Etaamb.openjustice.be
Decreet van 05 maart 2009
gepubliceerd op 08 mei 2009

Decreet betreffende het aanbod van ambulante diensten in de domeinen van de sociale actie, het gezin en de gezondheid

bron
franse gemeenschapscommissie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2009031234
pub.
08/05/2009
prom.
05/03/2009
ELI
eli/decreet/2009/03/05/2009031234/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

5 MAART 2009. - Decreet betreffende het aanbod van ambulante diensten in de domeinen van de sociale actie, het gezin en de gezondheid


De Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie en Wij, College, bekrachtigen hetgeen volgt : TITEL I. - Algemene bepalingen HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied en algemene bepalingen Afdeling I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Onderhavig decreet regelt een materie bedoeld in artikel 128 van de Grondwet krachtens artikel 138 van de Grondwet. Afdeling II. - Algemene bepalingen

Art. 2.Voor de toepassing van onderhavig decreet wordt verstaan onder : 1° de Adviesraad : de Brusselse Franstalige Adviesraad voor Welzijnszorg en Gezondheid, opgericht bij decreet van 5 juni 1997;2° de ambulante dienst : structuur erkend als centrum, huis of dienst, actief op het vlak van de Sociale Actie, het Gezin en de Gezondheid dat, door een interdisciplinaire benadering en in partnership met andere socio-sanitaire actoren, prestaties voor de begunstigden verzekert in hun leefmilieu, waardoor hun leefkwaliteit verbeterd kan worden.De ambulante dienst is hetzij een dienst voor geestelijke gezondheid, hetzij een dienst die actief is op het vlak van de toxicomanie, een centrum voor globale sociale actie, een centrum voor gezinsplanning, een medisch huis, een dienst voor schuldbemiddeling, een dienst voor forensisch welzijnswerk, een dienst « Ontmoetingsruimte », een coördinatiecentrum voor thuiszorg en -diensten, een dienst voor palliatieve verzorging en nazorg, een dienst voor thuishulp, een centrum voor teleonthaal; 3° de begunstigde : elke persoon, gezin, groep of specifiek publiek waarvoor de openbare diensten een opdracht vervullen op gebied van sociale actie, gezin en gezondheid;4° het activiteitencentrum, de antenne : plaats waar de opdrachten van de ambulante diensten uitgeoefend worden of van waaruit ze georganiseerd worden;5° de sector : geheel van de ambulante diensten erkend onder dezelfde benoeming zoals bedoeld onder 2°;6° de zorg : actie ten gunste van een persoon, van een groep personen of van de bevolking met het oog op de bevordering, verbetering, bescherming, evaluatie, behoud of herstel van hun gezondheid;7° de sociale actie : actie die voornamelijk gericht is op het bestrijden van kwetsbare en uitsluitingssituaties die gekenmerkt worden door veelvuldige en complexe problemen. Zij doet een beroep op een geheel van middelen waardoor de maatschappij op zichzelf inwerkt om haar sociale cohesie te verzekeren, door acties die erop gericht zijn personen, gezinnen en de meest kwetsbare groepen te helpen om beter te leven, om ze hun autonomie te laten verwerven of te vrijwaren en door de steun aan de solidariteitsnetten, met name door de gemeenschappelijke actie.

De gezinshulp deelt in de sociale actie. 8° het organisme : het coördinatie-organisme of het representatief en coördinatie-organisme;9° het grondgebied : geografische entiteit, bepaald door de ambulante dienst, waarop hij hoofdzakelijk zijn opdrachten vervult. HOOFDSTUK II. - Definities en sectorale opdrachten Afdeling I. - De diensten voor geestelijke gezondheid

Art. 3.De dienst voor geestelijke gezondheid is een ambulante dienst die, door een multidisciplinaire benadering en in samenwerking met andere instellingen en personen die bij de gezondheid betrokken zijn, bijdraagt tot de diagnose en de psychiatrische, psychologische, psychotherapeutische en psychosociale behandeling van de begunstigde in zijn vertrouwde leefomgeving en tot de preventie inzake geestelijke gezondheid. Het is een ambulante dienst die zijn opdrachten voornamelijk vervult ten dienste van de bevolking en van de partners van het interventiegebied.

Art. 4.§ 1 De dienst voor geestelijke gezondheid vervult de volgende algemene opdrachten : 1° een eerste opvang bieden, de aanvraag van elke begunstigde analyseren en, in voorkomend geval, oriënteren;2° een diagnose stellen en de psychiatrische, psychologische, psychotherapeutische en psychosociale behandeling van de geestelijke gezondheidsproblemen verzekeren.De diagnose en de behandeling van de geestelijke gezondheidsproblemen omvatten de medische, psychiatrische, psychologische en sociale problemen. Zij zijn voornamelijk bedoeld om het psychisch welzijn van de patiënt in zijn vertrouwd leefmilieu te verbeteren.

De dienst voor geestelijke gezondheid verzekert de behandeling van de patiënten met name door : a) een samenwerking met alle betrokken personen en instellingen;b) een opvolging van de patiënten die ondergebracht zijn in residentiële of ziekenhuisinrichtingen, in samenspraak met de geneesheren van die inrichtingen;c) een opvolging van de patiënten die ondergebracht werden in residentiële of ziekenhuisinrichtingen;d) een taak die gericht is op de sociale re-integratie van de patiënten die, ten gevolge van geestelijke gezondheidsproblemen, moeilijkheden ondervinden in hun familiaal, school-, beroeps- of sociaal leven.3° preventie-activiteiten organiseren, uitwerken of eraan meewerken De dienst voor geestelijke gezondheid organiseert of werkt mee aan preventie-activiteiten die nauw verbonden zijn aan zijn algemene opdrachten en, in voorkomend geval, aan de specifieke projecten die hij ontwikkelt. Die activiteiten kunnen met name bestaan uit : a) het informeren, sensibiliseren en opleiden op het vlak van de geestelijke gezondheid van de bevolking;b) het informeren, sensibiliseren en opleiden op het vlak van de geestelijke gezondheid van de werknemers van het sanitair en sociaal net;c) specifieke tussenkomsten op het vlak van preventie tegenover doelgroepen, met name in de middens van de kinderopvang. § 2. De dienst voor geestelijke gezondheid werkt in coördinatie met het sanitair, psychosociaal en schoolnet. In dat opzicht is hij ertoe gehouden : 1° actief deel te nemen aan de plaatselijke partnershipstructuur of, bij gebrek eraan, een gelijkaardig initiatief op te zetten samen met de betrokken personen, instellingen en diensten;2° stappen te ondernemen om partnershipakkoorden te sluiten met met de openbare en privé-personen, instellingen en diensten;3° deel te nemen aan het Overlegplatform voor de Geestelijke Gezondheid in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in het kader van het samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat en het Gewest op het vlak van geestelijk gezondheidsbeleid.

Art. 5.De dienst voor geestelijke gezondheid kan specifieke projecten ontwikkelen die kaderen in de problematiek van de geestelijke gezondheid. Hij bepaalt die op basis van de behoeften en de kenmerken van de bevolking die zich tot de dienst richt. Afdeling II. - De actieve diensten op het vlak van de toxicomanie

Art. 6.De dienst die actief is op het vlak van de toxicomanie is een ambulante dienst die, door een multidisciplinaire benadering, op een permanente en geprivilegieerde manier een specifieke actie ter preventie, begeleiding of verzorging voert tegenover personen die met een toxicomanieprobleem geconfronteerd zijn, of het kunnen zijn.

Art. 7.De dienst die actief is op het vlak van de toxicomanie zorgt voor de opvang en het informeren van de druggebruikers, van hun familie en hun omgeving en voert minstens één van de volgende algemene opdrachten uit : 1° de begeleiding De dienst die actief is op het vlak van de toxicomanie begeleidt de aanvraag van de begunstigden en verzekert, in zijn midden, de psychosociale en administratieve begeleiding, door een geïndividualiseerde opvolging in overleg met de betrokken personen en instellingen, met name de sociosanitaire, school- en socioculturele actoren.Hij kan de begunstigden vervolgens, in functie van hun behoeften, oriënteren of heroriënteren naar de meest geschikte personen of instellingen. 2° de zorgen a) De dienst die actief is op het vlak van de toxicomanie stelt een diagnose en verzekert de behandeling van de begunstigden die te kampen hebben met problemen die gekoppeld zijn aan hun druggebruik.De behandeling van die problemen omvat de medische, psychiatrische en psychologische problemen. Hij streeft ernaar het welzijn van de begunstigden te verzekeren in hun vertrouwd leefmilieu, wat niet noodzakelijkerwijze de ontwenning inhoudt; b) De dienst betrekt de door de begunstigde aangewezen huisarts bij de behandeling van de begunstigde, mits zijn akkoord, evenals, in de mate van het mogelijke, alle externe professionals die kunnen bijdragen tot de behandeling.3° de preventie a) De dienst die actief is op het vlak van de toxicomanie organiseert preventie-activiteiten of werkt mee aan de organisatie van activiteiten die gericht zijn op preventie, met name de preventie van schade die opgelopen wordt door druggebruikers.b) De preventie-activiteiten kunnen met name bestaan uit : 1.het informeren, sensibiliseren en opleiden van de bevolking alsook van de sociosanitaire, psychosociale, school- en socioculturele actoren op het vlak van de toxicomanie en de preventie van schade die opgelopen wordt door druggebruikers 2. de specifieke interventies inzake preventie tegenover doelgroepen, met name tegenover personen die met een toxicomanieprobleem geconfronteerd zijn, of het kunnen zijn.

Art. 8.De dienst die actief is op het vlak van de toxicomanie kan bovendien één of verschillende van de volgende bijzondere opdrachten vervullen : 1° De herinschakeling De dienst die actief is op het vlak van de toxicomanie voert een omkaderingstaak uit die noodzakelijk is voor de sociale, familiale, school- en professionele herinschakeling van de begunstigden.Hij werkt samen met de betrokken personen en instellingen, met name de sociosanitaire, administratieve, school- en socioculturele actoren en de arbeidswereld. 2° De verbinding De dienst die actief is op het vlak van de toxicomanie voert een verbindingsactie uit tussen de verschillende interveniënten of entiteiten die druggebruikers opvangen.Hij organiseert de vormen van samenwerking opdat op adequate wijze voldaan zou worden aan de behoeften van de begunstigden. 3° De opleiding De dienst die actief is op het vlak van de toxicomanie verzekert de sensibilisering, de opleiding, de voortgezette opleiding of de supervisie van interveniënten die geconfronteerd worden of geconfronteerd kunnen worden met de problemen van de druggebruikers. Afdeling III. - De centra voor globale sociale actie

Art. 9.Het centrum voor globale sociale actie is een ambulante dienst die een globale sociale actie organiseert.

De globale sociale actie is een actie die ontwikkeld wordt met de bedoeling de relatie tussen de begunstigde met de maatschappij, en omgekeerd, te restaureren of te verbeteren volgens de modaliteiten die, enerzijds, uitwerking hebben op het geheel van de factoren, ongeacht dewelke, die verantwoordelijk zijn voor de sociale kwetsbaarheid van de begunstigde - zelfs wanneer die een beroep kan doen op instellingen die gespecialiseerd zijn in bepaalde types steun of opdrachten - en, anderzijds, een beroep doen op de capaciteiten van de begunstigden zelf.

Art. 10.De opdracht van het centrum voor globale sociale actie bestaat erin de globale sociale actie te ontwikkelen waarbij de begunstigden, met name, een eerste opvang verzekerd wordt evenals een analyse van hun problematische situatie(s), een oriëntering, een begeleiding en een opvolging.

De Sociale actie gebeurt volgens drie interventiemodi : 1° De collectieve actie : a) streeft ernaar collectieve antwoorden op individuele problemen te vinden, uit te werken en bij te brengen aan de begunstigden, in een interactie met hun leefmilieu, sociale banden te herstellen evenals een dynamiek van solidariteit en verantwoordelijkheidszin tussen de personen;b) biedt de begunstigden groepsactiviteiten aan, kennis en methodologische instrumenten die hun know-how aan het licht kunnen brengen en hen persoonlijke capaciteiten en hun autonomie kunnen laten verwerven of ontwikkelen.2° De gemeenschappelijke sociale actie : a) streeft ernaar, met en voor de begunstigden, collectieve antwoorden op collectieve problemen te vinden, uit te werken, in gang te zetten en te ontwikkelen, evenals concrete acties die hun sociale en culturele participatie en samenleving bevorderen alsook de preventie van en de strijd tegen het isolement en de mechanismen van de sociale en culturele uitsluiting.b) is gebaseerd op : 1.de identificatie van de sociale problemen die aan het licht komen tijdens de acties van het centrum voor globale sociale actie, de verkenning van hun aard en hun reikwijdte en de operationele formulering van de gezochte sociale en structurele veranderingen; 2. de bepaling van de voor de totstandkoming van die veranderingen vereiste instrumenten en middelen, rekening houdend met de mogelijkheden van de begunstigden, met de interne en externe middelen van het centrum voor globale sociale actie en met de bijkomende middelen die ingezet moeten worden om de geïnventariseerde tekorten en moeilijkheden te verhelpen;3. de bestaande of te creëren implicatie van en complementariteit tussen de verschillende politieke, institutionele, administratieve en associatieve interveniënten die betrokken zijn bij de sociale problematiek van de begunstigden.3° De individuele steun is bedoeld om : a) de begunstigde te helpen de moeilijkheden die eigen zijn aan zijn situatie te overwinnen, hem concreet te begeleiden in zijn juridische en administratieve stappen en om hem, indien nodig, tegemoet te komen in zijn leefwereld;b) een antwoord te vinden op crisissituaties, de breuk of de aftakeling van de situatie van de begunstigde te voorkomen, in of met zijn leefwereld;c) hem de vereiste informatie te verschaffen opdat hij aanspraak zou kunnen maken op zijn fundamentele rechten en toegang te krijgen tot alle diensten en instellingen voor bijstand aan personen en gezondheid evenals tot alle sociale, sanitaire, culturele en onderwijsmiddelen die permanent aanwezig zijn in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;d) de begunstigde te oriënteren en te steunen bij de uitwerking of de tenuitvoerbrenging van persoonlijke oplossingen. De individuele steun is, telkens wanneer dit mogelijk is, een ondersteuning van de collectieve acties en de gemeenschappelijke sociale acties.

