Etaamb.openjustice.be
Decreet van 06 juli 2018
gepubliceerd op 30 augustus 2018

Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2018

bron
vlaamse overheid
numac
2018013336
pub.
30/08/2018
prom.
06/07/2018
ELI
eli/decreet/2018/07/06/2018013336/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

6 JULI 2018. - Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2018 (1)


Het VLAAMS PARLEMENT heeft aangenomen en Wij, REGERING, bekrachtigen hetgeen volgt : Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2018 HOOFDSTUK 1. - Algemeen

Artikel 1.Dit decreet regelt een gewest- en gemeenschapsaangelegenheid. HOOFDSTUK 2. - Mobiliteit en Openbare Werken Afdeling 1. - Wijziging van het decreet houdende de oprichting van de

nv BAM

Art. 2.In artikel 15 van het decreet van 13 december 2002 houdende de oprichting van de naamloze vennootschap van publiek recht Beheersmaatschappij Antwerpen Mobiel (BAM), zoals laatst gewijzigd door het decreet van 13 juli 2012, wordt paragraaf 2 opgeheven. Afdeling 2. - Subsidie voor de nv Internationale Luchthaven

Kortrijk-Wevelgem inzake veiligheid en beveiliging

Art. 3.In artikel 65 van het decreet van 10 juli 2008 betreffende het beheer en de uitbating van de regionale luchthavens Oostende-Brugge, Kortrijk-Wevelgem en Antwerpen wordt een paragraaf 4 ingevoegd, die luidt als volgt : " § 4. De Vlaamse Regering kan tijdelijk, en uiterlijk tot 31 maart 2024, binnen de perken van de daartoe op de begroting beschikbare kredieten, een toelage toekennen aan de nv Internationale Luchthaven Kortrijk-Wevelgem tot dekking van de lasten die voortvloeien uit het verstrekken van de taken inzake veiligheid en beveiliging (inclusief brandweerdiensten). De Vlaamse Regering bepaalt de wijze van berekening, de parameters en de betalingsmodaliteiten van deze toelage.". HOOFDSTUK 3. - Cultuur, Jeugd, Sport en Media Afdeling 1. - Verdeling investeringsmiddelen overgedragen provinciale

gebouwen

Art. 4.Binnen het Fonds Culturele Infrastructuur worden gedurende de periode 2018 tot en met 2024 middelen toegekend voor investeringsnoden van de in het tweede lid vermelde gebouwen. De middelen bedragen jaarlijks 3,5 miljoen euro gedurende die periode, voor zover de nodige kredieten zijn voorzien in de begroting.

Bij de toekenning van de middelen wordt over de periode 2018 tot en met 2024 de volgende verdeelsleutel gehanteerd : 1° 24,1 % voor de volgende gebouwen samen : Arenberg, Fotomuseum, Mode-museum, Museum Edelsmeedkunst, Juwelen en Diamant;2° 18,6 % voor de volgende gebouwen samen : Bibliotheek Hasselt Limburg, Gallo-Romeins Museum en Z33;3° 14,2 % voor de volgende gebouwen samen : Roger Raveelmuseum, Caermers-klooster en Schrijvershuis Anton Van Wilderode;4° 3,2 % voor Hanenbos;5° 39,9 % voor de volgende gebouwen samen : MuZee, Permeke en Lijsternest. Voor de gebouwen die eigendom zijn van de lokale besturen, dient het bestuur uiterlijk op de door het Fonds Culturele Infrastructuur bepaalde datum een meerjarenplan in bij het Fonds Culturele Infrastructuur, met een overzicht van de reële investeringsnoden voor de periode 2018 tot en met 2024.

Voor de gebouwen die eigendom zijn van de Vlaamse Gemeenschap, maakt het Fonds Culturele Infrastructuur uiterlijk op dezelfde datum een meerjarenplan op met een overzicht van de reële investeringsnoden voor de periode 2018 tot en met 2024.

De Vlaamse Regering beslist over de verdeling van de middelen, vermeld in het eerste lid op basis van de ingediende meerjarenplannen. Afdeling 2. - Provinciale middelen Jeugd

Art. 5.In artikel 13 van het decreet van 20 januari 2012 houdende een vernieuwd jeugd- en kinderrechtenbeleid wordt paragraaf 2, opgeheven bij het decreet van 18 december 2015, opnieuw opgenomen in de volgende lezing : " § 2. Voor de periode 2018 tot en met 2021 kan de Vlaamse Regering, in het kader van de afslanking van de provincies, bijkomende middelen toekennen aan erkende landelijk georganiseerde jeugdverenigingen, verenigingen informatie en participatie en cultuureducatieve verenigingen. Deze middelen omvatten een subsidiëring van een kern van personeelsleden en een subsidiëring op grond van werkelijk gepresteerde activiteiten. Deze middelen worden toegekend aan verenigingen die ressorteren onder dit decreet en in 2014 een provinciale subsidie ontvingen, voor zover die provinciale middelen nog niet werden toegevoegd aan de aanvullende variabele subsidie, als vermeld in paragraaf 1, tweede lid.". Afdeling 3. - Fonds Vrijwilligersbeleid

Art. 6.Er wordt een begrotingsfonds Vrijwilligersbeleid opgericht, hierna "het Fonds" te noemen.

Het Fonds is een begrotingsfonds zoals vermeld in artikel 12 van het decreet van 8 juli 2011 houdende regeling van de begroting, de boekhouding, de toekenning van subsidies en de controle op de aanwending ervan, en de controle door het Rekenhof.

Het Fonds wordt gefinancierd door alle ontvangsten die voortvloeien uit de overdracht van de reserve, die de Vereniging van de Vlaamse Provincies heeft aangelegd met de middelen die de Nationale Loterij ter beschikking heeft gesteld voor de financiering van de vrijwilligersverzekering.

Het Fonds wordt aangewend voor de financiering van de verzekering als bedoeld in artikel 6 van de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers, en voor het beheer en de promotie ervan. Afdeling 4. - Indexatie dotatie diensten met afzonderlijk beheer "de

beheersdienst van het Kasteel-Domein van Gaasbeek" en "het cultuur- en congrescentrum van de Vlaamse Gemeenschap `Landcommanderij Alden Biesen' te Bilzen"

Art. 7.Met behoud van de toepassing van artikel 47, § 1, van het decreet van 23 december 2016 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2017, worden de dotaties aan de volgende diensten met afzonderlijk beheer die worden ingeschreven op de begroting van de algemene uitgaven van de Vlaamse Gemeenschap gekoppeld aan de gezondheidsindex als bedoeld in artikel 2, § 1, van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van het concurrentievermogen : 1° de beheersdienst van het Kasteel-Domein van Gaasbeek, vermeld in artikel 62 van het decreet van 25 juni 1992 houdende diverse bepalingen tot begeleiding van de begroting 1992;2° het cultuur- en congrescentrum van de Vlaamse Gemeenschap `Landcommanderij Alden Biesen' te Bilzen, vermeld in artikel 35 van het decreet van 21 december 1994 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1995. HOOFDSTUK 4. - Omgeving Afdeling 1. - Opheffing Fonds Grondwaterbeheer

Art. 8.In artikel 10.2.3, § 1, tweede lid, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, gewijzigd bij de decreten van 22 december 2006, 21 december 2012 en 19 december 2014, ingevoegd bij het decreet van 7 mei 2004, gewijzigd bij de decreten van 24 december 2004, 23 december 2005, 30 juni 2006 en 18 december 2015, wordt het punt 13° opgeheven.

Art. 9.In artikel 10.2.5 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 7 mei 2004, gewijzigd bij de decreten van 23 december 2005, 22 december 2006, 21 december 2012 en 19 december 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 2 wordt het tweede lid vervangen door wat volgt : "In afwijking van het eerste lid zijn de in paragraaf 1, 13° en 14°, genoemde ontvangsten te beschouwen als toegewezen ontvangsten.Zij mogen aangewend worden in het kader van het beleid inzake de waterhuishouding, en voor de Polders en Wateringen, met uitzondering evenwel van de loon- en werkingskosten van de Vlaamse Milieumaatschappij."; 2° in paragraaf 2 wordt het derde lid opgeheven;3° in paragraaf 5 wordt in punt 2° tussen de zinsnede " § 1, 13° " en de zinsnede ", vermelde ontvangsten" de zinsnede "en 14° " ingevoegd; 4° in paragraaf 5 wordt tussen de punten 3° en 4° een punt 3° /1 ingevoegd dat luidt als volgt : "3° /1 het per 12 mei 2006 beschikbaar saldo en de op die datum nog openstaande vorderingen, verbintenissen en verplichtingen van het Schadefonds opgericht bij decreet van 24 januari 1984 en gewijzigd bij decreet van 12 december 1990, worden overgedragen naar het Fonds voor de Waterhuishouding, opgericht bij dit decreet;"; 5° in paragraaf 5 wordt punt 4° vervangen door wat volgt : "4° de middelen van het Fonds voor de Waterhuishouding kunnen aangewend worden voor al wat dienen kan in het raam van het beleid inzake waterhuishouding, en voor de polders en de wateringen, met uitzondering evenwel van de loon- en werkingskosten van de Vlaamse Milieumaatschappij."; 6° paragraaf 6 wordt opgeheven. Afdeling 2. - Rechtzetting verwijzing Klimaatfonds

Art. 10.In artikel 14, § 2 en § 4, van het decreet van 13 juli 2012 van het decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de tweede aanpassing van de begroting 2012 wordt de zinsnede "artikel 13.5.1. van het Energiedecreet van 8 mei 2009" vervangen door de zinsnede "artikel 8.5.1. van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, ingevoegd bij decreet van 14 februari 2014". Afdeling 3. - Wijzigingen van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13

december 2013, wat betreft het uitsluiten van de cumul van vermindering van het tarief voor schenkingen van en van verlaging van het verkooprecht voor een beschermd monument waarvoor een investeringsplicht geldt met de vermindering van de personenbelasting voor uitgaven voor beschermde goederen

Art. 11.In artikel 2.8.4.4.1, § 6, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, ingevoegd bij het decreet van 21 april 2017, worden de woorden "als de voormelde premies" vervangen door de zinsnede ", noch met de belastingvermindering van de personenbelasting, vermeld in artikel 14536 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992, als de voormelde premies of de belastingvermindering".

