Etaamb.openjustice.be
Decreet van 13 maart 2009
gepubliceerd op 14 mei 2009

Woonzorgdecreet

bron
vlaamse overheid
numac
2009202091
pub.
14/05/2009
prom.
13/03/2009
ELI
eli/decreet/2009/03/13/2009202091/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

13 MAART 2009. - Woonzorgdecreet (*)


Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : woonzorgdecreet HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid.

Art. 2.In dit decreet wordt verstaan onder : 1° woonzorg : thuiszorg of ouderenzorg;2° thuiszorg : de zorg aan huis of de zorg die er specifiek op gericht is de gebruiker te handhaven in of te laten terugkeren naar zijn natuurlijk thuismilieu;3° natuurlijk thuismilieu : de plaats waar de gebruiker effectief woont of inwoont, met uitsluiting van het centrum voor kortverblijf, vermeld in artikel 30, of het woonzorgcentrum, vermeld in artikel 37;4° ouderenzorg : de zorg die er specifiek op gericht is de levenskwaliteit van gebruikers van 65 jaar of ouder te behouden, te herstellen of te ondersteunen in een thuisvervangend milieu;5° gebruiker : iedere natuurlijke persoon die vanuit een verminderd zelfzorgvermogen een beroep doet op woonzorg;6° zelfzorgvermogen : de beslissingen en de acties die een natuurlijke persoon in het dagelijkse leven kan nemen om te voorzien in zijn eigen basisbehoeften;7° georganiseerde woonzorg : de thuiszorg of ouderenzorg die verstrekt wordt door professionelen en vrijwilligers in een georganiseerd verband;8° vrijwilliger : de natuurlijke persoon die, op vrijwillige basis en onbezoldigd en in een georganiseerd verband, zijn activiteiten uitvoert;9° vrijwilligerszorg : woonzorg die geboden wordt door vrijwilligers;10° mantelzorger : de natuurlijke persoon die vanuit een sociale en emotionele band een of meer personen met verminderd zelfzorgvermogen, niet beroepshalve maar meer dan occasioneel, helpt en ondersteunt in het dagelijkse leven;11° mantelzorg : woonzorg die geboden wordt door mantelzorgers;12° voorziening : een thuiszorgvoorziening of een ouderenvoorziening;13° initiatiefnemer : de natuurlijke persoon of rechtspersoon die een voorziening uitbaat of zal uitbaten;14° thuiszorgvoorziening : een dienst voor gezinszorg en aanvullende thuiszorg, een dienst voor logistieke hulp, een dienst voor oppashulp, een dienst voor thuisverpleging, een dienst maatschappelijk werk van het ziekenfonds, een lokaal of regionaal dienstencentrum, een dienst voor gastopvang of een centrum voor herstelverblijf;15° gezinszorg : het zorgaanbod dat bestaat uit persoonsverzorging, huishoudelijke hulp en schoonmaakhulp, alsook de daarmee verband houdende algemene psychosociale en pedagogische ondersteuning en begeleiding;16° aanvullende thuiszorg : de zorg die bestaat in het aanbieden van schoonmaakhulp, oppashulp, of karweihulp;17° schoonmaakhulp : het aanbieden van activiteiten die tot doel hebben de woning van de gebruiker te reinigen en er de hygiëne te bevorderen;18° oppashulp : het aanbod dat erin bestaat de gebruiker gezelschap te bieden en toezicht op hem te houden bij afwezigheid of ter ondersteuning van de mantelzorg;19° karweihulp : het uitvoeren van kleine praktische taken in het huishouden of het huis;20° gastopvang : vrijwilligerszorg door een gezin dat of een natuurlijke persoon die, in de verblijfswoning of de eigen aangrenzende woning, opvang biedt aan een gebruiker gedurende een korte periode;21° ouderenvoorziening : een dagverzorgingscentrum, een centrum voor kortverblijf, een groep van assistentiewoningen of een woonzorgcentrum;22° vereniging : een vereniging van gebruikers en mantelzorgers;23° partnerorganisatie : een rechtspersoon die deskundig is in een bepaald segment van de woonzorg;24° project : een bijzonder initiatief met betrekking tot de woonzorg dat gekenmerkt wordt door een tijdelijk, vernieuwend en experimenteel karakter;25° samenwerkingsinitiatief eerstelijnsgezondheidszorg : een samenwerkingsverband als vermeld in artikel 2, 11°, van het decreet van 3 maart 2004 betreffende de eerstelijnsgezondheidszorg en de samenwerking tussen de zorgaanbieders;26° buurthulp : het organiseren en ondersteunen van activiteiten en initiatieven die het sociale netwerk, de communicatie en het veiligheidsgevoel versterken;27° sociale netwerkvorming : het uitbouwen van sociale contacten en gemeenschapsvorming;28° centrumraad : adviesraad opgericht door een lokaal dienstencentrum met als opdracht advies uit te brengen over de algemene werking van het lokaal dienstencentrum. HOOFDSTUK II. - Doelstelling en werkingsprincipes van de woonzorg

Art. 3.Dit decreet regelt de aanmelding, de erkenning en de subsidiëring van voorzieningen in de georganiseerde woonzorg.

Het heeft als doel de levenskwaliteit van de gebruiker te waarborgen door : 1° het ondersteunen van de zelfzorg en/of de mantelzorg;2° het verlenen van gedifferentieerde en gespecialiseerde vormen van woonzorg;3° het bevorderen van de samenwerking en de afstemming tussen de verschillende actoren binnen de woonzorg.

Art. 4.Erkende voorzieningen, woonzorgnetwerken en verenigingen nemen de volgende werkingsprincipes in acht : 1° de toegankelijkheid van de woonzorg waarborgen zonder discriminatie op grond van ideologische, godsdienstige en filosofische overtuiging of lidmaatschap of enig ander criterium op grond waarvan kan worden gediscrimineerd;2° door de gebruiker, in voorkomend geval de mantelzorgers, gevraagd en aanvaard zijn;3° oog hebben voor de hele zorgsituatie, inclusief palliatie;4° naar aard, tijdstip, plaats, duur en intensiteit het best aangepast zijn aan de behoeften van de gebruiker;5° de persoonlijke levenssfeer van de gebruiker en zijn mantelzorgers eerbiedigen zonder discriminatie op grond van ideologische, godsdienstige en filosofische overtuiging of lidmaatschap of enig ander criterium op grond waarvan kan worden gediscrimineerd;6° de persoonlijke autonomie en zelfverantwoordelijkheid van de gebruiker en zijn mantelzorgers vrijwaren, ondersteunen en stimuleren;7° maximaal een beroep doen op het zelfzorgvermogen en de zelfredzaamheid van de gebruiker en zijn mantelzorgers, rekening houdend met hun draagkracht;8° de gebruiker en zijn mantelzorgers informeren over de mogelijkheden en beperkingen van de woonzorg en van eventuele andere hulp- en dienstverlening;9° de communicatie tussen gebruiker, mantelzorgers en voorziening stroomlijnen om de gebruiker en zijn mantelzorgers naar de gepaste zorg te kunnen toeleiden;10° bijzondere aandacht besteden aan gebruikers die een verhoogd risico lopen op verminderde welzijnskansen;11° bijzondere aandacht hebben voor diversiteit;12° bijzondere aandacht besteden aan specifieke doelgroepen;13° de door de Vlaamse Regering bepaalde prijsvorming voor de gebruikers naleven, inclusief de tarieven voor de persoonlijke bijdragen die zijn vastgesteld ter uitvoering van artikel 70;14° een beleid ontwikkelen rond ethisch verantwoorde zorg;15° de vrijwilligerszorg stimuleren, organiseren of samenwerkingsverbanden aangaan met organisaties die vrijwilligerszorg aanbieden;16° de inspraak van de gebruikers organiseren;17° belemmerende factoren in het aanbieden van de woonzorg beleidsgericht signaleren;18° programma's ontwikkelen rond vorming, training en systemen van intervisie ter bevordering van de deskundigheid van personeel en management. HOOFDSTUK III. - Opdrachten en activiteiten van voorzieningen, woonzorgnetwerken en verenigingen van gebruikers en mantelzorgers Afdeling I. - Voorzieningen

Onderafdeling I. - Dienst voor gezinszorg en aanvullende thuiszorg

Art. 5.Een dienst voor gezinszorg en aanvullende thuiszorg is een voorziening die als opdracht heeft, aan gebruikers met een verminderd zelfzorgvermogen : 1° persoonsverzorging en huishoudelijke hulp aan te bieden;2° aanvullende thuiszorg aan te bieden, al dan niet op basis van een samenwerkingsverband.