Art. 11.De centra voor globale sociale actie werken onderling samen om te komen tot : 1° een maximale zichtbaarheid van de erkende centra en van het geheel van de diensten en activiteiten die ze het publiek aanbieden;2° een collectieve analyse van de probleemsituaties die aan het licht komen tijdens de uitoefening van hun globale sociale actie, waarbij de aandacht gevestigd wordt op de evolutie van de sociale fenomenen.Deze analyse wordt om de drie jaar aan het College voorgelegd. Afdeling IV. - De centra voor gezinsplanning

Art. 12.Het centrum voor gezinsplanning is een extramurale ambulante dienst bedoeld voor de opvang, het informeren en de begeleiding van personen, koppels en gezinnen in het kader van hun gevoels- en seksleven.

Art. 13.Het centrum voor gezinsplanning voert de volgende opdrachten uit : 1° het opvangen, informeren en begeleiden van personen, koppels en gezinnen. Hiertoe moet hij : a) elke persoon die in een situatie van affectieve, relationele, seksuele en administratieve nood verkeert opvangen en hem een luisterend oor, een antwoord en een oriëntatie geven;b) medische, psychologische, sociale en juridische raadplegingen organiseren;c) de opvolging van zwangerschappen en van prenatale consultaties opvolgen en zwangere vrouwen in moeilijkheden bijstaan;d) preventie-activiteiten organiseren om de jongeren voor te bereiden op het gevoels-, relationeel en seksleven, zorgen voor informatie en een reflectie bij de volwassenen over dit thema opwekken;e) de personen en de groepen informeren over alles wat te maken heeft met contraceptie, al dan niet gewenste zwangerschap en de vrijwillige zwangerschapsonderbreking. In naleving van de wet kan het centrum activiteiten ontwikkelen in het gespecialiseerd domein van de vrijwillige zwangerschapsonderbreking.

Het centrum voor gezinsplanning kan specifieke activiteiten ontwikkelen in meer gespecialiseerde domeinen die met zijn opdrachten te maken hebben, met name in het kader van de echtelijke raadpleging en de gezinsbemiddeling. 2° de ontwikkeling van een preventiebeleid in samenwerking met de sociosanitaire actoren. Afdeling V. - De medische huizen

Art. 14.Het medisch huis is een ambulante dienst die primaire gezondheidszorg toedient in een globale benadering, zowel organiek als psychologisch en sociaal, waarbij de zieke beschouwd wordt als iemand met een persoonlijk verhaal die zich inschrijft in een familiale, professionele en socio-economische omgeving. Deze geïntegreerde zorgen omvatten de preventie die georganiseerd kan worden hetzij tijdens individuele contacten, hetzij tijdens acties die gevoerd worden bij een welbepaalde bevolkingsgroep. Nazorg wordt toegediend waarbij de synthese, de beheersing en de opvolging verzekerd worden van de informatie betreffende het geheel van gezondheidsproblemen die de patiënt tijdens zijn opneming heeft doorgemaakt.

Art. 15.In het kader van de ontwikkeling van de geïntegreerde gezondheidszorgen, voert het medisch huis de volgende opdrachten uit : 1° primaire gezondheidszorgen toedienen, d.w.z. eerstelijnszorgen toegediend tijdens de raadpleging en thuis en de preventieve opvolging; 2° gemeenschappelijke gezondheidsfuncties verzekeren, d.w.z. gecoördineerde activiteiten ontwikkelen met het geheel van het psycho-medisch-sociaal net en omstandigheden creëren voor de actieve deelname van de bevolking aan de bevordering van de gezondheid; 3° eerstelijnsfuncties als observatorium van de gezondheid verzekeren, d.w.z. gegevens verzamelen die een epidemiologische beschrijving van de bediende bevolking mogelijk maken evenals de evaluatie van de doelstellingen en de zelfevaluatie van de activiteiten van het medisch huis met het oog op een verbetering van de kwaliteit van de zorgen. 4° opvangfuncties verzekeren. Afdeling VI. - De diensten voor schuldbemiddeling

Art. 16.De dienst voor schuldbemiddeling is een ambulante dienst die diensten verleent, met uitzondering van het afsluiten van een kredietcontract, om ter hulp te komen aan personen die diep in de schulden zitten, d.w.z. natuurlijke personen die financiële moeilijkheden hebben of die in de onmogelijkheid verkeren om het hoofd te bieden aan hun opeisbare schulden.

Art. 17.De dienst voor schuldbemiddeling oefent de volgende opdrachten uit : 1° de begunstigde helpen, in de mate van het mogelijke, bij het naleven van zijn verbintenissen tegenover zijn schuldeisers waarbij gezorgd wordt voor leefomstandigheden die beantwoorden aan de menselijke waardigheid;2° een duurzame oplossing vinden voor het probleem van de schuldenoverlast van de schuldenaar;3° de schuldenaar proberen te responsabiliseren door hem de instrumenten te geven voor een autonoom beheer van zijn budget. Afdeling VII. - De diensten voor forensisch welzijnswerk

Art. 18.De dienst voor forensisch welzijnswerk is een ambulante dienst voor steun aan hetzij de slachtoffers en hun verwanten, hetzij aan de beschuldigden en veroordeelden in vrijheid, aan de ex-gedetineerden en hun naasten, hetzij ook nog aan die twee types personen.

Het gaat om, ten gunste van : 1° de slachtoffers : de personen die het slachtoffer geweest zijn van een overtreding of van een feit dat als overtreding wordt bestempeld;2° de beschuldigden : de personen die het voorwerp zijn van een aanklacht evenals de personen waartegen een strafvordering is ingesteld en de personen die zich in een situatie bevinden die hen blootstelt of zou kunnen blootstellen aan een aanklacht;3° de veroordeelden : de personen die het voorwerp zijn van een strafveroordeling of van een maatregel in het kader van de proeftijd waartoe besloten wordt in uitvoering van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie;4° de ex-gedetineerden : de personen die een voorwaardelijke, voorlopige of definitieve invrijheidsstelling genieten, met inbegrip van de persoon die onderworpen is aan een maatregel ter bescherming va n de maatschappij.

Art. 19.§ 1. De dienst voor forensisch welzijnswerk organiseert elke individuele of groepsactie die bestemd is om een actieve deelname aan het sociaal, economisch, openbaar en cultureel leven te begunstigen. § 2. Wat betreft de steun aan de slachtoffers en hun naasten, voert de dienst voor forensisch welzijnswerk de volgende opdrachten uit : 1° een specifieke permanentie organiseren in geschikte lokalen;2° contact opnemen met het slachtoffer dat, in dat opzicht, toestemming gegeven heeft aan de politiediensten om zijn gegevens mede te delen aan de dienst die hij aanduidt;3° de slachtoffers en hun naasten psychologische steun geven die gericht is op de oorzaken en de gevolgen, direct of indirect, van de overtreding;4° de slachtoffers of hun naasten die hulp vragen begeleiden doorheen de stappen die ze moeten ondernemen om het hoofd te bieden aan de gevolgen van het slachtofferschap, met inbegrip van het secundaire slachtofferschap, te overwinnen en, indien mogelijk, om hen te helpen om er een schadeloosstelling voor te bekomen;5° het slachtoffer of zijn naasten informeren of oriënteren in hun betrekkingen met de politie, de rechterlijke macht en de verzekeringsmaatschappijen, evenals met het oog op het bekomen van Staatshulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden;6° ten behoeve van de slachtoffers en van hun naasten, de toegang vergemakkelijken tot de diensten voor welzijnszorg en gezondheid via partnership met de sociaal-sanitaire actoren. § 3. Wat de bijstand aan de slachtoffers en hun naasten betreft, kan de dienst voor forensisch welzijnswerk daarenboven de volgende bijkomende opdracht uitvoeren : het publiek en de betrokken instellingen sensibiliseren voor de rechten en de specifieke behoeften van de slachtoffers, door vormingssessies te organiseren ten behoeve van de psycho-medico-sociale actoren, van de bedrijven of van de openbare diensten. § 4. Wat betreft de beschuldigden, de in vrijheid geselde veroordeelden en de ex-gedetineerden, voert de dienst voor forensisch welzijnswerk de volgende opdrachten uit : 1° een specifieke permanentie organiseren in geschikte lokalen;2° psychologische, individuele en collectieve bijstand verlenen aan de beschuldigden, in vrijheid gestelde veroordeelden en ex-gedetineerden evenals aan hun naasten;3° de beschuldigden, veroordeelden en ex-gedetineerden die bijstand vragen of aanvaarden begeleiden om het hoofd te kunnen bieden aan de gevolgen van hun daden;4° de beschuldigde, in vrijheid gestelde veroordeelden en ex-gedetineerden en hun naasten informeren en oriënteren in hun betrekkingen met de politie of de rechterlijke macht;5° ten behoeve van de beschuldigde, in vrijheid gestelde veroordeelden, ex-gedetineerden en van hun naasten, de toegang vergemakkelijken tot de diensten voor welzijnszorg en gezondheid via partnership met de sociaal-sanitaire actoren;6° de inschakeling of de socioprofessionele herinschakeling van de beschuldigde, in vrijheid gestelde veroordeelden of ex-gedetineerden steunen. § 5. Wat betreft de beschuldigde, in vrijheid gestelde veroordeelden, ex-gedetineerden en hun naasten, kan de de dienst voor forensisch welzijnswerk daarenboven de volgende bijkomende opdracht uitvoeren : bijdragen tot de uitwerking en de uitvoering van oplossingen die als alternatief gelden voor de hechtenis of van activiteiten waardoor vrijheidsberoving voorkomen kan worden. § 6. De dienst voor forensisch welzijnswerk, erkend voor het uitvoeren van de opdrachten bedoeld in de paragrafen 2 en 4 kan bovendien het publiek en de betrokken diensten sensibiliseren voor de problemen die verband houden met de delinquentie in het openbaar leven evenals voor de behoeften van de beschuldigden, van de in vrijheid gestelde veroordeelden, van de ex-gedetineerden en van hun naasten. Afdeling VIII. - De diensten « Ontmoetingsruimten »

Art. 20.De dienst « Ontmoetingsruimten » is een ambulante dienst die een ontmoetingsplaats voor kinderen-ouders en een omkadering door een professionele en neutrale derde partij ter beschikking stelt van gezinnen in een situatie van breuk, scheiding of scheiding van tafel en bed.

De ouders zijn de vader, de moeder, de grootouders of elke andere persoon die houder is van een recht tot persoonlijke betrekkingen met het kind ten gunste waarvan de dienst « Ontmoetingsruimten » tussenkomt.

Art. 21.§ 1. De diensten « Ontmoetingsruimten » hebben als opdracht : 1° het kind de normale uitoefening van het recht op persoonlijke betrekkingen mogelijk maken met de ouder waarmee het niet meer samenleeft, wanneer dit recht onderbroken werd of wanneer het moeilijk of op conflictueuze wijze verloopt;2° bij te dragen tot het creëren of herstellen van de relatie tussen het kind en de ouder waarmee het niet meer samenleeft. § 2. De onder § 1 bedoelde opdrachten worden uitgevoerd in het kader van een gerechtelijke of administratieve procedure of op verzoek van de ouders. § 3. Ze komen tot stand : 1° door ontmoetingen te regelen tussen het kind en de ouder waarmee het niet meer samenleeft;2° door de uitoefening van het recht op persoonlijke betrekkingen voor het kind en de betrokken ouders te laten omkaderen door een professionele en neutrale derde partij;3° door zijn prestaties gratis te leveren. Afdeling IX. - De centra voor coördinatie van thuisverzorging en

-diensten

Art. 22.Het centrum voor coördinatie van thuisverzorging en -diensten is een ambulante dienst die ernaar streeft elke persoon de mogelijkheid te geven zijn ziekte of zijn handicap thuis te mogen doormaken in waardigheid en in het respect van zijn vrijheid. Hij organiseert de coördinatie van de thuiszorg en de thuisdiensten. Hij bepaalt, in overleg met de behandelende geneesheer, de verstrekking van zorgen en diensten, voor de begunstigde en zijn omgeving en hij maakt een steunplan op waarvan hij de regelmatige evaluatie en coördinatie verzekert.

Art. 23.Het centrum voor coördinatie van thuisverzorging en -diensten : 1° organiseert, op verzoek van de begunstigde of van zijn vertegenwoordigers en in samenspraak met de behandelende geneesheer, het geheel van zorgen en diensten die nodig zijn voor zijn thuisblijven;2° organiseert, op verzoek van de begunstigde of van zijn vertegenwoordigers en in samenspraak met de behandelende geneesheer, het geheel van zorgen en diensten om de continuïteit van zorgen en diensten mogelijk te maken evenals een toezicht, vierentwintig uur op vierentwintig en zeven dagen op zeven, om de hospitalisering te vermijden of te verkorten.

Art. 24.§ 1. De centra voor coördinatie van thuisverzorging en -diensten maken deel uit van de geïntegreerde dienst voor thuiszorg, erkend door de Franse Gemeenschapscommissie en bedoeld in het koninklijk besluit van 8 juli 2002 tot vaststelling van de normen voor de bijzondere erkenning van geïntegreerde diensten voor thuisverzorging.

De centra voor coördinatie van thuisverzorging en -diensten maken deel uit van of werken samen met de andere diensten bedoeld in het koninklijk besluit van 8 juli 2002 tot vaststelling van de normen voor de bijzondere erkenning van geïntegreerde diensten voor thuisverzorging die actief zijn in het tweetalig Brussels Hoofdstedelijk Gewest. § 2. De door de Franse Gemeenschapscommissie erkende centra voor coördinatie van thuisverzorging en -diensten oefenen de opdrachten uit van de geïntegreerde dienst voor thuisverzorging bedoeld in de artikelen 8, lid 1, 9, 10 en lid 1 en 11 van het koninklijk besluit van 8 juli 2002 tot vaststelling van de normen voor de bijzondere erkenning van geïntegreerde diensten voor thuisverzorging die toetreden tot hun dienst. Afdeling X. - De diensten voor palliatieve verzorging en nazorg

Art. 25.De dienst palliatieve verzorging en nazorg is een ambulante dienst die gericht is op de ontwikkeling en de verbetering van de palliatieve verzorging en nazorg.

