Etaamb.openjustice.be
Decreet van 04 oktober 2018
gepubliceerd op 05 december 2018

Decreet tot wijziging van verschillende teksten, wat betreft de waterlopen

bron
waalse overheidsdienst
numac
2018206025
pub.
05/12/2018
prom.
04/10/2018
ELI
eli/decreet/2018/10/04/2018206025/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

4 OKTOBER 2018. - Decreet tot wijziging van verschillende teksten, wat betreft de waterlopen (1)


Het Waals Parlement heeft aangenomen en Wij, Waalse Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Wijzigingsbepalingen van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud

Artikel 1.In artikel 1bis, 28°, b, van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud, ingevoegd bij het decreet van 6 december 2001, worden de woorden "de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen" vervangen door de woorden "de bepalingen van titel V van deel II van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt".

Art. 2.Artikel 26, § 1, 11°, van dezelfde wet, ingevoegd bij het decreet van 6 december 2006, wordt aangevuld met een punt e) luidend als volgt : "e) alle of een deel van de acties bedoeld in een actieprogramma voor de rivieren met een geïntegreerde en sectorale aanpak;".

Art. 3.Artikel 58bis van dezelfde wet, ingevoegd bij het decreet van 21 april 1994, wordt vervangen als volgt : "

Art. 58bis.Het is verboden een niet voor de scheepvaart bestemd voertuig te laten rijden of het verkeer ervan te organiseren : 1° op de oevers, de dijken en in de zomerbedding van de waterlopen;2° in de wedden in het geval van een voertuig dat bestemd is voor bosbouw, hydraulische werken, hydromorfologische restauratie of constructie, gemotoriseerde sport- of vrijetijdsactiviteiten of andere activiteiten op een lijst gezet door de Regering, rekening houdend met de potentieel significante gevolgen die deze kunnen hebben voor de biologische of hydromorfologische kwaliteit van de waterlopen. De Regering kan van het in eerste lid bedoelde verbod afwijken onder de voorwaarden en volgens de procedure die zij vaststelt. ". HOOFDSTUK II. - Wijzigingsbepaling van het decreet van 16 juli 1985 betreffende de natuurparken

Art. 4.In artikel 15, eerste lid, 1°, van het decreet van 16 juli 1985 betreffende de natuurparken, vervangen bij het decreet van 3 juli 2008, worden de woorden " i.v.m. de uitbaggering, het onderhoud, het herstel, de verbetering en de wijziging van waterlopen" vervangen door de woorden "bedoeld in de artikelen D. 37 en D. 40 van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt". HOOFDSTUK III. - Wijzigingsbepaling van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning

Art. 5.In artikel 12, eerste lid, van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning, vervangen bij de decreten van 4 juli 2002 en 18 december 2003, worden de woorden "aan de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen," ingevoegd tussen de woorden "en die niet onderworpen is aan een vergunning krachtens de wet van 28 mei 1956 betreffende ontplofbare en voor deflagratie vatbare stoffen en mengsels en de daarmede geladen tuigen," en de woorden "aan het decreet van 7 oktober 1985 betreffende de bescherming van het oppervlaktewater tegen verontreiniging". HOOFDSTUK IV. - Wijzigings- en opheffingsbepalingen van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt

Art. 6.In artikel D. 2 van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt, laatst gewijzigd bij het decreet van 19 januari 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de punten 8°sexies, 8°septies, 19°bis, 19°ter, 24°bis, 56°bis, 56°ter, 64°bis, 65°bis, 71°quater en 72°bis worden ingevoegd, luidend als volgt : "8°sexies "oever" : talud aan weerszijden van de waterloop, landinwaarts begrensd door de top van de oever; 8°septies "pand" : afleidingskanaal dat een gedeelte van het debiet afleidt van een ongeklasseerde waterloop of een onbevaarbare waterloop; alle panden worden gelijkgesteld met ongeklasseerde waterlopen, met uitzondering van die welke op de dag van inwerkingtreding van dit artikel als onbevaarbare waterlopen of waterwegen zijn ingedeeld; 19°bis "waterloop" : oppervlakte van het grondgebied van het gebied dat wordt ingenomen door natuurlijke wateren die continu of met tussenpozen in de zomerbedding stromen, met uitzondering van de afvloeiingsgrachten van het afvloeiings- of spuiwater; 19°ter "ongeklasserde waterloop" : een waterloop die niet als waterweg of onbevaarbare waterloop is ingedeeld; 24°bis "top van de oever" : lijn die de punten verbindt waarbuiten het water bij overstromingen buiten de zomerbedding overstroomt; 56°bis "zomerbedding" : oppervlakte van het grondgebied, al dan niet kunstmatig gemaakt, dat wordt ingenomen door het hoogste water van een waterloop vóór de overloop, met inbegrip van de gewone waterlozing en de oevers tot aan de top van de oever; 56°ter "het vrij rondzwemmen van de vissen" : verplaatsing van vis die een groot deel of bepaalde leeftijdsklassen van de populatie van een soort betreft en die plaatsvindt tijdens de levenscyclus van de soort met een voorspelbare periodiciteit, waarbij ten minste twee verschillende habitats betrokken zijn; 64°bis "hindernis voor de volledige bewegingsvrijheid van de vissen" : elke structuur die het vrije verkeer van vis zijdelings of van stroomafwaarts naar stroomopwaarts van de waterloop en vice versa belemmert; 65°bis "vissluizen" : elke constructie of vaste installatie die zich buiten of in de zomerbedding bevindt voor het opwaarts of neerwaarts laten zakken van vissen migratie; 71°quater "ooibossen" : elke houtachtige en inheemse plantenvorming die langs een waterloop groeit in een gebied met groot overstromingsgevaar in de zin van artikel D. 53-2; 72°bis "sectorale opdeling" : het in kaart brengen van de lineaire verdeling van waterlopen in homogene sectoren op basis van het ecologische grondgebied, de breedte van de gebieden die onderhevig zijn aan het risico van overstromingen en het landgebruik van deze gebieden;"; b) de punten 20° en 89° worden vervangen door wat volgt : 20° "onbevaarbare waterlopen" : de waterlopen die de Regering niet bij de klasse van de waterwegen heeft ondergebracht, stroomafwaarts van het punt waar de oppervlakte van al het land waarvan de waterafvoer door de waterloop wordt verzorgd minstens honderd hectare bedraagt; dat punt wordt oorsprong van de waterloop genoemd; 89° "waterwegen" : waterwegen, grote waterbouwkundige kunstwerken en hun bijhorigheden bedoeld in artikel 2 van het decreet van 19 maart 2009 betreffende de instandhouding van het gewestelijke openbaar wegen- en waterwegendomein;".

Art. 7.In deel II, Titel V, hoofdstuk I, van hetzelfde boek, wordt een afdeling 1 ingevoegd, met als opschrift "Begripsomschrijving".

Art. 8.In afdeling 1, ingevoegd bij artikel 7, wordt artikel D. 33 vervangen als volgt : "Art. D. 33. Dit hoofdstuk is van toepassing op waterwegen, onbevaarbare waterlopen en ongeklasseerde waterlopen.

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder "bouwwerk": elke constructie of vaste installatie die zich in, boven of onder de zomerbedding van een waterloop bevindt, dwars of lateraal.".

Art. 9.In deel II, Titel V, hoofdstuk I, van hetzelfde boek, wordt een afdeling 2 ingevoegd, met als opschrift "Doelstellingen".

Art. 10.In afdeling 2, ingevoegd bij artikel 9, wordt een artikel D. 33/1 ingevoegd, luidend als volgt : "Art. D. 33/1. De bepalingen van deze titel zijn gericht op een geïntegreerd, evenwichtig en duurzaam beheer van waterlopen. Dit beheer heeft tot doel de volgende hoofdfuncties van waterlopen te vervullen of met elkaar in overeenstemming te brengen : 1° hydraulisch, door de vlotte afvloeiing van de wateren in stand te houden en overstromingsrisico's te beheersen;2° ecologisch, door het behoud, de verbetering en het herstel van de hydromorfologische kwaliteit van oppervlaktewaterlichamen, met name om te zorgen voor een betere werking van het aquatische ecosysteem en de naleving van de doelstellingen die zijn vastgesteld voor de beschermde gebieden bedoeld in artikel D.18; 3° sociaal-economisch; 4° sociaal-cultureel.".

Art. 11.Dezelfde afdeling 2 wordt aangevuld met een artikel 33/2, luidend als volgt : "Art. D. 33/2. Het Gewest en de andere overheden, elk in het kader van hun bevoegdheden en in onderlinge coördinatie, streven naar het behoud, de verbetering of het herstel van de ooibossen en de ecologische continuïteit van de waterlopen, waardoor de goede werking van de ecosystemen en de strijd tegen invasieve soorten mogelijk wordt.".

Art. 12.In deel II, Titel V, hoofdstuk I, van hetzelfde boek, wordt een afdeling 3 ingevoegd, met als opschrift " Coördinatie-actie".

Art. 13.In afdeling 3, ingevoegd bij artikel 12, wordt een artikel D. 33/3 ingevoegd, luidend als volgt : "Art. D. 33/3. Om de milieudoelstellingen met betrekking tot de hydromorfologie van de waterloop, zoals vastgesteld overeenkomstig artikel D. 22, en de passende doelstellingen voor het beheer van het overstromingsrisico als bedoeld in artikel D. 53-3, te bereiken, wordt voor elk Waals onderstroomgebied een actieprogramma voor rivieren opgesteld door middel van een geïntegreerde en sectorale aanpak, hierna "PARIS" "Programmes d'Action sur les Rivières par une approche Intégrée et Sectorisée" (Actieprogramma's op de rivieren door een geïntegreerde en sectorgerichte aanpak) genoemd.

In afwijking van het eerste lid zijn de artikelen D. 33/4 tot en met D. 33/6 niet van toepassing op ongeklasseerde waterlopen, met uitzondering van de sectoren die gelegen zijn in het district van een watering, in zwemzones of in een Natura 2000-gebied.".

De Regering kan de toegang van vee tot waterlopen in bepaalde gebieden verbieden wanneer dit de verwezenlijking van de in artikel D.22, § 1, 1°, omschreven doelstellingen in gevaar brengt.

Art. 14.Dezelfde afdeling 3 wordt aangevuld met een artikel D. 33/4, luidend als volgt : "Art. D. 33/4. Elk PARIS voert de maatregelen met betrekking tot de hydromorfologie van de rivieren uit die zijn opgenomen in de beheersplannen van de Waalse stroomgebieden bedoeld in artikel D. 24 en in de beheersplannen van de overstromingsrisico's bedoeld in artikel D. 53-3. Het bevat op zijn minst : 1° de sectorale opdeling van de waterloop en een cartografische inventaris van elke sector;2° de bepaling en de hiërarchisering van de uitdagingen in elke sector van de rivier: ecologisch, hydraulisch, sociaal-economisch en sociaal-cultureel;3° de vaststelling van de beheersdoelstellingen voor elke sector, op basis van de vastgestelde uitdagingen;4° de herinnering aan de maatregelen met betrekking tot de hydromorfologie van de waterloop opgenomen in de beheersplannen bedoeld in de artikelen D.24 en D. 53-3; 5° een herinnering aan de doelstellingen, verbodsbepalingen en maatregelen die van toepassing zijn in de beschermde gebieden krachtens de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud;6° de planning in tijd en ruimte van acties om de aan elke sector toegewezen beheersdoelstellingen te bereiken; 7° de evaluatie van de financiële middelen die moeten worden toegewezen aan de voor elke sector uit te voeren werkzaamheden.".

Art. 15.Dezelfde afdeling 3 wordt aangevuld met een artikel D. 33/5, luidend als volgt : "Art. D. 33/5. § 1. Uiterlijk één jaar vóór de aanneming van de beheersplannen bedoeld in de artikelen D. 24 en D. 53-3, bepaalt de stroomgebiedsautoriteit de sectorale opdeling van de waterlopen en de cartografische inventaris van elke sector. Deze zijn beschikbaar op het Waalse geoportaal. § 2. Uiterlijk één jaar na de aanneming van de beheersplannen bedoeld in de artikelen D. 24 en D. 53-3 neemt de stroomgebiedsautoriteit voor elk Waals onderstroomgebied een ontwerp-PARIS aan dat is opgesteld door de beheerders van de waterwegen en onbevaarbare waterlopen, alsook door de wateringen, en dat de in artikel D. 33/4, 2° tot 7° bedoelde elementen bevat.

Dit project is onderworpen aan een openbaar onderzoek volgens de modaliteiten omschreven in Boek I van het Milieuwetboek.

Terzelfdertijd worden de bevoegde diensten van de administratie geraadpleegd met het oog op de opstelling van de beheersplannen van de Waalse stroomgebieden bedoeld in artikel D. 24 en de beheersplannen van de overstromingsrisico's bedoeld in artikel D. 53-3, de bevoegde diensten binnen de gewestelijke administratie voor natuurbehoud en visserij, de gemeenten van het betrokken Waalse onderstroomgebied, AQUAWAL, de "Société publique de gestion de l'eau" (Openbare maatschappij voor waterbeheer), de betrokken "Commission de conservation" (Instandhoudingscommissie), het Comité voor Watercontrole, het Visbeheerscomité, het riviercontract, het beheerscomité bedoeld in artikel 15 van het decreet van 16 juli 1985 betreffende de natuurparken, het "Comité belge des Grands Barrages" (Belgisch Comité voor Grote Stuwdammen), de beleidsgroepen "Leefmilieu", "Landelijke Aangelegenheden" en "Ruimtelijke ordening", alsook alle personen en instanties die nuttig worden geacht om te raadplegen.

