besluit van de Regering van 10 juni 1993, wordt aangevuld met het volgende lid : « In het onderwijs voor sociale promotie, onverminderd de toepassing van de bepalingen van artikel 31quater, worden de betrekkingen vóór elke andere aanstelling als tijdelijke aan de beschermde tijdelijken toegekend. ».

Art. 21.In artikel 42 van hetzelfde besluit, vervangen door het besluit van de Regering van 10 juni 1993, worden de woorden « of een beschermde tijdelijke » ingevoegd tussen de woorden « Een prioritair tijdelijke » en de woorden « kan ontslagen worden », en worden de woorden « of de beschermde tijdelijke » ingevoegd tussen de woorden « De prioritair tijdelijke » en « viseert en dateert dit voorstel ».

Art. 22.In artikel 43 van hetzelfde artikel, vervangen door het besluit van de Regering van 10 juni 1993 en gewijzigd bij het besluit van de Regering van 29 april 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, worden de woorden « of de beschermde tijdelijke » ingevoegd tussen de woorden « De prioritair tijdelijke » en « tegen wie een gemotiveerd voorstel »;2° in het zesde lid, worden de woorden « of de beschermde tijdelijke » ingevoegd tussen de woorden « de prioritair tijdelijke » en « wordt ontslagen ».

Art. 23.In artikel 43bis, ingevoegd in hetzelfde besluit door het besluit van de Regering van 10 juni 1993, worden de woorden « of een beschermde tijdelijke » ingevoegd tussen de woorden « Een prioritair tijdelijke » en « kan vrijwillig zijn ambt neerleggen ».

Art. 24.Artikel 44 van hetzelfde besluit, vervangen door het besluit van de Regering van 10 juni 1993, wordt aangevuld met het volgende lid : « Iedere beschermde tijdelijke die het voorwerp is geweest van een afdanking verliest, voor het ambt dat hij op het ogenblik van zijn afdanking uitoefende, de hoedanigheid van beschermde tijdelijke alsmede het voordeel van de ingediende kandidaturen en van het aantal vóór zijn afdanking gepresteerde dagen. ».

Art. 25.In hetzelfde besluit wordt een artikel 44bis ingevoegd, luidend als volgt : «

Artikel 44bis.De artikelen 26bis, 30, 31, 32, 33, 34, 37, 37bis, 39, 40, 41, eerste en tweede leden, en 44, eerste lid, van deze afdeling, zijn niet toepasselijk op het onderwijs voor sociale promotie. »

Art. 26.In hoofdstuk III van hetzelfde besluit, tussen het opschrift « Afdeling III. - De benoeming in vast verband en de aanstellingsveranderingen. », ingevoegd door het besluit van de Regering van 1 juni 1993 en artikel 45 van hetzelfde besluit, voor het laatst gewijzigd bij het decreet van 8 mei 2003, worden een onderafdeling 1 en een ondertitel A ingevoegd, luidend als volgt : « Onderafdeling 1. - Benoeming in vast verband.

A. Benoeming in vast verband in het onderwijs met volledig leerplan. »

Art. 27.Tussen artikel 46 en artikel 47 van hetzelfde besluit, vervangen door het besluit van de Regering van 10 juni 1993, wordt een ondertitel B ingevoegd, luidend als volgt : « B. Benoeming in vast verband in het onderwijs voor sociale promotie.

Artikel 46bis.In het onderwijs voor sociale promotie, kan niemand in een bepaalde inrichting en in een bepaald ambt in vast verband worden benoemd, als hij niet voldoet aan de volgende voorwaarden : 1° Belg zijn of onderdaan van een andere lidstaat van de Europese Unie, behalve afwijking toegestaan door de Regering;2° van onberispelijk gedrag zijn;3° de burgerlijke en politieke rechten genieten;4° voldoen hebben aan de dienstplichtwetten;5° de door de Regering vastgestelde lichamelijke geschiktheid bezitten;6° als beschermde tijdelijke in het ambt waarin de betrekking vacant wordt verklaard, aangesteld zijn of geweest zijn gedurende de 4 schooljaren die voorafgaan aan de oproep voor benoeming;7° gedurende de laatste twee schooljaren, in het betrokken ambt, geen ongunstig verslag van een inrichtingshoofd of de bevoegde inspectie hebben gekregen;8° niet getroffen worden door een schorsing bij wijze van tuchtmaatregel, een tuchtschorsing, een terbeschikkingstelling bij wijze van tuchtmaatregel of een non-activiteitstelling bij wijze van tuchtmaatregel opgelegd door de inrichtende macht of elke andere inrichtende macht van een ander net.9° zijn kandidatuur in de vorm en binnen de termijn vastgesteld bij de oproep tot de kandidaten hebben ingediend. Een ongunstig verslag dat over ten minste 100 lestijden loopt, wordt niet in aanmerking genomen, als een gunstig verslag in het betrokken ambt dat over ten minste 400 lestijden loopt, op dat verslag volgt. »

Art. 28.In hetzelfde besluit wordt een artikel 46ter ingevoegd, luidend als volgt : «

Artikel 46ter.In het onderwijs voor sociale promotie, onder vacante betrekking in een wervingsambt van de categorie bestuurs- en onderwijzend personeel, dient te worden verstaan : de betrekking(en), voor elke inrichting opgericht, in verband met alle organieke lestijden van éénzelfde ambt, die gedurende de 5 voorafgaande schooljaren in de bedoelde inrichting ononderbroken werden georganiseerd, verminderd met alle lestijden toegewezen aan personeelsleden die in vast verband benoemd zijn en voor de inrichting aangewezen zijn, en met alle lestijden die aan deskundigen werden toegewezen overeenkomstig het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 26 januari 1993 tot bepaling van de voorwaarden waaronder een beroep wordt gedaan op deskundigen, wegens hun bijzondere bevoegdheid, voor bepaalde prestaties in het onderwijs voor sociale promotie van stelsel 1.

