Etaamb.openjustice.be
Decreet van 13 juli 2001
gepubliceerd op 29 september 2001

Decreet houdende het stimuleren van een kwalitatief en integraal lokaal cultuurbeleid

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2001036078
pub.
29/09/2001
prom.
13/07/2001
ELI
eli/decreet/2001/07/13/2001036078/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

13 JULI 2001. - Decreet houdende het stimuleren van een kwalitatief en integraal lokaal cultuurbeleid


Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : TITEL I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid.

Art. 2.In dit decreet wordt verstaan onder : 1° integraal cultuurbeleid : een cultuurbeleid dat uitgaat van de samenhang tussen de verschillende cultuurbeleidsdomeinen, met aandacht voor : a) het cultureel erfgoed : de musea, de archieven, de volkscultuur, het verspreid immaterieel en roerend erfgoed;b) het sociaal-cultureel werk : de amateurkunsten, het verenigingsleven en de niet-formele volwassenenvorming, de bibliotheken en de cultuurcentra;c) de kunsten : de podiumkunsten, de letteren, de muziek, de beeldende kunst en de nieuwe media, de architectuur, de vormgeving en de toegepaste kunst; De Vlaamse regering kan aan deze beleidsdomeinen andere toevoegen. 2° kwalitatief cultuurbeleid : een cultuurbeleid dat steunt op deskundigheid, strategische aanpak en participatie van alle actoren, een evenwicht tussen enerzijds de culturele behoeften en anderzijds het culturele aanbod, ondersteund door de lokale overheid;3° gemeenschapscentrum : culturele infrastructuur door de gemeente beheerd met het oog op cultuurparticipatie, gemeenschapsvorming en cultuurspreiding ten behoeve van de lokale bevolking en met bijzondere aandacht voor de culturele diversiteit;4° cultuurcentrum : een gemeenschapscentrum met daarnaast een breed en eigen cultuurspreidingsaanbod, gericht op de bevolking van een streekgericht werkingsgebied;5° openbare bibliotheek : een basisvoorziening waar elke burger terecht kan met zijn vragen over kennis, cultuur, informatie en ontspanning.Ze bemiddelt actief bij het beantwoorden van deze vragen.

De openbare bibliotheek is actief inzake cultuurspreiding en cultuurparticipatie; ze werkt in een geest van objectiviteit en vrij van levensbeschouwelijke, politieke en commerciële invloeden.

TITEL II. - Doelstellingen

Art. 3.Dit decreet heeft tot doel gemeenten te stimuleren om te komen tot een kwalitatief en integraal cultuurbeleid. Het bepaalt ondersteuning aan gemeenten voor : 1° de opmaak en de uitvoering van een gemeentelijk cultuurbeleidsplan;2° de uitbouw van de werking van een cultuurcentrum;3° de uitbouw van de werking van de openbare bibliotheek opdat elke burger via deze voorziening gelijke en vrije toegang krijgt tot kennis, cultuur en informatie, opgeslagen in gedrukte en andere informatiedragers.De openbare bibliotheek schept een voorwaarde voor levenslang leren, culturele ontwikkeling van individuen en het democratisch functioneren van de samenleving.

TITEL III. - Organisatie van het lokaal cultuurbeleid HOOFDSTUK I. - Het gemeentelijk cultuurbeleidsplan en het steunpunt voor het lokaal cultuurbeleid AFDELING I. - Het gemeentelijk cultuurbeleidsplan

Art. 4.§ 1. Een cultuurbeleidsplan wordt ingediend door een gemeente of een samenwerkingsverband van gemeenten. In het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad kunnen zowel de Vlaamse Gemeenschapscommissie als de gemeenten een plan indienen.

Het cultuurbeleidsplan van een gemeente of een samenwerkingsverband van gemeenten wordt opgesteld voor een periode van zes jaar, met een tussentijdse evaluatie en bijsturing na drie jaar.

Het cultuurbeleidsplan van de Vlaamse Gemeenschapscommissie wordt opgesteld voor een periode van vijf jaar, met een tussentijdse evaluatie en bijsturing halverwege de looptijd van het cultuurbeleidsplan. § 2. Het gemeentelijk cultuurbeleidsplan en het jeugdwerkbeleidsplan, zoals bepaald in het decreet van 9 juni 1993 houdende subsidiëring van gemeentebesturen en de Vlaamse Gemeenschapscommissie inzake het voeren van een jeugdwerkbeleid, moeten op elkaar afgestemd zijn. § 3. Het cultuurbeleidsplan van de gemeenten in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad moet afgestemd zijn op het cultuurbeleidsplan van de Vlaamse Gemeenschapscommissie.

De Vlaamse regering bepaalt hiervoor de nadere regels.

AFDELING II. - Een steunpunt voor het lokaal cultuurbeleid

Art. 5.De Vlaamse regering richt een steunpunt voor het lokaal cultuurbeleid op, hierna het steunpunt te noemen, dat tot doel heeft gemeenten te ondersteunen bij de opmaak en de uitvoering van het cultuurbeleidsplan, voor de werking van de gemeenschapscentra en de cultuurcentra en bij de uitbouw van een integraal en kwalitatief cultuurbeleid. Het steunpunt verleent ook passende ondersteuning aan de gemeentelijke adviesorganen voor cultuur, zoals bepaald in artikel 55. Het steunpunt moet opgericht zijn in de vorm van een vereniging zonder winstgevend doel en moet beschikken over een vaste staf van deskundig personeel.

Art. 6.§ 1. Het steunpunt is een autonome organisatie die het lokaal cultuurbeleid ondersteunt, ontwikkelt en zichtbaar maakt door middel van haar kerntaken : praktijkondersteuning, praktijkontwikkeling en communicatie.

Zijn kerntaken realiseert het steunpunt door middel van activiteiten als begeleiding, deskundigheidsbevordering en implementatie van kwaliteitszorg, onderzoek, ontwikkeling en gegevensverzameling, informatie en communicatie, vertegenwoordiging en internationale samenwerking. Dit gebeurt in samenspraak met andere steunpunten, inzonderheid met het Vlaams Centrum voor de Openbare Bibliotheken, hierna VCOB te noemen. § 2. Ter uitvoering van de in § 1 vermelde kerntaken zal de Vlaamse regering met het steunpunt een beheersovereenkomst sluiten. HOOFDSTUK II. - Het cultuurcentrum

Art. 7.De volgende gemeenten kunnen een subsidieaanvraag indienen voor een cultuurcentrum : 1° gemeenten, opgenomen in de lijst van Steden en Gemeenten, als bijlage gevoegd bij dit decreet, hierna de lijst te noemen. Indien een centrumgemeente die in de lijst in een kleinstedelijk gebied op provinciaal niveau wordt ingedeeld, geen aanvraag indient, kan een andere aangrenzende gemeente die niet in de lijst is opgenomen dit in haar plaats doen. In voorkomend geval verliest de in gebreke blijvende gemeente haar recht om een subsidieaanvraag in te dienen, zolang het cultuurcentrum van de in de plaats tredende gemeente een centrumfunctie vervult; 2° gemeenten, niet opgenomen in de lijst, die beschikken over een cultuurcentrum, erkend in de plus-categorie I of II op basis van het decreet van 24 juli 1991 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de Nederlandstalige culturele centra die het culturele leven in de Vlaamse Gemeenschap bevorderen, hierna het decreet van 24 juli 1991 te noemen; 3° gemeenten, niet opgenomen in de lijst, met meer dan 30.000 inwoners.

