Etaamb.openjustice.be
Decreet van 10 april 2003
gepubliceerd op 29 april 2003

Decreet betreffende de financiële incentives voor de opleiding van werknemers die bij een onderneming in dienst zijn

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
2003027273
pub.
29/04/2003
prom.
10/04/2003
ELI
eli/decreet/2003/04/10/2003027273/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

10 APRIL 2003. - Decreet betreffende de financiële incentives voor de opleiding van werknemers die bij een onderneming in dienst zijn (1)


De Waalse Gewestraad heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Dit decreet regelt overeenkomstig artikel 138 van de Grondwet een aangelegenheid bedoeld in artikel 127, § 1, ervan. Het is van toepassing op het grondgebied van het Franse taalgebied.

Art. 2.Voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan onder : 1° natuurlijke persoon : natuurlijke persoon die al dan niet de hoedanigheid van koopman in de zin van artikel 1 van de eerste titel van boek I van het Wetboek van koophandel heeft;2° handelsvennootschap : vennootschap zoals bedoeld bij de wet van 7 mei 1999 houdende het Wetboek van vennootschappen en waarvan het doel commercieel is;3° burgerlijke vennootschap met handelsvorm : vennootschap waarvan het doel burgerlijk is, in de zin van artikel 3, § 4, van de wet van 7 mei 1999 houdende het Wetboek van vennootschappen;4° Europees economisch samenwerkingsverband : juridische persoon opgericht krachtens de wet van 12 juli 1984 houdende verscheidene maatregelen tot toepassing van de verordening van de Raad van 25 juli 1985 tot instelling van Europese economische samenwerkingsverbanden;5° economisch samenwerkingsverband : juridische persoon die is ingesteld krachtens de wet van 17 juli 1989 betreffende de economische samenwerkingsverbanden;6° publiekrechtelijke rechtspersoon : rechtspersoon die is opgericht door of onder controle staat van de overheid en eigen bevoegdheden bezit om aan een openbaar belang of specifieke openbare belangen te voldoen;7° werknemers ingeschreven bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid : regelmatig bij de Dienst ingeschreven werknemers, krachtens de verplichtingen bedoeld in artikel 21 van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders;8° jaarlijks omzetcijfer en balanstotaal : cijfers opgenomen in de rubrieken 20/58 en 10/49 van de balans en 70 van de resultaatrekening;9° openbare participatiemaatschappijen : openbare investeringsmaatschappijen geregeld bij de wetten van 4 en 5 augustus 1978 tot economische heroriëntering, en hun dochtermaatschappijen;10° risicokapitaalonderneming : investeringsvennootschappen die gelden ter beschikking van bedrijven stellen in de vorm van eigen middelen of semi-eigen middelen.

Art. 3.De Regering kan, tegen de voorwaarden van dit decreet en binnen de specifieke begrotingsperken die jaarlijks worden vastgelegd, en overeenkomstig de verordening (EG) nr. 68/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de opleidingssteun (EG-Publicatieblad , L10 van 13 januari 2001) een tegemoetkoming toewijzen aan een onderneming om de kosten verbonden aan de opleiding van de werknemers die zij in dienst heeft, gedeeltelijk te dekken.

Art. 4.Die subsidie kan bestaan in het toekennen van : 1° opleidingscheques waarmee een gedeelte van de kosten voor algemene opleidingen ten behoeve van de werknemers van een kleine of een middelgrote onderneming overgenomen dient te worden volgens de voorwaarden omschreven in hoofdstuk I;2° aanpassingskredieten waarmee een gedeelte van de kosten voor specifieke opleidingen ten behoeve van de werknemers van een onderneming overgenomen dient te worden volgens de voorwaarden omschreven in hoofdstuk II. HOOFDSTUK I. - Opleidingscheques

