Etaamb.openjustice.be
Decreet van 06 december 2007
gepubliceerd op 21 januari 2008

Decreet betreffende de hulpdiensten voor gezinnen en bejaarde personen

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
2008200129
pub.
21/01/2008
prom.
06/12/2007
ELI
eli/decreet/2007/12/06/2008200129/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

6 DECEMBER 2007. - Decreet betreffende de hulpdiensten voor gezinnen en bejaarde personen (1)


Het Waals Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Dit decreet regelt overeenkomstig artikel 138 van de Grondwet een aangelegenheid bedoeld in artikel 128, § 1, ervan.

Art. 2.Voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan onder : 1° Regering;de Waalse Regering, 2° diensten : de hulpdiensten voor gezinnen en bejaarde personen die één of meer van de volgende activiteiten, zoals bedoeld in de artikelen 4 en 5, uitoefenen : a.hulpverlening in het kader van dagelijkse handelingen; b. thuisoppas. Niettegenstaande het gebruik van vrouwelijke of mannelijke termen worden de activiteiten van de diensten zowel door mannen als door vrouwen uitgeoefend; 3° rechthebbende : elke persoon die geholpen wordt door een dienst bedoeld in 2° van dit artikel;4° naaste hulpverlener : persoon die regelmatig thuishulp verleent aan een rechthebbende, met uitzondering van alle beroepshalve verleende hulp;5° administratie : de diensten aangewezen door de Regering;6° Minister : de Minister van Sociale Actie;7° vertegenwoordiger : a.de wettelijke of rechterlijke vertegenwoordiger van de rechthebbende; b. de gemachtigde aangewezen door de rechthebbende, met uitzondering van elke persoon die een activiteit uitoefent binnen de hulpdienst voor gezinnen en bejaarde personen of die deelneemt aan het beheer ervan, of die onderworpen is aan het gezag van de beheerder van de dienst;8° woonplaats : plaats waar de hulpaanvrager doorgaans en daadwerkelijk woont, met uitzondering van de structuren voor collectieve huisvesting waarvan de lijst door de Regering is opgesteld.Om thuiszorg te bevorderen kan de Regering andere plaatsen met woonplaats gelijkstellen; 9° aanvrager : elke rechthebbende, met uitsluiting van de naaste hulpverlener.

Art. 3.§ 1. Om erkend te worden moeten de diensten voldoen aan de normen die bij of krachtens dit decreet zijn vastgelegd.

De erkenning wordt door de Regering verleend voor zes jaar.

De Regering kan subsidies aan de erkende diensten verlenen overeenkomstig de normen die bij of krachtens dit decreet zijn vastgelegd. § 3. Alle akten en andere stukken, bekendmakingen en aanplakkingen die van de dienst uitgaan worden aangevuld met de melding "Service d'aide aux familles et aux personnes âgées agréé par la Région wallonne", gevolgd door het erkenningsnummer of, als hij gesubsidieerd wordt, met de melding "service d'aide aux familles et aux personnes âgées agréé et subventionné par la Région wallonne", gevolgd door het erkenningsnummer. HOOFDSTUK II. - Activiteiten van de diensten

Art. 4.§ 1. De diensten verlenen thuiszorg zodat de rechthebbende thuis kan blijven of terugkeren en met het oog op de begeleiding van en op de hulpverlening in het kader van dagelijkse handelingen aan alleenstaande, bejaarde, gehandicapte of zieke personen en gezinnen die in een moeilijke toestand verkeren, in overleg met de familiale en buurtomgeving. Hun doel bestaat er namelijk in de geholpen persoon aan te moedigen zo veel mogelijk autonoom te blijven. § 2. De activiteit i.v.m. de hulpverlening in het kader van dagelijkse handelingen, uitgeoefend door gezins- of bejaardenhelp(st)ers, dient om met de rechthebbende handelingen van het dagelijkse leven te verrichten, zoals omschreven in het statuut van de gezinshelp(st)er.

De Regering wordt ermee belast dat statuut aan te nemen. De functie van de gezinshelp(st)er in het kader van de hulpverlening aan gezinnen, in het kader van het teamwerk en in het kader van interdisciplinair werk ligt vast in dat statuut. Het statuut voorziet in de bevoegdheids- en capaciteitsvoorwaarden die vervuld moeten worden om het beroep van gezinshelp(st)er te mogen uitoefenen. Het statuut bevat de deontologische aspecten m.b.t. de rechten en plichten van de gezinshelp(st)ers in het kader van hun contacten met de geholpen persoon, in het kader van hun relaties met de dienst en met de overige interveniënten. De Regering bepaalt hoe de uitvoering van de taken die een dienst aan een gezinshelp(st)er toevertrouwt door de administratie gecontroleerd en beoordeeld moet worden.

Art. 5.§ 1. De opdracht van de thuisoppasser bestaat in het begeleiden van de rechhebbende die permanent iemand nodig heeft en die zich om gezondheids- of handicapredenen niet alleen kan verplaatsen. § 2. De thuisoppasser zorgt voornamelijk voor een actieve aanwezigheid, dag en nacht en bovenop de entourage van de rechthebbende, en voor de optimalisering van zijn mentaal, lichamelijk en maatschappelijk welzijn via acties waarin zijn statuut voorziet.