Art. 8.§ 1. Met uitzondering van de centrumgemeenten in de grootstedelijke gebieden worden de gemeenten die zijn opgenomen in de lijst in de volgende categorieën ingeschaald : 1° de centrumgemeenten in de regionaalstedelijke gebieden, in de categorie A;2° de centrumgemeenten in de structuurondersteunende kleinstedelijke gebieden, in de categorie B;3° de centrumgemeenten in de kleinstedelijke gebieden op provinciaal niveau, in de categorie C;4° de gemeenten die grenzen aan een gemeente gelegen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, in de categorie C, met uitzondering van : a) de gemeenten die beschikken over een cultuurcentrum, erkend in de plus-categorie I op basis van het decreet van 24 juli 1991, in de categorie B;b) de gemeenten die beschikken over een cultuurcentrum, erkend in de plus-categorie II op basis van het decreet van 24 juli 1991, in de categorie A; c) de gemeenten met meer dan 30.000 inwoners, in de categorie B. § 2. De gemeenten die niet in de lijst zijn opgenomen, worden als volgt ingeschaald : 1° maximaal in de categorie B : de gemeenten met een cultuurcentrum, erkend in de plus-categorie II op basis van het decreet van 24 juli 1991; 2° maximaal in de categorie C : a) de gemeenten met een cultuurcentrum, erkend in de plus-categorie I op basis van het decreet van 24 juli 1991;b) de gemeenten, bedoeld in artikel 7, 3°, van dit decreet;c) de gemeenten, bedoeld in artikel 7, 1°, tweede lid, van dit decreet. HOOFDSTUK III. - Het openbaar bibliotheekwerk AFDELING I. - Algemeen

Art. 9.Elke gemeente is verplicht, alleen of in een samenwerkingsverband met een of meer andere gemeenten, een openbare bibliotheek op te richten en uit te bouwen. Gemeenten met minder dan 750 inwoners zijn van deze verplichting vrijgesteld.

AFDELING II. - De gemeentelijke openbare bibliotheek

Art. 10.§ 1. Elke gemeentelijke openbare bibliotheek moet voldoen aan de volgende voorwaarden : 1° een onafhankelijk en pluriform informatieaanbod ter beschikking stellen, breed en zorgvuldig samengesteld, aangepast aan de behoeften van het doelpubliek en in een niet-commerciële omgeving;2° het raadplegen in de bibliotheek van alle informatiedragers én minstens het uitlenen van gedrukte materialen uit eigen collectie is kosteloos;3° een on-linecatalogus aanbieden die gekoppeld is aan een centraal catalogusbestand;4° toegankelijk en open zijn voor het publiek op klantvriendelijke uren;5° geleid worden door een voltijdse bibliothecaris in het bezit van een diploma van hoger onderwijs.Indien de gemeente 20.000 inwoners of meer telt, moet de bibliothecaris altijd op A-niveau worden ingeschaald; 6° beschikken over voldoende personeel waarbij, met uitzondering van het werklieden- en onderhoudspersoneel, minstens de helft van het A- of het B-niveau is;7° beschikken over een beheersorgaan voor de bibliotheek, hetzij overeenkomstig artikel 9, b), van het decreet van 28 januari 1974 betreffende het cultuurpact, hetzij overeenkomstig artikel 9, b), van hetzelfde decreet waarbij het beheersorgaan ten bedrage van maximaal 1/3 van zijn ledenaantal deskundigen kan coöpteren, hetzij overeenkomstig artikel 9, c), van hetzelfde decreet;8° meewerken aan projecten in het kader van een streekgericht bibliotheekbeleid;9° meewerken aan landelijke initiatieven van het VCOB;10° van de middelen, bestemd voor de aankoop van gedrukte materialen, jaarlijks minstens 75 percent van het vastgestelde budget besteden aan Nederlandstalige publicaties. § 2. De Vlaamse regering kan nadere specificaties bepalen inzake het lidgeld, de tarifering van nietgedrukte materialen, van interbibliothecair leenverkeer en van speciale diensten, de toegankelijkheid, het beheersorgaan en het personeel.

AFDELING III. - Streekgericht bibliotheekbeleid

Art. 11.Ter ondersteuning van de bibliotheekwerking van elke gemeente in de provincie neemt elke provincie het initiatief tot een streekgericht bibliotheekbeleid.

Art. 12.De Vlaamse regering sluit met elke provincie een convenant met betrekking tot de concretisering van de in artikel 13 van dit decreet bepaalde opdrachten.

In het convenant moet worden gegarandeerd dat de streekgerichte bibliotheekwerking ten goede komt aan de gemeentelijke openbare bibliotheken door een aantal taken op bovenlokaal vlak op te nemen.

In het convenant moet eveneens gegarandeerd worden dat de provincies de gemeenten actief zullen betrekken bij de streekgerichte bibliotheekwerking door alle gemeenten inspraak te geven bij de opmaak, de uitvoering en de evaluatie van het beleidsplan zoals vermeld in artikel 46, bij de indeling van de verschillende gebieden waarin de samenwerking gestalte krijgt en bij de ontwikkeling van de specifieke instrumenten.

Art. 13.Elk streekgericht bibliotheekbeleid omvat de volgende opdrachten : 1° het implementeren van projecten van het VCOB inzake netwerking, centrale catalogisering en collectieve producten en diensten;2° ondersteuning verlenen aan de openbare bibliotheken inzake informatica, management, human resources en problemen omwille van tijdelijk personeelstekort;3° op basis van overleg komen tot een efficiënte taakverdeling tussen de openbare bibliotheken;4° het coördineren van collectieafspraken tussen de bibliotheken en van het interbibliothecair leenverkeer;5° de dienstverlening organiseren voor langdurig zieken en personen die verblijven in een rustoord, een rust- en verzorgingstehuis, een ziekenhuis;6° promotionele activiteiten opzetten en ontwikkelen, in aansluiting op landelijke openbare bibliotheekcampagnes;7° een gangmakerfunctie opnemen inzake leescultuurinitiatieven;8° meewerken aan een Vlaams beleid inzake cultureel erfgoed;9° samenwerkingsprojecten opzetten en realiseren tussen bibliotheken en culturele of andere instellingen en organisaties, onder meer met betrekking tot doelgroepenwerking en publiekswerking;10° het begeleiden van vernieuwende processen inzake het bibliotheekwerk. AFDELING IV. - Vlaams Centrum voor de Openbare Bibliotheken

Art. 14.De Vlaamse regering richt een VCOB op dat tot doel heeft de sector van de openbare bibliotheken te ondersteunen. Het centrum moet opgericht zijn in de vorm van een vereniging zonder winstgevend doel en moet beschikken over een vaste staf van deskundig personeel.

Art. 15.§ 1. Het VCOB is een autonome organisatie die het openbaar bibliotheekwerk in eerste instantie ondersteunt door het ontwikkelen van een gezamenlijk netwerk, een centrale catalogus en andere databestanden en door het ter beschikking stellen van collectieve producten en diensten.

De andere kerntaken van het VCOB zijn praktijkondersteuning, praktijkontwikkeling en communicatie. Het VCOB realiseert dit door middel van activiteiten als begeleiding, deskundigheidsbevordering en implementatie van kwaliteitszorg, onderzoek, ontwikkeling en gegevensverzameling, informatie en communicatie, vertegenwoordiging en internationale samenwerking.

Dit gebeurt in samenspraak met andere steunpunten, inzonderheid met het steunpunt voor het lokaal cultuurbeleid.

Voor de uitvoering van zijn taken kan het VCOB overeenkomsten afsluiten met derden, waaronder gemeenten met betrekking tot hun openbare bibliotheek. § 2. Ter uitvoering van de in § 1 vermelde taken zal de Vlaamse regering met het VCOB een beheersovereenkomst sluiten.

AFDELING V. - Vlaamse Gemeenschapscommissie

Art. 16.De Vlaamse regering zal met de Vlaamse Gemeenschapscommissie een convenant sluiten waarin de volgende zaken worden geregeld : 1° de eigen bibliotheekvoorzieningen van de Vlaamse Gemeenschapscommissie;2° de voorwaarden waaronder de Vlaamse Gemeenschapscommissie de taken kan opnemen van een streekgericht bibliotheekbeleid als bedoeld in artikelen 11, 12 en 13 van dit decreet. AFDELING VI. - Voorzieningen voor bijzondere doelgroepen

Art. 17.§ 1. Voor blinden en slechtzienden voorziet dit decreet in de ondersteuning van maximaal twee bibliotheekvoorzieningen op het niveau van de Vlaamse Gemeenschap, die werken met één gemeenschappelijke catalogus.