Indien zij niet binnen 45 dagen na het verzoek worden uitgebracht, wordt de procedure voortgezet. § 3. Uiterlijk één jaar na de aanneming van de beheersplannen bedoeld in de artikelen D. 24 en D. 53-3 neemt de stroomgebiedsautoriteit de PARIS aan. Vervolgens worden zij om de zes jaar opnieuw onderzocht en, indien nodig, bijgewerkt overeenkomstig de paragrafen 1 en 2.

De voorgeschreven bepalingen van de PARIS hebben een indicatieve waarde en de overige bepalingen van de PARIS hebben een omschrijvende waarde. § 4. De stroomgebiedsautoriteit dient binnen drie jaar na de aanneming van elke PARIS of de bijwerking ervan een tussentijds vorderingsverslag over de uitvoering ervan in. § 5. Wanneer buitengewone en dringende omstandigheden de uitvoering van acties die niet in de PARIS voorzien zijn, vereisen, om rampen te voorkomen of de gevolgen ervan te beperken, onderneemt de betrokken beheerder deze acties na voorafgaand elke andere betrokken overheidsdienst te hebben verwittigd. ".

Art. 16.Dezelfde afdeling 3 wordt aangevuld met een artikel D. 33/6, luidend als volgt : "Art. D. 33/6. Tegelijk met de vaststelling van het PARIS-project stelt de stroomgebiedsautoriteit het in artikel D. 56 van Boek 1 van dit Wetboek bedoelde milieueffectrapport op.

Wanneer de informatie vereist in artikel D.56 van datzelfde Boek 1 voldoende wordt verstrekt in het beheersplan van het stroomgebied, het maatregelenprogramma of het plan voor het beheer van de overstromingsrisico's, kan het milieueffectrapport in dit verband worden beperkt tot een specifieke verwijzing naar dit project."

Art. 17.In deel II, titel V, hoofdstuk I, van hetzelfde boek, wordt een afdeling 4 ingevoegd, met als opschrift "Het vrij rondzwemmen van de vissen".

Art. 18.In afdeling 4, ingevoegd bij artikel 17, wordt een artikel D. 33/7 ingevoegd, luidend als volgt : "Art. D. 33/7. De Regering stelt een lijst op van de vissoorten waarvan het vrij rondzwemmen in het Waalse Gewest is gewaarborgd overeenkomstig de artikelen D. 33/8 tot en met D. 33/11. ».

Art. 19.Dezelfde afdeling 4 wordt aangevuld met een artikel D. 33/8, luidend als volgt : "Art. D. 33/8. In elk Waals stroomgebied stelt de stroomgebiedsautoriteit een inventaris op van de bestaande hindernissen voor de volledige bewegingsvrijheid van de vissen, waarbij elk van deze hindernissen als zodanig wordt gekwalificeerd : 1° klein;2° belangrijk;3° aanzienlijk;4° onoverkomelijk. De inventaris wordt uiterlijk één jaar na de inwerkingtreding van dit artikel opgesteld, wordt ten minste een keer om de zes jaar opnieuw onderzocht en wordt, indien nodig, door de stroomgebiedsautoriteit bijgewerkt. Deze inventaris is beschikbaar op het Waalse geoportaal.".

Art. 20.Dezelfde afdeling 4 wordt aangevuld met een artikel D. 33/9, luidend als volgt : "Art. D. 33/9. De stroomgebiedsautoriteit stelt, na het advies te hebben ingewonnen van de beheerders van de betrokken waterlopen en het Departement Natuur en Bossen van het Operationeel Directoraat-generaal Landbouw, Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu, een strategische prioriteitenkaart op met de prioritaire waterlopen voor het herstel van het vrij rondzwemmen van de vissen van de verschillende soorten bedoeld in artikel D. 33/7.

De strategische prioriteitenkaart wordt uiterlijk één jaar na de inwerkingtreding van dit artikel opgesteld, wordt ten minste een keer om de zes jaar opnieuw onderzocht en wordt, indien nodig, door de stroomgebiedsautoriteit bijgewerkt. Deze kaart is beschikbaar op het Waalse geoportaal.".

Art. 21.Dezelfde afdeling 4 wordt aangevuld met een artikel D. 33/10, luidend als volgt : "Art. D. 33/10. Het is verboden nieuwe hindernissen te creëren in de zomerbedding van een waterloop zonder een oplossing te bieden die de volledige bewegingsvrijheid van de soorten bedoeld in artikel D. 33/7 garandeert.

Bestaande hindernissen die als aanzienlijk of onoverkomelijk zijn aangemerkt in de zin van artikel D. 33/8 en die zich bevinden in de zomerbedding van een waterloop die is opgenomen op de strategische prioriteitenkaart bedoeld in artikel D. 33/9, maken het voorwerp uit van inrichtingswerken of, bij gebreke daarvan, worden verwijderd overeenkomstig artikel 8 van het besluit van 19 maart 2009 betreffende de instandhouding van het gewestelijke openbaar wegen- en waterwegendomein, artikel D. 41/2 of artikel D. 45.

In afwijking van lid 2 vallen de bestaande grote stuwdammen die zijn opgenomen in het register van het "Comité international des grands barrages"(Internationaal Comité voor grote dammen) en nog steeds in bedrijf zijn, niet onder deze paragraaf.".

Art. 22.Dezelfde afdeling 4 wordt aangevuld met een artikel D. 33/11, luidend als volgt : "Art. D. 33/11. De afgifte van een vergunning voor de bouw van een hindernis in de zomerbedding van een waterweg, een onbevaarbare waterloop of een ongeklasseerde waterloop is afhankelijk van de naleving van een gereserveerd debiet dat voldoende is om het vrij rondzwemmen van de vissen alsook de installatie, in voorkomend geval, van voorzieningen die de toegang van de soorten bedoeld in artikel D 33/7 tot de in- en uitlaatkanalen verhinderen. Het gereserveerd debiet wordt bepaald door rekening te houden met het betrokken visgebied, de vestiging van de hindernis en het hydraulische regime van de waterloop."

Art. 23.Dezelfde afdeling 4 wordt aangevuld met een artikel D. 33/12, luidend als volgt : "Art. D. 33/12. Onverminderd de toepassing van andere dwang- of veiligheidsmaatregelen nemen zij, indien een gevaar de bescherming of het geïntegreerde, evenwichtige en duurzame beheer van waterlopen ernstig in gevaar brengt en indien de gebruiker of exploitant weigert de bevelen van de beheerders aangewezen overeenkomstig artikel D. 35 op te volgen, alle passende maatregelen om een einde te maken aan dat gevaar, en met name : 1° bevel geven tot de volledige of gedeeltelijke opheffing van het gebruik of de exploitatie;2° de bouwwerken verzegelen en, desnoods, overgaan tot de onmiddellijke tijdelijke sluiting van de inrichting. De beheerder deelt zijn beslissing mee door afgifte tegen ontvangstbewijs of per aangetekende brief met bericht van ontvangst.

De gebruiker of de exploitant tegen wie de maatregel is genomen en andere belanghebbenden kunnen bij aangetekend schrijven aan de beheerder die de maatregel heeft genomen, om opheffing of wijziging van de maatregel verzoeken. De aanvraag is niet opschortend.

De aanvraag wordt geacht te zijn geweigerd indien de beheerder niet binnen een maand te rekenen van de dag van ontvangst van de aanvraag een beslissing heeft genomen. ".

Art. 24.Artikel D.34 van hetzelfde Boek wordt vervangen als volgt : "Art. D. 34. De zomerbedding van een onbevaarbare waterloop wordt verondersteld toe te behoren aan de beheerder aangewezen krachtens artikel D. 35, en valt onder het publieke domein.

Gedurende zes maanden, te rekenen vanaf de datum van kennisgeving die hen wordt overgemaakt door de beheerder van de niet-bevaarbare waterloop, kan elke omwonende van de zomerbedding waarvan het tracé kunstmatig is gewijzigd, toestemming krijgen om in volle eigendom over de vrijgekomen grond te beschikken, door zich ertoe te verbinden, naar schatting van deskundigen, de eigendom of de toegevoegde waarde ervan te betalen."

Art. 25.Artikel D.35 van hetzelfde Boek wordt vervangen als volgt : "Art. D. 35. De onbevaarbare waterlopen zijn ingedeeld in drie categorieën : 1° eerste categorie: de delen van de onbevaarbare waterlopen stroomafwaarts van het punt waar hun stroomgebied ten minste vijfduizend hectare beslaat;2° tweede categorie: delen van de onbevaarbare waterlopen die niet in de eerste of derde categorie zijn ingedeeld;3° derde categorie: de onbevaarbare waterlopen of delen daarvan, stroomafwaarts van hun oorsprong, zolang zij de gemeentegrens niet hebben bereikt, vóór de fusie van de gemeenten in de zin van de wet van 30 december 1975 houdende bekrachtiging van koninklijke besluiten genomen in uitvoering van de wet van 23 juli 1971 betreffende de samenvoeging van gemeenten en de wijziging van hun grenzen en houdende afschaffing van de randfederaties opgericht door de wet van 26 juli 1971 houdende organisatie van de agglomeraties en de federaties van gemeenten, en waar die oorsprong is gelegen. De directeur-generaal van het Operationeel Directoraat-generaal Landbouw, Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu, zijn afgevaardigde(n), wordt aangewezen als beheerder van de onbevaarbare waterlopen van eerste categorie.

De provincie, vertegenwoordigd door haar Provinciecollege, afgevaardigde(n), wordt aangewezen als beheerder van de onbevaarbare waterlopen van tweede categorie.

De gemeente, vertegenwoordigd door haar gemeentecollege, wordt aangewezen als beheerder van de onbevaarbare waterlopen van derde categorie.".

Art. 26.In hetzelfde Boek wordt een artikel D. 35/1 ingevoegd, luidend als volgt : "Art. D. 35/1. De Regering bepaalt : 1° de oorsprong van de waterloop die overeenkomt met het punt waar de oppervlakte van al het land waarvan de waterafvoer door de waterloop wordt verzorgd minstens honderd hectare bedraagt; 2° de punten van waaruit waterlopen in eerste en tweede categorie worden ingedeeld."

Art. 27.In hetzelfde Boek wordt een artikel D. 35/2 ingevoegd, luidend als volgt : "Art. D. 35/2. Vanwege een duidelijk ecologisch, hydraulisch, sociaal-economisch of sociaal-cultureel belang kan de Regering het volgende doen : 1° een waterloop of een deel van een waterloop waarvan de oppervlakte van al het land waarvan de waterafvoer door de waterloop wordt verzorgd, geen honderd hectare omvat, als onbevaarbare waterloop indelen, en de categorie ervan bepalen;2° onbevaarbare waterlopen of delen daarvan van de derde of tweede categorie naar een hogere categorie overbrengen, of onbevaarbare waterlopen van de eerste of tweede categorie naar een lagere categorie overbrengen;3° onbevaarbare waterlopen of delen daarvan, ongeacht de categorie waartoe zij behoren, in een lagere klasse indelen. De Regering wint eerst het advies in van de beheerder(s) van de betrokken onbevaarbare waterlopen.".

Art. 28.In deel II, Titel V, hoofdstuk II, van hetzelfde boek, wordt een afdeling 1/1 ingevoegd, met als opschrift "Atlas van de onbevaarbare waterlopen".

Art. 29.In afdeling 1/1, ingevoegd bij artikel 28, wordt artikel D. 36 vervangen als volgt : "Art. D. 36. Voor elk Waals onderstroomgebied stelt de dienst die binnen de Waalse gewestelijke administratie bevoegd is voor de onbevaarbare waterlopen een atlas van onbevaarbare waterlopen op en houdt deze bij, met minimaal de volgende elementen : 1° de afwateringsassen van onbevaarbare waterlopen;2° de punten van oorsprong bedoeld in artikel D.35/1; 3° de punten voor de indeling van onbevaarbare waterlopen in de eerste categorie, alsook tussen de onbevaarbare waterlopen van tweede en derde categorie; 4° de punten van vijfduizend hectare bedoeld in artikel D.35; 5° de benaming van de onbevaarbare waterlopen en hun categorie;6° de handelingen, werken en kunstwerken die overeenkomstig de artikelen D.37, D. 40, D. 133 en D. 133/1 zijn toegestaan of aangegeven vanaf de inwerkingtreding van deze bepaling.

De opstelling van de atlas wordt uitgevoerd met de hulp van de beheerders van de waterlopen van tweede en derde categorie. De Regering kan de lijst met gedetailleerde informatie in de atlas nader bepalen of aanvullen.

Art. 30.Dezelfde afdeling 1/1 wordt aangevuld met een artikel D. 36/1, luidend als volgt : "Art. D. 36/1. Elke beheerder van onbevaarbare waterlopen stelt de overheid die verantwoordelijk is voor de atlas onverwijld alle informatie ter beschikking waarover hij beschikt en die nuttig is voor de bijwerking ervan, en in ieder geval het proces-verbaal van gelijkvormigheid van de werken bedoeld in artikel D. 41/1.

Voor de handelingen en werken die zijn toegestaan of aangegeven in de zomerbedding van onbevaarbare waterlopen, in de gebieden met een overstromingsrisico of op minder dan zes meter van de top van de oever, maken de bevoegde overheden aan de overheid verantwoordelijk voor de atlas een kopie over van de milieuvergunning, de stedenbouwkundige vergunning, de bebouwingsvergunning, de globale vergunning, de geïntegreerde vergunning of de milieuverklaring, met inbegrip van de bijgevoegde plannen en documenten.

Op verzoek van de voor de atlas verantwoordelijke overheid en onverminderd de vertrouwelijkheid van persoonsgegevens of commerciële of industriële informatie, verstrekken de administraties van het Waalse Gewest, de provincies en de gemeenten alle inlichtingen waarover zij beschikken, en delen zij alle administratieve en gerechtelijke beslissingen en alle andere informatie waarover zij beschikken mee waardoor de atlas kan worden bijgesteld en bijgewerkt.".