De Regering wordt ermee belast dat statuut aan te nemen. De functie van de thuisoppaser en zijn opdracht liggen vast in dat statuut.

Art. 6.§ 1. De hulpverlening wordt verstrekt op verzoek van de rechthebbende of van zijn vertegenwoordiger, rekening houdend met zijn reële behoeften. § 2. De behoeften worden beoordeeld op basis van een sociaal onderzoek dat minstens één keer per jaar wordt gevoerd.

De maatschappelijk assistent, de gegradueerde sociaal verpleger, de gegradueerde verpleger gespecialiseerd in communautaire of in openbare gezondheid beslissen of al dan niet hulpverlening wordt verstrekt.

De toekenning of de weigering van hulp, alsook de sociale opvolging daarvan, worden verantwoord in een sociaal dossier dat bijgehouden wordt.

Art. 7.§ 1. Hulp in het kader van dagelijkse handelingen kan verleend worden als de verzoekers niet of onvoldoende in staat zijn om hun gezins- of huishoudelijke taken uit te voeren wegens hetzij een lichamelijke of mentale onbekwaamheid, hetzij bijzondere sociale omstandigheden.

Ook naaste hulpverleners van de aanvrager kunnen in aanmerking komen voor hulpverlening in het kader van dagelijkse handelingen. Die hulp bestaat er dan in de naaste hulpverleners begeleiding, informatie en steunen te geven inzake sanitaire hygiëne, behandeling, educatieve rol en administratieve taken m.b.t. de persoon aan wie ze hulp verlenen.

De hulpverlening aan een naaste hulpverlener mag nooit een rechtstreekse hulpverlening zijn, zoals het onderhoud van zijn woning.

Ze dient steeds om de door de naaste hulpverlener verleende hulp te verbeteren en te vergemakkelijken.

Het aantal uren tijdens welke hulpverlening in het kader van dagelijkse handelingen verstrekt wordt aan een naaste hulpverlener van een aanvrager wordt door de Regering vastgelegd op grond van het aantal uren tijdens welke de hulpverlening in het kader van dagelijkse handelingen aan die aanvrager verstrekt wordt. § 2. De hulp wordt bij voorrang verleend aan degenen die ze het meest nodig hebben en die het minst bevoordeeld zijn op financieel vlak. § 3. De naleving van die prioriteiten wordt geëvalueerd door de dienst die de Regering daartoe aanwijst. Die evaluatie berust op de criteria die door de diensten gebruikt worden om een aanvraag te aanvaarden of te weigeren naar gelang van het aantal uren waarover ze beschikken. HOOFDSTUK III. - Erkenningsvoorwaarden

Art. 8.Om erkend te worden en om hun erkenning te behouden, moeten de diensten voldoen aan de voorwaarden waarin dit hoofdstuk voorziet.

Art. 9.De diensten worden opgericht door de provincies, de gemeenten, de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de verenigingen zonder winstoogmerk, de stichtingen, de intercommunales of de verenigingen bedoeld in hoofdstuk XII van de wet van 8 juli 1976 tot organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.

Art. 10.§ 1. De dienst heeft als doel gezinshelp(st)ers, bejaardenhelp(st)ers of thuisoppassers ter beschikking te stellen van de personen en gezinnen bedoeld in artikel 4, § 1, die daarom verzoeken.

Ze worden ter beschikking gesteld, ongeacht de politieke, filosofische of religieuze mening. § 2. De dienst beschikt over een gecentraliseerd telefonisch onthaal ter attentie van de rechthebbende, minstens vijf dagen op zeven en minimum acht uur per dag. Dit aantal kan tot minimum vier uren per dag verminderd worden voor de diensten die minder dan zes gezinshelp(st)ers tewerkstellen. § 3. De dienst moet in het sociaal dossier bedoeld in artikel 6, § 3, een voorstel van antwoord op de hulpaanvraag opnemen dat voor akkoord getekend wordt door de rechthebbende of zijn vertegenwoordiger. Dat document, waarvan één exemplaar aan de rechthebbende of zijn vertegenwoordiger overgemaakt wordt, vermeldt op zijn minst hoeveel het antwoord op de hulpaanvraag zal kosten, de personalia van een verantwoordelijke gesprekspartner, de wijze waarop de dienst de rechthebbende zal verwittigen dat een hulpverlener niet in staat is om de geplande diensten geheel of gedeeltelijk te verstrekken, alsook de modaliteiten voor de verwerping van de hulpaanvraag naar gelang van het type dienstverstrekkingen.

Art. 11.§ 1. De dienst moet minstens drie gezins-/bejaardenhelp(st)ers die uitsluitend in het kader van dit decreet gesubsidieerd worden voltijds en permanent tewerkstellen.