Voor het wervingsambt van het opvoedend hulppersoneel, worden als vacant beschouwd, de wervingsbetrekkingen bepaald bij artikel 25 van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 27 december 1991 betreffende de ambten, opdrachten en betrekkingen van de leden van het personeel van het onderwijs voor sociale promotie die in bedoelde inrichting ononderbroken werden georganiseerd gedurende de 5 voorafgaande schooljaren, en die niet toegewezen zijn aan een in vast verband benoemd personeelslid of aan een administratief personeelslid. ».

Art. 29.In hetzelfde besluit wordt een artikel 46quater ingevoegd, luidend als volgt : «

Artikel 46quater.In het onderwijs voor sociale promotie, in de loop van de maand januari, roept het inrichtingshoofd het basisoverlegcomité van de inrichting bijeen, om de lijst van de vacante betrekkingen na te kijken die door de administratie overeenkomstig de bepalingen van artikel 46ter werd opgemaakt.

Voor 15 februari van elk jaar zendt ieder inrichtingshoofd aan de voorzitter van de betrokken zonale aanstellingscommissie voor het onderwijs voor sociale promotie de lijst van de vacante betrekkingen voor elk ambt over, met vermelding van het aantal betrokken lestijden, alsook de lestijden die kunnen worden toegekend door uitbreiding van opdracht.

Wanneer cursussen gelijktijdig moeten worden georganiseerd, overeenkomstig de bepalingen van artikel 17ter, stelt het inrichtingshoofd aan de voorzitter van de zonale aanstellingscommissie van het onderwijs voor sociale promotie, voor éénzelfde ambt, verschillende betrekkingen voor waarvan de som van de lestijden waaruit ze bestaan, niet hoger mag zijn dan het aantal lestijden bedoeld in artikel 46ter. Bij de lijst worden de notulen gevoegd van de vergadering van het basisoverlegcomité, met nauwkeurige vermelding van de redenen tot verantwoording van de vacantverklaringen en waarbij bepaald wordt dat sommige vacante betrekkingen niet aan hetzelfde personeelslid kunnen worden toegekend. ».

Art. 30.In hetzelfde besluit wordt een artikel 46quinquies ingevoegd, luidend als volgt : «

Artikel 46quinquies.Uiterlijk voor 15 maart van elk jaar, zendt elke zonale aanstellingscommissie van het onderwijs voor sociale promotie aan de Regering de lijst van vacante betrekkingen voor elke inrichting en elk ambt over, met vermelding van het aantal betrokken lestijden. Die lijst moet met redenen worden omkleed.

De zonale aanstellingscommissie van het onderwijs voor sociale promotie moet aan de Regering de lijst overzenden van alle vacante betrekkingen van de inrichtingen van de zone die overeenkomstig de bepalingen van artikel 46ter werden gecreëerd.

Anderzijds, deelt de zonale aanstellingscommissie van het onderwijs voor sociale promotie aan de Regering voor dezelfde datum de adviezen bedoeld in artikel 14quater, § 1, tweede lid, 1° tot 3° mee.

Om in de lijst bedoeld in het eerste lid te kunnen worden opgenomen, moet een vacante betrekking ten minste één twintigste omvatten van het aantal lestijden dat vereist is om een betrekking van een ambt met volledig leerplan uit te maken. ».

Art. 31.In hetzelfde besluit wordt een artikel 46sexies ingevoegd, luidend als volgt : «

Artikel 46sexies.Uiterlijk op 15 mei, doet de Regering een oproep voor benoeming door bekendmaking in het Belgisch Staatsblad, voor elke inrichting en voor elk ambt, van de lijst van betrekkingen die vacant blijven in het onderwijs voor sociale promotie, nadat zij, voor de personeelsleden van de betrokken zone, een uitbreiding van opdracht heeft verricht voor de personeelsleden die deze uitbreiding hebben aanvaard, de verrichtingen heeft uitgevoerd inzake reaffectatie, tijdelijk weer in actieve dienst roepen, aanvullende opdracht en aanstellingsverandering, en bepaalt zij het aantal lestijden waaruit elk van die bestaat.

De Regering bepaalt de voorwaarden die vereist zijn van iedere kandidaat voor één van de toe te kennen ambten, alsook de vorm waarin en de termijn waarbinnen de kandidaturen moeten worden ingediend. ».

Art. 32.In hetzelfde besluit wordt een artikel 46septies ingediend, luidend als volgt : «

Artikel 46septies.In het onderwijs voor sociale promotie, dient de kandidaat die naar verschillende betrekkingen solliciteert een afzonderlijke kandidatuur voor elk van die in. Op straffe van nietigheid, worden de kandidaturen bij de Regering ingediend bij een ter post aangetekend schrijven.

Een kandidaat wordt niet ertoe gemachtigd naar meer dan één betrekking te solliciteren die vacant wordt verklaard voor éénzelfde ambt binnen dezelfde inrichting.

Een kandidaat van de categorie van het bestuurs- en onderwijzend personeel kan, in de akte voor kandidaatstelling, vragen zijn benoeming in vast verband te beperken tot een aantal lestijden dat lager is dan het aantal lestijden die voor de betrokken vacante betrekking open verklaard zijn, op voorwaarde dat dit aantal niet lager zou zijn dan één twintigste van het aantal lestijden dat vereist is om een ambt met volledig leerplan uit te maken.

Een kandidaat van de categorie van het opvoedend hulppersoneel kan, in de akte voor kandidaatstelling, zijn benoeming in vast verband beperken tot een halftijdse prestatie, wanneer de betrekking als een voltijdse betrekking wordt verklaard. ».

Art. 33.In hetzelfde besluit wordt een artikel 46octies ingevoegd, luidend als volgt : «

Artikel 46octies.Voor elk van de vacante betrekkingen die overeenkomstig de bepalingen van artikel 46sexies toe te kennen zijn, worden de kandidaten die zich regelmatig kandidaat hebben gesteld en die aan de vereiste voorwaarden voldoen, gerangschikt volgens de dienstanciënniteit die ze op 30 april van het voorafgaande schooljaar hebben verkregen.

Bij gelijke dienstanciënniteit heeft de kandidaat met de grootste ambtsanciënniteit de voorrang.

Bij gelijke ambtsanciënniteit, heeft de oudste kandidaat de voorrang. ».

