Etaamb.openjustice.be
Decreet van 05 december 2008
gepubliceerd op 18 februari 2009

Decreet betreffende het bodembeheer

bron
waalse overheidsdienst
numac
2009200642
pub.
18/02/2009
prom.
05/12/2008
ELI
eli/decreet/2008/12/05/2009200642/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

5 DECEMBER 2008. - Decreet betreffende het bodembeheer (1)


Het Waals Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen Afdeling 1. - Doelstellingen

Artikel 1.Dit decreet beoogt het voorkomen van bodemverarming, van bodemverontreiniging, de identificatie van potentiële verontreinigingsbronnen, de organisatie van de onderzoeken tot vaststelling van het bestaan van een verontreiniging en de bepaling van de modaliteiten voor de sanering van de verontreinigde bodems. Afdeling 2. - Definities

Art. 2.Voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan onder : 1° "bodem" : de oppervlakkige laag van de aardkorst, met inbegrip van de grondwateren in de zin van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt, en de andere elementen en lichamen die daar aanwezig zijn;2° "polluent" : product, bereiding, stof, afvalstof, chemische verbinding, lichaam of micro-organisme verantwoordelijk voor een verontreiniging en gegenereerd door de activiteit van de mens;3° "bodemverontreiniging" : de aanwezigheid op of in de bodem van polluenten die rechtstreeks of onrechtstreeks schadelijk zijn of kunnen zijn voor de bodemkwaliteit;4° "nieuwe bodemverontreiniging" : bodemverontreiniging veroorzaakt vanaf 30 april 2007 door een emissie, een evenement of een incident;5° "historische bodemverontreiniging" : bodemverontreiniging veroorzaakt vóór 30 april 2007 door een emissie, een evenement of een incident;6° "bodemverontreiniging die een ernstige dreiging vormt" : a) bodemverontreiniging die, rekening houdend met de kenmerken van de bodem en met de functies die hij vervult, met de aard, de concentratie en het risico van verspreiding van de aanwezige polluenten, een bron van polluenten vormt of zou kunnen vormen die overdraagbaar zijn aan mensen, dieren en planten, die zeker of vermoedelijk schade berokkenen aan de veiligheid of de gezondheid van de mens of aan de kwaliteit van het leefmilieu;b) bodemverontreiniging die schade kan toebrengen aan de voorraden water dat tot drinkwater verwerkt kan worden;7° "terrein" : de grond, met inbegrip van de constructies en installaties die in of op de grond gebouwd zijn;8° "verontreinigd terrein" : terrein waar bodemverontreiniging vastgesteld is; 9° "potentieel verontreinigd terrein" : terrein waar een bodemverontreiniging wordt vermoed, o.a. wegens het bestaan of de aanwezigheid, in het verleden, van een activiteit of installatie waarvan vermoed wordt dat ze de bodem kan verontreinigen of van de wetenschap van een bijzonder ongeval of van de aanwezigheid van afval, nog niet bevestigd door analyses; 10° "sanering van het terrein" : plaatselijke behandeling, wegwerking, neutralisering, immobilisering en afzondering van de bodemverontreiniging;11° "veiligheidsmaatregelen" : maatregelen, met inbegrip van de toegangs- en gebruiksbeperkingen, behalve de saneringshandelingen en -werken, om de effecten van een bodemverontreiniging te beheersen of om te voorkomen dat ze zich voordoen;12° "opvolgingsmaatregelen" : maatregelen om zich te vergewissen van de beheersing van de risico's en van de doeltreffendheid van de veiligheidsmaatregelen of van de handelingen en werken inzake de bodemsanering;13° "beste beschikbare technieken" : de meest doeltreffende en gevorderde fase van de ontwikkeling van de installaties en activiteiten en van de wijzen waarop ze ontworpen, gebouwd, geëxploiteerd en onderhouden worden in de sector van de bodemsanering, waarbij aangetoond wordt dat bijzondere technieken in de praktijk geschikt zijn om, in principe, de basis te vormen van de waarden vastgelegd ter uitvoering van dit decreet en ter voorkoming en, indien zulks onmogelijk blijkt, ter beperking op algemene wijze van de nadelen voor de menselijke gezondheid en de kwaliteit van het leefmilieu, op voorwaarde dat die technieken op punt gesteld worden op een schaal waarop ze in betrokken sector aangewend kunnen worden onder economisch en technisch haalbare voorwaarden en dat ze onder redelijke voorwaarden toegankelijk zijn;14° "administratie" : de door de Regering aangewezen administratieve dienst;15° "toezichthoudend ambtenaar" : de daartoe door de Regering aangewezen ambtenaar;16° "SPAQuE" : de "Société publique d'Aide à la Qualité de l'Environnement" (Openbare Maatschappij voor Hulpverlening aan de Kwaliteit van het Leefmilieu) bedoeld in artikel 39 van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen;17° "deskundige" : deskundige inzake het beheer van verontreinigde bodems erkend om de bij dit decreet bepaalde opdrachten te vervullen;18° "controle-instantie" : zelfstandige instantie die geen activiteit inzake ontwerp, studie of laboratorium uitoefent en die belast is met de validering van het ontwerp en de uitvoering van de saneringshandelingen en -werken;19° "bodemconcentratie" : omgevingsconcentratie van een polluent in de bodem;de omgevingsconcentraties kunnen wijzen op natuurlijke geologische variaties of op de invloed van een veralgemeende landbouw-, industriële of stedelijke activiteit; 20° "referentiewaarde" : indicatieve waarde van de bodemconcentraties van polluenten verwacht in de grond bij gebrek aan natuurlijke geologische variaties en bij gebrek aan weerslag van een veralgemeende landbouw-, industriële of stedelijke activiteit;die waarde stemt in principe overeen met de door de sanering te halen doelstelling; 21° "drempelwaarde" : polluentenconcentratie in de bodem overeenstemmend met een niveau waarboven een karakteriseringsonderzoek uitgevoerd moet worden, alsook in geval van ernstige dreiging of van nieuwe verontreiniging, een sanering en, in voorkomend geval, veiligheids- of opvolgingsmaatregelen;22° "interventiewaarde" : polluentenconcentratie in de grond overeenstemmend met een niveau waarboven systematisch een karakteriseringsonderzoek uitgevoerd wordt, dat de vorm kan aannemen, desgevallend tegelijkertijd, van : a) een sanering;b) veiligheidsmaatregelen;c) opvolgingsmaatregelen;23° "bijzondere waarde" : waarde vastgesteld na een oriënteringsonderzoek, een karakteriseringsonderzoek of bereikt na een sanering en vastgelegd in het bodemcontrolecertificaat;24° "bodemcontrolecertificaat" : certificaat waarvan de Regering de minimuminhoud vastlegt en dat de beslissing inhoudt waarbij is vastgesteld dat een terrein het voorwerp heeft uitgemaakt van een oriënteringsonderzoek, een karakteriseringsonderzoek, een sanering of een tusssenkomst ambtshalve van de SPAQuE overeenkomstig dit decreet en dat de gemeten polluentenconcentraties voldoen aan de voorschriften van dit decreet en de desbetreffende uitvoeringsbesluiten;25° "CWATUPE : Waals Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw, Patrimonium en Energie;26° "overdracht" : elke translatieve, constitutieve, declaratieve of abdicatieve handeling betreffende een zakelijk recht, de verlenging ervan alsook de opbouw, overdracht of verlenging van persoonlijke rechten van meer dan negen jaar, met inbegrip van de onroerende leasing en de vermogensinbrengen en -overdrachten in de vennootschap, met uitsluiting van de door de Regering opgesomde handelingen met een familiaal karakter;27° "ISSeP" : het "Institut scientifique de Service public" (Openbaar Wetenschappelijk Instituut), opgericht bij het decreet van 7 juni 1990, inzonderheid op artikel 4, § 3, gewijzigd bij het decreet van 9 april 1998. Afdeling 3. - Preventie en informatie

Art. 3.Elke persoon is ertoe gehouden de geschikte maatregelen te nemen om de bodem te beschermen en om elke nieuwe bodemverontreiniging te voorkomen.

Art. 4.Met het oog op de bescherming van de bodem en op een duurzaam en milieuvriendelijk gebruik, op het behoud en het herstel van de kwaliteit ervan en op het voorkomen van de beschadigings- en veranderingsprocessen die hem treffen kan de Regering bepaalde maatregelen nemen die nodig zijn voor de reglementering van : - de grondbewegingen en het beheer van de uitgegraven gronden; - het gebruik van de organische stoffen of de meststoffen die bestemd zijn om verspreid te worden in het kader van landbouwactiviteien of van de materies of stoffen die voor de samenstelling ervan gebruikt worden.

Daartoe kan zij de volgende maatregelen nemen : 1° de methodes bepalen voor de monsterneming en de analyse van die materies of stoffen, alsook van de bodems;2° laboratoria, dienstenverstrekkers en interveniënten erkennen volgens de regels die zij bepaalt;3° verplichtingen tot rapportage en gegevensoverdracht opleggen en een bank van authentieke data aanleggen;4° de verspreiding verbieden of beperken van organische stoffen of van meststoffen die bestemd zijn om in het kader van landbouwactiviteiten op bepaalde percelen verspreid te worden volgens een procedure die zij bepaalt; 5° onder de haar gestelde voorwaarden bepaalde bodemgebruiken regelen, alsook het gebruik van de organische stoffen of de meststoffen die bestemd zijn voor verspreiding in het kader van landbouwactiviteiten, volgens bepaalde bodemgebruiks- en aanwendingswijzen, incluis d.m.v. een gebruikscertificaat, een registratie of een administratieve machtiging; 6° onder de haar gestelde voorwaarden en volgens de door haar bepaalde procedureregels de invoering in het Waalse Gewest verbieden, modaliseren of beperken van organische stoffen of van meststoffen die voor verspreiding in het kader van landbouwactiviteiten bestemd zijn en die van andere Staten of gewesten afkomstig zijn, wanneer zij vaststelt dat het absorptievermogen van de bodems van een gedeelte of van het geheel van het Waalse Gewest overschreden is;7° het beheer van de organische stoffen, incluis door het al naar gelang van hun kenmerken en van de kenmerken van de ontvangende milieus gedifferentieerde gebruik ervan;8° het beheer van de uitgegraven gronden organiseren, incluis door het al naar gelang van hun kenmerken en van de kenmerken van de ontvangende milieus gedifferentieerde gebruik ervan;9° de erkenning organiseren van de instellingen belast met het beheer van de uitgegraven gronden. Al wie een bodem wijzigt of exploiteert zorgt ervoor dat erosie, waardoor de bodemkwaliteit op lange termijn aangetast kan worden, voorkomen wordt door geschikte methodes inzake landbouwtechniek en exploitatie, zoals een erosiebestendige inrichting van de percelen, erosiebestendige teelttechnieken, teeltrotatie.

Art. 5.De exploitant in de zin van artikel D.94, 6°, van boek I van het Milieuwetboek en de bewaker van een terrein waar hetzij verontreinigingen zijn vastgesteld waarvan de concentratie hoger is dan de criteria vastgelegd in de artikelen 47 tot 49, hetzij afval is achtergelaten, zijn ertoe gehouden zo spoedig mogelijk de toezichthoudend ambtenaar en het gemeentecollege van betrokken gemeente(n) te verwittigen zodra ze weet hebben van de aanwezigheid van die polluenten.

Ze moeten de toezichthoudend ambtenaar, de eigenaar en betrokken gemeente(n) ook kennis geven van elk risico van verspreiding van de verontreiniging buiten het terrein zodra ze daar weet van hebben. Afdeling 4. - Onteigening en lasten

Art. 6.Op eigen initiatief of op verzoek van de drager van één van de plichten bedoeld in artikel 18 kan de Regering, met het oog op de uitvoering van de handelingen en werken tot sanering van het terrein, wegens openbaar nut laten overgaan tot de onteigening van de onroerende goederen. In voorkomend geval geschiedt de onteigening namens en voor rekening van de drager.

Art. 7.De terreinen die het voorwerp zijn van onderzoeksmaatregelen, veiligheidsmaatregelen of van een sanering, alsook de naburige goederen, worden onderworpen aan de lasten die nodig zijn om ze tot een goed eind te brengen, incluis de toegang, de gebruiksbeperkingen, de uitvoering of de instandhouding van werken, handelingen en werkzaamheden.

De eigenaars en bezetters van die goederen worden vóór de uitvoering van die maatregelen verwittigd.

Er is geen vergoeding verschuldigd aan de houders van zakelijke of persoonlijke rechten op die goederen, behalve hun beroep tegen de verantwoordelijke. HOOFDSTUK II. - Waarden, register van de bodemconcentraties en databank Afdeling 1. - Waarden

Art. 8.Onverminderd de bijzondere waarden die in het bodemcontrolecertificaat vastliggen, bevat bijlage 1 bij dit decreet : - de referentiewaarden die toegepast moeten worden, ongeacht het gebruik van het terrein; - de drempelwaarden, de interventiewaarden en het toepassingsgebied ervan al naar gelang van de huidige of toekomstige feitelijke en rechtstoestand, o.a. het type gebruik van het terrein - natuurlijk, landbouwkundig, residentieel, recreatief of commercieel en industrieel -, zoals bepaald in bijlage 2 bij dit decreet.

De Regering is bevoegd om de bijlagen 1 en 2 bij besluit aan te vullen en te wijzigen, mits motivering. Die wijzigingen of aanvullingen worden binnen twaalf maanden na de inwerkingtreding van genoemd besluit bij decreet bekrachigd.

De Regering kan de regels vastleggen voor de weging van de referentie- en de drempelwaarden door de bodemconcentraties.

In afwijking van het eerste lid is het type natuurlijk gebruik van toepassing op de terreinen gelegen in een site Natura 2000 en op de terreinen die in aanmerking komen voor een beschermingsstatuut in de zin van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud en is het type landbouwkundig gebruik van toepassing op de terreinen gelegen in een preventiegebied van een grondwaterwinning.