Een voltijdse betrekking kan door twee deeltijdse betrekkingen vervangen worden voor zover deze met minstens één voltijdse betrekking overeenstemmen. § 2. Opdat de dienst erkend zou kunnen worden moeten de gezins-/bejaardenhelp(st)ers bedoeld in § 1 houder zijn van een getuigschrift waaruit blijkt dat één van de door de Regering erkende opleidingen gegeven werd door één van de volgende kanalen : - secundair onderwijs : familiale en sanitaire helpster, kinderverzorgster, aspirant-nursing (certificaat); - sociale promotie : polyvalente help(st)er voor dienstverlening aan huis en in groep (certificaat); - afwisselende educatie en opleiding : dezelfde afdelingen als het voltijds onderwijs (certificaat); - Waals Gewest : gezinshelp(st)er (bekwaamheidsattest). § 3. Opdat de dienst erkend kan worden moeten de thuisoppassers bedoeld in § 1 houder zijn van een diploma of certificaat op grond waarvan ze de functie van gezins- of bejaardenhelp(st)er mogen uitoefenen. De Regering bepaalt de voorwaarden waaronder de personen die niet over de krachtens deze paragraaf vereiste kwalificaties beschikken desalniettemin in aanmerking kunnen komen.

Art. 12.De dienst verbindt zich ertoe het statuut op de gezins- en bejaardenhelpsters toe te passen zoals het door de Regering vastgelegd is overeenkomstig de artikelen 4, § 2, en 5, § 2.

Art. 13.§ 1. De volgende werknemers worden door de dienst tewerkgesteld krachtens een arbeidsovereenkomst of een openbaar statuut : 1. een maatschappelijk assistent, een gegradueerde sociaal verpleger, een gegradueerde verpleger gespecialiseerd in communautaire of openbare gezondheid;2. een administratief bediende. De som van de subsidies die in en buiten het kader van dit decreet voor die indienstnemingen worden verleend mag niet hoger zijn dan de som van de loonkosten van de betrokken bedienden. Aan de begeleidingsnormen bedoeld in § 2, eerste lid, kan slechts worden voldaan als de tewerkgestelde werknemers uitsluitend in het kader van dit decreet gesubsidieerd worden. § 2. De Regering bepaalt het aantal sociale werknemers en administratief bedienden bedoeld in § 1 naar evenredigheid van het door de dienst in de loop van het vorige jaar gepresteerd aantal uren hulpverlening in het kader van dagelijkse handelingen dat in aanmerking komt voor subsidies.

De Regering bepaalt ook het aantal sociale werknemers en administratief bedienden bedoeld in § 1 naar evenredigheid van een minimumaantal thuisoppsassers, uitgedrukt in voltijds equivalenten. § 3. De maatschappelijk assistent, de gegradueerde sociaal verpleger, de gegradueerde verpleger gespecialiseerd in communautaire of openbare gezondheid worden belast met het voeren van sociale onderzoeken, met de begeleiding van de rechthebbenden, alsook van de gezinshelp(st)ers, de bejaardenhelp(st)ers of de thuisoppassers. § 4. De begeleidingsfunctie bedoeld in § 3 moet uitgeoefend worden door een persoon die een permanente opleiding volgt waardoor hij de specifieke vaardigheden voor de begeleiding van een team gezinshelp(st)ers of thuisoppassers kan opdoen of ontwikkelen. De inhoud van het programma inzake permanente opleiding dat uitgewerkt wordt door het comité voor de begeleiding van de opleidingen wordt door de Regering goedgekeurd. De Regering bepaalt de samenstelling van dat comité. § 5. De dienst mag andere werknemers in dienst nemen ingevolge de collectieve arbeidsovereenkomst van de paritaire subcommissie voor de diensten van de gezins- en bejaardenhelp(st)ers betreffende de indeling en de loonschalen.

Art. 14.De dienst eist gezondheidsgaranties van de gezins-/bejaardenhelp(st)ers en thuisoppassers en onderwerpt ze dan ook bij de indienstneming en vervolgens jaarlijks aan een preventieve medische controle. Het gezamenlijke personeel van de dienst wordt onderworpen aan de controles waarin de codex over het welzijn op het werk voorziet.

Art. 15.De dienst beschikt op zijn verschillende activiteitenzetels over lokalen opdat de vertrouwelijke aard van de dienstgesprekken en van de gesprekken met de hulpaanvragers gewaarborgd kan worden.

Art. 16.De dienst moet zich onderwerpen aan de controle die uitgeoefend wordt door de diensten die de Regering aanwijst. Voor elk geval dat het voorwerp uitmaakt van dienstverstrekkingen die in aanmerking kunnen komen voor de toekenning van subsidies moet de erkende dienst de controledocumenten opmaken naar het model dat door de Regering bepaald wordt.

Aan de hand van die documenten kan o.a. de uitvoering van de taken die een dienst aan een gezinshelp(st)er toevertrouwt gecontroleerd en beoordeeld worden.

Aan de hand van die documenten kan ook nagegaan worden of de prioriteiten in acht genomen worden bij de hulpverlening in het kader van dagelijkse handelingen, overeenkomstig artikel 7, § 3. Die evaluatie wordt regelmatig doorgevoerd en op zijn minst bij elke aanvraag tot hernieuwing van de erkenning.