Art. 31.Dezelfde afdeling 1/1 wordt aangevuld met een artikel D. 36/2, luidend als volgt : "Art. D. 36/2. De atlas van onbevaarbare waterlopen bedoeld in artikel D. 36 is beschikbaar op het Waalse geoportaal.".

Art. 32.Artikel D.37 van hetzelfde Boek wordt vervangen als volgt : "Art. D. 37. § 1. Onderhouds- en kleine herstelwerken zijn werken die zich op regelmatige tijdstippen herhalen om de hydraulische, ecologische, sociaal-economische en sociaal-culturele doelstellingen toegewezen aan de onbevaarbare waterlopen te waarborgen, en met name : 1° het schoonmaken van onbevaarbare waterlopen, met inbegrip van de overwelfde vlakken, en namelijk de ruiming, het reprofileren alsook de inzameling van puin, takken, ijsblokken en grof materiaal;2° het onderhoud en kleine herstellingen van kunstwerken die toebehoren aan beheerders in onbevaarbare waterlopen, met inbegrip van de consolidatie van ingestorte oevers ter hoogte van dergelijke constructies en het verwijderen van de aanslibbingen die met dergelijke constructies verband houden, onverminderd de toepassing van artikel D.39; 3° het onderhoud en de verwijdering van vegetatie langs de oevers van onbevaarbare waterlopen, namelijk door de verwijdering van struikgewas, het hakken, het kort snoeien, het snoeien van struiken, het verscheuren, de verwijdering van boomstronken, de aanplantingen, het losrukken van distels, het maaien en de vernietiging van invasieve planten;4° het kleine herstel en de versterking van dijken langs onbevaarbare waterlopen en het verwijderen van al hetgeen zich daarop bevindt, ongeacht of deze dijken eigendom zijn van privaat- of publiekrechtelijke personen;5° het onderhouden, het kleine herstel en het verzekeren van de normale werking van de pompstations in verband met de onbevaarbare waterlopen, ongeacht of zij aan privaat- of publiekrechtelijke eigenaars toebehoren. § 2. De beheerders aangewezen krachtens artikel D. 35 voeren onderhouds- en kleine herstelwerkzaamheden uit, overeenkomstig een algemeen reglement inzake onbevaarbare waterlopen vastgesteld door de Regering.

Op de waterlopen van de derde categorie worden de onderhouds- en kleine herstelwerken uitgevoerd na het advies te hebben ingewonnen van de beheerder van de onbevaarbare waterlopen tweede categorie.

In afwijking van het eerste lid worden de vijvers, de watervlakken en de stuwdamreservoirs die worden doorkruist door een onbevaarbare waterloop onderhouden en hersteld door degenen aan wie zij toebehoren, bij gebreke waarvan de beheerder van de onbevaarbare waterloop de eigenaar kan aanmanen om de onderhouds- en kleine herstelwerken binnen een bepaalde termijn uit te voeren.

In geval van dringende noodzakelijkheid kan de beheerder de onderhouds- en kleine herstelwerken aan vijvers, watervlakken en stuwdamreservoirs die niet van hem zijn, uitvoeren zonder de eigenaar hiervoor vooraf in gebreke te stellen. In dit geval worden de kosten van het werk op de eigenaar verhaald op overlegging van een gewone staat opgemaakt door de beheerder die de werken heeft uitgevoerd. § 3. In afwijking van paragraaf 2 mogen bepaalde onderhouds- en kleine herstelwerken, na het voorwerp te hebben uitgemaakt van een voorafgaande aangifte, door andere personen dan de beheerders worden uitgevoerd.

Onverminderd de elektronische verzending wordt de aangifte per aangetekende brief met ontvangstbewijs of door elk middel dat vaste datum verleent of door afgifte tegen ontvangstbewijs aan de betrokken beheerder verzonden.

De Regering stelt de lijst op van de onderhouds- en kleine herstelwerken die door andere personen dan de beheerders mogen worden uitgevoerd, alsmede de vorm en de inhoud van de aangifte.

De verklaring is niet ontvankelijk indien zij in strijd met het tweede lid is verzonden of afgegeven of indien de gegevens of documenten die krachtens het derde lid vereist zijn, ontbreken. Indien de aangifte niet ontvankelijk is, richt de beheerder een beslissing aan de aangever waarin de onontvankelijkheidsgronden zijn opgenomen, binnen 15 dagen te rekenen van de datum van ontvangst van de aangifte.

Indien de aangifte ontvankelijk is, stelt de beheerder de aangever daarvan binnen vijfenveertig dagen na de datum van ontvangst van de aangifte in kennis en kan hij aanvullende voorwaarden stellen voor de uitvoering van de onderhouds- en kleine herstelwerken. Indien de aangifte niet binnen deze termijn wordt verzonden, wordt zij zonder aanvullende voorwaarden ontvankelijk geacht.

De aangever kan overgaan tot de uitvoering van de werken : 1° vijfenveertig dagen na de datum van ontvangst van de aangifte, indien deze overeenkomstig het vierde lid niet onontvankelijk is verklaard;2° zestig dagen na de datum van ontvangst van de verklaring, indien de bevoegde overheid overeenkomstig het vijfde lid bijkomende voorwaarden stelt voor de uitvoering ervan.".

Art. 33.Artikel 38 van hetzelfde Boek, gewijzigd bij het decreet van 7 november 2007, wordt vervangen als volgt : "Art. D. 38. De kosten veroorzaakt door de onderhouds- en kleine herstelwerken komen ten laste van degenen die het initiatief daartoe hebben genomen. Een bijdrage in die kosten mag ten laste gelegd worden van de privaat- of publiekrechtelijke personen die gebruiker zijn van de waterloop of die eigenaar zijn van een kunstwerk, in verhouding tot de verzwaring van de kosten van die werken welke het gevolg is van het gebruik van de waterloop of van het bestaan van het kunstwerk.

Die bijdrage wordt bepaald door de beheerder van de onbevaarbare waterloop.".

Art. 34.Artikel D.39 van hetzelfde Boek wordt vervangen als volgt : "Art. D. 39. De bijzondere verplichtingen welke, hetzij door het gebruik, hetzij door titels of overeenkomsten opgelegd worden, blijven behouden en moeten uitgevoerd worden onder de leiding van de beheerder aangewezen overeenkomstig artikel D. 35.

Alle kunstwerken die niet toebehoren aan de beheerders, aanwezig onder, in of boven de zomerbedding, worden onderhouden en hersteld door degenen aan wie ze toebehoren, bij gebreke waarvan de beheerder van de onbevaarbare waterloop de eigenaar kan aanmanen om de onderhouds- en herstelwerken binnen een bepaalde termijn uit te voeren.

Bij gebrek aan uitvoering binnen de voorgeschreven termijn kan de beheerder dit zelf uitvoeren of laten uitvoeren.

In geval van dringende noodzakelijkheid kan de beheerder de onderhouds- en herstelwerken aan kunstwerken die niet van hem zijn, uitvoeren zonder de eigenaar hiervoor vooraf in gebreke te stellen.

In deze gevallen worden de kosten van de werken op de eigenaar verhaald op overlegging van een gewone staat opgemaakt door de beheerder die de werken heeft uitgevoerd.".

Art. 35.In deel III, titel II, Hoofdstuk II, van hetzelfde Boek wordt het opschrift van afdeling 3 vervangen als volgt : "Werken onderworpen aan de domaniale vergunning van de beheerder".

Art. 36.Artikel D.40 van hetzelfde Boek wordt vervangen als volgt : "Art. D. 40. § 1. De voorafgaande en schriftelijke domaniale vergunning van de beheerder aangewezen krachtens artikel D. 35 is vereist voor alle werken zoals verdieping, verbreding, herstel en in het algemeen alle wijzigingen onder, in of boven de zomerbedding van de onbevaarbare waterloop of de daarin gevestigde kunstwerken, alsook de verwijdering of aanleg van dergelijke waterlopen. § 2. De beheerder kan zijn domaniale vergunning toekennen in de vorm van een eenzijdige handeling of een contract, voor bepaalde of onbepaalde tijd en, in voorkomend geval, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. § 3. De domaniale vergunning in de vorm van een eenzijdige handeling wordt altijd op precaire basis verleend.

De beheerder stuurt haar beslissing aan de aanvrager, alsook aan elke geraadpleegde instantie binnen honderdtwintig dagen vanaf de eerste dag na ontvangst van de aanvraag.

De aanvraag wordt geacht geweigerd te zijn als de beslissing niet wordt verzonden binnen de termijn bedoeld in het tweede lid. De domaniale vergunning kan worden ingetrokken, gewijzigd of opgeschort, zonder vergoeding ten gunste van de houder.

De begunstigde is ten opzichte van derden en het Waalse Gewest aansprakelijk voor het verlies, de schade, de ongevallen of de beschadigingen die kunnen voortvloeien uit het gebruik van de domaniale vergunning. § 4. De Regering bepaalt de procedure voor het verlenen van de domaniale vergunning en de samenstelling van het bij de aanvraag te voegen dossier, alsook de omvang van de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit de domaniale vergunning. De Regering bepaalt ook de procedure voor het wijzigen, schorsen of intrekken van de domaniale vergunning die is afgegeven in de vorm van een eenzijdige handeling.".

Art. 37.Artikel D.41 van hetzelfde Boek wordt vervangen als volgt : "Art. D. 41. Onverminderd de door de openbare besturen eventuele verleende toelagen worden de door die werken bedoeld in artikel D. 40 veroorzaakte kosten gedragen door hen die er het initiatief van genomen hebben.

Wanneer de in artikel D. 40 bedoelde werken worden uitgevoerd door de beheerder van de onbevaarbare waterloop, kan deze een deel van de uitgaven in rekening brengen bij personen naar privaat- of publiekrecht die van deze werken profiteren of deze noodzakelijk hebben gemaakt. ».

Art. 38.In hetzelfde Boek wordt een artikel D. 41/1 ingevoegd, luidend als volgt : "Art. D. 41/1. De beheerder inspecteert alle krachtens artikel D. 40 toegestane werken na voltooiing en stelt een proces-verbaal op waarin wordt verklaard dat de werken zijn uitgevoerd overeenkomstig de gestelde voorwaarden of dat deze niet met deze voorwaarden overeenstemmen. In geval van niet-overeenstemming is een nieuwe controle noodzakelijk na de uitvoering van de nieuwe werken.

Daartoe brengt de opdrachtgever de beheerder binnen tien dagen na de voltooiing van de werken op de hoogte van de voltooiing van de werken.".

Art. 39.In hetzelfde Boek wordt een artikel D. 41/2 ingevoegd, luidend als volgt : "Art. D. 41/2. § 1. In geval van het ontbreken of de schending van de vergunning die is verleend krachtens artikel D. 40, § 3 of krachtens een eerdere wetgeving, maant de beheerder de overtreder aan om een einde te maken aan de onregelmatigheid door het uitvoeren van werken en, indien nodig, om de zomerbedding of de daarin gevestigde kunstwerken te herstellen of te laten herstellen. Deze ingebrekestelling wordt per aangetekende brief of door elk middel dat vaste datum verleent verzonden en vermeldt de termijn waarbinnen de overtreder zich hieraan moet houden. Bij gebrek aan het in overeenstemming brengen of herstelling binnen de voorgeschreven termijn kan de beheerder dit zelf uitvoeren of laten uitvoeren. § 2. In afwijking van paragraaf 1 kan de beheerder van ambtswege, zonder voorafgaande ingebrekestelling hiervoor aan de overtreder, werken uitvoeren of laten uitvoeren of het openbaar domein herstellen of laten herstellen, indien aan een van de volgende voorwaarden is voldaan: 1° in geval van dringende noodzakelijkheid of wanneer de dwingende behoeften van de openbare dienst dit rechtvaardigen;2° indien het om dwingende technische, milieu- of veiligheidsredenen niet raadzaam is om de overtreder toe te staan de waterloop zelf te herstellen of te laten herstellen 3° indien de overtreder niet gemakkelijk te identificeren is en niet gemakkelijk kan worden geïdentificeerd. § 3. In alle gevallen is de overtreder gedwongen tot de terugbetaling van alle uitvoeringskosten op overlegging van een gewone staat opgemaakt door de beheerder die voor de uitvoering heeft gezorgd of laten zorgen.

Art. 40.Artikel D. 42 van hetzelfde Boek wordt opgeheven.

Art. 41.Artikel 42/1 van hetzelfde Boek, ingevoegd bij het decreet van 10 juli 2013, wordt vervangen als volgt : "Art. D. 42/1. De gronden die langs een onbevaarbare waterloop in de openlucht liggen en als weiland dienen, worden uiterlijk op 1 januari 2023 zodanig afgesloten om de toegang van het vee tot de waterloop tijdens het hele jaar te voorkomen.

Het gedeelte van de langs de waterloop gelegen omheining bevindt zich op een minimale lengte van één meter gemeten landinwaarts vanaf de bovenste rand van de oever van de waterloop. In afwijking is die minimale lengte 0,75 meter voor de omheiningen geplaatst vóór 1 april 2014.

Wanneer het passeren met droge voeten in of in de onmiddellijke nabijheid van de weiden gelegen aan beide kanten van de waterloop onmogelijk is, kunnen hekken in de omheiningen gelegen langs die waterloop geïnstalleerd worden om een doorwaadbare doorgang mogelijk te maken. Tijdens de tijd die nodig is voor de oversteek van de waterloop kunnen die hekken open zijn. Het weiden wordt zodanig georganiseerd dat de frequentie en het aantal oversteken worden verminderd.

De omheining wordt geplaatst zonder een hindernis te vormen voor de doorgang van het materiaal dat gebruikt wordt voor de uitvoering van de gewone werken tot onderhoud of kleine herstelling van de waterlopen.