Indien noch dit decreet noch de Regering de referentiewaarde, de drempelwaarde en de interventiewaarde betreffende een polluent overeenkomstig het eerste lid hebben vastgelegd, kan de administratie ze in haar in artikel 61 bedoelde beslissing vastleggen na advies van de door de Waalse Regering aangewezen instanties. Afdeling 2. - Bodemconcentraties

Art. 9.De gewestelijke kaart van de bodemconcentraties wordt door de administratie opgemaakt en bijgewerkt op basis van de beste beschikbare gegevens, incluis de gegevens die door de deskundigen verstrekt worden in het kader van de oriënterings- of karakteriseringsonderzoeken.

Die kaart wordt ter inzage van het publiek gelegd. Afdeling 3 - Databank betreffende de toestand van de bodems

Art. 10.De databank betreffende de toestand van de bodems bevat o.a. : 1° inventarissen van verontreinigde en potentieel verontreinigde terreinen; 2° bodemgegevens waarover de administratie beschikt, o.a. op grond van de gevoerde oriënterings- en karakteriseringsonderzoeken of, na afloop van de saneringshandelingen en -werken, op basis van de eindevaluaties bedoeld in artikel 67, § 3, of ingevolge de uitvoering van aanvullende werken bedoeld in dezelfde bepaling; 3° de bodemcontrolecertificaten betreffende de krachtens dit decreet onderzochte of gesaneerde terreinen, alsook de stukken waaruit blijkt dat een sanering goed is uitgevoerd overeenkomstig : - een saneringsplan zoals bedoeld in artikel 7, § 3, van het decreet van 25 juli 1991 betreffende de belasting op de afvalstoffen in het Waalse Gewest of in artikel 35, § 2, van het fiscaal decreet van 22 maart 2007 tot bevordering van afvalpreventie en -valorisatie in het Waalse Gewest; - een saneringsplan zoals bedoeld in artikel 681bis /67 van het Algemeen reglement op de arbeidsbescherming; - een herstelplan genomen bij toepassing van artikel 71 van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning of van boek I van het Milieuwetboek.

Art. 11.De administratie beheert de databank, alsook de verplichting tot verstrekking van gegevens aan de overheid en aan het publiek.

Art. 12.De administratie wordt bijgestaan door een beheerscomité, dat haar voorstellen overlegt i.v.m. : - de modaliteiten voor de bevoorrading en het beheer van de databank betreffende de toestand van de bodems, alsook voor de mededeling van die gegevens; - de gegevens vervat in elke inventaris bedoeld in artikel 10, met voor elk geïnventariseerd terrein op zijn minst : 1° de kadastrale referenties;2° de identiteit van de eigenaar, de erfpachter, de drager van een recht van opstal, de lessee, de vruchtgebruiker of de uitbater van de inrichting die de installatie of de activiteit inhoudt;3° de gegevens betreffende de bodemkwaliteit waarover de overheid, de administratieve diensten of publieke actoren die onder de bevoegdheid van het Gewest vallen; - de termijnen waarbinnen de inventarissen opgemaakt en aan de gemeenten meegedeeld worden.

Art. 13.Het beheerscomité bestaat uit : - twee vertegenwoordigers van de administratie Leefmilieu, van wie één het voorzitterschap van het comité waarneemt; - twee vertegenwoordigers van de administratie Ruimtelijke ordening; - twee vertegenwoordigers van de "SPAQuE"; - één vertegenwoordiger van het "ISSeP".

De Regering benoemt de gewone en plaatsvervangende leden van het beheerscomité. Zij bepaalt de modaliteiten voor de werking van het beheerscomité.

Het beheerscomité legt zijn huishoudelijk reglement ter goedkeuring aan de Regering over.

Het beheerscomité legt zijn huishoudelijk reglement ter goedkeuring aan de Regering over. Het maakt het ook aan het Parlement over.

Art. 14.De overheden, de administratieve diensten of de publieke actoren die onder de bevoegdheid van het Gewest vallen, bezorgen de administratie op haar eerste verzoek en volgens de door haar vastgelegde modaliteiten de gegevens waarover ze beschikken en op grond waarvan inventarissen opgemaakt kunnen worden.

Art. 15.De administratie richt de relevante gegevens aan de betrokken gemeenten en laat hen weten dat ze van plan is de geïnventariseerde terreinen op te nemen in de databank betreffende de toestand van de bodems, bedoeld in artikel 10, 1°.

Binnen dertig dagen na ontvangst verstrekt het gemeentecollege van elke betrokken gemeente de gegevens die hen betreffen : 1° aan de eigenaars, erfpachters, dragers van een recht van opstal, lessees en vruchtgebruikers;2° aan de exploitanten van de inrichtingen van installaties of activiteiten opgenomen in bijlage 3. De personen bedoeld in het tweede lid richten hun opmerkingen aan de gemeente binnen dertig dagen na de kennisgeving bedoeld in het tweede lid. Zoniet wordt geacht dat ze geen bezwaar te formuleren hebben.

Binnen honderdtwintig dagen na ontvangst van de gegevens van de administratie bezorgt het gemeentecollege de administratie de opmerkingen van de personen bedoeld in het tweede lid, aangevuld met de opmerkingen die het nuttig acht en met de gegevens waarvan het kennis heeft en waarmee de inventarissen aangevuld kunnen worden.

De termijnen bedoeld in de vorige leden worden opgeschort tussen 16 juli en 15 augustus, alsook tussen 24 december en 1 januari.

Na onderzoek van de opmerkingen brengt de administratie desgevallend wijzigingen aan in de geïnventariseerde gegevens en vult ze de databank aan. Tegelijkertijd geeft ze de personen bedoeld in het tweede lid kennis van de wijzigingen die in de gegevens zijn aangebracht of van de redenen waarom ze geoordeeld heeft dat ze niet gewijzigd moesten worden.

Art. 16.De overheden, de administratieve diensten of de publieke actoren die onder de bevoegdheid van het Gewest vallen bevoorraden rechtstreeks en actualiseren de databank betreffende de toestand van de bodems aan de hand van de lijst van de verontreinigde en potentieel verontreinigde terreinen waarvan ze kennis hebben in het kader van de uitoefening van hun bevoegdheden.

Art. 17.De administratie organiseert de toegang tot de databank betreffende de toestand van de bodems onder de voorwaarden en volgens de modaliteiten bedoeld in de wetgeving betreffende het recht van toegang voor het publiek tot informatie over het leefmilieu.

In afwijking van het eerste lid hebben de drager van verplichtingen, de overheden, de administratieve diensten of de publieke actoren die onder de bevoegdheid van het Gewest vallen, de aankoopcomités, de notarissen, alsook de deskundigen en de controle-instanties rechtstreeks toegang tot de gegevens over de terreinen die hen betreffen en die opgenomen zijn in de databank betreffende de toestand van de bodems, mits inachtneming van de door de Regering vastgelegde modaliteiten.

De gegevens opgenomen in de databank gelden tot het tegendeel wordt bewezen.

Binnen dertig dagen na de handeling geeft de instrumenterende notaris de administratie kennis van elke overdracht i.v.m. een terrein opgenomen in de databank betreffende de toestand van de bodems. Die informatie wordt verstrekt volgens de modaliteiten die door de Regering vastgelegd worden. HOOFDSTUK III. - Genererende elementen en dragers Afdeling 1. - Algemeenheden

Art. 18.Dit hoofdstuk identificeert de genererende elementen en de dragers van de volgende plichten : 1° overeenkomstig de bepalingen van de afdelingen II en III van hoofdstuk IV van dit decreet : a) een oriënteringsonderzoek voeren;b) desgevallend een karakteriseringsonderzoek voeren;c) desgevallend een sanering uitvoeren; 2° overeenkomstig de artikelen 39, tweede lid, 4°, a., en vierde lid, 44, vierde en vijfde lid, en 67, § 3, tweede lid, veiligheidsmaatregelen nemen; 3° overeenkomstig artikel 67, § 3, eerste lid, 3°, opvolgingsmaatregelen nemen. Afdeling 2. - Genererende elementen

Art. 19.Iedereen die het wenst kan zich via een aan de administratie gerichte kennisgeving individueel onderwerpen aan de bepalingen van hoofdstuk IV. Bij gebrek aan kennisgeving wordt de vrijwillige onderwerping geacht te hebben plaatsgevonden door de toezending van een oriënteringsonderzoek volgens de vormen en de modaliteiten voorgeschreven in artikel 39.

Indien de wens om zich aan de bepalingen van hoofdstuk IV te onderwerpen betrekking heeft op verschillende terreinen waarvan de grond verontreinigd is of op verschillende zones waar afvalstoffen werden achtergelaten, onderwerpt de natuurlijke of rechtspersoon aan de goedkeuring van de administratie een onderzoeks- en saneringsprogramma met de lijst, de prioriteit en de data van de tenuitvoerlegging van de onderzoeken en saneringen die hij belooft in acht te nemen.

De toepassing van de bepalingen van hoofdstuk IV kan ook het voorwerp uitmaken van een milieuovereenkomst overeenkomstig Boek I van het Milieuwetboek. In dat geval bevat de milieuovereenkomst een onderzoeks- en saneringsprogramma met de lijst, de prioriteit en de data van de tenuitvoerlegging van de onderzoeken en saneringen die het representatief orgaan van ondernemingen belooft in acht te nemen.

In afwijking van de artikelen 39, tweede lid 2, 4°, b., en 62, § 1, 2°, c., wordt in beide gevallen geen zekerheid gesteld.

Art. 20.De verplichtingen bedoeld in artikel 18 ontstaan op elk tijdstip, na beslissing van de administratie waarbij gewag wordt gemaakt van achtergelaten afval of gewezen wordt op serieuze tekens dat een bodemverontreiniging de drempelwaarden overschrijdt of dreigt te overschrijden. Daarnaast identificeert die beslissing het potentieel verontreinigde terrein en vermeldt ze in welke hoedanigheid de drager aangewezen wordt.

Behalve in geval van latere verontreiniging, neemt de administratie de in het eerste lid bedoelde beslissing niet in de volgende gevallen : 1° wanneer een saneringsproject is goedgekeurd of een controlecertificaat is afgegeven krachtens dit decreet;2° wanneer een saneringsplan in de zin van artikel 7, § 3, van het decreet van 25 juli 1991 betreffende de belasting op de afvalstoffen in het Waalse Gewest of van artikel 35, § 2, van het fiscaal decreet van 22 maart 2007 tot bevordering van afvalpreventie en -valorisatie in het Waalse Gewest en in de zin van artikel 42 van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen ontvankelijk is verklaard;3° wanneer een indicatief onderzoek van de site in de zin van artikel 681bis /63 van titel III van het ARAB is goedgekeurd;4° wanneer een herstelplan genomen overeenkomstig artikel 71 van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning of boek I van het Milieuwetboek is goedgekeurd;5° wanneer de overschrijding van de drempelwaarden te wijten is aan een inbreng van stoffen conform het gebruikscertificaat afgegeven overeenkomstig artikel 3 van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen;6° in geval van vrijwillige onderwerping aan de bepalingen van hoofdstuk IV.

Art. 21.§ 1. De verplichtingen bedoeld in artikel 18 ontstaan ambtshalve uit : - de overdracht van een terrein waarop een installatie of een activiteit gevestigd is of was die de grond kan verontreinigen en die opgenomen is op de lijst in bijlage 3 bij dit decreet, behalve indien ze uitsluitend de verwezenlijking beoogt van een netwerk voor de distributie of de sanering van water, elektriciteit, gas, telecommunicatie, tele-informatica of teledistributie; - de aanvraag tot milieuvergunning betreffende een installatie of een activiteit gelegen op een terrein opgenomen op de lijst in bijlage 3 bij dit decreet; - het faillissement of de opheffing van een activiteit opgenomen op de lijst in bijlage 3 bij dit decreet; in dit geval worden de plichten van de faillietverklaarde voor zijn rekening ten laste genomen door de curator; - elke onderbroken exploitatie van een activiteit of installatie opgenomen op de lijst in bijlage 3 bij dit decreet; - milieuschade die de bodems treft in de zin van artikel D.94, 1, c), van Boek I van het Milieuwetboek.

In dit geval wordt de administratie onmiddellijk verwittigd door de drager.