De Vlaamse regering zal met deze bibliotheekvoorzieningen een beheersovereenkomst sluiten. § 2. Om tegemoet te komen aan de specifieke behoeften van de in § 1 vermelde bibliotheekvoorzieningen inzake brailleboeken en gesproken boeken, zal de Vlaamse regering een organisatie belasten met de productie van brailleboeken en gesproken boeken en tijdschriften.

De Vlaamse regering zal met deze organisatie een beheersovereenkomst sluiten. § 3. Voor langdurig zieken en personen die verblijven in een rustoord, een rust- en verzorgingstehuis of ziekenhuis, zal de Vlaamse regering een organisatie belasten met het bieden van ondersteuning voor de uitbouw van deze dienstverlening.

De Vlaamse regering zal met deze organisatie een beheersovereenkomst sluiten.

AFDELING VII. - Intersectoraal overleg

Art. 18.De Vlaamse regering wordt belast met de opdracht een structureel overleg te organiseren tussen de volgende sectoren : openbare bibliotheken, wetenschappelijke bibliotheken, documentatiediensten en archieven.

Hiervoor kan de Vlaamse regering een beheersovereenkomst sluiten met een organisatie die zich in haar statuten richt naar de hier vermelde sectoren.

TITEL IV. - Subsidiëring HOOFDSTUK I. - Het gemeentelijk cultuurbeleidsplan en het steunpunt voor het lokaal cultuurbeleid AFDELING I. - Het gemeentelijk cultuurbeleidsplan

Art. 19.§ 1. De Vlaamse regering geeft subsidies aan de gemeenten of aan de samenwerkingsverbanden van die gemeenten en aan de Vlaamse Gemeenschapscommissie voor de opmaak en de uitvoering van een cultuurbeleidsplan.

Dit plan vertrekt van een situatieschets en formuleert de visie, de algemene en concrete doelstellingen, de geplande acties alsook de effecten die men wil bereiken en de middelen die hiervoor worden ingezet. Het geeft het kader aan waarbinnen het specifieke beleid voor de in artikel 2, 1°, van dit decreet vermelde domeinen verder zal worden ontwikkeld. § 2. Het aantal aanvragen voor subsidie die jaarlijks kunnen worden behandeld is afhankelijk van het krediet dat de Vlaamse regering, voor de uitvoering van dit decreet, jaarlijks inschrijft in de begroting.

Art. 20.De Vlaamse regering bepaalt de nadere voorwaarden waaraan een cultuurbeleidsplan moet voldoen.

Art. 21.§ 1. Voor de opmaak van het cultuurbeleidsplan wordt aan de gemeenten, of aan de samenwerkingsverbanden van die gemeenten en de Vlaamse Gemeenschapscommissie een enveloppensubsidie ter beschikking gesteld, gebaseerd op het aantal inwoners : 1° voor gemeenten vanaf 10 000 inwoners een forfaitaire basissubsidie van 50.000 euro op jaarbasis als tegemoetkoming in de loon- en werkingskosten van een voltijdse cultuurbeleidscoördinator; 2° voor gemeenten met minder dan 10 000 inwoners een forfaitaire basissubsidie van 25.000 euro op jaarbasis als tegemoetkoming in de loon- en werkingskosten van een halftijdse cultuurbeleidscoördinator.

Voor de berekening van de forfaitaire basissubsidie die aan een samenwerkingsverband wordt toegekend, wordt het aantal inwoners van de aan het samenwerkingsverband deelnemende gemeenten opgeteld. § 2. Voor de uitvoering van het cultuurbeleidsplan wordt naast de in § 1 bepaalde enveloppensubsidie aan elke gemeente of aan de samenwerkingsverbanden van die gemeenten en de Vlaamse Gemeenschapscommissie, met uitzondering van de gemeenten van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, een supplementaire subsidie van 1 euro per inwoner toegekend voor de ondersteuning van bijzondere en vernieuwende initiatieven. § 3. Personen voor wie de gemeente reeds een subsidie ontvangt op basis van een andere regelgeving kunnen niet in aanmerking worden genomen voor een subsidiëring als cultuurbeleidscoördinator. § 4. In het kader van de werking van een gemeenschapscentrum, zoals bepaald in artikel 2, 3°, van dit decreet kan een gemeente een aanvraag indienen voor een projectsubsidie voor initiatieven met een uitzonderlijk karakter. Hiervoor wordt een totaalbedrag vastgesteld van maximaal 500.000 euro per jaar.

De Vlaamse regering bepaalt de voorwaarden inzake procedure, beoordeling en goedkeuring van de ingediende projecten. § 5. Voor de subsidie zoals bepaald in §§ 1 en 2 van dit artikel wordt voor de Vlaamse Gemeenschapscommissie en de gemeenten in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad 30 % van het aantal inwoners in aanmerking genomen.

Art. 22.§ 1. Om in aanmerking te komen voor de subsidie voor de opmaak van het cultuurbeleidsplan, bedoeld in artikel 21, § 1, van dit decreet, moet een gemeente of het samenwerkingsverband van die gemeenten en de Vlaamse Gemeenschapscommissie bij de bevoegde administratie een aanvraag indienen waarin wordt aangetoond dat aan de volgende voorwaarden wordt voldaan : 1° een intentieverklaring laten opmaken door de gemeenteraad of de raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie dat een cultuurbeleidsplan zal worden ingediend, op zijn vroegst zes maanden en uiterlijk binnen het jaar na de aanvraag;2° bevestigen dat men, uiterlijk drie maanden na de goedkeuring van de aanvraag door de bevoegde administratie, zal beschikken over een cultuurbeleidscoördinator, ingeschaald op minimaal het gemiddeld niveau van het leidinggevend cultuurpersoneel van de gemeente of de Vlaamse Gemeenschapscommissie, die voldoet aan de voorwaarden, bepaald door de Vlaamse regering en waarvan de taakomschrijving bepaald wordt door de Vlaamse regering;3° beschikken over een toegankelijk gesubsidieerd cultuurcentrum of een gemeenschapscentrum;de Vlaamse regering bepaalt de vereisten waaraan de infrastructuur van een gemeenschapscentrum moet voldoen; 4° beschikken over een op basis van dit decreet gesubsidieerde bibliotheek;5° met uitzondering van de gemeenten van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad particuliere verenigingen en instellingen ondersteunen ofwel via een subsidiereglement voor een totaalbedrag dat minstens gelijk is aan 0,8 euro per inwoner ofwel via een evenwaardige ondersteuning in natura;6° akkoord gaan om gegevens ter beschikking te stellen met betrekking tot het gemeentelijk cultuurbeleid in de door de Vlaamse regering gevraagde vorm. § 2. Om in aanmerking te komen voor de subsidie voor de uitvoering van het cultuurbeleidsplan, bedoeld in artikel 21, § 2, van dit decreet, moet een gemeente of het samenwerkingsverband van die gemeenten of de Vlaamse Gemeenschapscommissie voldoen aan de volgende voorwaarden : 1° beschikken over een beleidsplan, goedgekeurd door de gemeenteraad of de raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie en door de Vlaamse regering;2° beschikken over een cultuurbeleidscoördinator die voldoet aan de voorwaarden, zoals bepaald in § 1, 2°, van dit artikel;3° een werkingsverslag indienen, goedgekeurd door het college van burgemeester en schepenen van de gemeente in kwestie of van de aan het samenwerkingsverband deelnemende gemeenten of het college van de Vlaamse Gemeenschapscommissie.

