Etaamb.openjustice.be
Decreet van 04 oktober 2018
gepubliceerd op 31 december 2018

Decreet betreffende het Waalse Dierenwelzijnwetboek

bron
waalse overheidsdienst
numac
2018015578
pub.
31/12/2018
prom.
04/10/2018
ELI
eli/decreet/2018/10/04/2018015578/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

4 OKTOBER 2018. - Decreet betreffende het Waalse Dierenwelzijnwetboek (1)


Het Waals Parlement heeft aangenomen en Wij, Waalse Regering, bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.De volgende tekst vormt het Waalse Dierenwelzijnwetboek: "HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen Artikel D.1. Het dier is een gevoelig wezen dat behoeften heeft die volgens zijn aard specifiek zijn.

Dit Wetboek strekt ertoe de gevoeligheid te beschermen en het welzijn van het dier te verzekeren.

Art. D.2. § 1. Het Waalse Gewest voert een beleid dat de bescherming en het welzijn van de dieren beoogt rekening houdende met name met hun fysiologische en ethologische behoeften alsook met hun rollen binnen de maatschappij en het leefmilieu.

In dat opzicht vervult het Waalse Gewest de volgende taken: 1° de burgers over het dierenwelzijn, de bescherming van de dieren en over de wijze waarop ze moeten worden behandeld, informeren en sensibiliseren;2° het werk en de technieken die ertoe strekken het dierenwelzijn te verbeteren, valoriseren;3° initiatieven ondersteunen en nemen ter harmonisering van de Europese normen naar een beter beschermingsniveau van de dieren;4° met de ondersteuning van het onderzoek het dierenwelzijn in alle soorten kwekerijen ondersteunen en bevorderen;5° de ontwikkeling van alternatieven voor dierproeven stimuleren;6° de mishandeling bestrijden;7° voor een opbouwende dialoog tussen de verschillende betrokken partijen inzake dierenwelzijn zorgen. § 2. Het beleid van het Waalse Gewest inzake dierenwelzijn past in een internationale en Europese dimensie. Daartoe verdedigt het Waalse Gewest het respect voor het dierenwelzijn en draagt het bij tot de bescherming van de dieren in de Europese Unie en op internationaal vlak. § 3. Alle beslissingen en regelgevingen waarvoor het Waals Gewest inzake dierenwelzijn bevoegd is, nemen de oriëntaties van dit artikel in acht. § 4. De Regering kan financiële steun verlenen voor initiatieven inzake informatie en bewustmaking ten gunste van het dierenwelzijn volgens de door haar bepaalde modaliteiten.

In het kader van de in het eerste lid bedoelde initiatieven implementeert de Regering, volgens de door haar vastgestelde modaliteiten, een voor minderjarigen bestemde elektronische drager voor educatie en bewustmaking ten gunste van het dierenwelzijn.

Art. D.3. § 1. Dit Wetboek regelt het gedrag van de mens ten opzichte van dieren en bestraft hij die, behalve om gewettigde redenen, handelingen pleegt, waardoor een dier zonder noodzaak omkomt of zonder noodzaak een verminking, een letsel of pijn ondergaat. § 2. Dit Wetboek is van toepassing op de gewervelde dieren.

Het is ook van toepassing op sommige bepaalde ongewervelde dieren: 1° wanneer de bepalingen van dit Wetboek het bepalen; 2° voor de bepalingen van dit Wetboek die door de Regering op basis van wetenschappelijke onderzoeken m.b.t. hun zintuiglijke capaciteiten worden bepaald. HOOFDSTUK II. - Begripsomschrijving Art. D.4. § 1. Voor de toepassing van dit Wetboek wordt verstaan onder : 1° achterlaten: een dier op om het even welke plaats achterlaten met de bedoeling zich ervan te ontdoen en zonder een rechtstreekse overdracht van verantwoordelijkheid te garanderen;2° het slachten: het doden van dieren bestemd voor menselijk verbruik ;3° slachthuis: een voor het slachten van landdieren gebruikte inrichting die valt onder de Verordening (EG) nr.853/2004 van het Europees Parlement en van de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong; 4° gezelschapsdier: een dier dat door de mens wordt gehouden of bedoeld is gehouden te worden om hem hoofdzakelijk gezelschap te houden;5° dier dat voor productiedoeleinden in de landbouw gehouden wordt: een dier gehouden in het kader van een landbouwactiviteit in de zin van het Waals Landbouwwetboek of van een bosbouwactiviteit; 6° huisdier: een dier dat gehouden en gebruikt kan worden in een circus of in een reizende tentoonstelling overeenkomstig de lijst vastgesteld krachtens artikel D.25; 7° exotisch dier: een dier waarvan het soort afkomstig is van een ander ecosysteem dan dat van het Waalse Gewest; 8° vereniging die in het belang van de dieren handelt: een vereniging erkend krachtens artikel D.32; 9° kooi voor de legkippenhouderij: een kooi al dan niet aangepast in de zin van richtlijn 1999/74/EG van de Raad van 19 juli 1999 tot vaststelling van minimumnormen voor de bescherming van legkippen, die bestemd is voor het houden van kippen, of elke soortgelijke ruimte gebruikt in het kader van een landbouwbedrijf dat gebruik maakt van houderijen van batterijkippen;10° circus: een al dan niet mobiele inrichting waarin dieren gehouden worden en kunsten vertonen waartoe zij aangezet worden door een trainer of africhter tot vermaak van het publiek, met uitzondering van een dierentuin;11° verhandelen: de acties die ertoe strekken: a) te koop te stellen;b) in bezit te houden, te verwerven of tentoon te stellen;c) te ruilen;d) te verkopen;e) onder bezwarende titel af te staan;12° een dier houden: het regelmatig of tijdelijk in het bezit hebben van een dier, ongeacht de titel ervan;13° geven: onder kostenloze titel afstaan;14° kwekerij van gezelschapsdieren: een inrichting waarin gezelschapsdieren voor het fokken worden gehouden en verhandeld worden of waarin jongeren van schone nesten of andere bedrijven die aan de wettelijke bepalingen voldoen, verhandeld of gegeven worden;15° handelszaak: een al dan niet voor het publiek toegankelijke inrichting waarin andere dieren dan die welke voor productiedoeleinden in de landbouw worden gehouden, worden gehouden om ze te verhandelen of te geven, met uitzondering van inrichtingen die uitsluitend als levende dieren verkopen, ongewervelde dieren en vissen die als aas voor de visserij worden gebruikt alsook vissen die in bassins worden gehouden en bestemd zijn om te leven in vijvers of slechts één van deze categorieën dieren;16° bedwelmen: elk opzettelijk toegepast procédé dat een pijnloos bewustzijns- en gevoeligheidsverlies veroorzaakt, met inbegrip van elk procédé waarbij de dood onmiddellijk intreedt;17° tentoonstelling van dieren: een verzameling van dieren gehouden met het doel de eigenschappen van de dieren te laten beoordelen of ze ten educatieve titel te vergelijken of voor te stellen en waarvan het hoofddoel niet van handelsaard is;18° reizende tentoonstelling : een mobiele inrichting waarin dieren tentoongesteld worden;19° pleeggezin: een geregistreerde natuurlijke of rechtspersoon die op een bepaalde plaats tijdelijk onderdak en nodige zorgen aan dieren verleent, overeenkomstig de door de Regering bepaalde voorwaarden;20° beheerder van een instelling : de natuurlijke of rechtspersoon die de inrichting beheert of exploiteert;21° gesloten groep: een op basis van een inschrijving of identificatie op sociale netwerken gecreëerde ruimte die enkel toegankelijk is voor personen die door de beheerder van de ruimte toegelaten worden en waarvan de inhoud enkel door die personen ingezien kan worden;22° ponycarrousel: een kermisattractie bestaande uit een piste waar paardachtigen bereden kunnen worden door het publiek of die dienen als trekkracht;23° gemeentelijke markt: een bijeenkomst van ambulante handelaars die, op vaste periodes, op een openbare plaats erkend door het gemeentebestuur waren verhandelen of geven;24° dierenmarkt: een verzameling van dieren gehouden met het doel die te verhandelen;25° Minister : de Minister van Dierenwelzijn;26° het doden: elk opzettelijk procédé dat de dood van een dier veroorzaakt;27° dierentuin: een inrichting die minstens zeven dagen per jaar voor het publiek toegankelijk is, waar levende dieren behorende tot niet gedomesticeerde soorten worden gehouden en tentoongesteld, met inbegrip van dierenparken, safariparken, aquaria en gespecialiseerde verzamelingen, evenwel met uitzondering van circussen, rondreizende tentoonstellingen en handelszaken voor dieren of andere soorten inrichtingen bepaald door de Regering;28° dierenpensioen: een instelling waar gedurende beperkte tijd en tegen vergoeding, onderdak en nodige zorgen aan door hun verantwoordelijke toevertrouwde dieren worden verleend;29° dierenasiel: een al dan niet openbare erkende instelling die beschikt over de gepaste uitrusting om huisvesting en onderdak en nodige zorgen te verschaffen aan verloren, achtergelaten, vrijwillig onder kostenloze titel afgestane, in beslag genomen of verbeurdverklaarde dieren, met uitzondering van de inrichtingen die door de bevoegde overheden erkend zijn voor opvang van uitsluitend dieren die tot de inheemse fauna behoren;30° verantwoordelijke van een dier: iedere persoon, eigenaar of houder van een dier, die er gewoonlijk een onmiddellijk beheer of toezicht op uitoefent;31° gespecialiseerd tijdschrift of gespecialiseerde website: een tijdschrift of een website waarvan de advertenties uitsluitend verband houden met de verhandeling van dieren of van goederen en diensten die rechtstreeks daarop betrekking hebben;32° vervoer: de verplaatsing van dieren met behulp van een of meerdere vervoermiddelen en de daarmee samenhangende activiteiten, zoals laden, lossen, overladen en rusten, tot aan het moment waarop alle dieren op de plaats van bestemming zijn uitgeladen;33° reis: de hele vervoerverrichting van de plaats van vertrek tot de plaats van bestemming, met inbegrip van het lossen, het huisvesten en het laden op tussenliggende punten van het vervoer;34° lange reis: een reis die acht uren overschrijdt vanaf het moment waarop het eerste dier van de partij wordt verplaatst. § 2. Voor de toepassing van Hoofdstuk 8 wordt verstaan onder : 1° dierproef: elk al dan niet invasief gebruik van een dier voor experimentele of andere wetenschappelijke doeleinden, waarvan het resultaat bekend of onbekend is, of voor onderwijskundige doeleinden, die bij het dier evenveel of meer pijn, lijden, angst of blijvende schade kan veroorzaken als het inbrengen van een naald volgens goed diergeneeskundig vakmanschap;2° project: elk werkprogramma met een welomschreven wetenschappelijk doel dat een of meer dierproeven omvat;3° inrichting voor proefdieren: elke installatie, elk gebouw, elke groep van gebouwen of elk ander pand, met inbegrip van ruimten die niet volledig zijn afgeperkt of overdekt, alsook verplaatsbare voorzieningen;4° kweker: elke natuurlijke persoon of elke rechtspersoon die door de Regering te bepalen dieren fokt teneinde hen te gebruiken in proeven of hun weefsels of organen voor wetenschappelijke doeleinden te gebruiken, al dan niet met winstoogmerk;5° leverancier: elke natuurlijke persoon of elke rechtspersoon die geen kweker is en die dieren levert voor gebruik in proeven of voor het gebruik van hun weefsels of organen voor wetenschappelijke doeleinden, al dan niet met winstoogmerk;6° Minister : de Minister van Dierenwelzijn;7° gebruiker: elke natuurlijke persoon of elke rechtspersoon die dieren in proeven gebruikt, al dan niet met winstoogmerk. Wat 1° betreft, omvat dit iedere handeling waarvan het doel of het mogelijke gevolg de geboorte of het uit het ei breken van een dier is, dan wel het in een dergelijke toestand brengen en houden van een genetisch gemodificeerde dierenvariëteit, maar omvat niet het doden van dieren met als enig doel het gebruik van hun organen of weefsels. HOOFDSTUK III. - Het houden van dieren Afdeling 1 - Algemeenheden

Art. D. 5. Met uitzondering van artikel D.7 is dit hoofdstuk niet van toepassing op dieren gehouden in het kader van een dierproef geregeld overeenkomstig Hoofdstuk 8.

Onderafdeling 1. - Algemene beginselen Art. D.6. § 1. Een vergunning is nodig om een dier te houden.

Elke persoon is van rechtswege en op immateriële wijze houder van de in het eerste lid bedoelde vergunning, voor zover de vergunning niet voortdurend of tijdelijk is ingetrokken krachtens een rechterlijke of administratieve beslissing die in kracht van gewijsde is gegaan, wegens een overtreding van dit Wetboek of de uitvoeringsbesluiten ervan. Wanneer de persoon die het dier houdt, een natuurlijke persoon is, moet ze meerjarig zijn. § 2. Onverminderd § 1 moet elke persoon die een dier houdt, vaardig en bekwaam zijn om bedoeld dier te houden.

Op advies van de "Conseil wallon du bien-être des animaux" (Waalse raad voor dierenwelzijn) kan de Regering regels vaststellen wat betreft de nodige vaardigheden en bekwaamheden van de personen die een dier houden. Zij kan met name het houden van een dier onderwerpen aan een systeem van vergunningen. § 3. Voor wat betreft de dieren die voor productiedoeleinden in de landbouw binnen de inrichting gehouden worden, geldt de overeenkomstig het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning verleende milieuvergunning of verrichte aangifte als vergunning voor het houden van een dier bedoeld in § 1.

Art. D.7. Het is verboden een dier achter te laten.

Onderafdeling 2. - Voorwaarden inzake onderdak en houden Art. D.8. § 1. Ieder persoon verschaft het dier dat hij houdt, voeding, verzorging en huisvesting of onderdak die in overeenstemming zijn met zijn aard, zijn fysiologische en ethologische behoeften, zijn gezondheidstoestand en zijn graad van ontwikkeling, aanpassing of domesticatie.

De ruimte, de verlichting, de temperatuur, de luchtvochtigheid, de verluchting en de overige milieuvoorwaarden moeten overeenstemmen met de fysiologische en ethologische behoeften van de soort. § 2. De Regering kan bijkomende regels betreffende de voorwaarden inzake het houden en de huisvesting voor de verschillende soorten en categorieën dieren vaststellen. § 3. Dit artikel doet geen afbreuk aan de normen vastgesteld voor de kwekerijen van dieren gehouden voor productiedoeleinden in de landbouw.

Art. D.9. § 1. Niemand mag de bewegingsvrijheid van een dier dat zodanig beperken dat het aan vermijdbare pijnen, lijden of letsels is blootgesteld. Een dier mag niet voortdurend vastgemaakt worden.

In de gevallen die geen afbreuk doen aan het eerste lid moet het vastgemaakte of opgesloten dier voldoende ruimte en bewegingsvrijheid krijgen, in overeenstemming met zijn fysiologische en ethologische behoeften. § 2. De Regering kan: 1° bijkomende regels betreffende de bewegingsvrijheid van de verschillende soorten en categorieën dieren vaststellen;2° sommige methodes verbieden die de bewegingsvrijheid van een dier beperken. Art. D 10. Elk dier dat buiten wordt gehouden beschikt over een natuurlijke beschutting of een schuilhok die het dier kan beschermen tegen de schadelijke gevolgen van wind, zon en regen.

Bij gebrek aan een in het eerste lid bedoelde schuilplaats en bij weersomstandigheden die van invloed kunnen zijn op zijn welzijn, wordt het dier op een geschikte plaats ondergebracht.

Onderafdeling 3. - Achtergelaten, verloren en zwervende dieren Art. D. 11. De gemeente beheert de op haar grondgebied achtergelaten, verloren en zwervende dieren overeenkomstig deze onderafdeling. Ze kan een overeenkomst sluiten om een dierenasiel of een dierentuin aan te wijzen waaraan deze dieren overeenkomstig artikel D.12 rechtstreeks worden toevertrouwd. Deze aanwijzig wordt ter attentie van de bevolking bekendgemaakt.

De Regering kan de minimale inhoud van de in het eerste lid bedoelde overeenkomst vaststellen en de modaliteiten bepalen volgens welke de dieren aan het dierenasiel worden toevertrouwd.

Art. D.12. § 1. Elke persoon die een achtergelaten, verloren of zwervend dier vindt, verwittigt zo spoedig mogelijk de gemeente van de plaats waar het dier is gevonden. De gemeente plaatst onmiddellijk het dier: 1° in een dierenasiel dat, in voorkomend geval, de in artikel D.11 bedoelde overeenkomst heeft ondertekend; 2° in een dierentuin, wanneer de soort het vereist. In afwijking van het eerste lid, 1° , stelt het dierenasiel, wanneer er geen ruimte is om het dier in goede omstandigheden op te vangen om het de nodige zorg te verlenen, een pleeggezin voor dat het betrokken dier kan opvangen en het zorg en een passende huisvesting kan verschaffen.