De Regering is bevoegd om bijlage 3 bij besluit aan te vullen en te wijzigen, mits motivering. Die wijzigingen en aanvullingen worden binnen twaalf maanden na de inwerkingtreding van genoemd besluit bij decreet bekrachtigd. § 2. Bij wijze van afwijking, ontstaan die verplichtingen, behalve in geval van latere verontreiniging, niet ambtshalve in de volgende gevallen : 1° wanneer een saneringsproject is goedgekeurd of een controlecertificaat is afgegeven krachtens dit decreet;2° wanneer een saneringsplan in de zin van artikel 7, § 3, van het decreet van 25 juli 1991 betreffende de belasting op de afvalstoffen in het Waalse Gewest of van artikel 35, § 2, van het fiscaal decreet van 22 maart 2007 tot bevordering van afvalpreventie en -valorisatie in het Waalse Gewest en in de zin van artikel 42 van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen ontvankelijk is verklaard;3° wanneer een indicatief onderzoek van de site in de zin van artikel 681bis /63 van titel III van het ARAB is goedgekeurd;4° wanneer een herstelplan genomen overeenkomstig artikel 71 van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning of boek I van het Milieuwetboek is goedgekeurd;5° wanneer de overschrijding van de drempelwaarden te wijten is aan een inbreng van stoffen die het voorwerp heeft uitgemaakt van een gebruikscertificaat overeenkomstig artikel 3 van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen;6° in geval van vrijwillige onderwerping aan de bepalingen van hoofdstuk IV. § 3. Om na te gaan of de overdracht aanleiding heeft gegeven tot het ambtshalve ontstaan van de verplichtingen bedoeld in artikel 18, raadpleegt de notaris de databank betreffende de toestand van de bodems. § 4. Elke overdracht die aanleiding geeft tot het ambtshalve ontstaan van de verplichtingen bedoeld in artikel 18 wordt onweersprekelijk geacht te zijn gesloten onder de volgende opschortende voorwaarden : - de uitvoering van een oriënteringsonderzoek door een erkend bureau, o.a. om een eventuele verontreiniging van het terrein te kunnen vaststellen; - in voorkomend geval, de verplichting tot uitvoering van een karakteriseringsonderzoek; - indien de sanering nodig is, is de prijs ervan, gecumuleerd met de veiligheids- of opvolgingsmaatregelen, niet hoger dan een bedrag vastgelegd door de medecontractanten en, bij gebreke daarvan, dan een bedrag dat minstens gelijk is aan vijf twaalfde van de prijs van de overdracht of van de tegenwaarde ervan of, bij gebreke daarvan, van de handelswaarde van bedoeld terrein zoals vastgelegd in de fiscale aangiften van de handeling. § 5. Behalve andersluidende bepaling, wordt de duur van die opschortende voorwaarde geacht te zijn gesloten voor twee jaar, te rekenen van de datum van ondertekening van de overeenkomst, en, bij gebrek aan bewijs hiervan, van de datum van ondertekening door de eerste instrumentum; na afloop van de termijn die onder deze voorwaarde valt, is de overdracht nietig verklaarbaar op verzoek van de cessionaris of van de Regering indien één van de verplichtingen vermeld in de artikelen 18, 1°, a en b, alsook in § 1 van dit artikel, niet werd nagekomen, onder voorbehoud van de toepassing van § 6. § 6. Na de uitvoering van het karakteriseringsonderzoek kan de Regering, op verzoek van alle partijen, de overdracht bevestigen en, desgevallend, haar een definitief karakter verlenen, voor zover de cedent het in § 7 bedoelde pand stelt in de handen van de instrumenterende notaris. § 7. In het geval bedoeld in § 6, mag de administratie toelaten dat een pand op effecten of bedragen, zoals geregeld bij de wet van 15 december 2004 betreffende financiële zekerheden, of een hypotheek ter dekking van de prijs van de sanering, in voorkomend geval gecumuleerd met de veiligheids- of opvolgingsmaatregelen, incluis de kosten voor het stellen van die zekerheden, gesteld wordt in de handen van de instrumenterende notaris, die er het bedrag van vastlegt.

Het pand bedoeld in het vorige lid wordt gesteld door het storten van een borgsom op een rekening gerubriceerd op naam van de cedent, op het kantoor van de instrumenterende notaris. De notaris stort bedoelde effecten of sommen op het eerste verzoek van de Regering zonder dat de cedent een motief van verzet tegen het storten van het pand kan laten gelden.

De inschrijving, hernieuwing, vermindering en gehele of gedeeltelijke schrapping van de hypoteek bedoeld in het vorige lid geschieden overeenkomstig de bepalingen van de hoofdstukken IV en V van de wet van 16 december 1851 tot herziening van het hypothecaire stelsel. § 8. Indien de overdracht aanleiding geeft tot het ambsthalve ontstaan van de verplichtingen bedoeld in artikel 18, zijn de tenuitvoerlegging van de verplichtingen en de tenlasteneming van de desbetreffende kosten voor rekening van de cedent en, in geval van verdeling, voor rekening van de massa, onverminderd de beroepen tegen de in artikel 22 aangewezen dragers van de plichten en onder voorbehoud van de toepassing van artikel 19. Afdeling 3. - Dragers van de plichten

Onderafdeling 1. - Identificatie van de dragers

Art. 22.§ 1. De dragers van de plichten bedoeld in artikel 18 zijn, desgevallend tegelijkertijd, : 1° degene die, overeenkomstig artikel 19, toepassing maakt van de bepalingen van hoofdstuk IV;2° de door de administratie aangewezen auteur of vermoedelijke auteur van de verontreiniging van de bodem of van het achterlaten van afval;3° de exploitant in de zin van artikel D.94, 6°, van Boek I van het Milieuwetboek : a) wanneer de auteur of vermoedelijke auteur niet geïdentificeerd kan worden of wanneer alle vermoedelijke auteurs moeilijk identificeerbaar zijn;b) wanneer de auteur of vermoedelijke auteur niet verantwoordelijk gesteld kan worden of wanneer de verantwoordelijkheid van alle auteurs moeilijk vast te stellen is;c) wanneer de auteur of vermoedelijke auteur insolvent is of over onvoldoende financiële zekerheden beschikt;4° bij gebreke daarvan, de eigenaar, de erfpachter, de drager van een recht van opstal, de vruchtgebruiker, de lessee van het terrein aangewezen door de administratie : a) wanneer geen andere drager geïdentificeerd kan worden of wanneer hij moeilijk te indentificeren is;b) wanneer elke andere drager insolvent is of over onvoldoende financiële zekerheden beschikt. § 2. Wanneer een publiekrechtelijke maatschappij belast wordt met de herinrichting van een site in de zin van artikel 167, 2°, van het CWATUPe, in geval van ernstige dreiging en indien de verantwoordelijke voor de verontreiniging niet zelf heeft gesaneerd, kan de Regering de publiekrechtelijke maatschappij desgevallend ermee belasten de sanering overeenkomstig dit decreet uit te voeren. § 3. Indien de drager van de plichten bedoeld in artikel 18 failliet verklaard is, het voorwerp uitmaakt van een beslaglegging of van een collectieve schuldenregeling, worden de stappen i.v.m. de plichten waarin deze bepaling voorziet ambtshalve ondernomen door : - de curator, voor rekening van de massa; - de gevolmachtigde notaris, voor rekening van de beslag leggende schuldeisers; - de bemiddelaar, voor rekening van de persoon die voor schuldbemiddeling in aanmerking komt.

De schulden i.v.m. de uitvoering van het oriënteringsonderzoek, het karakteriseringsonderzoek, de sanering, alsook de veiligheids- en opvolgingsmaatregelen, incluis de kosten voor het stellen van de zekerheden bedoeld in artikel 21, zijn ten laste van de massa. § 4. De Regering beschikt over een algemeen voorrecht op alle roerende goederen van de dragers van de plichten bedoeld in artikel 18 en kan een wettelijke hypotheek op alle goederen van die personen vestigen.

Het voorrecht neemt rang onmiddellijk na de voorrechten bedoeld in de artikelen 19 en 20 van de wet van 16 december 1851.

Onderafdeling 2. - Motieven van vrijstelling

Art. 23.Er wordt een vrijstelling van de in de in artikel 18 bedoelde verplichtingen verleend aan de drager die het bewijs levert dat een derde zijn plaats heeft ingenomen onder de volgende voorwaarden : 1° de derde heeft zich uitdrukkelijk, onvoorwaardelijk en onherroepelijk ertoe verbonden alle verplichtingen van de drager na te komen;2° de administratie heeft akte gegeven aan de derde volgens de modaliteiten bepaald bij artikel 60 van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning;3° de derde heeft de zekerheid gesteld die eventueel verlangd wordt van de drager. Indien de derde die de plaats van de drager heeft ingenomen een organisatie inzake bodemsanering is die de Regering erkend heeft onder de voorwaarden en volgens de procedure die zij bepaalt, legt die organisatie jaarlijks een onderzoeks- en saneringsprogramma ter goedkeuring aan de administratie over, met de lijst, de prioriteit en de data betreffende de uitvoering van de onderzoeken en saneringen die zij belooft in acht te nemen.

Er wordt eveneens een vrijstelling van de in de in artikel 18 bedoelde verplichtingen verleend aan de drager aangewezen overeenkomstig artikel 22, § 1, 2°, 3° of 4°, indien hij voldoet aan de voorwaarden bedoeld in de artikelen 24 en 25.

Art. 24.Onverminderd artikel 23, eerste lid, wordt de in artikel 23, derde lid, bedoelde vrijstelling verleend aan de auteur of vermoedelijke auteur van de bodemverontreiniging of van het achterlaten van afval of aan de exploitant in de zin van artikel D.94, 6°, van Boek I van het Milieuwetboek indien hij zich in één van de volgende gevallen bevindt : 1° de bodemverontreiniging of het achterlaten van afval zijn te wijten aan het feit van een derde met uitsluiting van een cessionaris van vergunning, ondanks de geschikte veiligheidsmaatregelen genomen door de auteur of vermoedelijke auteur;2° hij heeft van tevoren een document van de bevoegde overheid ontvangen waaruit blijkt dat een sanering goed is uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen van de desbetreffende wetgeving inzake milieuvergunning, afval, grondwateren, steengroeven of steenbergen;3° hij heeft geen fout of nalatigheid begaan en de verontreiniging vormde naar wetenschappelijke en technische normen geen ernstige dreiging toen ze gegenereerd werd; 4° hij levert het bewijs dat hij geen fout of nalatigheid begaan heeft en dat de milieuschade te wijten is aan een emissie of aan een gebeurtenis die na 30 april 2007 plaatsgevonden heeft, die uitdrukkelijk is toegelaten en die voldoet aan de voorwaarden i.v.m. een toestemming of een vergunning die van toepassing is op de datum van de emissie of gebeurtenis.

Art. 25.Onverminderd artikel 23, eerste lid, wordt de in artikel 23, derde lid, bedoelde vrijstelling verleend aan de eigenaar, de erfpachter, de drager van een recht van opstal, de vruchtgebruiker, de lessee van het terrein die het bewijs levert dat hij zich in één van de volgende gevallen bevindt : 1° de aanwezigheid van de polluenten is te wijten aan een migratie die van buiten komt;2° er werd een bodemcontrolecertificaat afgegeven;3° hij heeft van tevoren een document van de bevoegde overheid ontvangen waaruit blijkt dat een sanering goed is uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen van de desbetreffende wetgeving inzake milieuvergunning, afval, grondwateren, steengroeven of steenbergen;4° hij heeft geen fout of nalatigheid begaan en de verontreiniging vormde naar wetenschappelijke en technische normen geen ernstige dreiging toen ze gegenereerd werd; 5° hij levert het bewijs dat hij geen fout of nalatigheid begaan heeft en dat de milieuschade te wijten is aan een emissie of aan een gebeurtenis die uitdrukkelijk is toegelaten en die voldoet aan de voorwaarden i.v.m. een toestemming of een vergunning die van toepassing is op de datum van de emissie of gebeurtenis en die na 30 april 2007 is afgegeven overeenkomstig een regelgeving bedoeld in bijlage I bij het decreetgevend deel van Boek I van het Milieuwetboek voor de exploitatie van een activiteit die erin vermeld staat.

Art. 26.De vrijstellingsprocedure verloopt als volgt : 1° binnen zestig dagen, te rekenen van de datum van kennisgeving van de beslissing van de administratie bedoeld in artikel 20, richt de drager aan de administratie een gemotiveerde aanvraag tot vrijstelling, samen met elk bewijsstuk dat hij nuttig acht;die termijn wordt opgeschort tussen 16 juli en 15 augustus en tussen 24 december en 1 januari; 2° op straffe van onontvankelijkheid van zijn aanvraag, informeert de drager gelijktijdig de eigenaar, de erfpachter, de drager van een recht van opstal, de vruchtgebruiker, de lessee en, desgevallend, de exploitant in de zin van artikel D.94, 6°, van Boek I van het Milieuwetboek en levert hij het bewijs daarvan aan de administratie; 3° de drager en, desgevallend, de exploitant in de zin van artikel D.94, 6°, van Boek I van het Milieuwetboek, de eigenaar, de erfpachter, de drager van een recht van opstal, de vruchtgebruiker of de lessee wordt op zijn verzoek door de administratie gehoord; 4° de administratie vermeldt desgevallend in haar beslissing de redenen waarom zij oordeelt dat de overeenkomstig een andere milieuwetgeving uitgevoerde sanering geschikt is t.o.v. de doelstellingen van dit decreet; 5° de administratie geeft de drager en, desgevallend, de exploitant in de zin van artikel D.94, 6°, van Boek I van het Milieuwetboek, de eigenaar, de erfpachter, de drager van een recht van opstal, de vruchtgebruiker of de lessee kennis van haar beslissing binnen negentig dagen na de datum van ontvangst van de aanvraag bedoeld in 1° of, indien de drager gehoord wordt, binnen dertig dagen na de datum van het verhoor; Bij gebreke daarvan kan de drager een aanmaning tot uitspraak sturen. Indien de administratie niet binnen dertig dagen na ontvangst van de aanmaning kennis geeft van haar beslissing i.v.m. de aanvraag tot vrijstelling, wordt de aanvraag geacht te zijn verworpen.

De indiening van de aanvraag tot vrijstelling schort de verplichtingen van artikel 18 op totdat de administratie zich uitspreekt. HOOFDSTUK IV. - Verloop van de onderzoeken en van de sanering van het terrein Afdeling 1. - Laboratoria en deskundigen

Art. 27.§ 1. Het oriënteringsonderzoek, het karakteriseringsonderzoek, het saneringsproject en het toezicht op de handelingen en werken tot sanering van het terrein worden gevoerd door een deskundige die overeenkomstig dit decreet erkend is.

De bij dit decreet bepaalde analyses worden door erkende laboratoria uitgevoerd.

De Regering kan de modaliteiten voor de monsternemingen vastleggen. § 2. De Regering bepaalt onder welke voorwaarden een erkenning verleend wordt.

Die voorwaarden slaan in elk geval op : 1° de bevoegdheden die de aanvrager moet voorleggen;2° de technische middelen waarover hij beschikt;3° de vereiste morele garanties.

Art. 28.De erkenningsaanvraag wordt, op straffe van onontvankelijkheid, aan de administratie gericht door middel van een formulier waarvan de Regering het model bepaalt.

De Regering bepaalt de inhoud van de aanvraag.

De aanvraag tot laboratoriumserkenning bevat een technisch onderzoek en een audit die door het "ISSeP" uitgevoerd worden.

In geval van hernieuwing van erkenning wordt de erkenningsaanvraag honderdtwintig dagen vóór de vervaldatum van de lopende erkenning verstuurd.