Art. 23.§ 1. Na goedkeuring door de bevoegde administratie van de aanvraag, bedoeld in artikel 22, § 1, van dit decreet wordt de subsidie, bedoeld in artikel 21, § 1, van dit decreet, berekend vanaf de eerste dag van de maand die volgt op het indienen van het bewijs van de indienstneming van de cultuurbeleidscoördinator. De subsidie eindigt de eerste dag van de maand die volgt op de beslissing van de Vlaamse regering omtrent het al dan niet goedkeuren van het cultuurbeleidsplan. Als het cultuurbeleidsplan door de Vlaamse regering wordt goedgekeurd loopt de subsidie, bedoeld in artikel 21, § 1, van dit decreet, verder.

De subsidie wordt uitgekeerd op basis van een jaarlijks, vóór 1 mei, in te dienen attest waarin de gemeente of het samenwerkingsverband van dies gemeenten of de Vlaamse Gemeenschapscommissie vermeldt hoeveel maanden van het voorbije jaar de cultuurbeleidscoördinator effectief in dienst is geweest. § 2. De supplementaire subsidie, bedoeld in artikel 21, § 2, wordt berekend vanaf de eerste januari van het jaar dat volgt op de goedkeuring van het cultuurbeleidsplan door de Vlaamse regering. De subsidie wordt jaarlijks uitgekeerd op basis van een door de bevoegde administratie goedgekeurd financieel verslag en werkingsverslag die vóór 1 mei, volgend op een uitvoeringsjaar van het cultuurbeleidsplan, door de gemeente of het samenwerkingsverband van die gemeenten of de Vlaamse Gemeenschapscommissie moeten worden ingediend.

Art. 24.De Vlaamse regering bepaalt de voorwaarden inzake de procedure voor het indienen van een cultuurbeleidsplan en de beoordeling en de goedkeuring van het cultuurbeleidsplan.

Art. 25.De Vlaamse regering bepaalt de maatregelen die zullen worden genomen bij een negatieve evaluatie van de uitvoering van het cultuurbeleidsplan.

AFDELING II. - Het steunpunt voor het lokaal cultuurbeleid

Art. 26.Voor het uitoefenen van de in artikel 6, § 1, van dit decreet bepaalde kerntaken kan het steunpunt jaarlijks aanspraak maken op een forfaitair bedrag van ten minste 750.000 euro. De Vlaamse regering zal de procedure voor het aanvragen en het uitkeren van de subsidie bepalen in de beheersovereenkomst, bedoeld in artikel 6, § 2, van dit decreet.

Art. 27.§ 1. Het steunpunt concretiseert de in artikel 6, § 2, van dit decreet bedoelde beheersovereenkomst in een beleidsplan. Het beleidsplan wordt opgemaakt voor een periode van vijf jaar met een tussentijdse evaluatie halverwege de looptijd van het beleidsplan. § 2. De procedure voor het indienen van het beleidsplan, de voorwaarden waaraan het plan moet voldoen en de wijze waarop de evaluatie zal worden georganiseerd, zullen worden opgenomen in de beheersovereenkomst. HOOFDSTUK II. - Het cultuurcentrum AFDELING I. - Algemeen

Art. 28.§ 1. De Vlaamse regering geeft subsidies aan gemeenten die : 1° beschikken over een cultuurcentrum zoals bedoeld in artikel 2, 4°, van dit decreet, waarvan de infrastructuur moet voldoen aan de door de Vlaamse regering nader te bepalen voorwaarden;2° beschikken over personeel voor het cultuurcentrum dat voldoet aan de door de Vlaamse regering nader te bepalen voorwaarden;3° beschikken over een beheersorgaan voor het cultuurcentrum, hetzij overeenkomstig artikel 9, b), van het decreet van 28 januari 1974 betreffende het cultuurpact, hetzij overeenkomstig artikel 9, b), van hetzelfde decreet waarbij het beheersorgaan ten bedrage van maximaal 1/3 van zijn ledenaantal deskundigen kan coöpteren, hetzij overeenkomstig artikel 9, c), van hetzelfde decreet;4° de centrumfunctie van het cultuurcentrum aantonen, indien het een cultuurcentrum betreft van een gemeente zoals bedoeld in artikel 7, 1°, tweede lid, 2° en 3°, van dit decreet;5° de door de Vlaamse regering gevraagde gegevens inzake het cultuurcentrum te allen tijde verstrekken, in de door de bevoegde administratie bepaalde vorm. § 2. De Vlaamse regering bepaalt de procedure waaraan een subsidieaanvraag moet voldoen.

AFDELING II. - Basissubsidie

Art. 29.De basissubsidie ter ondersteuning van de werking van een cultuurcentrum moet volledig worden besteed aan de vertoning van de cultuurfunctionarissen. Personen voor wie de gemeente reeds een subsidie ontvangt op basis van een andere regelgeving kunnen niet in aanmerking worden genomen.

Art. 30.De basissubsidie bestaat uit de volgende forfaitaire bedragen, naar gelang van de categorie waarin een gemeente wordt ingeschaald : 1° categorie A : 280.000 euro per cultuurcentrum; 2° categorie B : 135.000 euro per cultuurcentrum; 3° categorie C : 60.000 euro per cultuurcentrum.

Art. 31.§ 1. De Vlaamse regering zal de voorwaarden inzake infrastructuur, beheer, werking en het aantonen van de centrumfunctie bepalen waaraan een cultuurcentrum moet voldoen om aanspraak te maken op de subsidiëring per categorie, bedoeld in artikel 30 van dit decreet. § 2. De gemeenten die in de categorieën A en B zijn ingeschaald en waarvan het cultuurcentrum niet voldoet aan de in § 1 van dit artikel bedoelde voorwaarden, maar wel aan de voorwaarden van een lagere categorie, kunnen aanspraak maken op de voor deze categorie vastgestelde subsidies. § 3. De gemeenten, bedoeld in artikel 7, 2° en 3°, van dit decreet, die niet meer voldoen aan de in § 1 bedoelde voorwaarden voor de categorie C, verliezen definitief de mogelijkheid om een subsidieaanvraag voor het cultuurcentrum in te dienen. § 4. Indien gemeenten zowel op basis van 1° als van 2° en 3°, van artikel 7 van dit decreet, een subsidieaanvraag kunnen indienen, zal de bevoegde administratie die aanvraag in aanmerking nemen die het meest gunstig is voor de gemeente.

AFDELING III. - Variabele subsidie

Art. 32.De basissubsidie kan worden aangevuld met een variabele subsidie.

Art. 33.§ 1. Voor deze aanvullende variabele subsidie wordt een bedrag vastgesteld van ten minste 3.517.000 euro per jaar. § 2. De variabele subsidie kan worden toegekend op basis van het geheel van de volgende parameters, die op een evenwichtige wijze betrekking hebben op de drie functies van een cultuurcentrum : 1° het publieksbereik voor eigen activiteiten : het aantal deelnemers en hun herkomst;2° de publiekswerking en de publiekswerving : de educatieve omkadering van het aanbod, de inspanningen inzake toeleiding en de promotie;3° de aard van de werking : originaliteit en diversiteit van het eigen aanbod, profilering binnen bepaalde disciplines en aandacht voor vernieuwende kunstuitingen en methodieken, de samenwerking met andere culturele organisaties;4° het aantal voorstellingen, tentoonstellingen en vormingsactiviteiten, zowel de receptieve activiteiten als de eigen programmering;5° de concretisering van de culturele diversiteit op het vlak van programmering, participatie, personeelsbeleid en bestuur;6° de gemeenschapsvorming : de manier waarop lokale gemeenschappen versterkt worden, met bijzondere aandacht voor moeilijk bereikbare doelgroepen;7° de inbreng van de gemeente in de totale omzet van de werking en het programmeringsbudget;8° de grootte en mogelijkheden van de infrastructuur en de aanwezigheid van wijkcentra;9° de personeelsformatie en de invulling ervan. § 3. De variabele subsidie voor de categorie A, B en C bedraagt voor elke categorie ten minste 25 % van het bedrag dat de Vlaamse regering ter beschikking stelt voor de variabele subsidie, na voorafname zoals bepaald in artikel 68 van dit decreet. § 4. De Vlaamse regering bepaalt de procedure waaraan een cultuurcentrum moet voldoen om aanspraak te maken op de in § 1 bedoelde subsidie en richt een beoordelingscommissie op.