Art. 34.In hetzelfde besluit wordt een artikel 46novies ingevoegd, luidend als volgt : «

Artikel 46novies.Voor de berekening van de dienstanciënniteit bedoeld in artikel 46octies, eerste lid, worden de diensten in aanmerking genomen die werkelijk zijn gepresteerd als hoofdambt in het onderwijs voor sociale promotie van de Franse Gemeenschap vanaf 1 september 1998, ofwel sedert het personeelslid houder is van het bekwaamheidsbewijs dat vereist is voor het ambt bedoeld in artikel 31quater, ofwel wanneer de afwijkingen bedoeld in artikel 20 toegekend zijn vanaf de 451ste dag gepresteerd als tijdelijke en op het einde van het derde schooljaar, voor het betrokken ambt.

Worden eveneens in aanmerking genomen, de diensten die werkelijk werden gepresteerd vanaf 1 september 1998 in het onderwijs voor sociale promotie van de Franse Gemeenschap als hoofdambt in een ander ambt van dezelfde categorie of van een andere categorie dan die bedoeld in artikel 31quater, sedert hij houder is van het bekwaamheidsbewijs dat vereist is voor dat andere ambt van dezelfde categorie of van een andere categorie.

Worden eveneens in aanmerking genomen, de diensten die het personeelslid vóór 1 september 1998 werkelijk heeft gepresteerd als hoofdambt in het betrokken ambt, in een ander ambt van dezelfde categorie of van een andere categorie in het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap, sedert hij houder is van het bekwaamheidsbewijs dat vereist voor het ambt waarin de diensten werden gepresteerd. ».

Art. 35.In hetzelfde besluit wordt een artikel 46decies ingevoegd, luidend als volgt : «

Artikel 46decies.Voor de berekening van de ambtsanciënniteit bedoeld in artikel 46octies, tweede lid, komen alleen in aanmerking de diensten die het personeelslid gepresteerd heeft als hoofdambt vanaf 1 september 1998 in het onderwijs voor sociale promotie van de Franse Gemeenschap in het ambt waarvoor hij zich kandidaat stelt, ofwel sinds het personeelslid houder is van het vereiste bekwaamheidsbewijs voor het ambt bedoeld in artikel 31quater, ofwel, wanneer de afwijkingen bedoeld in artikel 20 toegekend werden, vanaf de 451ste dag in hoedanigheid van tijdelijke en op het einde van het derde schooljaar voor het bedoelde ambt.

Komen ook in aanmerking de werkelijke diensten die het personeelslid als hoofdambt in het bedoelde ambt gepresteerd heeft in het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap vóór 1 september 1998, sinds hij houder is van het vereiste bekwaamheidsbewijs voor het ambt waarin de diensten werden gepresteerd. »

Art. 36.In hetzelfde besluit wordt een artikel 46undecies ingevoegd, luidend als volgt : «

Artikel 46undecies.Voor de berekening van de duur van de diensten die in aanmerking komen voor de dienstanciënniteit bedoeld in artikel 46novies en voor de ambtsanciënniteit bedoeld in artikel 46decies : 1° de werkelijke diensten gepresteerd in een ambt tellen mee voor een anciënniteit die gelijk is aan 300 dagen voor zover de diensten die per schooljaar gepresteerd werden, ten minste 50 % van het aantal lestijden per schooljaar vertegenwoordigen dat nodig is om een volledige opdracht in dat ambt te vormen;2° de werkelijke diensten gepresteerd in een ambt tellen mee voor een anciënniteit die gelijk is aan 150 dagen per schooljaar, voor zover de diensten die per schooljaar gepresteerd werden, minder dan 50 % van het aantal lestijden per schooljaar vertegenwoordigen dat nodig is om een volledige opdracht in dat ambt te vormen;3° de duur van de diensten gepresteerd in twee of meer ambten met volledige of onvolledige dienstprestaties, uitgeoefend in hetzelfde schooljaar, mag nooit hoger zijn dan de duur van de diensten gepresteerd in een ambt met volledige dienstprestaties dat tijdens het bedoelde schooljaar uitgeoefend wordt. Voor de berekening van de in het eerste lid bedoelde duur van de diensten die in aanmerking worden genomen, zijn de bepalingen van artikel 39, b van overeenkomstige toepassing. »

Art. 37.In hetzelfde besluit wordt een artikel 46duodecies ingevoegd, luidend als volgt : «

Artikel 46duodecies.§ 1. Het personeelslid dat in vast dienstverband wordt benoemd in een ambt met onvolledige dienstprestaties in het onderwijs voor sociale promotie wordt van rechtswege in het klassement van de tijdelijken opgenomen en wordt geacht zijn kandidatuur te hebben ingediend in de vorm en binnen de termijn bepaald bij de oproep tot kandidaten. Dit klassement wordt elk jaar aangepast door het aantal van zijn kandidaturen met één eenheid te verhogen.

Het personeelslid dat in vast dienstverband wordt benoemd in een hoofdambt met volledige dienstprestaties in het onderwijs voor sociale promotie verliest het voordeel van een voorafgaande benoeming in een hoofdambt met volledige of onvolledige dienstprestaties.

Als het personeelslid in verschillende ambten in vast dienstverband wordt benoemd, mag het totale aantal lestijden die binnen deze verschillende ambten werden toegewezen, niet hoger zijn dan het minimum vereiste aantal lestijden, bepaald in artikel 9, eerste en tweede leden, van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 25 oktober 1993 houdende bezoldigingsregeling van het bestuurs- en onderwijzend personeel en van het opvoedend hulppersoneel van het onderwijs voor sociale promotie van de Franse Gemeenschap. § 2. In het onderwijs voor sociale promotie mag een aanstellingsverandering niet toegekend worden in een ambt uitgeoefend door een beschermde tijdelijke. »

Art. 38.In hetzelfde besluit wordt een artikel 46terdecies ingevoegd, luidend als volgt. «

Artikel 46terdecies.In het onderwijs voor sociale promotie heeft elke benoeming in vast dienstverband uitwerking vanaf 1 september volgend op de oproep voor benoeming. »