De Regering kan een afwijking voor die verplichting toekennen alleen voor de gronden die het voorwerp uitmaken van een zeer extensieve wei die gunstig is voor biodiversiteit.".

Art. 42.Artikel D.43 van hetzelfde Boek wordt vervangen als volgt : "Art. D. 43. § 1. De omwonenden, de gebruikers en de eigenaars van kunstwerken op de onbevaarbare waterloop : 1° zorgen voor de doorgang van de personeelsleden van de administratie, van de werknemers, van de machines die nodig zijn voor de uitvoering van de werken en van de andere personen die belast zijn met de uitvoering van de werken of studies;2° laten op hun gronden of eigendommen op een strook van zes meter te rekenen van de bovenste rand van de oever, de voorwerpen die uit de bedding van de waterloop worden verwijderd, alsmede de materialen, gereedschappen en werktuigen die nodig zijn voor de uitvoering van de werken, plaatsen. De voorwerpen die uit de bedding van de waterloop worden verwijderd worden beheerd overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen en de uitvoeringsbesluiten ervan. § 2. Er is geen vergoeding verschuldigd aan de omwonenden, gebruikers en eigenaren van kunstwerken wegens het deponeren van voorwerpen afkomstig van onderhouds- en ruimingswerken op hun eigendommen, over een strook van zes meter, te rekenen van de bovenste rand van de oever. § 3. De omwonenden, de gebruikers en de eigenaars van kunstwerken kunnen aanspraak maken op een schadeloosstelling voor de schade die zij hebben geleden naar aanleiding van de uitvoering van andere werken dan onderhoud en kleine herstelling. Die schadeloosstelling wordt in de kosten van de werken verrekend. § 4. De Regering stelt de politie- en beheersregels vast die van toepassing zijn op niet-bevaarbare waterlopen met betrekking tot de vergunningen die vereist zijn voor het planten en bouwen van gebouwen langs deze waterlopen."

Art. 43.Artikel D.44 van hetzelfde Boek wordt vervangen als volgt : "Art. D. 44. § 1. Teneinde de beheerders in staat te stellen de doelstellingen van artikel D. 33/1 te bereiken, wordt de minnelijke verwerving van onroerende goederen die nodig zijn voor het beheer van onbevaarbare waterlopen zoveel mogelijk uitgevoerd.

De beheerder bespreekt met de belangstellende eigenaars, de voorwaarden van de aankoop, hetzij voor geld, hetzij via een ruiling.

De overeenkomsten inzake afstand in der minne, de kwijtingen en andere handelingen in verband met het verkrijgen van onroerende goederen, kunnen zonder kosten worden gesloten door toedoen van de beheerder, onverminderd het recht voor de overdrager om de tussenkomst van een notaris naar keuze te vragen. § 2. De beheerder aangewezen krachtens artikel D. 35 kan van algemeen nut verklaren, de onteigening van de onroerende goederen die noodzakelijk zijn voor een geïntegreerd, evenwichtig en duurzaam beheer van onbevaarbare waterlopen.

Voor de berekening van de waarde van het onteigende gebouw wordt geen rekening gehouden met de minderwaarde voortvloeiend uit de verplichtingen in verband met de bezetting van de grond door de werken of kunstwerken van de beheerder.

De onteigening wordt voortgezet volgens de regels bepaald bij de wet van 26 juli 1962 betreffende de rechtspleging bij hoogdringende omstandigheden inzake onteigening ten algemenen nutte, en onverminderd artikel 2 van het decreet van 6 mei 1988 betreffende de onteigeningen ten algemenen nutte.".

Art. 44.Artikel D.45 van hetzelfde Boek wordt vervangen als volgt : "Art. D. 45. De beheerder van de onbevaarbare waterloop verzoekt om de naleving van bepaalde voorwaarden, de uitvoering van werken of, bij gebreke daarvan, het wegruimen van kunstwerken toegelaten vóór de datum van inwerkingtreding van dit hoofdstuk, indien deze kunstwerken een ernstige bedreiging vormen : 1° voor de openbare veiligheid of ter voorkoming van overstromingsgevaar;2° voor het aquatische milieu, met name wanneer het wordt onderworpen aan kritieke hydromorfologische omstandigheden die onverenigbaar zijn met de bescherming, verbetering of het herstel ervan. Behoudens speciaal gemotiveerde dringende noodzakelijkheid, biedt de beheerder aan elk van de eigenaars van de betrokken kunstwerken de gelegenheid om hun opmerkingen te laten gelden. De Regering bepaalt de modaliteiten van de procedure.

Bij gebrek aan uitvoering binnen de voorgeschreven termijn kan de beheerder dit zelf uitvoeren of laten uitvoeren. In dit geval is de eigenaar gedwongen tot de terugbetaling van alle uitvoeringskosten op overlegging van een gewone staat opgemaakt door de beheerder die voor de uitvoering heeft gezorgd.

Art. 45.Artikel D.46 van hetzelfde Boek wordt vervangen als volgt : "Art. D. 46. Tegen de beslissingen genomen krachtens de artikelen D. 33/12, D. 38, D. 39, derde lid, D. 40, § 3, D. 41, tweede lid, D. 41/2, paragrafen 2 en 3, D. 45, derde 3 en D. 47, kan beroep worden ingesteld bij de Regering.

Op straffe van nietigheid wordt het beroep ingediend binnen twintig dagen na de kennisgeving van de beslissing of na de aanplakking van de beslissing op de gebruikelijke plaatsen in de betrokken gemeente(n).

Indien de beslissing in meerdere gemeenten wordt aangeplakt, wordt de termijn verlengd tot de twintigste dag volgend op de eerste dag van de aanplakking in de gemeente die als laatste de beslissing heeft aangeplakt.

De Regering bepaalt de modaliteiten voor de indiening en de behandeling van het beroep.

De Regering stuurt haar beslissing aan de aanvrager binnen honderdtwintig dagen, te rekenen vanaf de eerste dag na ontvangst van het beroep of, in het geval van meervoudige beroepen, vanaf de eerste dag na ontvangst van het laatste beroep.

Als de beslissing niet binnen de in het vierde lid voorgeschreven termijn wordt verstuurd, wordt de in eerste instantie genomen beslissing bevestigd.".

Art. 46.Artikel D.47 van hetzelfde Boek wordt vervangen als volgt : "Art. D. 47. Dit hoofdstuk is van toepassing op de wateringen die zich op een waterloop bevinden : 1° van eerste categorie;2° van tweede of derde categorie, behalve wat betreft de werken die krachtens de artikelen D.132 tot en met D. 138 door de wateringen moeten worden uitgevoerd. Op voorafgaand verzoek kunnen de wateringen evenwel van de beheerder van de waterlopen van tweede of derde categorie de toepassing verkrijgen van artikel D. 38 voor de tenlasteneming van de kosten betreffende de onderhouds- en kleine herstelwerken. ".

Art. 47.In deel II, Titel V, van hetzelfde boek, wordt Hoofdstuk II, dat de artikelen D. 48 tot D.51 inhoudt, opgeheven.

Art. 48.In deel II, titel V, van hetzelfde boek, wordt het opschrift van hoofdstuk IV vervangen door wat volgt : "Ongeklasserde waterlopen".

Art. 49.Artikel D.52 van hetzelfde Boek wordt vervangen als volgt : "Art. D. 52. De Regering stelt de politionele en beheersregels vast die van toepassing zijn op ongeklasseerde waterlopen, met name wat betreft : 1° het onderhoud en de kleine herstellingen van deze waterlopen;2° de werken zoals verdieping, verbreding, herstel en in het algemeen alle wijzigingen onder, in of boven de zomerbedding van deze waterlopen of de daarin gevestigde kunstwerken, alsook de verwijdering of aanleg van dergelijke waterlopen;3° de vergunningen die vereist zijn voor het planten en bouwen van gebouwen langs deze waterlopen;4° het verbod om op enigerlei wijze het vrij rondzwemmen van de vissen of de waterafvoer te belemmeren, of om de normale toestand van de ongeklasserde waterloop, zijn oevers of de kunstwerken die zich daarop bevinden te beschadigen;5° het wegnemen van een hindernis voor het vrije rondzwemmen van de vissen of de aan een dergelijk kunstwerk te verrichten inrichtingswerken; De Regering stelt overtredingen van de derde of vierde categorie vast in de zin van artikel D. 151 van boek I van dit Wetboek. ».

Art. 50.Artikel 52/1 van hetzelfde boek, ingevoegd bij het decreet van 10 juli 2013, wordt vervangen als volgt : "Art. D. 52/1. De in artikel 42/1 bedoelde verplichting is van toepassing wanneer de gronden die langs een ongeklasserde waterloop in de openlucht liggen en als weiland dienen, gelegen zijn in een gebied aangewezen krachtens de artikelen D.156 en D.157 van dit boek. ".

Art. 51.In deel II, Titel V, van hetzelfde boek, wordt een hoofdstuk VI ingevoegd, met als opschrift "Subsidies".

Art. 52.In hoofdstuk III, ingevoegd bij artikel 51, wordt een artikel D. 54/1 ingevoegd, luidend als volgt : "Art. D. 54/1. Binnen de perken van de beschikbare kredieten kan de Regering subsidies toekennen aan alle personen naar privaat- of publiekrecht voor de uitvoering van de volgende werken, met inbegrip van de aankoop van onroerende goederen : 1° de bouw, uitbreiding en verbouwing van pompstations die nodig zijn voor de werken die op initiatief van het Gewest worden uitgevoerd;2° de aanleg, versterking en verhoging van dijken langs waterwegen of onbevaarbare waterlopen;3° de hydraulische verbetering en het hydromorfologisch herstel van onbevaarbare waterlopen;4° de bouw, uitbreiding en verbouwing van pompstations voor de afvoer van water van landbouwgrond;5° het aanleggen van waterreserves van agrarisch belang;6° de kunstwerken en inrichtingen ter verbetering van de aquatische habitats, en met name de aanleg van vistrappen;7° de aanleg en verbetering van saneringsnetwerken voor de landbouw door middel van drainagebuizen of sloten. De subsidies kunnen de kosten van de subsidiabele werken geheel of gedeeltelijk dekken, met inbegrip van de BTW, alsook een deel van de onderzoekskosten, kosten inzake veiligheidscoördinatie, voorafgaande geotechnische proeven en controle van de materialen, en het bedrag van de raming opgesteld door het Comité van aankoop van onroerende goederen, door de ontvanger van de registratie, door een notaris, door een landmeter-expert ingeschreven op de tabel van de federale raad van landmeters-experten, of door een architect ingeschreven bij de Orde van de Architecten in geval van aankoop van onbebouwde gebouwen.

De Regering bepaalt het subsidiepercentage voor elk van deze posten, in de wetenschap dat dit percentage ten minste dertig procent en ten hoogste tachtig procent van de kosten van de subsidiabele werken bedraagt. Op gemotiveerd voorstel van de Regering, ondersteund door het rapport van het Comité van aankoop van onroerende goederen, door de ontvanger van de registratie, door een notaris, door een landmeter-expert, of door een architect, kan de aankoop van gebouwen ook in aanmerking komen voor een subsidie wanneer de te verwerven goederen noodzakelijk zijn voor de uitvoering van subsidiabele werken.

Het percentage van deze subsidie is gelijk aan het percentage dat van toepassing is op de werken waarvoor de goederen zijn gekocht.

De subsidieaanvraag bevat het advies van de beheerder van de betrokken waterloop en de door de Regering gevraagde documenten. De Regering bepaalt de regels volgens welke deze subsidies worden toegekend.".

Art. 53.Artikel D.55 van hetzelfde boek wordt vervangen als volgt : "Art. D. 55. Wateringen zijn openbare besturen, ingesteld met het oog op het tot stand brengen en handhaven, binnen de grenzen van hun territoriaal gebied, van een waterstelsel gunstig voor de landbouw in de zin van artikel 1 van het Waalse Landbouwwetboek, alsmede voor het beschermen van de gronden tegen overstromingen.".

Art. 54.Artikel D.56 van hetzelfde boek wordt vervangen als volgt : "Art. D. 56. De Regering bepaalt het gebied van elke watering.

De zetel van de watering wordt door haar reglement vastgesteld. Hij is gelegen in de gemeente of in een van de gemeenten waarover het gebied van de watering zich uitstrekt, behoudens afwijking van de Regering.".

Art. 55.Artikel D. 57 van hetzelfde Boek wordt vervangen als volgt : "Art. D. 57. Onder de gelding van deze titel vallen alle besturen, verenigingen of gemeenschappen die bestaan onder de benaming wateringen en die effectief de opdrachten uitoefenen bedoeld in de wet van 5 juli 1956 betreffende de wateringen, voor het voorwerp bedoeld in artikel 55.

Besturen, verenigingen of gemeenschappen die bestaan onder de benaming wateringen en die op de datum van inwerkingtreding van deze titel alle voorwaarden bedoeld in de artikelen 112, 14, 16, 26, 27, 29 en 80 van de wet van 5 juli 1956 betreffende de wateringen niet vervuld hebben, worden niet beschouwd als instanties die de voorwaarden bedoeld in het eerste lid naleven. Bij gebrek aan meedelen aan de Regering van de inlichtingen die kunnen bewijzen dat ze deze voorwaarden vervullen drie maanden na de inwerkingtreding van deze titel, schrapt de Regering deze wateringen overeenkomstig artikel D. 59.

De Regering stelt de naleving van de voorwaarden bedoeld in het tweede lid vast of, bij gebrek, gaat over tot de opheffing van de watering overeenkomstig artikel D. 59. ».