Aan de hand van die documenten kan worden nagegaan welk gebruik de dienst gemaakt heeft van de subsidies bedoeld in artikel 28, § 1, en of het strookt met de elementen bedoeld in artikel 28, § 2. Ze dienen ook om na te gaan welk gebruik de dienst heeft gemaakt van de bijdrage bedoeld in artikel 26 en van die bedoeld in artikel 34.

Art. 17.§ 1. De gezinshelp(st)ers tewerkgesteld in het kader van het doorstromingsprogramma, alsook de gezinshelp(st)ers waarvan de baan gefinancierd wordt in het kader van de verminderingen van werknemersbijdragen toegepast krachtens het koninklijk besluit van 18 juli 2002 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profit sector, in het kader van het overstromingsprogramma of van elke andere bepaling inzake tewerkstellingsbevorderende maatregel vallen niet onder de toepassing van artikel 11, § 1.

De erkende dienst voor gezins- en bejaardenhulp die gezinshelp(st)ers tewerkstelt in het kader van de verminderingen van de werkgeversbijdragen, die toegepast worden krachtens het koninklijk besluit van 18 juli 2002 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profit sector, in het kader van het overstromingsprogramma of van elke andere bepaling inzake tewerkstellingsbevorderende maatregel moet zich, wat hen betreft, evenwel houden aan de artikelen 12 tot 14, alsook aan de diploma- of kwalificatievereisten bedoeld in artikel 11, § 2. § 2. De activiteit van de gezinshelp(st)ers bedoeld in § 1 wordt in aanmerking genomen wat betreft de naleving van de bepalingen opgenomen in de artikelen 6, 26 en 27. De dienst moet ook de controledocumenten opmaken naar het model dat door de Regering bepaald wordt.

Art. 18.De administratief en sociale werknemers van wie de tewerkstelling gefinancierd wordt in het kader van de verminderingen van de werkgeversbijdragen, die toegepast worden krachtens het koninklijk besluit van 18 juli 2002 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profit sector, in het kader van het overstromingsprogramma of van elke andere bepaling inzake tewerkstellingsbevorderende maatregel zijn niet gehouden tot inachtneming van de begeleidingsnormen bedoeld in artikel 13, § 2, eerste lid. HOOFDSTUK IV. - Procedure tot toekenning en tot hernieuwing van de erkenning

Art. 19.§ 1. De aanvraag tot erkenning wordt door de inrichtende macht van de dienst aan de Regering gericht bij aangetekend schrijven of via elke andere modaliteit die een vaste datum aan de verzending verleent.

Het erkenningsdossier bevat de volgende gegevens : 1. een omschrijving van de activiteit van de diensten die bestaan in de gemeente(n) waar de dienst voorstelt zijn diensten te verstrekken;2. een concrete omschrijving van de behoeften waarop niet ingespeeld werd door de bestaande diensten; 3. voor de diensten opgericht door de O.C.M.W.'s, informatie over de overeenkomsten gesloten met privédiensten, de moeilijkheden die ze teweegbrengen, eventueel een rechtvaardiging van het gebrek aan overeenkomst; 4. begrotingsprognoses betreffende de werking van de geplande dienst;5. informatie over de gewenste omvang en eventuele uitbreidingsprojecten. § 3. De door de Regering aangewezen Regeringsdienst onderzoekt het dossier, onderwerpt de dienst aan een inspectie en geeft advies over de toekenning of de weigering van de erkenning binnen vier maanden na ontvangst van het erkenningsdossier. § 4. De beslissing tot erkenning, genomen door de Regering op basis van het uitgebrachte advies, vermeldt de datum van inwerkingtreding ervan, de naam en het adres van de dienst.

De door de Regering aangewezen Regeringsdienst geeft de dienst kennis van de beslissing binnen zes maanden na de aanvraag.

Art. 20.De hernieuwing van de erkenning wordt uiterlijk zes maanden vóór het verstrijken van de lopende erkenning aangevraagd aan de hand van dezelfde formulieren en volgens dezelfde procedure als die waarin artikel 19, §§ 1, 3 en 4, voorziet.

Art. 21.§ 1. De dienst wordt in kennis gesteld van elk voorstel dat geformuleerd wordt door de Regeringsdienst aangewezen door de Regering m.b.t. : - de weigering van de erkenning; - de weigering tot hernieuwing van de erkenning; - de intrekking van de erkenning; - de opschorting van de erkenning.

Hij wordt ook ingelicht over het feit dat hij vanaf de datum van ontvangst van de kennisgeving over een termijn van 15 werkdagen beschikt om hem zijn geschreven opmerkingen toe te sturen. Deze termijn wordt opgeschort tijdens de maanden juli en augustus. § 2. De door de Regering aangewezen Regeringsdienst vult het dossier aan met de geschreven opmerkingen van de dienst, met elk nuttig gegeven en stuk dat hij inzamelt en met het proces-verbaal van verhoor van de dienst.

Daartoe roept de door de Regering aangewezen Regeringsdienst de dienst op bij ter post aangetekend schrijven of per brief afgegeven tegen bericht van ontvangst, met melding van de plaats en het uur van het verhoor. De oproeping vermeldt de mogelijkheid om zich door een raadsman te laten bijstaan.