Art. 12.In artikel 2.9.4.2.10, § 4, tweede lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 21 april 2017, worden de woorden "als die premies" vervangen door de zinsnede "noch met de belastingvermindering van de personenbelasting, vermeld in artikel 14536 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992, als de voormelde premies of de belastingvermindering".

Art. 13.In artikel 2.9.4.2.14, § 4, tweede lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 18 mei 2018, worden de woorden "als die premies" vervangen door de zinsnede "noch met de vermindering van de personenbelasting, vermeld in artikel 14536 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992, als de voormelde premies of de belastingvermindering". HOOFDSTUK 5. - Landbouw en Visserij

Art. 14.§ 1. Er wordt een "Fonds toezicht en handhaving Landbouwdecreet" opgericht, hierna "het Fonds" te noemen. Het Fonds is een begrotingsfonds als bedoeld in artikel 12 van het decreet van 8 juli 2011 houdende regeling van de begroting, de boekhouding, de toekenning van subsidies en de controle op de aanwending ervan, en de controle door het Rekenhof. § 2. De middelen van het Fonds bestaan uit : 1° de administratieve geldboeten en exclusief bestuurlijke geldboeten, in voorkomend geval de vermeerdering hiervan met het economisch voordeel voortvloeiend uit het plegen van de inbreuk, geïnd in uitvoering van het decreet van 28 juni 2013 betreffende het landbouw- en visserijbeleid;2° de expertisekosten geïnd in uitvoering van het decreet van 28 juni 2013 betreffende het landbouw- en visserijbeleid;3° de bijdragen en bestuurlijke geldboeten, geïnd in uitvoering van het decreet van 3 april 2009 houdende de organisatie van co-existentie van genetisch gemodificeerde gewassen met conventionele en biologische gewassen. § 3. De middelen van het Fonds kunnen worden aangewend voor : 1° specifieke werkingskosten in uitvoering van hoofdstuk 3.Controle- en sanctiebepalingen van het decreet van 28 juni 2013 betreffende het landbouw- en visserijbeleid; 2° de uitgaven voor het vergoeden van de economische schade, vermeld in artikel 14 van het decreet van 3 april 2009 houdende de organisatie van co-existentie van genetisch gemodificeerde gewassen met conventionele en biologische gewassen en de uitvoeringsbesluiten ervan.

Art. 15.In artikel 4 van het decreet van 19 mei 2006 betreffende de oprichting en werking van het Fonds voor Landbouw en Visserij, vervangen bij het decreet van 28 juni 2013, wordt punt 6° opgeheven.

Art. 16.In artikel 5 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 28 juni 2013, worden punt 3°, 4° en 5° opgeheven.

Art. 17.In artikel 7 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 28 juni 2013, wordt paragraaf 3 opgeheven.

Art. 18.In artikel 61 van het decreet van 28 juni 2013 betreffende het landbouw- en visserijbeleid wordt de zinsnede "het Fonds voor Landbouw en Visserij, opgericht bij het decreet van 19 mei 2006 betreffende de oprichting en de werking van het Fonds voor Landbouw en Visserij" vervangen door zinsnede "Fonds toezicht en handhaving Landbouwdecreet, opgericht bij het decreet van 6 juli 2018 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2018". HOOFDSTUK 6. - Financiën en Begroting Afdeling 1. - Onroerende voorheffing

Art. 19.Aan artikel 2.1.4.0.1, § 3, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, gewijzigd bij het decreet van 20 december 2013 en het decreet van 18 november 2016, wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt : "De coëfficiënt wordt verkregen door het gemiddelde van de maandelijkse indexcijfers van het jaar 1996 te delen door het gemiddelde van de maandelijkse indexcijfers van het jaar dat voorafgaat aan het jaar van de inkomsten. Daarbij worden de volgende afrondingen toegepast : 1° het gemiddelde van de maandelijkse indexcijfers wordt afgerond op het hogere of lagere honderdste naargelang het cijfer van de duizendsten al of niet vijf bereikt;2° de coëfficiënt wordt afgerond op het hogere of lagere tienduizendste naargelang het cijfer van de honderdduizendsten al of niet vijf bereikt; 3° na de toepassing van de coëfficiënt wordt het verkregen tariefbedrag afgerond op het hogere of lagere honderdste naargelang het cijfer van de duizendsten al of niet vijf bereikt.". Afdeling 2. - Leegstandsheffing bedrijfsruimten - opschorting

brownfieldconvenant

Art. 20.In artikel 2.6.7.7.1 van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013 wordt tussen het tweede en derde lid een lid ingevoegd, dat luidt als volgt : "In afwijking van het tweede lid, blijft de opschorting van de heffing behouden als de eigenaar, aan wie een opschorting is verleend met toepassing van artikel 2.6.7.2.1, overgaat tot overdracht van de aan de heffing onderworpen bedrijfsruimte aan een actor bij het brownfieldconvenant.". HOOFDSTUK 7. - Kanselarij en Bestuur Afdeling 1. - Wijziging Fonds Departement Kanselarij en Bestuur

Art. 21.In artikel 9 van het decreet van 18 december 2015 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2016 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° aan het tweede lid wordt een punt 5° toegevoegd, dat luidt als volgt : "5° de publieksgerichte werking van het bouwmeesterschap in het kader van het Atelier Bouwmeester."; 2° aan het derde lid wordt een punt 5° toegevoegd, dat luidt als volgt : "5° de (co)productie van activiteiten in het kader van de publieksgerichte werking van het bouwmeesterschap en het Atelier Bouwmeester.". Afdeling 2. - Wijziging van het decreet van 5 juli 2002

tot vaststelling van de regels inzake de dotatie en de verdeling van het Vlaams Gemeentefonds

Art. 22.In artikel 11, § 1, van het decreet van 5 juli 2002 tot vaststelling van de regels inzake de dotatie en de verdeling van het Vlaams Gemeentefonds, wordt het getal "700" vervangen door het getal "441" en het woord "zevenhonderdste" vervangen door het woord "vierhonderdeenenveertigste". HOOFDSTUK 8. - Onderwijs en Vorming Afdeling 1. - Toelage hogere instituten en andere instellingen voor

Schone Kunsten

Art. 23.In artikel III.119 van de Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013, bekrachtigd bij het decreet van 20 december 2013, gewijzigd bij de decreten van 25 april 2014 en 19 december 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° aan paragraaf 1 wordt een zevende lid toegevoegd, dat luidt als volgt : "Vanaf het begrotingsjaar 2018 wordt een bedrag van 400.000 euro toegevoegd aan de toelage, vermeld in deze paragraaf."; 2° in paragraaf 6 wordt de laatste zin vervangen door wat volgt : "Voor de berekening van de 2 % worden de bijkomende toelagen van 250.000 euro in 2015 en 2016 en van 400.000 euro vanaf 2018 niet in rekening gebracht.". Afdeling 2. - Bijstellen toekenning aanvullende

leraarsuren/punten/werkingsmiddelen asielmiddelen volwassenenonderwijs

Art. 24.In artikel 196sexies, § 1, van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs, ingevoegd bij het decreet van 18 december 2015, en gewijzigd bij de decreten van 23 december 2016, 30 juni 2017 en 22 december 2017, wordt het derde lid vervangen door wat volgt : "Ten laste van het begrotingsjaar 2018 worden 33.970,40 aanvullende leraarsuren, 496,83 aanvullende punten en een bedrag van 579.000,23 euro aan werkingsmiddelen aan de centra voor volwassenenonderwijs en 96,40 aanvullende vte, 1.589,46 aanvullende punten en een bedrag van 1.339.999,77 euro aan werkingsmiddelen aan de centra voor basiseducatie toegekend.". Afdeling 3. - Maatregelen tot uitvoering van cao XI - Lerarenplatform

en omzetting van niet-ingevulde vervangingen - Basisonderwijs

Art. 25.In hoofdstuk IX van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 wordt een afdeling 3quater ingevoegd, die luidt als volgt : "Afdeling 3quater. Lerarenplatform Onderafdeling 1. Toepassingsgebied en definities

Art. 153duodecies.Deze afdeling is van toepassing op de wervingsambten van het bestuurs- en onderwijzend personeel, die worden vermeld in artikel 2, § 1, van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991 en in artikel 4, § 1, van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991 en die worden tewerkgesteld in de scholen van het basisonderwijs.

