Etaamb.openjustice.be
Decreet van 15 juli 2005
gepubliceerd op 13 september 2005

Decreet houdende wijziging van het decreet van 19 juli 2002 houdende de privaatrechtelijke culturele archiefwerking

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2005036056
pub.
13/09/2005
prom.
15/07/2005
ELI
eli/decreet/2005/07/15/2005036056/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

15 JULI 2005. - Decreet houdende wijziging van het decreet van 19 juli 2002 houdende de privaatrechtelijke culturele archiefwerking (1)


Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : Decreet houdende wijziging van het decreet van 19 juli 2002 houdende de privaatrechtelijke culturele archiefwerking.

Artikel 1.Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid.

Art. 2.In artikel 2, 8°, van het Archiefdecreet van 19 juli 2002 worden de woorden « het culturele erfgoed » vervangen door de woorden « het roerend en immaterieel cultureel erfgoed ».

Art. 3.Artikel 19 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : «

Artikel 19.§ 1. Om in aanmerking te komen voor een werkingssubsidie moeten de archief- en documentatiecentra : 1° beschikken over rechtspersoonlijkheid met niet-commercieel karakter;2° een boekhouding voeren volgens het genormaliseerde boekhoudkundige stelsel en die boekhouding zo organiseren dat de financiële controle op het gebruik van de werkingssubsidie mogelijk is.De Vlaamse Regering kan een specifiek boekhoudkundig plan en bijzondere regels betreffende de boekhouding opleggen; 3° aanvaarden dat de administratie de werking en de boekhouding, eventueel ter plaatse, onderzoekt;4° hun bestuurders en hun medewerkers verzekeren tegen de burgerlijke aansprakelijkheid van de organisatie. § 2. De jaarlijkse werkingssubsidie, bepaald binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten, wordt als volgt beschikbaar gesteld : 1° vier voorschotten van telkens 22,5 percent van het subsidiebedrag dat voor dat werkingsjaar is toegekend, worden op zijn vroegst uitbetaald op respectievelijk 1 januari, 1 april, 1 juli en 1 oktober van het werkingsjaar;2° het saldo van 10 percent van het subsidiebedrag dat voor dat werkingsjaar is toegekend, wordt uitbetaald na controle op de naleving van de subsidievoorwaarden en na aanvaarding van de bewijsstukken door de administratie. De verantwoording van de jaarlijkse subsidie gebeurt op basis van het werkingsverslag, het financiële verslag, het jaarplan en de begroting.

Hiertoe legt het archief- en documentatiecentrum jaarlijks de jaarrekening van het vorige jaar met de nodige bewijsstukken voor, evenals een door de algemene vergadering goedgekeurde begroting. § 3. Behalve wanneer de werkingssubsidie, bedoeld in artikelen 6 of 10, toegekend wordt aan een gemeente, een provincie of de Vlaamse Gemeenschapscommissie, kan een archief- en documentatiecentrum gedurende de beleidsperiode onbeperkt een reserve aanleggen met eigen inkomsten en subsidies.

Een reserve wordt in de balans van het archief- en documentatiecentrum opgenomen als een onderdeel van het eigen vermogen en bestaat uit de volgende rekeningen, vermeld in de minimumindeling van het algemeen rekeningenstelsel, als bijlage gevoegd bij het koninklijk besluit van 19 december 2003 betreffende de boekhoudkundige verplichtingen en de openbaarmaking van de jaarrekening van bepaalde verenigingen zonder winstoogmerk, internationale verenigingen zonder winstoogmerk en stichtingen : 1° rekening 13 : bestemde fondsen;2° rekening 14 : overgedragen resultaat. De aangelegde reserve wordt aangewend voor de realisatie van het beleidsplan, bedoeld in artikel 6, 4°, of in artikel 10, § 2, 7°. § 4. Als het archief- en documentatiecentrum op het einde van de beleidsperiode nog beschikt over een reserve, aangelegd overeenkomstig § 3, kan die reserve overgedragen worden naar een volgende beleidsperiode op voorwaarde dat, ten opzichte van de bestaande reserve in het begin van de subsidieperiode, de aangroei niet meer bedraagt dan twintig percent van de gemiddelde jaarlijkse personeels- en werkingskosten berekend over de beleidsperiode.

De personeels- en werkingskosten omvatten alle kosten die betrekking hebben op de uitvoering en de realisatie van het beleidsplan, bedoeld in artikel 6, 4°, of in artikel 10, § 2, 7°, en die in de voorbije beleidsperiode tot stand zijn gekomen.

De personeels- en werkingskosten zijn de som van alle kosten, met uitzondering van de afschrijvingen op kapitaalsubsidies.

De Vlaamse Regering kan, na advies van de Inspectie van Financiën, een afwijking toestaan van het in het eerste lid bepaalde percentage op voorwaarde dat de publiekrechtelijke of privaatrechtelijke rechtspersoon daartoe een gemotiveerd bestedingsplan voorlegt voor het teveel aan opgebouwde reserve of voor de gehele reserve, in te dienen bij de dienst, aangewezen door de Vlaamse Regering.