Art. 6.De Vlaamse Regering bepaalt welke activiteiten een erkende dienst voor gezinszorg en aanvullende thuiszorg moet verrichten om zijn opdracht uit te voeren. In elk geval moet die dienst ten minste de volgende zorgverlening aanbieden : 1° persoonsverzorging;2° huishoudelijke hulp;3° algemene psychosociale en pedagogische ondersteuning en begeleiding, die verband houden met de activiteiten, vermeld in punten 1° en 2°;4° schoonmaakhulp, al dan niet op basis van een samenwerkingsverband.

Art. 7.Met behoud van de toepassing van artikel 6 kan een erkende dienst voor gezinszorg en aanvullende thuiszorg, al dan niet op basis van een samenwerkingsverband, karweihulp en oppashulp aanbieden.

Onderafdeling II. - Dienst voor logistieke hulp

Art. 8.Een dienst voor logistieke hulp is een voorziening die als opdracht heeft aan gebruikers met een verminderd zelfzorgvermogen schoonmaakhulp aan te bieden.

Art. 9.De Vlaamse Regering bepaalt welke activiteiten een erkende dienst voor logistieke hulp moet verrichten om zijn opdracht uit te voeren.

Met behoud van de toepassing van het eerste lid kan een erkende dienst voor logistieke hulp, al dan niet op basis van een samenwerkingsverband, karweihulp aanbieden.

Onderafdeling III. - Dienst voor oppashulp

Art. 10.Een dienst voor oppashulp is een voorziening die als opdracht heeft de vraag naar en het aanbod van oppashulp te coördineren in samenwerking met vrijwilligers.

Art. 11.De Vlaamse Regering bepaalt welke activiteiten een erkende dienst voor oppashulp moet verrichten om zijn opdracht uit te voeren.

In elk geval moet die dienst ten minste de vraag naar en het aanbod van oppashulp coördineren.

Onderafdeling IV. - Dienst voor thuisverpleging

Art. 12.Een dienst voor thuisverpleging is een organisatie van verpleegkundigen die gecoördineerd wordt door één of meer verpleegkundigen, waarvan de werking is vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst en waarvan de verpleegkundigen als werknemer of als zelfstandige verpleegkundige activiteiten in het natuurlijke thuismilieu van de gebruiker uitoefenen.

De Vlaamse Regering bepaalt het minimumaantal verpleegkundigen of het equivalent ervan dat deel uitmaakt van een dienst voor thuisverpleging.

Art. 13.Met behoud van de toepassing van artikel 48, tweede lid, bepaalt de Vlaamse Regering voor een erkende dienst voor thuisverpleging welke gegevens de overeenkomst, vermeld in artikel 12, moet bevatten. In elk geval moet die overeenkomst minstens de volgende gegevens bevatten : 1° de permanentieregeling van de verpleegkundigen;2° het aanleggen en bewaren van een gebruikersdossier, met eerbied voor de persoonlijke levenssfeer van de gebruiker;3° het verplichte gebruik van steriel materiaal;4° de verplichte aanwezigheid van het nodige materiaal dat voor de verzorging aan huis wenselijk is. Het gebruikersdossier, vermeld in het eerste lid, 2°, is het document dat per gebruiker, op basis van een evaluatie van het zelfzorgvermogen en een omschrijving van de zorgvraag, weergeeft welke passende zorg de dienst voor thuisverpleging voorziet aan te bieden of nodig acht en dat kan worden bijgestuurd in functie van de evoluerende zorgbehoefte.

Dit dossier moet de uitwisseling van gegevens tussen de verpleegkundigen van de dienst mogelijk maken met als doel de hulpverlening aan de gebruiker continu en optimaal te laten verlopen.

Onderafdeling V. - Dienst maatschappelijk werk van het ziekenfonds

Art. 14.Een dienst maatschappelijk werk van het ziekenfonds is een voorziening die als opdracht heeft hulp- en dienstverlening te bieden aan gebruikers en aan hun mantelzorgers, in het bijzonder als zij door ziekte, handicap, ouderdom of vanuit sociale kwetsbaarheid blijvend of tijdelijk problemen ondervinden.

Art. 15.De Vlaamse Regering bepaalt welke activiteiten een erkende dienst maatschappelijk werk van het ziekenfonds moet verrichten om zijn opdracht uit te voeren. In elk geval moet die dienst ten minste de volgende activiteiten verrichten : 1° ondersteuning bieden bij het oriënteren van hulp- en zorgvragen van gebruikers of mantelzorgers op basis van vraagverheldering en vraagverduidelijking, of die personen naar de georganiseerde thuiszorg toeleiden;2° door informatie, advies, ondersteuning en bemiddeling de gebruikers en mantelzorgers in staat stellen hun rechten maximaal uit te putten en maximaal toegang te hebben tot zorg;3° administratieve en psychosociale ondersteuning aanbieden, als de draagkracht of vaardigheden van de gebruikers of mantelzorgers ontoereikend zijn;4° het zelfzorgvermogen als vermeld in artikel 2, 5°, van het decreet van 3 maart 2004 betreffende de eerstelijnsgezondheidszorg en de samenwerking tussen de zorgaanbieders, evalueren;5° gebruikers met een indicatie van verminderd zelfzorgvermogen proactief benaderen;6° in complexe zorgsituaties of als een wijziging van zorgvorm wenselijk is, de mogelijkheid tot langdurige begeleiding en ondersteuning aanbieden, waarbij de gebruiker in elke fase van zijn persoonlijke zorgtraject een beroep kan doen op een professionele zorgverlener;7° belemmerende factoren beleidsgericht signaleren. Onderafdeling VI. - Lokaal en regionaal dienstencentrum

Art. 16.Een lokaal dienstencentrum is een voorziening die als opdracht heeft aan de gebruikers : 1° activiteiten van algemene informatieve, vormende en recreatieve aard aan te bieden om de zelfredzaamheid en het sociale netwerk van de gebruikers te versterken, in overleg met lokale verenigingen en organisaties die gelijksoortige activiteiten aanbieden;2° hulp bij activiteiten van het dagelijkse leven aan te bieden. Het overleg, vermeld in het eerste lid, 1°, wordt gevoerd in de centrumraad van het lokaal dienstencentrum. De lokale ouderenadviesraad wordt uitgenodigd een vertegenwoordiging af te vaardigen in deze centrumraad.

Art. 17.De Vlaamse Regering bepaalt welke activiteiten een erkend lokaal dienstencentrum moet verrichten om zijn opdracht uit te voeren.

In elk geval moet dat centrum, al dan niet op basis van een samenwerkingsverband, ten minste de volgende activiteiten verrichten : 1° activiteiten van algemeen informatieve, vormende en recreatieve aard organiseren;2° hygiënische zorg aanbieden;3° warme maaltijden aanbieden;4° hulp bieden bij het boodschappen doen;5° buurthulp aanbieden;6° initiatieven nemen of ondersteunen die de mobiliteit van de gebruikers tot stand brengen of verhogen.

Art. 18.Met behoud van de toepassing van artikel 17 kan een erkend lokaal dienstencentrum personenalarmtoestellen uitlenen en een personenalarmcentrale organiseren, al dan niet op basis van een samenwerkingsverband.

Bovendien kan een erkend lokaal dienstencentrum dat in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad werkzaam is, een multidisciplinair overleg coördineren conform artikel 21, § 2.

Art. 19.Met behoud van de toepassing van artikel 4 hanteert een erkend lokaal dienstencentrum bij de uitvoering van zijn opdracht de volgende werkingsprincipes : 1° een maximale laagdrempeligheid waarborgen;2° bijzondere aandacht besteden aan het voorkomen van vereenzaming door te werken aan het behoud en herstel van het sociale netwerk;3° bijzondere aandacht besteden aan de toegankelijkheid van het zorgaanbod voor nieuwkomers en etnisch-culturele minderheden.