Art. 153terdecies.Voor de toepassing van deze afdeling wordt begrepen onder : 1° reguliere vervanging : a) een vervanging van een afwezigheid van minder dan een schooljaar die voldoet aan volgende voorwaarden : - het te vervangen personeelslid is aangesteld in een gefinancierde of gesubsidieerde betrekking in het onderwijs; - het personeelslid dat afwezig is, kan worden vervangen volgens de gangbare financierings- en subsidiëringsregels; of b) een vervanging van een korte afwezigheid op basis van afdeling 3ter van dit hoofdstuk;2° samenwerkingsplatform : - een scholengemeenschap;of - meerdere scholengemeenschappen; of - een scholengemeenschap en één of meer scholen die niet tot een scholengemeenschap behoren; of - meerdere scholengemeenschappen en één of meer scholen die niet tot een scholengemeenschap behoren; 3° inzetbaarheidspercentage : de verhouding tussen de totale duur van de uitgeoefende reguliere vervangingen, uitgedrukt in kalenderdagen, en de totale duur van de aanstelling, uitgedrukt in kalenderdagen, telkens vermenigvuldigd met het volume van de opdracht. Onderafdeling 2. Pilootproject

Art. 153quaterdecies.Tijdens het schooljaar 2018-2019 wordt een pilootproject `lerarenplatform' opgezet om tijdelijk aangestelde personeelsleden werkzekerheid te bieden.

Art. 153quinquiesdecies.Alle scholen van het gewoon en buitengewoon basisonderwijs die deel uitmaken van een samenwerkingsplatform kunnen deelnemen aan het pilootproject.

Art. 153sexiesdecies.De deelnemende scholen moeten in het bevoegde lokaal comité onderhandelen over : - de deelname aan het lerarenplatform; - de criteria van aanstelling van de betrokken personeelsleden; - de criteria van inzetbaarheid van de betrokken personeelsleden in pedagogisch zinvolle taken; - de inzetbaarheid in de verschillende scholengemeenschappen indien het samenwerkingsplatform bestaat uit meerdere scholengemeenschappen of in de scholen die niet behoren tot een scholengemeenschap.

Onderafdeling 3. Berekening van de middelen

Art. 153septiesdecies.Het aantal beschikbare voltijdse equivalenten bedraagt 2500 voor alle scholen van het basisonderwijs. Indien niet alle scholen deelnemen wordt dit aantal proportioneel verminderd. De omzetting van voltijds equivalenten naar lestijden gebeurt door het aantal voltijdse equivalenten te vermenigvuldigen met 23,79.

Onderafdeling 4. Toekenning van de middelen

Art. 153duodevicies.Alle deelnemende scholen ontvangen lestijden voor de aanstelling van personeelsleden in het lerarenplatform. Het volume van deze lestijden per deelnemende school wordt berekend a rato van het aandeel van de lestijden van het vorige schooljaar van de betreffende school ten opzichte van het totaal aantal lestijden van het vorige schooljaar van alle deelnemende scholen samen, waarbij onder het totale aantal lestijden wordt verstaan de som van het totale aantal : a) lestijden volgens de schalen;b) SES-lestijden;c) additionele lestijden volgens de schalen gebaseerd op de leerling-leerkracht -ratio;d) aanvullende lestijden voor het voeren van een gelijkekansenbeleid in het buitengewoon basisonderwijs;e) aanvullende lestijden godsdienst, niet-confessionele zedenleer en cultuurbeschouwing. Onderafdeling 5. Aanwending van de middelen

Art. 153undevicies.De lestijden voor het lerarenplatform worden samengelegd op het niveau van het samenwerkingsplatform. Deze lestijden kunnen niet worden overgedragen naar het volgende schooljaar of naar een ander samenwerkingsplatform.

Het personeelslid in het lerarenplatform krijgt een aanstelling die ten vroegste aanvangt op 1 oktober en uiterlijk eindigt op het einde van het schooljaar. De aanstelling is alleen mogelijk in een wervingsambt van het onderwijzend personeel.

De decreten Rechtspositie zijn van toepassing voor wat betreft de tijdelijke aanstelling, maar de betrekking komt niet in aanmerking voor vacantverklaring en het schoolbestuur kan in geen geval een personeelslid vast benoemen, affecteren, muteren, reaffecteren of wedertewerkstellen in deze betrekkingen.

Art. 153vicies.Het personeelslid wordt voor ten minste een halftijdse opdracht aangesteld in de scholen die deel uitmaken van het samenwerkingsplatform. De halftijdse opdracht kan bestaan uit lestijden voor het lerarenplatform en andere lestijden.

Art. 153viciessemel.Een personeelslid in het lerarenplatform wordt ingezet voor reguliere vervangingen.

Art. 153viciesbis.Als het personeelslid niet kan worden ingezet voor reguliere vervangingen, wordt het op basis van zijn bekwaamheidsbewijs ingezet in zinvolle pedagogische taken.

Art. 153viciester.De personeelsleden aangesteld in het lerarenplatform moeten op het niveau van het samenwerkingsplatform samen een inzetbaarheidspercentage van 85 procent bereiken.

Als het bereikte inzetbaarheidspercentage op positieve of negatieve wijze afwijkt van dit vooropgesteld percentage, zal dit verschil - op positieve of negatieve wijze - worden verrekend op de middelen lerarenplatform die in voorkomend geval in het daarop volgend schooljaar worden toegekend aan het samenwerkingsplatform. Indien het bereikte inzetbaarheidspercentage lager lag dan het vooropgestelde inzetbaarheidspercentage, wordt het aantal lestijden dat wordt toegekend aan een samenwerkingsplatform verminderd met het aantal lestijden dat overeenkomt met het aantal dat nodig was om het vooropgestelde inzetbaarheidspercentage te bereiken. Indien het bereikte inzetbaarheidspercentage hoger lag dan het vooropgestelde inzetbaarheidspercentage, wordt het aantal lestijden vermeerderd met het aantal lestijden dat overeenkomt met het aantal dat nodig was om het vooropgestelde inzetbaarheidspercentage te bereiken.

Onderafdeling 6. Monitoring en verderzetting van het lerarenplatform

Art. 153viciesquater.Het pilootproject lerarenplatform wordt opgevolgd en gemonitord in de gemeenschappelijke vergadering van Sectorcomité X, van onderafdeling Vlaamse Gemeenschap van afdeling 2 van het Comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten en van het overkoepelend onderhandelingscomité met de overheid en de sociale partners, met het oog op een mogelijke verdere implementatie van de maatregel vanaf 2019-2020.

Art. 153viciesquinquies.Deze afdeling treedt in werking op 1 oktober 2018 en houdt op uitwerking te hebben op een door de regering te bepalen datum.".

Art. 26.In hoofdstuk IX van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 wordt een afdeling 3quinquies ingevoegd, die luidt als volgt : "Afdeling 3quinquies. Omzetting van niet-ingevulde vervangingen

Art. 153viciessexies.Vanaf het schooljaar 2018-2019 krijgen schoolbesturen van het basisonderwijs de mogelijkheid om de betrekkingen in een wervingsambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel die in aanmerking komen voor een reguliere vervanging zoals gedefinieerd in afdeling 3quater, artikel 153ter decies, 1°, a), om te zetten in vervangingseenheden. Deze omzetting is enkel mogelijk op voorwaarde dat geen geschikt kandidaat kan worden gevonden die de betrokken vervanging kan uitoefenen. Het schoolbestuur ondertekent hiertoe een verklaring op eer.

Voor het bepalen van het aantal vervangingseenheden wordt de teller van de opdrachtbreuk van het afwezige personeelslid vermenigvuldigd met het aantal kalenderdagen afwezigheid van het afwezige personeelslid.

Deze vervangingseenheden kunnen worden opgespaard en later tijdens het schooljaar worden aangewend. Voor de verrekening van de aanwending worden de vervangingseenheden gedeeld door de teller van de opdrachtbreuk van de vervanger. De wettelijke feestdagen, de weekends en de herfst-, kerst-, krokus- en paasvakantie die, geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk aansluiten bij een periode van omzetting naar vervangingseenheden, en die een nieuwe periode van omzetting naar vervangingseenheden onmiddellijk voorafgaan, moeten eveneens worden aangerekend op de vervangingseenheden.

De scholen onderhandelen in het bevoegde lokaal comité over de nadere modaliteiten van de aanwending.

Art. 153viciessepties.De maatregel wordt jaarlijks opgevolgd en gemonitord in de gemeenschappelijke vergadering van Sectorcomité X, van onderafdeling Vlaamse Gemeenschap van afdeling 2 van het Comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten en van het overkoepelend onderhandelingscomité met de overheid en de sociale partners, met het oog op continuering en een eventuele uitbreiding naar andere ambten en personeelscategorieën.

Art. 153duodetricies.Deze afdeling treedt in werking op 1 september 2018 en houdt op uitwerking te hebben op een door de regering te bepalen datum.". Afdeling 4. - Maatregelen tot uitvoering van cao XI - Lerarenplatform

en omzetting van niet-ingevulde vervangingen - Secundair Onderwijs

Art. 27.In deel III, titel 1, hoofdstuk 3, afdeling 2, onderafdeling 2, van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010, bekrachtigd bij het decreet van 27 mei 2011, wordt het opschrift vervangen door wat volgt : "Onderwijzend personeel - herverdeling en overdracht van uren".