Art. 29.Binnen dertig dagen, te rekenen van de datum waarop zij die aanvraag in ontvangst neemt, stuurt de administratie haar beslissing waarbij de erkenningsaanvraag volledig en ontvankelijk bevonden werd aan de aanvrager, bij ter post aangetekend schrijven of via een verzending die vaste datum verleent.

Als de aanvraag onvolledig is, wijst de administratie de aanvrager op de ontbrekende stukken. De aanvrager beschikt vervolgens over dertig dagen, te rekenen van de datum van ontvangst van de aangetekende brief, om de aanvullende stukken bij aangetekend schrijven of via elke verzending die vaste datum verleent aan de administratie te sturen.

Binnen dertig dagen na ontvangst van de aanvullende stukken stuurt de administratie haar beslissing waarbij de aanvraag volledig en ontvankelijk bevonden werd naar de aanvrager. Indien de aanvraag een tweede keer onvolledig bevonden wordt door de administratie, wordt ze onontvankelijk verklaard. Indien de aanvraag onontvankelijk is, wijst de administratie de aanvrager, onder de voorwaarden en binnen de termijnen bedoeld in het eerste lid of, desgevallend, binnen de termijn bedoeld in het tweede lid, op de motieven van de onontvankelijkheid.

Indien de administratie de aanvrager geen beslissing heeft toegestuurd onder de voorwaarden en binnen de termijnen bedoeld in het derde lid, wordt de aanvraag als ontvankelijk beschouwd en wordt het onderzoek voortgezet.

Art. 30.De administratie stuurt haar beslissing, bij ter post aangetekend schrijven of via een verzending die vaste datum verleent, aan de aanvrager binnen een termijn van zestig dagen, te rekenen van : 1° de dag waarop ze haar beslissing heeft verstuurd waarbij de aanvraag ontvankelijk werd bevonden;2° zoniet, de dag na afloop van de termijn die haar toegestaan werd om haar beslissing te versturen waarbij de aanvraag ontvankelijk bevonden werd.2° Bij gebrek aan verzending binnen de termijn bedoeld in het eerste lid, wordt de erkenning geacht geweigerd te zijn.

Art. 31.De erkenning loopt hoogstens vijf jaar. Die duur is verlengbaar. De erkenning bevat een nummer dat voorkomt op elk document dat de houder ervan aan de administratie richt.

Art. 32.In geval van wijziging van één van de gegevens vermeld in de erkenningsaanvraag, waarvan de inhoud door de Regering bepaald wordt, verwittigt de houder van de erkenning onmiddellijk de administratie.

Indien de administratie oordeelt dat de vermelde wijzigingen van dien aard zijn dat ze een wijziging, een opschorting of een intrekking van de erkenning rechtvaardigen, geeft ze de houder van de erkenning kennis daarvan binnen dertig dagen.

De houder van de erkenning beschikt met ingang van de datum van ontvangst van dat schrijven over een termijn van zestig dagen om de administratie kennis te geven van de maatregelen die hij overweegt te nemen om gevolg te geven aan haar opmerkingen.

Art. 33.Wanneer de administratie oordeelt dat één of meer rapporten of studies onvoldoende of onvolledig zijn, kan ze een waarschuwing richten aan de houder van de erkenning. Haar beslissing wordt verstuurd bij ter post aangetekend schrijven met bericht van ontvangst of via een verzending die vaste datum verleent.

Art. 34.§ 1. De erkenning kan opgeschort of ingetrokken worden : : 1° indien de erkenningsvoorwaarden niet meer vervuld zijn;2° indien de administratie oordeelt dat de kwaliteit van de prestaties van de houder van de erkenning kennelijk onvoldoende zijn;3° indien de regels die de Regering aan de houder van de erkenning heeft opgelegd niet acht genomen worden. § 2. Indien de administratie van plan is een erkenning op te schorten of in te trekken, geeft ze de houder kennis daarvan bij aangetekend schrijven of via een verzending die vaste datum verleent. Daarbij : 1° vermeldt ze de motieven van de opschorting of de intrekking;2° vermeldt ze de duur van de opschorting of de intrekking;3° verzoekt ze de houder van de erkenning erom zijn opmerkingen te laten gelden binnen een termijn van vijftien dagen, te rekenen van de datum van kennisgeving van het schrijven waarin hij op de hoogte wordt gebracht van de bedoeling tot opschorting of intrekking van de erkenning. In geval van opschorting vermeldt ze duur daarvan. § 3. Binnen vijfenveertig dagen, met ingang van de datum van kennisgeving van het schrijven bedoeld in paragraaf 2, eerste lid, stuurt de administratie de houder van de erkenning haar beslissing toe waarbij uitspraak wordt gedaan over de opschorting of de intrekking, bij aangetekend schrijven met bericht van ontvangst of via een verzending die vaste datum verleent.

In geval van opschorting vermeldt ze duur daarvan.

Art. 35.De aanvrager kan bij de Regering een beroep instellen tegen de beslissing of het gebrek aan beslissing bedoeld in artikel 30 of tegen de beslissing bedoeld in artikel 34, § 3.

Het beroep wordt, op straffe van onontvankelijkheid, bij ter post aangetekend schrijven of via elke andere modaliteit die vaste datum verleent aan de Regering gericht binnen een termijn van twintig dagen, die ingaat op de datum van ontvangst van de beslissing of van de termijn waarbinnen zij genomen had moeten worden. Die termijn wordt opgeschort tussen 16 juli en 15 augustus.

De Regering geeft kennis van haar beslissing binnen een termijn van dertig dagen, die ingaat op de datum van ontvangst van het beroep.

Bij gebrek aan kennisgeving binnen bovenbedoelde termijn wordt het beroep verworpen.

Art. 36.De Regering kan voorwaarden stellen waaronder natuurlijke of rechtspersonen die over een erkenning of een gelijkwaardige titel beschikken om in een ander Gewest of in een andere Lid-staat van de Europese Unie dezelfde activiteiten uit te oefenen als die bedoeld in artikel 27, § 1, gelijk gesteld kunnen worden met de personen die als deskundige in de zin van dit decreet over een erkenning beschikken. Afdeling 2. - Onderzoeken

Onderafdeling 1. - Oriënteringsonderzoek

Art. 37.Het oriënteringsonderzoek dient om de eventuele aanwezigheid van een verontreiniging in de bodem op te sporen en om, desgevallend, een eerste omschrijving en raming van de omvang daarvan te geven.

Art. 38.Het oriënteringsonderzoek wordt binnen negentig dagen na het ontstaan van het element dat de in artikel 18 bedoelde verplichtingen gegenereerd heeft door de houder in drie exemplaren aan de administratie gericht. Indien het generende element een beslissing van de administratie is, gaat die termijn in op de datum van kennisgeving ervan.

Het bevat : 1° algemene informatie en o.a. de eventuele gegevens over bedoeld terrein die opgenomen zijn in de databank betreffende de toestand van de bodems en de toepasbare waarden, met inbegrip van de bodemconcentraties vermeld op de gewestelijke kaart van de bodemconcentraties; 2° een historisch overzicht van de locatie en van de lopende exploitatie;3° pedologische, geologische, hydrologische en hydrogeologische gegevens;4° gegevens over de monsternemingsstrategieën en -plannen, de boringen, de monsternemingen en de verpakkingen van monsters, alsook de analysemethodes en -resultaten; 5° aanbevelingen i.v.m. de veiligheidsmaatregelen die eventueel genomen moeten worden; 6° een analyse om vast te stellen of al dan niet een risicoanalyse nodig is;7° de conclusies en voorstellen van de deskundige.Indien de deskundige veiligheidsmaatregelen voorstelt, worden die door de drager van verplichtingen genomen zonder te wachten op de beslissing van de administratie waarbij uitspraak over het onderzoek wordt gedaan; 8° de eventuele voorstellen van bodemconcentraties;9° desgevallend, een voorstel van bodemcontrolecertificaat. De Regering kan de inhoud van het oriënteringsonderzoek nader bepalen.

Het rapport en een overzicht van de gegevens worden eveneens langs de elektronische weg verstrekt volgens de door de administratie bepaalde modaliteiten.

De administratie kan de in het eerste lid bedoelde termijn verlengen op gemotiveerd verzoek.

Art. 39.De administratie stuurt haar beslissing waarbij zij zich over het onderzoek uitspreekt binnen dertig dagen, te rekenen van de datum van ontvangst van het oriënteringsonderzoek, aan de drager.

Uit die beslissing wordt één van de volgende conclusies afgeleid : 1° het onderzoek is niet conform indien de inhoud ervan niet beantwoordt aan de doelstelling bedoeld in artikel 37 of de in artikel 38, tweede lid, bedoelde gegevens niet bevat;2° het onderzoek moet aangevuld worden;3° er is geen ander onderzoek nodig;4° er moet een karakteriseringsonderzoek uitgevoerd worden indien de drempelwaarden of de bijzondere waarden, gewogen door de bodemconcentraties, overschreden zijn voor één of meer geanalyseerde stoffen.In dat geval kan ze bovendien : a) veiligheidsmaatregelen opleggen totdat over het karakteriseringsonderzoek beslist wordt;b) de drager ertoe verplichten binnen de door haar voorgeschreven termijn een financiële zekerheid te stellen volgens de modaliteiten bepaald bij artikel 55 van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning;c) het voeren van een risico-onderzoek opleggen;5° er moet een saneringsproject uitgevoerd worden in geval van achterlating van afval in de zin van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalsoffen indien de drempelwaarden of de bijzondere waarden niet overschreden zijn aan de rand van de afval;in dat geval bepaalt de administratie binnen welke termijn het saneringsproject haar overgelegd moet worden.

In dat geval kan ze bovendien : a) veiligheidsmaatregelen opleggen totdat er over het saneringsproject beslist wordt;b) de drager ertoe verplichten binnen de haar voorgeschreven termijn een financiële zekerheid te stellen volgens de modaliteiten bepaald bij artikel 55 van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning;c) besluiten tot de noodzaak om een risico-onderzoek te voeren;6° de grenzen van het potentieel verontreinigde terrein moeten uitgebreid worden.Desgevallend wordt de procedure opgeschort gedurende de periode die nodig is voor het voeren van het aanvullende oriënteringsonderzoek en voor het versturen van de beslissing van de administratie i.v.m. dat onderzoek.

In het geval bedoeld in het tweede lid, 3°, gaat de beslissing vergezeld van een bodemcontrolecertificaat dat, desgevallend, veiligheids- of opvolgingsmaatregelen oplegt. De administratie richt op dezelfde dag een bodemcontrolecertificaat aan de eigenaar indien hij de drager niet is.

Bij gebrek aan beslissing binnen de termijn bedoeld in het eerste lid, wordt ze geacht te zijn vastgelegd op grond van de conclusies van het oriënteringsonderzoek. Er kan beroep ingesteld worden overeenkomstig hoofdstuk V.

Art. 40.Indien de administratie overeenkomstig artikel 39, tweede lid, 2°, een aanvullend onderzoek oplegt, vermeldt ze de termijn waarbinnen het haar toegestuurd moet worden. Ze verstuurt haar beslissing binnen een termijn van dertig dagen, te rekenen van de datum van ontvangst van het aanvullende onderzoek.

Art. 41.Er wordt geen oriënteringsonderzoek op bedoeld terrein gevoerd indien : 1° sinds minder dan twee jaar vóór het ontstaan van het element dat aan de basis ligt van de verplichting tot het voeren van dergelijk onderzoek het terrein al het voorwerp is geweest van een oriënteringsonderzoek bedoeld in de artikelen 37 en 38;2° de handelingen en werken tot sanering overeenkomstig een saneringsplan zoals bedoeld bedoeld in artikel 7, § 3, van het decreet van 25 juli 1991 betreffende de belasting op de afvalstoffen in het Waalse Gewest of overeenkomstig artikel 35, § 2, van het fiscaal decreet van 22 maart 2007 tot bevordering van afvalpreventie en -valorisatie in het Waalse Gewest of van een saneringsplan zoals bedoeld in artikel 681bis /67 van het ARAB of van een herstelplan genomen bij toepassing van artikel 71 van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning of van boek I van het Milieuwetboek in uitvoering zijn;3° de administratie verleent een vrijstelling van uitvoering van een dergelijk onderzoek, hetzij op verzoek van de drager van de verplichting, hetzij op eigen initiatief.In dit geval vermeldt de beslissing van de administratie de redenen waarom ze oordeelt dat een dergelijk onderzoek niet nodig is. De artikelen 42 en volgende zijn van toepassing.

In afwijking van het eerste lid, 1° tot 3°, kan de administratie een oriënteringsonderzoek opleggen indien blijkt dat noemenswaardige elementen zijn ontstaan en dat die niet in overweging genomen werden of konden worden bij de uitvoering van het vorige onderzoek, de saneringshandelingen en -werken, of bij de afgifte van het bodemcontrolecertificaat. De administratie kan de in de artikelen 39, 40, 45 en 67, § 3, wijzigen of opheffen binnen dertig dagen na ontvangst van bedoeld onderzoek.

Onderafdeling 1. - Karakteriseringsonderzoek

Art. 42.Het karakteriseringsonderzoek dient om : 1° de aard en het niveau van de verontreiniging nauwkeurig vast te stellen en, desgevallend, om te bepalen of ze een ernstige dreiging vormt;2° te bepalen of er gesaneerd moet worden en binnen welke termijnen;3° de elementen te verstrekken die nodig zijn voor de uitvoering van de saneringshandelingen en -werken door : a) de verontreinigingshaarden en het te saneren terreinvolume af te bakenen;b) het volume en de omtrek van de te saneren grondwateren af te bakenen.

Art. 43.Het karakteriseringsonderzoek bevat een omstandige omschrijving en lokalisering van de bodemverontreiniging opdat de administratie zich zou kunnen uitspreken over de noodzaak en de modaliteiten van een sanering van het terrein.