De diensten voor palliatieve verzorging en nazorg bestaan uit de interdisciplinaire hulp en bijstand die thuis of buiten de ziekenhuisomgeving verstrekt worden om beter in te spelen op de fysieke, psychische en morele behoeften van de patiënten die terminaal ziek zijn alsook van hun omgeving.

Art. 26.De dienst palliatieve verzorging en nazorg voert de volgende opdrachten of deelopdrachten uit : 1° op verzoek van de patiënt of van zijn vertegenwoordiger, in samenspraak met zijn behandelende geneesheer en onder meer het ziekenhuisteam en het coördinatiecentrum, alle zorgen en diensten thuis regelen om de continuïteit van de zorgen en diensten te verzekeren, alsook de bewaking vierentwintig uur op vierentwintig, zeven dagen op zeven;2° in nauwe samenwerking met de behandelende geneesheer en het coördinatiecentrum, palliatieve zorgen en nazorg regelen en verstrekken;3° in nauwe samenwerking met de behandelende geneesheer, psychosociale en psychiatrische opvang verzekeren die een terminale patiënt behoeft alsook de ondersteuning van zijn omgeving;4° de theoretische of praktische opleiding, de voortgezette opleiding off het toezicht van de beroepsmensen of vrijwilligers die niet tot de dienst behoren en de terminale patiënten en hun omgeving moeten behandelen of ondersteunen, ingang doen vinden en verzekeren. Afdeling XI. - De diensten voor thuishulp

Art. 27.De dienst voor thuishulp is een ambulante dienst die instaat voor de bevordering van het houden thuis en de terugkeer naar huis en die zo lang mogelijk de begeleiding en de hulp bij handelingen van het dagelijks leven verzekert bij alleenstaanden, bejaarden, gehandicapten, zieken en gezinnen in moeilijkheden.

Art. 28.De dienst voor thuishulp voert de volgende opdrachten uit : 1° de begunstigden de mogelijkheid geven thuis beter te leven, hen de kans geven hun autonomie te verwerven en te vrijwaren, met de steun van gezins- en bejaardenhelpers en poetshulpen, in overleg met de familie en onmiddellijke omgeving en, in voorkomend geval, met andere professionele interveniënten.2° de hulp in de eerste plaats verlenen aan diegenen die er het meeste behoefte aan hebben en die op financieel en sociaal vlak en op het vlak van de fysieke en psychische gezondheid het meest achtergesteld zijn.

Art. 29.§ 1. De gezins- of bejaardenhelper is een polyvalente professional. Hij assisteert en helpt de begunstigden bij de realisatie van de dagdagelijkse taken. Hij voorkomt met name gevaar dat de begunstigde of zijn omgeving bedreigt. Hij voert een overleg-actie met de begunstigde en zijn collega's en werkt samen met alle medico-sociale actoren die de begunstigde omringen. § 2. De poetshulp staat in voor het onderhoud van de kamers van de woning van de begunstigde en voert punctuele taken uit met het akkoord van de teamverantwoordelijke. Hij werkt in overleg met zijn collega's en de begunstigde. Hij brengt de dienst op de hoogte van elke evolutie op financieel vlak e nop dat van de fysieke en psychische gezondheid die hij bij de begunstigde vaststelt. Afdeling XII. - De centra voor teleonthaal

Art. 30.Het centrum voor teleonthaal is een ambulante dienst die, via de telefoon, in alle anonimiteit en geheimhouding van het gesprek, hulp biedt aan elke persoon die in een crisissituatie of psychologische nood verkeert.

Art. 31.Het centrum voor teleonthaal voert de volgende opdrachten uit : 1° vierentwintig uur op vierentwintig en alle dagen van het jaar een teleonthaal organiseren en, in voorkomend geval, een oriëntatie die het best beantwoordt aan de situatie of aan de moeilijkheden die aan de oorsprong van de oproep hebben gelegen;2° telefonisch toegankelijk zijn voor de bevolking;3° de supervisie van de activiteit van de operatoren verzekeren. TITEL II. - Erkenning, normen, toelagen, toezicht en inspectie HOOFDSTUK I. - Erkenningsvoorwaarden Afdeling I. - Algemene erkenningsvoorwaarden

Art. 32.Het College maakt, na advies van de Adviesraad, een programmering op waarin een aantal diensten per sector zijn opgenomen, rekening houdend met het bestaand aanbod en de behoeften die werden vastgesteld vanuit sociologische, geografische, epidemiologische en socio-economische hoek.

In het kader van die programmering stelt het College het aantal nieuwe diensten vast die het per sector mag erkennen. Het College kan ook de teams van de erkende ambulante diensten versterken.

Het College deelt de programmering mede aan de Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie.

Art. 33.Om te worden erkend, voldoet de ambulante dienst aan de volgende voorwaarden : 1° opgericht zijn onder de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk, waarvan het maatschappelijk doel overeenstemt met de sector waarvoor hij de erkenning aanvraagt;2° zijn activiteiten hoofdzakelijk uitoefenen op het Brussels Hoofdstedelijk grondgebied;3° onder de teamleden een persoon aanduiden die belast is met de algemene coördinatie van de ambulante dienst;4° voor iedereen toegankelijk zijn en zijn opdrachten zonder de minste discriminatie vervullen;5° de deontologische regels en het beroepsgeheim die van kracht zijn in de sector waarvan hij deel uitmaakt, naleven;6° de vertrouwelijkheid in de organisatie van zijn lokalen garanderen;7° stappen ondernemen voor een kwalitatieve evaluatie overeenkomstig Titel IV;8° de sectorale erkenningsvoorwaarden en de erkenningsnormen eerbiedigen;9° een verzekeringscontract sluiten voor civielrechtelijke en beroepsaansprakelijkheid;10° een verzekeringscontract sluiten voor de aansprakelijkheid van de bestuurders. Afdeling II. - Sectorale erkenningsvoorwaarden

Onderafdeling I. - Erkenningsvoorwaarden voor de diensten voor geestelijke gezondheid

Art. 34.§ 1. Om als dienst voor geestelijke gezondheid erkend te worden, omvat de dienst een pluridisciplinair team dat minstens de volgende functies verzekert : 1° de psychiatrische functie;2° de psychologische functie;3° de sociale functie;4° de opvang- en secretariaatsfunctie. Om die functies te verzekeren, omvat de dienst een minimaal team dat prestaties verzekert die minstens overeenstemmen met een voltijds arbeidsequivalent voor elke van de onder 1°, 2°, 3° en 4° bedoelde functies; § 2. Het minimaal team is samengesteld uit werknemers die door de dienst voor geestelijke gezondheid in dienst genomen zijn voor prestaties die minstens overeenstemmen met een voltijds arbeidsequivalent; § 3. Daarenboven mag de dienst een pluridisciplinair team omvatten dat gespecialiseerd is in de opvang van kinderen en adolescenten, dat minstens de pedopsychiatrische, psychologische en sociale functies verzekert. Om elke van die functies te verzekeren, is dit team samengesteld uit personen die prestaties verzekeren die minstens overeenstemmen met een voltijds arbeidsequivalent voor de pedopsychiatrische functie en met een 3/43 voltijds arbeidsequivalent voor de psychologische en de sociale functie; § 4. Het team mag eveneens aanvullende functies vervullen, met name op het vlak van de geneeskunde, verpleegzorgen, pedagogie, sociologie, criminologie, psychomotoriek, logopedie, ergotherapie. Die aanvullende functies zijn rechtstreeks gelinkt aan de activiteiten die de dienst voor geestelijke gezondheid uitoefent in het kader van zijn algemene opdrachten en, in voorkomend geval, van zijn specifieke projecten.

Art. 35.§ 1. De dienst voor geestelijke gezondheid is zodanig gelegen dat hij optimaal beantwoordt aan de belangen van de patiënten en de bevolking die hij bedient. Hij zorgt ervoor gemakkelijk bereikbaar te zijn. § 2. De dienst voor geestelijke gezondheid organiseert een opvang-permanentie. § 3. Om de opvang van de patiënten te verzekeren organiseert hij eveneens, mits hun instemming, hun opvang thuis, in hun woon-of verblijfplaats of op enige andere plaats.

Onderafdeling II. - Erkenningsvoorwaarden van de diensten die actief zijn op het vlak van de toxicomanie

Art. 36.Om erkend te worden als dienst die actief is op het vlak van de toxicomanie, oefent de dienst minstens twee onder de artikelen 7 en 8 bedoelde opdrachten uit, waarvan er minstens één algemeen is.

Art. 37.§ 1. Om erkend te worden als dienst die actief is op het vlak van de toxicomanie, omvat de dienst een team van minimum een halftijdse kracht per erkende opdracht; § 2. Het minimaal team is samengesteld uit werknemers die door de dienst in dienst genomen zijn voor prestaties die minstens overeenstemmen met een voltijds arbeidsequivalent; § 3. Het team mag eveneens aanvullende functies vervullen die rechtstreeks gelinkt zijn aan de activiteiten die uitgeoefend worden door de dienst die actief is op het vlak van de toxicomanie in het kader van zijn algemene en bijzondere opdrachten.

Onderafdeling III. - Erkenningsvoorwaarden van de centra voor globale sociale actie

Art. 38.Om erkend te worden als centrum voor globale sociale actie, voldoet het centrum aan de volgende voorwaarden : 1° onverminderd de bepalingen voorzien in artikel 40, een permanentie van eerste opvang verzekeren;2° samenwerken met de erkende centra voor globale sociale actie, overeenkomstig artikel 11.Het College bepaalt de voorwaarden van de onderlinge samenwerking tussen de centra.

Art. 39.Om als centrum voor globale sociale actie erkend te worden, omvat het centrum een minimum-team van twee voltijdse equivalenten professionals die de sociale functie uitoefenen en een halftijdse equivalent die de administratieve functie invult. Een van de professionals die de sociale functie vervult heeft de verantwoordelijkheid over de algemene coördinatie. De arbeidstijd die verbonden is aan de algemene coördinatie en de arbeidstijd voor de administratieve functie zijn gekoppeld aan de arbeidstijd van de sociale functie en nemen toe volgens de door het College vastgestelde modaliteiten.

Art. 40.Naargelang de in het aanvraagdossier om erkenning gemotiveerde noodzaken, kan het College het bestaan toelaten van een of meerdere antennes voor eenzelfde centrum voor globale sociale actie op voorwaarde dat de aan de globale sociale actie en de permanentie voor eerste opvang er verzekerd worden door een professional die gekwalificeerd is om de sociale functie te verzekeren.

Onderafdeling IV. - Erkenningsvoorwaarden voor de centra voor gezinsplanning

Art. 41.§ 1. Om als centrum voor gezinsplanning erkend te worden, beschikt het centrum over een pluridisciplinair team. Elk team verzekert minstens de volgende functies : 1° opvang;2° medisch en gynaecologisch;3° psychologisch;4° sociaal;5° juridisch;6° administratief. Daarnaast kan het centrum ook nog de volgende functies uitoefenen : seksuologisch, huwelijksadvies, gezinsbemiddeling. § 2. De opdrachten inzake opvang en preventie worden uitgeoefend door personen die houder zijn van de diploma's die vereist zijn om de in § 1 vermelde functies uit te oefenen, uitgezonderd de administratieve functie. § 3. De preventie-activiteiten kunnen aan externe personen worden toevertrouwd waarop het centrum een beroep doet wegens hun kwaliteiten als specialist.

Art. 42.Om de opdrachten te verzekeren die voorzien zijn in artikel 13 van het decreet en in artikel 41, § 1 van het decreet, omvat het personeelskader dat het basis pluridisciplinair team vormt minstens : 1° een geneesheer (M/V) waarvan het dagelijks arbeidsvolume minstens nul zestien voltijds equivalent is;2° een psycholoog of een psychiater (M/V) à rato van minstens nul zestien voltijds equivalent;3° een maatschappelijk assistent of verpleger maatschappelijk gegradueerde (M/V) à rato van minstens nul zestien voltijds equivalent;4° een jurist (M/V) à rato van minstens nul zestien voltijds equivalent;5° een administratieve kracht minstens halftijds; Het kader kan daarnaast ook nog bestaan uit : 1° een seksuoloog à rato van minstens nul zestien voltijds equivalent;2° een huwelijksconsulent met een graduaat in huwelijks- en gezinsadvies à rato van minstens nul zestien voltijds equivalent; Onderafdeling V. - Erkenningsvoorwaarden voor de medische huizen

Art. 43.Om als medisch huis erkend te worden omvat de dienst een pluridisciplinair team van minstens twee huisartsen, personeel voor de opvang en het secretariaat en paramedisch of sociaal personeel. De hoofdactiviteit van de dienst ontplooit zich in het kader van de ontwikkeling van de geïntegreerde gezondheidszorgen.

Art. 44.Het minimumkader omvat een voltijdse equivalent voor de opvangfunctie en een halftijdse equivalent voor de gemeenschappelijke gezondheidsfunctie.

Art. 45.De dienst verzekert de samenwerking van de sociale en psychotherapeutische werknemers.

Onderafdeling VI. - Erkenningsvoorwaarden voor de diensten voor schuldbemiddeling

Art. 46.In afwijking op artikel 33, 1°, mag de dienst voor schuldbemiddeling georganiseerd worden door een publiekrechtelijk rechtspersoon die zijn activiteiten uitoefent in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Art. 47.Om als dienst voor schuldbemiddeling erkend te worden : 1° wijst de dienst een minstens een maatschappelijk assistent toe aan de schuldbemiddeling die over een gespecialiseerde opleiding of beroepservaring beschikt;2° rechtvaardigt de dienst de tewerkstelling van een jurist met een gespecialiseerde opleiding of beroepservaring in de schuldbemiddeling, of sluit hij een overeenkomst met een jurist die minstens aan een van die twee voorwaarden voldoet of sluit hij ook nog een overeenkomst met de Franse orde der Advocaten aan de Brusselse Balie.3° moet het maatschappelijk doel of de wettelijke opdracht van de dienst bestaan uit de bijstand aan personen in moeilijkheden.