Art. 28.In deel III, titel 1, hoofdstuk 3, afdeling 2, van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010, bekrachtigd bij het decreet van 27 mei 2011, wordt een onderafdeling 2/1 ingevoegd, die luidt als volgt : "Onderafdeling 2/1. Onderwijzend personeel - lerarenplatform

Art. 22/1.Deze onderafdeling is van toepassing op de wervingsambten van het bestuurs- en onderwijzend personeel, die worden vermeld in artikel 2, § 1, van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991 en in artikel 4, § 1, van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsi-dieerd onderwijs van 27 maart 1991 en die worden tewerkgesteld in het secundair onderwijs.

Art. 22/2.Voor de toepassing van deze onderafdeling wordt begrepen onder : 1° reguliere vervanging : een vervanging van een afwezigheid van minder dan een schooljaar die voldoet aan volgende voorwaarden : - het te vervangen personeelslid is aangesteld in een gefinancierde of gesubsidieerde betrekking in het onderwijs; - het personeelslid dat afwezig is, kan worden vervangen volgens de gangbare financierings- en subsidiëringsregels; 2° samenwerkingsplatform : - een scholengemeenschap of; - meerdere scholengemeenschappen of; - een scholengemeenschap en één of meer scholen die niet tot een scholengemeenschap behoren of; - meerdere scholengemeenschappen en één of meer scholen die niet tot een scholengemeenschap behoren; 3° inzetbaarheidspercentage : de verhouding tussen de totale duur van de uitgeoefende reguliere vervangingen, uitgedrukt in kalenderdagen, en de totale duur van de aanstelling, uitgedrukt in kalenderdagen, telkens vermenigvuldigd met het volume van de opdracht.

Art. 22/3.Tijdens het schooljaar 2018-2019 wordt een pilootproject `lerarenplatform' opgezet om tijdelijk aangestelde personeelsleden werkzekerheid te bieden.

Art. 22/4.In het secundair onderwijs kunnen een aantal projectscholen die deel uitmaken van een samenwerkingsplatform deelnemen binnen het voorziene aantal voltijdse equivalenten. De selectie van de samenwerkingsplatformen gebeurt door de Vlaamse Regering op voorstel van de gemeenschappelijke vergadering van Sectorcomité X, van onderafdeling Vlaamse Gemeenschap van afdeling 2 van het Comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten en van het overkoepelend onderhandelingscomité met de overheid en de sociale partners op basis van volgende criteria : - evenredige spreiding over de netten volgens lesurenpakket; - geografische spreiding; - grootte van het samenwerkingsplatform; - de inhoud van de protocollen van de onderhandelingen.

Art. 22/5.De deelnemende scholen moeten in het bevoegde lokaal comité onderhandelen over : - de deelname aan het lerarenplatform; - de criteria van aanstelling van de betrokken personeelsleden; - de criteria van inzetbaarheid van de betrokken personeelsleden in pedagogisch zinvolle taken; - de inzetbaarheid in de verschillende scholengemeenschappen indien het samenwerkingsplatform bestaat uit meerdere scholengemeenschappen of in de scholen die niet behoren tot een scholengemeenschap.

Art. 22/6.De totale som van de uren-leraar en lesuren zoals bepaald in artikel 22/8 van alle deelnemende scholen mag niet meer bedragen dan 148.422 uren-leraar/lesuren. Het aantal beschikbare voltijdse equivalenten bedraagt 350 voor het secundair onderwijs voor het totaal van alle deelnemende scholen. De omzetting van voltijds equivalenten naar lesuren of uren-leraar gebeurt door het aantal voltijdse equivalenten te vermenigvuldigen met 21,47.

Art. 22/7.Alle deelnemende scholen ontvangen lesuren of uren-leraar voor de aanstelling van personeelsleden in het lerarenplatform. Het volume van deze lesuren of uren-leraar per deelnemende school wordt berekend a rato van het aandeel van de lesuren of uren-leraar van vorig schooljaar van de betreffende school ten opzichte van het totaal aantal lesuren of uren-leraar van vorig schooljaar van alle deelnemende scholen samen waarbij onder het totaal aantal lesuren of uren-leraar wordt verstaan de som van het totale aantal : - uren-leraar voor de levensbeschouwelijke en de niet-levensbeschouwelijke vakken; - uren-leraar geïntegreerd ondersteuningsaanbod; - lesuren voor levensbeschouwing en niet-levensbeschouwing; - lesuren geïntegreerd ondersteuningsaanbod.

Art. 22/8.De lesuren en uren-leraar voor het lerarenplatform worden samengelegd op het niveau van het samenwerkingsplatform. Deze lesuren en uren-leraar kunnen niet worden overgedragen naar het volgende schooljaar of naar een ander samenwerkingsplatform.

Het personeelslid in het lerarenplatform krijgt een aanstelling die ten vroegste aanvangt op 1 oktober en uiterlijk eindigt op het einde van het schooljaar. De aanstelling is alleen mogelijk in een wervingsambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel.

De decreten Rechtspositie zijn van toepassing voor wat betreft de tijdelijke aanstelling, maar de betrekking komt niet in aanmerking voor vacantverklaring en het schoolbestuur kan in geen geval een personeelslid vast benoemen, affecteren, muteren, reaffecteren of wedertewerkstellen in deze betrekkingen.

Art. 22/9.Het personeelslid wordt voor ten minste een halftijdse opdracht aangesteld in de scholen die deel uitmaken van het samenwerkingsplatform. De halftijdse opdracht kan bestaan uit lesuren en uren-leraar voor het lerarenplatform en andere lesuren en uren-leraar.

Art. 22/10.Een personeelslid in het lerarenplatform wordt ingezet voor reguliere vervangingen.

Art. 22/11.Als het personeelslid niet kan worden ingezet voor reguliere vervangingen, wordt het op basis van zijn bekwaamheidsbewijs ingezet in zinvolle pedagogische taken.

Art. 22/12.De personeelsleden aangesteld in het lerarenplatform moeten op het niveau van het samenwerkingsplatform samen een inzetbaarheidspercentage van 85 procent bereiken.

Als het bereikte inzetbaarheidspercentage op positieve of negatieve wijze afwijkt van dit vooropgesteld percentage, zal dit verschil - op positieve of negatieve wijze - worden verrekend op de middelen lerarenplatform die in voorkomend geval het daarop volgend schooljaar worden toegekend aan het samenwerkingsplatform. Indien het bereikte inzetbaarheidspercentage lager lag dan het vooropgestelde inzetbaarheidspercentage, wordt het aantal lesuren/uren-leraar dat wordt toegekend aan een samenwerkingsplatform verminderd met het aantal lesuren/uren-leraar dat overeenkomt met het aantal dat nodig was om het vooropgestelde inzetbaarheidspercentage te bereiken. Indien het bereikte inzetbaarheidspercentage hoger lag dan het vooropgestelde inzetbaarheidspercentage, wordt het aantal lesuren/uren-leraar vermeerderd met het aantal lesuren/uren-leraar dat overeenkomt met het aantal dat nodig was om het vooropgestelde inzetbaarheidspercentage te bereiken.

Art. 22/13.Het pilootproject lerarenplatform wordt opgevolgd en gemonitord in de gemeenschappelijke vergadering van Sectorcomité X, van onderafdeling Vlaamse Gemeenschap van afdeling 2 van het Comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten en van het overkoepelend onderhandelingscomité met de overheid en de sociale partners, met het oog op een mogelijke verdere implementatie van de maatregel vanaf 2019-2020.

Art. 22/14.Deze afdeling treedt in werking op 1 oktober 2018 en houdt op uitwerking te hebben op een door de Vlaamse Regering te bepalen datum.".

Art. 29.In deel III, titel 1, hoofdstuk 3, afdeling 2, van de Codex Secundair Onderwijs 17 december 2010, bekrachtigd bij het decreet van 27 mei 2011, wordt een onderafdeling 2/2 ingevoegd, die luidt als volgt : "Onderafdeling 2/2. Onderwijzend personeel - Omzetting van niet-ingevulde vervangingen

Art. 22/15.Vanaf het schooljaar 2018-2019 krijgen schoolbesturen van het secundair onderwijs de mogelijkheid om de betrekkingen in een wervingsambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel die in aanmerking komen voor een reguliere vervanging zoals gedefinieerd in onderafdeling 2/1, artikel 22/2, 1°, a), om te zetten in vervangingseenheden. Deze omzetting is enkel mogelijk op voorwaarde dat geen geschikt kandidaat kan worden gevonden die de betrokken vervanging kan uitoefenen. Het schoolbestuur ondertekent hiertoe een verklaring op eer.

Voor het bepalen van het aantal vervangingseenheden wordt de teller van de opdrachtbreuk van het afwezige personeelslid vermenigvuldigd met de kalenderdagen afwezigheid van het afwezige personeelslid.

Deze vervangingseenheden kunnen worden opgespaard en later tijdens het schooljaar worden aangewend. Voor de verrekening van de aanwending worden de vervangingseenheden gedeeld door de teller van de opdrachtbreuk van de vervanger. De wettelijke feestdagen, de weekends en de herfst-, kerst-, krokus- en paasvakantie die, geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk aansluiten bij een periode van omzetting naar vervangingseenheden, en die een nieuwe periode van omzetting naar vervangingseenheden onmiddellijk voorafgaan, moeten eveneens worden aangerekend op de vervangingseenheden.

De scholen onderhandelen in het bevoegde lokaal comité over de nadere modaliteiten van de aanwending.