Het karakteriseringsonderzoek wordt in drie exemplaren aan de administratie gericht binnen een termijn van negentig dagen, die ingaat op de datum van ontvangst van de beslissing bedoeld in artikel 39, tweede lid, 4°, of, bij gebreke daarvan, op de verstrijkdatum van de termijn bepaald bij artikel 39, eerste lid.

De administratie kan op gemotiveerd verzoek : 1° de in het tweede lid bedoelde termijn verlengen;2° ermee instemmen dat het karakteriseringsonderzoek gevoerd wordt in verschillende deelonderzoeken betreffende de onderscheiden verontreinigingshaarden.

Art. 44.§ 1. Het karakteriseringsonderzoek bevat een rapport en, desgevallend, een risico-onderzoek § 2. Het rapport bevat in elk geval : 1° de analyse van de conclusies van het oriënteringsonderzoek en de inventaris van de huidige kennis van de locatie;2° de omschrijving van de onderzoeksstrategie;3° het rapport over de waarnemings- en analysewerken;4° een aparte overzichtstabel van de analyse van de bodem- en grondwatermonsters;5° het onderzoek naar de noodzaak om tot de sanering van het terrein over te gaan; 6° de verschillende technische saneringsprocessen die overwogen kunnen worden t.o.v. de doelstellingen van de sanering bedoeld in de artikelen 50 tot 52; 7° desgevallend, het terreingedeelte getroffen door een nieuwe verontreiniging en het terreingedeelte getroffen door een historische verontreiniging; 8° de aanbevelingen i.v.m. de veiligheidsmaatregelen die eventueel genomen moeten worden; 9° de aanbevelingen i.v.m termijnen waarbinnen de saneringswerken aangevat en voltooid moeten worden; 10° de raming van de prijs voor het opmaken van het saneringsproject;11° de doelstellingen van de sanering;12° de conclusies en voorstellen van de deskundige. De Regering kan de inhoud van het karakteriseringsonderzoek nader bepalen.

Het rapport en een overzicht van de gegevens worden eveneens langs de elektronische weg verstrekt volgens de door de administratie bepaalde modaliteiten. § 3. Het risico-onderzoek bepaalt, o.a. met het oog op de identificering van een eventuele bodemverontreiniging die een ernstige dreiging vormt : 1° het niveau van het risico voor de volksgezondheid en voor de kwaliteit van het leefmilieu, rekening houdend o.a. met de eventuele mobiliteit van de polluenten en het gebruik van het terrein; 2° de noodzaak en de urgentie van de sanering en, indien ja, de aanbevelingen betreffende de data waarop de saneringshandelingen en -werken aangevat en voltooid moeten worden;3° de aanbevelingen betreffende de veiligheidsmaatregelen of eventuele opvolgingsmaatregelen. Het risico-onderzoeksrapport bevat de voorstellen en de aanbevelingen van de deskundige. § 4. Indien de deskundige concludeert dat geen sanering nodig is, stelt het rapport bijzondere waarden en een bodemcontrolecertificaat voor.

Art. 45.De administratie stuurt haar beslissing waarbij zij zich over het karakteriseringsonderzoek uitspreekt binnen zestig dagen, te rekenen van de datum van ontvangst ervan, aan de drager.

Uit die beslissing wordt één van de volgende conclusies afgeleid : 1° het onderzoek is niet conform indien de inhoud ervan niet beantwoordt aan de doelstelling bedoeld in artikel 42 of de in artikel 44 bedoelde gegevens niet bevat;2° het onderzoek moet aangevuld worden;3° er is geen ander onderzoek nodig en de sanering wordt niet vereist;4° er moet een sanering uitgevoerd worden;5° de grenzen van het terrein waarvan de bodem verontreinigd is of van de zone waar afval werd achtergelaten moeten uitgebreid worden. Desgevallend wordt de procedure opgeschort gedurende de periodes die nodig zijn voor het voeren van het aanvullende oriënteringsonderzoek en het aanvullende karakteriseringsonderzoek, alsook voor het versturen van de beslissing van de administratie i.v.m. beide onderzoeken.

In het geval bedoeld in het tweede lid, 3° : - wordt de eventueel gestelde zekerheid vrijgemaakt; - schrijft de beslissing veiligheids- of opvolgingsmaatregelen voor in geval van overschrijding van de interventiewaarden; - gaat een bodemcontrolecertificaat bij de beslissing waarbij de bijzondere waarden vastgelegd worden en, desgevallend veiligheids- of opvolgingsmaatregelen voorgeschreven worden. De administratie richt op dezelfde dag een bodemcontrolecertificaat aan de eigenaar indien hij de drager niet is.

In het geval bedoeld in het tweede lid, 4°, bepaalt de beslissing de termijn waarbinnen het saneringsproject uitgevoerd en aan de administratie overgelegd wordt. Die beslissing vermeldt, desgevallend, of het saneringsproject door een controle-instantie opgevolgd wordt.

Bij gebrek aan beslissing binnen de termijn bedoeld in het eerste lid, wordt ze geacht te zijn vastgelegd op grond van de conclusies van het oriënteringsonderzoek. Er kan beroep ingesteld worden overeenkomstig hoofdstuk V.

Art. 46.Er wordt geen karakteriseringsonderzoek op bedoeld terrein gevoerd indien : 1° het terrein sinds minder dan twee jaar vóór het ontstaan van het element dat aan de basis ligt van de verplichting tot het voeren van dergelijk onderzoek al het voorwerp is geweest van een karakteriseringsonderzoek bedoeld in de artikelen 42 tot 44;2° de handelingen en werken tot sanering overeenkomstig een saneringsplan zoals bedoeld bedoeld in artikel 7, § 3, van het decreet van 25 juli 1991 betreffende de belasting op de afvalstoffen in het Waalse Gewest of overeenkomstig artikel 35, § 2, van het fiscaal decreet van 22 maart 2007 tot bevordering van afvalpreventie en -valorisatie in het Waalse Gewest of een saneringsplan zoals bedoeld in artikel 681bis /67 van het ARAB of een herstelplan genomen bij toepassing van artikel 71 van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning of van boek I van het Milieuwetboek in uitvoering zijn;3° de administratie oordeelt dat de doelstellingen van het karakteriseringsonderzoek zoals bedoeld in artikel 42 bereikt zijn na afloop van het oriënteringsonderzoek en vrijstelling van uitvoering van een dergelijk onderzoek verleent, hetzij op verzoek van de drager van de verplichting, hetzij op eigen initiatief.In dit geval vermeldt de beslissing van de administratie de redenen waarom ze oordeelt dat een dergelijk onderzoek niet nodig is. De artikelen 47 en volgende zijn van toepassing.

In afwijking van het eerste lid, kan de administratie een karakteriseringsonderzoek opleggen indien blijkt dat noemenswaardige elementen zijn ontstaan en dat die niet in overweging genomen werden of konden worden bij de uitvoering van het vorige onderzoek, de saneringshandelingen en -werken, of bij de afgifte van het bodemcontrolecertificaat. Afdeling 3. - Sanering van de terreinen

Onderafdeling 1. - Gevallen waarin de sanering vereist wordt

Art. 47.Indien het terrein het voorwerp is van een nieuwe verontreiniging, wordt een sanering vereist als uit het karakteriseringsonderzoek blijkt dat, al naar gelang van het geval : 1° wat betreft de verontreinigde terreinen die het voorwerp hebben uitgemaakt van een bodemcontrolecertificaat bedoeld in de artikelen 39, 45 en 67, vergezeld van bijzondere waarden, de in acht te nemen bijzondere waarden voor minstens één van de geanalyseerde parameters overschreden zijn;2° wat de overige verontreinigde terreinen betreft, de door de bodemconcentraties gewogen en ter uitvoering van artikel 8 vastgelegde drempelwaarden die er op toepasselijk zijn, voor minstens één van de geanalyseerde parameters overschreden zijn.

Art. 48.Indien het terrein het voorwerp is van een historische verontreiniging, wordt een sanering vereist indien gelijktijdig : 1° uit het karakteriseringsonderzoek blijkt dat de door de bodemconcentraties gewogen drempelwaarden voor minstens één van de geanalyseerde parameters overschreden zijn;2° de beslissing van de administratie vermeldt dat de verontreiniging van de bodem een ernstige dreiging vormt. Indien de historische verontreiniging geen sanering vereist en de interventiewaarden voor minstens één van de geanalyseerde parameters overschreden zijn, maakt het terrein het voorwerp uit van veiligheids- of opvolgingsmaatregelen.

Art. 49.De bepalingen betreffende elk type van verontreiniging zijn van toepassing daar waar beide types onderscheiden konden worden.

Zoniet zijn de bepalingen betreffende de nieuwe verontreiniging van toepassing.

Onderafdeling 2. - Saneringsdoelstellingen

Art. 50.De sanering van een terrein dat door een nieuwe verontreiniging getroffen is, herstelt de bodem, wat betreft de polluenten die de drempelwaarden overschrijden, op het niveau van de door de bodemconcentraties gewogen referentiewaarden of, zoniet, op het dichtst bij die waarden liggend niveau dat aan de hand van de beschikbare beste technieken gehaald kan worden. In dit geval worden maatregelen tot aanvullend en compenserend herstel genomen overeenkomstig hoofdstuk II van titel V van deel VII van Boek I van het Milieuwetboek.

In afwijking van het vorige lid zijn de te halen waarden de bijzondere waarden die vastliggen in het bodemcontrolecertificaat.

Art. 51.De sanering van een terrein dat door een historische verontreiniging getroffen is, herstelt de bodem, wat betreft de polluenten die voldoen aan de voorwaarden bedoeld in artikel 48, op het niveau vastgelegd door de administratie op voorstel van de deskundige.

Dat niveau streeft naar de door de bodemconcentraties gewogen referentiewaarden en maakt het mogelijk dat minstens het bestaan van een ernstige dreiging voor de volksgezondheid en het leefmilieu voorkomen wordt, rekening houdend met de kenmerken van het terrein.

Dat niveau wordt vastgelegd op het niveau dat aan de hand van de beschikbare beste technieken bereikt kan worden wanneer het bepaalde niveau niet gehaald kan worden.

Art. 52.Indien afval achtergelaten wordt in de zin van artikel 39, tweede lid, 5°, beoogt de sanering van het terrein de volledige afvoer van de afval en het herstel van de door de afval aangetaste bodem overeenkomstig de artikelen 50 en 51.

Indien blijkt dat de volledige afvoer van de afval onmogelijk is, moet de sanering een bepaald gebruik mogelijk maken, rekening houdend met de huidige of toekomstige feitelijke en rechtstoestand, en het bestaan van een ernstige dreiging voor de volksgezondheid en het leefmilieu voorkomen.

Onderafdeling 3. - Saneringshandelingen en -werken

Art. 53.Er wordt een saneringsproject aan de administratie gericht.

Daarin wordt aangegeven hoe de sanering van het terrein zal worden uitgevoerd.

Onverminderd het derde lid, bevat dat project hoe dan ook : 1° de conclusies, voorstellen en aanbevelingen van de deskundige die in het karakteriseringsonderzoek voorkomen;2° de identificatie van de in het karakteriseringsonderzoek opgespoorde polluenten waarvan de concentraties stroken met de criteria die vastliggen in de artikelen 47 en 48, de door die polluenten verontreinigde bodemvolumes en de mate waarin de sanering dringend uitgevoerd moet worden; 3° een omschrijving van de verschillende relevante technische saneringsmethodes, met, voor elk van hen, : a) een raming van de verwachte resultaten t.o.v. de artikelen 50 tot 52; b) een raming van de kostprijs ervan, incluis die van de eventuele opvolgingsmaatregelen;4° een rechtvaardiging van de saneringsmethode of, desgevallend, van de combinatie van door de deskundige aanbevolen methodes en eventuele varianten;5° een omschrijving van de werken, van de eventuele fasering ervan, de termijnen waarbinnen ze uitgevoerd worden, incluis de wijze van behandeling of verwerking van de stoffen of tijdelijk of definitief te verwijderen bodemgedeelten of gebouwen;6° de omschrijving van de maatregelen die genomen worden om de veiligheid te waarborgen tijdens de uitvoering van de werken;7° de weerslag van de handelingen en werken voor de sanering van het terrein op de naburige percelen;8° een overzicht van de residuele risico's en, desgevallend, van de gebruiksbeperkingen, wat betreft het toekomstige gebruik van het terrein dat het voorwerp van de handelingen en werken uitmaakt;9° de na de sanering van het terrein te nemen opvolgingsmaatregelen, de termijn waarbinnen ze behouden worden en een raming van de prijs ervan;10° een beschrijving van de milieueffecten overeenkomstig de bepalingen van Boek I van het Milieuwetboek; 11° een niet-technische samenvatting van bovengenoemde gegevens : 12° desgevallend, het advies van de door de drager gekozen controle-instantie m.b.t. de elementen bedoeld in de vorige punten.

Desgevallend bevat het project : 1° de veiligheidsmaatregelen waaraan de terreinen na sanering onderworpen worden;2° de door de Regering opgegeven vermeldingen vereist bij of krachtens artikel 115, tweede lid, van het "CWATUPE", de artikelen 17 en 83, tweede lid, van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning en artikel 3, § 1, van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen;3° de in artikel 51 bedoelde maatregelen tot aanvullend en compenserend herstel. Indien het saneringsproject overeenkomstig artikel 39, tweede lid, 5°, uitgevoerd wordt, bevat het, in plaats van de gegevens bedoeld in het tweede lid, 1° et 2°, : - 1° de conclusies, voorstellen en aanbevelingen van de deskundige die in het oriënteringsonderzoek voorkomen; - de synthese van de waarnemings- en analysewerken, incluis de identificatie van de polluenten en de overeenstemmende volumes.

Het rapport en een synthese van de gegevens worden eveneens langs de elektronische weg verstrekt volgens de modaliteiten die door de administratie bepaald worden.

Art. 54.Het saneringsproject wordt, op straffe van onontvankelijkheid, in zeven exemplaren aan de administratie gericht.