Bij gebrek aan ruimte in de dierenasielen en pleeggezinnen kan de Regering een andere verblijfplaats bepalen volgens de modaliteiten en voorwaarden die zij vaststelt. § 2. Bij de aankomst van een dier waarvoor een identificatie- en registratieplicht geldt, gaat de persoon die overeenkomstig § 1 voor de huisvesting ervan zorgt, na of bedoeld dier een identificatieteken draagt.

Voor de dieren die een identificatieteken dragen, probeert de voor de verzorging van het dier verantwoordelijke persoon de verantwoordelijke van het dier terug te vinden en verwittigt hij laatstgenoemde zo spoedig mogelijk wanneer het dier wordt geïdentificeerd. § 3. Het dier wordt gedurende 20 dagen te rekenen van de dag waarop het opgevangen is, ter beschikking gesteld van zijn verantwoordelijke.

Na afloop van die termijn wordt het dierenasiel of de dierentuin er de eigenaar van. § 4. De persoon die zijn dier achtergelaten of verloren is, moet de kosten voor de ontferming over het dier betalen, ongeacht of het al dan niet aan hem wordt teruggegeven.

Art. D.13. § 1. Wanneer het opgevangen achtergelaten, verloren of zwervende dier gewond raakt, moet de nodige zorg worden verleend voordat het dier overeenkomstig artikel D.12 wordt toevertrouwd.

De Regering wijst de persoon aan die de kosten eigen aan die zorg moet betalen. § 2. In afwijking van § 1 kan het achtergelaten, verloren of zwervende dier onverwijld gedood worden: 1° op beslissing van de burgemeester wanneer er dwingende en dringende redenen van openbare veiligheid zijn;2° op beslissing van een dierenarts die het om welzijnredenen nuttig acht. De identificatiegegevens van het dier alsook de redenen van het doden worden tijdens één jaar door de gemeente en door de persoon die krachtens artikel D.12 voor de huisvesting ervan zorgt, bewaard. De redenen worden aan de verantwoordelijke van het dier meegedeeld wanneer bedoeld dier geïdentificeerd kan worden.

De verantwoordelijke van het dier dat wegens de in het eerste lid bedoelde redenen gedood is, moet de aan het doden eigen kosten betalen.

Art. D.14. Wanneer het gezelschapsdier overeenkomstig onderafdeling 4 het voorwerp uitmaakt van een identificatie- en registratieplicht, identificeert de gemeente het op het openbaar domein dood gevonden gezelschapsdier en brengt ze er de verantwoordelijke van het dier in kennis daarvan.

Onderafdeling 4. - Identificatie van de gezelschapsdieren Art. D.15. § 1. Voor de door haar bepaalde soorten kan de Regering maatregelen nemen om de gezelschapsdieren te identificeren en te registreren. In dit geval bepaalt ze het tarief van de heffing voor de identificatie en de registratie ten laste van de verantwoordelijke van het dier.

De verantwoordelijke van een gezelschapsdier laat bedoeld dier identificeren en registreren volgens de door de Regering bepaalde modaliteiten. § 2. De heffing voor de identificatie en de registratie van een gezelschapsdier kan verhoogd worden met een bijdrage voor de bestrijding van achterlatingen, waarvan het bedrag door de Regering wordt bepaald.

Voor honden en katten wordt het bedrag van de in het eerste lid bedoelde bijdrage bepaald op: 1° 4 euro per hond en 1 euro per kat wanneer de persoon die tot de identificatie en de registratie overgaat, een particulier is; 2° 20 euro per hond en 5 euro per kat wanneer de persoon die tot de identificatie en de registratie overgaat, over een erkenning in de zin van artikel D.28 beschikt. § 3. De in § 2 bedoelde bijdrage is ten laste van de persoon die tot de identificatie en de registratie overgaat. Deze bijdrage wordt bestemd voor de afdeling "bescherming tegen het achterlaten en de mishandeling van dieren" van het in hoofdstuk 10 bedoelde Begrotingsfonds voor Dierenwelzijn.

De dierenasielen, de verenigingen die in het belang van de dieren handelen en de pleeggezinnen worden van de betaling van de bijdrage vrijgesteld.

De Regering bepaalt de modaliteiten voor de inning van de heffing en van de bijdrage.

Art. D.16. § 1. Wanneer een gezelschapsdier geïdentificeerd en geregistreerd wordt, wordt de persoon voor wie is meegedeeld dat hij verantwoordelijk is voor het dier, geacht de eigenaar ervan te zijn.

Dit vermoeden is weerlegbaar door alle rechtsmiddelen. § 2. De Regering bepaalt de gevallen volgens welke het in § 1 bedoelde vermoeden niet van toepassing is.

Art. D.17. Niemand mag een niet-geïdentificeerd of niet-geregistreerd dier overeenkomstig de bepalingen van dit Wetboek en de uitvoeringsbesluiten daarvan houden.

Het eerste lid is niet van toepassing op de dierenasielen, de pleeggezinnen en de door de Regering bepaalde verenigingen die in het belang van het dier handelen.

Art. D.18. Wanneer een dierenarts vaststelt dat een gezelschapsdier dat hem wordt voorgesteld, niet-geïdentificeerd en niet-geregistreerd wordt overeenkomstig de bepalingen van dit Wetboek en de uitvoeringsbesluiten ervan, gaat hij, behalve schriftelijke weigering van de verantwoordelijke van het dier, over tot de identificatie en de registratie van het dier op kosten van de verantwoordelijke van het dier.

In voorkomend geval bewaart de dierenarts de in het eerste lid bedoelde weigering tijdens twee jaar en maakt hij ze over volgens de door de Regering bepaalde modaliteiten.

Onderafdeling 5. - Controle op de voortplanting van dieren Art. D.19. § 1. Om hun welzijn te verzekeren kan de Regering maatregelen treffen om de voortplanting van sommige dieren te beperken. Deze maatregelen kunnen betrekking hebben op een specifieke groep of een bepaald dier.

De Regering kan financiële steun verlenen voor elk initiatief in dat verband volgens de door haar bepaalde modaliteiten. § 2. Paragraaf 1 doet geen afbreuk aan de regelgevingen toepasselijk op dieren gehouden voor productiedoeleinden in de landbouw.

Onderafdeling 6. - Dieren die gehouden mogen worden Art. D.20. § 1. De Regering kan lijsten van categorieën dieren vaststellen om er het houden van te beperken.

Wanneer een dergelijke lijst wordt vastgesteld, mogen alleen de in de lijst bedoelde soorten gehouden worden. § 2. In afwijking van § 1, tweede lid, mogen de soorten die niet in de vastgestelde lijsten worden opgenomen, gehouden worden door: 1° een dierentuin;2° een gespecialiseerde particulier of een landbouwer: a) voor de dieren gehouden voor de datum van inwerkingtreding van de betrokken lijst, of; b) erkend na advies van de in artikel D.22 bedoelde Commissie; 3° een dierenarts voor de dieren die tijdelijk voor diergeneeskundige verzorging worden toevertrouwd; 4° een dierenasiel of een pleeggezin, voor de dieren: a) in beslag genomen en geplaatst in het dierenasiel of in een pleeggezin overeenkomstig artikel D.149bis van Boek I van het Milieuwetboek of: b) verloren of achtergelaten voor zover het gaat om dieren beoogd bij de erkenning van het dierenasiel. De Regering bepaalt de procedure en de voorwaarden voor de toepassing van het eerste lid, 2°.

Er wordt een retributie verschuldigd voor de in het eerste lid, 2°, b) bedoelde erkenningsaanvraag, volgens het door de Regering bepaalde tarief.

Art. D. 21 Het is verboden de volgende dieren te houden: 1° een walvisachtige;2° dieren bestemd uitsluitend of voornamelijk voor de productie van pels. Onderafdeling 7. - De "Commission wallonne des parcs zoologiques" (Waalse Dierentuinencommissie) Art. D.22. § 1. De Regering richt een Waalse Dierentuinencommissie op, die belast is met de volgende opdrachten: 1° advies uitbrengen over de vaststelling van normen betreffende de dierentuinen en het houden van exotische dieren; 2° advies uitbrengen voor de erkenning van de gespecialiseerde particulier en de landbouwer bedoeld in artikel D.20, § 2, 2°, b); 3° elke opdracht in verband met het houden van exotische dieren die haar worden toevertrouwd door de Regering of de Minister. § 2. De Regering bepaalt de samenstelling en de werking van de Waalse Dierentuinencommissie alsook de aanwijzingsregels van haar leden. De leden zijn deskundigen erkend voor hun studies of hun gespecialiseerde vaardigheden betreffende het gedrag van de diersoorten, de voorwaarden voor de huisvesting van dieren of de pedagogische aspecten in dierentuinen. § 3. Een activiteitenverslag van de activiteiten van de Waalse Dierentuinencommissie wordt jaarlijks aan de Minister overgemaakt. Afdeling 2. - Gebruik van dieren voor ontspanningsdoeleinden

Art. D.23. Het is verboden: 1° dierengevechten of schietoefeningen op dieren te organiseren, er met zijn dieren of als toeschouwer aan deel te nemen, eraan op enigerlei wijze medewerking te verlenen of over de uitslag ervan weddenschappen in te richten of aan deze weddenschappen deel te nemen;2° een dier te gebruiken voor africhting, enscenering, reclame of gelijkaardige doeleinden wanneer het kan leiden tot vermijdbare pijn, lijden of letsel;3° honden te gebruiken als dieren voor de tractie, onder voorbehoud van de afwijkingen toegekend onder de door de Regering bepaalde voorwaarden;4° paardachtigen te gebruiken in een ponycarrousel. In afwijking van het eerste lid, 4°, worden het houden en het gebruik van paardachtigen in een ponycarrousel tot 31 december 2022 toegelaten voor de verantwoordelijke van een ponycarrousel die reeds actief is en die geregistreerd is binnen de door de Regering bepaalde termijn. De Regering legt de registratieprocedure vast.

Art. D. 24. De Regering kan maatregelen voorschrijven om het welzijn van dieren te verzekeren die voorgesteld worden in dierententoonstellingen of die voor africhting, reclame, enscenering, wedstrijden, competities, demonstraties, kermissen of gelijkaardige doeleinden worden gebruikt.

In het kader van de in het eerste lid bedoelde evenementen bepaalt de Regering volgens de gevallen: 1° de regels die worden opgelegd aan de organisatoren en hun aangestelden;2° de verboden stoffen die als doel hebben de prestaties van dieren te beïnvloeden of die het testen van dergelijke stoffen kunnen verhinderen . Art. D.25. § 1. De andere dieren dan de huisdieren mogen niet gehouden worden, noch gebruikt worden in de circussen en rondreizende tentoonstellingen. § 2. De Regering bepaalt: 1° de lijst van de huisdieren die gehouden mogen worden en gebruikt mogen worden in de circussen en rondreizende tentoonstellingen;2° de voorwaarden die voor het welzijn van de in 1° bedoelde nageleefd moeten worden. De in het eerste lid, 2°, bedoelde voorwaarden hebben met name betrekking op: 1° de identificatie van de dieren en van hun verantwoordelijken;2° de begeleiding;3° de huisvesting;4° het vervoer;5° de omgang met de dieren;6° het aantal en de bekwaamheid van het personeel ;7° de standplaatsen. Afdeling 3. - Het houden door vaklieden

Onderafdeling 1. - Dieren gehouden voor productiedoeleinden in de landbouw Art. D.26. De Regering kan specifieke regels inzake dierenwelzijn vaststellen voor het houden van de dieren gehouden voor productiedoeleinden in de landbouw.

De Regering kan financiële steun verlenen voor elk initiatief waarbij, voor het houden van dieren, op vrijwillige wijze betere voorwaarden inzake dierenwelzijn worden bepaald of uitgevoerd. Ze bepaalt de modaliteiten van die steun.

Art. D.27. De installatie of het in gebruik nemen van kooien voor de legkippenhouderij is verboden.

Onderafdeling 2. - Dieren gehouden voor andere doeleinden dan de landbouwproductie Art. D.28. § 1. De exploitatie van een kwekerij van gezelschapsdieren met betrekking tot honden of katten, een asiel, een dierenpensioen, een handelszaak voor dieren of een dierentuin is onderworpen aan een voorafgaande erkenning.

Voor andere inrichtingen of andere kwekerijen dan die bedoeld in het eerste lid en voor bepaalde soorten inrichtingen met beperkte capaciteiten kan de Regering: 1° de in het eerste lid bedoelde verplichting uitbreiden;2° de erkenningsplicht vervangen door een vergunnings- of registratieplicht volgens de door haar bepaalde procedure en voorwaarden. § 2. De erkenning wordt met name geweigerd wanneer niet aan de voorwaarden voor het verlenen van de erkenning wordt voldaan of wanneer de vergoeding niet wordt betaald. § 3. De beheerder van de inrichting en zijn aangestelden leven de erkenningsvoorwaarden na.

De Regering bepaalt de voorwaarden voor de uitoefening van de in § 1 bedoelde activiteiten . Die voorwaarden kunnen met name betrekking hebben op de bevoegdheden en de vorming van het in dienst zijnde personeel. § 4. De lijst van de erkende inrichtingen wordt bekendgemaakt op de website van de Waalse Overheidsdienst en om de drie maanden bijgewerkt. § 5. De Regering kan elk initiatief ondersteunen waarbij, voor het houden van dieren, op vrijwillige wijze betere voorwaarden inzake dierenwelzijn worden bepaald of uitgevoerd. Ze bepaalt de modaliteiten van die steun.

Art. D.29. § 1. De Regering kan op elk ogenblik de in artikel D.28 bedoelde erkenning schorsen of intrekken, indien ze niet meer aan de erkenningsvoorwaarden voldoet of bij overtreding van dit Wetboek of van de uitvoeringsbesluiten ervan.

Voor de eigenaar en de beheerders van de inrichting, de verantwoordelijke personen voor het welzijn van of het toezicht op de dieren en degenen die verantwoordelijk zijn voor de in de eerste alinea bedoelde overtreding, houdt de in het eerste lid bedoelde intrekking het verbod in om tijdens een minimale duur van twee jaar een erkenning zoals bedoeld in artikel D.28 rechtstreeks of onrechtstreeks aan te vragen. Tijdens deze periode mogen die personen bovendien geen inrichting zoals bedoeld in artikel D.28 rechtstreeks of onrechtstreeks beheren of er een direct of ondirect toezicht uit te oefenen op de dieren. § 2. De gewestelijke sanctionerend ambtenaar kan overgaan tot de schorsing of de intrekking van de erkenning overeenkomstig artikel D.163bis van Boek I van het Milieuwetboek. De intrekking van de erkenning heeft de in § 1, tweede lid, bedoelde effecten tot gevolg. § 3. Wanneer de in het kader van de inrichting gebruikte dieren na de intrekking van haar erkenning steeds in de inrichting gehouden worden, staat de houder van de erkenning binnen vijftien dagen na de intrekking van de erkenning de dieren af aan elke persoon die ze krachtens dit Wetboek kan houden. De op die manier aangewezen personen verlenen aangepaste zorgen en onderdak aan de dieren.

Bij gebrek aan afstand binnen de in het eerste lid bedoelde termijn worden die dieren definitief afgestaan aan één of meerdere dierenasielen of aan één of meerdere pleeggezinnen die door de dierenasielen worden voorgesteld.

De Regering bepaalt de modaliteiten van de in het eerste lid en het tweede lid bedoelde afstand.

Bij gebrek aan ruimte in de dierenasielen en pleeggezinnen kan de Regering een andere verblijfplaats bepalen volgens de modaliteiten en voorwaarden die zij vaststelt.

Art. D.30. § 1. De Regering bepaalt de voorwaarden en modaliteiten voor de toekenning, de handhaving, de verlenging, de schorsing en de intrekking van de erkenning van de in artikel D.28 bedoelde inrichtingen naar gelang van de aard van de inrichting, van de gehouden dierensoorten en van hun aantal.

Voor de erkenning van de dierentuinen kan de Regering de in het eerste lid bedoelde voorwaarden bepalen na advies van de in artikel D.22 bedoelde Waalse Dierentuinencommissie. § 2. De Regering bepaalt het bedrag van de retributie die de erkenningskosten dekt, en kan er de dierentuinen van vrijstellen.

Art. D.31. § 1. Het is verboden de benaming "dierentuin" te gebruiken zonder in het bezit te zijn van de in artikel D.28 bedoelde erkenning . § 2. Elke dierentuin deelt uiterlijk op 31 maart een jaarlijks activiteitenverslag aan de Minister mede, dat minstens de statistieken betreffende het aantal opgevangen dieren, het aantal adopties en het aantal uitgevoerde dodingen bevat.