Art. 48.Aan de volgende voorwaarden moet te allen tijde voldaan zijn : 1° de eerbaarheid en de onbaatzuchtigheid van de verantwoordelijke van de mandatarissen, van de beambten en van het personeel van de dienst voor schuldbemiddeling;2° de voorzitter, de bestuurder, de directeur of de mandataris mogen geen gevangenisstraf van minstens een maand, zelfs met uitstel, hebben opgelopen zonder eerherstel, voor een overtreding voorzien in het koninklijk besluit nr.22 van 24 oktober 1934 betreffende het rechterlijk verbod aan bepaalde veroordeelden en gefailleerden om bepaalde ambten, beroepen of werkzaamheden uit te oefenen of waarbij aan de rechtbanken van koophandel de bevoegdheid wordt toegekend dergelijk verbod uit te spreken; 3° de dienst voor schuldbemiddeling geniet een voldoende onafhankelijkheid tegenover de begunstigden en mag geen activiteit uitoefenen van lener of kredietbemiddelaar onderworpen aan de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet. Onderafdeling VII. - Erkenningsvoorwaarden diensten voor forensisch welzijnswerk

Art. 49.Om als dienst voor forensisch welzijnswerk erkend te worden, vervult de dienst alle opdrachten bedoeld in artikel 19, § 1 en § 2 of in artikel 19, § 1 en § 4.

De in artikel 19 bedoelde opdrachten kunnen beperkt worden tot de slachtoffers van specifieke categorieën overtredingen of van overtreding betitelde feiten.

In dat laatste geval kan het College een of verschillende diensten toelating geven om de in artikel 19, 2, 2° niet te moeten uitvoeren.

Het erkenningsbesluit preciseert de opdrachten waarvoor de dienst voor forensisch welzijnswerk erkend is en, in voorkomend geval, de beperkingen inzake categorieën overtredingen.

Art. 50.§ 1. Om de in artikel 19 voorziene opdrachten te vervullen beschikt de dienst voor forensisch welzijnswerk minstens over 1,5 voltijdse equivalent voor de bezoldigde niet-administratieve functie, waarvan minstens een halftijds equivalent voor de psychologische functie en een halftijds equivalent voor de sociale functie. § 2. Wanneer hij gelijktijdig beschikt over een erkenning betreffende de in artikel 19, § 2 en in artikel 19, § 4, bedoelde opdrachten, oefent hij die twee groepen opdrachten uit in onderscheiden plaatsen of op onderscheiden ogenblikken.

Onder VIII Erkenningsvoorwaarden voor de diensten « Ontmoetingsruimten »

Art. 51.Om als « Ontmoetingsruimte » erkend te worden : 1° vervult de dienst, op exclusieve wijze, alle in artikel 21 bedoelde opdrachten uit;2° beschikt hij over gekwalificeerd personeel en een coördinator die de activiteiten van de dienst « Ontmoetingsruimte » organiseert, in overleg met de personeelsleden en een door het College vastgesteld personeelskader.Dit kader omvat minstens een basisteam van twee voltijdse equivalent waaronder : a) minimum een universitair voltijdse equivalent waarvan minstens een halftijds equivalent voor de psychologische of gelijkgestelde functie;b) minimum een gegradueerde voltijdse equivalent;c) maximum een administratief halftijds equivalent;d) een onder de punten a) of b) bedoeld lid van het basisteam vervult de functie van coördinator à rato van een halftijds equivalent;3° verbindt hij zich ertoe het door het College opgemaakt deontologisch handvest te eerbiedigen;4° beschikt hij over een huishoudelijk reglement waarin minstens de rechten en plichten van de personeelsleden en van de begunstigden gepreciseerd zijn. Onderafdeling IX. - Erkenningsvoorwaarden voor de voor de centra voor coördinatie van thuisverzorging en -diensten

Art. 52.§ 1. Om als centrum voor coördinatie van thuisverzorging - en diensten erkend te worden in het kader van de in artikel 23, 1° bedoelde opdracht, verzekert de dienst, voor elke begunstigde : 1° de coördinatie van de drie volgende diensten en dit, zeven dagen op zeven : a) hulp bij de dagelijkse handelingen, door een erkende dienst zoals de diensten voor gezins- en bejaardenhulp;b) verpleegkundige zorgen thuis;c) verdeling van maaltijden thuis.2° de coördinatie van alle nodige diensten voor het thuisblijven : a) sociale begeleiding dor een erkende dienst;b) kinesitherapie;c) uitlenen van materieel;d) logopedie;e) ergotherapie;f) podologie;g) telebewaking;h) psychologische steun;i) tandverzorging;j) coiffure § 2.Het coördinatiecentrum organiseert een wachtdienst waardoor het kan beantwoorden aan de noodoproepen van de begunstigden en dit, vierentwintig uur op vierentwintig en zeven dagen op zeven.

Art. 53.Om erkend te worden als coördinatiecentrum in het kader van de in artikel 23, 2° bedoelde opdracht, organiseert de dienst : 1° in functie van de intensiteit van de nodige hulp, de voornaamste in voorgaand artikel, § 1, 1° bedoelde diensten, die hij dagelijks aanpast;2° een wacht- en bewakingssysteem, vierentwintig uur op vierentwintig en zeven dagen op zeven, waarbij hij voortdurend toegang heeft tot de coördinatiedossiers van de patiënten en waarbij hij binnen het uur een dringende interventie organiseert door verpleegkundig personeel.

Art. 54.er worden 3 categorieën coördinatiecentra voor thuisverzorging en -diensten ingevoerd, in functie van : 1° de opdrachten : a) het coördinatiecentrum categorie 1 vervult de in artikel 23, 1° bedoelde opdracht;b) het coördinatiecentrum categorie 2 of 3 vervult de twee in artikel 23, 1° en 2° bedoelde opdrachten;2° het aantal actieve coördinatiedossiers : Het College bepaalt, na advies van de Adviesraad, het aantal actieve coördinatiedossiers dat nodig is per categorie, evenals de criteria voor de beoordeling van het belang van de rond de begunstigde georganiseerde coördinatie.3° de organisatie van het centrum en van het gebruikte type wachtdienst : a) Het coördinatiecentrum categorie 1 of 2 kan hetzij : 1) zelf, geheel of gedeeltelijk, voornoemde zorgen en diensten verstrekken;2) samenwerken met de zorgen- of dienstenverstrekkers.Deze mogen zelfstandige verstrekkers zijn of verstrekkers die gegroepeerd zijn in een groepering. Het College bepaalt de samenwerkingsmodaliteiten met de verstrekkers. b) Het coördinatiecentrum categorie 3 is een geïntegreerd coördinatiecentrum dat : 1) samen met de voornaamste in artikel 52, § 1, 1° bedoelde diensten, een technische bedrijfseenheid vormt in de zin van artikel 50, 3 van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers tijdens de uitoefening van hun werk;2) een wachtdienst organiseert waardoor het een permanentie kan organiseren, vierentwintig uur op vierentwintig en zeven dagen op zeven, in zijn lokalen en met daartoe toereikend coördinatiepersoneel.

Art. 55.§ 1. Om zijn opdrachten te vervullen, beschikt het coördinatiecentrum minimum over een voltijdse bediende voor de coördinatie, hierna de Coördinator genoemd.

Het coördinatiecentrum mag eveneens over administratief en directiepersoneel beschikken. § 2. Het College bepaalt het betoelaagd personeel in elke categorie evenals de categorieën coördinatiecentra die administratief en directiepersoneel genieten.

Art. 56.Het coördinatiecentrum : 1° houdt een coördinatiedossier voor elke begunstigde bij.De inhoud van dit dossier is toegankelijk voor het personeel dat de zorgen en diensten verstrekt en waarvan het coördinatiecentrum de activiteit coördineert. 2° maakt een verbindingsfiche op in de verblijfplaats van de begunstigde.Deze fiche bevat geen enkel gegeven dat door het medisch geheim gedekt is.

Het College bepaalt de minimuminhoud van het coördinatiedossier en van de verbindingsfiche.

Art. 57.Het coördinatiecentrum organiseert de overdracht van de informatie, met name door werkvergaderingen die gewijd zijn aan de uitvoering van het hulpplan zodat de verschillende verstrekkers alle, voor de uitvoering ervan nuttige informatie zouden kunnen uitwisselen.

Onderafdeling X. - Erkenningsvoorwaarden voor de diensten voor palliatieve verzorging en nazorg

Art. 58.§ 1. Om, in het kader van de in artikel 26, § 1° bedoelde opdracht, erkend te worden als dienst voor palliatieve verzorging en nazorg, organiseert en verstrekt de dienst dagelijks, in functie van de intensiteit van de nodige steun, de volgende diensten : 1° verpleegkundige zorgen;2° een wacht- en bewakingssysteem, vierentwintig uur op vierentwintig en zeven dagen op zeven, waardoor binnen het uur een dringende en aan de situatie aangepaste interventie mogelijk is; de dienst voor palliatieve verzorging en nazorg beschikt minstens, binnen zijn team, over verpleegkundig personeel en werkt samen met een referentiegeneesheer die een specifieke opleiding in palliatieve zorgen heeft gekregen. § 2. Om de opdrachten bedoeld in artikel 26, 2° en 3° te kunnen vervullen, moet de dienst palliatieve verzorging en nazorg zijn patiënten zeven dagen op zeven kunnen opvangen, naargelang hun behoeften. § 3. Om de opdrachten bedoeld in artikel 26, 2° en 3° te kunnen vervullen beschikt de dienst palliatieve verzorging en nazorg over minstens werknemer die houder is van een psycho-medico-sociale kwalificatie.

Art. 59.De dienst palliatieve verzorging en nazorg organiseert vergaderingen waarop externe personen die aan de verzorging van de patiënten deelnemen, uitgenodigd worden.

Art. 60.Er worden 5 categorieën diensten palliatieve verzorging en nazorg ingevoerd, in functie van het aantal en van het type vervulde opdrachten : 1° De dienst categorie 1 voert de in artikel 26, 4° bedoelde opdracht uit;2° De dienst categorie 2 voert de in artikel 26, 3° en 4° bedoelde opdrachten uit;3° De dienst categorie 3 voert de in artikel 26, 2° en 3° bedoelde opdrachten uit;4° De dienst categorie 4 voert de in artikel 26, 1° bedoelde opdracht uit;5° De dienst categorie 5 voert alle, in artikel 26 bedoelde opdrachten uit. Onderafdeling XI. - Erkenningsvoorwaarden voor de diensten voor thuishulp

Art. 61.Om erkend te worden als dienst voor thuishulp : 1° stelt de dienst, voltijds en op permanente wijze, minstens vijf gezinshelpers te werk die houder zijn van het in artikel 132 bedoeld inschrijvingsbewijs.Een voltijdse betrekking mag vervangen worden door meerdere deeltijdse betrekkingen, op voorwaarde dat de som van deze laatsten minstens overeenstemmen met een voltijdse betrekking. 2° past de dienst hun respectieve, zoals door het College vastgestelde statuten op de gezinshelpers en huishoudhulp toe;3° stelt de dienst, voor minstens 1/4c-tijds en met een arbeidscontract, een teamverantwoordelijke tewerk, met een opleiding van maatschappelijk assistent of gelijkgeschakeld, voor de vijf voltijdse gezins-, bejaarden- of huishoudhelpers;4° stelt hij, voor diensten met meer dan honderd gezins-, bejaarden- of huishoudhelpers, een directeur aan die de functie van algemeen coördinator vervult. Onderafdeling XII. - Erkenningsvoorwaarden voor de centra voor teleonthaal

Art. 62.Om als centrum voor teleonthaal erkend te worden, beschikt het centrum over een handvest waarin de wederzijdse rechten en plichten van het centrum en de luisteraars vastgelegd zijn, waarbij uitdrukkelijk vermeld staat dat het adres van het centrum, de naam van de luisteraar en zijn diensttijden niet verspreid mogen worden.

Art. 63.het minimumkader is samengesteld uit : 1° drie voltijdse equivalenten waaronder een functie van directeur die instaat voor de algemene coördinatie, een verantwoordelijke en een secretariaatsfunctie, wanneer het centrum een beroep doet op meer dan zestig vrijwillige medewerkers;2° anderhalve voltijdse equivalent waaronder een verantwoordelijke voor de opleiding en een secretaris wanneer het centrum er tussen de veertig en de zestig in dienst heeft;3° een halftijdse equivalent die verantwoordelijk is voor de opleiding wanneer het centrum een beroep doet op minder dan veertig vrijwilligers. HOOFDSTUK II. - Erkenningsprocedure Afdeling I. - Erkenningsaanvraag

Art. 64.§ 1. De ambulante dienst dient een aanvraag om erkenning in bij het College.

Het College bepaalt de modaliteiten voor de indiening van die aanvraag.

Deze aanvraag om erkenning is vergezeld van een nota waarin gepreciseerd wordt hoe de dienst beantwoordt of overweegt te beantwoorden aan de opdrachten waarvoor hij om een erkenning vraagt en waarin hij zich ertoe verbindt de sectorale erkenningsvoorwaarden en de erkenningsnormen na te leven. § 2. De volgende documenten worden bij de aanvraag om erkenning bijgevoegd : 1° de naam van de vereniging zonder winstoogmerk;2° de naam van de ambulante dienst;3° het ondernemingsnummer;4° het nummer van de bankrekening;5° de naam van de persoon die ertoe gemachtigd is de vereniging zonder winstoogmerk te vertegenwoordigen en het bewijs van zijn aanstelling overeenkomstig de statutaire bepalingen;6° het adres van de activiteitenzetel(s);7° de naam van de met de algemene coördinatie belaste persoon en het bewijs van zijn mandaat;8° een document dat aantoont dat de dienst het vruchtgebruik van de lokalen heeft;9° een attest tot staving van de aansprakelijkheidsverzekering van de bestuurders;10° een attest van de verzekeringspolis dat de burgerlijke beroepsaansprakelijkheid van de dienst gedekt is;11° een voorbegroting van de ambulante dienst met vermelding van alle verkregen of gevraagde openbare toelagen;12° de samenstelling van het team, aanwezig en gevraagd, met de functies, kwalificaties en arbeidstijd. § 3. De aanvraag wordt ontvankelijk verklaard wanneer zij alle hogerop bedoelde documenten bevat, die oprecht en conform verklaard zijn, en wanneer zij ondertekend zijn door de persoon die ertoe gemachtigd is om de vereniging zonder winstoogmerk te vertegenwoordigen.