AFDELING IV. - Grootstedelijke gebieden

Art. 34.De Vlaamse regering stelt een totale subsidie van 1.500.000 euro ter beschikking voor de cultuurcentra van de centrumgemeenten in de grootstedelijke gebieden. Ze zal de subsidievoorwaarden inzake infrastructuur, personeel, beheer en werking van de cultuurcentra in deze gemeenten bepalen in een convenant dat ze met Antwerpen, Gent en met de Vlaamse Gemeenschapscommissie zal sluiten.

Art. 35.§ 1. Het gemeentebestuur van Antwerpen en Gent en de Vlaamse Gemeenschapscommissie concretiseren het convenant, bedoeld in artikel 34 van dit decreet, in een beleidsplan. § 2. Het beleidsplan van Antwerpen en Gent wordt opgemaakt voor een periode van zes jaar. Het beleidsplan van de Vlaamse Gemeenschapscommissie wordt opgemaakt voor een periode van vijf jaar.

Voor elk beleidsplan is er een tussentijdse evaluatie halverwege de looptijd van het beleidsplan. § 3. De procedure voor het indienen van het beleidsplan, de voorwaarden waaraan het plan moet voldoen en de wijze waarop de evaluatie zal worden georganiseerd, zullen worden opgenomen in het convenant.

AFDELING V. - Beleidsplan en evaluatie

Art. 36.§ 1. Met het oog op de continuering van de subsidiëring dient de gemeente voor haar cultuurcentrum een beleidsplan in bij de bevoegde administratie. Het beleidsplan wordt opgesteld voor een periode van zes jaar met een tussentijdse evaluatie en bijsturing na drie jaar. § 2. De Vlaamse regering bepaalt de procedure voor het indienen van het beleidsplan, de voorwaarden waaraan het plan moet voldoen en de wijze waarop de evaluatie van het plan zal worden georganiseerd. § 3. Indien er een gemeentelijk cultuurbeleidsplan is zoals bepaald in dit decreet, moet het in § 1 van dit artikel bedoelde beleidsplan aansluiten bij de doelstellingen van het gemeentelijk cultuurbeleidsplan.

Art. 37.De Vlaamse regering kan : 1° standaarden bepalen die omschrijven hoe een cultuurcentrum moet evolueren om een kwaliteitsvolle werking te garanderen;2° een prestatiemeetsysteem ontwikkelen dat als een middel kan worden gebruikt voor de eigen evaluatie van het beleidsplan;3° een model van structuur van beleidsplan bepalen. HOOFDSTUK III. - Het openbaar bibliotheekwerk AFDELING I. - De gemeentelijke openbare bibliotheek

Art. 38.§ 1. De gemeente is verantwoordelijk voor de organisatie van de gemeentelijke bibliotheek en krijgt voor deze opdracht de volgende subsidies.

De Vlaamse regering voorziet in een forfaitaire subsidie voor het personeel dat tewerkgesteld is in een gemeentelijke openbare bibliotheek binnen de door de gemeente goedgekeurde personeelsformatie voor de bibliotheek. Personen voor wie de gemeente reeds een subsidie ontvangt op basis van een andere regelgeving kunnen niet in aanmerking worden genomen.

Deze subsidie wordt als volgt toegekend : 1° gemeenten met minder dan 10 000 inwoners ontvangen een subsidie van 50.000 euro; 2° gemeenten met 10 000 inwoners of meer ontvangen een subsidie van 6 euro per inwoner van de gemeente. Voor de vaststelling van het aantal inwoners gelden de meest recente officiële bevolkingscijfers, zoals ze zijn gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.

Voor het geheel van de gemeenten in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad wordt 30 % van het aantal inwoners in aanmerking genomen. Voor individuele gemeenten kan hiervan worden afgeweken. De Vlaamse regering bepaalt de voorwaarden terzake; 3° de volgende gemeenten ontvangen een subsidie van 500.000 euro of behouden de subsidie van het werkjaar 2001 indien die meer bedraagt : Aalst, Antwerpen, Brugge, Genk, Gent, Kortrijk, Leuven, Mechelen, Oostende, Roeselare, Sint-Niklaas en Turnhout.

Indien een van deze gemeenten per 1 januari 2002 een onder het decreet van 19 juni 1978 erkende privaatrechtelijke bibliotheek heeft overgenomen, wordt de subsidie van het werkjaar 2001 verhoogd met het subsidiebedrag dat de bedoelde privaatrechtelijke bibliotheek ontving vanuit de Vlaamse Gemeenschap voor het werkjaar 2001; 4° gemeenten op wiens grondgebied ook een provinciale openbare bibliotheek is gevestigd die gesubsidieerd werd op basis van het decreet van 19 juni 1978, ontvangen een subsidie die gelijk is aan de som van de subsidiebedragen die voor het werkjaar 2001 werden toegekend voor beide bibliotheken. De Vlaamse regering kan terzake nadere specificaties bepalen. § 2. De Vlaamse regering bepaalt de voorwaarden voor de toekenning van de subsidies, bedoeld in § 1.

AFDELING II. - Streekgericht bibliotheekbeleid

Art. 39.§ 1. In aanvulling op de subsidie bepaald in artikel 38, § 1, van dit decreet voorziet de Vlaamse regering voor elke gemeente in een forfaitaire subsidie van 0,6 euro per inwoner van de gemeente ter ondersteuning van de participatie aan het streekgericht bibliotheekbeleid. Voor de berekening van de forfaitaire subsidie toegekend aan gemeenten gelegen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, wordt slechts 30% van hun bevolking in aanmerking genomen.

De Vlaamse regering bepaalt de voorwaarden voor de toekenning van deze subsidie. § 2. Voor het realiseren van de opdrachten, bedoeld in artikel 13 van dit decreet, moet elke provincie minimaal een bedrag van 1,6 euro per inwoner van de provincie besteden en moet de Vlaamse Gemeenschapscommissie 1,6 euro per inwoner van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad besteden waarbij zij slechts 30 % van de bevolking van de gemeenten met een op basis van dit decreet gesubsidieerde openbare bibliotheek in aanmerking moet nemen.

AFDELING III. - Vlaams Centrum voor de Openbare Bibliotheken

Art. 40.Voor de uitvoering van de beheersovereenkomst, bedoeld in artikel 15, § 2, van dit decreet, voorziet de Vlaamse regering in een structurele subsidie van 3.750.000 euro voor het VCOB. De voorwaarden voor de toekenning van deze subsidie worden bepaald in de beheersovereenkomst.

AFDELING IV. - Vlaamse Gemeenschapscommissie

Art. 41.Voor de uitvoering van het convenant, bedoeld in artikel 16 van dit decreet, voorziet de Vlaamse regering in een subsidie van 1.000.000 euro voor de Vlaamse Gemeenschapscommissie.

De voorwaarden voor de toekenning van deze subsidie worden bepaald in het convenant.

AFDELING V. - Voorzieningen voor bijzondere doelgroepen

Art. 42.§ 1. Door de Vlaamse regering worden aan de voorzieningen voor blinden en slechtzienden, bedoeld in artikel 17, §§ 1 en 2, van dit decreet, de volgende subsidies vastgelegd voor personeel, werking en collectievorming : 1° een bedrag van 320.000 euro voor elke bibliotheekvoorziening voor blinden en slechtzienden; 2° een bedrag van 350.000 euro voor het productiecentrum voor brailleboeken en gesproken boeken.

De voorwaarden voor de toekenning van deze subsidie worden bepaald in de beheersovereenkomst, bedoeld in artikel 17, §§ 1 en 2, van dit decreet. § 2. Voor de uitvoering van de beheersovereenkomst, bedoeld in artikel 17, § 3, van dit decreet, voorziet de Vlaamse regering in een subsidie van 500.000 euro voor de organisatie, belast met het bieden van ondersteuning bij de uitbouw van de werking voor langdurig zieken en personen die verblijven in een rust- of verzorgingstehuis.