Het in het eerste lid bedoelde verslag maakt melding van de betrekkingen die het dierenasiel heeft met de verenigingen die in het belang van de dieren handelen en met pleeggezinnen.

De Regering kan de vorm en de inhoud van het in het eerste lid bedoelde verslag nader bepalen en kan voorzien in elke maatregel die de bevordering van het herplaatsen van dieren van de in dierenasielen gehuisveste dieren beoogt. § 3. Een platform waarmee het publiek ingelicht kan worden over de binnen elk dierenasiel beschikbare plaatsen, wordt door de Regering opgericht en bijgewerkt. De dierenasielen werken actief mee aan dit platform, waarbij ze de relevante gegevens regelmatig overmaken.

Art. D.32. § 1. De uitoefening van sommige opdrachten door een vereniging wordt onderworpen aan een voorafgaande erkenning.

De in het eerste lid bedoelde opdrachten zijn: 1° de adoptiehulpverlening;2° de sterilisatie van zwervende dieren;3° het beheer en de supervisie van pleeggezinnen; 4 ° de organisatie van de tenlasteneming van achtergelaten, verloren en zwervende dieren, 5° de tenlasteneming van de dieren die niet ter adoptie kunnen worden aangeboden;6° de hulp en de steun voor mishandelde dieren. § 2. De Regering bepaalt de voorwaarden en modaliteiten voor de toekenning, de handhaving, de verlenging, de schorsing en de intrekking van de erkenning van de in § 1 bedoelde verenigingen naar gelang van de opdracht van de vereniging, van de gehouden dierensoorten en van hun aantal. Ze bepaalt de uitoefeningsvoorwaarden van de bedoelde opdracht.

Art. D.33. § 1. De uitoefening van de opdrachten van een pleeggezin wordt onderworpen aan een voorafgaande registratie.

De Regering bepaalt de modaliteiten van de registratie alsook de duur en de eventuele verlenging ervan. § 2. De Regering kan voorwaarden vaststellen betreffende de huisvesting van de dieren binnen pleeggezinnen, hun aantal en de samenwerkingsmodaliteiten met de dierenasielen alsook met de verenigingen die in het belang van de dieren handelen.

Onderafdeling 3. - Erkenning van de dierenmarkten Art. D.34. De Regering kan de erkenningvoorwaarden van de dierenmarkten bepalen. HOOFDSTUK IV. - Verboden praktijken en toegelaten ingrepen op de dieren Art. D.35. Dit hoofdstuk is niet van toepassing op de dierenproeven die overeenkomstig Hoofdstuk 8 geregeld worden.

Art. D.36. § 1. Het is verboden één of meer ingrepen bij een dier te verrichten, waarbij één of meerdere gevoelige delen van het lichaam worden verwijderd of beschadigd. § 2. Paragraaf 1 is niet van toepassing op de ingrepen: 1° die medisch gezien nodig zijn voor de gezondheid en het welzijn van het dier;2° die op grond van de wetgeving inzake de dierenziektebestrijding verplicht zijn;3° die nodig zijn voor het nutsgebruik van het dier of voor de beperking van de voortplanting van de diersoort, die vermeld zijn in een door de Regering vastgestelde lijst. Voor de toepassing van het eerste lid, 1° en 3°, kan de Regering de gevallen, de voorwaarden en methodes bepalen, volgens welke die ingrepen kunnen worden uitgevoerd.

Voor de toepassing van het eerste lid, 1°, behoudt de dierenarts gedurende twee jaar een schriftelijk verslag, waarbij de noodzaak van de ingreep wordt bewezen, behalve als het gaat om een castratie of een sterilisatie. Hij maakt dit verslag over volgens de door de Regering bepaalde modaliteiten.

Art. D.37. § 1. Geen enkele pijnlijke ingreep mag bij een dier verricht worden zonder verdoving. § 2. In afwijking van § 1 is de verdoving niet noodzakelijk: 1° wanneer het gebrek aan verdoving door een schriftelijke motivering van een dierenarts wordt gerechtvaardigd; 2° voor sommige ingrepen bepaald door de Regering overeenkomstig artikel D.36, § 2, 3°, en onder de door haar bepaalde voorwaarden.

Art. D.38. Het is verboden een dier dat een bij artikel D.36 verboden ingreep heeft ondergaan tot een tentoonstelling, keuring of wedstrijd toe te laten.

In ieder geval is het verboden een paardachtige of hond die een amputatie van de staart of van de oren heeft ondergaan tot een tentoonstellingen of wedstrijd toe te laten.

Art. D.39. Het is verboden: 1° de aanvalsdrift van een dier op te drijven in de door de Regering bepaalde gevallen;2° seksuele betrekkingen te hebben met een dier;3° een dier arbeid te laten verrichten, die kennelijk zijn natuurlijke krachten te boven gaat;4° de vocale vaardigheden van een vogel te verbeteren door hem te verblinden;5° een dier onder dwang voeder of drinken toe te dienen, behalve om medische redenen of in gespecialiseerde, door de Regering bepaalde kwekerijen en onder de door haar gestelde voorwaarden;6° een dier een stof toe te dienen die het pijn of letsel kan berokkenen behalve om medische redenen;7° een dier per post te verzenden;8° een dier kunstmatig te verven, te kleuren, te laten verven of te laten kleuren;9° dieren als prijs, beloning of gift uit te loven of uit te reiken bij wedstrijden, verlotingen, tombola's, weddenschappen of andere gelijkaardige evenementen, behalve de afwijkingen welke door de Regering kunnen verleend worden volgens de voorwaarden die ze bepaalt;10° een straatpaardenkoers te organiseren of eraan deel te nemen, waarbij de koers geheel of gedeeltelijk gelopen wordt op een hard materiaal; 11° haar en veren op levende dieren te verzamelen, met uitzondering van methoden die worden gebruikt om het dier te identificeren, om medische redenen of om toezicht te houden op de naleving van de krachtens artikel D.24, tweede lid, 2°, vastgestelde normen; 12° een lijmval te gebruiken. Voor de toepassing van het eerste lid, 8°, blijft de gedeeltelijke kleuring toegestaan voor dieren die worden gehouden voor productiedoeleinden in de landbouw, voor de duivensport en andere door de Regering bepaalde activiteiten. De Regering kan de voorwaarden voor de gedeeltelijke kleuring van deze dieren vaststellen.

Voor de toepassing van het eerste lid, 9 °, kunnen de afwijkingen slechts worden verleend ter gelegenheid van feesten, jaarmarkten, wedstrijden en andere manifestaties met een professioneel of geassimileerd karakter.

Art. D.40. Op advies van de "Conseil wallon du bien-être des animaux" (Waalse raad voor dierenwelzijn) kan de Regering het gebruik van accessoires of producten die vermijdbare pijn, lijden of letsel bij dieren veroorzaken, verbieden of beperken.

Art. D. 41. Voor de in artikel D.36, § 2, eerste lid, 3°, bedoelde praktijken die van dien aard zijn dat ze het welzijn van het betrokken dier beperken, kan de Regering financiële steun verlenen voor elk initiatief dat ertoe strekt praktijken te ontwikkelen of uit te voeren, waarbij een beter welzijnniveau voor het dier verzekerd wordt.

Ze bepaalt de modaliteiten van die steun.

De Regering kan financiële steun verlenen voor elk initiatief dat ertoe strekt accessoires of producten te ontwikkelen of uit te voeren, waarbij een beter welzijnniveau voor het dierverzekerd wordt. Ze bepaalt de modaliteiten van die steun. HOOFDSTUK V. - Handel in dieren Art. D.425. Met uitzondering van de artikelen D.48 tot en met D.52 is dit hoofdstuk niet van toepassing op dieren gehouden in het kader van een dierproef geregeld overeenkomstig Hoofdstuk 8. Afdeling 1. - Algemene beginselen

Art. D.43. De Regering kan na advies van de "Conseil wallon du bien-être des animaux" voorwaarden vaststellen voor de verhandeling van de dieren. Deze voorwaarden hebben betrekking op de leeftijd van de te koop aangeboden dieren, hun identificatie, hun herkomst, de aan de koper te geven informatie, de waarborgen voor de koper en de getuigschriften in verband hiermede, de begeleiding, de verpakking, de aanbieding en de tentoonstelling voor de verhandeling, het verkrijgen van een erkenning in voorkomend geval en de naleving van sommige kweekomstandigheden.

De Regering kan de minimale inhoud van de contracten voor de verkoop of de adoptie van dieren vaststellen.

Art. D.44. Om de verhandeling of de schenking van een dier te vergemakkelijken, is het verboden informatie te vervalsen, met name over de leeftijd, de herkomst, de gezondheidstoestand of de naam van een dier dat bestemd is om in de handel te worden gebracht.

Art. D.45. Het is verboden: 1° een kredietovereenkomst te sluiten in de zin van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet met het oog op de aankoop van een gezelschapsdier;2° dieren te verhandelen of te geven aan een minderjarige persoon;3° huis-aan-huis te gaan om een dier te verhandelen of te geven;4° saldo's, kortingen en rabatten aan te plakken voor het in de handel brengen van een dier;5° een dier in de vorm van gezamenlijke verkoop aan te bieden;6° een dier te verhuren en te huren behalve in de gevallen toegelaten door de Regering. De in het eerste lid, 1°, 3°, 4° en 6°, bedoelde verboden zijn niet van toepassing op de dieren gehouden voor productiedoeleinden in de landbouw.

Art. D.46. § 1. Het is verboden de volgende dieren te verhandelen of te geven: 1° een dier dat niet geïdentificeerd en niet geregistreerd is overeenkomstig de wettelijke en reglementaire voorschriften;2° een dier dat op het Waalse grondgebied bedrieglijk wordt ingediend of illegaal wordt gehouden; 3° een dier waarbij een bij artikel D.36 verboden ingreep is verricht tenzij bewezen kan worden dat de ingreep verricht is voor de inwerkingtreding van het verbod; 4° een dier dat een handeling bedoeld in artikel D.39, eerste lid, 4° en 8°, heeft ondergaan.

In afwijking van het eerste lid worden de dierenasielen toegelaten om een dier bedoeld in het eerste lid voor adoptie op te geven of te laten adopteren. Wanneer een dierenasiel een dier opvangt, dat overeenkomstig de wettelijke en reglementaire voorschriften niet geïdentificeerd en niet geregistreerd is, laat bedoeld dierenasiel het dier identificeren en registreren vóór elke adoptie. § 2. Het is verboden een dier dat in een dierenasiel is geadopteerd, te verhandelen. § 3. De Regering kan de verhandeling of de schenking van niet-gespeende dieren of van vroegtijds gespeende dieren geheel of gedeeltelijk verbieden.

Art. D.47. § 1. Het is verboden de volgende dieren op een openbare plaats te verhandelen of te geven: 1° een hond of een kat;2° een ander dier dan een hond of en kat, behalve op een dierenmarkt, een gemeentelijke markt en bij een tentoonstelling van dieren met inachtneming van de door de Regering vastgelegde voorwaarden. De Regering kan de verhandeling of de donatie van dieren op gemeentelijke markten, op dierenmarkten en bij een tentoonstelling van dieren beperken tot die dierensoorten waarvan ze de lijst bepaalt. § 2. Het is verboden een dier in de etalages van de inrichtingen tentoon te stellen met het oog op zijn verhandeling of zijn donatie. § 3. Een hond of een kat mag niet gehouden worden met het oog op zijn verhandeling of zijn donatie in de winkelruimte van een handelszaak voor dieren of in de aanhorigheden ervan. Afdeling 2. - Publiciteit met het oog op de verhandeling en de

schenking van dieren Art. D.48. De artikelen D.49 tot D.51 zijn van toepassing op de bekendgemaakte advertenties, ongeacht de drager, ter bestemming van een persoon gevestigd op het grondgebied van het Waalse Gewest.

Art. D.49. § 1. Wanneer ze een dier betreft, waarvan het houden toegelaten is, wordt de publiciteit met het oog op het verhandelen van een dier alleen toegelaten : 1° in een gespecialiseerd tijdschrift of op een gespecialiseerde website, die door de Regering volgens de door haar bepaalde procedure als gespecialiseerd erkend wordt;2° in een gesloten groep binnen de sociale netwerken voor zover: a) ofwel de publiciteit uitsluitend betrekking heeft op de schenking van een dier;b) ofwel de publiciteit uitsluitend betrekking heeft op de verhandeling van een dier geboren binnen de kwekerij van een erkende kweker; De publiciteit is verboden op de pagina's of discussiegroepen die rechtstreeks toegankelijk zijn voor het publiek, of op een soortgelijke drager binnen sociale netwerken.

De volgende gespecialiseerde tijdschriften of websites zijn van de in lid 1, 1°, bedoelde erkenning vrijgesteld: 1° degene die door of voor de Waalse Overheidsdienst worden uitgegeven;2° degene die door een erkende honden- of kattenkweker uitgegeven worden met het oog op het verhandelen of het schenken van de honden of katten geboren in zijn kwekerij;3° degene die de verhandeling of de schenking van de paardachtigen beogen; 4° degene betreffende de verhandeling of de schenking van dieren waarvan het houden toegelaten is, waarvoor geen lijst vastgesteld wordt door de Regering overeenkomstig artikel D.20, § 1.

Naast de overeenkomstig het eerste lid toegelaten publiciteiten, worden de publiciteiten met het oog op de verhandeling of de schenking van dieren bestemd voor productiedoeleinden in de landbouw toegelaten in een tijdschrift of een website bestemd voor de landbouwsector.

De Regering kan de modaliteiten voor het gebruik van de gesloten groepen alsook een stelsel voor registratie voorafgaand aan het gebruik van die gesloten groepen bepalen. § 2. In afwijking van § 1 worden de toegelaten dierenasielen toegelaten om advertenties met het oog op het herplaatsen van de dieren bekend te maken buiten een gespecialiseerd tijdschrift of een gespecialiseerde website.

De Regering kan andere gevallen bepalen waarin de publiciteit met het oog op de verhandeling of de schenking van een dier toegelaten is buiten een gespecialiseerd tijdschrift of een gespecialiseerde website.

Art. D.50. Wanneer ze een dier betreft, waarvan het houden verboden is, wordt de publiciteit met het oog op de verhandeling of de schenking van een dier verboden.

In afwijking van het eerste lid en behalve andersluidende bepaling aangenomen door de Regering wordt de houder van de erkenning, voor de dieren waarvan het houden via een erkenning toegekend door de Regering krachtens artikel D.20, § 1, toegelaten is, gemachtigd om advertenties met het oog op de verhandeling of de schenking van dieren bedoeld in de in artikel D.49 vermelde voorwaarden bekend te maken.

Art. D.51. Elke publiciteit met het oog de verhandeling of de schenking van een dier bevat de door de Regering bepaalde informatie en vermeldingen. HOOFDSTUK VI. - Vervoer en introductie van dieren op het Waalse grondgebied Art. D.52. Het is verboden dieren te vervoeren of te laten vervoeren op zodanige wijze dat hun waarschijnlijk letsel of onnodig lijden wordt berokkend.

Art. D.53. De dieren die ter bestemming van een slachthuis vervoerd worden, mogen slechts onder de door de Regering vastgestelde voorwaarden het voorwerp uitmaken van een lange reis.

De in het eerste lid bedoelde voorwaarden hebben betrekking op: 1° de uitrustingen van het vervoermiddel; 2° de voorwaarden m.b.t. het houden binnen het vervoermiddel; 3° het voederen en het drenken tijdens het vervoer en hun bewaring;4° de scheiding tussen de vervoerde dieren;5° de dieren die niet mogen worden vervoerd rekening houdende met hun leeftijd of hun gewicht;6° de ventilatie van het vervoermiddel en de temperatuurbewaking;7° het tijdens het vervoer gebruikte navigatiesysteem. Art. D.54. Onverminderd de Europese wetgeving kan de Regering de toepassingsmodaliteiten of bijkomende voorwaarden bij de artikelen D.52 en D.53 vaststellen die betrekking hebben op: 1° de vervoerde dieren;2° de vervoermiddelen of delen ervan en de containers;3° het afleveren, schorsen en intrekken van de erkenning van de vervoermiddelen die de Regering bepaalt;4° de maatregelen die het welzijn van de dieren tijdens het vervoer verzekeren en de begeleiding van de vervoerde dieren;5° het laden en de berging van dieren in vervoermiddelen en containers, evenals het lossen van dieren;6° het vervoer, met inbegrip van de duur, de opsluiting, de afstand en de omstandigheden;7° de verzamelcentra en de overlaadplaatsen;8° het afleveren, schorsen en intrekken van de vergunning van de vervoerders;9° de vaardigheid en de opleiding van de bestuurders en verzorgers en van het personeel dat met dieren in de verzamelcentra, controleposten omgaat of bij vervoerders;10° het afleveren, schorsen en intrekken van het getuigschrift van vakbekwaamheid voor bestuurders en verzorgers. Art. D.55. De Regering kan de introductie of de doorvoer op het Waalse grondgebied van sommige soorten verbieden of beperken indien het van dien aard is dat het dierenwelzijn in gevaar wordt gebracht. Ze kan de voorwaarden bepalen die nageleefd moeten worden voor de introductie of de doorvoer van sommige soorten op het Waalse grondgebied.