Art. 65.Wanneer de aanvraag ontvankelijk verklaard is, laat het College overgaan tot het onderzoek ervan en tot een inspectie binnen een termijn van drie maanden.

Art. 66.Het College legt vervolgens het onderzocht dossier voor advies voor aan de Adviesraad.

De Adviesraad brengt zijn advies uit binnen de drie maanden vanaf de aanhangigmaking.

Art. 67.De Adviesraad brengt de aanvrager op de hoogte van de datum waarop zijn dossier geanalyseerd is en nodigt hem uit om zijn project te komen voorstellen.

Art. 68.De Adviesraad brengt zijn advies uit ongeacht het gevolg dat door de aanvrager gegeven werd op de uitnodiging om zijn project te komen voorstellen.

Art. 69.Na advies van de Adviesraad, of bij ontstentenis van advies binnen de voorgeschreven termijn, doet het College uitspraak over de aanvraag om erkenning en geeft kennis van zijn beslissing tot voorlopige toekenning of weigering van erkenning aan de aanvrager. Afdeling II. - Voorlopige erkenning

Art. 70.Het College kent een voorlopige erkenning toe voor de duur van twee jaar, die maximum eenmaal kan verlengd worden. De beslissing van het College tot voorlopige toekenning van de erkenning preciseert de opdrachten waarvoor de ambulante dienst voorlopig erkend is en, behalve voor de diensten voor thuishulp, de samenstelling van het betoelaagd team.

Art. 71.Tijdens de periode van de voorlopige erkenning, laat het College overgaan tot een inspectie en bepaalt het of de ambulante dienst aan de erkenningsvoorwaarden en -normen beantwoordt. Afdeling III. - Toekenning en weigering van erkenning

Art. 72.Zes maanden voor het verstrijken van de voorlopige erkenning laat het College de in artikel 64, § 2 bedoelde documenten actualiseren. Het legt een met redenen omkleed voorstel tot erkenning, tot weigering of tot hernieuwing van de voorlopige erkenning van de ambulante dienst voor advies voor aan de Adviesraad. Deze geeft zijn advies binnen een termijn van maximum drie maanden vanaf de datum van de aanhangigmaking. Zolang het College niet beslist heeft over de toekenning of de weigering van erkenning of over de hernieuwing van de voorlopige erkenning, behoudt de ambulante dienst zijn voorlopige erkenning.

Art. 73.Wanneer er wordt voorgesteld de erkenning te weigeren, brengt de Adviesraad de persoon die ertoe gemachtigd is de vereniging zonder winstoogmerk te vertegenwoordigen op de hoogte van de datum waarop het voorstel wordt onderzocht en nodigt hij hem uit zijn opmerkingen te laten gelden.

Art. 74.De Adviesraad brengt zijn advies uit ongeacht het gevolg dat door de aanvrager gegeven werd op de uitnodiging om zijn opmerkingen te laten gelden.

Art. 75.Na advies van de Adviesraad, of bij ontstentenis van advies binnen de voorgeschreven termijn, wordt kennis gegeven van de beslissing van het College over de erkenning, de geweigerde erkenning of de hernieuwing van de voorlopige erkenning aan de aanvrager.

Art. 76.De beslissing van het College tot toekenning van de erkenning preciseert de opdrachten waarvoor de ambulante dienst erkend wordt en, behalve voor de diensten voor thuishulp, de samenstelling van het betoelaagd team. Afdeling IV. - Wijziging van erkenning

Art. 77.In geval van wijziging van de naam van de vereniging zonder winstoogmerk, van het adres van de activiteitenzetel(s), van de opdrachten, van de manier waarop zij worden uitgevoerd of van het erkend kader, dient de dienst een aanvraag om wijziging van erkenning in.

Art. 78.De aanvraag om wijziging van erkenning wordt onderzocht volgens de regels die van toepassing zijn om de aanvraag om erkenning; enkel de in artikel 64, § 2 bedoelde documenten die gewijzigd werden, moeten aan het College worden overgemaakt. Afdeling V. - Intrekking van erkenning of gedwongen wijziging van

erkenning

Art. 79.Wanneer de erkenningsvoorwaarden of -normen niet meer nageleefd zijn, of wanneer de ambulante dienst niet meer alle, in de beslissing tot toekenning van de erkenning gepreciseerde opdrachten vervult, richt het College een met redenen omklede ingebrekestelling aan de ambulante dienst. De werknemers moeten hiervan onmiddellijk op de hoogte gebracht worden door de dienst. Het College bepaalt de termijn waarin de ambulante dienst zich moet conformeren aan zijn erkenning. Het College kan de ambulante dienst een voorstel van gedwongen wijziging van erkenning doen.

Art. 80.Na verloop van die termijn, legt het College het dossier voor aan de Adviesraad. Deze brengt zijn advies uit binnen de drie maanden na de aanhangigmaking.

Art. 81.De Adviesraad brengt de persoon die ertoe gemachtigd is de vereniging zonder winstoogmerk te vertegenwoordigen op de hoogte van de datum waarop zijn dossier geanalyseerd wordt en nodigt hem uit zijn opmerkingen te laten gelden en zich voor hem aan te bieden.

Art. 82.De Adviesraad brengt zijn advies uit, ongeacht het gevolg dat door de vereniging zonder winstoogmerk gegeven werd aan de uitnodiging om haar opmerkingen te laten gelden.

Art. 83.De beslissing van het College houdende intrekking van erkenning of voorstel van gedwongen wijziging van erkenning, wordt aan de dienst overgemaakt per bij de post aangetekend schrijven tegen ontvangstbewijs.

Art. 84.§ 1. De beslissing van het College houdende intrekking van erkenning houdt de intrekking van de toelage van de betrokken dienst in binnen een termijn van minimum drie maanden vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de kennisgeving. De ambulante dienst is ertoe gehouden, zodra hij de kennisgeving van het College ontvangen heeft, de begunstigden van de dienst en de teamleden op de hoogte te brengen van de beslissing tot intrekking van de erkenning. § 2. De beslissing van het College houdende gedwongen wijziging van de erkenning houdt de wijziging in van de toelage van de betrokken dienst binnen een termijn van minimum drie maanden vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de kennisgeving.

Art. 85.De vermelding erkenning wordt geschrapt in alle documenten, affiches en publicaties vanaf de datum van de intrekking van de erkenning.

Art. 86.Met hun akkoord worden de begunstigden naar een andere ambulante dienst georiënteerd en hun individueel dossier wordt aan die dienst overgemaakt. Afdeling VI. - Intrekking van erkenning om dringende redenen

Art. 87.Wanneer dringende redenen het rechtvaardigen kan het College, per gemotiveerde beslissing en ten voorlopige titel, de dringende intrekking van de erkenning van een ambulante dienst bevelen.

Art. 88.Het brengt de ambulante dienst hiervan op de hoogte die onmiddellijk elke erkende activiteit stopzet. De Adviesraad wordt hiervan gelijktijdig op de hoogte gebracht.

Art. 89.Het College brengt de persoon die ertoe gemachtigd is de ambulante dienst te vertegenwoordigen onverwijld op de hoogte van de datum waarop zijn dossier geanalyseerd wordt en nodigt hem uit zijn opmerkingen te laten gelden en zich voor hem aan te bieden.

Art. 90.Het College beslist definitief over de intrekking van erkenning, ongeacht het gevolg dat gegeven werd aan de uitnodiging om voor hem te verschijnen.

Art. 91.Bij intrekking van de erkenning, houdt de beslissing de intrekking van de toelage in binnen een termijn van drie maanden vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de kennisgeving ervan aan de betrokken ambulante dienst.

Art. 92.De ambulante dienst is ertoe gehouden de beslissing tot intrekking van erkenning om dringende redenen aan de begunstigden van de dienst een aan de teamleden mede te delen zodra de kennisgeving ervan gebeurd is. De vermelding erkenning wordt geschrapt in alle documenten, affiches en publicaties vanaf de datum van de intrekking van de erkenning.

Art. 93.Met hun akkoord worden de begunstigden naar een andere ambulante dienst georiënteerd en hun individueel dossier wordt aan die dienst overgemaakt. Afdeling VII. - Vrijwillige sluiting

Art. 94.Wanneer een ambulante dienst beslist zijn activiteiten stop te zetten, deelt hij deze beslissing drie maanden voordat ze uitwerking heeft aan het College mede. De dienst is ertoe gehouden zijn beslissing tot sluiting mede te delen aan zijn gebruikers en aan de teamleden.

Art. 95.Kopie van deze beslissing wordt gedurende zes maanden en op een zichtbare plaats aangebracht in de plaats van het paneel waarop de erkenning vermeld stond.

Art. 96.Met hun akkoord worden de begunstigden naar een andere ambulante dienst georiënteerd en hun individueel dossier wordt aan die dienst overgemaakt. HOOFDSTUK III. - Normen en bepalingen Afdeling I. - Algemene normen en bepalingen

Onderafdeling I. - Algemene werkingsnormen

Art. 97.Behoudens tegengestelde sectorale bepalingen wordt, voor elk lid van de erkende ploeg, een dossier samengesteld. Het omvat een kopie van zijn diploma, het contract met aanhangsels, in voorkomend geval de kwalificatie-afwijking, evenals de attesten die zijn anciënniteit aantonen.

Het College bepaalt de modaliteiten en de procedures voor de overdracht van stukken uit dit dossier die nodig zijn voor de berekening van de toelage.

Art. 98.De ambulante dienst organiseert minstens één keer per maand teamvergaderingen. Deze vergaderingen zijn bedoeld voor de uitwisseling van informatie en de bespreking van het werk van de ambulante dienst. De processen-verbaal van die vergaderingen worden minstens vijf jaar bijgehouden.

Art. 99.§ 1. De opdrachten worden ten kosteloze titel uitgevoerd, behalve in de sectoren waar het College het maximumbedrag van de financiële bijdragen bepaalt die door de ambulante dienst aan de begunstigden gevraagd kunnen worden. § 2. De dienst vraagt een financiële tussenkomst voor de raadplegingen, rekening houdend met de sociale context en de economische situatie van de begunstigden. Er kunnen gratis consultaties gegeven worden. § 3. De dienst brengt, vóór elke tussenkomst, de begunstigde op de hoogte van het toepasselijk tarief. § 4. De door de begunstigden aan de ambulante dienst in het kader van zijn opdrachten verschuldigde financiële bijdragen op op gecentraliseerde wijze geïnd.

Art. 100.Het College bepaalt, per sector, het minimumaantal openingsuren of de prestatie-periodes van de ambulante diensten, de organisatie-voorwaarden van de opvangpermanentie, het informatiesysteem voor het publiek buiten die uren en het wachtsysteem.

Art. 101.§ 1. De ambulante dienst houdt, voor elke begunstigde, een individueel dossier bij dat de gegevens moet bevatten die nodig zijn voor de individuele of familiale opvolging van de begunstigde. Deze dossiers worden bewaard, geklasseerd en geïnventariseerd, beschut tegen elke indiscretie. § 2. De ambulante dienst bewaart, in een register, de inventaris van de activiteiten inzake opleiding, informatie en preventie en, in voorkomend geval, van de specifieke projecten die hij ontwikkelt.

Art. 102.De ambulante dienst houdt een administratief dossier ter beschikking van het College. Het College bepaalt de inhoud en de modaliteiten voor de overdracht van dit dossier.

Art. 103.Voor de prestaties die onder de ziekte- en invaliditeitsverzekering vallen, maakt de ambulante dienst zorgverstrekkingsattesten op op zijn naam.

Art. 104.Uiterlijk op 30 juni maakt de ambulante dienst een door de algemene vergadering van de dienst goedgekeurd jaarverslag over. De inhoud van dat verslag wordt bepaald door het College, na advies van de Adviesraad.

Art. 105.Het College bepaalt, per sector en na advies van de Adviesraad, de te registreren gegevens, de modaliteiten en procedures voor die registratie en voor de overdracht van die gegevens. De ambulante dienst maakt jaarlijks een geheel over van anoniem vermelde gegevens die hij registreert en die betrekking hebben op de begunstigden.

Art. 106.De vermelding « agréé par la Commission communautaire française » is verplicht op alle documenten, affiches en publicaties van de ambulante dienst en is zichtbaar aan de buitenkant van het gebouw.

Art. 107.§ 1. Enkel de overeenkomstig onderhavig decreet erkende ambulante diensten mogen de volgende benaming dragen : dienst voor geestelijke gezondheid, dienst actief op het vlak van de toxicomanie, centrum voor globale sociale actie, centrum voor gezinsplanning, medisch huis, dienst voor schuldbemiddeling, dienst voor forensisch welzijnswerk, dienst « Ontmoetingsruimten », centrum voor coördinatie van thuisverzorging en -diensten, dienst voor palliatieve verzorging en nazorg, dienst voor thuishulp, centrum voor teleonthaal. § 2. Elke vereniging die deze benoemingen op onrechtmatige wijze gebruikt, in overtreding van onderhavig decreet, kan veroordeeld worden tot een administratieve boete van drieduizend euro. § 3. Het College legt de administratieve boete op en geeft er kennis van binnen de maand na zijn beslissing. De vereniging beschikt over een termijn van een maand om haar opmerkingen te laten gelden. Bij ontstentenis van nieuwe beslissing van het College, is de administratieve boete verschuldigd binnen een termijn van een maand en betaalbaar op de algemene rekening van de Franse Gemeenschapscommissie.