Art. 56.Artikel D. 58 van hetzelfde boek wordt vervangen als volgt : "Art. D. 58. Twee jaar na de inwerkingtreding van deze titel overhandigen de wateringen aan de Regering een administratief en financieel verslag dat de documenten bevat bedoeld in de artikelen D. 66 en D. 68, de notulen van de algemene vergaderingen en een lijst van de maatregelen die hun beraadslagingen hebben uitgevoerd, de inventaris en een samenvatting van de budgetten en rekeningen samen met een toelichting die de financiële toestand van de watering beschrijft.

De Regering maakt een evaluatie van het verslag bedoeld in het eerste lid. Op grond van deze evaluatie is ze bevoegd om alle nodige maatregelen te nemen voor de goede uitvoering van de opdrachten van de wateringen, in voorkomend geval, in samenwerking met het Provinciecollege, overeenkomstig de artikelen D. 59, D. 66, D. 74, D. 80, D. 121, D. 140 tot D. 149.".

Art. 57.Artikel D. 59 van hetzelfde Boek wordt vervangen als volgt : "Art. D. 59. De Regering kan wateringen opheffen, er nieuwe creëren, de bestaande gebieden opsplitsen of wijzigen, verscheidene wateringen samensmelten of bevelen dat zij een vereniging vormen met het oog op hun gemeenschappelijke verdediging of voor de uitvoering van werken waarbij zij gemeenschappelijk belang hebben.

Het besluit waarbij een watering wordt opgeheven, waarbij een gebied wordt gesplitst of gewijzigd of waarbij verscheidene wateringen worden samengesmolten regelt de overgang van de vermogens.".

Art. 58.Artikel D. 60 van hetzelfde Boek wordt vervangen als volgt : "Art. D. 60. Aan de beslissingen bedoeld in artikel 59 gaat een openbaar onderzoek vooraf, georganiseerd volgens de modaliteiten omschreven in Boek I van het Milieuwetboek.".

Te dien einde wordt het ontwerp van beslissing, eventueel samen met de kaart van de wijzigingen of innovaties, gezonden naar alle wateringen die er belang bij kunnen hebben en ten gemeentehuize neergelegd in alle gemeenten die het aangaat.

Art. 59.Artikel D. 61 van hetzelfde Boek wordt vervangen als volgt : "Art. D. 61. Gaat het in de beslissing om het vormen van een of meer nieuwe wateringen, door oprichting, samensmelting of opsplitsing, dan moet ieder van de nieuwe openbare besturen binnen de termijn bedoeld in het derde lid een reglement opmaken.

De Regering stelt een ontwerp op, dat het reglement tot voorbeeld zal dienen. Over het reglement wordt gestemd door een vergadering samengesteld uit de personen aan wie het ontwerp onder de voorwaarden gesteld door artikel 67 voorlopig stemrecht verleent en door de provinciegouverneur bijeengeroepen binnen de termijn die de Regering bepaalt. Het Provinciecollege zendt het reglement, met zijn advies, ter goedkeuring aan de Regering.

Heeft de vergadering haar het behoorlijk aangenomen reglement niet binnen drie maanden na de eerste bijeenkomst doen toekomen, dan stelt de Regering het reglement ambtshalve vast.

Art. 60.Artikel D. 62 van hetzelfde boek wordt vervangen als volgt : "Art. D. 62. Gaat het in de beslissing om het vormen van een vereniging van wateringen, dan verzoekt het Provinciecollege deze wateringen het reglement van hun vereniging op te stellen binnen de door de Regering vastgestelde termijn. Het Provinciecollege zendt het reglement, met zijn advies, ter goedkeuring aan de Regering.

Hebben de wateringen haar niet binnen de genoemde termijn het reglement van hun vereniging doen toekomen, dan stelt de Regering dit reglement ambtshalve vast.".

Art. 61.Artikel D. 63 van hetzelfde boek wordt vervangen als volgt : "Art. D. 63. De wateringen kunnen zich ook uit eigen beweging verenigen met het oog op hun gemeenschappelijke verdediging of voor de uitvoering van werken waarbij zij gemeenschappelijk belang hebben. In dat geval stellen zij het reglement van hun vereniging vast onder voorbehoud van de Regeringsgoedkeuring, het Provinciecollege gehoord.".

Art. 62.Artikel D. 66 van hetzelfde Boek wordt vervangen als volgt : "Art. D. 66. Door het bestuur van de watering wordt een legger opgemaakt van al de in de watering gelegen erven.

Deze legger wordt jaarlijks door het bestuur bijgewerkt.

Indien de besproeiingsdirectie de in de leden 1 en 2 bedoelde verplichtingen niet nakomt, stelt het Provinciaal College, na ondervraging overleg met de griffier van het kadaster en op kosten van de besproeiing, het registratienummer op en keurt hem goed.

Het Provinciecollege kan de in de legger vastgestelde vergissingen herstellen.".

Art. 63.Artikel D. 67 van hetzelfde boek wordt vervangen als volgt : "Art. D. 67.Het reglement van elke watering moet, in billijke mate, de vertegenwoordiging van de kleine eigendommen waarborgen. Het moet, ten minste, stemrecht waarborgen aan iedere ingelande die, in het gebied van de watering, grond bezit ter grootte van : 1° één halve hectare in een gebied van minder dan 100 hectaren;2° één hectare in een gebied van 100 tot 499 hectaren;3° twee hectaren in een gebied van 500 tot 999 hectaren; 4° drie hectaren in een gebied van 1.000 tot 4.999 hectaren; 5° vier hectaren in een gebied van 5.000 tot 9.999 hectaren; 6° vijf hectaren in een gebied van 10.000 hectaren en meer.

Eigenaars die afzonderlijk geen stemrecht hebben, kunnen hun eigendommen groeperen tot het in het reglement vastgestelde minimum, om gezamenlijk een afgevaardigde naar de algemene vergadering te zenden.

Elk lid van de algemene vergadering beschikt slechts over een stem.".

Art. 64.Artikel D. 71 van hetzelfde boek wordt vervangen als volgt : "Art. D. 71.De provinciegouverneur, het lid van het Provinciecollege bevoegd voor de onbevaarbare waterlopen, alsmede de burgemeesters van de gemeenten waarover het gebied van de watering zich uitstrekt of hun gemachtigden maken van rechtswege, maar zonder stemrecht, deel uit van de algemene vergadering.

De door de Regering aangewezen ambtenaar wordt op de algemene vergaderingen uitgenodigd. Zij hebben daarin raadgevende stem.".

Art. 65.Artikel D. 72 van hetzelfde Boek wordt opgeheven.

Art. 66.Artikel D. 73 van hetzelfde boek wordt vervangen als volgt : "Art. D. 73. Onverminderd de bevoegdheden haar door bijzondere bepalingen toegekend, omvat de bevoegdheid van de algemene vergadering : 1° het opmaken van het huishoudelijk reglement;2° het opmaken van bijzondere politiereglementen van de watering onder de voorwaarden bepaald bij artikel D.75; 3° de beslissingen betreffende het aanleggen en verbeteren van de verdedigings- of bevloeiingswerken;4° het opmaken van de begroting van de watering;5° het onderzoek van de rekeningen en het geven van ontlasting aan de rekenplichtigen;6° de beslissingen betreffende het principe en de voorwaarden van de verhuring en verpachtingen van goederen van de watering en het eventueel kwijtschelden van verplichtingen aangegaan door huurders, pachters en aannemers van werken of leveranties;7° het vervreemden of andere daden van beschikking met betrekking tot de goederen van de watering;8° de geldleningen door de watering aan te gaan; 9° het goedkeuren van de belasting ten behoeve van de watering.".

Art. 67.Artikel D. 74 van hetzelfde Boek wordt vervangen als volgt : "Art. D. 74. De algemene vergadering is gehouden jaarlijks op de begroting de uitgaven te brengen die ingevolge de wet of bij overeenkomst te haren laste komen.

Indien de ontvangsten geraamd op de begroting ontoereikend zijn, voorziet de algemene vergadering daarin door het invoeren van gewone of buitengewone belastingen.

Blijft de algemene vergadering in gebreke aan die voorschriften te voldoen, dan wordt daarin door het Provinciecollege voorzien, het bestuur van de watering gehoord. Het Provinciecollege geeft kennis van haar beslissing aan het bestuur van de watering en het bestuur geeft er kennis van aan de ingelanden. Het bestuur van de watering, de ingelanden en de provinciegouverneur kunnen bij de Regering in beroep gaan tegen de beslissing van het Provinciecollege.

Daartoe beschikken zij over een termijn van vijftien dagen. Deze periode begint voor de gouverneur op de dag van de beslissing en voor het bestuur van de watering en de ingelanden op de dag van kennisgeving.".

Art. 68.Artikel D. 75 van hetzelfde boek wordt vervangen als volgt : "Art. D. 75. Het bijzonder politiereglement van de watering heeft slechts als doel het behoud van de waterlozingen en bevloeiingen, van de kunstwerken en hun aanhorigheden.

Het reglement kan de inbreuken op zijn bepalingen of op sommige daarvan als overtreding vaststellen. Die overtredingen worden gestraft met een gevangenisstraf van één dag tot zeven dagen en met een geldboete van één euro tot vijfentwintig euro of slechts met één van die straffen. Behalve de straf beveelt de rechter, zo nodig, de herstelling van de overtreding binnen de door hem vastgestelde termijn en hij bepaalt dat bij niet-uitvoering het bestuur van de watering erin voorziet op kosten van de overtreder, die, krachtens het vonnis, tot terugbetaling van de uitgave gedwongen kan worden op een eenvoudige staat door dit college opgemaakt.

Het reglement mag niet in strijd zijn met de wetten of algemene verordeningen. Het wordt bindend met ingang van de tiende dag na de bekendmaking. De wijze waarop deze bekendmaking geschiedt en de vormen waarin ze wordt gesteld, worden door de Regering bepaald.".

Art. 69.Artikel D. 77 van hetzelfde boek wordt vervangen als volgt : "Art. D. 77. Na twee achtereenvolgende, uit de briefwisseling blijkende waarschuwingen, kan het Provinciecollege één of meer commissarissen gelasten zich ter plaatse te begeven, op kosten van de watering die verzuimde aan de waarschuwingen te voldoen, met opdracht om de gevraagde inlichtingen of opmerkingen in te winnen of de maatregelen, voorgeschreven door de decretale en reglementaire bepalingen, en de ter uitvoering van deze titel genomen beslissingen van alle bevoegde overheden ten uitvoer te leggen.

De invordering van die kosten geschiedt door de ontvanger volgens de vormen en invorderingsprocedures bepaald bij het decreet van 6 mei 1999 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen inzake de Waalse gewestelijke belastingen, op bevel van het Provinciecollege.".

Art. 70.Artikel D. 78 van hetzelfde boek wordt vervangen als volgt: "Art. D. 78. Onverminderd de bijzondere decretale en reglementaire bepalingen, zijn aan de goedkeuring van het Provinciecollege onderworpen : 1° overeenkomsten tussen wateringen onderling of tussen wateringen en derde personen betreffende afwatering of watertoevoer;2° vervreemdingen, verkrijgingen, ruilingen en dadingen welke onroerende goederen of rechten betreffen en de huurovereenkomsten;3° geldleningen en overeenkomsten, waaruit lasten van blijvende aard voortvloeien voor de watering;4° beslissingen houdende vaststelling van de belastingen ten behoeve van de watering; 5° begrotingen en rekeningen.".

Art. 71.Artikel D. 79 van hetzelfde boek wordt vervangen als volgt : "Art. D. 79. Aan het advies van het Provinciecollege en aan de Regeringsgoedkeuring zijn onderworpen: 1° de reglementen van de wateringen, alsook de in deze reglementen aangebrachte wijzigingen; 2° de krachtens artikel 63 tussen verscheidene wateringen gesloten overeenkomsten, betreffende hun vereniging, alsook de reglementen van elke vereniging van wateringen. De Regering kan, het Provinciecollege gehoord, de reglementen ambtshalve aanvullen met alle nodige bepalingen ter uitvoering van deze titel.".

Art. 72.Artikel D. 80 van hetzelfde boek wordt vervangen als volgt : "Art. D. 80. De beslissingen van de algemene vergaderingen die niet worden onderworpen aan de goedkeuring van de hogere overheid, kunnen door het Provinciecollege vernietigd worden indien zij strijdig zijn met deze titel, met het door de hogere overheid goedgekeurd reglement van de watering, met de algemene belangen of met die van een ander bestuur, openbare instelling of inrichting.

De beslissing kan door het Provinciecollege niet meer vernietigd worden na het verstrijken van een termijn van twee maanden, te rekenen van de dag waarop het Provinciecollege kennis heeft gekregen van de beslissing.

Tijdens die termijn van twee maanden kan het Provinciecollege de uitvoering van de beslissing schorsen; deze schorsing neemt een einde ten laatste bij het verstrijken van die termijn.".

Art. 73.Artikel D. 82 van hetzelfde boek wordt vervangen als volgt : "Art. D. 82. De leden van het bestuur en de ontvanger-griffier mogen onderling bloed- noch aanverwant zijn in de eerste en in de tweede graad. Zij zijn niet onderling samenwonend of door het huwelijk verbonden.

In geval van aanverwantschap, ontstaan sinds de benoeming, mag degene die ze heeft doen ontstaan, zijn ambt niet verder waarnemen. Wanneer de samenwoning of het huwelijk na de benoeming plaatsvindt, mag een van de twee samenwonenden of echtgenoten zijn ambt niet verder waarnemen.

De gouverneur kan afwijkingen van dit artikel toestaan, op eensluitend en gemotiveerd advies van het Provinciecollege.".

Art. 74.Artikel D. 83 van hetzelfde boek wordt vervangen als volgt : "Art. D. 83. De gouverneur benoemt de voorzitter, de ondervoorzitter en de beheerders wanneer de watering aan minder dan vier ingelanden toebehoort.