Art. 39.Tussen artikel 46terdecies, ingevoegd bij dit decreet, en artikel 47, vervangen bij het besluit van de Regering van 10 juni 1993, wordt een ondertitel C ingevoegd, luidend als volgt : « C. Gemeenschappelijke bepalingen voor de benoeming in vast dienstverband in het onderwijs met volledig leerplan en in het onderwijs voor sociale promotie. »

Art. 40.Tussen artikel 47, vervangen bij het besluit van de Regering van 10 juni 1993, en artikel 48 van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het decreet van 29 maart 2001, wordt een onderafdeling 2 ingevoegd, luidend als volgt : « Onderafdeling 2. - Aanstellingsveranderingen. »

Art. 41.In artikel 48, laatst gewijzigd bij het decreet van 29 maart 2001 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, tweede lid, worden de woorden « de daaropvolgende 1 juli » vervangen door de woorden « behalve in de daaropvolgende 1 juli, het onderwijs voor sociale promotie waar ze uitwerking heeft vanaf de daaropvolgende 1 september »;2° in § 2, eerste lid, worden de woorden « van de maand januari » vervangen door de woorden « van de maand januari, behalve in het onderwijs voor sociale promotie, in de loop van de eerste veertien dagen van de maand maart »;3° in § 4, eerste lid, worden de woorden « Een aanstellingsverandering » vervangen door de woorden « Behalve in het onderwijs voor sociale promotie, een aanstellingsverandering ».

Art. 42.In artikel 65 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Regering van 10 juni 2003 worden de woorden « en aan de prioritair tijdelijken » vervangen door de woorden « , aan de prioritair tijdelijken en aan de beschermde tijdelijken. »

Art. 43.In artikel 67, 1° van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Executieve van 27 september 1991 en gewijzigd bij het besluit van de Regering van 10 juni 1993, worden de woorden « en aan de prioritair tijdelijken » vervangen door de woorden « , prioritair tijdelijken en beschermde tijdelijken ».

Art. 44.In artikel 80 van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het decreet van 17 mei 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, tweede lid, worden de woorden « de daaropvolgende 1 juli.» vervangen door de woorden « de daaropvolgende 1 juli, behalve in het onderwijs voor sociale promotie waar ze uitwerking heeft vanaf de daaropvolgende 1 september. »; 2° in § 2, eerste lid, worden de woorden « van de maand januari » vervangen door de woorden « van de maand januari, behalve in het onderwijs voor sociale promotie, in de loop van de eerste veertien dagen van de maand maart »;3° in § 4, eerste lid, worden de woorden « een aanstellingsverandering » vervangen door de woorden « behalve in het onderwijs voor sociale promotie, een aanstellingsverandering ».

Art. 45.In artikel 83 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Regering van 12 januari 1998 en bij het decreet van 17 mei 1999 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid wordt een 3°bis ingevoegd, luidend als volgt : « 3°bis.In het onderwijs voor sociale promotie, ten minste 3000 dagen dienstanciënniteit tellen; »; 2° in hetzelfde eerste lid worden de woorden « ten minste zes jaar » vervangen door de woorden « ten minste zes jaar;in het onderwijs voor sociale promotie telt de vereiste ambtsanciënniteit ten minste 1800 dagen; »; 3° hetzelfde artikel 1 wordt aangevuld met een « 7° », luidend als volgt : « 7° in het onderwijs voor sociale promotie, in het bezit zijn van een attest van slagen voor de opleidingseenheid (heden) bepaald door de Regering.»; 4° tussen het tweede lid en het derde lid wordt het volgende lid ingevoegd : « In het onderwijs voor sociale promotie, onverminderd de voorwaarde bepaald in het eerste lid, 3°, in afwijking van het eerste lid, 1°, en bij ontstentenis van de kandidatuur van een personeelslid van het onderwijs voor sociale promotie dat het geheel van de in eerste lid opgesomde voorwaarden vervult, kan de Regering een personeelslid benoemen dat vast titularis is in het onderwijs met volledig leerplan van één van de wervingsambten waarvan de benamingen overeenstemmen met de wervingsambten die toegang verlenen tot de selectieambten in het onderwijs voor sociale promotie of, wat betreft het ambt van onderdirecteur, een personeelslid dat vast titularis is van een ambt van rang 1 of van rang 2 in de Hogescholen georganiseerd door de Franse Gemeenschap bedoeld bij het decreet van 25 juli 1996 betreffende de opdrachten en betrekkingen in de door de Franse Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde Hogescholen.»

Art. 46.In artikel 84 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Regering van 9 januari 1996 en 12 januari 1998 en bij het decreet van 17 mei 1999, worden het tweede lid en het derde lid vervangen door het volgende lid : « In het onderwijs voor sociale promotie, voor de berekening van de dienstanciënniteit bedoeld in artikel 83, eerste lid, 3°bis en voor de berekening van de ambtsanciënniteit bedoeld in artikel 83, eerste lid, 4° zijn de bepalingen van de artikelen 46novies, 46decies en 46undecies van toepassing.»

Art. 47.Artikel 85, g), ingevoegd bij het besluit van de Regering van 12 januari 1998 en vervangen bij het decreet van 17 mei 1999, wordt opgeheven.

Art. 48.In artikel 94 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Regering van 10 juni 1993, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, tweede lid, worden de woorden « de daaropvolgende 1 januari » vervangen door de woorden « de daaropvolgende 1 januari, behalve in het onderwijs voor sociale promotie waar ze uitwerking heeft vanaf de daaropvolgende 1 september.»; 2° in § 2, tweede lid, worden de woorden « van de maand oktober.» vervangen door de woorden « van de maand oktober of, wat betreft het onderwijs voor sociale promotie, in de loop van de eerste veertien dagen van de maand maart. » 3° in § 3, eerste lid, worden de woorden « Een aanstellingsverandering » vervangen door de woorden « Behalve in het onderwijs voor sociale promotie, een aanstellingsverandering.»