Art. D.56. Om de invoer van dieren te begeleiden kan de Regering voorwaarden opleggen om dieren uit het buitenland te introduceren met het oog op hun adoptie. HOOFDSTUK VII. - Het doden van dieren Art. D.57. § 1. Een dier mag slechts worden gedood door een persoon die daarvoor de nodige kennis en bekwaamheid heeft en volgens de meest selectieve, de snelste en de minst pijnlijke methode voor het dier.

Een dier wordt enkel gedood na verdoving of bedwelming, behoudens: 1° overmacht ;2° beoefenen van jacht of visvangst ;3° bestrijding van schadelijke organismen;4° dodingsacties waarin wordt voorzien krachtens de wet op het natuurbehoud. Indien het doden van dieren het voorwerp uitmaakt van bijzondere slachtmethodes, voorgeschreven door de ritus van een eredienst, moet het bedwelmingsprocedé omkeerbaar zijn en mag het niet de dood van het dier tot gevolg hebben. § 2. De Regering kan het slachten van dieren op de plaats waar ze gekweekt worden, volgens de door haar bepaalde voorwaarden en modaliteiten toelaten. § 3. In afwijking van § 1 worden de modaliteiten m.b.t. het doden van dieren bedoeld in Hoofdstuk 8 bij en krachtens artikel D.90 vastgesteld.

Art. D.58. § 1. Elk slachthuis moet beschikken over een videobewakingsinstallatie om na te gaan of de voorwaarden inzake dierenwelzijn worden nageleefd en, in voorkomend geval, om de overtredingen vast te stellen.

De in het eerste lid bedoelde installatie moet op strategische plaatsen gebonden aan het dierenwelzijn geplaatst worden. § 2. De beelden van de toezicht-camera's mogen slechts gebruikt worden: 1° om de overtredingen van dit Wetboek, van de uitvoeringsbesluiten ervan, of van de Europese normen inzake dierenwelzijn te controleren, vaststellen en te bestraffen;2° voor de interne opleiding van het personeel van het slachthuis. Binnen elk slachthuis mogen de volgende personen toegang hebben tot de beelden: 1° de verantwoordelijke voor het dierenwelzijn binnen het slachthuis, bedoeld in Verordening (EG) nr.1099/2009 van de Raad van 24 september 2009 inzake de bescherming van dieren bij het doden; 2° de in artikel D.104 bedoelde personeelsleden; 3° in voorkomend geval, de deskundigen bedoeld in artikel D.140 bis van Boek I van het Milieuwetboek.

De video's worden tijdens veertig dagen na hun registratie bewaard.

Tijdens die termijn liggen deze video's ter inzage van de in het tweede lid bedoelde personen. § 3. De Regering bepaalt : 1° de modaliteiten van de videobewaking, met inbegrip van de verplichte registratieperiodes alsook de strategische plaatsen bedoeld in § 1;2° de slachthuizen vrijgesteld van de in § 1 bedoelde verplichting voor zover het dierenwelzijn er via andere middelen kan worden verzekerd;3° de informatie- en overlegmaatregelen binnen het slachthuis wat betreft de aanwezigheid van camera's;4° de administratieve dienst die verantwoordelijk is voor de verwerking van gegevens. Art. D.59. De Regering stelt de voorwaarden en de nadere regels vast voor : 1° de vaardigheid van het personeel werkzaam in de slachthuizen en van de personen die deelnemen aan het doden van de dieren, met inbegrip van het invoeren van vormingen en examens, evenals het afleveren, het intrekken en het opschorten van in dat kader afgeleverde getuigschriften;2° de kwalificatie van de personen die gemachtigd zijn om het doden van een dier uit te voeren;3° de controle en de autocontrole van de slachtvoorwaarden vanaf de aankomst de dieren in het slachthuis tot het doden;4° de bouw, inrichting en uitrusting van slachthuizen ; 5° het gebruik van producten of materieel bestemd voor het doden van dieren.".

Art. D.60. Het slachthuis wijst een persoon aan die gemachtigd wordt om toezicht te houden op de naleving van de bepalingen en van de krachtens dit hoofdstuk genomen besluiten. De gemachtigde persoon geeft alle in dit kader vastgestelde toestanden aan volgens de voorwaarden en procedures bepaald door de Regering.

De Regering bepaalt de voorwaarden de modaliteiten m.b.t. de kwalificatie van de in het eerste lid bedoelde gemachtigde persoon.

Art. D.61. De Regering kan de installatie van infrastructuren alsook de uitvoering van studies en onderzoeken met het oog op de uitwerking van technieken die een beter dierenwelzijn verzekeren, ondersteunen volgens de door haar bepaalde modaliteiten. HOOFDSTUK VIII. - Dierproeven Afdeling 1. - Doel en toepassingsgebied

Art. D.62. Bij dit hoofdstuk wordt Richtlijn 2010/63/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2010 betreffende de bescherming van dieren die voor wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt gedeeltelijk omgezet.

Art. D.63. § 1. Dit hoofdstuk is van toepassing wanneer dieren gebruikt worden of bestemd zijn om gebruikt te worden in dierproeven, of wanneer zij specifiek worden gefokt opdat hun organen of weefsels voor wetenschappelijke doeleinden kunnen worden gebruikt. Het is van toepassing totdat de dieren gedood of geadopteerd zijn, of opnieuw in hun habitat of een geschikt dierhouderijsysteem zijn geplaatst.

De uitschakeling van pijn, lijden, angst of blijvende schade door de efficiënte toepassing van anesthesie, analgesie of een andere methode heeft niet tot gevolg dat het gebruik van een dier in een procedure buiten het toepassingsgebied van dit hoofdstuk valt § 2. Dit hoofdstuk is van toepassing op de volgende dieren: 1° levende koppotigen;2° levende niet-menselijke gewervelde dieren, met inbegrip van: a) zich zelfstandig voedende larvale vormen, en b) foetale vormen van zoogdieren met ingang van het laatste derde deel van hun normale ontwikkeling;3° de in proeven gebruikte dieren die zich in een vroeger ontwikkelingsstadium dan het in 2° genoemde bevinden, indien deze dieren bestemd zijn om nabij dat ontwikkelingsstadium in leven te blijven en ten gevolge van de uitgevoerde proeven gevaar lopen om na het bereiken van dat stadium pijn, lijden, angst of blijvende schade te ondervinden. § 3. Dit hoofdstuk is niet van toepassing op: 1° niet-experimentele landbouwpraktijken;2° niet-experimentele praktijken in de klinische diergeneeskunde;3° experimenten in de klinische diergeneeskunde die nodig zijn voor een vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneeskundig geneesmiddel;4° praktijken ten behoeve van de erkende dierhouderij;5° praktijken die in eerste instantie plaatsvinden om een dier te identificeren;6° praktijken die waarschijnlijk niet evenveel, of meer, pijn, lijden, angst of blijvende schade berokkenen als het inbrengen van een naald volgens goed diergeneeskundig vakmanschap. Afdeling 2. - Algemene beginselen inzake dierproeven en alternatieve

methodes Art. D.64. Alleen de dierproeven uitgevoerd in het kader van een project dat krachtens artikel D.86 voorafgaandelijk is toegelaten, worden aanvaard.

Elke dierproef die niet aan de in dit hoofdstuk bepaalde voorwaarden voldoet, is verboden.

Art. D.65. Dierproeven mogen uitsluitend voor de volgende doeleinden worden uitgevoerd: 1° fundamenteel onderzoek;2° omzettinggericht of toegepast onderzoek met een van de volgende doelstellingen: a) de vermijding, voorkoming, diagnose of behandeling van ziekten, gezondheidsstoornissen of andere afwijkingen, dan wel de gevolgen daarvan, bij mensen, dieren of planten;b) de beoordeling, opsporing, regulering of wijziging van fysiologische toestanden bij mensen, dieren of planten;c) het welzijn van dieren en de verbetering van de productieomstandigheden voor dieren die voor landbouwdoeleinden worden gefokt;3° elke onder 2° genoemde doelstelling, tijdens de ontwikkeling, vervaardiging of beproeving van de kwaliteit, doeltreffendheid en veiligheid van geneesmiddelen, levensmiddelen en diervoeders en andere stoffen of producten;4° bescherming van het milieu in het belang van de gezondheid of het welzijn van mens of dier;5° onderzoek gericht op het behoud van de soort;6° hoger onderwijs of opleiding voor het verwerven, op peil houden of verbeteren van beroepsvaardigheden;7° forensisch onderzoek. Art. D.66. § 1. Tenzij ze door de Europese regelgeving worden opgelegd, zijn de volgende dierproeven verboden: 1° dierproeven voor de evaluatie van huidcorrosiviteit;2° dierproeven voor de evaluatie van fototoxiciteit;3° dierproeven voor de uitwerking en de ontwikkeling van cosmetische eindproducenten en ingrediënten of combinaties van ingrediënten van cosmetische producten;4° dierproeven voor de uitwerking en de ontwikkeling van eindbiociden of - detergenten of combinaties van ingrediënten van biociden of detergenten;5° dierproeven voor de productie van monoklonale antistoffen door de ascitesmethode, behalve vrijstelling verleend onder de door de Regering bepaalde voorwaarden;6° dierproeven op niet-menselijke primaten van de volgende soorten: Pan troglodytes (Chimpansee), Pan paniscus (Bonobo), Pongo pygmaeus (Orang-oetan) en Gorilla gorilla (Gorilla);7° dierproeven voor de ontwikkeling van tabaksproducten;8° dierproeven betreffende de conventionele DL 50-test voor acute orale toxiciteit. § 2. Om elk risico voor duplicatie te vermijden is een dierproef verboden indien er gegevens bestaan die in België of in een andere lidstaat met behulp van bij de wetgeving van de Unie erkende procedures zijn verkregen, tenzij in samenhang met die gegevens verdere proeven noodzakelijk zijn ter bescherming van de volksgezondheid, de veiligheid of het milieu.

De Regering kan dierproeven verbieden naar gelang van de resultaten van het wetenschappelijk onderzoek en na advies van het in artikel D.71 bedoelde comité.

Art. D.67. § 1. Uiterlijk twaalf maanden na haar eedaflegging en na advies van het in artikel D.71 bedoelde comité neemt de Regering een Waalse strategie inzake dierproeven en alternatieve methodes aan. § 2. De in § 1 bedoelde strategie wordt geleid door de principes van vervanging, vermindering en verfijning inzake dierenproeven en van ontwikkeling van alternatieve methodes. § 3. De in § 1 bedoelde strategie bevat minstens: 1° op Europees niveau gevalideerde methodes en indicaties waarmee de vermindering progressief kan worden bevorderd of het gebruik van dieren kan worden verminderd;2° maatregelen ter bevordering van het gebruik van alternatieven voor dierproeven;3° administratieve instructies;4° een tijdschema voor de uitvoering van de bepaalde methodes en indicaties;5° beoordelingsindicatoren. § 4. Aan het einde van de legislatuur deelt de Regering het Parlement een evaluatieverslag van de in § 1 bedoelde strategie.

Art. D.68. § 1. Een dierproef mag niet worden uitgevoerd wanneer een methode of beproevingsstrategie zonder levende dieren erkend wordt in de wetgeving van de Europese Unie om het nagestreefde resultaat te verkrijgen.

Na advies van het in artikel D.71 bedoelde Comité kan de Regering opleggen dat een methode of beproevingsstrategie zonder levende dieren gebruikt wordt in plaats van een dierproef. Ze kan de afwijkingsmodaliteiten bepalen.

Voor zover het resultaat van de proef een uitvoer beoogt, zijn de eerste en tweede leden niet van toepassing wanneer de methode niet erkend wordt krachtens de nationale wetgeving van het bij de uitvoer betrokken land. § 2. In geval van verschillende mogelijkheden worden de dierproeven geselecteerd die aan het grootste aantal van de volgende voorwaarden voldoen: 1° er wordt een zo gering mogelijk aantal dieren gebruikt;2° de betrokken dieren zijn dieren die het minst gevoelig zijn voor pijn, lijden, angst of blijvende schade;3° de desbetreffende procedures berokkenen het minste pijn, lijden, angst of blijvende schade en de betrokken procedures leveren naar verwachting bevredigende resultaten op. § 3. De dood als eindpunt van een dierproef moet zoveel mogelijk worden vermeden en worden vervangen door in een vroege fase vaststelbare, humane eindpunten. Wanneer de dood als eindpunt onvermijdelijk is, dient de dierproef zo te worden opgezet dat zo weinig mogelijk dieren sterven, en de duur en intensiteit van het lijden van het dier zo gering mogelijk worden gehouden en de dood, voor zover mogelijk, pijnloos is.

Art. D.69. De Regering levert een bijdrage aan de ontwikkeling en validering van alternatieve benaderingen waarmee dezelfde of betere resultaten worden verkregen als met procedures waarbij dieren worden gebruikt, maar waarbij geen of minder dieren worden gebruikt of minder pijnlijke ingrepen worden verricht.

Daartoe neemt ze de maatregelen die zij nodig acht om onderzoek op het in het eerste lid bedoelde gebied te stimuleren en om de verspreiding van de resultaten te bevorderen. Ze kan financiële steun verlenen voor elk initiatief in dat verband volgens de door haar bepaalde modaliteiten.

De Regering helpt de Commissie bij het bepalen en aanwijzen van laboratoria die geschikt, gespecialiseerd en gekwalificeerd zijn om deze valideringsstudies uit te voeren en de Commissie stelt de prioriteiten voor deze valideringsstudies vast en verdeelt de taken ter uitvoering van die studies onder de laboratoria.

Art. D.70. De uitwisseling van organen of weefsels wordt geanalyseerd en gedocumenteerd tijdens de uitwerking van een project.

Om het beginsel van vermindering te bevorderen, kan de Regering, waar mogelijk, de opstelling van een programma voor de uitwisseling van organen en weefsels van dieren die zijn gedood, te ondersteunen. Afdeling 3. - Instanties die inzake dierproeven bevoegd zijn

Onderafdeling 1. - "Comité wallon pour la protection des animaux d'expérience" (Waals comité voor de bescherming van de proefdieren) Art. D.717. § 1. Er wordt een "Comité wallon pour la protection des animaux d'expérience", hierna "het Comité" opgericht.

Het Comité voert zijn activiteiten op onpartijdige en onafhankelijke wijze uit. Zijn leden moeten volledige vertrouwelijkheid in acht nemen en zijn vrij van belangenconflicten.

De Regering bepaalt de modaliteiten van samenwerking van het Comité met de door haar bepaalde diensten en de modaliteiten inzake toegang tot de hele documenten, werken en verslagen van het Comité. Ze bepaalt de vertrouwelijkheidsvoorwaarden die in het kader van die samenwerking nageleefd moeten worden. § 2. De rol van het Comité is het verstrekken van informatie en van adviezen inzake dierproeven. Daartoe: 1° formuleert het adviezen over de dierproeven ter bestemming van de Regering, de Minister, de Minister belast met het onderzoek, de door de Regering aangewezen diensten of een ethische commissie op hun verzoek of legt het hun op eigen initiatief voorstellen voor.2° zorgt het voor de verspreiding van de beste praktijken inzake dierproeven, waaronder de werking van de structuren belast met het dierenwelzijn in de inrichtingen voor proefdieren;3° verspreidt de beste praktijken met het Belgisch nationaal comité alsook met de nationale comités van de andere lidstaten van de Europese Unie. § 3. Om de alternatieven voor dierproeven te bevorderen vervult het Comité de volgende taken: 1° adviezen over de ontwikkeling en de uitvoering van methodes met het oog op de vermindering, de verfijning en de vervanging van de dierproeven ter bestemming van de Regering, de Minister, de Minister belast met het onderzoek, de door de Regering aangewezen diensten of een ethiekcommissie op hun verzoek of op eigen initiatief uitbrengen ;2° het onderzoek over de alternatieve methodes stimuleren;3° het onderzoek van alternatieve methodes coördineren;4° in internationale samenwerking inzake de validering van deze methoden handelen om het gebruik ervan aan te moedigen;5° de gegevensuitwisselingen terzake bevorderen;6° in samenwerkingsnetwerken of -structuren liggen. Art. D.72. De Regering bepaalt de structuur van het in artikel D.71 bedoelde Comité, zijn samenstelling, zijn eventuele financierings- en werkingswijze, de verantwoordelijkheden van zijn leden alsook hun eventuele bezoldiging, de wijze van controle alsook de eventuele sancties ten opzichte van zijn leden onverminderd artikel D.105, § 2, 34° en 35°. De Regering wijst de voorzitter en de in het eerste lid bedoelde leden volgens de door haar bepaalde modaliteiten aan, rekening houdende met hun bevoegdheid op biomedisch, biologisch en ethisch gebied en van hun kennis van het dierenwelzijn.