Onderafdeling II. - Algemene personeelsnormen

Art. 108.Het College bepaalt de voltijdse arbeidstijd die in overweging genomen wordt voor de berekening van de toelage. De ambulante dienst bestemt de arbeidstijd van het erkend kader uitsluitend voor de opdrachten van het decreet.

Art. 109.Het College bepaalt, na advies van de Adviesraad, het geheel van diploma's, kwalificaties, gespecialiseerde opleidingen en beroepservaring die vereist zijn voor de teamleden van de erkende kaders evenals de toekenningsmodaliteiten van de afwijkingen op die diploma's en kwalificaties.

Art. 110.De ambulante dienst organiseert de voortgezette opleiding van het erkend team. Het College bepaalt de minimumcriteria waaraa n die opleidingen moeten beantwoorden.

Art. 111.De algemene coördinator van de ambulante dienst is belast met : 1° het dagelijks beheer van zijn team en de informatie ervan, 2° een functie van externe vertegenwoordiging, met name in de door het decreet voorziene coördinatie-organen, 3° de naleving van de voorwaarden, normen en bepalingen van het decreet. Onderafdeling III. - Algemene architectuurnormen

Art. 112.Behoudens een door het College toegekende afwijking, omvat de activiteitenzetel van de ambulante dienst lokalen die, gedurende de openingsuren, hoofdzakelijk gereserveerd zijn voor de uitoefening van zijn opdrachten.

Art. 113.De ambulante dienst beschikt over aan elk type activiteit aangepaste lokalen. Het College bepaalt, per sector, de specifieke architectuurnormen.

Art. 114.De ambulante dienst stelt sanitaire voorzieningen ter beschikking van het publiek.

Onderafdeling IV. - Algemene bepalingen betreffende de toelagen

Art. 115.Binnen de limieten van de begrotingskredieten en van de in artikel 32 voorziene programmering, kent het College toelagen toe aan de erkende ambulante dienst voor de personeelskosten, de opleidingskosten en voor de werkingskosten.

In afwijking op dit artikel houdt de erkenning van de diensten voor schuldbemiddeling geen recht in op een toelage.

In afwijking op dit artikel worden de diensten voor thuishulp betoelaagd volgens andere, in artikel 133 vastgesteld modaliteiten.

Art. 116.De personeelskosten omvatten het geïndexeerd bruto loonbedrag en de werkgeverslasten en andere dor het College vastgestelde voordelen.

Het College bepaalt de barema's die van toepassing zijn op elke functie, de wijze waarop de anciënniteit van het betoelaagd personeel berekend wordt en de wijze waarop de werkgeverslasten en andere betoelaagde voordelen berekend worden.

Art. 117.Het College bepaalt het percentage van de personeelskosten dat in aanmerking komt voor de betoelaging toegekend voor de kosten van de voortgezette opleiding van de werknemers.

Art. 118.De werkingskosten omvatten de kosten verbonden aan de werking van de dienst evenals de kosten verbonden aan de taken voor boekhoudkundig en administratief beheer.

Het College bepaalt de wijze van berekening en de maximumbedragen die als werkingskosten aanvaardbaar zijn.

Art. 119.Behoudens tegengestelde sectorale bepalingen worden driemaandelijkse voorschotten gelijk aan vijfentwintig procent, vijfentwintig procent, vijfentwintig procent en vijfentwintig procent van de toelage vereffend, uiterlijk op 15 februari voor het eerste trimester, op 15 mei voor het tweede trimester, op 15 augustus voor het derde trimester en op 15 november voor het laatste trimester van het kalenderjaar.

Eens deze vervaldagen verstreken, zullen de verschuldigd gebleven voorschotten verwijlintersten voortbrengen tegen de gemiddelde bank-interestvoet, zoals vastgesteld door de Nationale Bank, dit van rechtswege en zonder voorafgaande ingebrekestelling. De « Euribor 1 week » voet is van toepassing.

Art. 120.De bepalingen van toelagen betreffende de compenserende aanwerving volgend op de arbeidsduurvermindering worden door het College vastgelegd. Deze toelagen worden vereffend, behoudens tegengestelde sectorale bepalingen, overeenkomstig de in artikel 119 vastgelegde modaliteiten.

Art. 121.De bepalingen van toelagen betreffende de compenserende vergoedingen voor brugpensioen van de betoelaagde werknemers worden door het College vastgelegd. Deze toelagen worden vereffend, behoudens tegengestelde sectorale bepalingen, overeenkomstig de in artikelen 119 en 122 vastgelegde modaliteiten. De bewijsstukken worden door het College bepaald.

Art. 122.Behoudens tegengestelde sectorale bepalingen, wordt het saldo van de toelage vereffende tegen 31 oktober van het volgend jaar, na controle van de bewijsstukken betreffende de in de artikelen 116 en 118 bedoelde personeels-, werkings- en opleidingskosten, voor zover deze uiterlijk op 31 maart overgemaakt zijn. De rekeningen en balansen zoals neergelegd bij de griffie van de Handelsrechtbank en bij de Nationale Bank alsook het activiteitenverslag zullen uiterlijk op 30 juni overgemaakt worden. Het College bepaalt, per sector, de over te maken bewijsstukken.

Art. 123.Wat betreft de aan het Fonds voor compenserende aanwerving toegekende toelagen, worden de saldi van de toelagen vereffend tegen 31 oktober van het volgned jaar, na controle van de bewijsstukken.

De bewijsstukken hebben betrekking op de werking van de Fondsen en op het beheer van de compenserende aanwerving. Zij moeten conform de bepalingen zijn voorzien in de overeenkomsten afgesloten met het College krachtens artikel 85, § 3, van het besluit van 18 oktober 2001 van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de toepassing van het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 12 juli 2001 tot wijziging van diverse wetgevingen betreffende de toelagen toegekend in de sector van het gezondheidsbeleid en de bijstand aan personen en betreffende de wijziging van diverse toepassingsbesluiten betreffende de sectoren van de Bijstand aan Personen, de Gezondheid, de Gehandicapten en de Socioprofessionele Inschakeling. Zij moeten overgemaakt worden tegen 30 april van het volgend jaar, in duplo. Zij zullen vergezeld zijn van een activiteitenverslag in duplo waaruit de naleving van de met het College gesloten overeenkomst blijkt.

Art. 124.De vereniging zonder winstoogmerk die een of meerdere erkenningen als ambulante dienst geniet, houdt een analytische boekhouding per erkenning.

Art. 125.Behoudens tegengestelde sectorale bepalingen moeten de inning en het gebruik van de honoraria, toelagen en deelnemingen in de door de ambulante dienst bij de begunstigden of een instelling geïnde kosten, met name in het kader van de prestaties voorzien in de wet betreffende de verplichte verzekering voor gezondheidszorg en vergoedingen, gecoördineerd op 14 juli 1994, gerechtvaardigd worden.

Art. 126.De toelagen worden geïndexeerd volgens de door het College bepaalde modaliteiten. Afdeling II. - Sectorale normen en sectorale bepalingen betreffende de

toelagen Onderafdeling I. - Bepalingen betreffende de toelagen aan de diensten die actief zijn op het vlak van de toxicomanie

Art. 127.Het College bepaalt de criteria voor de toekenning van bijkomende middelen voor werkingskosten en voor personeelskosten.

Onderafdeling II. - Bepaling betreffende de toelagen aan de centra voor globale sociale actie

Art. 128.Het College bepaalt de maximumbedragen betreffende de kosten voor de samenwerking tussen de centra.

Onderafdeling III. - Sectorale normen en bepalingen betreffende de toelagen aan de centra voor coördinatie van thuisverzorging - en diensten

Art. 129.De in de artikelen 115 en 118 voorziene werkingskosten mogen daarenboven dienen voor het dekken van : 1° de kosten voor het bijwonen van de vergaderingen van de verstrekkers, op voorwaarde dat een door deze verstrekkers ondertekend register hun aanwezigheid aantoont, en dat de bedragen van de forfaitaire vergoedingen rechtstreeks aan de met het coördinatiecentrum geconventioneerde verstrekkers of verenigingen van verstrekkers gestort wordt.Het bedrag van de forfaitaire vergoeding per verstrekker en per vergadering en de toekenningsvoorwaarden worden door het College bepaald, na advies van de Adviesraad. 2° de vergoeding voor thuiswacht van de zorgverstrekkers van het coördinatiecentrum categorie 3 volgens de door het College bepaalde modaliteiten na advies van de Adviesraad. Onderafdeling IV. - Sectorale normen en bepalingen betreffende de toelagen aan de diensten voor thuishulp

Art. 130.De dienst voor thuishulp wordt in ploegdienst georganiseerd.

Elke ploeg omvat minstens vijf en ten hoogste twintig voltijdse helpers. De modaliteiten betreffende de organisatie van de dienst in ploegen en gekoppeld aan de fluctuatie van het personeel, worden door het College bepaald.

De ploegverantwoordelijke heeft als opdrachten : 1° de organisatie van de ploeg en de omkadering van de gezins-, bejaarden- en huishoudhelpers;2° de coördinatie en het doorgeven van de informatie die nodig is voor het goed beheer van de ploegen met de algemene coördinator;3° de omkadering van de begunstigde;4° de beslissing tot toekenning of weigering van hulp voor de begunstigde.De toekenning of de weigering moeten gerechtvaardigd worden in een document waarvan het model en de modaliteiten van overdracht door het College bepaald worden. In het geval van een toekenning van hulp, wordt een overeenkomst gesloten met de begunstigde;

Zij vermeldt de aanvang van de hulp, de tijdens de hulp te verwezenlijken doelstellingen en taken en eventueel de einddatum van de tussenkomst evenals het bedrag van de bijdrage van de begunstigde. 5° de realisatie van sociale enquêtes volgens de dor het College bepaalde modaliteiten. Het College bepaalt de modaliteiten voor de uitvoering van deze opdrachten.

Art. 131.Het College bepaalt de modaliteiten betreffende de voortgezette opleiding van het personeel van de dienst voor thuishulp.

Art. 132.Het College reikt de houders van de door hem bepaalde diploma's of getuigschriften die erom vragen, een inschrijvingsbewijs uit dat hen toegang verleent tot de functie van gezins- of bejaardenhelper in een dienst.

Art. 133.De aan de dienst voor thuishulp toegekende toelagen zijn bestemd om werkings- en personeelskosten te dekken.

De toelagen worden toegekend op basis van de volgende elementen : 1° het aantal door de helpers gepresteerde uren;2° het aantal door de helpers gedane prestaties;3° het aantal thuis gedane prestaties op zaterdagen, zondagen, feestdagen en tussen 18 en 7 uur;4° de bijdrage van de begunstigde. Het College bepaalt de modaliteiten voor de toekenning van die toelagen.

Art. 134.De toekenning van toelagen aan de dienst voor thuishulp is ondergeschikt aan de voorwaarde van de begunstigde van de hulp een bijdrage te vragen in verhouding tot de inkomsten en de lasten van het gezin volgens het barema en de modaliteiten vastgelegd door het College.

Art. 135.De driemaandelijkse voorschotten worden vereffend ten vroegste de 10de van de 2de maand van het betrokken trimester en ten laatste de 20ste van dezelfde maand. Het driemaandelijks voorschot is gelijk aan vijfennegentig percent van het bedrag van het overeenstemmend trimester van het voorgaand jaar.

De vereffening van de saldo gebeurt driemaandelijks. Het saldo van het 1ste semester wordt vereffend in de loop van het 2de semester van het lopend jaar, het saldo van het 2de semester wordt vereffend uiterlijk op 31 oktober van het jaar dat volgt op het dienstjaar voor zover de dienst voor thuiszorg de balans en de rekening van de ontvangsten en uitgaven uiterlijk op 30 mei van het jaar dat volgt overgemaakt heeft.

Eens de in het eerste lid bepaalde vervaldagen verstreken zijn, zullen de verschuldigd gebleven voorschotten verwijlintersten voortbrengen tegen de gemiddelde bank-interestvoet, zoals vastgesteld door de Nationale Bank, dit van rechtswege en zonder voorafgaande ingebrekestelling, zoals vastgelegd in artikel 119.

Art. 136.§ 1. Vóór het einde van elk jaar, bepaalt het College per erkende dienst voor thuiszorg, voor het volgend jaar een jaarlijks maximumaantal uren prestaties die voor een toelage in aanmerking komen in de begunstigde diensten van de toelagen. § 2. Dit contingent, voor de erkende diensten, wordt berekend op het aantal in elke dienst betoelaagde uren op 321 december van het voorgaand jaar, vermenigvuldigd met een door het College bepaalde coëfficiënt. § 3. Vóór het einde van de maand februari van elk jaar, kunnen de per contingent van het voorgaand jaar voorziene uren die niet zijn opgebruikt door een dienst bij besluit van het College, verdeeld worden over de verschillende diensten. § 4. De door het College vastgelegde contingenten zijn onderworpen aan het advies van de Adviesraad.

Onderafdeling V. - Bepaling betreffende de toelagen aan de centra voor teleonthaal

Art. 137.In aanvulling van de in artikel 115 voorziene toelagen, heeft de toelage eveneens betrekking op de kosten betreffende de vrijwillige telefonische hulpverleners. Die kosten slaan op de rekrutering, opleiding en supervisie van de vrijwillige telefonische hulpverleners.

Art. 138.Die werkings-, uitrustings-, opleidings- en rekruteringskosten van de vrijwilligers en van de promotie van de dienst worden door het College vastgelegd in functie van het aantal vrijwillige medewerkers, van het aantal oproepen en van de organisatie van het teleonthaal vierentwintig uur op vierentwintig. Die bedragen kunnen besteed worden aan werkingskosten of aan kosten voor bijkomend personeel. HOOFDSTUK IV. - Controle en inspectie

Art. 139.Het College wijst de agenten van de diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie aan die belast zijn met de controle en de inspectie van de erkende ambulante diensten en van de verenigingen die een erkenning als ambulante dienst aangevraagd hebben.