Art. 49.In artikel 97 van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het decreet van 17 mei 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, 3°, worden de woorden « ten minste tien jaar;» vervangen door de woorden « ten minste tien jaar; in het onderwijs voor sociale promotie, telt de vereiste dienstanciënniteit ten minste 3 000 dagen; »; 2° in hetzelfde eerste lid, 4°, worden de woorden « ten minste zes jaar;» vervangen door de woorden « ten minste zes jaar; in het onderwijs voor sociale promotie telt de ambtsanciënniteit ten minste 1 800 dagen; »; 3° in hetzelfde eerste lid, 8°, worden de woorden « te begeven.» vervangen door de woorden « te begeven, of wat betreft de personeelsleden die in vast dienstverband benoemd werden in het onderwijs met volledig leerplan bedoeld in het derde lid, van het brevet van prefectstudie en van directeur »; 4° tussen het tweede lid en het derde lid wordt het volgende lid ingevoegd : « In het onderwijs voor sociale promotie, onverminderd de voorwaarde bedoeld in het eerste lid, 5°, in afwijking van het eerste lid, 1°, en bij ontstentenis van de kandidatuur van een personeelslid van het onderwijs voor sociale promotie dat het geheel van de in eerste lid opgesomde voorwaarden vervult, kan de Regering een personeelslid benoemen dat vast titularis is in het onderwijs met volledig leerplan van één van de wervingsambten waarvan de benamingen overeenstemmen met de wervingsambten die toegang verlenen tot de selectieambten in het onderwijs voor sociale promotie of, wat betreft het ambt van onderdirecteur, een personeelslid dat vast titularis is van een ambt van rang 1 of van rang 2 in de Hogescholen georganiseerd door de Franse Gemeenschap bedoeld bij het decreet van 25 juli 1996 betreffende de opdrachten en betrekkingen in de door de Franse Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde Hogescholen.»

Art. 50.Artikel 98 van hetzelfde besluit, vervangen door het besluit van de Regering van 10 juni 1993 en gewijzigd bij het besluit van de Regering van 9 januari 1996, wordt aangevuld als volgt : « In het onderwijs voor sociale promotie, voor de berekening van deze dienstanciënniteit, zijn de bepalingen van artikel 46novies van toepassing. »

Art. 51.In artikel 99 van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het decreet van 17 mei 1999, worden het tweede lid en het derde lid vervangen door het volgende lid : « In het onderwijs voor sociale promotie, voor de berekening van deze ambtsanciënniteit, zijn de bepalingen van artikel 46decies van toepassing. »

Art. 52.In artikel 100 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Regering van 12 januari 1998 en bij het decreet van 17 mei 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « artikel 85, a), b), c), d), e), f), en g) » vervangen door de woorden « artikel 85, a), b), c), d), e), en f) »;2° het artikel wordt aangevuld als volgt : « In het onderwijs voor sociale promotie, voor de berekening van de duur van de diensten die in aanmerking komen voor die anciënniteiten, zijn de bepalingen van artikel 46undecies van toepassing.»

Art. 53.In artikel 106 van het besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid wordt het punt « 3° de leeftijd van 35 jaar bereikt hebben;» geschrapt; 2° in het eerste lid, punt 4°, dat punt 3° wordt, na de woorden « ten minste tien jaar;» worden de woorden « in het onderwijs voor sociale promotie telt de vereiste dienstanciënniteit ten minste 3 000 dagen; » toegevoegd; 3° in het eerste lid, punt 5°, dat punt 4° wordt, na de woorden « ten minste zes jaar;» worden de woorden « in het onderwijs voor sociale promotie telt de ambtsanciënniteit ten minste 1800 dagen; » toegevoegd; 4° in het eerste lid, na de punten « 6°, 7° en 8° » die respectievelijk punten « 5°, 6° en 7° » worden, wordt een nieuw 8° toegevoegd, luidend als volgt : « 8° in het onderwijs voor sociale promotie, houder zijn van het bevorderingsbrevet dat overeenstemt met het te begeven ambt.»

Art. 54.Artikel 107 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Regering van 9 januari 1996, wordt aangevuld als volgt : « In het onderwijs voor sociale promotie, voor de berekening van de anciënniteiten bedoeld in 1°, 2° en voor de berekening van de duur van de diensten die in aanmerking komen voor die anciënniteiten bedoeld in 3° van dit artikel, zijn de bepalingen van de artikelen 46novies, 46decies en 46undecies respectievelijk van toepassing.»

Art. 55.In hetzelfde besluit wordt een artikel 110bis ingevoegd, luidend als volgt : «

Artikel 110bis.Artikel 108 is niet van toepassing in het onderwijs voor sociale promotie. »

Art. 56.In het eerste lid van artikel 111 van hetzelfde besluit worden de woorden « of, voor wat betreft het onderwijs voor sociale promotie, in een ambt van pedagogisch bestuurder » tussen de woorden « ambt van inspecteur-generaal » en de woorden « indien hij niet voldoet » ingevoegd.

Art. 57.In artikel 112 van hetzelfde besluit worden de woorden « en tot inspecteur-generaal » vervangen door de woorden « , tot inspecteur-generaal en tot pedagogisch bestuurder ».

Art. 58.In hetzelfde besluit wordt een artikel 159bis ingevoegd, luidend als volgt : «

Artikel 159bis.Wanneer een inrichtingshoofd van het onderwijs voor sociale promotie vaststelt dat hij aan een personeelslid dat niet ter beschikking wordt gesteld wegens ontstentenis van betrekking, niet meer een aantal lestijden zal kunnen toevertrouwen dat ten minste gelijk is aan het aantal waarvoor hij als vastbenoemd personeelslid wordt bezoldigd, brengt hij dit binnen de tien dagen ter kennis van de Regering en van de voorzitter van de bevoegde zonale aanstellingscommissie van het onderwijs voor sociale promotie waaronder de inrichting ressorteert.