Art. 22/16.De maatregel wordt jaarlijks opgevolgd en gemonitord in de gemeenschappelijke vergadering van Sectorcomité X, van onderafdeling Vlaamse Gemeenschap van afdeling 2 van het Comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten en van het overkoepelend onderhandelingscomité met de overheid en de sociale partners, met het oog op continuering en een eventuele uitbreiding naar andere ambten en personeelscategorieën.

Art. 22/17.Deze afdeling treedt in werking op 1 september 2018 en houdt op uitwerking te hebben op een door de Vlaamse Regering te bepalen datum.". Afdeling 5. - Maatregelen tot uitvoering van cao XI : aanpassing van

de rechtsgrond voor een terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking naar aanleiding van de vacantverklaring van bepaalde betrekkingen van personeelsleden die afwezig zijn omwille van een verlofstelsel in het besluit van de Vlaamse Regering van 28 oktober 2016 betreffende codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs (bekrachtigd bij het decreet van 23 december 2016)

Art. 30.In artikel V.75, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 oktober 2016 betreffende codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs, bekrachtigd bij het decreet van 23 december 2016, wordt aan de opsomming de zin "- een vaste benoeming van een ander personeelslid in hun betrekking die vacant is verklaard in toepassing van artikel 28, § 1, eerste lid, 4° of 5°, of artikel 100terdecies van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991 of van artikel 33, § 1, eerste lid, 4° en 5°, of artikel 84undevicies van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991." toegevoegd. Afdeling 6. - Maatregelen tot uitvoering van cao XI : vereenvoudiging

van de procedure betreffende vaste benoeming en vacantverklaring in het decreet rechtpositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991

Art. 31.Aan artikel 3 van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991, het laatst gewijzigd bij het decreet van 27 april 2018, wordt aan punt 11° de zin "Met het oog op een vaste benoeming is dit ook een betrekking die vacant wordt verklaard volgens artikel 28, § 1, 4° en 5°, of artikel 100terdecies;" toegevoegd.

Art. 32.In artikel 28 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 1 juli 2011 en gewijzigd bij het decreet van 3 juli 2015 en bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 oktober 2016, bekrachtigd bij het decreet van 23 december 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1 wordt vervangen door wat volgt : " § 1.De raad van bestuur - voor het vormingscentrum de afgevaardigd bestuurder - verklaart jaarlijks alle vacante betrekkingen vacant met het oog op een vaste benoeming op 1 januari van het lopende schooljaar. De lijst van de vacant verklaarde betrekkingen omvat : 1° alle vacante betrekkingen in de betrokken instelling of instellingen op 15 oktober van dat schooljaar;2° de betrekkingen die in de periode van 15 oktober tot en met 1 januari van dat schooljaar vacant zullen worden ten gevolge van de pensionering of de terbeschikkingstelling voorafgaand aan het rustpensioen van de titularis.De raad van bestuur kan deze betrekkingen vacant verklaren; 3° de betrekking van een vastbenoemd personeelslid dat uiterlijk op 15 oktober van dat schooljaar in toepassing van artikel V.75, § 2, van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs van 28 oktober 2016 ter beschikking wordt gesteld wegens ontstentenis van betrekking. Op het ogenblik van deze terbeschikkingstelling wordt de betrekking waar het personeelslid titularis van is een vacante betrekking; 4° het deel van de betrekking in een wervingsambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel van een vastbenoemd personeelslid waarvoor dat personeelslid op 15 oktober van dat schooljaar een verlof wegens verminderde prestaties vanaf de leeftijd van 55 jaar geniet als vermeld in artikel 5, § 1, 3°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 april 1990 betreffende het verlof en de afwezigheid voor verminderde prestaties;5° het deel van de betrekking in een wervingsambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel van een vastbenoemd personeelslid waarvoor dat personeelslid op 15 oktober van dat schooljaar een gedeeltelijke loopbaan-onderbreking vanaf de leeftijd van 50 of 55 jaar geniet als vermeld in artikel 9 van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 september 2011 betreffende de loopbaanonderbreking van de personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding. In afwijking van het eerste lid bepaalt de raad van bestuur voor haar centra voor volwassenenonderwijs jaarlijks op basis van een beleidsplan en na onderhandelingen in het bevoegde lokaal comité welke vacante betrekkingen hij vacant verklaart. De raad van bestuur moet de vacante betrekkingen waarover in het bevoegde lokaal comité geen akkoord wordt bereikt vacant verklaren als het gaat om vacante betrekkingen die gedurende de drie aan het betrokken schooljaar voorafgaande schooljaren ook vacant waren. De raad van bestuur moet alleszins jaarlijks de betrekkingen, vermeld in het eerste lid, 4° en 5°, vacant verklaren."; 2° in paragraaf 2 wordt de zinsnede "elk jaar voor 1 april" vervangen door de zinsnede "elk schooljaar voor 15 november".

Art. 33.Artikel 36 van hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 3 juli 2015, wordt vervangen door wat volgt : "

Art. 36.Een personeelslid kan in vast verband worden benoemd als hij op het ogenblik van de vaste benoeming voldoet aan de bepalingen van artikel 17, met uitzondering van paragraaf 1, 7°, en daarenboven : 1° op 30 juni voorafgaand aan de datum waarop de benoeming ingaat ten minste 720 dagen dienstanciënniteit telt, waarvan 360 dagen in het betrokken ambt.Als het een leraar betreft in het bezit van een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs kan de raad van bestuur eisen dat, van de 720 dagen er 360 werden gepresteerd in de opleiding, de module, het vak of de specialiteit van de vacant verklaarde betrekking; 2° zich kandidaat heeft gesteld in de vorm en binnen de termijn, vermeld in de oproep tot de kandidaten;3° op 31 december voorafgaand aan de vaste benoeming voor doorlopende duur is aangesteld in het ambt waarvoor hij zich kandidaat heeft gesteld.Behoort de instelling waar het personeelslid voor doorlopende duur is aangesteld, niet tot een scholengemeenschap, dan vervult het personeelslid deze voorwaarde voor alle instellingen van de scholengroep die niet tot een scholengemeenschap behoren. Behoort de instelling waar het personeelslid voor doorlopende duur is aangesteld tot een scholengemeenschap, dan vervult het personeelslid deze voorwaarde voor alle instellingen van deze scholengemeenschap. Is het personeelslid op 31 december voor doorlopende duur aangesteld in het ambt van leraar, dan geldt dit als een aanstelling in dat ambt voor alle opleidingen, modules of vakken en specialiteiten waarvoor het personeelslid het recht op een aanstelling van doorlopende duur heeft opgebouwd, zoals bepaald in artikel 21, § 5, en artikel 21bis, § 5. De bepalingen van dit punt zijn niet van toepassing op een personeelslid dat werd aangesteld bij wijze van reaffectatie of wedertewerkstelling of op een personeelslid bedoeld in hoofdstuk Vbis voor wat betreft het volume van zijn opdracht waarvoor hij vast benoemd is en waarvoor hij een verlof heeft verkregen om tijdelijk een andere opdracht uit te oefenen. Dit personeelslid moet, voor zover hij het ambt van leraar uitoefent, 360 dagen dienstanciënniteit hebben verworven in de opleiding, de module, het vak of de specialiteit van de vacant verklaarde betrekking; 4° als laatste evaluatie of beoordeling in het betrokken ambt geen evaluatie of beoordeling met eindconclusie "onvoldoende" heeft verkregen bij de scholengroep waar de vacante betrekking zich situeert.Als het personeelslid de evaluatie met eindconclusie "onvoldoende" kreeg in een instelling van de scholengroep die behoort tot een scholengemeenschap, dan geldt deze bepaling voor alle instellingen van deze scholengroep die behoren tot deze scholengemeenschap. Als het personeelslid de evaluatie met eindconclusie "onvoldoende" kreeg in een instelling van de scholengroep die niet behoort tot een scholengemeenschap, dan geldt deze bepaling voor alle instellingen van deze scholengroep die niet behoren tot een scholengemeenschap. Als het personeelslid niet werd geëvalueerd of niet werd beoordeeld, wordt deze voorwaarde geacht voldaan te zijn.

De vaste benoeming is slechts mogelijk als het personeelslid de betrekking in hoofdambt uitoefent.".

Art. 34.In artikel 37, § 3, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 18 mei 1999 en gewijzigd bij het decreet van 3 juli 2015, wordt de zinsnede "1 juli of op 1 oktober" vervangen door de zinsnede "1 januari".

Art. 35.In artikel 40ter van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 14 juli 1998 en gewijzigd bij de decreten van 18 mei 1999, 8 juni 2000 en 3 juli 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid van paragraaf 2 wordt in punt 3° de zinsnede "1 oktober" vervangen door de zinsnede "1 februari";2° in het derde lid van paragraaf 2 wordt de zinsnede "1 juli of 1 oktober" vervangen door de zinsnede "1 januari";3° in paragraaf 3 wordt de zinsnede "1 juli of 1 oktober" vervangen door de zinsnede "1 januari".

Art. 36.Aan hoofdstuk IX, afdeling 2, van hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 16 juni 2017, wordt een artikel 77decies toegevoegd, dat luidt als volgt : "

Art. 77decies.§ 1. Dit artikel is van toepassing op een personeelslid wiens betrekking vacant is verklaard in toepassing van artikel 28, § 1, 4° en 5°, of artikel 100terdecies. § 2. Het personeelslid wiens betrekking volgens paragraaf 1 vacant is verklaard, blijft na de vacantverklaring van die betrekking in de administratieve en geldelijke toestand die verbonden is aan zijn verlof of afwezigheid.