Het Comité kan gedeeltelijk bestaan uit deskundigen die punctueel tussenbeide komen voor de analyse van dossiers die een bijzondere expertise vereisen. De deskundigen nemen de volledige vertrouwelijkheid in acht en zijn vrij van belangenconflicten.

Onderafdeling 2. - Ethische Commissies Art. D.73. § 1. Elke gebruiker werkt samen met een ethische commissie die erkend wordt door de Regering volgens de door haar bepaalde voorwaarden en modaliteiten. De werking van de ethische commissies wordt gecontroleerd volgens de door de Regering bepaalde modaliteiten.

Elke ethische commissie speelt een centrale rol in de evaluatie en de machtiging van projecten. Daartoe vervult ze de volgende taken: 1° ze ontvangt de vergunningsaanvragen voor projecten, ze evalueert en machtigt de ingediende projecten en deelt volgens de door de Regering bepaalde modaliteiten de evaluatieverslagen en, in voorkomend geval, de verleende vergunningen mede;2° ze geeft adviezen over de niet-technische samenvattingen en de beoordelingen achteraf van de toegelaten projecten, ze keurt ze goed en deelt ze mee overeenkomstig de door de Regering bepaalde modaliteiten;3° ze stelt ethische criteria vast betreffende de dierproeven en geeft adviezen aan de inrichtingen voor proefdieren, aan hun personeel en aan de proefleiders. Voor de toepassing van het tweede lid, 1°, deelt elke ethische commissie de proeven in volgens hun graad van ernst als "terminaal", "licht", "matig", of "ernstig" op basis van de door de Regering vastgestelde indelingscriteria . § 2. De ethische commissie dient er bij de uitvoering van haar taken over te waken dat zich in haar midden geen enkel belangenconflict voordoet en dat de evaluaties onpartijdig verlopen door rekening te houden met het advies van partijen die onafhankelijk zijn van de proefleider die een aanvraag tot projectvergunning indient.

De evaluaties van de projecten worden door de Ethische Commissie op onafhankelijke en transparante wijze uitgevoerd.

Indien zich deontologische of ethische problemen voordoen bij de uitvoering van haar opdrachten raadpleegt de ethische commissie het in artikel D.71 bedoelde Comité.

De Regering stelt de onafhankelijkheids- en onpartijdigheidsvoorwaarden vast die nodig zijn voor de uitoefening van de opdrachten van de ethische commissies.

Art. D.74. § 1. Elke ethische commissie bestaat uit ten minste zeven leden verdeeld als volgt: 1° een proefleider en een technicus die actief deelneemt aan proeven; 2° een lid van de in artikel D.80 bedoelde structuur belast met het dierenwelzijn; 3° de aangewezen dierenarts of de deskundige belast met het toezicht op de dierengezondheid en -welzijn, die bedoeld zijn in artikel D.79; 4° twee deskundigen die kennis hebben inzake ethiek en dierenwelzijn; 5° voor de in artikel D.73, § 1, tweede lid, 1°, een personeelslid aangewezen volgens de door de Regering bepaalde modaliteiten, die de vereiste bekwaamheden heeft op het gebied van proefdiergeneeskunde.

De Regering bepaalt de modaliteiten en voorwaarden voor de aanwijzing van de in het eerste lid, 4°, bedoelde deskundigen.

De expertise van alle leden van de ethische commissie zorgt voor deskundigheid op het vlak van ethiek, alternatieve methoden voor dierproeven, dierengezondheid en -welzijn alsook op het vlak van onderzoekstechnieken, proefopzet en statistische analyse. § 2. De Regering bepaalt de werkingswijze van de ethische commissies en de voorwaarden en modaliteiten voor hun erkenning om hun vaardigheid, hun onafhankelijkheid, hun onpartijdigheid en hun transparantie te garanderen. § 3. De samenstelling van elke ethische commissie waarborgt de aanwezigheid van leden die over een expertise beschikken in het bijzonder op de volgende gebieden: 1° de wetenschapsgebieden en wetenschappelijke toepassingen waarvoor de dieren zullen worden gebruikt, met inbegrip van vervanging, vermindering en verfijning op de betrokken gebieden;2° het ontwerp van proeven, in voorkomend geval, met inbegrip van de statistische aspecten;3° de proefdiergeneeskundige praktijk dan wel, in voorkomend geval, de diergeneeskundige praktijk met betrekking tot wilde dieren;4° het houden en verzorgen van dieren van de soorten die zullen worden gebruikt. Onderafdeling 3. - Waalse vertegenwoordiging in andere instanties die inzake dierproeven bevoegd zijn Art. D.75. § 1. De Regering wijst een groep van deskundigen onder de leden van het in artikel D.71 bedoelde Comité aan, die belast is het vertegenwoordigen van het Comité in nationale, Europese of internationale instanties die ze bepaalt.

De Regering stelt de bevoegdheden van de leden alsook de samenstelling, de opdrachten en de werking van de in het eerste lid bedoelde groep van deskundigen vast. § 2. De in § 1 bedoelde groep van deskundigen vertegenwoordigt het Waalse Gewest in het nationaal Comité als bedoeld in de Europese regelgeving. Afdeling 4. - Erkenning van de kwekers, de leveranciers en de

gebruikers van proefdieren Art. D.76. § 1. De kwekers, leveranciers en gebruikers beschikken over een erkenning. De Regering bepaalt de erkenningsvoorwaarden gebonden aan de eisen van dit hoofdstuk of van zijn uitvoeringsbesluiten nader. § 2. De Regering bepaalt de procedure en de modaliteiten om over te gaan tot de verlening, de schorsing en de intrekking van de erkenning van de inrichtingen voor proefdieren. § 3. De Regering stelt de modaliteiten vast voor regelmatige inspecties van de inrichtingen voor proefdieren en van hun verantwoordelijken om te zorgen voor de naleving van de eisen van dit hoofdstuk en van zijn uitvoeringsbesluiten.

Art. D.77. § 1. Elke inrichting voor proefdieren beschikt over installaties en voorzieningen aangepast aan de diersoorten die erin ondergebracht zijn.

Het ontwerp, de bouw en de werking van de in het eerste lid bedoelde installaties en voorzieningen dienen zodanig te zijn dat de dierproeven zo doelmatig mogelijk kunnen worden uitgevoerd en dat met zo weinig mogelijk dieren en een minimum aan pijn, lijden, angst, of blijvende schade naar betrouwbare resultaten wordt gestreefd. § 2. De Regering bepaalt de in § 1 bedoelde eisen.

Art. D.78. § 1. Elke inrichting voor proefdieren beschikt ter plaatse over een personeel in voldoende aantal om het dierenwelzijn te verzekeren rekening houdende met het betrokken type proeven alsook met de soorten en het aantal betrokken dieren.

Het personeel is voldoende opgeleid in dierenwelzijn en in het bijzonder in het herkennen en evalueren van signalen van pijn, lijden en hun graden.

Wat het dierenwelzijn betreft, bepaalt de Regering de opleiding en de kwalificatie van het personeel dat één van de volgende functies uitoefent: 1° technicus, persoon belast met de toepassing van dierproeven;2° proefleider, persoon belast met het ontwerp van de dierproeven en van projecten;3° dierenverzorger, persoon belast met de dierenzorg;4° persoon opgeleid tot het doden van dieren. § 2. Elke inrichting voor proefdieren beschikt ter plaats over minstens één persoon die: 1° voor de naleving van de erkenningsvoorwaarden zorgt;2° verantwoordelijk is voor het toezicht op het welzijn van de dieren in de inrichting en op hun zorgen;3° zorgt ervoor dat het personeel dat met dieren omgaat, toegang heeft tot de informatie die specifiek is voor de in de inrichting ondergebrachte soorten;4° ervoor moet zorgen dat personeelsleden voldoende geschoold zijn, bekwaam zijn en voortdurend worden opgeleid en onder toezicht staan totdat zij het bewijs van de vereiste bekwaamheid hebben geleverd;5° zorgt voor de overmaking van de administratieve of statistische inlichtingen vastgesteld door de Regering, volgens de door haar bepaalde procedure. De in het eerste lid bedoelde persoon houdt een register met zijn dagelijkse opmerkingen. Dat register wordt volgens de door de Regering bepaalde modaliteiten overgemaakt.

Art. D.79. Elke inrichting voor proefdieren wijst een dierenarts die deskundig is op het gebied van proefdiergeneeskunde, of als die geschikter is, een voldoende gekwalificeerde deskundige aan. Die dierenarts of deskundige is belast met adviestaken met betrekking tot het welzijn en de behandeling van de dieren, op kosten van de inrichting voor dieren.

De Regering stelt de vereiste kwalificaties vast voor de aangewezen dierenarts of de deskundige bedoeld in het eerste lid en bepaalt de voorwaarden vast inzake onpartijdigheid en afwezigheid van belangenconflicten ten opzichte van de inrichtingen voor proefdieren waarvoor hij belast is met de bescherming van de gezondheid en het welzijn van dieren, alsook de verslaggevingsvoorwaarden.

Om zijn functie uit te oefenen wordt de aangewezen dierenarts of de deskundige bedoeld in het eerste lid erkend volgens de door de Regering bepaalde voorwaarden en modaliteiten. Voor elke bewezen en opzettelijke inbreuk op de in het tweede lid bedoelde voorwaarden van onpartijdigheid of afwezigheid van belangenconflicten wordt de erkenning na zorgvuldig onderzoek en op advies van het Comité ingetrokken. De Regering bepaalt de voorwaarde en de procedure voor de toekenning, schorsing en intrekking van de vergunning.

Art. D. 80. Elke inrichting voor proefdieren beschikt over een structuur belast met het welzijn van de dieren, waarvan de samenstelling, de interne supervisie, de werking, de opdrachten en de controle aan de door de Regering bepaalde voorwaarden voldoen.

De met het dierenwelzijn belaste structuur vervult de volgende taken: 1° verstrekken van advies aan het personeel dat met de proefdieren omgaat betreffende dierenwelzijn in samenhang met de aanschaf, de huisvesting, de verzorging en het gebruik van de proefdieren;2° adviseren van het personeel over de toepassing van de voorschriften inzake vervanging, vermindering en verfijning en het op de hoogte houden van de technische en wetenschappelijke ontwikkelingen inzake de toepassing van dat voorschrift;3° zorg dragen voor de vaststelling en toetsing van bedrijfsinterne procedures inzake monitoring, rapportage en follow-up met betrekking tot het welzijn van de in de inrichting gehuisveste of gebruikte proefdieren;4° de ontwikkeling en resultaten van projecten opvolgen, rekening houdende met de effecten op de gebruikte proefdieren, het in kaart brengen van de elementen die verder kunnen bijdragen tot vervanging, vermindering en verfijning en hierover adviseren;5° advies uitbrengen over adoptieregelingen, met inbegrip van advies met betrekking tot de passende socialisatie van de voor adoptie vrijgegeven proefdieren. De met het dierenwelzijn belaste structuur bewaart de documenten betreffende de verstrekte adviezen en besluiten die in dit verband zijn genomen gedurende ten minste drie jaar. De Regering bepaalt de voorwaarden en modaliteiten betreffende de bewaring van de documenten betreffende de verstrekte adviezen en de genomen beslissingen alsook de modaliteiten voor de overmaking van die informatie. Afdeling 5. - Herkomst en verzorging van de dieren die voor

wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt Art. D .81. De Regering bepaalt de diersoorten die specifiek gefokt kunnen worden voor het gebruik in dierproeven of opdat hun organen of weefsels specifiek voor wetenschappelijke doeleinden kunnen worden gebruikt alsook de eventuele afwijkingsmodaliteiten.

Proefdieren die in een andere lidstaat rechtmatig zijn gefokt of gehouden, kunnen binnen de perken van dit hoofdstuk worden aangeleverd of gebruikt en de producten die zijn ontwikkeld door gebruikmaking van deze dieren kunnen in de handel worden gebracht.

Art. D.82. In het wild gevangen dieren worden niet in dierproeven gebruikt.

Volgens de door haar bepaalde modaliteiten kan de Regering afwijkingen van lid 1 toestaan indien middels een wetenschappelijke motivering wordt aangetoond dat het doel van de dierproef niet kan worden bereikt met een dier dat voor gebruik in procedures is gefokt.

De Regering bepaalt de modaliteiten van het vangen van dieren in het wild.

Art. D.83. Zwerfdieren en verwilderde exemplaren van huisdiersoorten worden niet in dierproeven gebruikt.

Afwijkingen van lid 1 kunnen volgens de door de Regering bepaalde modaliteiten worden toegestaan, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan: 1° er is een essentiële behoefte aan studies over de gezondheid en het welzijn van deze dieren of over ernstige gevaren voor het milieu of de gezondheid van mens en dier, en 2° er wordt middels een wetenschappelijke motivering aangetoond dat het doel van de dierproef alleen door het gebruik van een zwerfdier of een verwilderd dier kan worden bereikt. Art. D.84. § 1. De Regering bepaalt de regels en methodes betreffende de herkomst en de identificatie van de dieren die voor wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt. Ze kan sommige methodes of identificatiestrategieën verbieden of begeleiden.

Ze bepaalt de modaliteiten voor de identificatie van de vereiste identificatie- en informatiekenmerken voor honden, katten en niet-menselijke primaten. Ze bepaalt of fokstrategieën nader bepaald moeten worden niet-menselijke primaten. § 2. De Regering legt de inhoud van de documenten of registers die door de inrichtingen voor proefdieren bijgewerkt moeten worden, alsook de wijze om ze op te stellen, vast.

Art. D.85. § 1. De bij dit hoofdstuk betrokken dieren ontvangen huisvesting, een omgeving, voedsel, water en verzorging die passend zijn voor hun gezondheid en welzijn.

Iedere inperking van het vermogen van een dier om aan zijn fysiologische en ethologische behoeften te voldoen wordt tot het uiterste minimum beperkt.

De omgevingsomstandigheden waarin de dieren worden gefokt, gehouden of gebruikt, worden dagelijks gecontroleerd. § 2. Elke inrichting voor proefdier verhelpt zo spoedig mogelijk elk eventueel letsel of pijn, onnodig lijden, angst en blijvende schade die vermijdbaar zijn en die worden ontdekt. § 3. De Regering bepaalt de voorwaarden van vervoer en opsluiting van de dieren van diverse soorten die voor de proeven zijn bestemd of die gehouden worden opdat hun organen of weefsels specifiek voor wetenschappelijke doeleinden kunnen worden gebruikt alsook de eventuele controlemodaliteiten.

De Regering kan om wetenschappelijke redenen, of redenen van dierenwelzijn of diergezondheid afwijkingen van lid 1, eerste lid, toestaan. Afdeling 6. - Vergunning en verloop van de dierproeven

Art. D.86. § 1. Een project kan alleen beginnen en uitgevoerd worden nadat een vergunning op basis van een gunstige evaluatie verleend wordt door een ethische commissie.

De proefleider en de technici die actief deelnemen aan de proef worden tijdens het beoordelingproces geraadpleegd maar nemen geen deel aan het in het eerste lid bedoelde vergunningsproces.

Onverminderd het tweede lid wordt de beslissing betreffende een vergunning voor een project, genomen en aan de aanvrager meegedeeld binnen een termijn van veertig werkdagen. In deze termijn is de beoordeling van het project door de ethische commissie begrepen en die termijn begint te lopen na ontvangst van de volledige en correcte aanvraag bij deze commissie.

De in het tweede lid bedoelde termijn kan verlengd worden door de ethische commissie wanneer dat wordt gerechtvaardigd door de complexiteit of de multidisciplinaire aard van het project. De Regering legt deze voorwaarden vast. § 2. Elk project vermeldt de plaats waar de dierproeven geleid worden en de graad van ernst van de dierproef. § 3. Een dierproef wordt alleen gevoerd in een inrichting voor proefdieren die voorafgaand is erkend als gebruiker. § 4. De Regering bepaalt de beoordelingsvoorwaarden en -criteria waarop een project moet voldoen alsook de procedures en modaliteiten voor de indiening en de beoordeling van een project en van de vergunning ervoor alsook de voorwaarden voor de toekenning, de wijziging, de verlenging, de schorsing en de intrekking van de vergunning voor een project. Deze voorwaarden kunnen verplichtingen van de verantwoordelijken voor projecten en van de ethische commissies met zich meebrengen.