Art. 55.De administratie verstuurt haar beslissing waarbij het saneringsproject volledig en ontvankelijk bevonden werd binnnen dertig dagen, te rekenen van de datum waarop ze het in ontvangst neemt, bij ter post aangetekend schrijven of via een verzending die vaste datum verleent. Indien de aanvraag onvolledig is, stuurt ze de drager op dezelfde wijze een lijst toe van de ontbrekende stukken en gegevens en vermeldt ze dat de procedure weer opgestart wordt op de datum van ontvangst ervan.

Indien de administratie haar beslissing niet binnen die termijn aan de drager heeft gestuurd, wordt het project als ontvankelijk beschouwd.

De procedure wordt voortgezet.

Art. 56.In de beslissing waarbij de administratie het saneringsproject volledig en ontvankelijk verklaart, : 1° vermeldt ze, overeenkomstig de bepalingen van Boek I van het Milieuwetboek betreffende de effectenbeoordeling, of het project noemenswaardige milieueffecten kan hebben;2° wijst ze de instanties aan die om advies verzocht moeten worden.

Art. 57.De dag waarop de administratie overeenkomstig artikel 55 de drager haar beslissing toestuurt waarbij het saneringsproject volledig en ontvankelijk bevonden wordt, maakt ze het voor advies over aan de verschillende instanties die ze aanwijst en aan het gemeentecollege van de gemeente(n) op het grondgebied waarvan het project overwogen wordt.

Er wordt door betrokken gemeente(n) een openbaar onderzoek georganiseerd volgens de modaliteiten omschreven in Boek I van het Milieuwetboek.

Art. 58.De instanties sturen hun advies binnen een termijn van dertig dagen, te rekenen van de datum van aanhangigmaking.

Bij gebrek aan verzending van advies of van afgifte tegen bewijs van ontvangst, wordt het advies geacht gunstig te zijn.

Art. 59.Indien een geraadpleegde instantie wenst dat een overlegvergadering tussen de geraadpleegde instanties en de administratie wordt gehouden, geeft ze de administratie binnen 15 dagen, te rekenen van de datum waarop om adviesverlening is verzocht, kennis daarvan bij aangetekend schrijven of via elke andere modaliteit die vaste datum verleent.

Indien de administratie wenst dat een overlegvergadering wordt gehouden, geeft ze de geraadpleegde instanties kennis daarvan op dezelfde wijze.

Art. 60.De proceduretermijnen tot de besluitvorming bedoeld in artikel 61 worden vastgelegd : - vanaf de datum waarop de administratie haar beslissing heeft verstuurd waarbij het project ontvankelijk bevonden werd; - zoniet, vanaf de dag volgend op de verstrijkdatum van de termijn die haar werd toegestaan om haar beslissing te versturen waarbij de aanvraag ontvankelijk bevonden werd.

Art. 61.De administratie stuurt haar beslissing waarbij ze uitspraak over het saneringsproject heeft gedaan aan de drager binnen een termijn van honderdtwintig dagen, te rekenen van de dag waarop ze haar beslissing heeft verstuurd waarbij het project ontvankelijk bevonden werd.

Art. 62.§ 1. Indien de administratie het saneringsproject goedkeurt : 1° legt ze de termijn vast waarbinnen de saneringswerken aangevat en voltooid moeten worden;2° kan ze de drager het volgende opleggen : a) elke voorwaarde die ze nuttig acht om zich ervan te vergewissen dat het saneringsproject strookt met de doelstellingen van dit decreet;b) elke voorwaarde die ze nuttig acht om te voorkomen dat het saneringsproject tijdens of na de uitvoering ervan gevaar, hinder of nadelen veroorzaakt voor de mens of het leefmilieu;c) het stellen van een zekerheid volgens de modaliteiten bepaald bij artikel 55 van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning;de eventueel overeenkomstig artikel 40 gestelde zekerheid wordt desgevallend aangepast; d) het toezicht op het geheel of een deel van de saneringshandelingen en -werken door een controle-instantie;2° wijst ze desgevallend op de door de Regering opgegeven vermeldingen vereist bij of krachtens artikel 133 van het "CWATUPE", artikel 45 van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning en artikel 3, § 1, van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen. § 2. Indien de administratie weigert het saneringsproject goed te keuren, vermeldt ze de in het project aan te brengen wijzigingen met het oog op een nieuwe indiening overeenkomstig artikel 53. § 3. Indien de administratie zich niet uitspreekt binnen de termijn die haar toegestaan wordt, wordt het saneringsproject geacht te zijn geweigerd. Het gebrek aan beslissing binnen een termijn van honderdtwintig dagen geeft de aanvrager recht op een forfaitaire vergoeding van 2.500 euro. De vergoedingsaanvragen vallen onder de bevoegdheid van de hoven en rechtbanken.

Art. 63.De goedkeuring van het saneringsproject geldt als milieuvergunning, stedenbouwkundige vergunning, eenmalige vergunning, aangifte in de zin van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning, voorafgaande stedenbouwkundige verklaring en registratie.

In afwijking van artikel 53 van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning en van artikel 87 van het "CWATUPE", verjaart de goedkeuring van het saneringsproject voor het overblijvende deel van de niet uitgevoerde saneringshandelingen en -werken slechts indien zij niet zijn uitgevoerd binnen twee jaar na de datum waarop ze uitgevoerd hadden moeten worden.

Art. 64.In afwijking van de artikelen 53 tot 63, dient de drager van de verplichtingen een aanvraag tot eenmalige vergunning met de gegevens van het saneringsproject in indien zijn aanvraag betrekking heeft op hetzij een project of een gemengd project in de zin van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning, hetzij op aan een stedenbouwkundige vergunning onderworpen handelingen of werken, waaronder o.a. saneringshandelingen en -werken.

De procedure tot vergunningsaanvraag wordt gevoerd overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 11 maart 1999 voor de inrichtingen van klasse 1. De beslissing waarbij de vergunning wordt toegekend bevat de gegevens bepaald bij artikel 62, § 1, van dit decreet. De beslissing waarbij de vergunning om saneringsredenen geweigerd wordt, vermeldt de in het project aan te brengen wijzigingen met het oog op een nieuwe indiening overeenkomstig artikel 53 van dit decreet.

De afgegeven vergunning wordt uitgevoerd volgens de bepalingen van dit decreet daar ze als beslissing over het saneringsproject geldt.

Voor de andere handelingen en werken dan die i.v.m. de sanering, gaat de verstrijkdatum bedoeld in de artikelen 97 van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning en 87 van het "CWATUPE" pas in op de datum van ontvangst van de eindevaluatie.

Onderafdeling 4. - Toezicht op de saneringshandelingen en -werken

Art. 65.In het geval bedoeld in artikel 62, § 1, 2°, d, worden de saneringshandelingen en -werken uitgevoerd onder het toezicht van de controle-instantie die advies heeft uitgebracht over het saneringsproject. De controle-instantie spreekt zich uit over : - de goede uitvoering van de saneringshandelingen en -werken; - de stabiliteit van het gesaneerde terrein; - de resultaten van de proeven en analyses uitgevoerd door laboratoria die onafhankelijk zijn van de drager, de deskundige en de controle-instantie.

Tijdens de sanering maakt de controle-instantie een rapport i.v.m. de stand van vordering van de handelingen en werken aan de administratie over op haar verzoek.

Binnen zestig dagen, te rekenen van de einddatum van de saneringshandelingen en -werken, maakt de controle-instantie een rapport over de evaluatie van de werken aan de administratie over, met o.a. : - de resultaten van de uitgevoerde metingen en controles; - elke nuttige opmerking betreffende het verloop van de werken.

Art. 66.§ 1. De dragers van de verplichting tot uitvoering van de saneringshandelingen en -werken geven de administratie regelmatig kennis van de evolutie van de handelingen en werken en van elk ongeval waardoor het vlotte verloop ervan in het gedrang kan komen.

De inhoud van het document met de stand van vordering waarvan de in het eerste lid bedoelde personen kennis geven, de modaliteiten en de termijnen waarbinnen het overgemaakt wordt kunnen door de Regering bepaald worden. § 2. Indien nieuwe elementen optreden na de goedkeuring van het saneringsproject, kan de administratie, hetzij op verzoek van de drager of van de deskundige of van de controle-instantie, hetzij op eigen initiatief, wijzigingen aanbrengen in de voorschriften van het saneringsproject of in die opgelegd krachtens artikel 62, § 1.

Ze stuurt haar beslissing aan de drager bij ter post aangetekend schrijven of via elke andere modaliteit die vaste datum verleent.

Art. 67.§ 1. Na afloop van de saneringshandelingen en -werken wordt een eindevaluatie gemaakt door de deskundige die het saneringsproject heeft opgemaakt.

Die evaluatie slaat op : 1° de doelstellingen van de sanering;2° de behaalde resultaten, incluis de gehaalde waarden, met, in de gevallen waarin de saneringsdoelstellingen niet gehaald konden worden, een analyse van de residuele risico's;3° de problemen tegengekomen tijdens de werken;4° de eventuele voorstellen inzake gebruiksbeperking en opvolgingsmaatregelen;5° de eventuele voorstellen tot uitvoering van aanvullende werken wanneer na afloop van de werken blijkt dat de in de goedkeuring van het saneringsproject vastgelegde waarde niet gehaald werd voor één van de geanalyseerde parameters, alsook de eventuele voorstellen inzake veiligheidsmaatregelen en de raming van de prijs van die aanvullende werken;6° een voorstel van bodemcontrolecertificaat. Het rapport en een overzicht van de gegevens worden eveneens langs de elektronische weg verstrekt volgens de door de administratie bepaalde modaliteiten. § 2. De eindevaluatie wordt binnen zestig dagen, te rekenen van de einddatum van de saneringshandelingen en -werken, in drie exemplaren aan de administratie gericht bij ter post aangetekend schrijven of via een verzending die vaste datum verleent.

De administratie kan, indien ze het nodig acht, de deskundige en, desgevallend, de controle-instantie horen.

Na het verhoor kan ze desnoods een tegenexpertise opleggen. § 3. Binnen een termijn van zestig dagen, te rekenen van de datum van ontvangst van de eindevaluatie en, desgevallend, van het rapport van de controle-instantie, wordt door de administratie, behalve door haar opgelegde tegenexpertise, een bodemcontrolecertificaat afgeleverd dat : 1° vaststelt dat de sanering is uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen van dit decreet;2° de bijzondere waarden vastlegt;3° desgevallend gebruiksbeperkingen of opvolgingsmaatregelen oplegt. De administratie richt op dezelfde dag een bodemcontrolecertificaat aan de eigenaar indien hij de drager niet is.

Binnen dezelfde termijn legt de administratie desgevallend aanvullende werken op die uitgevoerd moeten worden binnen de door haar bepaalde termijn en, in dat geval, de eventuele veiligheidsmaatregelen, alsook het bedrag van de te stellen zekerheid. In dat geval wordt het in het eerste lid bedoelde bodemcontrolecertificaat afgeleverd binnen een termijn van zestig dagen, te rekenen van de datum van een nieuwe eindevaluatie.

De zekerheid gesteld ter uitvoering van artikel 62, § 1, 2°, c., wordt, al naar gelang van het geval, door de administratie vrijgemaakt of aangepast binnen negentig dagen, te rekenen van de datum van afgifte van het bodemcontrolecertificaat.

De Regering bepaalt de modaliteiten voor die vrijmaking. Afdeling 4. - Bepalingen gemeen aan de vorige afdelingen

Art. 68.Als er meer dragers zijn, organiseert de administratie volgens modaliteiten die nader bepaald worden door de Regering, één of meer overlegvergaderingen tussen die dragers.

De dragers wijzen een mandataris aan die belast wordt met de relaties met de administratie.

De tussenkomst van de deskundige en, desgevallend, van de controle-instantie en de onderzoeks- en saneringshandelingen zijn gemeen aan die dragers.

Art. 69.§ 1. In haar beslissing betreffende het oriënteringsonderzoek, het karakteriseringsonderzoek, het saneringsproject of de eindevaluatie, kan de administratie, in geval van belangenconflict of bij gebrek aan zelfstandigheid van betrokken deskundige, bevelen dat de drager een beroep doet op een andere deskundige dan degene die het onderzoek heeft gevoerd waarover de administratie zich uitspreekt voor het gevolg van de procedure ten einde de verwezenlijking van de doelstellingen van dit decreet te waarborgen. § 2. De gewestelijke overheden moeten geen zekerheid stellen in het kader van de tenuitvoerlegging van dit decreet. § 3. Het oriënteringsonderzoek en het karakteriseringsonderzoek waarover de administratie zich uitgesproken heeft, worden op gewoon verzoek ter inzage van de overheden gelegd, onverminderd de wetgeving betreffende het recht op toegang tot informatie over het leefmilieu. § 4. Voor zover zij relevant en actueel zijn, kan een deel of het geheel van de resultaten en gegevens die tijdens een eerder uitgevoerde milieuevaluatie of indicatieve studie ingezameld werden, in het oriënteringsonderzoek opgenomen worden. Ze worden als dusdanig in het onderzoek opgenomen. HOOFDSTUK V. - Beroep.

Art. 70.De aangewezen drager kan een beroep instellen tegen de beslissingen bedoeld in de artikelen 20, 26, 39, 45, 61, 62, 66, § 2 en 67, § 3.

Er kan ook door de eigenaar, de erfpachter, de drager van een recht van opstal, de vruchtgebruiker of de lessee een beroep ingesteld worden tegen de beslissingen bedoeld in artikel 26 waarbij de vrijstelling aan de aangewezen drager is toegekend.

Het beroep schorst de aangevochten beslissing niet.

Het beroep wordt, op straffe van onontvankelijkheid, bij ter post aangetekend schrijven met bericht van ontvangst gericht of tegen ontvangbewijs afgegeven aan de Regering binnen een termijn van twintig dagen, te rekenen van de datum van ontvangst van de beslissing of, bij gebrek aan beslissing, vanaf de dag volgend op de termijn die aan de administratie werd toegestaan om haar beslissing te versturen.