De weigering te verschijnen of zijn verweermiddelen aan te voeren wordt in het proces-verbaal van verhoor geacteerd. § 3. De door de Regering aangewezen Regeringsdienst stelt een verslag op en maakt het dossier aan de Regering over binnen vijftien dagen na de datum van het verhoor. § 4. De Regering beslist binnen twee maanden na ontvangst van het dossier. § 5. De Regering geeft de dienst kennis van zijn beslissing. § 6. Dezelfde procedure is van toepassing als de subsidiëring opgeschort wordt om overeenkomstig artikel 39 een onregelmatigheid te bestraffen. § 7. Zelfs als de duur van zes jaar bedoeld in artikel 3, § 1, tweede lid, verstreken is, wordt de erkenning van de dienst verlengd tot de afloop van de procedure bedoeld in artikel 20 of 21, voor zover deze procedure uiterlijk zes maanden na het verstrijken van de erkenning is opgestart.

Art. 22.§ 1. Het beroep tegen een beslissing tot : - weigering van erkenning; - weigering van hernieuwing van de erkenning; - intrekking van de erkenning; - opschorting van de erkenning, wordt binnen de maand van de kennisgeving van de omstreden beslissing aan de Regering gericht bij aangetekend schrijven of via elke andere modaliteit die een vaste datum aan de verzending verleent. § 2. Het beroep vermeldt : 1° de naam, hoedanigheid, woonplaats of zetel van de aanvrager;2° zijn voorwerp en een uiteenzetting van de feiten en middelen. Het beroep wordt aangevuld met een afschrift van de omstreden beslissing. § 3. De dienst wordt binnen de maand van de indiening van het beroep bij ter post aangetekend schrijven of per brief afgegeven tegen bericht van ontvangst opgeroepen door de Regeringsdienst die de Regering heeft aangewezen, met melding van de plaats en het uur van het verhoor.

De oproeping vermeldt de mogelijkheid om zich door een raadsman te laten bijstaan.

De weigering te verschijnen of zijn verweermiddelen aan te voeren wordt in het proces-verbaal van verhoor geacteerd. § 4. De door de Regering aangewezen Regeringsdienst stelt een verslag op en maakt het dossier aan de Regering over binnen vijftien dagen na de datum van het verhoor. § 5. De Regering beslist binnen een termijn van drie maanden, die ingaat op de datum van de indiening van het beroep, na advies van de adviescommissie over de beroepen wat betreft de vraagstukken inzake sociale actie en gezondheid. § 6. De Regering geeft de dienst kennis van zijn beslissing. § 7. Zelfs als de duur van zes jaar bedoeld in artikel 3, § 1, tweede lid, verstreken is, wordt de erkenning van de dienst verlengd tot de afloop van de procedure bedoeld in dit artikel. § 8. In geval van opschorting van de erkenning kan de dienst vragen dat ze opgeheven wordt als hij acht dat de gronden waarop de straf berust niet meer bestaan. Het verzoek, gericht aan de door de Regering aangewezen Regeringsdienst, gaat vergezeld van een verantwoordingsmemorie, en de dienst wordt onverwijld aan een inspectie onderworpen. De Regering beslist binnen een maand na ontvangst van de aanvraag op basis van het inspectieverslag.

In geval van opschorting of intrekking van de erkenning bepaalt de Regering op welke datum haar beslisissing in werking treedt. Die datum is vroegstens de eerste dag van de derde maand en uiterlijk de eerste dag van de zesde maand na de kennisgeving van de beslissing. HOOFDSTUK V. - Subsidiëringsvoorwaarden

Art. 23.De subsidies worden toegekend voor zover de voorwaarden waarin dit hoofdstuk voorziet vervuld zijn.

Art. 24.De dienst moet minstens drie gezins-/bejaardenhelp(st)ers die uitsluitend in het kader van dit decreet gesubsidieerd worden voltijds en permanent tewerkstellen.

Een voltijdse betrekking kan door twee deeltijdse betrekkingen vervangen worden voor zover deze met ten minste één voltijdse betrekking overeenstemmen.

Art. 25.De dienst betaalt zijn personeel voor de diensten verstrekt met inachtneming van de arbeidswetgeving alsook van de verplichtingen m.b.t. de collectieve overeenkomsten als het gaat om een privédienst, krachtens het statuut als het gaat om personeel vastbenoemd door de overheidsdiensten, of krachtens verplichtingen eigen aan de overheidsdiensten.

Art. 26.De dienst moet van de rechthebbende op hulpverlening in het kader van dagelijkse handelingen een bijdrage eisen die in verhouding is met de middelen en de lasten van het gezin, met inachtneming van de door de Regering vastgelegde schaal. De Regering kan evenwel een expliciete afwijking toestaan wegens de bijzondere sociale toestand van de rechthebbende. De financiële bijdrage van de rechthebbende op thuisoppas wordt door de dienst bepaald.

Art. 27.§ 1. De dienst mag voor dezelfde rechthebbende 200 uren per kwartaal niet overschrijden voor het geheel van de prestaties inzake hulpverlening in het dagelijkse leven verricht door dezelfde dienst of door verschillende diensten in het kader van dit decreet.