Art. 140.De ambulante dienst conformeert zich aan de bepalingen aangaande de controle en de inspectie. Hiertoe garandeert hij die agenten de vrije toegang tot zijn lokalen en de mogelijkheid om ter plekke de stukken en documenten te raadplegen die nodig zijn voor de vervulling van hun opdracht.

TITEL III. - De coördinatie-instellingen en de representatieve en coördinatie-instellingen HOOFDSTUK I. - Definities en opdrachten

Art. 141.De instelling heeft de organisatie en de coördinatie tot doel van activiteiten betreffende de bevordering en de informatie van de ambulante diensten die ertoe zijn toegetreden. De representatieve en coördinatie-instelling vertegenwoordigt haar leden tegenover het College.

Art. 142.De instelling heeft tot doel : 1° hulp en advies te geven aan haar leden;2° uitwisselingen en reflecties te ontwikkeling tussen de leden;3° de door de leden gevoerde acties te coördineren en bevorderen;4° de verspreiding van de informatie onder en over de leden te verzekeren;5° een coördinatie te ontwikkelen met de andere instellingen uit de Gezondheid, Sociale Actie, Familie en Sociale Cohesie, zonder andere partners uit te sluiten. Zij kan daarenboven : 1° de voortgezette opleiding van de werknemers van de leden bevorderen;2° werken aan onderzoek, enquêtes, studies en publicaties in de sociale en gezondheidsmateries. HOOFDSTUK II. - Erkenningsvoorwaarden

Art. 143.Het College erkent, voor een onbepaalde duur, één instelling per sector die minstens vier ambulante diensten van eenzelfde sector en de twee derden van de ambulante diensten van die sector coördineert en eventueel vertegenwoordigt.

De ambulante diensten mogen lid zijn van verschillende erkende instellingen, maar worden slechts voor één enkele instelling per erkenning in rekening genomen.

Art. 144.In afwijking van artikel 143, kan het College eveneens een intersectorale coördinatie-instelling erkennen volgens de criteria en modaliteiten die het bepaalt.

Art. 145.Een instelling mag de ambulante diensten van een andere sector coördineren en, eventueel, vertegenwoordigen, voor zover : 1° die ambulante diensten er niet in geslaagd zijn hun eigen instelling te vormen, overeenkomstig artikel 143;2° meer dan de helft van het totaal aantal ambulante diensten van hun sector uitmaken;3° zij een overeenkomst met de instelling hebben gesloten die betrekking heeft op hun vertegenwoordiging of hun coördinatie door de instelling.

Art. 146.Om erkend te zijn, voldoet de instelling aan de volgende voorwaarden : 1° opgericht zijn onder de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk waarvan het maatschappelijk doel de in artikel 142 voorziene opdrachten vermeldt en de voorwaarden tot toetreding preciseert evenals de door de instelling aan haar leden geboden diensten;2° zijn maatschappelijke zetel op het Brussels Hoofdstedelijk grondgebied hebben en zijn activiteiten hoofdzakelijk op datzelfde grondgebied uitoefenen;3° de kandidatuur voor toetreding ontvangen van elke ambulante dienst uit de sector die hij coördineert of, eventueel, vertegenwoordigt in naleving van zijn filosofische, religieuze of politieke opties, voor zover de ambulante dienst zich ertoe verbindt de statuten van de instelling na te leven.4° de deontologische regels en het beroepsgeheim naleven die van kracht is in de sector die hij coördineert of, eventueel vertegenwoordigt;5° een kwalitatieve evaluatie maken overeenkomstig Titel IV. HOOFDSTUK III. - Erkenningsprocedure Afdeling I. - Erkenningsaanvraag

Art. 147.§ 1. De instelling dient een aanvraag om erkenning in bij het College. Het College bepaalt de modaliteiten voor de indiening van die aanvraag.

Deze aanvraag om erkenning is vergezeld van een nota waarin gepreciseerd wordt op welke manier de dienst beantwoordt aan de opdrachten waarvoor zij een erkenning aanvraagt. § 2. De volgende documenten worden bij de aanvraag om erkenning bijgevoegd : 1° de naam van de vereniging zonder winstoogmerk;2° de naam van de instelling;3° een kopie van de statuten;4° de lijst van de leden;5° in voorkomend geval, de met de leden van een andere sector gesloten overeenkomst zoals bedoeld in artikel 145;6° het adres van de maatschappelijke zetel;7° het nummer van de bankrekening;8° de naam van de persoon die ertoe gemachtigd is de vereniging zonder winstoogmerk te vertegenwoordigen en het bewijs van zijn aanstelling overeenkomstig de statutaire bepalingen;9° een attest tot staving van de aansprakelijkheidsverzekering van de bestuurders;10° het adres van de activiteitenzetel(s);11° de naam van de met de algemene coördinatie belaste persoon en het bewijs van zijn mandaat;12° een document dat aantoont dat de dienst het vruchtgebruik van de lokalen heeft;13° de samenstelling van het team, met de functies, kwalificaties en arbeidstijd.14° een voorbegroting van de ambulante dienst met vermelding van alle verkregen of gevraagde openbare toelagen evenals het bedrag van de bijdrage. § 3. De aanvraag wordt ontvankelijk verklaard wanneer zij alle hogerop bedoelde documenten bevat, die oprecht en conform verklaard zijn, en wanneer zij ondertekend zijn door de persoon die ertoe gemachtigd is om de vereniging zonder winstoogmerk te vertegenwoordigen. Afdeling II. - Toekenning en weigering van erkenning

Art. 148.Wanneer de aanvraag ontvankelijk verklaard is, laat het College overgaan tot het onderzoek ervan en legt ze vervolgens voor advies voor aan de Adviesraad.

De Adviesraad brengt zijn advies uit binnen de drie maanden vanaf de aanhangigmaking.

Art. 149.De Adviesraad brengt de aanvrager op de hoogte van de datum waarop zijn dossier geanalyseerd is en nodigt hem uit om zijn project te komen voorstellen.

Art. 150.De Adviesraad brengt zijn advies uit ongeacht het gevolg dat door de aanvrager gegeven werd op de uitnodiging om zijn project te komen voorstellen.

Art. 151.Na advies van de Adviesraad, of bij ontstentenis van advies binnen de voorgeschreven termijn, doet het College uitspraak over de aanvraag om erkenning en geeft kennis van zijn beslissing tot toekenning of weigering van erkenning aan de aanvrager.

Art. 152.De beslissing van het College betreffende de erkenning preciseert de opdrachten waarvoor de instelling erkend is evenals de sector(en) die de instelling coördineert en, eventueel, vertegenwoordigt. Afdeling III. - Wijziging van erkenning

Art. 153.De instelling dient een aanvraag in om wijziging van erkenning bij : 1° een wijziging van de naam of van het maatschappelijk doel van de vereniging zonder winstoogmerk;2° het sluiten of opzeggen van een overeenkomst bedoeld in artikel 145.

Art. 154.De aanvraag om wijziging van erkenning wordt onderzocht volgens de regels die van toepassing zijn op de aanvraag om erkenning.

Enkel de in artikel 147 bedoelde documenten die gewijzigd werden moeten aan het College overgemaakt worden. Afdeling IV. - Intrekking van erkenning of gedwongen wijziging van

erkenning

Art. 155.Wanneer de erkenningsvoorwaarden en de werkingsnormen niet meer nageleefd zijn, of wanneer de instelling niet meer alle, in de beslissing tot toekenning van de erkenning gepreciseerde opdrachten vervult, richt het College een met redenen omklede ingebrekestelling aan instelling. De werknemers moeten hiervan onmiddellijk op de hoogte gebracht worden door de instelling. Het College bepaalt de termijn waarin de instelling zich moet conformeren aan zijn erkenning. Het College kan de instelling een voorstel van gedwongen wijziging van erkenning doen.

Art. 156.Na verloop van die termijn, legt het College het dossier voor aan de Adviesraad. Deze brengt zijn advies uit binnen de drie maanden na de aanhangigmaking.

Art. 157.De Adviesraad brengt de persoon die ertoe gemachtigd is de vereniging zonder winstoogmerk te vertegenwoordigen op de hoogte van de datum waarop zijn dossier geanalyseerd wordt en nodigt hem uit zijn opmerkingen te laten gelden en zich voor hem aan te bieden.

Art. 158.De Adviesraad brengt zijn advies uit, ongeacht het gevolg dat door de vereniging zonder winstoogmerk gegeven werd aan de uitnodiging om haar opmerkingen te laten gelden.

Art. 159.De beslissing van het College houdende intrekking van erkenning of voorstel van gedwongen wijziging van erkenning, wordt aan de dienst overgemaakt per bij de post aangetekend schrijven tegen ontvangstbewijs.

Art. 160.§ 1. De beslissing van het College houdende intrekking van erkenning houdt de intrekking van de toelage van de betrokken instelling in binnen een termijn van minimum drie maanden vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de kennisgeving. De instelling is ertoe gehouden, zodra zij de kennisgeving van het College ontvangen heeft, de leden en de teamleden op de hoogte te brengen van de beslissing tot intrekking van de erkenning; § 2. De beslissing van het College houdende gedwongen wijziging van de erkenning houdt de wijziging in van de toelage van de betrokken instelling binnen een termijn van minimum drie maanden vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de kennisgeving.

Art. 161.De vermelding erkenning wordt geschrapt in alle documenten, affiches en publicaties vanaf de datum van de intrekking van de erkenning. Afdeling V. - Vrijwillige sluiting

Art. 162.Wanneer een instelling beslist haar activiteiten stop te zetten, deelt zij die deze beslissing drie maanden voordat ze uitwerking heeft aan het College mede. De instelling is ertoe gehouden haar beslissing tot sluiting mede te delen aan haar leden en aan het personeel. HOOFDSTUK IV. - Normen en bepalingen aangaande de toelagen Afdeling I. - Werkingsnormen

Art. 163.§ 1. De instellingen maken, minstens om de vijf jaar, een rapport op met daarin, voor elke door de instelling vertegenwoordigde sector : 1° een beschrijving van de evolutie van de beroepspraktijken van de sector;2° een analyse van de sociale en gezondheidsproblemen waarmee hun sector te maken krijgt;3° een analyse van de balans van het dienstaanbod van de sector met deze nieuwe sociale en gezondheidsproblemen. Zij kunnen daarenboven, in overleg met de sociale partners, een analyse uitwerken van de jaarlijkse plannen voor de voortgezette opleiding van de werknemers van de sector.

Zij wordt overgemaakt aan de Adviesraad die ze bespreekt en ze vervolgens overmaakt aan het College, samen met zijn advies. § 2. Op basis van de in § 1 voorziene rapporten nemen de instellingen om de vijf jaar eveneens deel aan het uitwerken van een voor alle sectoren van de Sociale Actie en van het Gezin en de Gezondheid gezamenlijk rapport.

Dit rapport bevat een globale analyse van de evolutie van de vastgestelde sociale en gezondheidsproblemen en de afstemming van het dienstenaanbod van het geheel van de sectoren op deze problemen.

In voorkomend geval stelt dit rapport nieuwe oriëntaties voor voor het beleid inzake Gezondheid, Sociale Actie en Gezin.

Het wordt overgemaakt aan de Adviesraad die het bespreekt en vervolgens overmaakt aan het College, samen met zijn advies. Afdeling II. - Bepalingen aangaande de toelagen

Art. 164.Binnen de limieten van de begrotingskredieten kent het College de erkende instelling een forfaitaire toelage toe waarvan het College het bedrag bepaalt.

Het bedrag van deze toelage mag niet lager zijn dan euro 36.600 per jaar.

Wanneer de instelling een tweede sector vertegenwoordigt, overeenkomstig artikel 145, wordt het minimumbedrag van de toelage verhoogd met een bijkomend bedrag van minstens euro 5.250. Deze bedragen worden geïndexeerd volgens de door het College bepaalde modaliteiten.

Art. 165.§ 1. De in artikel 164 vastgelegd toelagen dekken de personeels-, opleidings- en werkingskosten.

Minstens zestig procent van die toelagen moeten gerechtvaardigd zijn door personeelskosten. § 2. Het College bepaalt de types kosten die in aanmerking komen voor betoelaging evenals de over te maken bewijsstukken.

Art. 166.De toelagen aan de instellingen worden vereffend volgens de in de artikelen 119 en 122 bedoelde modaliteiten. HOOFDSTUK V. - Controle en Inspectie

Art. 167.Het College wijst de agenten van de diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie aan die belast zijn met de controle en de inspectie van de erkende instellingen en van de instellingen die een erkenning aangevraagd hebben.

Art. 168.De instelling conformeert zich aan de bepalingen aangaande de controle en de inspectie. Hiertoe garandeert zij die agenten de vrije toegang tot haar lokalen en de mogelijkheid om ter plekke de stukken en documenten te raadplegen die nodig zijn voor de vervulling van hun opdracht.

TITEL IV. - Kwalitatieve evaluatie HOOFDSTUK I. - Definitie

Art. 169.§ 1. De kwalitatieve evaluatie is bedoeld voor de verbetering van de dienst die aan de begunstigden en de bevolking in haar geheel wordt aangeboden, in termen van preventie, hulp of zorgen, rekening houdend met de beschikbare middelen in personeel, financiële middelen en structuren. § 2. Onder voorbehoud van de wet op het welzijn op het werk en van de prerogatieven van de vakverenigingen, is de kwalitatieve evaluatie een permanent en gestructureerd proces van zelfevaluatie dat het geheel van de interne middelen van de ambulante dienst of van de instelling mobiliseert. § 3. De personeelsleden van de ambulante dienst of van de instelling nemen rechtstreeks deel aan de kwalitatieve evaluatie volgens vastgelegde modaliteiten, in overleg met de wettelijke vertegenwoordigers van de werknemers, door de ambulante dienst of de instelling.

De Raad van Bestuur van de ambulante dienst of van de instelling werkt mee aan de kwalitatieve evaluatie volgens de modaliteiten die hij bepaalt.

De partners van de ambulante dienst of van de instelling kunnen bij de kwalitatieve evaluatie betrokken worden in functie van de gekozen thema's.