De gouverneur kan een of meer bestuursleden buiten de ingelanden benoemen; in dat geval maken deze leden van rechtswege deel uit van de algemene vergadering. ".

Art. 75.Artikel D. 84 van hetzelfde boek wordt vervangen als volgt : "Art. D. 84. Buiten het geval bedoeld in artikel D. 83 benoemt de algemene vergadering : 1° de leden van het bestuur bij geheime stemming, onder de ingelanden;2° zij wijst onder de leden van het bestuur, bij twee afzonderlijke stemmingen, de voorzitter en de ondervoorzitter aan. Zij die verkozen mochten worden onder de ingelanden die geen stemrecht hebben, verkrijgen dit recht krachtens hun benoeming.".

Art. 76.Artikel D. 85 van hetzelfde boek wordt vervangen als volgt : "Art. D. 85. De voorzitter, ondervoorzitter en beheerders moeten op de datum van hun benoeming of verkiezing of van de vernieuwing van hun mandaat, meerderjarig zijn. Behoudens bijzondere toestemming van de Regering moeten zij hun gewone verblijfplaats hebben in een van de gemeenten waarover het gebied van de watering zich uitstrekt, of in een aangrenzende gemeente.".

Art. 77.Artikel D. 87 van hetzelfde boek wordt vervangen als volgt : "Art. D. 87. De bestuursleden leggen de eed af in handen van de Regering of van zijn gemachtigde.".

Art. 78.Artikel D. 88 van hetzelfde boek wordt vervangen als volgt : "Art. D. 88. Behoudens bijzondere toestemming van de gouverneur mag niemand in meer dan één watering voorzitter, ondervoorzitter of beheerder zijn.".

Art. 79.Artikel D. 89 van hetzelfde boek wordt vervangen als volgt : "Art. D. 89. Een voorzitter die verhinderd is, wordt vervangen door de ondervoorzitter, en indien ook deze verhinderd is, door de oudste beheerder in jaren.

Zijn al de beheerders verhinderd, dan wijst de gouverneur een derde persoon aan om het ambt van voorzitter tijdelijk waar te nemen.".

Art. 80.Artikel D. 90 van hetzelfde boek wordt vervangen als volgt : "Art. D. 90. Klachten tegen de voorzitter worden aan de algemene vergaderingen voorgelegd. Voor het onderzoek van die klachten in de algemene vergadering, wordt de voorzitter vervangen overeenkomstig artikel D. 89.

De algemene vergadering hoort de voorzitter. Als ze acht : 1° dat de klacht ongegrond is, dan beslist zij dat er geen aanleiding is tot straf;2° dat een straf nodig is, dan zendt zij het dossier, samen met haar besluit, aan de gouverneur. De gouverneur, na de voorzitter gehoord te hebben, kan beslissen dat er geen aanleiding is tot straf ofwel de voorzitter schorsen of afzetten. De gouverneur beslist over dit voorstel.".

Art. 81.Artikel D. 91 van hetzelfde boek wordt vervangen als volgt : "Art. D. 91. De algemene vergadering kan de ondervoorzitter en de beheerders schorsen op verslag van de voorzitter en na de betrokkene te hebben gehoord.

Meent zij dat de schorsing meer dan één maand moet duren, of dat de betrokken ondervoorzitter of beheerder moet worden afgezet, dan wordt haar besluit aan de gouverneur overgemaakt. De gouverneur beslist over het voorstel van het Provinciecollege, na de betrokkene gehoord te hebben.".

Art. 82.Artikel D. 92 van hetzelfde boek wordt vervangen als volgt : "Art. D. 92. Het Provinciecollege kan eveneens, ambtshalve, na de betrokkenen gehoord te hebben, en na het advies van de op haar initiatief speciaal daarvoor bijeengeroepen algemene vergadering ingewonnen te hebben, aan de gouverneur de schorsing of afzetting voorstellen van de voorzitter en ten laste van de ondervoorzitter en de beheerders de schorsing of de afzetting uitspreken.

De algemene vergadering geeft haar advies eerst na de betrokkenen gehoord te hebben.".

Art. 83.Artikel D. 93 van hetzelfde boek wordt vervangen als volgt : "Art. D. 93.Onverminderd de bevoegdheden, door bijzondere bepalingen verleend, is het bestuur belast : 1° met het voorbereiden van de werkzaamheden van de algemene vergadering;2° met het uitvoeren van haar beslissingen;3° met het dagelijks bestuur en met het toezicht op de belangen van de watering, en in het bijzonder met het onderhoud en de kleine herstelling van de waterwegen en van de verdedigings- of bevloeiingswerken;4° met het beheer van het domein van de watering;5° met het opmaken van de voorwaarden en de keuze van de wijze waarop de opdrachten voor aanneming van werken, leveringen of diensten worden geplaatst;6° met het nazien van de boeken en de kas, gehouden door de ontvanger-griffier;7° met het bijhouden van de lijst van de ingelanden die belasting ten behoeve van de watering schuldig zijn en van het kohier van deze belastingen; 8° met het vaststellen van de wedden en lonen van de wachters, de sluiswachters en van de overige leden van het personeel van watering, behalve van de ontvanger-griffier.".

Art. 84.Artikel D. 94 van hetzelfde boek wordt vervangen als volgt : "Art. D. 94. De Voorzitter : 1° roept de algemene vergadering samen op de plaats daartoe door het reglement bepaald;2° zit deze vergadering voor; 3° in voorkomend geval, roept de algemene vergadering bijeen op schriftelijk verzoek van ten minste een derde van de leden.".

Art. 85.Artikel D. 95 van hetzelfde boek wordt vervangen als volgt : "Art. D. 95. De voorzitter vraagt de goedkeuring van de hogere overheid voor de daden en beslissingen aan die goedkeuring onderworpen.".

Art. 86.Artikel D. 96 van hetzelfde boek wordt vervangen als volgt : "Art. D. 96. De voorzitter gelast de betaling van de werken, leveranties en diensten na oplevering van de bewijsstukken betreffende de uitgave, die moeten bewaard worden om tot staving van de rekeningen te worden overlegd.".

Art. 87.Artikel D. 97 van hetzelfde boek wordt vervangen als volgt : "Art. D. 97.De voorzitter : 1° voert de beslissingen van het bestuur uit;2° treedt in rechte op voor de watering overeenkomstig de aanwijzingen van het bestuur en na daartoe gemachtigd te zijn door de algemene vergadering en door de gouverneur voor rechtsgedingen als eiser, anders dan de bezitsvorderingen en de vorderingen in kortgeding;3° tekent al de akten en bescheiden van de watering, zonder zijn ambtsbevoegdheid te moeten rechtvaardigen tegenover derden.De akten en bescheiden betreffende het geldelijk beheer van de watering moeten evenwel medeondertekend worden door de ontvanger-griffier.

De obligaties van geldleningen worden getekend door de voorzitter en medeondertekend door een beheerder.".

Art. 88.Artikel D. 98 van hetzelfde boek wordt vervangen als volgt : "Art. D. 98. De voorzitter heeft de leiding van en houdt toezicht over het personeel van de watering.".

Art. 89.Artikel D. 99 van hetzelfde boek wordt vervangen als volgt : "Art. D. 99. In processen-verbaal stelt de voorzitter de overtredingen vast, omschreven bij deze titel, bij de ter uitvoering daarvan genomen besluiten of bij het politiereglement van de watering.".

Art. 90.Artikel D. 100 van hetzelfde boek wordt vervangen als volgt : "Art. D. 100. In spoedeisende gevallen neemt de voorzitter de beslissingen die tot de bevoegdheid van het bestuur behoren, mits hij bij dit bestuur daarover zo spoedig mogelijk verslag uitbrengt.".

Art. 91.Artikel D. 101 van hetzelfde boek wordt vervangen als volgt : "Art. D. 101. Bij hoge waterstand en als de watering in gevaar van overstroming verkeert, begeven de bestuursleden zich naar de bedreigde plaatsen en treffen er de nodige maatregelen.".

Art. 92.Artikel D. 103 van hetzelfde boek wordt vervangen als volgt : "Art. D. 103. De ontvanger-griffier moet meerderjarig zijn. Zijn ambt neemt een einde bij het bereiken van de wettelijke pensioengerechtigde leeftijd, met dit voorbehoud dat hij de dienst waarneemt tot de dag dat zijn opvolger de eed aflegt.

De algemene vergadering stelt zijn wedde vast, die door het Provinciecollege moet goedgekeurd worden.".

Art. 93.Artikel D. 106 van hetzelfde boek wordt opgeheven.

Art. 94.Artikel D. 109 van hetzelfde boek wordt vervangen als volgt : "Art. D. 109. De ontvanger-griffier legt deze bescheiden voor op ieder verzoek van de voorzitter, van het bestuur, van het Provinciecollege of van de provinciegouverneur.

Gedurende vijftien dagen vóór elke algemene vergadering kan ieder lid ter plaatse inzage nemen van de bescheiden betreffende de punten die aan de orde zijn.

Van het archief van de watering kan inzage worden genomen door eenieder op verzoek gericht aan de voorzitter.".

Art. 95.Artikel D. 110 van hetzelfde boek wordt vervangen als volgt : "Art. D. 110. Meent het bestuur dat een sanctie moet worden getroffen ten laste van de ontvanger-griffier, dan brengt het de zaak vóór de algemene vergadering. Deze hoort de belanghebbende. Zij kan hem voor één maand schorsen. Acht zij een strengere sanctie noodzakelijk, dan kan zij aan de gouverneur de schorsing voor meer dan een maand of de afzetting voorstellen.

De gouverneur beslist over het voorstel van het Provinciecollege.".

Art. 96.Artikel D. 112 van hetzelfde boek wordt vervangen als volgt : "Art. D. 112. De wachters en sluiswachters worden door het bestuur benoemd, geschorst of uit hun ambt ontzet.

Het Provinciecollege kan ook de wachters en sluiswachters schorsen of uit hun ambt ontzetten, het bestuur van de watering gehoord.

Geen tuchtstraf wordt getroffen tenzij de belanghebbende vooraf gehoord is.".

Art. 97.In artikel D. 115 van hetzelfde boek, worden de woorden "die bewijskracht hebben tot het tegendeel is bewezen" opgeheven.

Art. 98.Artikel 120 van hetzelfde boek, gewijzigd bij het decreet van 17 januari 2008, wordt vervangen als volgt : "Art. D. 120. Het kohier van de belasting ten behoeve van de watering wordt elk jaar door de algemene vergadering opgemaakt en vastgesteld volgens de regels bepaald door het reglement.

Het wordt door het Provinciecollege uitvoerbaar verklaard.

Een aanvullend kohier kan door de algemene vergadering worden opgemaakt voor het heffen van buitengewone belastingen.

Bezwaren worden vóór de Regering gebracht binnen drie maanden na ontvangst van het aanslagbiljet, in de vormen en onder de voorwaarden bepaald bij de artikelen 25 tot 27 van het decreet van 6 mei 1999 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen inzake de Waalse gewestelijke belastingen.

Tegen de beslissingen over deze bezwaren door de Regering getroffen, mag men zich in verbreking voorzien overeenkomstig de bepalingen van artikel 28 van hetzelfde decreet.".

Art. 99.Artikel D. 121 van hetzelfde boek wordt vervangen als volgt : "Art. D. 121. De belasting moet betaald zijn binnen de termijnen vastgesteld door de algemene vergadering.

Het reglement voorziet in de betaling van een verwijlinterest.

De ontvanger-griffier is verantwoordelijk voor de belastingen die door zijn schuld niet binnen de gestelde tijd zijn geïnd. In afwachting van de inning kan hij door het Provinciecollege gedwongen worden persoonlijk het bedrag voor te schieten om de uitgaven van de watering te dekken, zonder uit dien hoofde op enige intrest aanspraak te hebben.".

Art. 100.In artikel D.397 van hetzelfde Boek wordt het woord "de Regering" vervangen door de woorden "het Provinciecollege".

Art. 101.Artikel D. 123 van hetzelfde boek wordt vervangen als volgt : "Art. D. 123. De ontvanger-griffier volgt, voor de invordering van de belastingen, van de intresten en de kosten, de regels vastgesteld voor de invordering door het decreet van 6 mei 1999 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen inzake de Waalse gewestelijke belastingen.".

Art. 102.Artikel D. 124 van hetzelfde boek wordt vervangen als volgt : "Art. D. 124. De kosten van dwangbevel en tenuitvoerlegging worden vastgesteld overeenkomstig het decreet van 6 mei 1999 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen inzake de Waalse gewestelijke belastingen.".o

Art. 103.In artikel D. 127 van hetzelfde boek, worden de woorden "ter post aangetekend schrijven" vervangen door de woorden "aangetekende zending".

Art. 104.In artikel D. 130 van hetzelfde Boek worden de woorden "artikel 120" vervangen door de woorden "artikel D. 120".

Art. 105.In artikel D. 131 van hetzelfde Boek worden de woorden "artikelen 129 en 130" vervangen door de woorden "artikelen D. 129 en D. 130".

Art. 106.Artikel D. 132 van hetzelfde boek wordt vervangen als volgt : "Art. D. 132. § 1. De wateringen maken jaarlijks een staat van de werken op die gedurende het jaar uitgevoerd moeten worden voor het aanleggen, verbeteren, onderhouden en de kleine herstelling van de onbevaarbare waterwegen en van de verdedigings- of bevloeiingswerken van de watering.