Art. 20.Een regionaal dienstencentrum is een voorziening die als opdracht heeft : 1° aan de gebruikers, mantelzorgers en vrijwilligers groepsgerichte activiteiten van algemeen informatieve en vormende aard aan te bieden;2° aan de gebruikers, mantelzorgers en vrijwilligers objectief advies te verlenen over het volledige aanbod van materiële hulp en immateriële hulp- en dienstverlening;3° materiële en immateriële hulp- en dienstverlening binnen het bereik te brengen van gebruikers en mantelzorgers;4° de vrijwilligerszorg te organiseren en te ondersteunen door vraag en aanbod op elkaar af te stemmen, vorming aan de vrijwilligers aan te bieden en in specifieke zorgsituaties de samenwerking tussen organisaties van vrijwilligerszorg te bewerkstelligen.

Art. 21.§ 1. De Vlaamse Regering bepaalt welke activiteiten een erkend regionaal dienstencentrum moet verrichten om zijn opdracht uit te voeren. In elk geval moet dat centrum, al dan niet op basis van een samenwerkingsverband, tenminste de volgende activiteiten verrichten : 1° verschillende soorten hulpmiddelen voor de gebruiker of ter ondersteuning van specifieke thuiszorgsituaties uitlenen en daarover advies verstrekken;2° in specifieke zorgsituaties advies geven over materiële hulp en immateriële hulp- en dienstverlening;3° informatie- of vormingscursussen voor mantelzorgers organiseren;4° informatie- of vormingscursussen voor vrijwilligers organiseren;5° voorlichtingscursussen voor gebruikers organiseren;6° de vraag naar en het aanbod van vrijwilligerszorg op elkaar afstemmen;7° personenalarmtoestellen uitlenen en een personenalarmcentrale organiseren;8° advies geven over aanpassingen aan de woning en over technologische aanpassingen;9° ergotherapeutische begeleiding aanbieden;10° initiatieven nemen of ondersteunen die de mobiliteit van de gebruikers tot stand brengen of verhogen. § 2. Met behoud van de toepassing van § 1 coördineert een erkend regionaal dienstencentrum een multidisciplinair overleg voor gebruikers met een langdurig ernstig verminderd zelfzorgvermogen, als bij de hulp- en dienstverlening aan die gebruikers, naast mantelzorg, ook verschillende professionele zorgverleners uit de thuiszorg of vrijwilligers betrokken zijn. Die coördinatie omvat het bieden van organisatorische en administratieve ondersteuning, het voorzitten van het overleg en het bewaken van de voortgangscontrole van het overleg.

Ze verloopt op basis van een samenwerkingsverband met een samenwerkingsinitiatief eerstelijnsgezondheidszorg.

In afwijking van het eerste lid kan het regionaal dienstencentrum optioneel een multidisciplinair overleg coördineren voor de gebruikers die verblijven in een gemeente waar een andere zorgaanbieder een samenwerkingsverband voor die coördinatie heeft gesloten met het samenwerkingsinitiatief eerstelijnsgezondheidszorg.

Art. 22.Met behoud van de toepassing van artikel 21 kan een erkend regionaal dienstencentrum gebruikers begeleiden bij de aanpassing van hun woning. Die begeleiding kan bestaan in advies over een of meer mogelijke uitvoerders van de aanpassingswerkzaamheden, de begeleiding bij de uitvoering van die werkzaamheden en bij de praktische en administratieve formaliteiten die met de aanpassing van de woning gepaard gaan.

Onderafdeling VII. - Dienst voor gastopvang

Art. 23.Een dienst voor gastopvang is een voorziening, georganiseerd door een thuiszorgvoorziening die volgens dit decreet is erkend, en die als opdracht heeft de vraag naar en het aanbod van gastopvang te coördineren in samenwerking met gastgezinnen.

Art. 24.De Vlaamse Regering bepaalt welke activiteiten een erkende dienst voor gastopvang moet verrichten om zijn opdracht uit te voeren.

In elk geval moet die dienst ten minste de vraag naar en het aanbod van gastopvang coördineren.

Onderafdeling VIII. - Dagverzorgingscentrum

Art. 25.Een dagverzorgingscentrum is een voorziening die als opdracht heeft, de gebruiker van 65 jaar of ouder in daartoe bestemde lokalen, dagverzorging, alsook geheel of gedeeltelijk, de gebruikelijke persoonsverzorging en huishoudelijke hulp te bieden.

Art. 26.De Vlaamse Regering bepaalt welke activiteiten een erkend dagverzorgingscentrum moet verrichten om zijn opdracht uit te voeren.

In elk geval moet dat centrum ten minste de volgende activiteiten verrichten : 1° hygiënische en verpleegkundige hulp- en dienstverlening aanbieden;2° activering, ondersteuning en revalidatie aanbieden;3° animatie en creatieve ontspanning organiseren;4° psychosociale ondersteuning aanbieden.

Art. 27.In acute situaties kan een erkend dagverzorgingscentrum ook nachtopvang aanbieden. De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden daarvan.

Onderafdeling IX. - Centrum voor herstelverblijf

Art. 28.Een centrum voor herstelverblijf is een voorziening die als opdracht heeft, aan gebruikers die een heelkundige ingreep hebben ondergaan of aan een ernstige aandoening hebben geleden, die gepaard ging met een ziekenhuisopname of een langdurige onderbreking van de normale activiteiten, in daartoe bestemde lokalen, tijdelijke opvang te bieden opdat ze opnieuw zelfstandig kunnen functioneren in het natuurlijke thuismilieu.

Art. 29.De Vlaamse Regering bepaalt welke activiteiten een erkend centrum voor herstelverblijf moet verrichten om zijn opdracht uit te voeren. In elk geval moet dat centrum tenminste de volgende activiteiten verrichten : 1° verblijf aanbieden;2° ondersteunende activiteiten aanbieden tot versterking van de lichamelijke en geestelijke toestand van de gebruikers;3° revalidatie aanbieden;4° hygiënische en verpleegkundige hulp- en dienstverlening aanbieden. Onderafdeling X. - Centrum voor kortverblijf

Art. 30.Een centrum voor kortverblijf is een voorziening waar aan gebruikers van 65 jaar of ouder ofwel gedurende een beperkte periode dag en nacht ofwel alleen 's nachts huisvesting en ouderenzorg wordt aangeboden.

Art. 31.De Vlaamse Regering bepaalt waaruit de ouderenzorg, aangeboden door een erkend centrum voor kortverblijf, bestaat. In elk geval moet die ouderenzorg tenminste bestaan uit : 1° de ouderenzorg, vermeld in artikel 38, 1° tot en met 5°;2° crisisopvang.

Art. 32.Een erkend centrum voor kortverblijf kan alleen worden uitgebaat in daartoe bestemde lokalen van een erkend woonzorgcentrum of van een erkend centrum voor herstelverblijf, door een initiatiefnemer die in het bezit is van een erkenning van een woonzorgcentrum of van een centrum voor herstelverblijf.

Onderafdeling XI. - Groep van assistentiewoningen

Art. 33.Een groep van assistentiewoningen is een voorziening die bestaat uit een of meer gebouwen die functioneel een geheel vormen en waar, onder welke benaming ook, aan gebruikers van 65 jaar of ouder die er zelfstandig verblijven in individuele aangepaste wooneenheden, huisvesting wordt gegeven en ouderenzorg waarop zij facultatief een beroep kunnen doen.

Art. 34.De Vlaamse Regering bepaalt waaruit de ouderenzorg, aangeboden door een erkende groep van assistentiewoningen, bestaat. In elk geval moet die ouderenzorg ten minste bestaan uit : 1° aangepaste huisvesting;2° ouderenzorg die, al dan niet op basis van een samenwerkingsverband, op verzoek van de gebruiker wordt aangeboden afhankelijk van de vastgestelde behoeften;3° het scheppen van voorwaarden tot sociale netwerkvorming;4° onmiddellijke hulp in noodsituaties.

Art. 35.In een groep van assistentiewoningen is een woonassistent aanwezig die de sociale netwerkvorming tussen de bewoners faciliteert en stimuleert en die aanspreekbaar is voor de bewoners.