In naleving van de algemene deontologische regels die eigen zijn aan elke sector kunnen de begunstigden van de ambulante dienst of de leden van de instelling geraadpleegd worden, rechtstreeks of onrechtstreeks, in verband met de kwalitatieve evaluatie. HOOFDSTUK II. - Methodologie

Art. 170.De kwalitatieve evaluatie heeft betrekking op een of verschillende werkthema's die door elke ambulante dienst of instelling gekozen werd uit een lijst van thema's die eigen zijn aan hun sector en gekoppeld aan zijn opdrachten.

Art. 171.§ 1. Om de drie jaar en volgens de modaliteiten die hij bepaalt, vraagt het College de ambulante diensten of de instellingen om werkthema's voor te stellen die verband houden met de aan elke sector eigen opdrachten. § 2. Het geheel van die voorstellen wordt overgemaakt aan de Adviesraad die, per sector, een selectie uit de thema's maakt. Hij motiveert zijn voorstel en maakt het over aan het College binnen een termijn van drie maanden na zijn aanhangigmaking. § 3. Het College bepaalt de lijst van thema's per sector en maakt die over aan de diensten evenals aan de Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie.

Art. 172.De kwalitatieve evaluatie wordt geformaliseerd door de overhandiging aan het College van een uitgewerkt project, voor drie jaar, per ambulante dienst of instelling. Dit project omvat : 1° de gemotiveerde keuze van het of de thema's;2° een analyse de omgeving van de dienst of instelling in verband met dit of die thema's;3° de door de kwalitatieve evaluatie beoogde doelstellingen;4° de modaliteiten voor de tenuitvoerbrenging van die doelstellingen;5° de modaliteiten voor de evaluatie van de tenuitvoerbrenging van de kwalitatieve evaluatie, vastgelegd door de dienst of de instelling.

Art. 173.Het College begeleidt, binnen de limieten van de beschikbare kredieten, de kwalitatieve evaluatie op methodologisch en financieel vlak, volgens de modaliteiten dij het bepaalt. Het duidt de agenten van zijn dienst aan, buiten de inspectiedienst, die met deze begeleiding belast zijn.

Art. 174.De Adviesraad overhandigt, op eigen initiatief of op verzoek van het College, een advies over de kwalitatieve evaluatie. HOOFDSTUK III. - Sectorale en intersectorale betrekkingen

Art. 175.Elk jaar, zich met name baserend op het in artikel 104 bedoeld activiteitenrapport, maakt het College een rapport op over de in de loop van het voorgaand jaar geïnitieerde kwalitatieve evaluaties. Dit rapport wordt voor advies voorgelegd aan de Adviesraad.

Het rapport en het advies van de Adviesraad worden aan de erkende ambulante diensten en instellingen overgemaakt, evenals aan de Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie.

Art. 176.Om de drie jaar, zich met name baserend op de in artikel 172 voorziene rapporten, maakt het College een rapport op met daarin een sectorale en intersectorale analyse van de tenuitvoerbrenging van de kwalitatieve evaluaties. Dit rapport wordt voor advies voorgelegd aan de Adviesraad. Het rapport en het advies van de Adviesraad worden aan de erkende ambulante diensten en instellingen overgemaakt, evenals aan de Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie.

TITEL V. - De netten HOOFDSTUK I. - Definities, doelstellingen en toepassingsgebied

Art. 177.§ 1. De netten worden georganiseerd op geografische basis en opgebouwd rond een of meerdere thema's. Ze zijn beperkt in de tijd. § 2. Het net is een georganiseerde vorm van collectieve actie op basis van een vrijwillige samenwerking die de ambulante diensten, de diensten voor de begeleiding van gehandicapten en andere verenigingen, in niet-hiërarchische betrekkingen verenigt. § 3. De finaliteit van het net bestaat erin de coördinatie, de complementariteit, het multidisciplinair karakter, de continuïteit en de kwaliteit van de prestaties en activiteiten ten gunste van de begunstigde en/of de bevolking van het territorium te verbeteren.

Art. 178.In functie van hun doelstelling ontplooien de netten activiteiten voor zorg, sociale actie of gezinsbijstand. HOOFDSTUK II. - Erkenning en bepalingen betreffende de toelagen Afdeling I. - Erkenningsvoorwaarden

Art. 179.Het College bepaalt het maximumaantal netten dat het erkent.

Art. 180.De promotor van het net is een ambulante dienst, of een erkende instelling of een net opgericht onder de juridische vorm van een vereniging zonder winstoogmerk.

Per afwijking van het College kan de promotor een vereniging zonder winstoogmerk zijn, betoelaagd in het kader van de facultatieve subsidies voor gezondheid, sociale actie of het gezin en dit, sedert minstens vijf jaar. Een ambulante dienst mag slechts promotor zijn van een enkel erkend net.

Art. 181.Het net, zoals bepaald in artikel 178, telt minstens drie partners waarvan er twee uit verschillende sectoren afkomstig zijn.

Art. 182.Het net heeft de verbetering van de zorgen, van de sociale actie of van de gezinsbijstand tot doel.

Art. 183.Het net beantwoordt aan een behoefte van een begunstigde op een welbepaald gebied. Het houdt rekening met de sanitaire en sociale omgeving evenals met het bestaand dienstenaanbod.

Art. 184.De actoren van het net eerbiedigen de deontologie die van kracht is in de betrokken beroepen evenals het gedeeld beroepsgeheim. Afdeling II. - Procedure tot toekenning of weigering van vergunning

Art. 185.Het College erkent een net voor een periode van drie jaar die hernieuwbaar is wanneer een financiering gerechtvaardigd blijft rekening houdend met de bestaande kredieten en de erkenning van andere netten.

Art. 186.Om erkend te worden, voldoet het net aan de volgende voorwaarden : 1° een promotor hebben die opgericht is onder de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk;2° zijn activiteiten voornamelijk op het Brussels Hoofdstedelijk grondgebied uitoefenen.

Art. 187.§ 1. De aanvraag om erkenning wordt door de promotor van het net ingediend bij het College. Het College bepaalt de modaliteiten voor de indiening van die aanvraag.

Het aanvraagdosier bevat de volgende elementen : 1° de naam van het net;2° de historiek van de oprichting van het net;3° het doel van het net en de nagestreefde operationele doelstellingen;4° de betrokken bevolking en het bediend grondgebied;5° de maatschappelijke zetel van het net;6° de precieze identiteit van de promotor van het net en de naam van de contactpersoon;7° de leden van het net, hun eventuele functie binnen het net en hun respectieve tussenkomstgebieden;8° de beschrijving van de activiteiten van het net;9° de modaliteiten voor toetreding en ontslag van de leden van het net;10° in voorkomend geval, de modaliteiten voor de vertegenwoordiging van de begunstigden;11° de organisatie en de coördinatie die de interacties en de banden tussen de leden verzekeren, de werkingsvoorwaarden van het transversaal project en, in voorkomend geval, de modaliteiten die voorzien zijn om de continuïteit van de activiteiten van het net te verzekeren;12° de organisatie van het informatie- en communicatiesysteem binnen het net evenals de wisselwerking met de systemen die bij de partners bestaan;13° de previsionele kalender van de tenuitvoerbrenging onder de vorm van over drie jaar te bereiken doelstellingen en waarin een evaluatiesysteem voorzien is;14° de voorbegroting op drie jaar;15° de voorwaarden voor de ontbinding van het net; § 2. Wanneer het net opgericht is onder de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk, dan is artikel 64, § 2, 1° tot 11, van toepassing.

Art. 188.Het College legt het dossier voor advies voor aan de Adviesraad. Deze brengt zijn advies uit binnen een termijn van maximum drie maanden na zijn aanhangigmaking.

De beslissing van het College over de erkenning van het net preciseert de volgende elementen : 1° de promotor van het net;2° het juridisch statuut van het net;3° de leden van het net;4° het bediend grondgebied;5° het doel van het net;6° de nagestreefde doelstellingen;7° de acties van het net;8° de modaliteiten van de organisatie en de coördinatie die de interacties en de banden tussen de leden verzekeren 9° het bedrag van de forfaitaire toelage voor de drie jaar.

Art. 189.Wanneer de erkenning geweigerd wordt, brengt het College de aanvrager op de hoogte van zijn beslissing.

Art. 190.Voor de hernieuwing van de erkenning dient het net, zes maanden vóór de vervaldag, zijn geactualiseerde aanvraag in bij het College en richt er een kopie van aan zijn diensten.

Art. 191.De erkenning van het net kan jaarlijks gewijzigd worden door het College. Het College brengt de promotor op de hoogte van zijn beslissing.

Art. 192.De erkenning van het net kan worden ingetrokken bij niet-naleving van de in artikel 189 bedoelde beslissing van het College.

Art. 193.Op het ogenblik van de oprichting van het net en van de eventuele hernieuwing van de erkenning, tekenen de leden van het net onderling een samenwerkingsovereenkomst die de samenwerkingsmodaliteiten preciseert.

Deze constituerende overeenkomst wordt ondertekend door elk nieuw lid van het net. De ondertekenaars verbinden zich ertoe deel te nemen aan de acties van het net. Afdeling III. - Toelagen

Art. 194.Het College bepaalt de aan het erkend net toegekende forfaitaire toelage. Deze toelage wordt geïndexeerd volgens de in artikel 126 vastgelegde modaliteiten.

Art. 195.Deze forfaitaire toelage is bestemd voor kosten aangaande : 1° bezoldigingen en honoraria;2° opleiding;3° beheer en werking;4° tenuitvoerbrenging van de acties, met inbegrip van de promotie en publicatie;5° verplaatsingen in België.

Art. 196.Deze forfaitaire toelage wordt vereffende volgens de in de artikelen 119 en 122 vastgelegde vereffeningsmodaliteiten.

TITEL VI. - Procedure voor de erkenning van de geintegreerde dienst voor thuiszorg

Art. 197.De in TITEL II - Hoofdstuk II bedoelde erkenningsprocedure is van toepassing op de geïntegreerde dienst voor thuisverzorging, erkend door de Franse Gemeenschapscommissie in toepassing van het koninklijk besluit van 8 juli 2002 tot vaststelling van de normen voor de bijzondere erkenning van geïntegreerde diensten voor thuisverzorging.

TITEL VII. - Opheffings-, overgangs- en slotbepalingen

Art. 198.Worden opgeheven : 1° het decreet van 29 maart 1993 van de Franse Gemeenschap betreffende de erkenning en de toekenning van toelagen aan geïntegreerde gezondheidsverenigingen;2° het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 16 juli 1994 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de centra voor gezinsplanning;3° het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 27 april 1995 betreffende de erkenning en de subsidies van de diensten actief op het gebied van het druggebruik;4° het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 27 april 1995 betreffende de erkenning en de subsidies van de diensten voor geestelijke gezondheidszorg;5° het decreet van de Franse Gemeenschap van 18 juli 1996 houdende de erkenning van de instellingen die bemiddelen bij schulden;6° het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 7 november 1997 tot vaststelling van de regels voor de erkenning en de toekenning van subsidies aan de centra voor globale sociale actie;7° het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 4 maart 1999 houdende de erkenning en de subsidiëring van de centra die instaan voor de coördinatie van de zorgverstrekking en de diensten voor thuisverpleging en de diensten voor palliatieve verzorging en nazorg;8° het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 7 mei 1999 betreffende de erkenning en de toekenning van toelagen aan de diensten voor thuishulp;9° de hoofdstukken VII en VIII van het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 6 juli 2001 tot wijziging van de verschillende bepalingen betreffende de subsidies toegekend aan de gezondheids- en welzijnssector;10° het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 4 december 2003 betreffende de erkenning en de toekenning van subsidies aan de diensten voor opdrachten inzake bijstand aan de slachtoffers en aan hun naasten, enerzijds, en aan de verdachten en in vrijheid gestelde veroordeelden en aan ex-gedetineerden en aan hun naasten, anderzijds;11° de artikelen van het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 16 juni 2005 betreffende de erkenning en de toekenning van toelagen aan instellingen die representatief zijn voor de Maatschappelijke Actie en het Gezin;12° het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 16 april 2008 betreffende de erkenning en de verlening van toelagen aan de diensten « Espaces-Rencontres ».

Art. 199.De door de Franse Gemeenschapscommissie op de datum van inwerkingtreding van het decreet erkende ambulante diensten en instellingen, zijn erkend voor onbepaalde duur. Zij zijn onderworpen aan de bepalingen van het decreet en aan zijn uitvoeringsbesluiten.

Zodra het decreet van toepassing is bepaalt het College, over drie jaar, de kalender volgens dewelke de ambulante diensten en instellingen een kwalitatieve evaluatie opstarten.

Art. 200.In afwijking van artikel 186, worden de bij beslissing van het College van 14 februari 2008 betoelaagde netten die een toelage toekennen aan de promotoren van projecten van gezondheidsnetten, erkend op de datum van inwerkingtreding van het decreet en dit, voor een periode van twee jaar. Aan het einde van die periode van twee jaar kan hen, eventueel, een nieuwe erkenning voor een periode van drie jaar worden toegekend.

Art. 201.Onderhavig decreet treedt in werking op de door het College vastgestelde datum en uiterlijk op 1 januari 2010. Het College evalueert zijn tenuitvoerbrenging tussen 1 juli en 31 december 2012.

Het deelt haar evaluatierapport mede aan de Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie en dit, uiterlijk op 31 januari 2013.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 5 maart 2009.

B. CEREXHE, Voorzitter van het College van de Franse Gemeenschap, belast met Openbaar Ambt en Gezondheid Ch. PICQUE, Lid van het College van de Franse Gemeenschap, belast met Sociale Cohesie Mevr. E. HUYTEBROECK, Lid van het College van de Franse Gemeenschap, belast met Begroting, Bijstand aan Gehandicapte Personen en Toerisme Mevr. F. DUPUIS, Lid van het College van de Franse Gemeenschap, belast met Beroepsopleiding, Onderwijs, Cultuur en Schoolvervoer E. KIR, Lid van het College van de Franse Gemeenschap, belast met Sociale Actie, Gezinnen en Sport

^