Het betrokken personeelslid blijft ter beschikking van de Regering, die hem, op eigen initiatief, aanvullende bevoegdheden in zijn inrichting kan toevertrouwen en, op voorstel van de zonale aanstellingscommissie van het onderwijs voor sociale promotie waaronder de inrichting ressorteert, hem een aanvullende opdracht toevertrouwen in één van de inrichtingen van de zone : 1° ten eerste vóór elke aanstelling van een tijdelijke of van een beschermde tijdelijke;2° daarna in de door de tijdelijken beklede betrekkingen;3° tenslotte in de door beschermde tijdelijken beklede betrekkingen, in de omgekeerde volgorde van hun rangschikking als tijdelijke.»

Art. 59.In hetzelfde besluit wordt een artikel 159ter ingevoegd, luidend als volgt : «

Artikel 159ter.Wanneer de bepalingen van artikel 159bis, tweede lid, niet konden worden toegepast op het geheel van de betrokken lestijden, brengt de voorzitter van de zonale aanstellingscommissie van het onderwijs voor sociale promotie waaronder de inrichting ressorteert, het binnen de tien dagen ter kennis van de Regering en de voorzitter van de interzonale aanstellingscommissie van het onderwijs voor sociale promotie.

Het betrokken personeelslid blijft ter beschikking van de Regering, die hem, op voorstel van de interzonale aanstellingscommissie, een aanvullende opdracht kan toevertrouwen in een inrichting van een andere zone : 1° ten eerste vóór elke aanstelling van een tijdelijke;2° daarna in de door tijdelijken beklede betrekkingen.»

Art. 60.In hetzelfde besluit wordt een artikel 159quater ingevoegd, luidend als volgt : «

Artikel 159quater.Elk personeelslid mag de lestijden, die hem werden toevertrouwd, weigeren op basis van de bepalingen van artikel 159ter, tweede lid, in elke inrichting van een andere zone die zich op meer dan 40 km bevindt van één van de inrichtingen waarin hij in vast dienstverband wordt benoemd. »

Art. 61.In hetzelfde besluit wordt een artikel 167ter ingevoegd, luidend als volgt : « Artikel 167ter, 1. In het onderwijs voor sociale promotie, waanneer een inrichtingshoofd geen enkele vacante lestijd aan een personeelslid kan toevertrouwen, wordt hij ter beschikking gesteld wegens ontstentenis van betrekking, en brengt het inrichtingshoofd dit binnen de tien dagen ter kennis van de minister en de voorzitter van de betrokken zonale commissie.

Het personeelslid dat ter beschikking wordt gesteld wegens ontstentenis van betrekking, blijft ter beschikking van de minister, die hem, op eigen initiatief, of op voorstel van de betrokken zonale commissie, voorlopig in actieve dienst mag terugroepen of, op voorstel van die commissie, in actieve dienst mag terugroepen voor een onbepaalde duur in één van de inrichtingen van de zone, onverminderd de inachtneming van de bepalingen van artikel 26ter, § 2, en vóór elke aanstelling van een tijdelijke of een beschermde tijdelijke.

Het personeelslid dat ter beschikking wordt gesteld wegens ontstentenis van betrekking wordt door de minister in één van de inrichtingen van de zone gereaffecteerd op advies van de bevoegde zonale commissie : 1° ten eerste in de door tijdelijken beklede betrekkingen;2° daarna in de door beschermde tijdelijke beklede vacante betrekkingen, in de omgekeerde volgorde van hun anciënniteit overeenkomstig de bepalingen van artikel 46octies. Het personeelslid treedt pas in dienst, in de betrekking waarin hij wordt gereaffecteerd, op 1 september volgend op de datum wanneer beslist werd hem te reaffecteren.

Art. 62.In hetzelfde besluit wordt een artikel 167ter, 2 ingevoegd, luidend als volgt : « Artikel 167ter, 2. Wanneer een personeelslid dat wegens ontstentenis van betrekking ter beschikking gesteld is, niet in de eigen zone voorlopig in actieve dienst kon teruggeroepen worden, niet in actieve dienst voor onbepaalde duur kon teruggeroepen worden of gereaffecteerd voor een aantal lestijden dat ten minste gelijk is aan het aantal waarvoor hij in vast dienstverband wordt benoemd, brengt de voorzitter van de zonale commissie het geval ter kennis van de minister alsook van de voorzitter van de interzonale aanstellingscommissie.

Het personeelslid dat ter beschikking wordt gesteld wegens ontstentenis van betrekking, blijft ter beschikking van de minister, die hem, op eigen initiatief, of op voorstel van de interzonale commissie, voorlopig in actieve dienst mag terugroepen of, op voorstel van die commissie, in actieve dienst mag terugroepen voor een onbepaalde duur in één van de inrichtingen van een andere zone vóór elke aanstelling van een tijdelijke of in een door een tijdelijke beklede betrekking.

Het personeelslid dat wegens ontstentenis van betrekking ter beschikking gesteld is, wordt door de minister gereaffecteerd op advies van de interzonale aanstellingscommissie in een inrichting van een andere zone in de door tijdelijken vacante beklede betrekkingen. »

Art. 63.In hetzelfde besluit wordt een artikel 167ter, 3, ingevoegd, luidend als volgt : « Artikel 167ter, 3. Elk personeelslid mag de lestijden die hem worden toevertrouwd, weigeren op basis van de bepalingen van de artikelen 159bis, tweede lid en 167ter, 2, tweede lid, in elke inrichting die zich op meer dan 40 km bevindt van zijn woonplaats. »

Art. 64.In hetzelfde besluit wordt een artikel 167ter, 4, ingevoegd, luidend als volgt : « Artikel 167ter, 4. Het personeelslid dat in actieve dienst voor een onbepaalde duur wordt teruggeroepen, wordt op 1 september volgend op de vacature van een betrekking van zijn ambt in dezelfde inrichting gereaffecteerd.