Art. 5.§ 1. Om in aanmerking te komen voor opleidingscheques dient de kleine of middelgrote onderneming : 1° uitgebaat te worden door een natuurlijke persoon, een handelsvennootschap, een burgerlijke vennootschap met handelsvorm, een Europees economisch samenwerkingsverband of een economisch samenwerkingsverband, met uitzondering van, enerzijds, de publiekrechtelijke rechtspersonen zoals bedoeld in artikel 4 van de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor de aanneming van werken, leveringen en diensten en, anderzijds, de vennootschappen bedoeld in de artikelen 46 tot en met 48 van het Wetboek van vennootschappen;2° ten minste één functionele hoofdzetel in het Franse taalgebied te hebben;3° volgende criteria na te leven : a .minstens tweehonderd vijftig werknemers ingeschreven bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid in dienst hebben; b . ofwel een jaarlijks omzetcijfer van niet meer dan 40 miljoen euro, ofwel een belanstotaal van niet meer dan 27 miljoen euro hebben; c . onafhankelijk zijn. § 2. Als onafhankelijk wordt beschouwd de kleine of middelgrote onderneming die niet voor 25 % of meer van diens kapitaal of van diens stemrecht in handen is van een onderneming of, gezamenlijk, van meerdere ondernemingen die niet beantwoorden aan de criteria vermeld in paragraaf 1, 3°.

Die drempel mag in twee gevallen overschreden worden : 1° als de onderneming in handen is van openbare participatiemaatschappijen, maatschappijen met risicokapitaal of institutionele investeerders en op voorwaarde dat door hen noch een individuele, noch een gezamenlijke controle uitgeoefend wordt op de onderneming;2° als uit de kapitaalspreiding blijkt dat het onmogelijk is te weten wie het kapitaal in handen heeft en als de onderneming verklaart dat ze wettig kan veronderstellen dat ze niet in handen is voor 25 % of meer van een onderneming of, gezamenlijk, van verscheidene ondernemingen die niet beantwoorden aan de voorschriften bedoeld in het eerste lid. § 3. De drempels inzake werknemersbestand en geldmiddelen worden berekend door de gegevens van de onderneming en van alle ondernemingen waarvan ze rechtsreeks of onrechtstreeks 25 % of meer van het kapitaal of van het stemrecht in handen heeft, op te tellen. § 4. De Regering kan de criteria bedoeld in de paragrafen 1 tot en met 3 nader bepalen of ze aanpassen om ervoor te zorgen dat dit decreet conform is aan de artikelen 87 en volgende van het verdrag ter instelling van de Europese Gemeenschap, evenals aan de van het gemeenschapsrecht afgeleide normen. § 5. De Regering bepaalt nader wat dient te worden verstaan onder : 1° functionele hoofdzetel;2° institutionele investeerders.

Art. 6.De Regering kan de kleine en middelgrote ondernemingen die onder bepaalde bedrijfstakken of delen ervan vallen, van de opleidingschequeregeling uitsluiten. In dat geval dient zijn beslissing gegrond te worden op de jaarlijkse evaluatie bedoeld in artikel 24, tweede lid, 2°.

Art. 7.De opleidingscheque heeft een faciale waarde van 30 euro en geldt als vergoeding voor één uur opleiding van een werknemer.