De voorwaarden voor de toekenning van deze subsidie worden bepaald in de beheersovereenkomst, bedoeld in artikel 17, § 3, van dit decreet.

AFDELING VI. - Intersectoraal overleg

Art. 43.Voor de uitvoering van de beheersovereenkomst, bedoeld in artikel 18 van dit decreet, voorziet de Vlaamse regering in een subsidie van 100.000 euro voor de organisatie, belast met het structureel overleg tussen de sectoren van de openbare bibliotheken, de wetenschappelijke bibliotheken, de documentatiediensten en de archieven.

De voorwaarden voor de toekenning van deze subsidie worden bepaald in de beheersovereenkomst.

AFDELING VII. - Beleidsplan en evaluatie ONDERAFDELING I. - Gemeentelijke openbare bibliotheken

Art. 44.§ 1. Met het oog op de continuering van de subsidiëring dient de gemeente voor haar openbare bibliotheek een beleidsplan in bij de bevoegde administratie. Het beleidsplan wordt opgesteld voor een periode van zes jaar met een tussentijdse evaluatie en bijsturing na drie jaar. § 2. De Vlaamse regering bepaalt de procedure voor het indienen van het beleidsplan, de voorwaarden waaraan het plan moet voldoen en de wijze waarop de evaluatie ervan zal worden georganiseerd. § 3. Indien er een gemeentelijk cultuurbeleidsplan is zoals bepaald in dit decreet, moet het in § 1 bedoelde beleidsplan aansluiten bij de doelstellingen van het gemeentelijk cultuurbeleidsplan.

Art. 45.Ter ondersteuning van de werking van de openbare bibliotheken zal de Vlaamse regering : 1° standaarden bepalen die omschrijven hoe de werking van een openbare bibliotheek moet evolueren om een kwaliteitsvolle dienstverlening voor de gebruiker te kunnen garanderen;2° een prestatiemeetsysteem ontwikkelen dat als een middel kan worden gebruikt voor de eigen evaluatie van het beleidsplan;3° een model van structuur van beleidsplan bepalen. ONDERAFDELING II. - Streekgericht bibliotheekbeleid

Art. 46.§ 1. Elke provincie dient bij de bevoegde administratie een beleidsplan in ter uitvoering van het convenant, bedoeld in artikel 12 van dit decreet. Het beleidsplan wordt opgesteld voor een periode van zes jaar met een tussentijdse evaluatie en bijsturing na drie jaar. § 2. Bij de opmaak van het beleidsplan laat elke provincie zich adviseren door een op te richten adviesorgaan bestaande uit de centrumgemeenten in de grootstedelijke gebieden en de regionaalstedelijke gebieden van de provincie, aangevuld met een aantal kleinere gemeenten.

In deze adviesraad worden zowel mandatarissen als bibliotheekverantwoordelijken opgenomen. § 3. De procedure voor het indienen van het beleidsplan, de voorwaarden waaraan het plan moet voldoen en de wijze waarop de evaluatie ervan zal worden georganiseerd, zullen worden opgenomen in het convenant, bedoeld in artikel 12 van dit decreet.

ONDERAFDELING III. - Vlaams Centrum voor de Openbare Bibliotheken

Art. 47.Het VCOB concretiseert de beheersovereenkomst, bedoeld in artikel 15, § 2, van dit decreet, in een beleidsplan. Het beleidsplan wordt opgesteld voor een periode van vijf jaar met een tussentijdse evaluatie halverwege de looptijd van het beleidsplan.

De procedure voor het indienen van het beleidsplan, de voorwaarden waaraan het plan moet voldoen en de wijze waarop de evaluatie zal worden georganiseerd, zullen worden opgenomen in de beheersovereenkomst.

ONDERAFDELING IV. - Vlaamse Gemeenschapscommissie

Art. 48.De Vlaamse Gemeenschapscommissie concretiseert het convenant, bedoeld in artikel 16 van dit decreet, in twee beleidsplannen. Het ene beleidsplan heeft betrekking op de eigen bibliotheekvoorzieningen, het andere op de opdracht in het kader van het streekgericht bibliotheekbeleid binnen het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad.

Beide beleidsplannen worden opgesteld voor een periode van vijf jaar met een tussentijdse evaluatie halverwege de looptijd van het beleidsplan.

De procedure voor het indienen van het beleidsplan, de voorwaarden waaraan het plan moet voldoen en de wijze waarop de evaluatie ervan zal worden georganiseerd, zullen worden opgenomen in het convenant.

ONDERAFDELING V. - Voorzieningen voor bijzondere doelgroepen

Art. 49.§ 1. De bibliotheekvoorzieningen voor blinden en slechtzienden en het productiecentrum voor brailleboeken en gesproken boeken en tijdschriften concretiseren de beheersovereenkomst, bedoeld in artikel 17, §§ 1 en 2, van dit decreet, in een beleidsplan. Het beleidsplan wordt opgesteld voor een periode van vijf jaar met een tussentijdse evaluatie halverwege de looptijd van het beleidsplan.

De procedure voor het indienen van het beleidsplan, de voorwaarden waaraan het plan moet voldoen en de wijze waarop de evaluatie ervan zal worden georganiseerd, zullen worden opgenomen in de beheersovereenkomst. § 2. De organisatie, bedoeld in artikel 17, § 3, van dit decreet, concretiseert de beheersovereenkomst die met de Vlaamse regering wordt gesloten in een beleidsplan. Het beleidsplan wordt opgesteld voor een periode van zes jaar met een tussentijdse evaluatie halverwege de looptijd van het beleidsplan.

De procedure voor het indienen van het beleidsplan, de voorwaarden waaraan het plan moet voldoen en de wijze waarop de evaluatie ervan zal worden georganiseerd, zullen worden opgenomen in de beheersovereenkomst.

ONDERAFDELING VI. - Intersectoraal overleg

Art. 50.De organisatie, bedoeld in artikel 18 van dit decreet, concretiseert de beheersovereenkomst die met de Vlaamse regering wordt gesloten in een beleidsplan. Het beleidsplan wordt opgesteld voor een periode van vijf jaar met een tussentijdse evaluatie halverwege de looptijd van het beleidsplan.

De procedure voor het indienen van het beleidsplan, de voorwaarden waaraan het plan moet voldoen en de wijze waarop de evaluatie ervan zal worden georganiseerd, zullen worden opgenomen in de beheersovereenkomst. HOOFDSTUK IV. - Intergemeentelijke samenwerking voor afstemming van het cultuuraanbod en de communicatie

Art. 51.§ 1. Met het oog op een structurele samenwerking voor een afstemming van het cultureel aanbod en de cultuurcommunicatie kunnen gemeenten een decretaal voorzien intergemeentelijk samenwerkingsverband met rechtspersoonlijkheid oprichten.

Een dergelijk samenwerkingsverband kan een jaarlijkse subsidie verkrijgen van 0,3 euro per inwoner, met een maximum van 74.500 euro mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden : 1° minimaal bestaan uit vier aangrenzende gemeenten, waarvan er één of wel behoort tot de lijst van gemeenten, ofwel een inwonertal heeft van minimaal 30 000;2° beschikken over minstens één aangesloten gemeente met een door de Vlaamse regering goedgekeurd gemeentelijk cultuurbeleidsplan waarin wordt aangegeven dat de gemeente in een intergemeentelijk samenwerkingsverband wil stappen;3° door alle aangesloten gemeenten samen jaarlijks een bedrag inbrengen dat minstens gelijk is aan de jaarlijkse subsidie van de Vlaamse regering;4° voor een periode die loopt tot en met het eerste jaar van een nieuwe gemeentelijke legislatuur een cultuurnota indienen, die beschrijft welke activiteiten het intergemeentelijk samenwerkingsverband zal opzetten in het kader van de afstemming van het cultureel aanbod en de cultuurcommunicatie voor alle deelnemende gemeenten. § 2. Voor de subsidiëring van intergemeentelijke samenwerkingsverbanden zoals bepaald in § 1 van dit artikel wordt in 2003 een bedrag voorzien van maximaal 1.100.000 euro. Vanaf 2004 wordt dit bedrag verhoogd tot maximaal 1.480.000 euro per jaar.