Art. D.87. Een proef die leidt tot een ernstige mate van pijn, lijden of angst die waarschijnlijk langdurig zal zijn en niet kan worden verzacht, wordt niet toegelaten.

De Regering bepaalt de voorwaarden om de pijn, het lijden of de angst van de aan de proef onderworpen dieren tot een minimum te beperken.

Indien het om uitzonderlijke omstandigheden en om wetenschappelijk verantwoorde redenen het nodig is een als in het eerste lid bedoelde dierproef te gebruiken die leidt tot een ernstige mate van pijn, lijden of angst die waarschijnlijk langdurig zullen zijn en niet kunnen worden verzacht, kan de Regering een voorlopige maatregel treffen om deze dierproef toe te staan. De Regering deelt deze beslissing aan het Parlement mede.

Het derde lid is niet van toepassing op de niet-menselijke primaten behalve onder de voorwaarden die strikt door de Regering worden vastgesteld.

Art. D.88. § 1. Elke dierproef wordt geleid door een proefleider die ervoor verantwoordelijk is en is ook verantwoordelijk voor de toepassing van de maatregelen betreffende de post-experimentele zorgen aan dieren. § 2. Wanneer hij paarden, honden, katten, varkens, herkauwers of niet-menselijke primaten gebruikt, doet de proefleider daartoe een beroep op een dierenarts die ook deskundig is op het gebied van proefdiergeneeskunde. Hij is belast met de bescherming van de gezondheid en het welzijn van die dieren.

De Regering bepaalt de opleiding, de kwalificatie, de vaardigheden en de verantwoordelijkheden van de proefleider. § 3. De Regering bepaalt de inhoud van de documenten die de proefleider bijwerkt, alsook de wijze om ze op te stellen.

Art. D.89. § 1. De dierproeven worden uitgevoerd onder algehele of plaatselijke verdoving en pijnstillers of een andere goede methode worden gebruikt die de pijn, het lijden en de angst tot een minimum beperken.

Van het eerste lid kan worden afgeweken indien de verdoving om een in § 2 bedoelde reden die in het project gemotiveerd is, niet aangepast is.

Dierproeven die zware letsels toebrengen die hevige pijn kunnen veroorzaken, worden onder verdoving uitgevoerd. § 2. Bij het besluit over het gebruik van verdoving wordt onderstaande afgewogen: 1° de vraag of verdoving voor het dier traumatischer is dan de dierproef zelf;2° de vraag of verdoving onverenigbaar is met het doel van het gevoerde project. § 3. Er worden de dieren geen stoffen toegediend waardoor zij niet meer, of slechts in verminderde mate, in staat zijn pijn te tonen bij te lichte verdoving of te geringe pijnstilling.

In die gevallen is een wetenschappelijke motivering vereist, vergezeld van nadere gegevens over het verdovings- of pijnstillingsprotocol. § 4. Dieren die pijn kunnen lijden als de verdoving eenmaal is uitgewerkt, worden pre-emptief en postoperatief behandeld met pijnstillers of andere geschikte pijnbestrijdingsmethoden, mits dit verenigbaar zijn met het doel van het gevoerde project.

Zodra het doel van de dierproef is bereikt, wordt alles in het werk gesteld om het lijden van het dier tot een minimum te beperken.

Art. D.90. § 1. Dieren worden gedood op zodanige wijze dat hun zo weinig mogelijk pijn, lijden en angst wordt berokkend. § 2. Dieren worden gedood in de inrichting van een fokker, leverancier of gebruiker, door een deskundige persoon die in aanmerking is gekomen voor de aangepaste opleiding bepaald door de Regering en die bewijst dat de vereiste bekwaamheid heeft alvorens zijn functie uit te oefenen.

In het geval van een veldonderzoek mag een dier evenwel buiten een inrichting worden gedood door een deskundige persoon. § 3. De Regering bepaalt de methodes, technieken, procedures of strategieën voor het doden van de dieren die voor wetenschappelijke doeleinden kunnen worden gebruikt, alsook de toepasselijke voorwaarden en modaliteiten.

De Regering legt de vereiste kennis en kwalificaties van de deskundige persoon belast met het doden van de dieren. § 4. Paragraaf 2 is niet van toepassing wanneer een dier om redenen van dierenwelzijn, volksgezondheid, openbare veiligheid, diergezondheid of het milieu, in een noodsituatie moet worden gedood.

Art. D.91. Elke inrichting voor proefdieren stelt binnen de voorgeschreven termijnen een niet-technische samenvatting en een beoordeling achteraf op en maakt ze aan de ethische commissie over.

De Regering bepaalt de voorwaarden van de beoordeling achteraf van een project en een niet-technische samenvatting.

Art. D.92. § 1. Een dierproef wordt geacht te zijn afgelopen wanneer : 1° er voor geen verdere waarnemingen hoeven te worden verricht of;2° in het geval van nieuwe genetisch gemodificeerde dierenvariëteiten, wanneer voor de nakomelingen niet evenveel, of meer, pijn, lijden, angst of blijvende schade wordt waargenomen of verwacht als bij het inbrengen van een naald. § 2. Aan het einde van een dierproef wordt door een dierenarts of een andere deskundige persoon beslist of het dier in leven zal worden gehouden. Een dier wordt gedood als aannemelijk is dat het een matige of ernstige vorm van pijn, lijden, angst of schade zal blijven ondervinden.

Indien een dier in leven wordt gehouden, krijgt het de voor zijn gezondheidstoestand passende verzorging en huisvesting. § 3. De Regering schrijft de voorwaarden betreffende de bestemming van de dieren voor zodra de dierproeven waarin ze gebruikt zijn, zijn afgelopen, met inbegrip van het hergebruik van een dier voor.

Voor zover mogelijk worden de dieren vrijgegeven voor adoptie of opnieuw in hun habitat of een voor de soort geschikt dierhouderijsysteem geplaatst, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan: 1° de gezondheidstoestand van het dier laat dit toe;2° er bestaat geen gevaar voor de volksgezondheid, de diergezondheid of het milieu;en 3° er zijn passende maatregelen genomen om het welzijn van het dier te garanderen. § 4. Een inrichting die dieren voor experimentele doeleinden houdt of gebruikt, ontwikkelt een integratieprogramma met het oog op hun adoptie.

Art. D.93. Een nauwkeurig register dat de informatie over elk dier, zijn herkomst en zijn lot vermeldt, wordt bijgehouden en ter beschikking gesteld volgens de door de Regering bepaalde modaliteiten.

De Regering bepaalt de inhoud, de vorm en de bewaringsduur van het register.

Art. D.94. De Regering stelt de regels vast m.b.t. de opleiding en de kwalificatie van het personeel betrokken bij de dierproeven en de verzorging van de dieren alsook van de door de Regering aangewezen diensten om de in dit hoofdstuk bedoelde opdrachten te vervullen.

Art. D.95. § 1. De Regering kan het tarief en de berekeningswijze van de retributies voor de indiening van een project of voor een aanvraag tot wijziging van een project bepalen.

De in het eerste lid bedoelde retributie kan per project naar gelang van een forfaitair bedrag vastgelegd worden.

De Regering kan voorzien in vrijstellingen voor bepaalde soorten projecten naar gelang van hun doel of hun aard. § 2. De in § 1 bedoelde retributie wordt bestemd voor het Begrotingsfonds voor Dierenwelzijn bedoeld in Hoofdstuk 10. Afdeling 7. - Transparantie, communicatie en vertrouwelijkheid

Art. D.96. § 1. De volgende documenten zijn vertrouwelijk: 1° de werken van het in artikel D.71 bedoelde Comité en van de in artikel D.73 bedoelde ethische commissies; 2° de controlerapporten van de inrichtingen voor proefdieren;3° de technische en administratieve documenten, ongeacht de aard, van de inrichtingen voor proefdieren die informatie betreffende de namen, adressen van de inrichtingen en van hun personeel kunnen bevatten;4° de informatie, ongeacht de aard, betreffende de toegelaten of niet-toegelaten projecten, hun beoordelingen, de experimentele protocollen en de bedrijfsgeheimen, met uitzondering van de niet-technische samenvattingen;5° de verslagen opgemaakt door de dierenartsen wat betreft hun opdrachten in het kader van dit hoofdstuk. § 2. Onder voorbehoud van de bescherming van de intellectuele eigendom en van vertrouwelijke informatie worden de volgende elementen op geconsolideerde wijze voor het geheel van Wallonië en anoniem openbaar gemaakt: 1° de jaarlijkse statistieken over het gebruik van de dieren in de dierproeven voorzien in de Europese regelgeving;2° het aantal controles verricht tijdens het afgelopen jaar en het aantal processen-verbaal tot vaststelling van overtredingen;3° de niet-technische samenvatting van elk toegelaten project, die anoniem wordt opgesteld en die geen naam, noch adres van de gebruiker of van de personeelsleden bevat;4° de gedetailleerde gebruikte soorten naar gelang van het type proef. De Regering stelt de inhoud van de documenten vast die voor de verspreiding van die informatie dienen.

Art. D.97. De Regering legt jaarlijks een verslag over het welzijn en de bescherming van de dieren in het kader van de experimentatie in Wallonië aan het Parlement voor, volgens de door haar bepaalde vorm. HOOFDSTUK IX. - "Conseil wallon du bien-être des animaux" (Waalse Raad voor dierenwelzijn) Art. D.98. Er wordt een Waalse Raad voor Dierenwelzijn, hierna "de Raad" genoemd, opgericht.

De Regering bepaalt de samenstelling en de werking van de Raad alsook de aanwijzingsregels van zijn leden. De vertegenwoordigers van de verenigingen voor dierenbescherming, van de dierenasielen, van de verenigingen die in het belang van de dieren handelen, van het wetenschappelijk onderzoek, van de dierenartsen en van de kwekers maken er onder meer deel van uit.

De Regering wijst het secretariaat van de Raad aan.

Art. D.99. § 1. De Raad: 1° bestudeert de problemen in verband met de bescherming en het welzijn van de dieren;2° geeft zijn advies over de zaken die hem voorgelegd worden door de Regering of door de Minister en kan hen op eigen initiatief adviezen of voorstellen voorleggen. § 2. Een verslag van de activiteiten van de Raad wordt jaarlijks aan de Minister volgens de door de Regering bepaalde modaliteiten voorgelegd. HOOFDSTUK X. - Begrotingsfonds voor dierenwelzijn Art. D.100. Overeenkomstig artikel 4, § 1, tweede lid, van het decreet van 15 december 2011 houdende organisatie van de begroting en van de boekhouding en de rapportage van de Waalse overheidsbestuurseenheden, wordt binnen de algemene uitgaven- en ontvangstenbegroting van het Gewest een begrotingsfonds voor dierenwelzijn ingesteld, hierna "het fonds" genoemd, dat bestaat uit de drie volgende afdelingen: 1° de afdeling "dierenbescherming en bewustmaking omtrent het dierenwelzijn";2° de afdeling "bescherming tegen het achterlaten en de mishandeling van dieren";3° de afdeling "bescherming van de proefdieren". Art. D.101. In het Fonds, afdeling "dierenbescherming en bewustmaking omtrent het dierenwelzijn", worden volledig gestort: 1° de sommen die verschuldigd zijn krachtens de belastingen, bijdragen en retributies bepaald bij of krachtens dit Wetboek; 2° de sommen bedoeld in artikel D.170, § 3, vierde lid, van Boek I van het Milieuwetboek; 6° de sommen ingevorderd door de bevoegde overheid ter uitvoering van artikel D.149bis van Boek I van het Milieuwetboek; 4° de giften en legaten gedaan te voordele van het Waalse Gewest voor de ondersteuning van de dierenbescherming en het dierenwelzijn;5° de inkomsten uit de bijdrage van de Europese unie tot de uitgaven verricht door het Fonds. In afwijking van het eerste lid worden de sommen die verschuldigd zijn krachtens de belastingen en retributies bepaald bij of krachtens artikel D.15 in dit Fonds, "afdeling bescherming tegen het achterlaten en de mishandeling van dieren", gestort.

In afwijking van het eerste lid worden de sommen die verschuldigd zijn krachtens de retributies bepaald bij of krachtens artikel D.95 in dit Fonds, "afdeling bescherming van de proefdieren", gestort.

Art. D.102. § 1. De ontvangsten van het Fonds, afdeling "dierenbescherming en bewustmaking omtrent het dierenwelzijn", worden ingezet voor de financiering van de uitgaven voor het beleid inzake dierenbescherming en dierenwelzijn bepaald bij dit Wetboek.

De uitgaven van het Fonds, afdeling "dierenbescherming en bewustmaking omtrent het dierenwelzijn", kunnen verband houden met vergoedingen, toelagen of prestaties, meer bepaald de personeels-, werkings-, investerings-, vaststellings-, beteugelings-, beslagname- of andere kosten verbonden met acties of opdrachten waartoe besloten is in het kader van het Fonds en die door derden zijn doorgevoerd.

De uitgaven van het Fonds, afdeling "dierenbescherming en bewustmaking omtrent het dierenwelzijn", kunnen ook verband houden met de kosten voortvloeiend uit de indienstneming van personeel binnen de administratie waarvan de opdrachten bepaald zijn bij of krachtens dit Wetboek, met inbegrip van de opdrachten inzake, controle,opsporing van overtredingen, vaststelling, vervolging en beteugeling van de overtredingen inzake dierenwelzijn. § 2. De ontvangsten van het Fonds, afdeling "bescherming tegen het achterlaten en de mishandeling van dieren", worden volledig ingezet voor de financiering van de uitgaven voor het beleid inzake bescherming tegen het achterlaten en de mishandeling van dieren, met inbegrip van de deelneming aan de financiering van werken uitgevoerd binnen de dierenasielen voor de bouw, de renovatie van infrastructuren of voor de aankoop van uitrusting. § 3. De ontvangsten van het Fonds, "bescherming van de proefdieren", worden volledig ingezet voor de financiering van de werkingskosten van het in artikel D.71 bedoelde Comité en voor de financiering van de administratieve kosten veroorzaakt door de beoordeling en de toelating van de projecten in de zin van artikel D.4, § 2, 2°. Deze administratieve kosten omvatten de kosten voortvloeiend uit de indienstneming van personeel binnen de administratie voor de uitvoering van de opdrachten inzake beoordeling en de toelating van de projecten. HOOFDSTUK XI. - Controle, opsporing, vaststelling, vervolging, beteugeling en maatregelen voor herstel van de overtredingen inzake dierenwelzijn Art. D.103. Onverminderd de bepalingen van dit hoofdstuk worden de overtredingen van dit Wetboek en zijn uitvoeringsbesluiten overeenkomstig de bepalingen van Deel VIII van Boek I van het Milieuwetboek gecontroleerd, opgespoord, vastgesteld, vervolgd en bestraft.

Art. D.104. § 1. Onverminderd de ambtsbevoegdheid van de beambten, de officieren van gerechtelijke politie en van de leden van de federale en lokale politie worden de overtredingen van dit Wetboek en de bepalingen genomen krachtens dit Wetboek of de Europese verordeningen en besluiten terzake gecontroleerd, opgespoord en vastgesteld door de personeelsleden bedoeld in artikel D.140 van Boek I van het Milieuwetboek. § 2. De Regering kan een publiekrechtelijke rechtspersoon of een rechtspersoon opgericht op initiatief van de overheid machtigen om inzake dierenwelzijn supportopdrachten te vervullen bij de dienst aangewezen door de Regering om de controleopdrachten uit te oefenen.

De Regering bepaalt de supportopdrachten die haar uitdrukkelijk worden toevertrouwd.

De aangewezen rechtspersoon voert zijn supportopdrachten uit op een loyale en correcte wijze, overeenkomstig de wets- en verordeningsbepalingen alsook de bijhorende omzendbrieven. Daartoe legt het personeel van de rechtspersoon vóór de uitoefening van zijn opdrachten de eed af in de handen van de Minister.

De waarnemingen en informatie vastgesteld door de rechtspersoon in het kader van zijn opdrachten kunnen worden gebruikt door de in § 1 bedoelde beambten. In dit geval maken de waarnemingen en informatie het voorwerp uit van een controle op initiatief van de in § 1 bedoelde beambten.

De Regering bepaalt de voorwaarden en de procedure voor de aanwijzing van de rechtspersoon. Ze stelt de rechten en plichten alsook de bezoldigingswijze voor haar diensten vast.