Als verschillende rechthebbenden dezelfde woonplaats betrekken, mag de som van de prestaties inzake hulpverlening in het dagelijkse leven die dezelfde dienst of veschillende diensten in deze woonplaats verrichten niet hoger zijn dan 250 uur per kwartaal.

De hulpuren toegekend aan de naaste hulpverleners worden niet in aanmerking genomen bij de berekening van die urenaantallen.

De dienst kan een afwijking aanvragen om het urenaantal bedoeld in de eerste twee leden te mogen overschrijden. Die afwijking wordt aangevraagd op basis van een sociaal verslag dat overgemaakt wordt aan de door de Regering aangewezen Regeringsdienst. De Regering aanvaardt of weigert de aanvraag op basis van de gegevens van het sociaal dossier en van de bijzondere en tijdelijke toestand van de rechthebbende. Zij motiveert haar beslissing.

Als de afwijking niet toegestaan wordt, heeft de rechthebbende of zijn vertegenwoordiger of de dienst het recht om beroep in te dienen bij de Regering. De afwijking wordt bij gewoon schrijven aangevraagd binnen de maand na de kennisgeving van de beslissing tot weigering. De afwijking wordt door de Regering bij gemotiveerde beslissing toegekend of geweigerd na advies van de "Commission wallonne de la famille" (Waalse commissie voor het gezin). Die beslissing wordt meegedeel aan de rechthebbende of aan zijn vertegenwoordiger en aan de dienst. § 2. § 1 van dit artikel is niet van toepassing op palliatieve patiënten, zoals bedoeld in artikel 3 van het koninklijk besluit van 2 december 1999 tot vaststelling van de tegemoetkoming van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging voor geneesmiddelen, verzorgingsmiddelen en hulpmiddelen voor palliatieve thuispatiënten, bedoeld in artikel 34, 14°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoordineerd op 14 juli 1994. § 3. De toepassing van de grenzen 200 en 250 uren die in § 1 vastliggen is het voorwerp van een evaluatie. De door de Regering aangewezen Regeringsdienst maakt jaarlijks een verslag op m.b.t. de aangevraagde afwijkingen, de desbetreffende antwoorden en rechtvaardigingen.

Op basis van dat verslag mag de Regering desnoods wijzigingen aanbrengen in de grenzen waarin § 1 voorziet. HOOFDSTUK VI. - Subsidies

Art. 28.§ 1. De Regering verleent de dienst binnen de perken van de begrotingskredieten subsidies ter gehele of gedeeltelijke dekking van : 1° de personeelsuitgaven;2° de werkingskosten;3° de opleidings- en vergaderingsduur;4° de vervoerskosten. § 2. Die subsidies worden toegekend o.a. op basis van de volgende gegevens : 1. het aantal uren gepresteerd door de hulpverleners bij de rechthebbende, tijdens vergaderingen, opleidingen of verplaatsingen;2. het aantal prestaties verricht door de hulpverleners;3. het aantal uren dat thuis bij de rechthebbende gepresteerd wordt op zaterdagen, zondagen en feestdagen, en tussen 6 en 8 uur en tussen 18 en 21 uur 30;4. de anciënniteit van de gezinshelp(st)ers;5. de bevolkingsdichtheid van de gemeente van de rechthebbende;6. het aantal uren dat de vorige jaren aan de dienst is toegekend;7. het aantal kilometers afgelegd door de werknemer. § 3. De Regering bepaalt de modaliteiten voor de toekenning van die subsidies op basis van een forfaitair bedrag per uur, kilometer of prestatie.

De subsidies worden minstens om de zes maanden uitbetaald.

Art. 29.De Regering verleent jaarlijks per dienst een maximumaantal gesubsidieerde uren activiteiten i.v.m. hulpverlening in het kader van dagelijkse handelingen. Dat aantal wordt "contingent" genoemd.

Het contingent wordt door de Regering vastgelegd op basis van de volgende criteria : het contingent dat het vorige jaar is toegekend aan de dienst, het contingent dat het vorige jaar is opgebruikt door de dienst, het aantal inwoners van de gemeente(n) bediend door de dienst, de leeftijd van de inwoners van de door de dienst bediende gemeente(n) en de omvang van de financiële bijdrage van de rechthebbenden op de dienst.

Art. 30.De Regering bepaalt hoe dat contingent tussen de diensten wordt uitgewisseld en hoe het van de de ene dienst aan de andere overgedragen wordt.

Art. 31.De Regering voorziet in een systeem door middel waarvan de toegekende subsidieerbare uren die niet zijn opgebruikt door bepaalde diensten gegroepeerd en verspreid kunnen worden. Die uren worden toegekend aan de diensten die activiteiten hebben verricht bovenop de grenzen van het hen toegezezen contingent en, indien een saldo overblijft, aan de diensten die op een erkenning wachten.

Art. 32.De diensten organiseren bijscholingscursussen alsook vergaderingen die noodzakelijk zijn voor de vlotte werking van hun activiteiten. Daartoe genieten ze de subsidies bedoeld in artikel 28.