Art. 36.Als een erkend woonzorgcentrum en een erkende groep van assistentiewoningen in elkaars onmiddellijke nabijheid gevestigd zijn en functioneel een geheel vormen, en als de uitbating van beide voorzieningen door dezelfde rechtspersoon gebeurt of als een erkend woonzorgcentrum en een erkende groep van assistentiewoningen in elkaars onmiddellijke nabijheid gevestigd zijn en een samenwerkingsovereenkomst hebben gesloten, dan kan : 1° het woonzorgcentrum, zonder zijn erkende capaciteit van woongelegenheid te overschrijden, één of meer assistentiewoningen tijdelijk laten erkennen als woongelegenheid in een woonzorgcentrum;2° de opdracht die een woonassistent uitvoert in de groep van assistentiewoningen, opgenomen worden door het personeel van het woonzorgcentrum;3° de opdracht, vermeld in punt 2°, ook worden opgenomen door personeel van een erkende dienst voor gezinszorg en aanvullende thuiszorg of een erkend lokaal dienstencentrum of een erkend centrum voor kortverblijf, als de dienst of het centrum in de onmiddellijke nabijheid gelegen is van en functioneel een geheel vormt met de groep van assistentiewoningen en door dezelfde rechtspersoon wordt uitgebaat of als de dienst of het centrum in de onmiddellijke nabijheid gelegen is van en een samenwerkingsovereenkomst gesloten heeft met de groep van assistentiewoningen. De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden en de procedure voor de erkenning, vermeld in het eerste lid, 1°.

Onderafdeling XII. - Woonzorgcentrum

Art. 37.Een woonzorgcentrum is een voorziening die bestaat uit een of meer gebouwen die functioneel een geheel vormen en waar, onder welke benaming ook, aan gebruikers van 65 jaar of ouder, die er permanent verblijven, in een thuisvervangend milieu huisvesting en ouderenzorg wordt aangeboden.

Art. 38.De Vlaamse Regering bepaalt waaruit de ouderenzorg, aangeboden door een erkend woonzorgcentrum, bestaat. In elk geval moet die ouderenzorg ten minste bestaan uit : 1° aangepaste huisvesting;2° de gebruikelijke gezins- en huishoudelijke zorg;3° hygiënische en verpleegkundige zorg, in voorkomend geval van gedifferentieerde en gespecialiseerde aard;4° (re)activering en psychosociale ondersteuning;5° animatie en sociale netwerkvorming. Onderafdeling XIII. - Specifieke bepalingen met betrekking tot sommige voorzieningen

Art. 39.Met behoud van de toepassing van artikel 4 neemt een erkende ouderenvoorziening de volgende werkingsprincipes in acht : 1° sociale netwerkvorming stimuleren;2° streven naar integratie in en samenwerking met de buurt waarin ze actief is;3° aandacht hebben voor animatie en ontspanning. Bovendien zorgt een erkend woonzorgcentrum ervoor dat een voor zorgverleners toegankelijk zorg- en begeleidingsplan voor elke gebruiker wordt opgemaakt en bijgewerkt. Het zorg- en begeleidingsplan heeft tot doel de zorgverlening aan de gebruiker continu en op maat te laten verlopen in functie van diens evoluerende zorgbehoeften.

Art. 40.Uitzonderlijk en onder de voorwaarden die de Vlaamse Regering bepaalt, kan in een erkende ouderenvoorziening ook aan gebruikers, jonger dan 65 jaar, ouderenzorg aangeboden worden.

Art. 41.De Vlaamse Regering kan bepalen onder welke voorwaarden een erkend woonzorgcentrum : 1° binnen zijn gebouwen ook aan gebruikers van 65 jaar of ouder die er niet gehuisvest zijn, ouderenzorg als vermeld in artikel 38, 2°, 3°, 4° en 5°, kan aanbieden;2° ook buiten zijn gebouwen aan gebruikers van 65 jaar of ouder ouderenzorg als vermeld in artikel 38, 2°, 3° en 4°, kan aanbieden. Die voorwaarden hebben onder meer betrekking op de te verrichten activiteiten, de kenmerken van de gebruikers en de noodzakelijke afstemming met andere zorgverleners.

Art. 42.De Vlaamse Regering kan bepalen onder welke voorwaarden erkende thuiszorgvoorzieningen ook activiteiten kunnen verrichten voor gebruikers in dagverzorgingscentra, centra voor kortverblijf en woonzorgcentra.

Die voorwaarden hebben onder meer betrekking op de te verrichten activiteiten, de kenmerken van de gebruikers en de noodzakelijke afstemming met andere zorgverleners.

Art. 43.De voorzieningen indiceren de behoeften van de gebruiker, rekening houdend met diens zelfzorgvermogen en met de beschikbare mantelzorg en de behoefte aan ondersteuning ervan. De Vlaamse Regering bepaalt de vorm en de voorwaarden van de indicatiestelling. Afdeling II. - Woonzorgnetwerken

Art. 44.Een woonzorgnetwerk is een buurtgericht functioneel samenwerkingsverband waarin de in de buurt actieve erkende voorzieningen uitgenodigd worden tot participatie en waarin naast een huisarts of huisartsenkring, minstens de volgende voorzieningen effectief participeren : 1° een erkend woonzorgcentrum;2° een erkend centrum voor kortverblijf;3° een erkende groep van assistentiewoningen;4° een erkende dienst voor gezinszorg en aanvullende thuiszorg of een andere erkende thuiszorgvoorziening die zorg aan huis levert. Een woonzorgnetwerk heeft als opdracht om de ouderenzorg te optimaliseren door middel van samenwerking en afstemming tussen de leden van het woonzorgnetwerk.

Art. 45.De Vlaamse Regering bepaalt welke taken een erkend woonzorgnetwerk moet verrichten om zijn opdracht uit te voeren. In elk geval moet een woonzorgnetwerk ten minste : 1° afspraken maken tussen tenminste de verschillende leden van het woonzorgnetwerk met het oog op doelmatigheid, doeltreffendheid en continuïteit van de ouderenzorg;2° een gezamenlijk aanbod van ouderenzorg organiseren;3° de toegang tot de ouderenzorg faciliteren met behulp van één aanmelding;4° acute zorgvragen beantwoorden;5° ervoor zorgen dat de leden van het woonzorgnetwerk in onderling overleg en in voorkomend geval gezamenlijk personeel en expertise inzetten;6° ervoor zorgen dat de leden van het woonzorgnetwerk onder elkaar de informatie uitwisselen die noodzakelijk is voor het verlenen van ouderenzorg aan elke gebruiker in het werkgebied van het woonzorgnetwerk. Afdeling III. - Verenigingen van gebruikers en mantelzorgers

Art. 46.Een vereniging van gebruikers en mantelzorgers heeft als opdracht de gebruikers en hun mantelzorgers te ondersteunen en hun gemeenschappelijke belangen te onderkennen en te behartigen.

Art. 47.De Vlaamse Regering bepaalt welke activiteiten een erkende vereniging moet verrichten om haar opdracht uit te voeren. In elk geval moet die vereniging tenminste de volgende activiteiten verrichten : 1° op regelmatige basis actief overleg plegen met de aangesloten leden;2° aan de leden een informatieblad of een daarmee gelijkgestelde publicatie met relevante informatie voor gebruikers en mantelzorgers ter beschikking stellen;3° initiatieven waarbij contact tussen gebruikers en mantelzorgers centraal staat, organiseren of eraan deelnemen;4° de problemen van de gebruikers en de mantelzorgers inventariseren;5° probleemsituaties aan de overheid signaleren;6° de belangen van de gebruikers en mantelzorgers verdedigen. HOOFDSTUK IV. - Erkenning, programmatie, voorafgaande vergunning en subsidiëring Afdeling I. - Erkenning

Onderafdeling I. - Algemene bepalingen

Art. 48.De Vlaamse Regering erkent voorzieningen, woonzorgnetwerken en verenigingen.