Art. 8.§ 1. De kleine of middelgrote onderneming kan opleidingscheques aankopen bij de emittent, aangewezen door de Regering op de voordracht van de "Office wallon de la Formation professionnelle et de l'Emploi" (Waalse Dienst voor Beroepsopleiding en Arbeidsbemiddeling, afgekort FOREm), tegen de prijs van 15 euro voor een maximumaantal van : 1° vijftig opleidingscheques voor de natuurlijke persoon of voor de éénpersoonszaak; 2° vierhonderd opleidingscheques voor de onderneming met twee tot vijftig werknemers ingeschreven bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, afgekort « R.S.Z. »; 3° zeshonderd opleidingscheques voor de onderneming met eenenvijftig tot honderd werknemers ingeschreven bij de R.S.Z.; 4° zevenhonderd opleidingscheques voor de onderneming met honderd één tot tweehonderd werknemers ingeschreven bij de R.S.Z.; 5° achthonderd opleidingscheques voor de onderneming met tweehonderd één tot en met tweehonderd vijftig werknemers ingeschreven bij de R.S.Z. § 2. De opleidingscheque dient voor de betaling van de opleidingsuren die bij een erkende opleidingsverstrekker gevolgd zijn door : 1° elke werknemer die door een arbeidscontract aan de kleine of middelgrote onderneming verbonden is;2° elke tijdelijke werknemer die in de kleine of middelgrote onderneming aanwezig is op het tijdstip van de opleiding;3° elke persoon die als zelfstandige in hoofdberoep aangesloten is bij het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen als zaakvoerder of actieve vennoot en zijn bedrijvigheid uitoefent in een functionele hoofdzetel die in het Franse taalgebied gevestigd is;4° de meewerkende echtgenoot van de zelfstandige werknemer bedoeld onder 3°. De opleidingen die gevolgd worden door de werknemers bedoeld in het eerste lid, 1° en 2°, vinden voornamelijk plaats tijdens de normale, in de kleine of middelgrote onderneming geldende arbeidsuren. Zij kunnen evenwel buiten de normale, in de kleine of middelgrote onderneming geldende arbeidsuren plaatsvinden, voorzover die uren als arbeidsuren te gelde worden gemaakt en de werknemer een compensatie voorgesteld wordt.

De toelaatbare kosten die gedekt worden door de opleidingscheque zijn de kosten bedoeld in artikel 4.7. van verordening E.G. nr. 68/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 voorvermeld.

De werknemers en personen bedoeld in het eerste lid dienen onderdanen te zijn van een lid-Staat van de Europese Unie of daadwerkelijk in het Franse taalgebied te verblijven en minstens achttien jaar oud te zijn. § 3. In het kader van de afstandsopleiding bepaalt de Regering voor elk type opleiding, op voorwaarde dat deze plaatsvindt tijdens de arbeidsuren die in de daarvoor in aanmerking komende onderneming gelden, een forfaitair aantal arbeidsuren, evenals de normen en de modaliteiten voor de begeleiding van de werknemers door een krachtens artikel 10 van dit decreet erkende opleidingsverstrekker. § 4. De opleidingscheque mag niet worden gecumuleerd met enige andere overheids- of sectorale steun die toegekend zou kunnen worden om dezelfde opleidingskosten te dekken.

Art. 9.De Regering kan de faciale waarde van de opleidingscheque wijzigen, evenals het aandeel dat hij voor eigen rekening neemt en het aantal toegekende cheques, onverminderd artikel 4.3 van verordening E.G. nr. 68/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 voorvermeld. In dat geval dienen in zijn met redenen omklede beslissing uitsluitend ofwel de toestand op de arbeidsmarkt, ofwel de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling of jobcreatie, ofwel de sectorale opleidingsbehoeften, ofwel het tekort aan kwalificaties, ofwel begrotingsbeperkingen worden ingeroepen.

Art. 10.De Regering erkent de opleidingsverstrekker die volgende voorwaarden vervult : 1° als opleidingsverlener gecertifieerd zijn voor opleidingschesques ten gevolge van een certificeringsaudit doorgevoerd door de certificeerders die door de Regering worden aangewezen;2° minstens een functionele hoofdzetel in het Franse taalgebied hebben;3° de vigerende sociale en fiscale wetgeving naleven. De audit bedoeld onder 1° van het eerste lid houdt meer bepaald de controle op de voorwaarden vermed in artikel 12 in.

Art. 11.De Regering bepaalt de voorwaarden voor de controle op de toelaatbare kosten die gedekt worden door de opleidingscheque, evenals de procedure voor de terugbetaling van de opleidingscheques aan de kleine of middelgrote onderneming.