De Regering bepaalt de minimale en maximale proportie van het contingent die voor die cursussen en vergaderingen voorzien moet worden, de minimale duur van de cursussen, alsook het minimumaantal gezinshelp(st)ers die de cursussen moeten volgen.

Art. 33.De diensten die maaltijden aan huis bezorgen, kunnen aanspraak maken op de in artikel 28 bedoelde subsidies voor activiteiten i.v.m. de verpakking en de distributie van maaltijden.

De Regering bepaalt het maximumaantal uren dat per dag en per gezinshelp(st)er voor de distributie van de maaltijden bestemd moet worden en het aantal prestaties geboekt in het kader van deze activiteit.

Art. 34.De geholpen persoon kan verzocht worden om een bijdrage in de verplaatsingskosten van de hulpverleners. De Regering bepaalt het bedrag van die bijdrage.

Art. 35.Er wordt rekening gehouden met de duur van de verplaatsing voor de activiteit die in aanmerking komt voor de toekenning van subsidies. De afgelegde afstand kan ook in aanmerking genomen worden voor de toekenning van een subsidie. De Regering bepaalt hoe die duur en die afstand in aanmerking genomen worden.

Art. 36.§ 1. De erkende dienst voor gezins- en bejaardenhulp die gezinshelp(st)ers tewerkstelt in het kader van de verminderingen van de werkgeversbijdragen, die toegepast worden krachtens het koninklijk besluit van 18 juli 2002 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profit sector, in het kader van het overstromingsprogramma of van elke andere bepaling inzake tewerkstellingsbevorderende maatregel moet zich voor die hulpverleners aan de artikelen 25 en 32 van dit decreet houden. § 2. Binnen de perken van de beschikbare kredieten wordt door de Regering een som aan de dienst toegekend en verdeeld per equivalent voltijdse betrekking bedoeld in § 1 en in artikel 13, § 5.

Die som wordt toegekend als tegemoetkoming in de verplaatsingskosten alsook in alle andere kosten bepaald door de Regering die niet het woorwerp uitmaken van bovenbedoelde tewerkstellingsbevorderende maatregelen.

Voor deeltijdse betrekkingen wordt de subsidie verhoudingsgewijs verminderd.

Art. 37.Binnen de perken van de beschikbare kredieten wordt door de Regering een som aan de dienst toegekend per equivalent voltijdse betrekking van oppasser.

Die som wordt toegekend als tegemoetkoming in de onkosten van het administratief personeel en van de begeleidinsgverantwoordelijken bedoeld in artikel 13, in de verplaatsingskosten, alsook in alle andere kosten bepaald door de Regering die niet het woorwerp uitmaken van bovenbedoelde tewerkstellingsbevorderende maatregelen. Die som wordt ook toegekend als tegemoetkoming voor de bijkomende loonkosten toegekend voor de prestaties bedoeld in artikel 28, § 2, punt 3.

Voor deeltijdse betrekkingen wordt de subsidie verhoudingsgewijs verminderd.

Art. 38.§ 1. Binnen de perken van de beschikbare kredieten wordt per equivalent voltijdse werknemer een door de Regering bepaalde som door de Minister toegekend aan de erkende dienst die onder de privé sector ressorteert.

Die som wordt toegekend per gezinshelp(st)er of oppasser die voldoet aan de voorwaarden bedoeld in de artikelen 11, § 2, en 11, § 3, en voor wie de dienst in aanmerking komt voor een tewerkstellingsbevorderende maatregel, overeenkomstig het decreet van 25 april 2002 betreffende de tegemoetkomingen ter bevordering van de indienstneming van niet-werkende werkzoekenden door de plaatselijke, gewestelijke en gemeenschapsoverheden, door bepaalde werkgevers in de niet-commerciële sector, het onderwijs en de commerciële sector.

Die som wordt gebruikt opdat de werkgevers het kostenverschil dat voorvloeit uit de gelijkschakeling van de loonkosten zouden kunnen dragen. De som van de subsidies verkregen in en buiten het kader van dit decreet mag niet hoger zijn dan de loonkosten van de betrokken werknemers. § 2. De subsidie bedoeld in § 1 wordt ten gunste van een werknemer slechts toegekend voor de periode waarin hij in aanmerking komt voor de subsidies toegekend overeenkomstig bovenbedoeld decreet van 25 april 2002. HOOFDSTUK VII. - Controle en sancties

Art. 39.Elke dienst moet zich onderwerpen aan de controle en de evaluatie die door de Regering georganiseerd worden, met name wat betreft de taken toevertrouwd aan de werknemers en het gebruik van de subsidies.

In geval van behoorlijk vastgestelde onregelmatigheid kan de Regering het voordeel van een deel of van het geheel van de subsidies opschorten voor een periode die zij bepaalt, al naar gelang van de ernst van de onregelmatigheid.

Art. 40.De Regering bepaalt welke controle- en evaluatiedocumenten door de erkende diensten overgemaakt moeten worden overeenkomstig artikel 16. Zij legt de in acht te nemen termijnen en procedure vast.