Als het personeelslid, vermeld in het eerste lid, in de loop van het schooljaar uit zijn verlof of afwezigheid terugkeert, dan neemt hij in de eigen instelling of, als dat niet mogelijk is, in een andere instelling van de scholengemeenschap of desgevallend de scholengroep een vacante betrekking in. Als er geen vacante betrekking voorhanden is, wordt het personeelslid ter beschikking gesteld wegens ontstentenis van betrekking in toepassing van artikel V.75, § 1, van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs van 28 oktober 2016.

Als het personeelslid, vermeld in het eerste lid, op 1 september uit zijn verlof of afwezigheid terugkeert, neemt dit personeelslid bij de verdeling van de betrekkingen zijn rangorde in op basis van zijn dienstanciënniteit, zoals voorzien in het besluit van de Vlaamse Regering van 29 april 1992 betreffende de verdeling van betrekkingen, de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie, de wedertewerkstelling en de toekenning van een wachtgeld of wachtgeldtoelage.".

Art. 37.Artikel 100terdecies van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 3 juli 2015, wordt vervangen door wat volgt : "

Art. 100terdecies.§ 1. Met het oog op een vaste benoeming op 1 oktober 2018 moet de raad van bestuur volgende betrekkingen in een wervingsambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel vacant verklaren : 1° het deel van de betrekking in een wervingsambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel van een vastbenoemd personeelslid waarvoor dat personeelslid op 1 mei 2018 een verlof wegens verminderde prestaties vanaf de leeftijd van 55 jaar geniet als vermeld in artikel 5, § 1, 3°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 april 1990 betreffende het verlof en de afwezigheid voor verminderde prestaties;2° het deel van de betrekking in een wervingsambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel van een vastbenoemd personeelslid waarvoor dat personeelslid op 1 mei 2018 een gedeeltelijke loopbaanonderbreking vanaf de leeftijd van 50 of 55 jaar geniet als vermeld in artikel 9 van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 september 2011 betreffende de loopbaanonderbreking van de personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding. De lijst van deze vacant verklaarde betrekkingen wordt voor 10 september 2018 openbaar gemaakt, samen met een beschrijving van de wijze waarop de kandidaturen voor mutatie of vaste benoeming moeten worden ingediend. § 2. Onverminderd artikel 28, § 1, moet de raad van bestuur met het oog op een vaste benoeming op 1 januari 2019 bijkomend ook betrekkingen vacant verklaren die beantwoorden aan de volgende voorwaarden : 1° de betrekking is ingericht in een wervingsambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel;2° de vastbenoemde titularis van de betrekking, vermeld in punt 1°, is voor zijn volledige opdracht of voor een deel van zijn opdracht voor een volledig schooljaar afwezig omwille van een of meer van volgende verlofstelsels : a) verlof wegens bijzondere opdracht zoals bepaald in artikel 77quater van dit decreet;b) verlof wegens opdracht zoals bepaald in artikel 77quater van dit decreet;c) verlof voor vakbondsopdrachten zoals bepaald in artikel 29 van het koninklijk besluit van 15 januari 1974 genomen ter toepassing van artikel 160 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen;d) verlof om een ambt uit te oefenen in een ministerieel kabinet zoals bepaald in het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juli 1995 betreffende het verlof om een ambt uit te oefenen in een ministerieel kabinet van een lid van een gemeenschaps- of gewestregering, van een lid van de Federale Regering of van een gewestelijk staatssecretaris, en bij een secretariaat, de cel algemene beleidscoördinatie en een cel algemeen beleid bij een lid van de Federale Regering door personeelsleden van het onderwijs en van de centra voor leerlingenbegeleiding;e) verlof erkende politieke groepen zoals bepaald in het besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 1991 betreffende het verlof dat aan de personeelsleden van het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra wordt verleend voor het verrichten van bepaalde prestaties ten behoeve van in de wetgevende vergaderingen van de Staat en van de Gemeenschappen en of de Gewesten erkende politieke groepen, respectievelijk ten behoeve van de voorzitters van die groepen;f) politiek verlof zoals bepaald in artikel 29 tot en met 36bis van het decreet van 28 april 1993 betreffende het onderwijs IV;g) verlof toegekend aan personeelsleden die ter beschikking van de koning worden gesteld zoals bepaald in artikel 39 van het koninklijk besluit van 15 januari 1974 genomen ter toepassing van artikel 160 van het van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor het kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen;h) verlof voor verminderde prestaties zoals bepaald in hoofdstuk II van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 april 1990 betreffende het verlof en de afwezigheid voor verminderde prestaties;i) afwezigheid voor verminderde prestaties zoals bepaald in hoofdstuk III van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 april 1990 betreffende het verlof en de afwezigheid voor verminderde prestaties. Van het totale volume van de opdrachten waarvoor de personeelsleden onder de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, afwezig zijn, moet de raad van bestuur 33 procent vacant verklaren en mag hij maximum 50 procent vacant verklaren. Deze bepaling geldt telkens apart : - voor het geheel van de instellingen van het deeltijds kunstonderwijs; - voor het geheel van de instellingen van het volwassenenonderwijs; - in het basisonderwijs voor het geheel van de instellingen die tot een scholengemeenschap behoren enerzijds en voor de scholen die niet tot een scholengemeenschap behoren anderzijds; - in het secundair onderwijs voor het geheel van de instellingen die tot een scholengemeenschap behoren enerzijds en voor de scholen die niet tot een scholengemeenschap behoren anderzijds.

Gaat het om een netoverschrijdende scholengemeenschap dan maakt de scholengemeenschap afspraken over de vaststelling van dit percentage.

Deze vacant verklaarde betrekkingen worden toegevoegd aan de lijst van de vacant verklaarde betrekkingen, vermeld in artikel 28, § 2.". Afdeling 7. - Maatregelen tot uitvoering van cao XI : vereenvoudiging

van de procedure betreffende vaste benoeming en vacantverklaring in het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991

Art. 38.In artikel 5 van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991, het laatst gewijzigd bij het decreet van 27 april 2018, wordt aan punt 5° de zin "Met het oog op een vaste benoeming is dit ook een betrekking die vacant wordt verklaard volgens artikel 33, § 1, 4° en 5°, of artikel 84undevicies;" toegevoegd.

Art. 39.In artikel 31 van hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 3 juli 2015, wordt paragraaf 1 vervangen door wat volgt : " § 1. Een personeelslid kan in vast verband worden benoemd als hij op het ogenblik van de vaste benoeming voldoet aan de voorwaarden bepaald in artikel 19 en, rekening houdend met artikel 77, daarenboven : 1° op 30 juni voorafgaand aan de datum waarop de benoeming ingaat ten minste 720 dagen dienstanciënniteit heeft waarvan 360 dagen in het bedoelde ambt.Deze anciënniteit moet hij hebben bereikt : a) ofwel bij de betrokken inrichtende macht wat de instellingen of CLB's betreft die niet tot de scholengemeenschap behoren;b) ofwel bij de betrokken inrichtende macht en/of bij een andere inrichtende macht, beide voor wat de instellingen betreft die tot dezelfde scholengemeenschap behoren.Wanneer de inrichtende macht toepassing maakt van deze bepaling, kan ze eisen dat bij haar een dienstanciënniteit van ten minste 360 dagen, waarvan 240 effectief gepresteerd, werd verworven; c) ofwel bij een andere inrichtende macht wanneer het een wegens ontstentenis van betrekking ter beschikking gesteld personeelslid betreft, tenzij het personeelslid ter beschikking gesteld werd wegens ontstentenis van betrekking in een instelling van een ander net of voor het gesubsidieerd vrij onderwijs van een ander karakter of een andere groep. Als het een leraar betreft in het bezit van een voldoende geacht of gelijkwaardig geacht bekwaamheidsbewijs kan de inrichtende macht eisen dat van de 720 dagen er 360 werden gepresteerd in de opleiding, de module, het vak of de specialiteit van de vacant verklaarde betrekking; 2° zich kandidaat heeft gesteld in de vorm en binnen de termijn, vermeld in de oproep tot de kandidaten;3° op 31 december voorafgaand aan de vaste benoeming voor doorlopende duur is aangesteld in het ambt waarvoor hij zich kandidaat heeft gesteld.Behoort de instelling of het CLB waar het personeelslid voor doorlopende duur is aangesteld, niet tot een scholengemeenschap, dan vervult het personeelslid deze voorwaarde voor alle instellingen of CLB's van de inrichtende macht die niet tot een scholengemeenschap behoren. Behoort de instelling waar het personeelslid voor doorlopende duur is aangesteld, tot een scholengemeenschap, dan vervult het personeelslid deze voorwaarde voor alle instellingen van de scholengemeenschap. Is het personeelslid op 31 december voor doorlopende duur aangesteld in het ambt van leraar, dan geldt dit als een aanstelling in dat ambt voor alle opleidingen, modules of vakken en specialiteiten waarvoor het personeelslid het recht op een aanstelling van doorlopende duur heeft opgebouwd, zoals bepaald in artikel 23, § 5, en artikel 23bis, § 5. De bepalingen van dit punt zijn niet van toepassing op een personeelslid dat werd aangesteld bij wijze van reaffectatie of wedertewerkstelling of op een personeelslid bedoeld in hoofdstuk IVbis voor wat betreft het volume van zijn opdracht waarvoor hij is vast benoemd en waarvoor hij een verlof heeft verkregen om tijdelijk een andere opdracht uit te oefenen. Dit personeelslid moet, voorzover hij het ambt van leraar uitoefent, 360 dagen dienstanciënniteit hebben verworven in de opleiding, de module, het vak of de specialiteit van de vacant verklaarde betrekking; 4° als laatste evaluatie in het betrokken ambt geen evaluatie met de eindconclusie "onvoldoende" verkregen heeft bij de inrichtende macht waar de vacante betrekking zich situeert.Als het personeelslid de evaluatie met eindconclusie "onvoldoende" kreeg in een instelling van de inrichtende macht die behoort tot een scholengemeenschap, dan geldt deze bepaling voor alle instellingen van deze inrichtende macht die behoren tot deze scholengemeenschap. Als het personeelslid de evaluatie met eindconclusie "onvoldoende" kreeg in een instelling van de inrichtende macht die niet behoort tot een scholengemeenschap, dan geldt deze bepaling voor alle instellingen van deze inrichtende macht die niet behoren tot een scholengemeenschap. Als het personeelslid niet werd geëvalueerd, wordt deze voorwaarde geacht voldaan te zijn.