De bepalingen van artikel 4 en hoofdstuk III gelden als erkenningsvoorwaarden. De Vlaamse Regering kan aanvullende erkenningsvoorwaarden vastleggen met inachtneming van de bepalingen van artikel 4 en hoofdstuk III. Die voorwaarden hebben onder meer betrekking op : 1° de hulp- en dienstverlening;2° het personeel;3° de werking;4° de infrastructuur;5° de wederzijdse rechten en plichten van voorziening en gebruikers;6° het behandelen van de klachten van de gebruikers;7° de initiatiefnemer of zijn vertegenwoordiger, die geen strafrechtelijke veroordeling mag hebben opgelopen voor feiten die verband houden met het aanbieden of organiseren van woonzorg. De Vlaamse Regering bepaalt de erkenningsprocedure die de mogelijkheid bevat om een bezwaar in te dienen. Ze kan voorzieningen, woonzorgnetwerken en verenigingen alleen erkennen als ze passen in de programmatie die van toepassing is.

Art. 49.De Vlaamse Regering kan andere dan de in dit decreet vermelde vormen van huisvesting, verzorging en dienstverlening aan gebruikers, georganiseerd door een erkende voorziening, erkennen. De Vlaamse Regering legt de erkenningsvoorwaarden vast met inachtneming van de werkingsprincipes, vermeld in artikelen 4 en 39.

Onderafdeling II. - Specifieke bepalingen voor thuiszorgvoorzieningen en verenigingen

Art. 50.Met behoud van de toepassing van artikel 12 kunnen thuiszorgvoorzieningen en verenigingen alleen worden erkend als ze door de volgende initiatiefnemers zijn opgericht : 1° een vereniging zonder winstoogmerk;2° een provinciebestuur;3° een gemeentebestuur;4° een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn;5° de Vlaamse Gemeenschapscommissie;6° een publiekrechtelijke vereniging;7° een vereniging, opgericht conform artikel 118, hoofdstuk XIIbis of hoofdstuk XIIter van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;8° een ziekenfonds;9° een openbare instelling van categorie B als vermeld in de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut.

Art. 51.In afwijking van artikel 50 kan een dienst voor logistieke hulp alleen worden erkend als hij is opgericht : 1° door een gemeentebestuur of een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn dat niet in het bezit is van een erkenning voor een dienst voor gezinszorg en aanvullende thuiszorg;2° door een andere instantie dan die, vermeld in het eerste lid, die niet in het bezit is van een erkenning als dienst voor gezinszorg en aanvullende thuiszorg en die op datum van de inwerkingtreding van artikelen 8 en 9 gesubsidieerd wordt met toepassing van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juli 2001 tot regeling van de subsidiëring van de diensten voor logistieke hulp en aanvullende thuiszorg. Onderafdeling III. - Specifieke bepalingen voor ouderenvoorzieningen en woonzorgnetwerken

Art. 52.In afwijking van artikel 48, tweede lid, kan de Vlaamse Regering dagverzorgingscentra erkennen die voor een door haar te bepalen categorie van gebruikers sommige van de activiteiten, vermeld in artikel 26, verrichten. In dat geval bepaalt de Vlaamse Regering de activiteiten die de dagverzorgingscentra minimaal moeten verrichten en kan ze voor die centra aangepaste erkenningsvoorwaarden vastleggen. Ze kan bepalen dat die dagverzorgingscentra hun activiteiten ook verrichten voor gebruikers die jonger zijn dan 65 jaar.

Art. 53.§ 1. Een woonzorgcentrum, een dagverzorgingscentrum en een centrum voor kortverblijf mogen pas worden uitgebaat nadat de Vlaamse Regering ze heeft erkend.

Het eerste lid geldt niet voor een woonzorgcentrum dat wordt uitgebaat door een natuurlijke persoon en dat bestemd is om maximaal drie gebruikers van 65 jaar of ouder te huisvesten. § 2. De erkenning moet worden vermeld op alle officiële stukken die uitgaan van een voorziening waarvoor erkenning verplicht is met toepassing van § 1.

Art. 54.Verschillende vestigingen van eenzelfde soort ouderenvoorziening, die door eenzelfde initiatiefnemer worden uitgebaat en binnen een redelijke afstand van elkaar liggen, kunnen als één ouderenvoorziening erkend worden onder de voorwaarden die de Vlaamse Regering bepaalt.

Art. 55.Als de initiatiefnemer van een erkend centrum voor kortverblijf dat in een erkend woonzorgcentrum gevestigd is, een aantal woongelegenheden van het woonzorgcentrum aanwendt voor het centrum voor kortverblijf, zodat de reële capaciteit van het woonzorgcentrum daalt, dan wordt de erkende capaciteit van het woonzorgcentrum teruggebracht tot die reële capaciteit.

Als een erkend centrum voor kortverblijf in een woonzorgcentrum gevestigd is, wordt de erkenning als centrum voor kortverblijf beschouwd als een bijzondere erkenning als woonzorgcentrum en kan de initiatiefnemer de erkende woongelegenheden binnen het centrum voor kortverblijf uitsluitend gebruiken voor opnames in kortverblijf.

Art. 56.Een erkende ouderenvoorziening wordt uitgebaat door één enkele natuurlijke persoon of rechtspersoon. Die is zowel verantwoordelijk voor het opnamebeleid als voor de organisatie van de zorg- en dienstverlening.

Art. 57.De ouderenvoorzieningen waarvoor voor de eerste maal een aanvraag tot erkenning wordt ingediend, kunnen voorlopig erkend worden in afwachting van een erkenning als vermeld in artikel 48. De voorlopige erkenning geldt voor een periode van een jaar die aanvangt op de dag van de ontvangst van de aanvraag. Ze kan eenmaal worden verlengd met een jaar. De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden voor een voorlopige erkenning en de verlenging ervan, evenals de procedure die de mogelijkheid bevat om een bezwaar in te dienen. Ze bepaalt de gevolgen van de voorlopige erkenning.

Een ouderenvoorziening kan slechts voorlopig worden erkend als ze past in de programmatie die op haar van toepassing is. Afdeling II. - Programmatie en voorafgaande vergunning

Art. 58.§ 1. Met behoud van de toepassing van § 2 en § 3 bepaalt de Vlaamse Regering de programmatie van de voorzieningen, de woonzorgnetwerken en de verenigingen. De programmatie bepaalt, met het oog op een evenredige spreiding afhankelijk van de behoeften, aan de hand van objectief meetbare criteria, de planning in de tijd en ruimte van ofwel het maximale aantal voorzieningen, woonzorgnetwerken en verenigingen, ofwel het maximale aantal plaatsen in voorzieningen, ofwel het maximale aantal subsidiabele uren woonzorg die een voorziening mag aanbieden ofwel het maximale aantal subsidiabele personeelsleden van een voorziening.

De Vlaamse Regering stelt per type van voorziening en voor de woonzorgnetwerken en verenigingen, de programmatie vast en kan zo nodig een werkgebied bepalen waar de activiteiten hoofdzakelijk plaatsvinden. De Vlaamse Regering kan specifieke regels bepalen voor de dagverzorgingscentra, vermeld in artikel 52. § 2. De Vlaamse Regering bepaalt aan de hand van objectief meetbare criteria de programmatie voor de diensten maatschappelijk werk van de ziekenfondsen zodat ofwel elk erkend ziekenfonds ofwel elke erkende landsbond van ziekenfondsen een proportioneel aandeel in die programmatie heeft. § 3. Het aantal woongelegenheden kortverblijf bedraagt minstens drie per gemeente. In elk woonzorgcentrum of centrum voor herstelverblijf kan minstens een woongelegenheid kortverblijf worden uitgebaat. Voor woonzorgcentra of centra voor herstelverblijf met minder dan veertig woongelegenheden, zijn er maximaal drie woongelegenheden kortverblijf; voor woonzorgcentra of centra voor herstelverblijf met veertig woongelegenheden of meer zijn er maximaal tien woongelegenheden kortverblijf. § 4. Het aantal plaatsen in een dagverzorgingscentrum bedraagt minstens vijf per gemeente.

Art. 59.Het bouwen of verbouwen van een ouderenvoorziening die aan erkenning onderworpen is of die de initiatiefnemer wil laten erkennen, het als dusdanig inrichten of in gebruik nemen van een bestaand gebouw, het verplaatsen van de activiteiten en het verhogen van de capaciteit van zulke voorziening zijn onderworpen aan de voorafgaande vergunning van de Vlaamse Regering. De Vlaamse Regering legt de procedure daarvoor vast, die de mogelijkheid bevat om een bezwaar in te dienen.