Art. 41.De administratieve, financiële en kwalitatieve controle op de dienst wordt uitgeoefend door de ambtenaren die de Regering daartoe aanwijst.

Deze ambtenaren zijn bekleed met het ambt van hulppolitieofficier van de procureur des Konings.

Deze ambtenaren moeten de bij het decreet van 20 juli 1831 voorgeschreven eed vóór de vrederechter van hun woonplaats afleggen.

Bij het vervullen van hun opdracht kunnen ze : 1° alle controles en onderzoeken verrichten en alle inlichtingen inzamelen die zij nodig achten, met name : a.het ondervragen van elke persoon over elk feit waarvan de kennis nuttig is voor het uitoefenen van het toezicht; b. zich elk nuttig document laten overmaken of elk nuttig document zoeken voor de vervulling van hun opdracht, er een afschrift van nemen of het tegen ontvangstbewijs meenemen;2° processen-verbaal van vaststelling opmaken die bewijskracht hebben, behalve tegenbewijs.Binnen vijftien dagen wordt een afschrift van de vaststelling van de feiten overgemaakt aan de beheerders en aan de overtreder.

Bovendien moet de dienst jaarlijks de volgende stukken overmaken : 1° de specifieke rekeningen of boekhoudfuncties overmaken waaruit blijkt dat de subsidies zijn gebruikt, met inbegrip van een gedetailleerde opgave van de subsidies en financiële tegemoetkomingen afkomstig van andere overheidsadministraties, privé-instellingen en diensten, alsmede van de bijdrage die van iedere rechthebbende wordt geëist;2° een afschrift van de documenten van aangifte bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid met melding van de dienstprestaties van de gezinshelp(st)ers, de bejaardenhelp(st)ers, de maatschappelijk assistenten, de gegradueerde sociaal verplegers en het administratief personeel;3° het jaarlijkse activiteitenverslag;4° de lijst van de gezinshelp(st)ers en hun inschrijvingsnummer.

Art. 42.Het toezicht en de controle op de naleving van de bepalingen van dit decreet wordt uitgeoefend overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 5 februari 1998 houdende toezicht en contrôle op de naleving van de wetgeving betreffende de omscholing en de bijscholing. » .

Art. 43.Elke belanghebbende kan bij het door de Regering aangewezen orgaan klacht indienen i.v.m. de werking van een dienst.

De Regering bepaalt de procedure voor de opvolging van die klacht.

Art. 44.Er wordt een boete van 1.000 à 10.000 euro opgelegd aan degenen die gebruik maken van de bewoordingen "service agréé d'aide aux familles et aux personnes âgées", "aide à la vie quotidienne" of "aide familiale" zonder erkend te zijn krachtens dit decreet.

Hetzelfde geldt voor degenen die zich beroepen op het statuut of de hoedanigheid van gezinshelp(st)er zonder te beschikken over een certificaat waaruit blijkt dat ze de bij of krachtens dit decreet gestelde voorwaarden vervullen.

Er wordt een boete van 100 à 1.000 euro opgelegd aan de overtreders van de overige regels die bij of krachtens dit decreet zijn vastgelegd. HOOFDSTUK VIII. - Overgangs- en slotbepalingen

Art. 45.Ingevolge de afschaffing van de specifieke opleiding die voor hen voorzien was, zijn de bejaardenhelp(st)ers die op de datum van inwerkingtreding van dit decreet door de diensten tewerkgesteld zijn slechts bevoegd om hulp te verlenen aan personen die de leeftijd van minimum zestig jaar bereikt hebben, aan volwassenen met een erkende permanente en definitieve handicap van minimum 66 %, bevestigd aan de hand van één van de door de administratie erkende attesten, en aan gezinnen die een volwassene ten laste hebben met een erkende permanente en definitieve handicap van minimum 66 %, bevestigd aan de hand van één van de door de administratie erkende attesten.

Art. 46.De diensten erkend vóór de inwerkingtreding van dit decreet worden overeenkomstig dit decreet geacht voor een duur van zes jaar erkend te zijn op de datum van inwerkingtreding ervan.

Art. 47.De datum van inwerkingtreding van dit decreet wordt door de Regering vastgelegd.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Namen, 6 december 2007.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Huisvesting, Vervoer en Ruimtelijke Ontwikkeling, A. ANTOINE De Minister van Begroting, Financiën en Uitrusting, M. DAERDEN De Minister van Binnenlandse Aangelegenheden en Ambtenarenzaken, Ph. COURARD. De Minister van Economie, Tewerkstelling, Buitenlandse Handel en Patrimonium, J.-C. MARCOURT De Minister van Onderzoek, Nieuwe Technologieën en Buitenlandse Betrekkingen, Mevr. M.-D. SIMONET De Minister van Vorming, M. TARABELLA De Minister van Gezondheid, Sociale Actie en Gelijke Kansen, P. MAGNETTE De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, B. LUTGEN _______ Nota (1) Zitting 2007-2008. Stukken van het Waals Parlement, 671 (2007-2008), nrs. 1 tot 22.

Volledig verslag, openbare vergadering van 5 december 2007.

Bespreking - Stemmingen.

^