Deze staat bevat een raming van de uitgaven en maakt een onderscheid tussen de : 1° bouw- en verbeteringswerken;2° onderhouds- en kleine herstelwerken. Het wordt vóór 1 april van het jaar waarin de werken moeten worden uitgevoerd, aan het Provinciecollege meegedeeld. § 2. Onderhouds- en kleine herstelwerken zijn werken die zich op regelmatige tijdstippen herhalen, en met name : 1° het schoonmaken van de zomerbedding van de onbevaarbare waterlopen van tweede en derde categorie, met inbegrip van de overwelfde vlakken, en namelijk de ruiming, het reprofileren alsook de inzameling van puin, takken, ijsblokken en grof materiaal;2° het onderhoud en de verwijdering van vegetatie langs de oevers van de zomerbedding van de onbevaarbare waterlopen, namelijk door de verwijdering van struikgewas, het hakken, het kort snoeien, het snoeien van struiken, het verscheuren, de verwijdering van boomstronken, de aanplantingen, het losrukken van distels, het maaien en de vernietiging van invasieve planten; 3° het onderhouden, het kleine herstel en het verzekeren van de normale werking van de pompstations in verband met de onbevaarbare waterlopen, ongeacht of zij aan privaat- of publiekrechtelijke eigenaars toebehoren.".

Art. 107.Artikel D. 133 van hetzelfde boek wordt vervangen als volgt : "Art. D. 133. Onderhouds- en kleine herstelwerken kunnen door de wateringen worden uitgevoerd alleen na het voorwerp te hebben uitgemaakt van een voorafgaande aangifte.

De aangifte wordt per aangetekende brief met ontvangstbewijs of door elk middel dat vaste datum verleent of door afgifte tegen ontvangstbewijs aan de betrokken beheerder van de onbevaarbare waterloop van tweede of derde categorie verzonden.

De Regering bepaalt de vorm en de inhoud van de aangifte.

De verklaring is niet ontvankelijk indien zij in strijd met het tweede lid is verzonden of afgegeven of indien de gegevens of documenten die krachtens het derde lid vereist zijn, ontbreken. Indien de aangifte niet ontvankelijk is, richt de betrokken beheerder een beslissing aan de watering waarin de onontvankelijkheidsgronden zijn opgenomen binnen 15 dagen te rekenen van de datum van ontvangst van de aangifte.

Indien de aangifte ontvankelijk is, stelt de betrokken beheerder de watering daarvan binnen vijfenveertig dagen na de datum van ontvangst van de aangifte in kennis en kan hij aanvullende voorwaarden stellen voor de uitvoering van de onderhouds- en kleine herstelwerken. Indien de aangifte niet binnen de termijn bedoeld in het vijfde lid wordt verzonden, wordt zij zonder aanvullende voorwaarden ontvankelijk geacht.

De aangever kan overgaan tot de uitvoering van de werken : 1° vijfenveertig dagen na de datum van ontvangst van de aangifte, indien deze overeenkomstig het vierde lid niet onontvankelijk is verklaard;2° zestig dagen na de datum van ontvangst van de verklaring, indien de bevoegde overheid overeenkomstig het vijfde lid bijkomende voorwaarden stelt voor de uitvoering ervan.".

Art. 108.In hetzelfde Boek wordt een artikel D.133/1 ingevoegd, luidend als volgt : "Art. D. 133/1. De wateringen mogen alleen krachtens een toestemming van het Provinciecollege en onder de door hem gestelde voorwaarden de nodige bouw- en verbeteringswerken uitvoeren om een voor de landbouw gunstige waterhuishouding te bereiken en in stand te houden en de grond te beschermen tegen overstromingen.

De Regering kan de procedure voor het verlenen van de vergunning bedoeld in het eerste lid vastleggen. ".

Art. 109.Artikel D. 134 van hetzelfde boek wordt vervangen als volgt : "Art. D. 134. De wateringen mogen, zonder voorafgaande vergunning, alle werken uitvoeren die niet zonder gevaar of schade uitgesteld kunnen worden, mits onmiddellijk hiervan kennis te geven aan het Provinciecollege alsook aan de bevoegde ambtenaar aangewezen door de Regering.".

Art. 110.In hetzelfde Boek wordt een artikel D.134/1 ingevoegd, luidend als volgt : "Art. D. 134/1. § 1. Aan de beslissingen die het Provinciecollege in uitvoering van artikel D. 133/1 moet nemen, gaat een openbaar onderzoek vooraf volgens de modaliteiten omschreven in Boek I van het Milieuwetboek. § 2. De Regering kan de in de eerste paragraaf bedoelde beslissingen ambtshalve of op het beroep van het bestuur van de watering of de provinciegouverneur herzien.

Het beroep wordt ingediend binnen vijftien dagen. Deze termijn loopt ten aanzien van de Gouverneur vanaf de datum van de beslissing en ten aanzien van het bestuur van de watering vanaf de datum van kennisgeving.

Het beroep van het bestuur van de watering wordt gedaan bij verzoekschrift aan de Regering, overhandigd aan de Gouverneur. Deze geeft er ontvangstbewijs van en zendt de stukken door aan de Regering.".

Art. 111.Artikel D. 135 van hetzelfde boek wordt vervangen als volgt : "Art. D. 135. Het bestuur van de watering kiest de wijze waarop de opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten worden gegund en stelt de voorwaarden vast; het stelt de procedure in en gunt de opdracht.

Behoudens in de spoedeisende gevallen bedoeld in artikel 134 wordt de beslissing tot gunning van de opdracht onderworpen aan de goedkeuring van het Provinciecollege.

De goedkeuring wordt geacht te zijn verleend bij ontstentenis van betekening van een andersluidende beslissing binnen veertig dagen nadat de beslissing bij het Provinciecollege is ingekomen.".

Art. 112.In artikel D. 138 van hetzelfde Boek worden de woorden "artikel 134" vervangen door de woorden "artikel D. 134".

Art. 113.Artikel D. 139 van hetzelfde boek wordt vervangen als volgt : "Art. D. 139. Onverminderd de bij artikel D. 93, 3°, opgelegde verplichtingen controleert het bestuur van de watering, ieder jaar in de loop van de maand maart of april en van de maand september, de stand van onderhoud van de verdedigings- of bevloeiingswerken van de watering. ».

Art. 114.Artikel D. 140 van hetzelfde boek wordt vervangen als volgt : "Art. D. 140. Indien blijkt uit een verslag, opgemaakt door de bevoegde ambtenaar aangewezen door de Regering en waarvan kennis wordt gegeven door de Gouverneur zowel aan het bestuur van de watering als aan het Provinciecollege, dat voor het onderhoud en de veiligheid van een watering noodzakelijke werken verwaarloosd zijn, hoort het Provinciecollege het bestuur van de watering in bijzijn van de bevoegde ambtenaar en stelt in voorkomend geval een termijn vast binnen welke de algemene vergadering tot de uitvoering van de werken beslist.".

Art. 115.Artikel D. 141 van hetzelfde boek wordt vervangen als volgt : "Art. D. 141. Neemt de watering deze beslissing niet binnen de termijn bedoeld in artikel D.140, dan kan het Provinciecollege de nodige maatregelen treffen, in naam en voor de rekening van de watering, bij toepassing van artikel D. 77.

De Regering kan ook ambtshalve de uitvoering van de werken bevelen. In dit geval worden de nodige gelden door het Waalse Gewest voorgeschoten. Het Provinciecollege kan een dergelijke beslissing slechts nemen met voorafgaande toestemming van de Regering, behalve in het geval van werken waarvan de uitvoering niet zonder gevaar of schade kan worden uitgesteld.".

Art. 116.Artikel D. 142 van hetzelfde boek wordt vervangen als volgt : "Art. D. 142. Alle werken worden uitgevoerd onder het toezicht van de bevoegde ambtenaar aangewezen door de Regering. Deze ambtenaar is bovendien aanwezig bij de oplevering van de werken, behoudens wanneer het werken tot onderhoud of kleine herstelling betreft.".

Art. 117.Artikel D. 143 van hetzelfde boek wordt vervangen als volgt : "Art. D. 143. Wanneer het Provinciecollege verneemt dat een watering zonder de vereiste vergunningen of zonder inachtneming van de gestelde voorwaarden enig werk uitvoert of heeft uitgevoerd, en wanneer dit werk schadelijk blijkt voor het gewestelijke, provinciale of gemeentelijke belangen of voor de belangen van een andere watering, hoort het Provinciecollege op tegenspraak de betrokken besturen en de bevoegde ambtenaar aangewezen door de Regering en beveelt zij, zo nodig, dat de zaken in hun vorige staat worden hersteld. Zo de watering nalaat de bevelen van het Provinciecollege uit te voeren, mag deze te werk gaan overeenkomstig artikel 141.".

Art. 118.In hetzelfde Boek wordt een artikel D.143/2 ingevoegd, luidend als volgt : "Art. D. 143/2. De Regering kan de beslissingen bedoeld in de artikelen D. 140, D. 141 en D. 143, ambtshalve of op het beroep van het bestuur van de watering of de provinciegouverneur herzien. Het beroep wordt ingediend binnen vijftien dagen. Deze termijn loopt ten aanzien van de gouverneur vanaf de datum van de beslissing en ten aanzien van het bestuur van de watering vanaf de datum van kennisgeving. Het beroep van het bestuur van de watering wordt gedaan bij verzoekschrift aan de Regering, overhandigd aan de Gouverneur.

Deze laatste geeft hem een ontvangstbewijs en maakt de stukken aan de regering over.".

Art. 119.In hetzelfde Boek wordt een artikel D.143/3 ingevoegd, luidend als volgt : "Art. D. 143/3. Het beroep bij de Regering schorst de gevolgen van de beslissingen van het Provinciecollege. Evenwel heeft het beroep van de watering geen schorsende werking indien het Provinciecollege heeft bevolen dat zijn beslissing ondanks het beroep zal uitgevoerd worden en deze beslissing ter zake speciaal met redenen heeft omkleed. In dat geval komt de eventuele teruggave ten laste van het Gewest.".

Art. 120.Artikel D. 144 van hetzelfde boek wordt vervangen als volgt : "Art. D. 144. § 1. Voor het invorderen van hetgeen hem verschuldigd is uit hoofde van de voorschotten die het Gewest heeft verstrekt, van de intresten en van de kosten, beschikt het Gewest tegen de watering over een burgerlijke rechtsvordering.

Deze voorschotten, intresten en kosten zijn gewaarborgd door een algemeen voorrecht op de inkomsten en de roerende goederen van alle aard van de watering en door een wettelijke hypotheek op alle goederen van de watering die daarvoor vatbaar zijn. § 2. Het voorrecht neemt rang onmiddellijk na het voorrecht dat ten gunste van de Openbare Schatkist ingesteld is voor de invordering van de directe belastingen. Het wordt uitgeoefend te rekenen van de dag waarop de in artikel 145 bedoelde termijn van drie maanden is verstreken.

Dit voorrecht blijft bestaan totdat de schuld aan het Gewest volledig is gedelgd. Bij beslag op de inkomsten of goederen vóór dat tijdstip, blijft het voorrecht tot de tegeldemaking van die inkomsten of goederen gehandhaafd. Met beslag wordt gelijkgesteld het verzoek van de Regering of de door haar daartoe gemachtigde ambtenaar, per aangetekende brief gedaan aan de pachters, huurders, ontvangers, agenten, huismeesters, notarissen, deurwaarders, griffiers, curators, vertegenwoordigers en andere bewaarnemers en schuldenaars van de inkomsten, sommen, waarden of roerende goederen om, op het bedrag van de fondsen of waarden die zij verschuldigd zijn of die zich in hun handen bevinden, ter ontlasting van de watering te betalen tot het beloop van alle of van een deel van de door de watering verschuldigde sommen.

De uitwerking van dit verzoek strekt zich uit tot de voorwaardelijke schuldvorderingen of die op termijn, op welk tijdstip zij ook opeisbaar worden. § 3. De wettelijke hypotheek schaadt geenszins de vroegere voorrechten en hypotheken. Zij neemt rang vanaf haar inschrijving.

De hypotheek wordt ingeschreven op verzoek van de Regering of de door haar daartoe gemachtigde ambtenaar, op overlegging van twee borderellen houdende, behalve vermelding van het betrokken ministerie of de betrokken watering, opgave van het bedrag waarvoor de inschrijving wordt gevorderd en speciale aanduiding van de aard en de ligging van elk der onroerende goederen waarop de hypotheek betrekking zal hebben. De Regering of de gemachtigd ambtenaar verleent handlichting in de administratieve vorm zonder dat hij, tegenover de hypotheekbewaarder, gehouden is de betaling van de verschuldigde sommen te verantwoorden.

De kosten van de hypotheekformaliteiten zijn ten laste van de watering.".

Art. 121.Artikel D. 145 van hetzelfde boek wordt vervangen als volgt : "Art. D. 145. Aan de watering wordt een termijn toegestaan om de voor de betaling nodige maatregelen te nemen. Deze termijn mag niet minder bedragen dan drie maanden ingaande op het tijdstip waarop het provinciecollege van de afrekening kennis geeft.

De Regering kan, naar omstandigheden, termijnbetaling toestaan. Ook kan zij, indien de omstandigheden zulks wettigen, een deel van de schuld kwijtschelden.".

Art. 122.In artikel D. 146 van hetzelfde Boek worden de woorden "artikel 145" vervangen door de woorden "artikel D. 145".

Art. 123.Artikel D. 148 van hetzelfde boek wordt vervangen als volgt : "Art. D. 148. In gevallen als omschreven in artikel 146 mag het Gewest, ook met het oog op de terugbetaling van zijn schuldvordering, bij de watering stappen doen om haar er toe te brengen gewone of buitengewone belastingen ten behoeve van de watering in te voeren.

Blijft de watering in gebreke die belastingen in te voeren, dan kan het Gewest het Provinciecollege opdragen ze door een bijzondere commissaris te laten instellen overeenkomstig artikel D. 77.Het innen van deze belastingen, intresten en kosten wordt door de ontvanger-griffier vervolgd. Zo nodig kan de Regering voor het innen van die belastingen een gewestelijke ontvanger in de plaats stellen van de ontvanger-griffier.