De voorafgaande vergunning kan alleen worden verleend als het initiatief past in de programmatie, vermeld in artikel 58, en past in het kader van de globale zorgstrategische visie, waarvan de elementen door de Vlaamse Regering worden bepaald. Die elementen hebben onder meer betrekking op de woonzorgbehoeften, de wijze waarop woonzorg zal worden aangeboden, de plaats van het initiatief binnen het geheel van bestaande woonzorgvoorzieningen en andere welzijnsvoorzieningen en zorgverleners en de samenwerking met die voorzieningen en zorgverleners.

Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing voor een dienst maatschappelijk werk van het ziekenfonds, een lokaal dienstencentrum, een regionaal dienstencentrum en een centrum voor herstelverblijf, dat de initiatiefnemer wil laten erkennen. Afdeling III. - Subsidiëring

Onderafdeling I. - Algemene bepaling

Art. 60.De Vlaamse Regering kan, binnen de begrotingskredieten, een jaarlijkse subsidie verlenen aan erkende voorzieningen, woonzorgnetwerken en verenigingen, met uitzondering van erkende centra voor herstelverblijf en erkende diensten voor thuisverpleging.

De Vlaamse Regering bepaalt de regels voor de aanvraag, de vaststelling, de toekenning en de vereffening van de subsidie.

De Vlaamse Regering kan subsidievoorwaarden vastleggen.

Onderafdeling II. - Specifieke bepalingen voor thuiszorgvoorzieningen en verenigingen van gebruikers en mantelzorgers

Art. 61.Bij het bepalen van de subsidie aan een thuiszorgvoorziening of vereniging legt de Vlaamse Regering de activiteiten vast die de voorziening of vereniging moet verrichten, alsook de personeelsformatie die ze moet inzetten, de kwaliteitseisen waaraan ze moet voldoen en de resultaten die ze moet bereiken.

Onderafdeling III. - Specifieke bepalingen voor ouderenvoorzieningen en woonzorgnetwerken

Art. 62.De Vlaamse Regering kan subsidies voor de organisatie en het aanbod van de ouderenzorg, vermeld in hoofdstuk III en artikel 49, verlenen aan : 1° erkende ouderenvoorzieningen waarvan de initiatiefnemer een rechtsvorm heeft als vermeld in artikel 63, eerste lid;2° erkende woonzorgnetwerken, waarvan minstens twee participerende voorzieningen, vermeld in artikel 44 een rechtsvorm hebben als vermeld in artikel 63, eerste lid. Die subsidies kunnen pas worden toegekend aan de voorzieningen en woonzorgnetwerken als ze, naast de erkenningsvoorwaarden, aan aanvullende kwaliteiteisen voldoen. De Vlaamse Regering bepaalt die kwaliteitseisen op basis van objectieve parameters, overwogen uit algemeen belang, die tenminste rekening houden met : 1° de reële inzet van personeel in de voorziening;2° de vorming en bijscholing van personeel;3° het prijzenbeleid;4° het opnamebeleid.

Art. 63.Subsidies voor het bouwen, het uitbreiden, het verbouwen en het inrichten van woonzorgcentra, dagverzorgingscentra of centra voor kortverblijf, of voor de aankoop van gebouwen die bestemd zijn om als woonzorgcentrum, dagverzorgingscentrum of centrum voor kortverblijf te worden ingericht, of als tegemoetkoming in de kosten van huur, huurkoop, leasing of lening voor het aankopen, het bouwen, het inrichten en het in gebruik nemen van een woonzorgcentrum, dagverzorgingscentrum of centrum voor kortverblijf, kunnen alleen worden verleend voor een woonzorgcentrum, dagverzorgingscentrum of centrum voor kortverblijf dat wordt opgericht door : 1° een initiatiefnemer als vermeld in artikel 50;2° een intergemeentelijke samenwerking conform het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking. Met behoud van de toepassing van het eerste lid moet het woonzorgcentrum, dagverzorgingscentrum of centrum voor kortverblijf aan de volgende voorwaarden voldoen om voor subsidiëring in aanmerking te komen : 1° passen in het kader van het programma dat door de Vlaamse Regering wordt vastgesteld;2° beantwoorden aan de voorwaarden die de Vlaamse Regering vastlegt. Afdeling IV. - Specifieke regeling met betrekking tot

Brussel-Hoofdstad

Art. 64.De Vlaamse Regering kan voor de voorzieningen, verenigingen en woonzorgnetwerken in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad specifieke programmatie, vergunnings-, erkennings- en subsidievoorwaarden bepalen. HOOFDSTUK V. - Aanmelding

Art. 65.Iedereen die woonzorg als vermeld in artikelen 5, 8, 10, 14, 16, 20, 23, 28, 33, 44 of 46, wil aanbieden of organiseren, moet zich vooraf bij de Vlaamse Regering aanmelden. Die aanmeldingsplicht geldt ook voor wie woonzorg als vermeld in artikel 37 wil aanbieden of organiseren en niet aan erkenning onderworpen is conform artikel 53, § 1.

De Vlaamse Regering bepaalt de procedureregels voor de aanmelding.

Een aan de Vlaamse Regering gerichte aanvraag voor een voorafgaande vergunning of voor een erkenning wordt met een aanmelding gelijkgesteld.

Art. 66.§ 1. De aanmelding heeft tot gevolg dat de ambtenaren, vermeld in artikel 72, toegang hebben tot de gebouwen van de thuiszorgvoorzieningen of de gebouwen waarin ouderenzorg verstrekt wordt.

Die ambtenaren zien erop toe dat de woonzorg wordt verstrekt met inachtneming van de persoonsrechten van de gebruikers. Meer bepaald gaan ze na of de lichamelijke, morele en psychische integriteit en de veiligheid van de gebruikers gewaarborgd wordt. Daarnaast zien ze erop toe dat de woonzorg verloopt op een verantwoorde en transparante wijze en tegen een redelijke prijs. § 2. Inbreuken op de verplichtingen, vermeld in § 1, tweede lid, worden vastgesteld in een proces-verbaal dat bewijskracht heeft tot het tegenbewijs.

Bij ernstige inbreuken op die verplichtingen kan de Vlaamse Regering de nodige maatregelen nemen om tot sluiting van de gebouwen, vermeld in § 1, eerste lid, over te gaan. De Vlaamse Regering regelt de procedure die de mogelijkheid bevat om een bezwaar in te dienen.

Artikel 74, derde lid, is van overeenkomstige toepassing. HOOFDSTUK VI. - Registratie

Art. 67.De erkende voorzieningen verzamelen op een gecoördineerde, systematische wijze kwantitatieve gegevens over de gebruikers, hun mantelzorgers, de aard van de zorgvraag, de geboden woonzorg en het effect van de geboden woonzorg.

De Vlaamse Regering bepaalt de regels voor de registratie en de verwerking van die gegevens, inclusief gegevens als vermeld in artikelen 6 en 7 van de wet van 8 december 1992 betreffende de bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, met zorg voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de gebruikers en mantelzorgers.

De gegevensregistratie en -verwerking hebben tot doel over gegevens, nodig voor de zorgverlening aan de gebruiker, te beschikken zodat die zorgverlening door de voorziening zelf of in samenwerking met andere erkende voorzieningen zo optimaal mogelijk kan worden afgestemd op de evoluerende zorgbehoeften van de gebruiker en het zorgverleningstraject per gebruiker kan worden bewaakt. Ze hebben eveneens tot doel aan de Vlaamse overheid gegevens te bezorgen om haar in staat te stellen haar woonzorgbeleid af te stemmen op de evoluerende maatschappelijke behoeften. HOOFDSTUK VII. - Partnerorganisaties en projecten

Art. 68.Om de professionaliteit en de kwaliteit van de woonzorg te stimuleren kan de Vlaamse Regering een convenant afsluiten met bepaalde partnerorganisaties en in voorkomend geval hun werkgebied voor de uitvoering van dat convenant bepalen.