De Regering bepaalt de sancties die kunnen worden opgelegd in geval van niet-naleving van de rechten en wettelijke en reglementaire bepalingen, voor de uitvoering waarvan de rechtspersoon samenwerkt. § 3. In afwijking van de §§ 1 en 2 worden de overtredingen betreffende Hoofdstuk 8 alleen door de beambten bedoeld in artikel D.140, § 1, van Boek I van het Milieuwetboek gecontroleerd, opgespoord en vastgesteld.

Art. D.105. § 1. Een inbreuk van de tweede categorie in de zin van Boek I van het Milieuwetboek begaat, hij die: 1° hij die, behalve om gewettigde redenen, handelingen pleegt, waardoor een dier zonder noodzaak omkomt of zonder noodzaak een verminking, een letsel of pijn ondergaat; 2° een dier houdt ondanks de intrekking of de schorsing van de vergunning tot het houden van een dier bedoeld in artikel D.6; 3° een dier achterlaat of laat achterlaten; 4° artikel D.8 overtreedt; 5° de bewegingsvrijheid van een dier zodanig beperkt dat het aan vermijdbare pijnen, lijden of letsels is blootgesteld of die de regels bepaald door de Regering krachtens artikel D.9, § 2, overtreedt; 6° zich verzet of verhindert dat de nodige zorg wordt verleend aan een achtergelaten, verloren of zwerfdier; 7° een dier doodt buiten de gevallen bedoeld in artikel D.13, § 2; 8° artikel D.23 overtreedt of die de voorwaarden vastgesteld krachtens hetzelfde artikel niet naleeft; 9° dieren houdt of gebruikt in overtreding met de artikelen D.25 of D.27 of met de krachtens bedoelde artikelen genomen voorwaarden; 10° een activiteit die krachtens dit Wetboek onderworpen is aan een erkenning of een vergunning uitoefent of begint, zonder te beschikken over die erkenning of die vergunning of ondanks het feit dat die erkenning of die vergunning geschorst of ingetrokken is; 11° één of meer ingrepen bij een dier verricht of laat verrichten, waarbij één of meerdere gevoelige delen van het lichaam worden verwijderd of beschadigd, in overtreding met artikel D.36 of met de regels bepaald krachtens hetzelfde artikel; 12° een pijnlijke ingreep bij een dier verricht of laat verrichten zonder verdoving, in overtreding met artikel D.37 of met de regels vastgesteld krachtens dat artikel; 13° artikel D.39 en de regels vastgesteld krachtens dat artikel overtreedt; 14° documenten of informatie vervalst of laat vervalsen om de verhandeling of de schenking van een dier te vergemakkelijken, in overtreding met artikel D.44; 15° een dier vervoert of laat vervoeren op zodanige wijze dat hun waarschijnlijk letsel of onnodig lijden wordt berokkend, in overtreding met de artikelen D.52, D.53 en D.54 of met de regels vastgesteld krachtens bedoelde artikelen; 16° een dier doodt of laat doden zonder de kennis of vaardigheden vereist krachtens de artikelen D.57 en D.59; 17° een pijnlijke ingreep bij een dier verricht of laat verrichten zonder de meest selectieve, de snelste en de voor het dier minst pijnlijke methode te gebruiken, in overtreding met artikel D.57 of met de voorwaarden vastgesteld krachtens dat artikel; 18° een pijnlijke ingreep bij een dier verricht of laat verrichten zonder een voorafgaande verdoving of bedwelming, in overtreding met artikel D.57 of met de voorwaarden vastgesteld krachtens dat artikel; 19° een dier doodt of laat doden op de plaats waar het gekweekt wordt, in overtreding met de voorwaarden vastgesteld krachtens de artikelen D.57, § 2; 20° een dierproef uitvoert of laat uitvoeren zonder te beschikken over de voorafgaande vergunning bedoeld in artikel D.86 of in overtreding met artikel D.68; 21° een dierproef uitvoert of laat uitvoeren, die verboden is krachtens de artikelen D.65 of D.66 of in overtreding met de voorwaarden vastgesteld krachtens bedoelde artikelen; 22° dieren kweekt of laat kweken voor hun gebruik in het kader van proeven, in overtreding met de regels vastgesteld krachtens artikel D.81; 23° in het wild gevangen dieren of zwerfdieren en verwilderde exemplaren van huisdiersoorten gebruikt of laat gebruiken voor dierproeven, in overtreding met artikel D.82 of D.83 of met de voorwaarden vastgesteld krachtens bedoelde artikelen; 20° een dierproef uitvoert of laat uitvoeren zonder naleving van de voorwaarden van het project dat voorafgaand beoordeeld en toegelaten is overeenkomstig artikel D.86; 25° een dierproef uitvoert of laat uitvoeren buiten een erkende inrichting voor dierproeven of in overtreding met de voorwaarden vastgesteld krachtens artikel D.86, § 4; 21° een dierproef uitvoert of laat uitvoeren, die leidt tot een ernstige mate van pijn, lijden of angst die waarschijnlijk langdurig zal zijn en niet kan worden verzacht, in overtreding met artikel D.87 of met de voorwaarden vastgesteld krachtens hetzelfde artikel; 27° een dierproef leidt zonder proefleider te zijn of deze proef laat leiden door een persoon die geen proefleider is, in overtreding met artikel D.88; 28° een dierproef leidt of laat leiden op paarden, honden, katten, varkens, herkauwers of niet-menselijke primaten zonder een beroep te doen op een dierenarts, in overtreding met artikel D.88 of met de voorwaarden vastgesteld krachtens hetzelfde artikel; 29° een dierproef die artikel D.89 of de voorwaarden vastgesteld krachtens hetzelfde artikel overtreedt, leidt of laat leiden; 30° een dier in het kader van een dierproef doodt of laat doden, in overtreding met artikel D.90 of met de voorwaarden vastgesteld krachtens dat artikel; 31° zich tegen artikel D.92 verzet of hetzelfde overtreedt;. 32° tot geweld tegen dieren, ook op dierlijke resten, aanzet of bevordert. § 2. Een inbreuk van de derde categorie in de zin van Boek I van het Milieuwetboek begaat, hij die: 1° een dier houdt zonder te beschikken over de vaardigheden of capaciteit vereist om bedoeld dier te houden krachtens artikel D.6, § 2; 2° geen onderdak biedt aan een dier dat in een weide wordt gehouden in de zin van artikel D.10; 3° een achtergelaten, verloren of zwerfdier houdt zonder daarvoor toegelaten te zijn bij of krachtens dit Wetboek; 4° een verloren dier niet teruggeeft aan zijn overeenkomstig artikel D.12, § 3, geïdentificeerde verantwoordelijke; 5° de gegevens vereist krachtens artikel D.13, § 2, artikel D.18 of artikel D.36, § 2; 6° niet overgaat tot de identificatie of de registratie van een dier overeenkomstig artikel D.15; 7° een niet-geïdentificeerd of niet-geregistreerd dier houdt zonder daarvoor toegelaten te zijn; 8° de regels aangenomen door de Regering krachtens artikel D.19 overtreedt; 9° een dier houdt in overtreding met de artikelen D.20 of D.21; 10° de krachtens artikel D.24 vastgestelde regels niet naleeft; 11° de krachtens artikel D.26 vastgestelde regels niet naleeft; 12° geen dieren aan een dierenasiel afstaat overeenkomstig artikel D.29, § 3; 13° de benaming "dierenasiel" gebruikt zonder te beschikken over de vereiste erkenning of ondanks het feit dat deze erkenning geschorst of ingetrokken is; 14° de krachtens artikel D.32 of artikel D.33 vastgestelde regels niet naleeft; 15° de krachtens artikel D.34 vastgestelde erkenningsvoorwaarden niet naleeft; 16° een dier dat een bij artikel D.38 verboden ingreep heeft ondergaan tot een tentoonstelling, keuring of wedstrijd toelaat. 17° accessoires of producten verboden krachtens artikel D.40 of in overtreding met de regels vastgesteld krachtens dat artikel gebruikt of laat gebruiken; 18° de krachtens artikel D.43 vastgestelde verhandelingsvoorwaarden voor dieren niet naleeft; 19° de verbodsbepalingen bedoeld in artikel D.45 of de voorwaarden vastgesteld krachtens hetzelfde artikel niet naleeft of zich daartegen verzet; 20° het verbod op de verhandeling of schenking bedoeld in de artikelen D.46 of D.47 of de voorwaarden vastgesteld krachtens bedoelde artikelen niet naleeft of zich tot de naleving van dat verbod verzet; 21° een advertentie publiceert of laat publiceren in overtreding met de regels vastgesteld bij of krachtens de artikelen D.49 of D.50; 22° een advertentie publiceert zonder dat deze de krachtens artikel D.51 vereiste informatie en vermeldingen bevat; 23° een dier op het Waalse grondgebied introduceert, laat introduceren, laat doorvoeren, invoert of laat invoeren in overtreding met de artikelen D.55 of D.56 of in overtreding met de voorwaarden vastgesteld krachtens bedoelde artikelen; 24° de installatie van een videobewakingsuitrusting niet naleeft of zich ertegen verzet, in overtreding van artikel D.58 of in overtreding met de regels vastgesteld bij of krachtens dat artikel; 25° de krachtens artikel D.59 vastgestelde regels niet naleeft; 26° opzettelijk lid is van het Waalse Comité voor de bescherming van de proefdieren of van een ethische commissie terwijl hij de regels inzake vertrouwelijkheid of belangenconflicten vastgesteld krachtens de artikelen D.71 of D.73 niet naleeft; 27° de krachtens artikel D.76, § 3, bepaalde regelmatige inspecties overtreedt of zich ertegen verzet; 28° de voorwaarden inzake onpartijdigheid of belangenconflicten vastgesteld krachtens artikel D.79 niet naleeft of zich daartegen verzet; 29° niet over de in artikel D.80 bedoelde structuur belast met het dierenwelzijn beschikt of zich tegen de uitvoering van die structuur verzet; 30° de regels vastgesteld bij of krachtens de artikelen D.84 of D.85 niet naleeft of zich tot de naleving ervan verzet; 31° zich, voor een project in de zin van artikel D.4, § 2, 2°, tegen de uitwerking van een niet-technische samenvatting of van een beoordeling achteraf verzet of ze verhindert of die ze niet overmaakt overeenkomstig artikel D.91 of in overtreding met de regels vastgesteld bij of krachtens dat artikel; 32° het houden of de bijwerking van het in artikel D.93 bedoelde register overtreedt of zich daartegen verzet of de voorwaarden vastgesteld krachtens hetzelfde artikel niet naleeft of niet laat naleven; 33° zich verzet tegen de eisen inzake opleiding of kwalificatie van het personeel dat betrokken is bij dierproeven of ze niet laat naleven, in overtreding met artikel D.94 of met de voorwaarden vastgesteld krachtens hetzelfde artikel; 34° vertrouwelijke informatie bedoeld in artikel D.96 openbaar maakt; 35° zich verzet tegen de openbaarmaking van informatie die overeenkomstig artikel D.96 openbaar is gemaakt zonder te hebben vastgesteld dat de openbaarmaking de intellectuele eigendom of de vertrouwelijkheid van gegevens niet in acht zou nemen; 36° een dier op zodanige wijze in een voertuig achterlaat dat de milieuomstandigheden het leven van het dier in gevaar kunnen brengen;37° de voorschriften genomen krachtens een Europese verordening inzake dierenwelzijn overtreedt. Art. D.106. Een overtreding van de derde categorie wordt als een overtreding van de tweede categorie bestraft indien het strafbare feit: 1° door een beroepsbeoefenaar is gepleegd ;2° voor het dier hetgeen volgt tot gevolg heeft gehad: a) het verlies van het gebruik van een orgaan;b) een zware verminking;c) een blijvende ongeschiktheid;d) de dood. Voor de toepassing van 1° wordt verstaan onder beroepsbeoefenaar, elke persoon die een activiteit uitoefent waarvoor een erkenning vereist is of die inkomsten uit het gebruik van dieren verwerft. HOOFDSTUK XII. - Slotbepalingen Art. D.107. De Regering treft alle uitvoeringsmaatregelen van de Europese verordeningen betreffende het dierenwelzijn.

Art. D.108. Vanaf 1 januari 2020 wordt het bedrag van de belastingen, retributies en bijdragen bedoeld bij dit Wetboek of bij de uitvoeringsbesluiten ervan om de twee jaar automatisch en van rechtswege geïndexeerd op basis van het indexcijfer van de consumptieprijzen dat zes weken vóór de datum van de indexering van kracht is.

Art. D.109. Wanneer de milieuvergunning of de aangifte verricht overeenkomstig het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning verstreken is zonder het voorwerp van een hernieuwing te hebben gemaakt, blijven de regels betreffende het houden van dieren gehouden voor landbouwproductiedoeleinden bedoeld in artikel D.6, § 3, van toepassing tijdens één jaar na die vervaldatum.".

Wijzigings, opheffings en slotbepalingen Afdeling I. - Wijzigingsbepalingen

Onderafdeling 1. - Wijziging in het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning

Art. 2.In artikel 2 van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning wordt het eerste lid vervangen als volgt: "In het kader van een geïntegreerd beleid inzake de vervuilingspreventie en -beperking en het waarborgen van de standaards inzake dierenwelzijn heeft dit decreet ten doel mens en milieu te beschermen tegen gevaren, hinder of ongemakken die een inrichting rechtstreeks of onrechtstreeks zou kunnen veroorzaken tijdens of na de exploitatie ervan en het welzijn van de dieren te verzekeren wanneer ze het voorwerp uitmaken van de installaties en activiteiten van de beoogde inrichting."

Art. 3.In afdeling 2 van Hoofdstuk I van hetzelfde decreet wordt een artikel 3bis ingevoegd, luidend als volgt: "

Art. 3bis.Ongeacht de indeling van de installaties en activiteiten zoals bedoeld in artikel 3 leven de installaties en activiteiten de normen inzake dierenwelzijn na.".

Art. 4.In artikel 4, derde lid, van hetzelfde decreet wordt een punt 10° ingevoegd, luidend als volgt: "10° in voorkomend geval, de verbetering van de voorwaarden betreffende het houden van de dieren die het voorwerp uitmaken van de installaties en de activiteiten en de informatie die regelmatig verstrekt moet worden aan de door de Regering aangewezen overheden over: a.de maatregelen genomen om in te spelen op de behoeften van de beoogde dieren; b. de maatregelen genomen inzake de opleiding van het personeel van de inrichting i.v.m. dierenwelzijn.".

Art. 5.In artikel 5 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 2 wordt het tweede lid aangevuld met volgende woorden: "of met dierenwelzijn";2° in paragraaf 3 wordt het eerste lid aangevuld met volgende woorden: ", en in voorkomend geval, inzake het waarborgen van het welzijn van de dieren bedoeld bij de installatie of de activiteit";3° in § 3, derde lid, worden de woorden "of voor de bescherming van de dieren" ingevoegd tussen "of het milieu" en de woorden "ten minste gelijk zijn".

Art. 6.In artikel 6, tweede lid, worden de woorden "of voor de bescherming van de dieren" ingevoegd tussen "of het milieu" en de woorden "ten minste gelijk zijn".

Art. 7.In artikel 10, § 1, tweede lid, 2°, van hetzelfde decreet, worden de woorden "of wanneer ze het aantal dieren van de inrichting verhoogt" ingevoegd tussen de woorden "of onrechtstreeks toenemen" en de woorden "of wanneer de door de Regering vastgelegde capaciteitsdrempelwaarden daardoor bereikt worden".

Art. 8.In artikel 14, § 5, eerste lid, van hetzelfde decreet worden de woorden "of voor het waarborgen van het welzijn van de dieren" ingevoegd tussen de woorden "of het milieu tot gevolg kan hebben," en de woorden "kan de bevoegde overheid".

Art. 9.In artikel 17 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het tweede lid wordt een punt 11° ingevoegd, luidend als volgt: "11° wat betreft de inrichtingen waarin de dieren het voorwerp zijn van de installaties of activiteiten, de gegevens waardoor de significante effecten van de inrichting op de beoogde dieren en hun welzijn kunnen worden gekend en waardoor de maatregelen voorzien om het dierenwelzijn te waarborgen, kunnen worden geïdentificeerd."; 2° paragraaf 2 wordt aangevuld met een lid luidend als volgt: "Wanneer dieren het voorwerp zijn van installaties of activiteiten, bevat de aanvraag een dossier van de rapportering van de effecten van de inrichting op de beoogde dieren en op hun welzijn.De Regering bepaalt de minimale inhoud van dit rapporteringsdossier.".

Art. 10.In artikel 24 van hetzelfde decreet wordt het tweede lid aangevuld met de woorden "of die de normen inzake dierenwelzijn niet naleven".

Art. 11.In artikel 45, § 1, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt een 8° ingevoegd, luidend als volgt: "8° in voorkomend geval, het maximum aantal dieren die het voorwerp kunnen zijn van de installaties en activiteiten en de voorziene modaliteiten om hun welzijn te waarborgen.".