De overgedragen reserve, bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt aangewend voor de realisatie van het beleidsplan, bedoeld in artikel 6, 4°, of in artikel 10, § 2, 7°. § 5. Als bij de afrekening van het laatste werkingsjaar van de beleidsperiode de aangroei van de reserve meer bedraagt dan hetgeen bepaald werd in § 4, dan wordt het teveel ingehouden op het nog uit te keren saldo van de werkingssubsidie, toegekend aan het archief- en documentatiecentrum en wordt het eventueel daarna nog resterende bedrag in mindering gebracht op de voorschotten toegekend voor het eerste werkingsjaar van de nieuwe beleidsperiode tot een maximum van de werkingssubsidie toegekend voor het laatste jaar van de beleidsperiode.

Als aan het archief- en documentatiecentrum na afloop van de beleidsperiode waarop het beleidsplan, bedoeld in artikel 6, 4°, of in artikel 10, § 2, 7°, betrekking heeft, geen werkingssubsidie meer wordt verleend, dan is het verplicht een gemotiveerd bestedingsplan voor de reserve, aangelegd overeenkomstig § 3, in te dienen bij de dienst, aangewezen door de Vlaamse Regering. De reserve wordt in voorkomend geval prioritair aangewend voor het voldoen van de arbeidsrechtelijke verplichtingen. § 6. Een werkingssubsidie als bedoeld in artikelen 6 en 10, die toegekend wordt aan een gemeente, een provincie of de Vlaamse Gemeenschapscommissie, wordt verantwoord op basis van de personeels- en werkingskosten.

Binnen de beleidsperiode waarop het beleidsplan, bedoeld in artikel 6, 4°, of in artikel 10, § 2, 7°, betrekking heeft, kan de werkingssubsidie onbeperkt overgedragen worden naar het volgende werkingsjaar.

Als de gemeente, de provincie of de Vlaamse Gemeenschapscommissie op het einde van de beleidsperiode nog beschikt over een, overeenkomstig het tweede lid overgedragen werkingssubsidie, kan die overgedragen werkingssubsidie overgedragen worden naar een volgende beleidsperiode op voorwaarde dat, ten opzichte van de overgedragen werkingssubsidie in het begin van de beleidsperiode, de aangroei niet meer bedraagt dan twintig percent van de gemiddelde jaarlijkse werkingssubsidie berekend over de beleidsperiode.

De Vlaamse Regering kan, na advies van de Inspectie van Financiën, een afwijking toestaan van het in het derde lid bepaalde percentage op voorwaarde dat de gemeente, de provincie of de Vlaamse Gemeenschapcommissie daartoe een gemotiveerd bestedingsplan voorlegt voor de te veel overgedragen werkingssubsidie, in te dienen bij de dienst, aangewezen door de Vlaamse Regering.

De overgedragen werkingssubsidie, bedoeld in het tweede lid en derde lid, wordt aangewend voor de realisatie van het beleidsplan, bedoeld in artikel 6, 4°, of in artikel 10, § 2, 7°. § 7. Als bij de afrekening van het laatste werkingsjaar van de beleidsperiode de aangroei van de overgedragen werkingssubsidie meer bedraagt dan hetgeen bepaald werd in § 6, derde lid en vierde lid, dan wordt het teveel ingehouden op het nog uit te keren saldo van de werkingssubsidie, toegekend aan de gemeente, de provincie en de Vlaamse Gemeenschapscommissie en wordt het eventueel daarna nog resterende bedrag in mindering gebracht op de voorschotten toegekend voor het eerste werkingsjaar van de nieuwe beleidsperiode tot een maximum van de werkingssubsidie toegekend voor het laatste jaar van de vorige beleidsperiode.

Als aan een gemeente, een provincie en de Vlaamse Gemeenschapscommissie na afloop van de beleidsperiode waarop het beleidsplan, bedoeld in artikel 6, 4°, of in artikel 10, § 2, 7°, betrekking heeft, geen werkingssubsidie meer wordt verleend, dan is de gemeente, de provincie en de Vlaamse Gemeenschapscommissie verplicht een bestedingsplan voor de overgedragen werkingssubsidie in te dienen bij de dienst, aangewezen door de Vlaamse Regering. De overgedragen werkingssubsidie wordt in voorkomend geval prioritair aangewend voor het voldoen van de arbeidsrechtelijke verplichtingen. § 8. Paragrafen 2, 3, 4 en 5 zijn van overeenkomstige toepassing op het steunpunt voor de archiefwerking, vermeld in artikel 16. » .

Art. 4.Dit decreet heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2005.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 15 juli 2005.

De minister-president van de Vlaamse Regering, Y. LETERME De Vlaamse minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel, B. ANCIAUX _______ Nota's (1) Zitting 2004-2005. Stukken. - Voorstel van decreet 385, nr. 1. - Verslag 385, nr. 2. - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering : 385, nr. 3.

Handelingen. - Bespreking en aanneming : vergaderingen van 6 en 7 juli 2005.

^