Het personeelslid dat voorlopig in actieve dienst wordt teruggeroepen in een betrekking die ten minste drie vierde omvat van de lestijden waarvoor hij wordt bezoldigd, treedt pas op de daaropvolgende 1 september in dienst in de betrekking waarin hij wordt gereaffecteerd. »

Art. 65.In hetzelfde besluit wordt een artikel 167ter, 5, ingevoegd, luidend als volgt : « Artikel 167ter, 5. De bepalingen van de artikelen 167, §§ 1, 2, 3 et 5, alsook artikel 167ter van deze afdeling zijn niet van toepassing voor wat betreft het onderwijs voor sociale promotie. » HOOFDSTUK II. - Wijzigingen in het koninklijk besluit van 22 april 1969 tot vaststelling van de lichamelijke geschiktheid vereist van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch personeel der rijksinrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen

Art. 66.Artikel 1 van het koninklijk besluit van 22 april 1969 tot vaststelling van de lichamelijke geschiktheid vereist van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch personeel der rijksinrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen, gewijzigd bij de besluiten van de Regering van 10 juni 1993 en 12 januari 1998 en bij het decreet van 17 mei 1999, wordt vervangen als volgt : «

Artikel 1.Alvorens als prioritair tijdelijke te worden aangesteld of, wat betreft het onderwijs voor sociale promotie, alvorens in vast dienstverband te worden benoemd als lid van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch personeel van het onderwijs van de Franse Gemeenschap, moet iedereen zich op verzoek van de Minister, die het onderwijs waaronder het lid ressorteert onder zijn bevoegdheid heeft, aan een door de administratieve gezondheidsdienst georganiseerd geneeskundig onderzoek onderwerpen. »

Art. 67.In artikel 3 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Regering van 10 juni 1993, worden de woorden « en in vast verband worden benoemd » vervangen door de woorden « en in vast verband worden benoemd, of, wat betreft het onderwijs voor sociale promotie, in vast verband te worden benoemd ». HOOFDSTUK III. - Wijzigingen in het koninklijk besluit van 22 juli 1969 tot vaststelling van de regels voor de rangschikking van de kandidaten voor een tijdelijke aanstelling in het rijksonderwijs

Art. 68.Artikel 2, vierde lid, van het koninklijk besluit van 22 juli 1969 tot vaststelling van de regels voor de rangschikking van de kandidaten voor een tijdelijke aanstelling in het rijksonderwijs, gewijzigd bij het besluit van de Regering van 12 januari 1998 en bij het decreet van 17 mei 1999, wordt vervangen als volgt : « Voor de berekening van het aantal dagen zijn van toepassing de bepalingen bepaald bij artikel 39, b), c) en d) van het koninklijk besluit van 22 maart 1969; voor wat betreft het onderwijs voor sociale promotie zijn, vanaf 1 september 1998, de bepalingen van artikel 46undecies van hetzelfde besluit van toepassing. »

Art. 69.In artikel 3, derde lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Executieve van 9 november 1998, worden de woorden « in een ander ambt, die het vereiste bekwaamheidsbewijs bezitten voor een ander ambt waarin zij om hun aanstelling als tijdelijke verzoeken » vervangen door de woorden « in een ambt, die het vereiste bekwaamheidsbewijs bezitten voor een ander ambt waarin zij om hun aanstelling als tijdelijke verzoeken, alsook in het onderwijs voor sociale promotie, de personeelsleden die in vast dienstverband worden benoemd in een ambt met onvolledige dienstprestaties ». HOOFDSTUK IV. - Wijziging in het koninklijk besluit van 31 juli 1969 tot vaststelling van de ambten waarvan de personeelsleden van het rijksonderwijs titularis moeten zijn om benoemd te kunnen worden in een ambt van de inspectiedienst belast met het toezicht op de rijksonderwijsinrichtingen en op de internaten die van deze inrichtingen afhangen

Art. 70.Artikel 1bis van het koninklijk besluit van 31 juli 1969 tot vaststelling van de ambten waarvan de personeelsleden van het rijksonderwijs titularis moeten zijn om benoemd te kunnen worden in een ambt van de inspectiedienst belast met het toezicht op de rijksonderwijsinrichtingen en op de internaten die van deze inrichtingen afhangen, ingevoegd bij het besluit van de Regering van 19 juli 1993, wordt aangevuld als volgt : « Voor de benoeming in de ambten opgesomd in artikel 10bis van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 2 oktober 1968 tot vaststelling en rangschikking van de ambten der leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel, van het psychologisch personeel, van het maatschappelijk personeel der inrichtingen voor voorschools, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunstonderwijs, onderwijs voor sociale promotie en hoger onderwijs buiten de universiteit van de Franse Gemeenschap en de ambten der personeelsleden van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze inrichtingen, moeten de ambten opgesomd in artikel 1 waarvan de personeelsleden titularis moeten zijn, in het onderwijs voor sociale promotie vervuld zijn geweest. » HOOFDSTUK V. - Wijziging in het koninklijk besluit van 22 september 1969 tot vaststelling van de ambten waarvan de personeelsleden van het rijksonderwijs titularis moeten zijn om te kunnen worden benoemd tot het ambt van inspecteur-generaal

Art. 71.Het opschrift van het koninklijk besluit van 22 september 1969 tot vaststelling van de ambten waarvan de personeelsleden van het rijksonderwijs titularis moeten zijn om te kunnen worden benoemd tot het ambt van inspecteur-generaal wordt vervangen als volgt : « Koninklijk besluit van 22 september 1969 tot vaststelling van de ambten waarvan de personeelsleden van het rijksonderwijs titularis moeten zijn om te kunnen worden benoemd tot het ambt van inspecteur-generaal of pedagogisch bestuurder. »

Art. 72.In hetzelfde besluit wordt een artikel 1bis ingevoegd, luidend als volgt : «

Artikel 1bis.Om te kunnen benoemd worden tot het ambt van pedagogisch bestuurder, moeten de personeelsleden van het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap titularis zijn, sinds 1800 dagen ten minste, van één van de ambten opgesomd in artikel 10bis, 2° van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 2 oktober 1968 tot vaststelling en rangschikking van de ambten der leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel, van het psychologisch personeel, van het maatschappelijk personeel der inrichtingen voor voorschools, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunstonderwijs, onderwijs voor sociale promotie en hoger onderwijs buiten de universiteit van de Franse Gemeenschap en de ambten der personeelsleden van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze inrichtingen, en in het bezit zijn van één van de diploma's opgesomd in artikel 1, tweede lid. » HOOFDSTUK VI. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 18 januari 1974 genomen ter uitvoering van artikel 164 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen

Art. 73.In artikel 1, eerste lid, van het koninklijk besluit van 18 januari 1974 genomen ter uitvoering van artikel 164 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, vervangen bij het decreet van 20 december 2001, worden de woorden « De vastbenoemde personeelsleden op wie het koninklijk besluit van 22 maart 1969 van toepassing is » vervangen door de woorden « Behalve in het onderwijs voor sociale promotie, het vastbenoemd personeelslid op wie het koninklijk besluit van 22 maart 1969 van toepassing is. »

Art. 74.In hetzelfde besluit wordt een artikel 1bis ingevoegd, luidend als volgt : «

Artikel 1bis.In het onderwijs voor sociale promotie wordt het vastbenoemde personeelslid op wie het voornoemde koninklijk besluit van 22 maart 1969 van toepassing is, ter beschikking gesteld wegens ontstentenis van betrekking wanneer geen enkele vacante lestijd in zijn ambt hem kon worden toevertrouwd in de inrichting waar hij zijn ambt in vast dienstverband uitoefent indien hij dit slechts uitoefent in één enkele inrichting, of in het geheel van de inrichtingen waar hij zijn ambt in vast dienstverband uitoefent, als hij dit in verschillende inrichtingen uitoefent.

Het personeelslid bedoeld in het eerste lid dat niet ter beschikking wordt gesteld wegens ontstentenis van betrekking en aan wie een aantal vacante lestijden hem niet kon worden toevertrouwd dat ten minste gelijk is aan het aantal waarvoor hij bezoldigd wordt, in de inrichting waar hij zijn ambt in vast dienstverband uitoefent, indien hij dit slechts in één enkele inrichting uitoefent, of in één of meer inrichtingen waar hij zijn ambt in vast dienstverband uitoefent, indien hij dit in verschillende inrichtingen uitoefent, wordt in gedeeltelijk opdrachtverlies gesteld. »

Art. 75.Artikel 3bis van hetzelfde besluit, vervangen bij het decreet van 29 maart 2001, wordt aangevuld als volgt : « Het personeelslid bedoeld in artikel 1bis van dit besluit wordt slechts in gedeeltelijk opdrachtverlies of ter beschikking gesteld wegens ontstentenis van betrekking nadat er een einde werd gemaakt aan de diensten van de personeelsleden die hetzelfde ambt in een vacante betrekking uitoefenen, zulks in de volgorde vastgesteld in artikel 26ter van het voornoemde koninklijk besluit van 22 maart 1969. »

Art. 76.In artikel 3quater van hetzelfde besluit, vervangen bij het decreet van 29 maart 2001, wordt het volgende lid tussen het eerste lid en het tweede lid ingevoegd; « In het onderwijs voor sociale promotie, bij gelijke dienstanciënniteit, wordt het personeelslid met de kleinste ambtsanciënniteit in gedeeltelijk opdrachtverlies of ter beschikking gesteld wegens ontstentenis van betrekking. Bij gelijke ambtsanciënniteit wordt het minst oude personeelslid in gedeeltelijk opdrachtverlies of ter beschikking gesteld wegens ontstentenis van betrekking. »

Art. 77.Artikel 3sexies van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Regering van 10 juni 1993 en gewijzigd bij de besluiten van de Regering van 4 juli 1994 en 9 januari 1996 en bij het decreet van 8 februari 1999, waarvan deze tekst § 1 zal vormen, wordt aangevuld met een § 2, luidend als volgt : « § 2. In het onderwijs voor sociale promotie voor de diensten gepresteerd vanaf 1 september 1998 wordt de berekening van de dienstanciënniteit bedoeld in artikel 3quater volgens de volgende regels uitgevoerd : 1° de werkelijke diensten gepresteerd in een ambt tellen mee voor een anciënniteit die gelijk is aan 300 dagen, als de gepresteerde diensten per schooljaar ten minste 50 % van het aantal lestijden per jaar vertegenwoordigen dat nodig is om een opdracht in dat ambt te vormen;2° de werkelijke diensten gepresteerd in een ambt tellen mee voor een anciënniteit die gelijk is aan 150 dagen per schooljaar, als de diensten gepresteerd per schooljaar minder dan 50 % van het aantal lestijden per jaar vertegenwoordigen dat nodig is om een volledige opdracht in dat ambt te vormen;3° de duur van de in twee of meer ambten gepresteerde diensten, met volledige of onvolledige prestaties, gelijktijdig uitgeoefend, mag de duur van de diensten gepresteerd in een ambt met volledige prestaties, uitgeoefend tijdens dezelfde lestijd, nooit overschrijden;4° dertig dagen vormen een maand;5° de duur van de in aanmerking komende diensten die het personeelslid telt, mag voor een kalenderjaar nooit twaalf maanden overschrijden.» HOOFDSTUK VII. - Opheffings- en slotbepalingen

Art. 78.Artikel 1 van het decreet van 10 april 1995 houdende dringende maatregelen inzake het onderwijs voor sociale promotie wordt opgeheven.

Art. 79.Dit decreet treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 3 maart 2004.

De Minister-President, belast met de Internationale Betrekkingen, H. HASQUIN De Minister van Cultuur, Ambtenarenzaken, Jeugdzaken en Sport, C. DUPONT De Minister van Kinderwelzijn, belast met het Basisonderwijs, de Opvang en de Opdrachten toegewezen aan de « O.N.E. », J.-M. NOLLET De Minister van Secundair Onderwijs en Buitengewoon Onderwijs, P. HAZETTE De Minister van Begroting, M. DAERDEN De Minister van Kunsten en Letteren en van de Audiovisuele Sector, O. CHASTEL De Minister van Hoger Onderwijs, Onderwijs voor Sociale Promotie en Wetenschappelijk Onderzoek, F. DUPUIS De Minister van Hulpverlening aan de Jeugd en Gezondheid, N. MARECHAL _______ Nota (1) Zitting 2003-2004. Stukken van de Raad. - Ontwerp van decreet, nr. 491-1. - Verslag, nr. 491-2.

Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. - Vergadering van 17 februari 2004.

^