In afdeling 2 van Hoofdstuk VIII van hetzelfde decreet wordt een artikel 59quinquies ingevoegd, luidend als volgt: "

Art. 59quinquies.De Regering bepaalt de verplichtingen waartoe de exploitant van een inrichting waarin dieren het voorwerp uitmaken van de installaties en activiteiten, bij de beëindiging of de sluiting van die inrichting, gehouden is om het welzijn van de dieren te waarborgen.".

Art. 12.In artikel 65, § 1, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt een 5° ingevoegd, luidend als volgt: "5° zo nodig, wat betreft de inrichtingen waarin dieren het voorwerp uitmaken van de installaties en activiteiten, om het dierenwelzijn meer te waarborgen.".

Art. 13.In artikel 71, § 1, eerste lid, van hetzelfde decreet, worden de woorden "of het welzijn van de dieren die het voorwerp zijn van de installaties en activiteiten " ingevoegd tussen de woorden "als het milieu of de veiligheid of de gezondheid van de bevolking" en de woorden "ernstig bedreigd worden en als de exploitant zich niet wil richten naar de instructies".

Onderafdeling 2. - Wijzigingen in Boek I van het Milieuwetboek

Art. 14.In artikel D.138, eerste lid, van Boek I van het Milieuwetboek, gewijzigd bij het decreet van 12 december 2014, worden de woorden "de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren" gewijzigd door de woorden "het Waalse Dierenwelzijnwetboek".

Art. 15.In Titel I van Deel VIII van hetzelfde Wetboek wordt een artikel D.138bis ingevoegd, luidend als volgt: "Art. D.138bis. De bepalingen van Boek I van het Strafwetboek, met inbegrip van Hoofdstuk VII, zijn van toepassing op de bepalingen bedoeld in artikel D.138 en de krachtens deze bepalingen genomen bepalingen.

Art. 16.In Hoofdstuk I van Titel II van Deel VIII van hetzelfde Wetboek wordt een artikel D.140bis ingevoegd, luidend als volgt: "Art. D.140bis. § 1. De in artikel D.140, § 1, bedoelde beambten kunnen elk precies examen en elke precieze controle aan deskundigen toevertrouwen na instemming van de Regering over de toevertrouwden opdrachten.

De toevertrouwde opdrachten mogen niet verbonden zijn met Hoofdstuk 8 van het Waalse Dierenwelzijnwetboek.

De deskundigen handelen volgens de instructies van de beambten. Ze voeren hun controleopdrachten uit op een loyale en correcte wijze, overeenkomstig de wets- en verordeningsbepalingen alsook de bijhorende omzendbrieven en instructies. Daartoe leggen ze vóór de uitoefening van hun opdrachten de eed af in de handen van de bevoegde vakminister.

De waarnemingen en informatie vastgesteld door de deskundige in het kader van zijn opdrachten kunnen worden gebruikt, in voorkomend geval, zonder aanvullende vaststelling, door de in artikel D.140, § 1 bedoelde beambten om met name een proces-verbaal op te maken dat bewijskracht heeft, tenzij het tegendeel is bewezen. § 2. De Regering legt de lijst vast van de examens en controles die aan deskundigen kunnen worden toevertrouwd alsook de overtredingen waarvoor deze deskundigen bevoegd zijn. Ze bepaalt de voorwaarden en de procedure betreffende de delegatie van de opdrachten aan de deskundigen, die in § 1 bedoeld zijn. Ze bepaalt de vereiste vaardigheid van de deskundigen, hun rechten en plichten alsook de wijze waarop zijn voor hun diensten worden bezoldigd. § 3. De Regering bepaalt de sancties die kunnen worden opgelegd in geval van niet-naleving van de rechten en wettelijke en reglementaire bepalingen, voor de uitvoering waarvan de deskundigen samenwerken. § 4. De deskundigen beschikken niet over de onderzoeksmiddelen bedoeld in Hoofdstuk II van Titel II.

Art. 17.In Hoofdstuk III van Titel II van Deel VIII van hetzelfde Boek wordt een artikel D.149bis ingevoegd, luidend als volgt : " Art. D.149bis. § 1. Wanneer een overtreding vastgesteld wordt of voorheen vastgesteld is en die overtreding levende dieren betreft, kan de administratieve inbeslagname van de dieren besloten worden door een beambte bedoeld in artikel D.140 van Boek I van het Milieuwetboek of door de burgemeester van de gemeente op het grondgebied waarvan de dieren zich over het algemeen bevinden. De beambte of de burgemeester laat de dieren dan in geschikte opvangplaats onderbrengen.

De dieren die ondanks een uitgesproken verbod of een intrekking van vergunning bedoeld in artikel D.6 van het Waalse Dierenwelzijnwetboek gehouden worden, kunnen te allen tijde in beslag genomen worden door een beambte bedoeld in artikel D.140 of door de burgemeester van de gemeente op het grondgebied waarvan de dieren zich over het algemeen bevinden. § 2. Wanneer een beambte bedoeld in artikel D.140 of een burgemeester overeenkomstig § 1 overgaat tot of laat overgaan tot een inbeslagname, wordt een afschrift van de beslissing tot inbeslagname gezonden aan de door de Regering aangewezen dienst en volgens de door haar bepaalde modaliteiten. De beambte voegt bij zijn zending een afschrift van het proces-verbaal waarmee de overtreding wordt vastgesteld.

Wanneer de overtreding die tot de inbeslagname heeft geleid, door een politieofficier is vastgesteld, wordt een afschrift van het proces-verbaal innen vijftien dagen na de vaststelling van de feiten toegezonden aan de door de Regering aangewezen dienst en volgens de door haar bepaalde modaliteiten. § 3. De Regering of de burgemeester bepaalt de bestemming van het(de) dier(en) dat (die)overeenkomstig paragraaf 1 in beslag werd(en) genomen. Deze bestemming bestaat uit: 1° het onder voorwaarden teruggeven aan de eigenaar;2° het verkopen;3° het in volle eigendom geven aan een natuurlijke persoon of rechtspersoon;4° of het zonder verwijl doden wanneer het nodig is. Wanneer de bestemming uit de verkoop van de in beslag genomen dieren bestaat, is het aan de daartoe vereiste gerechtsdeurwaarder om zijn ministerie te lenen met het oog op de verwezenlijking ervan en de gevolgen die eraan verbonden zijn.

De Regering bepaalt de te volgen procedure om de bestemming van de dieren vast te leggen. § 4. Wanneer een inbeslagname overeenkomstig de §§ 1 tot 3 wordt verricht, richt de beambte of de burgemeester de verantwoordelijke voor de in beslag genomen dieren: 1° een afschrift van de akte van beslag;2° de nuttige inlichtingen betreffende de plaats waar de dieren worden ondergebracht, en de bestemming van de dieren;3° in voorkomend geval, een afschrift van de rechtvaardiging van een dierenarts waaruit blijkt dat het zonder verwijl doden overeenkomstig § 3, eerste lid, 4°, nodig is. § 5. Het in paragraaf 1 bedoelde beslag wordt van rechtswege opgeheven door de in paragraaf 3 bedoelde beslissing of, bij het uitblijven van dergelijke beslissing, na een termijn van zestig dagen te rekenen vanaf de datum van ontvangst door de administratie van het in § 2 bedoelde proces-verbaal en van de beslissing tot inbeslagname.

Voor de berekening van de in het eerste lid bedoelde termijn wordt de dag van ontvangst van de in het eerste lid bedoelde documenten niet meegerekend. De vervaldag wordt in de termijn meegerekend. Als de termijn op een zaterdag, zondag of feestdag verstrijkt, wordt de vervaldag tot de volgende werkdag verlengd.

Bij gebrek aan beslissing binnen de in het eerste lid bedoelde termijn moet de Regering of de burgemeester de verantwoordelijke voor de dieren in kennis stellen van de automatische opheffing van de inbeslagname en de mogelijkheid om het dier in bezit te nemen waar het ondergebracht wordt. De dieren zullen binnen vijftien dagen na de kennisgeving opgehaald moeten worden. Na afloop van die termijn wordt de eigendom van het dier automatisch overgedragen aan de natuurlijke of rechtspersoon die bedoeld dier huisvest. § 6. De kosten verbonden aan de op grond van de §§ 1 tot 3 genomen maatregelen worden gedragen door de verantwoordelijke voor het dier.

Indien de in het eerste lid bedoelde kosten door het Waalse Gewest of door de gemeente worden voorgeschoten, worden zij verhaald op de verantwoordelijke voor de dieren.

Indien de dieren worden verkocht, wordt de aldus ontvangen som bij voorrang gebruikt om de in het eerste lid bedoelde kosten te dekken.

Het eventuele saldo wordt aan de eigenaar overgemaakt.".

Art. 18.Artikel D.153, eerste lid, 3°, van hetzelfde Boek wordt aangevuld met de woorden "of waardoor het leven van het dier ernstig in gevaar werd gebracht".

Art. 19.In artikel D.157, § 2, van hetzelfde Boek, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° lid 1 wordt aangevuld met de punten 6°, 7° en 8°, luidend als volgt: "6° het niet definitief houden of tot het houden tijdens een periode van drie maanden tot tien jaar van één of meerdere dieren van één of meerdere soorten of tot het beperken van het aantal ervan; 7° de intrekking van de vergunning voor het houden van een dier bedoeld in artikel D.6 van het Waalse Dierenwelzijn; 8° het sluiten voor een periode van één maand tot drie jaar van de inrichting waarin de overtredingen zijn begaan.". 2° paragraaf 2 wordt aangevuld met de volgende leden: "Overeenkomstig het eerste lid, 7°, kan de intrekking van de vergunning voor het houden van een dier voor een bepaalde termijn of definitief uitgesproken worden.De bepaalde termijn mag niet kleiner zijn dan drie maanden.

Het verbod op het houden of de intrekking van de vergunning tot het houden van een dier uitgesproken door de rechter overeenkomstig het eerste lid heeft voor de overtreder als gevolg dat hij onder de vastgestelde voorwaarden niet meer toegelaten is om rechtstreeks, onrechtstreeks of door een tussenpersoon één of meerdere dieren te houden.

De beslissingen tot intrekking van de vergunning worden vermeld in een databank die alleen toegankelijk is voor: 1° de rechters: 2° de sanctionerende ambtenaars; 3° de in artikel D.140 bedoelde beambten; 4° de burgemeesters;5° de agenten en officieren van de politie. In de in artikel D.149bis, § 1, bedoelde gevallen kan de rechter de verbeurdverklaring uitspreken. De verbeurdverklaring wordt altijd uitgesproken in de gevallen bedoeld in artikel D.149bis, § 1, tweede lid. Dit is eveneens het geval bij dierengevechten of -schietingen, wat de inzetten, het entreegeld en de voorwerpen of installaties betreft die voor die gevechten of die schietoefeningen worden gebruikt.".

Art. 20.In artikel D.159, § 2, 8°, van hetzelfde Boek, ingevoegd bij het decreet van 12 december 2014, worden de woorden "van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren" vervangen door de woorden "van het Waalse Dierenwelzijn".

Art. 21.In Titel VI van Deel VIII van hetzelfde Boek wordt een artikel D.163bis ingevoegd, luidend als volgt : "Art. D.163bis. Wanneer een overtreding van het Waalse Dierenwelzijn of van de krachtens dat Wetboek genomen beslissingen vastgesteld wordt, kan de sanctionerend ambtenaar bij wijze van bijkomende sanctie: 1° de bij het Waalse Dierenwelzijnwetboek bedoelde erkenningen en vergunningen na advies van de voor de toekenning van de erkenning of vergunning bevoegde overheid schorsen of intrekken;2° verbieden om één of meerdere dieren tijdens een periode van één maand tot vijf jaar van één of meerdere soorten van één of meerdere soorten te houden of om het aantal ervan te beperken; 3° over te gaan tot de intrekking van de vergunning voor het houden van een dier bedoeld in artikel D.6 van het Waalse Dierenwelzijn.

Overeenkomstig het eerste lid, 3°, kan de intrekking van de vergunning voor het houden van een dier voor een bepaalde termijn of definitief uitgesproken worden. De bepaalde termijn mag niet kleiner zijn dan één maand.

Het verbod op het houden of de intrekking van de vergunning tot het houden van een dier uitgesproken door de sanctionerend ambtenaar overeenkomstig het eerste lid heeft voor de overtreder als gevolg dat hij onder de vastgestelde voorwaarden niet meer toegelaten is om rechtstreeks, onrechtstreeks of door een tussenpersoon één of meerdere dieren te houden.

De beslissingen tot intrekking van de vergunning worden vermeld in een databank die alleen toegankelijk is voor de: 1° rechters: 2° sanctionerende ambtenaars; 3° de in artikel D.140 bedoelde beambten; 4° de burgemeesters; 5° de agenten en officieren van de politie.".

Art. 22.In artikel D.170, § 3, vierde lid, van hetzelfde Boek, ingevoegd bij het decreet van 12 december 2014, worden de woorden "van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren" vervangen door de woorden "van het Waalse Dierenwelzijn".

Onderafdeling 3 - Wijziging in het decreet van 6 november 2008 houdende rationalisatie van de adviesverlenende functie

Art. 23.In artikel 2, § 1, 10°, van het decreet van 6 november 2008 houdende rationalisatie van de adviesverlenende functie, gewijzigd bij de decreten van 22 januari 2015 en 16 februari 2017 worden de woorden "bij artikel 31 van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren" vervangen door de woorden "bij artikel D.77 van het Waalse Dierenwelzijn". Afdeling 2. - Opheffingsbepaling

Art. 24.Opgeheven worden : 1° met uitzondering van de artikelen 20 tot en met 30/1, de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren, laatst gewijzigd bij het decreet van 18 mei 2017 ;2° de wet van 9 juni 2009 tot oprichting van een Belgisch Centrum voor alternatieven voor dierproeven. De artikelen 20 tot en met 30/1 van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren worden opgeheven op de door de Regering bepaalde datum. Afdeling 3. - Overgangsbepalingen

Art. 25.In afwijking van artikel D.27 van het Waalse Dierenwelzijn is het gebruik van kooien voor de legkippenhouderij toegelaten tot: 1° de vervaldatum van de milieuvergunning wanneer ze toegekend is overeenkomstig het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning vóór de inwerkingtreding van dit Wetboek;2° 1 januari 2028 wanneer de in het eerste lid bedoelde vergunning vóór die datum verstrijkt.

Art. 26.Tot 31 augustus 2019 is artikel D.57 van het Waalse Dierenwelzijnwetboek niet van toepassing op slachtingen voorgeschreven door de ritus van een eredienst.

De Regering kan voorzien in de controleprocedure en -voorwaarden waarbij aangetoond wordt dat het slachten ondernomen wordt in het kader van de ritus van een eredienst.

Art. 27.Voor de besluiten aangenomen in uitvoering van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren die blijven bestaan op het moment van de inwerkingtreding van het Waalse Dierenwelzijnwetboek en tot hun opheffing of vervanging wordt verstaan onder "verhandelen": in de handel brengen, te koop aanbieden, in het bezit hebben, verwerven, vervoeren, ten verkoop tentoonstellen, ruilen, verkopen, onder kosteloze of bezwarende titel afstaan. Afdeling 4. - Slotbepaling

Art. 28.Dit decreet treedt in werking op 1 januari 2019.

In afwijking van het eerste lid treden de artikelen D.62 tot en met D.97 van het Waalse Dierenwelzijn in werking op de door de Regering bepaalde datum.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Namen, 4 oktober 2018.

De Minister-President, W. BORSUS De Minister van Sociale Actie, Gezondheid, Gelijke Kansen, Ambtenarenzaken en Administratieve vereenvoudiging, A. GREOLI De Minister van Economie, Industrie, Onderzoek, Innovatie, Digitale Technologieën, Tewerkstelling en Vorming, P.-Y. JEHOLET De Minister van Leefmilieu, Ecologische Overgang, Ruimtelijke Ordening, Openbare Werken, Mobiliteit, Vervoer, Dierenwelzijn en Industriezones, C. DI ANTONIO De Minister van Begroting, Financiën, Energie, Klimaat en Luchthavens, J.-L. CRUCKE De Minister van Landbouw, Natuur, Bossen, Landelijke Aangelegenheden, Toerisme, Erfgoed en afgevaardigd bij de Grote Regio, R COLLIN De Minister van de Plaatselijke Besturen, Huisvesting en Sportinfrastucturen, V. DE BUE _______ Nota (1) Zitting 2017-2018. Stukken van het Waals Parlement 1150 (2017-2018) Nrs. 1 en 1bis tot 6.

Volledig verslag, plenaire vergadering van 3 oktober 2018.

Bespreking.

Stemming.

^