Alleen een partnerorganisatie waarmee de Vlaamse Regering een convenant sluit, komt in aanmerking voor subsidiëring binnen de begrotingskredieten. Dat convenant omvat minstens : 1° een beleidsplan voor de duurtijd van het convenant met : a) de resultaatsgebieden voor de uitvoering van het convenant;b) de indicatoren met betrekking tot de resultaatsgebieden;2° de bepaling van de subsidie-enveloppe;3° de subsidievoorwaarden en -bepalingen. Het met de partnerorganisatie afgesloten convenant of het beleidsplan vermeldt in elk geval de aard van de deskundigheid van de partnerorganisatie, aan welke doelgroepen de partnerorganisatie minstens ondersteuning biedt en welke opdrachten ze heeft ten aanzien van de Vlaamse overheid.

Art. 69.De Vlaamse Regering kan, onder de voorwaarden die ze bepaalt en binnen de begrotingskredieten, een subsidie verlenen voor projecten rond de woonzorg. HOOFDSTUK VIII. - Financiële bepalingen met betrekking tot de thuiszorg

Art. 70.De persoonlijke bijdrage die de erkende thuiszorgvoorzieningen aan de gebruiker aanrekent, is gerelateerd aan de financiële draagkracht van de gebruiker. Om de financiële draagkracht te bepalen wordt ten minste rekening gehouden met het inkomen en de gezinssamenstelling. De Vlaamse Regering bepaalt de tarieven en stelt de nadere regels vast.

Art. 71.Met het oog op de financiële toegankelijkheid van de thuiszorg wordt een systeem van maximumfactuur in de thuiszorg ingesteld.

Dit systeem houdt in dat er een grens wordt gesteld aan de persoonlijke bijdragen van de gebruiker. Deze grens is afhankelijk van de financiële draagkracht van de gebruiker.

De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden om in aanmerking te komen voor die maximumfactuur in de thuiszorg en stelt de nadere regels vast. In de mate dat de persoonlijke bijdragen van de gebruiker hoger zijn dan de grens, vermeld in het tweede lid, gebeurt de betaling of terugbetaling ervan ten laste van de begroting van de Vlaamse Gemeenschap. HOOFDSTUK IX. - Toezicht, wijziging, schorsing, intrekking en verval van de erkenning en sluiting Afdeling I. - Toezicht

Art. 72.De Vlaamse Regering organiseert het toezicht op de naleving van de bepalingen in dit decreet en zijn uitvoeringsbesluiten.

De ambtenaren die met het toezicht belast zijn, hebben het recht elke voorziening, vereniging of partnerorganisatie als vermeld in artikel 68, tweede lid, en elk woonzorgnetwerk te bezoeken. De voorzieningen, verenigingen, partnerorganisaties en zorgnetwerkcn stellen aan die ambtenaren alle gegevens ter beschikking die voor het toezicht noodzakelijk zijn. Ze staan die ambtenaren toe om ter plaatse de naleving van de bepalingen, vermeld in het eerste lid, te verifiëren en alle stappen te ondernemen die daarvoor nodig zijn.

Van hun vaststellingen maken de ambtenaren, vermeld in het tweede lid, een verslag op. Het verslag heeft bewijskracht tot het tegenbewijs.

Van het verslag wordt een afschrift gestuurd naar de voorziening, vereniging of partnerorganisatie, of naar het woonzorgnetwerk. Afdeling II. - Wijziging, schorsing en intrekking van de erkenning en

sluiting

Art. 73.De Vlaamse Regering kan, volgens de regels die ze bepaalt, de erkenning wijzigen, alsook de erkenning schorsen of intrekken als de erkende voorzieningen, woonzorgnetwerken of verenigingen de erkenningsvoorwaarden niet naleven. Die regels bevatten de mogelijkheid om een bezwaar in te dienen.

De Vlaamse Regering vermindert de subsidie of ze vordert de subsidie terug volgens de regels die ze bepaalt, als die voorzieningen, woonzorgnetwerken of verenigingen de subsidievoorwaarden niet naleven.

Art. 74.De intrekking van de erkenning van een woonzorgcentrum als vermeld in artikel 53, § 1, van een dagverzorgingscentrum of van een centrum voor kortverblijf heeft van rechtswege de sluiting van die voorziening tot gevolg.

De Vlaamse Regering kan de sluiting bevelen van een woonzorgcentrum als vermeld in artikel 53, § 1, van een dagverzorgingscentrum of van een centrum voor kortverblijf, als het niet erkend is. Ze bepaalt daarvoor de procedure die de mogelijkheid bevat om een bezwaar in te dienen.

De sluiting houdt in dat het centrum niet langer mag worden uitgebaat.

De Vlaamse Regering bepaalt nadere regels met betrekking tot de sluiting.

Art. 75.Als na de inwerkingtreding van de sluiting van een woonzorgcentrum, een dagverzorgingscentrum of een centrum voor kortverblijf wordt vastgesteld dat de uitbating ervan niet werd stopgezet, gaat de burgemeester, op schriftelijk verzoek van de Vlaamse Regering, over tot de effectieve sluiting, onverminderd de bevoegdheid die door de nieuwe Gemeentewet aan de burgemeester werd verleend. Hij beveelt de stopzetting van de activiteiten en, in voorkomend geval, de ontruiming van de gebouwen, en verzegelt de gebouwen.

Die maatregelen worden uitgevoerd op kosten en risico van de natuurlijke persoon of rechtspersoon die het woonzorgcentrum, dagverzorgingscentrum of centrum voor kortverblijf uitbaat. De Vlaamse Regering bepaalt de procedure daarvan. Afdeling III. - Verval van de erkenning

Art. 76.De erkenning van een centrum voor kortverblijf vervalt van rechtswege : 1° als het woonzorgcentrum waarin het centrum gevestigd is, zijn erkenning verliest of gesloten wordt;2° als het centrum voor herstelverblijf waarin het centrum gevestigd is, zijn erkenning verliest. HOOFDSTUK X. - Sancties

Art. 77.Met behoud van de toepassing van artikelen 73, 74 en 75, naargelang van het geval, kan een administratieve geldboete van 500 tot 5.000 euro worden opgelegd aan : 1° degene die de hulp- en dienstverlening, vermeld in dit decreet, aanbiedt of organiseert zonder zich aangemeld te hebben conform artikel 65;2° degene die met overtreding van artikel 59 een dagverzorgingscentrum, een centrum voor kortverblijf of een woonzorgcentrum als vermeld in artikel 53, § 1, bouwt, een bestaand gebouw als zodanig inricht of in gebruik neemt, of de opnamecapaciteit ervan verhoogt zonder daarvoor een voorafgaande vergunning te hebben verkregen;3° de uitbater van een erkend woonzorgcentrum, dagverzorgingscentrum of centrum voor kortverblijf dat door de Vlaamse overheid werd aangemaand om binnen een bepaalde termijn aan de erkenningsvoorwaarden, vermeld in de aanmaning, te voldoen en dat binnen die termijn aan die voorwaarden niet voldoet. In afwijking van het eerste lid kan een administratieve geldboete van 2.000 tot 5.000 euro per uitgebate woongelegenheid worden opgelegd aan degene die zonder erkenning een dagverzorgingscentrum, een centrum voor kortverblijf of een woonzorgcentrum als vermeld in artikel 53, § 1, uitbaat.

De administratieve geldboete kan worden opgelegd binnen een termijn van zes maanden, te rekenen vanaf de dag van de vaststelling van de inbreuk door de ambtenaren, vermeld in artikel 72, en nadat de betrokkene werd gehoord. Als een administratieve geldboete wordt opgelegd, vermeldt de beslissing het bedrag, de wijze waarop en de termijn waarbinnen die moet worden betaald. De kennisgeving van de beslissing aan de betrokkene vermeldt de wijze waarop en de termijn waarbinnen beroep ingesteld kan worden tegen de beslissing.

De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels voor het opleggen en het betalen van de administratieve geldboete. Ze wijst de ambtenaren aan die de geldboete kunnen opleggen.

De betrokkene kan op straffe van verval van het recht tot het instellen van een beroep binnen een termijn van vijftien dagen vanaf de kennisgeving van de beslissing waarbij hem een administratieve geldboete wordt opgelegd, tegen die beslissing bij de politierechtbank beroep aantekenen met een verzoekschrift. Dat beroep schorst de uitvoering van de beslissing.