Art. 52.De Vlaamse regering bepaalt de procedure die moet worden gevolgd voor het aanvragen van de subsidie. HOOFDSTUK V. - Indexering en aanpassing van de subsidiebedragen

Art. 53.De Vlaamse regering kan de bedragen, bedoeld in dit decreet, als volgt aanpassen : 1° de in artikelen 30, 38, § 1, 39, § 1, 41, 42 en 43 vermelde bedragen : om de vijf jaar;2° het in artikel 33, § 1, vermelde bedrag : om de drie jaar;3° de in artikelen 26, 34 en 40 vermelde bedragen : jaarlijks.

Art. 54.§ 1. Met uitzondering van de bepalingen van artikel 71 van dit decreet, worden alle in dit decreet vermelde subsidiebedragen vanaf 1 januari 2002 gekoppeld aan het prijsindexcijfer dat berekend en benoemd wordt voor de toepassing van artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van het concurrentievermogen. § 2. Overeenkomstig de bepalingen van artikel 15, § 2, van het decreet van 6 juli 1994 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 1994, wordt het prijsindexcijfer, bepaald in § 1, voor de werkingsmiddelen beperkt tot 75 % van dit prijsindexcijfer.

TITEL V. - Organisatie van het overleg en de advisering van het gemeentelijk cultuurbeleid

Art. 55.Met het oog op de organisatie van het overleg en de inspraak bij de voorbereiding en de evaluatie van het cultuurbeleid, inzonderheid bij de opmaak en de uitvoering van een gemeentelijk cultuurbeleidsplan, moeten door de gemeenten een of meerdere adviesorganen voor cultuur worden opgericht.

Art. 56.De gemeente moet in de adviesorganen de culturele actoren betrekken die het Nederlandstalig culturele leven bevorderen : 1° alle culturele verenigingen en organisaties, zowel private als publieke, die werken met vrijwilligers en een werking ontplooien op het grondgebied van de gemeente;2° alle culturele organisaties en instellingen, zowel private als publieke, die werken met professionele beroepskrachten en een werking ontplooien op het grondgebied van de gemeente;3° deskundigen inzake cultuur, woonachtig in de gemeente. Via tijdelijke overlegstructuren en activiteiten zal de gemeente al dan niet door bemiddeling van de adviesraden de ruimere bevolking erbij betrekken.

Art. 57.§ 1. De gemeente kan de in artikel 56 van dit decreet bepaalde actoren op twee manieren betrekken in het cultuurbeleid : 1° door de oprichting van één gemeentelijke cultuurraad, met adviserende bevoegdheid over alle culturele materies voor de hele gemeente;2° door de oprichting van sectorale deelraden, met adviserende bevoegdheid over hun sectorale materie voor de hele gemeente. Vertegenwoordigers van elke deelraad vormen daarnaast een overkoepelende gemeentelijke cultuurraad met adviserende bevoegdheid over de grote lijnen van het gemeentelijk cultuurbeleid. § 2. Vormen van wijkoverleg of werkgroepen, opgericht door de gemeente, hebben geen autonome adviesbevoegdheid, tenzij in deze gemeenten waar districtsraden zijn opgericht.

Art. 58.De gemeente moet, in het kader van de beleidsvoorbereiding en evaluatie, advies vragen aan de adviesorganen over alle aangelegenheden, bedoeld in artikel 4, 1° tot en met 10°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, met uitzondering van 7° (jeugdbeleid) en 9° (sport) indien de gemeente hiervoor een afzonderlijk adviesorgaan heeft opgericht.

De gemeente moet geen advies vragen over de opmaak van de gemeentelijke begroting.

Art. 59.De adviesorganen kunnen ook op eigen initiatief advies uitbrengen.

Art. 60.De gemeenten moeten bij het nemen van beslissingen eventuele afwijkingen op de uitgebrachte adviezen motiveren.

Art. 61.De gemeente bepaalt de nadere voorwaarden van de werking van de adviesorganen voor cultuur.

Art. 62.Ter ondersteuning van de adviesraden wijst de gemeente een medewerker aan. Indien de gemeente beschikt over een gesubsidieerde cultuurbeleidscoördinator, wordt die uitgenodigd op alle vergaderingen van de adviesorganen.

Art. 63.Politieke mandatarissen kunnen geen deel uitmaken van de gemeentelijke adviesorganen voor cultuur, bedoeld in artikel 55 van dit decreet. De schepen, bevoegd voor de cultuur, kan als waarnemer uitgenodigd worden op de vergaderingen.

Art. 64.De adviesorganen moeten uiterlijk zes maanden die volgen op de installatie van de nieuwe gemeenteraad opnieuw worden opgericht.

TITEL VI. - Slotbepalingen HOOFDSTUK I. - Organisatie van het overleg en de advisering van het gemeentelijk cultuurbeleid

Art. 65.In afwijking van de bepalingen van artikel 56 van dit decreet en tot en met 31 december 2002 kan de gemeenteraad de adviesorganen samenstellen uit : 1° afgevaardigden van private en publieke culturele organisaties, verenigingen en instellingen die een actieve werking kunnen aantonen binnen het grondgebied van de gemeente in kwestie of een deel ervan;2° de personen die door de gemeenteraad worden aangewezen;3° de personen die door de leden, bedoeld in 1°, worden gecoöpteerd. HOOFDSTUK II. - Cultuurcentra

Art. 66.De gemeenten, bedoeld in artikel 7 van dit decreet, die beschikken over een cultuurcentrum, erkend op basis van het decreet van 24 juli 1991, krijgen in afwachting van de afhandeling van de procedure tot subsidiëring voorschotten op de subsidie op basis van het decreet van 24 juli 1991.

Art. 67.§ 1. Gemeenten met een cultureel centrum, erkend op basis van het decreet van 24 juli 1991, die niet behoren tot de categorieën van gemeenten zoals bepaald in artikel 7 van dit decreet, behouden bij het in werking treden van dit decreet hetzelfde subsidiebedrag dat zij voor hun werking 2001 uitgekeerd kregen in het kader van het decreet van 24 juli 1991. Deze overgangsperiode eindigt op 31 december 2002. § 2. De in § 1 bedoelde gemeenten kunnen in de loop van de overgangsperiode een aanvraag tot subsidiëring indienen in het kader van dit decreet zoals bepaald in artikel 22, § 1. Nadat de aanvraag door de bevoegde administratie is goedgekeurd, geldt de subsidiëring zoals bepaald in dit decreet, met dien verstande dat de in § 1 van dit artikel bedoelde gemeenten recht hebben op een forfaitaire basissubsidie van 62.000 euro op jaarbasis als tegemoetkoming in de loon- en werkingskosten van een voltijds cultuurbeleidscoördinator.

Als de subsidie, berekend op basis van de bepalingen van dit decreet, lager is dan de subsidie die de gemeenten uitgekeerd kregen voor het werkjaar 2001 in het kader van het decreet van 24 juli 1991 behouden zij tot het einde van 2004 het recht op laatstvermelde subsidie.

Art. 68.Gemeenten met een cultuurcentrum, erkend op basis van het decreet van 24 juli 1991 in de plus-I of plus-II categorie, die op basis van dit decreet worden ingeschaald in respectievelijk de categorie B of C behouden tot 31 december 2006 het recht op de subsidie die voor het werkjaar 2001 in het kader van het decreet van 24 juli 1991 werd uitgekeerd, als deze subsidie hoger is dan de subsidie, berekend op basis van de bepalingen van dit decreet. Het verschil tussen beide subsidiebedragen wordt, via een voorafname, in mindering gebracht van het bedrag dat in artikel 33, § 1, van dit decreet is bepaald voor de variabele subsidie. HOOFDSTUK III. - Het openbaar bibliotheekwerk

Art. 69.De gemeenten die in het kader van het decreet van 19 juni 1978 betreffende de openbare bibliotheken erkend werden als centrale openbare bibliotheek verliezen hun erkenning en subsidiëring als centrale openbare bibliotheek.