Die termijnen worden opgeschort tussen 16 juli en 15 augustus en tussen 24 december en 1 januari.

Art. 71.Er wordt een commissie van beroep inzake het bodembeheer ingesteld.

De commissie bestaat uit : 1° een voorzitter die het bewijs kan leveren van minstens vijf jaar ervaring in de magistratuur of advocatuur;2° twee personen wier technische vaardigheden en ervaring in de behandelde aangelegenheden erkend zijn;3° een lid van de administratie Leefmilieu, houder van een universitair of gelijkwaardig diploma en voorgedragen door de Minister die voor Leefmilieu;4° een lid van de administratie Ruimtelijke ordening, houder van een universitair of gelijkwaardig diploma en voorgedragen door de Minister die voor Ruimtelijke ordening bevoegd is. De Regering noemt voor elk gewoon lid een plaatsvervangend lid. De plaatsvervangende voorzitter en de plaatsvervangende leden hebben zitting wanneer de gewone voorzitter of het gewone lid van wie ze de plaats innemen verhinderd is. Elk mandaat loopt vijf jaar. Indien een mandaat vacant wordt voordat het verstrijkt, wordt de opvolger voor de overblijvende duur van het mandaat benoemd.

De commissie beraadslaagt slechts op geldige wijze in de aanwezigheid van de voorzitter of van zijn plaatsvervanger en van twee gewone leden of plaatsvervangers van wie minstens één over technische vaardigheden en ervaring in de behandelde aangelegenheden beschikt. Onthouding is niet toegelaten. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter beslissend.

De voorzitter en de overige leden van de commissie zijn verplicht tot geheimhouding van de beraadslagingen.

De commissie wordt bijgestaan door een secretaris en twee adjunct-secretarissen, die door de Regering aangewezen worden. Die hebben geen stemrecht.

De Regering kan aanvullende modaliteiten voor de werking van de commissie vastleggen en presentiegeld en vergoedingen aan haar leden toekennen.

Art. 72.Binnen tien dagen na ontvangst van het beroep bezorgt de Regering : 1° de verzoeker een bericht van ontvangst met de datum waarop het verhoor bedoeld in het tweede lid plaatsvindt;2° de commissie van beroep inzake het bodembeheer en, desgevallend, de eigenaar, de erfpachter, de drager van een recht van opstal, de lessee of de vruchtgebruiker van betrokken terrein, een afschrift van het beroep of van voornoemd bericht van ontvangst. Binnen zestig dagen, te rekenen van de datum van ontvangst van het beroep, worden de verzoeker, de afgevaardigde van de Regering en, desgevallend, de eigenaar, de erfpachter, de drager van een recht van opstal, de lessee en de vruchtgebruiker erom verzocht voor de commissie te verschijnen, op eigen verzoek of op verzoek van de commissie.

De commissie maakt daarvan proces-verbal op en brengt binnen vijftien dagen advies uit aan de administratie.

Bij gebreke daarvan wordt de procedure voorgezet.

Binnen negentig dagen, te rekenen van de datum van ontvangst van het beroep, stuurt de Regering haar beslissing aan de verzoeker en, desgevallend, aan de eigenaar, de erfpachter, de drager van een recht van opstal, de lessee of de vruchtgebruiker.

Indien de beslissing van de Regering niet verstuurd wordt binnen de termijn bedoeld in het vorige lid, wordt de beslissing waartegen beroep is ingesteld, bevestigd. HOOFDSTUK VI. - Ambtshalve genomen maatregelen

Art. 73.Bij afwezigheid van de drager of in geval van dringende noodzakelijkheid kan de administratie, voor rekening en ten laste van betrokken persoon, ambtshalve laten overgaan tot de uitvoering van de verplichtingen bedoeld in artikel 18.

Art. 74.§ 1. Wanneer de SPAQuE tijdens de onderzoeken die ze voert in het kader van haar opdracht bedoeld in artikel 39, § 1, 1° en 3°, van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen een bodemverontreiniging vaststelt die een ernstige dreiging vormt, verwittigt ze de administratie en maant ze de in artikel 22 bedoelde drager aan tot indiening van een saneringsproject overeenkomstig de artikelen 53 en volgende. Tegelijkertijd geeft de SPAQuE de administratie en de drager kennis van de door een controle-instantie gevalideerde raming van de prijs van de sanering.

Binnen hoogstens dertig dagen, te rekenen van de datum van de aanmaning, verbindt de drager zich uitdrukkelijk tot het nakomen van de verplichtingen bedoeld in artikel 18, 1°, c, 2° of 3°, en stelt hij ten gunste van de administratie een financiële zekerheid volgens de modaliteiten bepaald bij artikel 55 van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning als garantie voor de kosten i.v.m. de uitvoering ambtshalve van het saneringsproject.

Bij gebreke daarvan laat de administratie een bevel tot betaling binnen vierentwintig uur betekenen, op straffe van uitvoering door inbeslagneming.

Het stellen van een zekerheid waarvan het bedrag onvoldoende is, ingevolge de betekening van een dwangbevel, is geen beletsel voor de voortzetting van de vervolgingen.

Na afloop van de beveltermijn kan de administratie laten overgaan tot de inbeslagneming, die uitgevoerd wordt op de wijze waarin het Gerechtelijk Wetboek voorziet.

Daarnaast vertrouwt de Regering de uitvoering van de sanering aan de SPAQuE toe en kan zij haar in dat kader met het oog op sanering ertoe machtigen het terrein wegens openbaar nut te onteigenen volgens de regels bepaald bij de wet van 26 juli 1962 betreffende de rechtspleging bij hoogdringende omstandigheden inzake onteigening ten algemenen nutte.

Indien verschillende dragers betrokken zijn, zijn die hoofdelijk gebonden. § 2. Na een informatievergadering voor het publiek te hebben georganiseerd, dient de SPAQuE bij de Regering een saneringsproject overeenkomstig artikel 53, tweede lid, in, evenwel zonder een beroep op een deskundige te moeten doen.

De Regering bericht ontvangst van het volledige dossier binnen vijftien dagen na de indiening ervan. Zij wint desnoods het advies in van de diensten en instanties die ze nuttig acht en doet uitspraak over het saneringsproject binnen negentig dagen na ontvangst van het bericht van ontvangst. § 3. In afwijking van artikel 67 geeft de administratie het bodemcontrolecertificaat af binnen een termijn van zestig dagen, te rekenen van de datum van ontvangst van de eindevaluatie. De eindevaluatie wordt door een controle-instantie gemaakt en bevat de resultaten van de analyses die de SPAQuE in de loop van de uitvoering van de saneringshandelingen en -werken en na afloop van de sanering aan het ISSeP toevertrouwt. § 4. De krachtens dit artikel genomen maatregelen gelden als milieuvergunning, eenmalige vergunning, stedenbouwkundige vergunning, aangifte in de zin van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning en als voorafgaande stedenbouwkundige aangifte.

In afwijking van artikel 87 van het CWATUPE en van artikel 53 van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning vervalt de goedkeuring van het saneringsproject slechts voor het overblijvende gedeelte van de niet uitgevoerde saneringshandelingen en -werken indien ze niet zijn uitgevoerd binnen twee jaar na de datum waarop ze het hadden moeten zijn. HOOFDSTUK VII. - Overtredingen

Art. 75.Er wordt een overtreding van tweede categorie begaan indien : 1° de in artikel 18 bedoelde verplichtingen niet nagekomen worden;2° niet voldaan wordt aan de informatieplicht bedoeld in artikel 5. HOOFDSTUK VIII. - Subsidies

Art. 76.§ 1. Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten kan de Regering aan elke natuurlijke of rechtspersoon, privaat- of publiekrechtelijk, een subsidie toekennen om een oriënteringsonderzoek, een karakteriseringsonderzoek of een saneringsproject in de zin van dit decreet uit te voeren.

Die subsidie vormt een minimis-steun in de zin van Verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag op de minimis-steun.

Het totaalbedrag van de toegekende steun, berekend overeenkomstig artikel 2 van genoemde Verordening, mag niet hoger zijn dan 100.000 euro over een periode van drie jaar.

Indien de begunstigde van de subsidie een onderneming is, met name elke natuurlijke of rechtspersoon die goederen of diensten op de markt aanbiedt, verbindt hij zich, vooraleer de in het eerste lid bedoelde subsidie te ontvangen, tot de aangifte van alle steun verkregen in de loop van de drie laatste jaren. Bij de berekening van het subsidiebedrag wordt rekening gehouden met de andere minimis-steun, waarbij het totaalbedrag van de steun niet hoger mag zijn dan 100.000 euro over een periode van drie jaar. § 2. Binnen de perken van de beschikbare kredieten kan de Regering aan elke natuurlijke persoon, rechtspersoon van publiek recht of openbaar nut of rechtspersoon van privaat recht een subsidie toekennen met het oog op de tenuitvoerlegging van de nakoming van de verplichtingen bepaald bij artikel 18 van dit decreet wanneer ze betrekking heeft op een terrein waarvan een publiekrechtelijke persoon eigenaar is.

Die subsidie wordt toegekend in de vorm van één euro aan één of meer natuurlijke personen, rechtspersonen van publiek recht of openbaar nut of rechtspersoon van privaat recht die zulks overeenkomen en die drie euro investeren voor die tenuitvoerlegging. HOOFDSTUK IX. - Opheffings- en wijzigingsbepalingen Afdeling 1. - Decreet van 11 maart 1999 betreffende de

milieuvergunning

Art. 77.Artikel 1, 13°, van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning wordt aangevuld als volgt : "; het herstel is, wat de bodem betreft, het herstel dat resulteert uit de verplichtingen bedoeld in artikel 18 van het decreet betreffende het bodembeheer".

Art. 78.Artikel 71, § 1, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een 4°, luidend als volgt : "4° informatie verstrekken aan de toezichthoudend ambtenaar."

Art. 79.Artikel 81, § 2, van hetzelfde decreet wordt aangevuld als volgt : "De afgevaardigde ambtenaar en de technisch ambtenaar zijn eveneens bevoegd om samen kennis te nemen van de aanvragen tot eenmalige vergunningen bedoeld in artikel 63 van het decreet betreffende het bodembeheer." In artikel 177, eerste lid, van hetzelfde decreet, worden de woorden "ontvangstenbegroting van het Waalse Gewest" vervangen door de woorden "Fonds pour la protection de l'environnement, section incivilités environnementales". Afdeling 2. - Boek I van het Milieuwetboek

Art. 80.Artikel D.29-1, § 5, van Boek I van het Milieuwetboek wordt aangevuld met een 4°, luidend als volgt : "4° de saneringsprojecten in de zin van het decreet betreffende het bodembeheer."

Art. 81.Artikel D.49 van Boek I van het Milieuwetboek wordt aangevuld als volgt : "d. de saneringsprojecten in de zin van het decreet betreffende het bodembeheer;". d. wordt e.

Art. 82.In artikel D.67, § 3, van Boek I van het Milieuwetboek wordt tussen het eerste en het tweede lid, dat het derde lid wordt, een nieuw tweede lid ingevoegd, luidend als volgt : "Wanneer het project betrekking heeft op een installatie of een activiteit vermeld op de lijst in bijlage 3 bij het decreet van 5 december 2008 betreffende het bodembeheer, bevat de omschrijving van het in 1° bedoelde project in elk geval : 1° algemene gegevens en o.a. de eventuele gegevens m.b.t. bedoeld terrein opgenomen in de databank betreffende de toestand van de bodem bedoeld in het decreet van 5 december 2008 betreffende het bodembeheer en de toepasbare waarden, incluis de bodemconcentraties in de zin van hetzelfde decreet; 2° een historisch overzicht van de locatie en, desgevallend, van de lopende exploitatie; 3° geologische, hydrologische en hydrogeologische gegevens.".

In artikel D.88, § 1, eerste lid, van Boek I van het Milieuwetboek worden voor het slotpunt de woorden "behalve als ze betrekking heeft op de verplichtingen bepaald bij het decreet van 5 december 2008 betreffende het bodembeheer" ingevoegd.

In artikel D.138, eerste lid, van Boek I van het Milieuwetboek wordt het slotpunt vervangen door een kommapunt en wordt dat lid aangevuld als volgt : "- het decreet van 5 december 2008 betreffende het bodembeheer." In artikel D.149, § 1, van hetzelfde boek, wordt het slotpunt vervangen door een kommapunt en wordt een 5° ingevoegd, luidend als volgt : "5° informatie aan de administratie verstrekken in de zin van het decreet van 5 december 2008 betreffende het bodembeheer.".

Artikel D.155 van Boek I van het Milieuwetboek wordt aangevuld als volgt : "§ 4. De dagvaarding m.b.t. een overtreding van het decreet van 5 december 2008 betreffende het bodembeheer wordt overgeschreven op de hypotheekbewaring van de toestand van de goeden, op benaarstiging van de gerechtsdeurwaarder.

De dagvaarding bevat de kadastrale aanwijzing van het onroerend goed dat het voorwerp is van de overtreding en identificeert de eigenaar ervan in de vorm en onder de straf bepaald bij de wet van 10 oktober 1913.