De Regering bepaalt de procedure voor de indiening en de behandeling van de certificeringsaanvragen inzake de opleidingscheques vanwege de opleidingsverstrekkers.

De Regering kan de erkenning van de opleidingsverstrekker intrekken of opschorten als de voorwaarden bedoeld in artikel 10 niet worden nageleefd.

Hij bepaalt de modaliteiten voor de intrekking en de opschorting van de erkenning, evenals de modaliteiten van de beroepsprocedure die de opleidingsverstrekker kan inschakelen.

Art. 12.De Regering erkent de opleidingen die meer bepaald de volgende voorwaarden vervullen in de zin van artikel 2.e. van de verordening E.G. nr. 68/2001 : 1° een kwalificerende aard hebben voor de werknemer en toegespitst zijn op de marktbehoeften, d.w.z. dat ze de werknemer kennis, know-how en gedragsbewustzijn bijbrengen die resulteren in arbeidsmarktconforme vaardigheden, met als doel een hogere inzetbaarheid en werkvaardigheid te verkrijgen; 2° van het algemene type te zijn, namelijk onderwijsvormen inhouden die niet enkel of niet hoofdzakelijk van toepassing zijn op de huidige of eerstvolgende werkplaats van de werknemer in de daarvoor in aanmerking komende kleine of middelgrote onderneming;3° verband houden met de algemene werking van de kleine of middelgrote onderneming en kwalificaties voortbrengen die in grote mate overgedragen kunnen worden op andere ondernemingen of andere vakgebieden. De Regering bepaalt de criteria nader die de opleidingen hun kwalificerende aard verlenen, ze algemeen maken of verband laten houden met de algemene werking van de kleine of de middelgrote onderneming.

De Regering kan de erkenning van opleidingen intrekken of opschorten zodra zij niet meer overeenstemmen met de voorwaarden bedoeld in het eerste lid.

Art. 13.Het FOREm worden volgende opdrachten toevertrouwd : 1° de kleine of middelgrote ondernemingen elke inlichting verschaffen met betrekking tot de opleidingen waarin de opleidingsverstrekkers voorzien;2° de kleine of middelgrote ondernemingen bijstaan in de identificatie van hun opleidingsbehoeften, in het opzetten van hun projecten of opleidingsplannen en er tegelijk over waken dat de kansengelijkheid tussen de werknemers, en meer bepaald tussen mannen en vrouwen, tegenover de opleiding bevorderd wordt;3° de werknemers op hun verzoek bijstaan in het beheer van hun vaardigheden;4° de regeling omschreven in hoofdstuk I van dit decreet en in de uitvoeringsbesluiten bevorderen, implementeren en coördineren en in de begeleiding voorzien bij de verdeling van de opleidingscheques in samenwerking met de emittent ervan, die door de Regering aangewezen wordt;5° een technisch jaarverslag opstellen volgens een model dat door de Regering bepaald wordt, evenals alle relevante gegevens vermelden die aan de Regering, "Conseil économique et social de la Région wallonne" (Sociaal-Economische Raad van het Waalse Gewest) en aan de Subregionale comités voor arbeidsbemiddeling en vorming meegedeeld worden. HOOFDSTUK II. - Aanpassingskrediet

Art. 14.Om in aanmerking te komen voor het aanpassingskrediet, dient de onderneming : 1° uitgebaat te worden door een natuurlijke persoon, een handelsvennootschap, een burgerlijke vennootschap met handelsvorm, een Europees economisch samenwerkingsverband of een economisch samenwerkingsverband, met uitzondering van, enerzijds, de publiekrechtelijke rechtspersonen zoals bedoeld in artikel 4 van de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor de aanneming van werken, leveringen en diensten en, anderzijds, de vennootschappen bedoeld in de artikelen 46 tot en met 48 van het Wetboek van vennootschappen;2° ten minste één functionele hoofdzetel in het Franse taalgebied te hebben. De Regering bepaalt nader wat dient te worden verstaan onder functionele hoofdzetel.