In dit geval vervult de gewestelijke ontvanger alle formaliteiten in de plaats van de overheden van de watering. Hij boekt de geïnde bedragen als ontvangen, ter aflossing van de schuld van de watering.".

Art. 124.Artikel D. 149 van hetzelfde boek wordt vervangen als volgt : "Art. D. 149. Binnen de grenzen van de gebieden die onder de gelding van deze titel vallen, kunnen de beheerders van de onbevaarbare waterlopen elke maatregel voorschrijven en van ambtswege alle werken bevelen die voor het algemeen belang vereist zijn. Deze werken worden uitgevoerd door en op kosten van deze beheerders, onverminderd het verkrijgen van de vergunningen en machtigingen die krachtens andere wetgevingen vereist zijn.".

Art. 125.In hetzelfde Boek wordt een artikel D.149/1 ingevoegd, luidend als volgt : "Art. D. 149/1. Indien het gebied van een watering zich uitstrekt over het grondgebied van meer dan één provincie, wijst de Regering de provinciale overheden aan die bevoegd zijn om in overeenstemming met deze titel te handelen.".

Art. 126.In artikel D. 152 van hetzelfde boek, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, worden de woorden "van de Regering" vervangen door de woorden "van het Provinciecollege";2° in het tweede lid, worden de woorden "de bestendige deputatie" vervangen door de woorden "het Provinciecollege".

Art. 127.Artikel D. 153 van hetzelfde boek wordt vervangen als volgt : "Art. D. 153. De Regering is bevoegd een algemeen politiereglement van de wateringen op te maken.

Overtredingen op de bepalingen van dit reglement behoren tot de vierde categorie in de zin van deel VIII van boek I van het Milieuwetboek.".

Art. 128.Artikel D. 155 van hetzelfde Boek wordt opgeheven.

Art. 129.Artikel 408 van hetzelfde Boek, vervangen bij het decreet van 5 juni 2008 en 10 juli 2013, wordt vervangen als volgt : "Art. D. 408. § 1. Er wordt een overtreding van derde categorie in de zin van deel VIII van Boek I van het Milieuwetboek begaan door : 1° degene die een nieuwe hindernis creëert in de zomerbedding van een onbevaarbare waterloop zonder een oplossing te bieden die het vrij rondzwemmen van de vissen bedoeld in artikel D.33/10 garandeert; 2° degene die het gereserveerd debiet opgelegd krachtens artikel D. 33/11 niet naleeft; 3° de overtreder van artikel D.37, § 3; 4° de aanwonende, de gebruiker of de eigenaar van kunstwerken op een waterloop die de doorgang verhindert van administratieve ambtenaren, werknemers en andere personen die verantwoordelijk zijn voor het uitvoeren van de werkzaamheden of studies of die verhindert dat de uit de rivierbedding verwijderde stoffen, alsook de materialen, het gereedschap en de tuigen die nodig zijn voor de uitvoering van de werken op zijn grond of eigendom opgeslagen worden.5° degene die, zonder de vereiste toestemming van de beheerder van de onbevaarbare waterloop, op een wijze die daarmee in strijd is of niet voldoet aan de door de Regering gestelde voorwaarden, werken verricht of in stand houdt in de zomerbedding zoals bedoeld in artikel D.40; 6° degene die, ofwel: a) de zomerbedding of dijken van een onbevaarbare waterloop beschadigt of afzwakt;b) de onbevaarbare waterloop belemmert of voorwerpen of materialen deponeert die door de stroom meegesleept kunnen worden op minder dan zes meter van de top van de oever of in gebieden met overstromingsgevaar en tot de vernietiging, beschadiging of verstopping van onbevaarbare waterlopen leidt;c) de één meter brede strook land, landinwaarts gemeten vanaf de top van de oever van de onbevaarbare waterloop, op een andere wijze omploegt, egt, omspit of omwerkt.d) de peilschalen, de peilnagels of elk ander op verzoek van de beheerder aangebracht positiebepalend systeem wegneemt, onherkenbaar maakt of wat dan ook wijzigt aan de schikking of plaatsing ervan;e) op enigerlei wijze onbevaarbare waterlopen bedekt, met uitzondering van handelingen en werken zoals bepaald door de Regering;f) een vijver of een reservoir in een onbevaarbare waterloop leegt zonder de instructies van de beheerder op te volgen;g) seizoensgebonden waterafnames aan een onbevaarbare waterloop verricht zonder de instructies van de beheerder op te volgen;h) een permanente winning van oppervlaktewater of waterlozing in een onbevaarbare waterloop installeert zonder dat de instructies van de beheerder worden opgevolgd;i) degene die plant of bouwt langs een onbevaarbare waterloop zonder te voldoen aan de door de Regering gestelde voorwaarden;j) de toestanden veroorzaakt ten gevolge van de handelingen bedoeld in punt 6° laat voortbestaan;7° de verplichtingen bedoeld in de artikelen D.42/1 en D. 52/1 overtreedt; 8° de gebruiker of de eigenaar van een op een onbevaarbare waterloop gevestigd kunstwerk die er niet voor zorgt dat dat kunstwerk werkt overeenkomstig de voorschriften van de beheerder en, hoe dan ook, op zodanige wijze dat het water in de waterloop een minimumniveau bereikt, een maximumniveau niet overschrijdt of zich tussen een minimumniveau en een maximumniveau bevindt, aangegeven d.m.v. de peilnagel of elk ander positiebepalend systeem aangebracht overeenkomstig de onderrichtingen van de beheerder, en die zich, in noodgeval, niet houdt aan de bevelen van de beheerder van de waterloop; 9° degene die niet aan de voorwaarden voldoet of de werken niet uitvoert of de kunstwerken niet verwijdert binnen de door de beheerder krachtens artikel D.45 gestelde termijn; § 2. Een overtreding van vierde categorie in de zin van deel VIII van Boek I van het Milieuwetboek wordt begaan door : 1° degene die verzuimt te voldoen aan de bevelen van de beheerder: a) door geen peilschalen of peilnagels of elk ander positiebepalend systeem op eigen kosten in de zomerbedding van de onbevaarbare waterloop te plaatsen, of door er de plaats of schikking van de bestaande peilschalen of peilnagels of positiebepalend systeem te wijzigen;b) door zich niet te houden aan het door de beheerder opgelegd verbod waarbij gedurende een periode van het jaar geen gebruik van sommige vaartuigen gemaakt mag worden op bepaalde delen van onbevaarbare waterlopen; 2° degene die verzuimt de onderhouds- of herstellingswerken uit te voeren aan vijvers, watervlakken en stuwdamreservoirs waarvoor hij overeenkomstig artikel D.37, § 2, derde lid, verantwoordelijk is. 3° degene die verzuimt de nodige onderhouds- of herstellingswerken uit te voeren binnen de door de beheerder opgelegde termijn en waarvoor hij overeenkomstig artikel D.39, verantwoordelijk is. ».

Art. 130.Artikel 409 van hetzelfde Boek, vervangen bij het decreet van 5 juli 2008, alsook de artikelen D. 423 tot D. 429, D. 441 en D. 442 van hetzelfde boek, worden opgeheven. HOOFDSTUK V. - Wijzigings- en opheffingsbepalingen van Boek I van het Milieuwetboek

Art. 131.In artikel D. 29-1, § 4, van Boek I van het Milieuwetboek, laatst gewijzigd bij het decreet van 23 juni 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in a., punt 7°, worden de woorden "betreffende de indeling van de onbevaarbare waterlopen bedoeld in de artikelen 3 en 4 van de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen" vervangen door de woorden "bedoeld in de artikelen D. 35/1 en D. 35/2 van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt"; 2° in b., wordt punt 6° opgeheven; 2° b.wordt aangevuld met een punt 8°, luidend als volgt: "8° de beslissingen genomen door de Regering krachtens artikel D. 59 van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt.".

Art. 132.Artikel 29-1, § 5, van boek I van het Milieuwetboek, laatst gewijzigd bij het decreet van 5 februari 2015, wordt aangevuld door een punt 7°, luidend als volgt : " 7° de jaarlijkse staat van de werken bedoeld in artikel D. 132 van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt".

Art. 133.Artikel D. 53 van hetzelfde boek, laatst gewijzigd bij het decreet van 19 januari 2017, wordt aangevuld met een paragraaf 9, luidend als volgt : " § 9. Het actieprogramma voor de rivieren met een geïntegreerde en sectorale aanpak, alsook de strategische kaart met de prioritaire waterlopen voor het herstel van het vrij rondzwemmen van de vissen worden onderworpen aan een milieueffectenbeoordeling overeenkomstig de artikelen D. 49 tot D. 61 van dit boek en artikel D. 33/6 van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt.".

Art. 134.In artikel D. 138 van hetzelfde boek, laatst gewijzigd bij het decreet van 12 december 2014, wordt punt 2° opgeheven.

Art. 135.Artikel D. 140 van hetzelfde boek, laatst gewijzigd bij het decreet van 12 december 2014, wordt aangevuld met een paragraaf 5, luidend als volgt: " § 5. De Regering bepaalt de bevoegde overheid om de personeelsleden aan te wijzen die belast zullen zijn met de controle op de naleving van de bepalingen bedoeld in titel V van deel II van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt en de krachtens dit Wetboek genomen bepalingen, en met de vaststelling van de overtredingen. Die personeelsleden voldoen aan de voorwaarden bedoeld in § 2, tweede lid.

Art. 136.In artikel D. 170, § 3, derde lid, van hetzelfde Boek, voor het laatst gewijzigd bij het decreet van 12 december 2014, worden de woorden "de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen" opgeheven. HOOFDSTUK VI. - Wijzigingsbepaling van het decreet van 4 februari 2010 tot wijziging van Boek II van het Milieuwetboek houdende diverse bepalingen met betrekking tot het waterbeleid

Art. 137.Artikel 13 van het decreet van 4 februari 2010 tot wijziging van Boek II van het Milieuwetboek houdende diverse bepalingen met betrekking tot het waterbeleid, gewijzigd bij decreet van 27 maart 2014, wordt opgeheven. HOOFDSTUK VII. - Wijzigingsbepaling van het Waalse landbouwwetboek

Art. 138.In artikel D. 283, vierde lid van het Waalse landbouwwetboek, worden de woorden "artikel 2 van de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen" vervangen door de woorden "artikel D. 35 van het Waterwetboek".

Art. 139.Artikel D. 285 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : "Art. D. 285. § 1. De bepalingen van titel V van deel II van boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt, zijn van toepassing in het blok. § 2. Het comité of, met zijn instemming iedere andere privaat- of publiekrechtelijke persoon, mag in het blok of buiten het blok werken, als bedoeld in de artikelen D. 37 en D. 40 van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt, overeenkomstig de artikelen D. 38 en D. 41 van hetzelfde Boek laten uitvoeren aan de onbevaarbare waterlopen.". HOOFDSTUK VIII. - Overgangs- en slotbepalingen

Art. 140.De wet van 5 juli 1956 betreffende de wateringen gewijzigd bij de wet van 3 juni 1957, de wet van 28 december 1967, het koninklijk besluit van 28 november 1969 en de wet van 14 juli 1976, wordt opgeheven.

Art. 141.De wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen laatst gewijzigd bij het decreet van 10 juli 2013, wordt opgeheven.

Art. 142.In artikel 2 van het decreet van 27 mei 2004 betreffende Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt, worden de punten 1° en 2° opgeheven.

Art. 143.De vergunningsaanvragen om werken uit te voeren krachtens de wet van 5 juli 1956 betreffende de wateringen of krachtens de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen, ingediend vóór de inwerkingtreding van dit decreet alsmede de desbetreffende administratieve beroepen, worden behandeld volgens de regels van kracht op de datum van indiening van de aanvraag.

Art. 144.Dit decreet treedt in werking de tiende dag na bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

De artikelen D. 33 tot D. 52 en D. 55 tot D. 155 van het decretale gedeelte van Boek II van het Milieuwetboek zoals bedoeld in artikel 1 van het decreet van 27 mei 2004 betreffende Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt, en die krachtens dit decreet niet worden opgeheven of vervangen, treden in werking de tiende dag na de bekendmaking van dit decreet in het Belgisch Staatsblad.

Art. 145.De verplichtingen bedoeld in artikel D.42/1, zoals laatst gewijzigd bij het decreet van 10 juli 2013, betreffende het verbod op de toegang tot de waterloop voor het vee blijven van toepassing tot 1 januari 2023, de uiterste datum voor de toepassing van de afsluitingsverplichting als bedoeld in artikel 41 van dit decreet.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Namen, 4 oktober 2018.

De Minister-President, W. BORSUS De Minister van Sociale Actie, Gezondheid, Gelijke Kansen, Ambtenarenzaken en Administratieve Vereenvoudiging, A. GREOLI De Minister van Economie, Industrie, Onderzoek, Innovatie, Digitale Technologieën, Tewerkstelling en Vorming, P.-Y. JEHOLET De Minister van Leefmilieu, Ecologische Overgang, Ruimtelijke Ordening, Openbare Werken, Mobiliteit, Vervoer, Dierenwelzijn en Industriezones, C. DI ANTONIO De Minister van Begroting, Financiën, Energie, Klimaat en Luchthavens, J.-L. CRUCKE De Minister van Landbouw, Natuur, Bossen, Landelijke Aangelegenheden, Toerisme, Erfgoed en afgevaardigd bij de Grote Regio, R. COLLIN De Minister van de Plaatselijke Besturen, Huisvesting en Sportinfrastucturen, V. DE BUE _______ Nota (1) Zitting 2018-2019. Stukken van het Waals Parlement 1147 (2017-2018) nr. 1 en 1bis tot 5.

Volledig verslag, openbare zitting van 3 oktober 2018.

Bespreking.

Stemming.

^