De benoeming is slechts mogelijk indien de betrekking in hoofdambt wordt uitgeoefend.".

Art. 40.In artikel 33 van hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 oktober 2016, bekrachtigd bij het decreet van 23 december 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1 wordt vervangen door wat volgt : " § 1.Behoudens andersluidende overeenkomst in het bevoegd paritair comité en onverminderd de bepalingen betreffende de reaffectatie en wedertewerkstelling, deelt de inrichtende macht ieder schooljaar met het oog op een vaste benoeming op 1 januari van het schooljaar, voor 15 november aan de personeelsleden van haar instellingen de vacante betrekkingen mee. Behoort een instelling tot een scholengemeenschap dan deelt de inrichtende macht van die instelling de vacante betrekkingen in haar instellingen die behoren tot die scholengemeenschap mee aan de personeelsleden van de scholengemeenschap. De mededeling van de vacante betrekkingen omvat : 1° alle vacante betrekkingen in de betrokken instelling of instellingen op 15 oktober van dat schooljaar;2° eventueel de betrekkingen die in de periode van 15 oktober tot en met 1 januari van dat schooljaar vacant zullen worden ten gevolge van de pensionering of de terbeschikkingstelling voorafgaand aan het rustpensioen van de titularis.De inrichtende macht kan deze betrekkingen eveneens meedelen als vacante betrekking met het oog op een vaste benoeming; 3° de betrekking van een vastbenoemd personeelslid dat uiterlijk op 15 oktober van dat schooljaar in toepassing van artikel V.75, § 2, van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs van 28 oktober 2016 ter beschikking wordt gesteld wegens ontstentenis van betrekking. Op het ogenblik van deze terbeschikkingstelling wordt de betrekking waar het personeelslid titularis van is een vacante betrekking; 4° het deel van de betrekking in een wervingsambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel van een vastbenoemd personeelslid waarvoor dat personeelslid op 15 oktober van dat schooljaar een verlof wegens verminderde prestaties vanaf de leeftijd van 55 jaar geniet als vermeld in artikel 5, § 1, 3°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 april 1990 betreffende het verlof en de afwezigheid voor verminderde prestaties;5° het deel van de betrekking in een wervingsambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel van een vastbenoemd personeelslid waarvoor dat personeelslid op 15 oktober van dat schooljaar een gedeeltelijke loopbaanonderbreking vanaf de leeftijd van 50 of 55 jaar geniet als vermeld in artikel 9 van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 september 2011 betreffende de loopbaanonderbreking van de personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding. De mededeling van de vacante betrekkingen bevat een duidelijke omschrijving van de aangeboden betrekkingen en vermeldt de vorm waarin en de termijn waarbinnen een personeelslid moet kandideren, evenals de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een vaste benoeming. Dit bericht wordt aan alle in het eerste lid bedoelde personeelsleden meegedeeld en openbaar gemaakt.

De vaste benoeming gaat in 1 januari volgend op de vacantverklaring, voor zover de betrekkingen bedoeld in deze paragraaf op die datum nog vacant zijn."; 2° paragraaf 4 wordt vervangen door wat volgt : " § 4.In afwijking van paragraaf 1, eerste lid, bepaalt de inrichtende macht voor haar centra voor volwassenenonderwijs jaarlijks op basis van een beleidsplan en na onderhandelingen in het bevoegde lokale onderhandelingscomité welke vacante betrekkingen ze meedeelt.

De inrichtende macht moet de vacante betrekkingen waarover in het bevoegde lokale onderhandelingscomité geen akkoord wordt bereikt, meedelen als het gaat om vacante betrekkingen die gedurende de drie aan het betrokken schooljaar voorafgaande schooljaren ook vacant waren. De inrichtende macht moet alleszins jaarlijks de betrekkingen, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 4° en 5°, meedelen.".

Art. 41.In artikel 35bis van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 14 juli 1998 en gewijzigd bij de decreten van 8 juni 2000 en 3 juli 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid van paragraaf 2 wordt in punt 3° de zinsnede "vanaf 1 oktober" vervangen door de zinsnede "vanaf 1 januari";2° in het derde lid van paragraaf 2 wordt de zinsnede "1 juli of 1 oktober" vervangen door de zinsnede "1 januari";3° in paragraaf 3 wordt de zinsnede "1 juli of 1 oktober" vervangen door de zinsnede "1 januari".

Art. 42.In titel II, hoofdstuk VI, afdeling 2, van hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 16 juni 2017, wordt een artikel 51decies toegevoegd, dat luidt als volgt : "

Art. 51decies.§ 1. Dit artikel is van toepassing op een personeelslid wiens betrekking vacant is verklaard in toepassing van artikel 33, § 1, 4° en 5°, of artikel 84undevicies. § 2. Het personeelslid van wie de betrekking volgens paragraaf 1 vacant is verklaard, blijft na de vacantverklaring van die betrekking in de administratieve en geldelijke toestand die verbonden is aan zijn verlof of afwezigheid.

Als het personeelslid, vermeld in het eerste lid, in de loop van het schooljaar uit zijn verlof of afwezigheid terugkeert, dan neemt hij in de eigen instelling of, als dat niet mogelijk is, in een andere instelling van de inrichtende macht een vacante betrekking in. In het basis- en secundair onderwijs is dit beperkt tot de instellingen van de inrichtende macht die behoren tot dezelfde scholengemeenschap. Als er geen vacante betrekking voorhanden is, wordt het personeelslid ter beschikking gesteld wegens ontstentenis van betrekking in toepassing van artikel V.75, § 1, van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs van 28 oktober 2016.

Als het personeelslid, vermeld in het eerste lid, op 1 september uit zijn verlof of afwezigheid terugkeert, neemt dit personeelslid bij de verdeling van de betrekkingen zijn rangorde in op basis van zijn dienstanciënniteit, zoals voorzien in het besluit van de Vlaamse Regering van 29 april 1992 betreffende de verdeling van betrekkingen, de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie, de wedertewerkstelling en de toekenning van een wachtgeld of wachtgeldtoelage.".

Art. 43.Artikel 84undevicies van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 3 juli 2015, wordt vervangen door wat volgt : "

Art. 84undevicies.§ 1. Met het oog op een vaste benoeming op 1 oktober 2018 deelt de inrichtende macht volgende betrekkingen in een wervingsambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel mee als vacante betrekkingen : 1° het deel van de betrekking van een vastbenoemd personeelslid waarvoor dat personeelslid op 1 mei 2018 een verlof wegens verminderde prestaties vanaf de leeftijd van 55 jaar geniet als vermeld in artikel 5, § 1, 3°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 april 1990 betreffende het verlof en de afwezigheid voor verminderde prestaties;2° het deel van de betrekking van een vastbenoemd personeelslid waarvoor dat personeelslid op 1 mei 2018 een gedeeltelijke loopbaanonderbreking vanaf de leeftijd van 50 of 55 jaar geniet als vermeld in artikel 9 van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 september 2011 betreffende de loopbaanonderbreking van de personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding. De mededeling van deze vacante betrekkingen gebeurt voor 10 september 2018. § 2. Onverminderd artikel 33, § 1 en § 4, moet de inrichtende macht met het oog op een vaste benoeming op 1 januari 2019 bijkomend ook betrekkingen als vacante betrekkingen meedelen die beantwoorden aan de volgende voorwaarden : 1° de betrekking is ingericht in een wervingsambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel;2° de vastbenoemde titularis van de betrekking, vermeld in punt 1°, is voor zijn volledige opdracht of voor een deel van zijn opdracht voor een volledig schooljaar afwezig omwille van een of meer van volgende verlofstelsels : a) verlof wegens bijzondere opdracht zoals bepaald in artikel 51quater van dit decreet;b) verlof wegens opdracht zoals bepaald in artikel 51quater van dit decreet;c) verlof voor vakbondsopdrachten zoals bepaald in artikel 53 van het decreet van 5 april 1995 tot oprichting van onderhandelingscomités in het vrij gesubsidieerd onderwijs of zoals bepaald in het koninklijk besluit van 16 december 1981 betreffende het syndicaal verlof in het Gesubsidieerd onderwijs;d) verlof om een ambt uit te oefenen in een ministerieel kabinet zoals bepaald in het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juli 1995 betreffende het verlof om een ambt uit te oefenen in een ministerieel kabinet van een lid van een gemeenschaps- of gewestregering, van een lid van de Federale Regering of van een gewestelijk staatssecretaris, en bij een secretariaat, de cel algemene beleidscoördinatie en een cel algemeen beleid bij een lid van de Federale Regering door personeelsleden van het onderwijs en van de centra voor leerlingenbegeleiding;e) verlof erkende politieke groepen zoals bepaald in het besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 1991 betreffende het verlof dat aan de personeelsleden van het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra wordt verleend voor het verrichten van bepaalde prestaties ten behoeve van in de wetgevende vergaderingen van de Staat en van de Gemeenschappen en of de Gewesten erkende politieke groepen, respectievelijk ten behoeve van de voorzitters van die groepen;f) politiek verlof zoals bepaald in artikel 29 tot en met 36bis van het decreet van 28 april 1993 betreffende het onderwijs IV;g) verlof voor verminderde prestaties zoals bepaald in hoofdstuk II van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 april 1990 betreffende het verlof en de afwezigheid voor verminderde prestaties;h) afwezigheid voor verminderde prestaties zoals bepaald in hoofdstuk III van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 april 1990 betreffende het verlof en de afwezigheid voor verminderde prestaties. Van het totale volume van de opdrachten waarvoor de personeelsleden onder de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, afwezig zijn, moet de inrichtende macht 33 procent vacant verklaren en mag hij maximum 50 procent vacant verklaren. Deze bepaling geldt telkens apart : - voor het geheel van de instellingen van het deeltijds kunstonderwijs; - voor het geheel van de instellingen van het volwassenenonderwijs; - in het basisonderwijs voor het geheel van de instellingen die tot een scholengemeenschap behoren enerzijds en voor de scholen die niet tot een scholengemeenschap behoren anderzijds; - in het secundair onderwijs voor het geheel van de instellingen die tot een scholengemeenschap behoren enerzijds en voor de scholen die niet tot een scholengemeenschap behoren anderzijds.