Art. 15.De Regering kan de ondernemingen die onder bepaalde bedrijfstakken of delen ervan vallen, van de aanpassingskredietregeling uitsluiten. In dat geval dient zijn beslissing gegrond te worden op de jaarlijkse evaluatie bedoeld in artikel 24, tweede lid, 2°.

Art. 16.§ 1. Met inachtneming van de artikelen 2.f. tot en met 4.2. van verordening E.G. nr. 68/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 voorvermeld, kan de Regering aan de onderneming een aanpassingskrediet verlenen van : 1° 9 euro per uur opleiding en per werknemer, indien het een kleine of middelgrote onderneming betreft die beantwoordt aan de voorwaarden bedoeld in artikel 5, §§ 1, 3°, 2 en 3;2° 6 euro per uur opleiding en per werknemer, indien het een andere onderneming dan bedoeld onder 1° betreft. § 2. Het aanpassingskrediet bedoeld in paragraaf 1 wordt respectievelijk op 10 of 7 euro gebracht als de bedrijfszetel van de voor opleiding in aanmerking komende onderneming in één van de regio's gevestigd is die in aanmerking kunnen komen voor regionale steun overeenkomstig artikel 87, § 3, punt c. , van het EG-verdrag. § 3. Het aanpassingskrediet wordt tot een maximumbedrag van 80.000 euro per onderneming en per periode van twee jaar beperkt, welke periode ingaat op de dag waarop de overeenkomst bedoeld in artikel 21 ondertekend wordt. § 4. De duur van de opleidingen mag het gemiddelde van honderd vijftig uur per opgeleide werknemer en per overeenkomst niet overschrijden. § 5. De Regering kan de bedragen en de duur vermeld in de paragrafen 1 tot en met 4 wijzigen, onverminderd de artikelen 2.f. en 4.2. van de verordening E.G. nr. 68/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 voorvermeld. In dat geval dienen in zijn met redenen omklede beslissing uitsluitend ofwel de toestand op de arbeidsmarkt, ofwel de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling of jobcreatie, ofwel de sectorale opleidingsbehoeften, ofwel het tekort aan kwalificaties, ofwel begrotingsbeperkingen te worden ingeroepen.

Art. 17.§ 1. Het aanpassingskrediet dient om de kosten verbonden aan de kwalificerende opleiding zoals omschreven in artikel 12, 1°, en de specifieke en collectieve opleiding van de werknemers die door een arbeidscontract aan de onderneming verbonden zijn en van de tijdelijke werknemers die daarbij in dienst zijn op het tijdstip van de opleiding gedeeltelijk te dekken.

De toelaatbare kosten die door het aanpassingskrediet gedekt worden zijn de kosten bedoeld in artikel 4.7. van de verordening E.G. nr. 68/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 voorvermeld. § 2. De Regering bepaalt de omstandigheden die toelaatbaar zijn voor de specifieke opleiding en legt het minimumaantal werknemers vast om de opleiding als collectief te laten beschouwen. § 3. Het aanpassingskrediet mag niet worden gecumuleerd met enige andere overheids- of sectorale steun die toegekend zou kunnen worden om dezelfde opleidingskosten te dekken.

Art. 18.De werknemers bedoeld in artikel 17, § 1, dienen onderdaan te zijn van een lidstaat van de Europese Gemeenschap of daadwerkelijk te verblijven in het Franse taalgebied en minstens achttien jaar oud te zijn.

Art. 19.De opleiding bedoeld in artikel 17, § 1, kan verstrekt worden door een externe opleidingsverstrekker of door de onderneming zelf. In beide gevallen dient een opleidingsplan voorhanden te zijn.