Art. 70.De Vlaamse regering kan na de inwerkingtreding van dit decreet afwijkingen toestaan op de voorwaarde bepaald in artikel 10, § 1, 6°, met het oog op regularisatie.

Art. 71.In afwijking van artikel 38, § 1, 1° en 2°, van dit decreet, geldt voor de bedoelde gemeenten de volgende overgangsbepaling : Zolang de subsidie die een bibliotheek ontving voor het werkjaar 2001 meer bedraagt dan de subsidie op basis van dit decreet, behoudt de inrichtende overheid de subsidie van het werkjaar 2001. Indien een gemeente per 1 januari 2002 of 1 januari 2003 een onder het decreet van 19 juni 1978 erkende privaatrechtelijke bibliotheek heeft overgenomen, wordt de subsidie van het werkjaar 2002 of 2003 verhoogd met het subsidiebedrag dat de bedoelde privaatrechtelijke bibliotheek ontving van de Vlaamse Gemeenschap voor het werkjaar 2001.

Art. 72.§ 1. Een op basis van het decreet van 19 juni 1978 erkende privaatrechtelijke openbare bibliotheek, die voor 31 december 2001 een aanvraag tot overname door de gemeente waar zij gevestigd is, heeft ingediend, moet worden overgenomen door de gemeente.

De Vlaamse regering bepaalt de modaliteiten tot overname en voorziet de nodige maatregelen betreffende het statuut van het personeel, de overname van de collecties en het bibliotheekeconomisch materiaal, en de subsidiëring van de privaatrechtelijke bibliotheek tot de datum van overname. § 2. Een bij het decreet van 19 juni 1978 erkende privaatrechtelijke bibliotheek die op 31 december 2001 geen overname door de gemeente heeft aangevraagd, ontvangt van de Vlaamse regering gedurende de volgende twee jaar een uitdovende subsidie in de vorm van een enveloppefinanciering. De subsidie in 2002 is gelijk aan de subsidie van 2001. De subsidie in 2003 bedraagt de helft van de subsidie van 2001. De betrokken privaatrechtelijke bibliotheken kunnen na 31 december 2001 geen overname meer aanvragen.

Art. 73.In afwijking van artikel 38, § 1, 2°, van dit decreet, geldt voor de bedoelde gemeenten de volgende overgangsbepaling : De toekenning van het nieuwe subsidiebedrag wordt gespreid over een overgangsperiode van 4 jaar, met ingang van 2002, waarbij elk jaar het verschil tussen de nieuwe berekeningsbasis en het toegekende subsidiebedrag van 2001 met 25 % wordt verminderd.

Art. 74.In afwijking van artikel 39 van dit decreet, zijn voor het werkjaar 2002 volgende bepalingen van toepassing : 1° de Vlaamse regering voorziet voor elke gemeente een forfaitaire subsidie van 0,15 euro per inwoner van de gemeente;2° elke provincie subsidieert elke gemeente voor een bedrag van 0,8 euro per inwoner van de gemeente als rechtstreekse ondersteuning van de werking van de openbare bibliotheek en besteedt minimaal een bedrag van 0,8 euro per inwoner van de provincie voor de uitbouw van een streekgericht bibliotheekbeleid. HOOFDSTUK IV. - Het lokaal cultuurbeleid

Art. 75.De Vlaamse regering zal vijf jaar na het in werking treden van dit decreet een algemene evaluatie maken van de bereikte effecten op het lokaal cultuurbeleid.

Art. 76.De Vlaamse regering kan aanvullende subsidies vaststellen voor bijzondere opdrachten, in het kader van cultuur, die worden toevertrouwd op basis van convenants, aan gemeenten met een goedgekeurd gemeentelijk cultuurbeleidsplan. HOOFDSTUK V. - Beleidsplannen

Art. 77.In afwijking van de bepalingen van artikelen 4, § 1, 35, § 2, 36, § 1, 44, § 1, 46, § 1 en 48, eerste lid, heeft een beleidsplan dat voor de eerste maal wordt ingediend door een gemeente, een samenwerkingsverband van gemeenten, een provincie of de Vlaamse Gemeenschapscommissie betrekking op een periode die afloopt op het einde van het eerste jaar van de legislatuur volgend op de legislatuur waarin het beleidsplan werd goedgekeurd.

Halverwege de looptijd van het eerste beleidsplan volgt er een tussentijdse evaluatie en bijsturing, behalve indien de looptijd van het eerste beleidsplan minder dan drie jaar bedraagt. HOOFDSTUK VI. - Opheffingsbepalingen

Art. 78.Het decreet van 24 juli 1991 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de Nederlandstalige culturele centra die het culturele leven in de Vlaamse Gemeenschap bevorderen, gewijzigd bij de decreten van 18 december 1992, 22 december 1993, 8 juli 1996, 20 december 1996, 19 december 1997 en 22 december 2000, wordt opgeheven.

Art. 79.Het besluit van 21 oktober 1992 van de Vlaamse regering betreffende de erkenning en subsidiëring van de Nederlandstalige culturele centra, gewijzigd bij de besluiten van 16 december 1992, 5 mei 1998, 4 mei 1999 en 16 februari 2001, wordt opgeheven.

Art. 80.Het decreet van 24 juli 1991 houdende organisatie van het overleg en de inspraak in het gemeentelijk cultuurbeleid, gewijzigd bij het decreet van 27 januari 1993, wordt opgeheven.

Art. 81.Het volgende decreet en de volgende bepalingen worden opgeheven : 1° decreet van 19 juni 1978 betreffende het Nederlandstalige openbare bibliotheekwerk, gewijzigd bij de decreten van 21 december 1988, 21 december 1990 en 10 november 1993;2° koninklijk besluit van 23 oktober 1979 betreffende het toekennen van toelagen voor gebouwen en van uitrustingstoelagen aan de Nederlandstalige openbare bibliotheken door de Staat, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 1 juli 1982;3° koninklijk besluit van 17 oktober 1978 tot oprichting van een Nederlandstalig Nationaal Centrum voor Openbare bibliotheken, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 15 mei 1985;4° besluit van de Vlaamse regering van 13 november 1991 houdende uitvoering van het decreet van 19 juni 1978 betreffende het Nederlandstalige openbare bibliotheekwerk, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 10 mei 1995 en 17 december 1999;5° besluit van de Vlaamse regering van 28 oktober 1992 houdende organisatie en programma van de cursussen akte van bekwaamheid in het Nederlandstalige landsgedeelte en in Brussel-Hoofdstad;6° besluit van de Vlaamse regering van 23 juni 1993 houdende organisatie en programma van examens akte van bekwaamheid in het kader van het openbaar bibliotheekwerk, in het Nederlandse taalgebied en in Brussel-Hoofdstad.

Art. 82.Dit decreet treedt in werking op 1 januari 2002, met uitzondering van artikel 39, § 1, en 21, § 4, die in werking treden op 1 januari 2003.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 13 juli 2001.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Cultuur, Jeugd, Sport, Brusselse Aangelegenheden en Ontwikkelingssamenwerking, B. ANCIAUX De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Huisvesting en Ambtenarenzaken, P. VAN GREMBERGEN _______ Nota Zitting 200-2001 Stukken - Ontwerp van decreet : 735 - Nr. 1 - Amendementen : 735 - Nr. 2 - Verslag over hoorzitting : 735 - Nr. 3 - Verslag : 735 - Nr. 4 - Amendementen : 735 - Nrs. 5 en 6 - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering : 735 - Nr. 7 Handelingen - Bespreking en aanneming: Vergaderingen van 9 en 10 juli 2001.

^