Elke terzake gegeven beslissing wordt aan de zelfkant van de overschrijving van de dagvaarding of van het exploot vermeld volgens de procedure bepaald bij artikel 84 van de wet van 16 december 1851 houdende herziening van het hypothecair stelsel. § 5. De griffier van het burgerlijke of strafrechtelijke rechtsgebied bezorgt de administratie en, desgevallend, de SPAQuE een afschrift van de dagvaardingen m.b.t. overtredingen van artikel 84 van het decreet van 5 december 2008 betreffende het bodembeheer voor de bodemrechtbanken, zowel in eerste instantie als in beroep." In artikel D.157, § 2, van hetzelfde boek wordt het slotpunt door een kommapunt vervangen en wordt deze paragraaf aangevuld als volgt : "4° de bepalingen van het decreet betreffende het bodembeheer in acht te nemen." In artikel D.170, § 2, van hetzelfde boek wordt het slotpunt vervangen door een kommapunt en wordt een 5° toegevoegd, luidend als volgt : "5° de dossiersrechten bepaald bij het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning en bij het decreet van 5 december 2008 betreffende het bodembeheer." Afdeling 3. - Fiscaal decreet van 22 maart 2007 tot bevordering van

afvalpreventie en -valorisatie in het Waalse Gewest en tot wijziging van het decreet van 6 mei 1999 betreffende de vestiging, de invordeing en het geschil inzake rechtstreekse gewestelijke belastingen

Art. 83.In artikel 35, § 2, eerste lid, 2° van het Fiscaal Decreet van 22 maart 2007 tot bevordering van afvalpreventie en -valorisatie in het Waalse Gewest en tot wijziging van het decreet van 6 mei 1999 betreffende de vestiging, de invordeing en het geschil inzake rechtstreekse gewestelijke belastingen wordt het woord "saneringsplan" vervangen door het woord "saneringsprojecten".

De twee laatste leden van dezelfde paragraaf worden geschrapt.

Art. 84.Artikel 35, § 2, tweede lid, van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt : "De aanwezigheid van afval bedoeld in deze paragraaf wordt weer een element dat de belasting genereert indien het saneringsproject niet wordt goedgekeurd overeenkomstig de bepalingen van het decreet betreffende het bodembeheer, behalve in het geval bedoeld in artikel 62, eerste lid, ervan indien de saneringshandelingen en -werken niet aangevat worden op de datum waarop ze aangevat moeten worden overeenkomstig de bepalingen van het decreet betreffende het bodembeheer, indien de saneringshandelingen en -werken niet voltooid zijn op de vastgelegde datum en indien de aanvullende werken niet uitgevoerd zijn binnen de termijn vastgelegd overeenkomstig de bepalingen van het decreet betreffende het bodembeheer." Afdeling 4. - Decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen

Art. 85.Artikel 2 van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen wordt aangevuld met een 30°, luidend als volgt : "30° SPAQuE : Société publique d'Aide à la Qualité de l'Environnement".

Het opschrift van afdeling 4 van hoofdstuk VII van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen wordt vervangen door volgend opschrift : "De SPAQuE"; "De SPAQuE";

De woorden "de Openbare Maatschappij" worden vervangen door de woorden "De SPAQuE" in artikel 39, § 2, eerste en tweede lid, § 3, eerste lid, § 4, eerste lid, en § 5 van hetzelfde decreet;

De woorden "de Openbare Maatschappij bedoeld in artikel 39" worden vervangen door de woorden "de SPAQuE" in de artikelen 20, § 3, tweede lid, en § 5, 25, § 1, eerste lid, § 2, tweede en vijfde lid, 26, § 1, derde lid, 33, § 1, tweede lid, 36, 5°, 42, § 1, eerste lid, 43, § 1, derde lid en 47, § 1.

In artikel 72 van hetzelfde decreet worden de woorden "openbare maatschappij met handelsdoeleinden bedoeld in artikel 39" worden vervangen door het woord "SPAQuE".

Art. 86.In artikel 39, § 1, eerste lid, 3°, van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen worden de woorden "saneringsplannen bedoeld in de artikelen 42 en 47" vervangen door de woorden "saneringsprojecten bedoeld in het decreet van 5 december 2008 betreffende het bodembeheer".

Artikel 39, § 3, tweede lid 2, van hetzelfde decreet wordt opgeheven.

In artikel 39, § 4, eerste lid, van hetzelfde decreet worden de woorden "van de sanering in de zin van het decreet betreffende het bodembeheer of van een sanering in de zin van artikel 167 van het CWATUPE" ingevoegd tussen de woorden "artikel 43, § 1," en "geen handeling".

In artikel 39, § 4, tweede lid, van hetzelfde decreet worden de woorden "sanering of rehabilitatie" ingevoegd tussen de woorden "herstel" en "vormt".

Artikel 39 van hetzelfde decreet wordt vervangen door de paragrafen 6 en 7, luidend als volgt : "§ 6. De waarborg van het Gewest t.o.v. derden wordt aan de SPAQuE toegekend onder de voorwaarden die de Waalse Regering bepaalt, tegen de rentevoet en de afschrijving van de door de SPAQuE uit te geven obligaties en tegen de aan te gane leningen.

In geval van niet-terugbetaling van de obligaties of leningen of van de desbetreffende betalingen, stort het Gewest de aan de derden verschuldigde sommen aan de SPAQuE. § 7. De Regering kan onroerende goederen en participaties die eigendom van het Gewest zijn in het kapitaal van de SPAQuE inbrengen."

Art. 87.artikel 42 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.

Art. 88.Artikel 43 van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een paragraaf 5, luidend als volgt : "§ 5. De Regering geeft de administratie kennis van de maatregelen genomen overeenkomstig dit artikel." Afdeling 5. - Waals wetboek van ruimtelijke ordening, stedenbouw,

patrimonium en energie

Art. 89.In artikel 85, § 1, 3°, van het Waals wetboek van ruimtelijke ordening, stedenbouw, patrimonium en energie worden de woorden "bedoeld in artikel 14 van het decreet betreffende de sanering van de verontreinigde bodems" vervangen door de woorden "in de zin van artikel 10 van het decreet van 5 december 2008 betreffende het bodembeheer".

Artikel 150bis, § 1, tweede lid, van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld met een 8°, luidend als volgt : "8° de gegevens over het goed opgenomen in de databank in de zin van artikel 10 van het decreet van 5 december 2008 betreffende het bodembeheer".

In artikel 167, 2°, van hetzelfde Wetboek worden de woorden "sanering in de zin van artikel 2, 10°, sub artikel 26 van het decreet van 1 april 2004 betreffende de sanering van verontreinigde bodems en te herontwikkelen bedrijfsruimten" vervangen door de woorden "sanering van het terrein in de zin van artikel 2, 10°, van het decreet van 5 december 2008 betreffende het bodembeheer". HOOFDSTUK X. - Overgangs- en slotbepalingen

Art. 90.Behalve andersluidende bepaling, geschiedt elke verzending bedoeld in dit decreet : 1° hetzij bij ter post aangetekend schrijven met bericht van ontvangst;2° hetzij via elke soortgelijke formule die vaste datum verleent aan de verzending en aan de inontvangstname van de akte, ongeacht de gebruikte dienst voor de distributie van het schrijven;3° hetzij door afgifte van de akte tegen ontvangbewijs. De Regering kan de lijst vastleggen van de methodes waarvan ze acht dat ze een vaste datum aan de verzending en aan de inontvangstname kunnen verlenen.

De verzending geschiedt uiterlijk op de vervaldatum.

De dag van inontvangstname van de akte, die het startpunt is, wordt niet meegerekend De vervaldatum wordt in die termijn meegerekend. Wanneer die dag evenwel een zaterdag, zondag of wettelijke feestdag is, wordt de vervaldatum naar de volgende werkdag verschoven.

Art. 91.De administratie mag de in artikel 20 bedoelde beslissing niet nemen in de volgende gevallen : 1° wanneer een bericht van ontvankelijkheid van een saneringsplan in de zin van artikel 7, § 3, van het decreet van 25 juli 1991 betreffende de belasting op de afvalstoffen in het Waalse Gewest of in artikel 35, § 2, van het fiscaal decreet van 22 maart 2007 tot bevordering van afvalpreventie en -valorisatie in het Waalse Gewest en tot wijziging van het decreet van 6 mei 1999 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen inzake de directe gewestelijke belastingen voor de datum van inwerkingtreding van dit decreet is afgegeven;2° wanneer de aanvraag tot goedkeuring van een indicatief onderzoek van de locatie in de zin van artikel 681bis /67 van titel III van het ARAB voor de datum van inwerkingtreding van dit decreet door de technisch ambtenaar in ontvangst genomen wordt.

Art. 92.Het saneringsplan ingediend krachtens het decreet van 25 juli 1991 betreffende de belasting op de afvalstoffen in het Waalse Gewest of van het fiscaal decreet van 22 maart 2007 tot bevordering van afvalpreventie en -valorisatie in het Waalse Gewest en tot wijziging van het decreet van 6 mei 1999 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen inzake de directe gewestelijke belastingen, waarvan het bericht van ontvankelijkeid van voor de datum van inwerkingtreding van dit decreet dateert, zet de behandeling ervan voort volgens de bepalingen van kracht op de datum van het bericht van ontvankelijkheid.

Wanneer een indicatief onderzoek krachtens artikel 681bis /67 van titel III van het ARAB is ingediend en voor 31 december 2010 wordt goedgekeurd, worden de aanvragen tot goedkeuring van het karakteriseringsonderzoek en van het saneringsplan volgens de bepalingen van het ARAB onderzocht.

Art. 93.De erkenning als deskundige in het vak "grond- en ondergrondverontreiniging", toegekend volgens de procedure bedoeld in artikel 681bis /73 van het ARAB, zoals gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 4 maart 1999 tot wijziging van titel III van het ARAB door de invoeging van bijzondere maatregelen die toepasselijk zijn op de vestiging en de uitbating van benzinestations, wordt voor een periode van één jaar, te rekenen van de datum van inwerkingtreding van het besluit van de Waalse Regering genomen op grond van artikel 27, § 2, gelijkgesteld met de erkenning als deskundige, in de zin van de artikelen 27 tot 35.

Art. 94.De aanvragen van de vergunning die vereist wordt voor de behoeften van de sanering, ingediend voor de datum van inwerkingtreding van dit decreet, alsook de desbetreffende administratieve beroepen worden onderzocht volgens de regels van kracht op de datum van indiening van de aanvraag.

Art. 95.De maatregelen genomen krachtens de artikelen 42, 43 en 47 van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen met het oog op de sanering van het terrein, alsook de veiligheidsmaatregelen die krachtens dezelfde artikelen voor de datum van inwerkingtreding van dit decreet worden genomen, worden geregeld door de bepalingen die toepasselijk zijn op de datum van de aanneming ervan.

Het eerste lid is ook toepasselijk op de veiligheidsmaatregelen en op de maatregelen tot sanering van het terrein genomen krachtens artikel 71 van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning.

Art. 96.§ 1. Voor zover de saneringshandelingen en -werken die in het kader van het saneringsplan uitgevoerd worden krachtens het decreet van 25 juli 1991 betreffende de belasting op de afvalstoffen in het Waalse Gewest of het fiscaal decreet van 22 maart 2007 tot bevordering van afvalpreventie en -valorisatie in het Waalse Gewest en tot wijziging van het decreet van 6 mei 1999 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen inzake de directe gewestelijke belastingen of krachtens een saneringsplan overeenkomstig artikel 681bis /67 van het ARAB, goedgekeurd voor de inwerkingtreding van dit decreet, met de doelstellingen daarvan stroken, gaat de beslissing waarbij uitspraak wordt gedaan over de goede uitvoering van de saneringshandelingen en -werken vergezeld van een bodemcontrolecertificaat. § 2. Indien na afloop van een herstelplan of van een saneringsplan bedoeld in § 1 blijkt dat de doelstellingen ervan niet gehaald konden worden, kan de minister op gemotiveerd voorstel van de administratie een verlenging van de uitvoeringstermijn toekennen. Die verlenging mag niet langer zijn dan de helft van de oorspronkelijke termijn.

Art. 97.Een dossiersrecht, waarvan de opbrengst integraal aan het "Fonds pour la Protection de l'Environnement, Section incivilités environnementales" gestort wordt en dat de administratieve kosten dekt, wordt ten laste van elke natuurlijke of rechtspersoon geheven wegens het verkrijgen van een bodemcontrolecertificaat overeenkomstig dit decreet.

Het dossiersrecht is verschuldigd op de datum waarop het bodemcontrolecertificaat door de administratie afgegeven wordt.

Het dossiersrecht bedraagt : - 250 euro indien het bodemcontrolecertificaat na afloop van een oriënteringsonderzoek wordt afgegeven; - 500 euro indien het bodemcontrolecertificaat na afloop van een karakteriseringsonderzoek wordt afgegeven; - 1.000 euro indien het bodemcontrolecertificaat na afloop van een sanering wordt afgegeven.

Art. 98.De artikelen 5, 7, 18 tot 26, 28 tot 30 van het decreet van 1 april 2004 betreffende de sanering van verontreinigde bodems en te herontwikkelen bedrijfsruimten worden opgeheven.

In het opschrift van dat decreet worden de woorden "de sanering van verontreinigde bodems en" weggelaten.

Art. 99.Met uitzondering van artikel 21, waarvan de datum van inwerkingtreding door de Regering wordt vastgelegd, treedt dit decreet in werking drie maanden na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

Art. 100.De Regering legt uiterlijk 31 december een omstandig jaarverslag i.v.m. de uitvoering van dit decreet aan het Parlement over. Het eerste verslag wordt voor 31 december 2010 overgemaakt.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Namen, 5 december 2008.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Huisvesting, Vervoer en Ruimtelijke Ontwikkeling, A. ANTOINE De Minister van Begroting, Financiën en Uitrusting, M. DAERDEN De Minister van Binnenlandse Aangelegenheden en Ambtenarenzaken, Ph. COURARD De Minister van Economie, Tewerkstelling, Buitenlandse Handel en Patrimonium, J.-C. MARCOURT De Minister van Onderzoek, Nieuwe Technologieën en Buitenlandse Betrekkingen, Mevr. M.-D. SIMONET De Minister van Vorming, M. TARABELLA De Minister van Gezondheid, Sociale Actie en Gelijke Kansen, D. DONFUT Voor de Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme B. LUTGEN _______ Nota (1) Zitting 2008-2009. Stukken van het Waals Parlement, (2008-2009).

Integraal verslag, openbare zitting van Bespreking - Stemmingen.

Voor de raadpleging van de voetnoot, zie beeld

begin


Publicatie : 2009-02-18 Numac : 2009200642

^