Het opleidingsplan houdt specifieke bepalingen in die gericht zijn op werknemers uit risicogroepen zoals bedoeld in de collectieve arbeidsovereenkomst van de paritaire commissie of de paritaire subcommissie waaronder de onderneming valt. Het opleidingsplan wordt ter advies voorgelegd aan : 1° ofwel de ondernemingsraad, als er meer dan honderd werknemers bij de onderneming in dienst zijn;2° ofwel aan het Comité voor preventie en bescherming op het werk, als er meer dan vijftig werknemers bij de onderneming in dienst zijn;3° ofwel aan de representatieve werknemersorganisaties, als er minder dan vijftig werknemers bij de onderneming in dienst zijn. Indien de organen bedoeld in het tweede lid niet bestaan of indien door hen geen positief advies is uitgebracht, wordt het advies van het subregionaal comité voor arbeidsbemiddeling en vorming ingewonnen.

Art. 20.De kwalificerende opleiding kan verstrekt worden in de vorm van een peterschap, namelijk een opleiding verstrekt door een werknemer van vijftig jaar of ouder, met het oog op het overdragen van de vaardigheden aan jonge werknemers die door de onderneming zijn aangeworven.

De Regering bepaalt de nadere regels voor de opleiding in het kader van een peterschap.

In afwijking van artikel 16, § 4, dient de duur van de opleidingen in het kader van het peterschap volgens de modaliteiten bepaald door de Regering een minimum van driehonderd uur per opgeleide werknemer en per jaar te bereiken, en een maximum van vierhonderd tachtig uur per opgeleide werknemer en per jaar.

In afwijking van artikel 17, § 1, kan de opleiding in het kader van het peterschap een individuele opleiding zijn.

Art. 21.Het aanpassingskrediet wordt verleend op grond van een overeenkomst opgesteld tussen het FOREm en de onderneming.

De Regering bepaalt minimum- en maximumduur van de overeenkomst, evenals de procedure voor de behandeling van de aanvraag tot het verkrijgen van het aanpassingskrediet.

De Regering bepaalt de modaliteiten voor de controle op de toelaatbare kosten bedoeld in artikel 17, § 1, tweede lid.

Art. 22.§ 1. De onderneming verbindt zich ertoe tijdens de duur van de overeenkomst minstens 80 % van het globale werknemersbestand in het Franse taalgebied te behouden.

De Regering bepaalt wat onder globaal werknemersbestand dient te worden verstaan. § 2. Bij collectief ontslag tijdens de uitvoering van de overeenkomst, is de onderneming ertoe verplicht om het toegewezen aanpassingskrediet integraal terug te betalen.

De Regering kan op de door hem bepaalde wijze van de bepalingen bedoeld in de paragrafen 1 en 2 afwijken.

Art. 23.Het FOREm worden volgende opdrachten toevertrouwd : 1° de ondernemingen bijstaan in de identificatie van hun opleidingsbehoeften, hen begeleiden in het opzetten van opleidingsplannen en er tegelijk over waken dat de kansengelijkheid tussen de werknemers, en meer bepaald tussen mannen en vrouwen, tegenover de opleiding bevorderd wordt;2° de werknemers op hun verzoek bijstaan in het beheer van hun vaardigheden;3° de regeling omschreven in hoofdstuk II van dit decreet en in de uitvoeringsbesluiten bevorderen, implementeren en coördineren en in de begeleiding voorzien van het aanpassingskrediet bedoeld in artikel 16;4° het vermogen bevestigen van de in leeftijd gevorderde werknemer om als peter op te treden of, indien dat niet het geval is, er met alle nodige middelen over waken dat hij die hoedanigheid kan uitoefenen;5° een technisch jaarverslag opstellen volgens een model dat door de Regering bepaald wordt, evenals alle relevante gegevens vermelden die aan de Regering, de "Conseil économique et social de la Région wallonne" (Sociaal-Economische Raad van het Waalse Gewest) en aan de Subregionale comités voor arbeidsbemiddeling en vorming meegedeeld worden. HOOFDSTUK III. - Gemeenschappelijke bepalingen voor hoofdstukken I en II

Art. 24.De opvolging van de regelingen waarin dit decreet voorziet wordt door de "Conseil économique et social de la Région wallonne" verricht.