Als een scholengemeenschap in het basisonderwijs of secundair onderwijs instellingen bevat van meerdere inrichtende machten maakt de scholengemeenschap afspraken over de vaststelling van dit percentage.

Deze betrekkingen worden toegevoegd aan de mededeling van de vacante betrekkingen, vermeld in artikel 33, § 1.". Afdeling 8. - Maatregel om de aanvullende pensioenbedragen uit te

betalen aan de personeelsleden van de centra basiseducatie en dit in uitvoering van de protocollen nr. 78 en 78bis, afgesloten in het Vlaams Onderhandelingscomité voor de Basiseducatie met betrekking tot regeling van aanvullend pensioen voor de personeelsleden in de basiseducatie

Art. 44.Aan artikel 88 van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs wordt een paragraaf 3 toegevoegd, die luidt als volgt : " § 3. In uitvoering van de protocollen van akkoord nr. 78 en nr. 78BIS van de onderhandelingen die gevoerd werden in de vergadering van het Vlaams Onderhandelingscomité voor de Basiseducatie tussen de Vlaamse Regering, de werkgevers Federatie Centra voor Basiseducatie vzw, het Vlaams Ondersteuningscentrum voor het Volwassenenonderwijs (VOCVO) en de representatieve vakorganisaties ACOD, COC en VSOA, wordt het aanvullend pensioenbedrag door de bevoegde administratie aan de personeelsleden van de centra basiseducatie uitbetaald.". Afdeling 9. - Werkingsbudget voor versterking van de leerkracht in het

basis-onderwijs

Art. 45.Aan hoofdstuk XI van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, het laatst gewijzigd bij het decreet van 16 juni 2017, wordt een afdeling 5 toegevoegd, die luidt als volgt : "Afdeling 5. Project ondersteuning leerkrachten in het basisonderwijs 2018-2019".

Art. 46.In hetzelfde decreet wordt in afdeling 5, ingevoegd bij artikel 45, een artikel 172sexies ingevoegd, dat luidt als volgt : "

Artikel 172sexies.Voor begrotingsjaar 2018 wordt een extra werkingsbudget van 9.000.000 euro toegekend aan de scholen van het gewoon en buitengewoon basisonderwijs, voor het schooljaar 2018-2019.

Dit werkingsbudget moet worden aangewend om in het basisonderwijs de leerkracht in de klas te ondersteunen. De criteria met betrekking tot de aanwending van het werkingsbudget in de school, moeten onderhandeld worden in het bevoegde lokaal comité. Als de school deel uitmaakt van een scholengemeenschap, maakt de scholengemeenschap afspraken over de aanwending van de middelen.

De regering bepaalt de verdeling van het extra werkingsbudget over de scholen, de berekeningswijze per school en houdt daarbij minstens rekening met het aantal leerlingen per school, en de uitbetalingsmodaliteiten.".

Art. 47.In artikel 154, § 2, van hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 24 november 2017, wordt de zinsnede "vermeld in artikel 76, artikel 173quinquies/2, artikel 173quinquies/3 of artikel 173quinquies/4" vervangen door de zinsnede "vermeld in artikel 76, artikel 87bis, artikel 172sexies, artikel 173quinquies/2, artikel 173quinquies/3 of artikel 173quinquies/4". Afdeling 10. - Machtiging aan AGION voor verbintenissen voor

huursubsidies

Art. 48.In artikel 20 van het decreet van 30 juni 2017 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2017 wordt het bedrag "6.600.000 euro" vervangen door het bedrag "10.200.000 euro". HOOFDSTUK 9. - Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Afdeling 1. - Fonds ter beschikking gestelde ex-provinciale

personeelsleden

Art. 49.Bij het Vlaams ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin wordt een begrotingsfonds als vermeld in artikel 12 van het decreet van 8 juli 2011 houdende regeling van de begroting, de boekhouding, de toekenning van subsidies en de controle op de aanwending ervan, en de controle door het Rekenhof opgericht voor de aanwending van de betaling van salarissen, vergoedingen en toelagen van personeelsleden die ter uitvoering van artikel 264bis van het Provinciedecreet werden overgedragen aan de Vlaamse Gemeenschap en die vanaf 1 januari 2018 via het Vlaams ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin ter beschikking worden gesteld van specifieke voorzieningen in de gezondheids- of welzijnssector.

Aan het fonds worden toegewezen alle terugvorderingen van salarissen, vergoedingen en toelagen met betrekking tot de personeelsleden, vermeld in het eerste lid.

De middelen van het fonds dienen aangewend te worden voor de betaling van salarissen, vergoedingen en toelagen van de personeelsleden, vermeld in het eerste lid. Afdeling 2. - Opheffing fonds voor de bestrijding van het tabaks- en

middelengebruik

Art. 50.Artikel 19 van het decreet van 27 juni 2003 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2003 wordt opgeheven. Afdeling 3. - Opheffing fonds voor de subsidiëring van

zorgvernieuwingsprojecten

Art. 51.Artikel 24 van het decreet van 24 december 2004 houdende bepalingen tot begeleiding van de tweede aanpassing van de begroting 2004, gewijzigd bij de decreten van 22 december 2006 en 29 juni 2007, wordt opgeheven. HOOFDSTUK 1 0. - Inwerkingtreding

Art. 52.Dit decreet treedt in werking 10 dagen na bekendmaking in het Belgisch Staatsblad, met uitzondering van : 1° artikel 4, 7, 23, 24 en 49, die uitwerking hebben vanaf 1 januari 2018;2° artikel 10, dat uitwerking heeft vanaf 6 mei 2014;3° artikel 11 en 12, die in werking treden op de dag die volgt op de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad;4° artikel 13, dat van toepassing is op verkoopovereenkomsten afgesloten vanaf 1 juni 2018;5° artikel 19, dat uitwerking heeft vanaf aanslagjaar 2018;6° artikel 20, dat uitwerking heeft vanaf 21 juli 2012;7° artikel 25, 27, 28 en 30, die in werking treden op 1 oktober 2018;8° artikel 32 tot en met 36 en 38 tot en met 42, die in werking treden op 15 oktober 2018;9° artikel 26, 29 en 44 tot en met 47, die in werking treden op 1 september 2018;10° artikel 37 en 43, die uitwerking hebben vanaf 30 april 2018. Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 6 juli 2018.

De minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Buitenlands Beleid en Onroerend Erfgoed, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Onderwijs, H. CREVITS De Vlaamse minister van Begroting, Financiën en Energie, B. TOMMELEIN De Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Inburgering, Wonen, Gelijke Kansen en Armoedebestrijding, L. HOMANS De Vlaamse minister van Mobiliteit, Openbare Werken, Vlaamse Rand, Toerisme en Dierenwelzijn, B. WEYTS De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, J. VANDEURZEN De Vlaamse minister van Werk, Economie, Innovatie en Sport, Ph. MUYTERS De Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw, J. SCHAUVLIEGE De Vlaamse minister van Cultuur, Media, Jeugd en Brussel, S. GATZ _______ Nota (1) Zitting 2017-2018 Stukken : - Ontwerp van decreet : 1570 - Nr.1+Addenda. - Amendementen : 1570 - Nr. 2. - Verslagen : 1570 - Nrs. 3 t.e.m. 11.

Tekst aangenomen door de commissies : 1570 - Nr. 12.

Tekst aangenomen door de plenaire vergadering : 1570 - Nr. 13.

Handelingen - Bespreking en aanneming : Vergadering van 27 juni 2018.

^