De ambtenaren, vermeld in het vierde lid of, in geval van beroep, de politierechtbank kan bij verzachtende omstandigheden het bedrag van de opgelegde administratieve geldboete verminderen, zelfs tot onder het toepasselijke minimumbedrag.

Als de betrokkene weigert de administratieve geldboete te betalen, wordt ze bij dwangbevel ingevorderd. De Vlaamse Regering wijst de ambtenaren aan die een dwangbevel kunnen geven en uitvoerbaar verklaren. Een dwangbevel wordt betekend bij deurwaardersexploot met bevel tot betaling.

De vordering tot voldoening van de administratieve geldboete verjaart na verloop van vijf jaar, te rekenen vanaf de datum van de beslissing, vermeld in het derde lid, of in geval van beroep, vanaf de datum van de in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissing. De verjaring wordt gestuit op de wijze en onder de voorwaarden, vermeld in artikel 2244 en volgende van het Burgerlijk Wetboek. HOOFDSTUK XI. - Wijzigingsbepalingen Afdeling I. - Wijzigingen in het decreet van 23 februari 1994

inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden

Art. 78.In artikel 7 van het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden, gewijzigd bij de decreten van 16 maart 1999 en 2 juni 2006, worden de woorden "artikel 5, § 1, van de decreten inzake voorzieningen voor bejaarden, gecoördineerd op 18 december 1991" vervangen door de woorden "artikel 63, eerste lid, van het Woonzorgdecreet van 13 maart 2009" en wordt het woord "rusthuis" telkens vervangen door het woord "woonzorgcentrum".

Art. 79.In artikel 7ter van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 2 juni 2006, worden de woorden "een rusthuis zoals bedoeld in artikel 2, 6°, van de decreten inzake voorzieningen voor bejaarden, gecoördineerd op 18 december 1991" vervangen door de woorden "een woonzorgcentrum als vermeld in artikel 37 van het Woonzorgdecreet van 13 maart 2009" en worden de woorden "artikel 5, § 1, van de decreten inzake voorzieningen voor bejaarden, gecoördineerd op 18 december 1991" vervangen door de woorden "artikel 63, eerste lid, van het voormelde Woonzorgdecreet". Afdeling II. - Wijzigingen in het decreet van 19 december 1997

betreffende het algemeen welzijnswerk

Art. 80.In artikel 2 van het decreet van 19 december 1997 betreffende het algemeen welzijnswerk worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in punt 2° worden de woorden "centrum voor algemeen welzijnswerk in het kader van de ziekenfondsen," geschrapt;2° punt 4° wordt opgeheven.

Art. 81.In hoofdstuk II, afdeling 3, van hetzelfde decreet wordt onderafdeling B, bestaande uit artikel 6, opgeheven.

Art. 82.In artikel 15, § 2, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid wordt de zin "Niettemin wordt de programmatie inzake de op basis van artikel 6 erkende centra voor algemeen welzijnswerk in het kader van de ziekenfondsen gebaseerd op objectieve parameters derwijze dat elk erkend ziekenfonds recht heeft op een proportioneel aandeel in de programmatie." geschrapt; 2° het tweede lid wordt opgeheven. Afdeling III. - Wijzigingen in het decreet van 3 maart 2004

betreffende de eerstelijnsgezondheidszorg en de samenwerking tussen de zorgaanbieders

Art. 83.In artikel 2 van het decreet van 3 maart 2004 betreffende de eerstelijnsgezondheidszorg en de samenwerking tussen de zorgaanbieders worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° er wordt een punt 2°bis ingevoegd, dat luidt als volgt : "2°bis.dienst maatschappelijk werk van het ziekenfonds : een dienst maatschappelijk werk van het ziekenfonds als vermeld in het Woonzorgdecreet van 13 maart 2009;"; 2° punt 13° wordt opgeheven; 3° punt 15° wordt vervangen door wat volgt : "15° regionaal dienstencentrum : een regionaal dienstencentrum als vermeld in het Woonzorgdecreet van 13 maart 2009;".

Art. 84.In artikel 12, § 2, eerste lid, van hetzelfde decreet worden de woorden "en de ziekenfondsdiensten voor maatschappelijk werk en woonondersteuning" vervangen door de woorden ", de regionale dienstencentra en de diensten maatschappelijk werk van de ziekenfondsen".

Art. 85.In artikel 26 van hetzelfde decreet wordt het tweede lid opgeheven. HOOFDSTUK XII. - Slotbepalingen

Art. 86.De Vlaamse Regering regelt de opheffing van elk van de bepalingen van de volgende decreten : 1° de decreten inzake de voorzieningen voor ouderen, gecoördineerd op 18 december 1991, gewijzigd bij de decreten van 23 februari 1994, 15 juli 1997, 14 juli 1998 en 13 juli 2007;2° het decreet van 14 juli 1998 houdende de erkenning en de subsidiëring van verenigingen en welzijnsvoorzieningen in de thuiszorg, gewijzigd bij de decreten van 18 mei 1999 en 13 juli 2007. De Vlaamse Regering stemt de opheffing, vermeld in het eerste lid, af op de inwerking-treding van de bepalingen van dit decreet.

Art. 87.De Vlaamse Regering bepaalt de noodzakelijke overgangsmaatregelen met behoud van de toepassing van artikel 88.

Art. 88.§ 1. De rusthuizen, serviceflatgebouwen en woningcomplexen met dienstverlening en centra voor kortverblijf, die op datum van de inwerkingtreding van artikelen 30 tot en met 32, artikelen 33 tot en met 35 of artikelen 37 en 38 erkend zijn, blijven gedurende vijf jaar verder erkend volgens de regels die voor die datum van toepassing waren, tenzij hun erkenning voordien afloopt of wordt ingetrokken.

Als ze volgens de bepalingen van dit decreet niet aan erkenning onderworpen zijn, kunnen ze verzoeken om hun erkenning in te trekken. § 2. De rusthuizen, serviceflatgebouwen en woningcomplexen met dienstverlening en centra voor kortverblijf, die op datum van de inwerkingtreding van artikelen 30 tot en met 32, artikelen 33 tot en met 35 of artikelen 37 en 38, een aanvraag tot erkenning of verlenging van erkenning hebben ingediend, kunnen voor ten hoogste vijf jaar erkend worden volgens de regels die voor die datum van toepassing waren. § 3. Procedures met betrekking tot de schorsing of intrekking van de erkenning van een rusthuis, serviceflatgebouw of woningcomplex met dienstverlening of centrum voor kortverblijf, waarin op datum van inwerkingtreding van artikel 73 een voornemen tot schorsing of intrekking formeel is betekend, worden voortgezet volgens de regels die voor die datum van toepassing waren. § 4. Personen onder de 65 jaar, die op de datum van de inwerkingtreding van artikelen 30 tot en met 32, artikelen 33 tot en met 35 of artikelen 37 en 38, verblijven in een rusthuis, serviceflatgebouw of woningcomplex met dienstverlening of centrum voor kortverblijf, worden van rechtswege geacht ouderen te zijn. § 5. Serviceflatgebouwen als vermeld in artikel 7, § 1, van het decreet van 6 juli 2001 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2001, kunnen verder erkend worden of blijven volgens de regels die van toepassing waren vóór de inwerkingtreding van artikelen 33 tot en met 35.

Art. 89.De Vlaamse Regering stelt voor iedere bepaling van dit decreet de datum van inwerkingtreding vast.

De Vlaamse Regering kan de bepalingen van artikel 4, van hoofdstuk III, afdeling I, onderafdeling XIII, van hoofdstukken IV, V, VI, VIII, IX en X, per soort van voorziening, voor verenigingen of woonzorgnetwerken afzonderlijk in werking laten treden.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 13 maart 2009.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, Mevr. V. HEEREN Nota (*) Z itting 2008-2009.

Stukken. Ontwerp van decreet : 1975, nr. 1. - Amendementen : 1975, nr. 2. - Verslag over hoorzitting : 1975, nr.3. - Amendementen : 1975, nr. 4. - Verslag : 1975, nr. 5. - Amendement : 1975, nr. 6. - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering : 1975, nr. 7.

Handelingen. Bespreking en aanneming : Vergaderingen van 4 maart 2009.

^