Die opvolging bestaat er meer bepaald in : 1° de Regering op eigen initiatief of op diens verzoek adviezen over te maken inzake de uitvoering van dit decreet;2° de Regering een jaarlijkse evaluatie van het decreet over te maken, waarin meer bepaald de feitelijke, statistische, kwalitatieve gegevens worden besproken en het globale aanbod inzake opleiding en het tevredenheidscijfer van de begunstigden beoordeeld worden.Die jaarlijkse evaluatie dient aan de Regering overgemaakt te worden tegen uiterlijk 30 april; 3° op eigen initiatief of op verzoek van de Regering stappen te ondernemen inzake de prospectie die bij zou kunnen dragen tot de verbetering van de opleiding van de werknemers in het Franse taalgebied, in het perspectief van het levenslang leren - waarbij meer bepaald gewaakt wordt over de complementariteit van beide regelingen waarin dit decreet voorziet - en met een bijzondere attentie voor de inachtneming van de kansengelijkheid tussen werknemers, en meer bepaald tussen mannen en vrouwen, tegenover de opleiding.

Art. 25.De regelingen bepaald in de hoofdstukken I en II worden jaarlijks geëvalueerd. Die evaluatie wordt doorgevoerd door de « Conseil économique et social de la Région wallonne », die daarover verslag uitbrengt bij de Regering.

Overeenkomstig artikel 7.3. van de verordening E.G. nr. 68/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 voorvermeld maakt de Regering aan de Europese Commissie een verslag over inzake de toepassing van deze verordening in de vorm bepaald in diens bijlage III.

Art. 26.Artikel 2, eerste lid, van het decreet van 5 februari 1998 houdende toezicht en controle op de naleving van de wetgeving betreffende het tewerkstellingsbeleid wordt aangevuld als volgt : « 10° het decreet van 10 april 2003 betreffende de financiële incentives voor de opleiding van werknemers die bij een onderneming in dienst zijn en diens uitvoeringsbepalingen. ».

Art. 27.Bij niet-naleving van dit decreet en diens uitvoeringsbepalingen kan de Regering overeenkomstig de gecoördineerde wetten op de Rijscomptabiliteit de onbehoorlijk aangewende subsidies terugvorderen.

Art. 28.De Regering bepaalt de datum van inwerkingtreding van dit decreet.

Dit decreet zal ophouden in werking te zijn wat betreft de hoofdstukken I en II op 31 december 2006. Overeenkomstig artikel 8 van de verordening E.G. nr. 68/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 voorvermeld blijven de hoofdstukken I en II gedurende een periode van zes maanden na 31 december 2006 evenwel vrijgesteld.

Bekrachtigen dit decreet, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Namen, 10 april 2003.

De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Economie, K.M.O.'s, Onderzoek en Nieuwe Technologieën, S. KUBLA De Minister van Vervoer, Mobiliteit en Energie, J. DARAS De Minister van Begroting, Huisvesting, Uitrusting en Openbare Werken, M. DAERDEN De Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Leefmilieu, M. FORET De Minister van Landbouw en Landelijke Aangelegenheden, J. HAPPART De Minister van Binnenlandse Aangelegenheden en Ambtenarenzaken, Ch. MICHEL De Minister van Sociale Aangelegenheden en Gezondheid, Th. DETIENNE De Minister van Tewerkstelling en Vorming, Mevr. M. ARENA _______ Nota (1) Zitting 2002-2003. Stukken van de Raad 449 (2002-2003) Nrs 1 tot en met 25.

Volledig verslag , openbare vergadering van 2 april 2003.

Bespreking - Stemming.

^