Etaamb.openjustice.be
Decreet van 16 juni 2006
gepubliceerd op 06 juli 2006

Decreet tot regeling van het aantal studenten in sommige cursussen van de eerste cyclus van het hoger onderwijs

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2006029091
pub.
06/07/2006
prom.
16/06/2006
ELI
eli/decreet/2006/06/16/2006029091/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

16 JUNI 2006. - Decreet tot regeling van het aantal studenten in sommige cursussen van de eerste cyclus van het hoger onderwijs (1)


Het Parlement van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Definitie

Artikel 1.Onder verblijvende student in de zin van dit decreet, dient verstaan te worden de student die, op het ogenblik van zijn inschrijving in een inrichting voor hoger onderwijs, het bewijs levert dat hij zijn hoofdverblijfplaats in België heeft en dat hij aan één van de volgende voorwaarden voldoet : 1° het recht hebben in België permanent te verblijven;2° zijn hoofdverblijfplaats in België hebben sedert minstens 6 maanden op het ogenblik van de inschrijving in een inrichting voor hoger onderwijs, en er een al dan niet bezoldigde beroepsactiviteit uitoefenen of er een vervangingsbezoldiging genieten die door een Belgische openbare dienst toegekend wordt;3° ertoe gemachtigd zijn voor een onbepaalde duur te verblijven op basis van de artikelen 9 en 10 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen en van de wet van 22 december 1999 betreffende de regularisatie van het verblijf van bepaalde categorieën van vreemdelingen verblijvend op het grondgebied van het Rijk;4° ertoe gemachtigd zijn in België te verblijven als gevolg van de erkenning als vluchteling krachtens artikel 49 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, of een adhoc aanvraag;5° ertoe gemachtigd zijn in België te verblijven met de tijdelijke bescherming van artikel 57/29 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen;6° als vader, moeder, wettelijke voogd of echtgenoot(-ote) een persoon hebben die aan een van deze voorwaarden voldoet;7° zijn hoofdverblijfplaats in België hebben sedert minstens drie jaar op het ogenblik van de inschrijving in een inrichting voor hoger onderwijs;8° houder zijn van een attest van beursstudent uitgereikt in het raam van de ontwikkelingssamenwerking voor het academiejaar en voor de studies waarvoor de aanvraag om inschrijving ingediend wordt. Onder "recht om permanent te verblijven" in de zin van het eerste lid, dient verstaan te worden voor de staatsburgers van een andere lidstaat van de Europese Unie, het recht erkend krachtens de artikelen 16 en 17 van de Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden; voor de staatsburgers van Staten die niet lid zijn van de Europese Unie, dient verstaan te worden het recht gevestigd te worden in België krachtens artikel 14 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. HOOFDSTUK II. - Bepalingen met betrekking tot de universiteiten

Art. 2.De academische overheden beperken het aantal studenten die zich voor de eerste keer inschrijven in een universiteit van de Franse Gemeenschap voor een van de cursussen bedoeld bij artikel 3, op de wijze bepaald bij artikel 4.

In afwijking daarvan, is deze beperking niet van toepassing op de studenten die zich voor de eerste keer inschrijven in de cursus bedoeld bij artikel 3, 1°, indien ze ingeschreven waren in een vorig academiejaar in een hogeschool voor de cursus bedoeld bij artikel 7, 5°.

Art. 3.De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op de cursussen die tot de volgende academische graden leiden : 1° Bachelor kinesitherapie en revalidatie;2° Bachelor diergeneeskunde.

Art. 4.Voor iedere universitaire instelling en voor iedere cursus bedoeld bij artikel 3, wordt een aantal T bepaald gelijk aan het totaal aantal studenten die zich inschrijven voor de eerste keer voor de betrokken cursus en die in aanmerking genomen worden voor de financiering, alsook een aantal NR gelijk aan het aantal studenten die zich inschrijven voor de eerste keer in de betrokken cursus en die niet in aanmerking genomen worden als verblijvende studenten in de zin van artikel 1.

Wanneer de verhouding tussen het aantal NR, enerzijds, en het aantal T van het vorig academiejaar, anderzijds, een percentage P bereikt, weigert de academische overheid de bijkomende inschrijving van studenten die nooit ingeschreven waren voor de betrokken cursus en die niet in aanmerking worden genomen als verblijvende studenten in de zin van artikel 1.

De P bedoeld bij het vorig lid wordt op 30 % vastgesteld. Wanneer voor een academiejaar, het deel van de studenten die hun studies voortzetten elders dan in het land waar ze hun diploma van secundaire studies behaalden, gemiddeld 10 % in het geheel van de inrichtingen voor hoger onderwijs van de Europese Unie echter overschrijdt, is de P, voor het volgend academiejaar, gelijk aan dit percentage vermenigvuldigd met drie.

Art. 5.In afwijking van artikel 47, § 1, van het decreet van 31 maart 2004 betreffende de organisatie van het hoger onderwijs ter bevordering van de integratie in de Europese ruimte van het hoger onderwijs en betreffende de herfinanciering van de universiteiten, dienen de studenten die niet in aanmerking worden genomen als verblijvende studenten in de zin van artikel 1 hun aanvraag om inschrijving voor een cursus bedoeld bij artikel 3 in ten vroegste de derde werkdag voor de 2 september voorafgaand aan het betrokken academiejaar. De universiteiten nemen prioritair de inschrijving aan van de studenten die het bewijs leveren dat ze aan alle toelatingsvoorwaarden voldoen voor deze cursussen, met inachtneming van de orde van de indiening van dit bewijs. Op straffe van verval, wordt de student ertoe gehouden zijn inschrijving te bevestigen volgens de nadere regels bepaald dor de academische overheid en die hem ter kennis gebracht worden bij de indiening van zijn aanvraag.

Voor de toepassing van deze bepaling, wordt gelijkgesteld met de student die het bewijs levert dat hij aan alle toelatingsvoorwaarden voldoet, de student die bewijst dat hij voor de 15de juli die voorafgaat aan het academiejaar een aanvraag tot gelijkwaardigheidsverklaring van zijn bekwaamheidsbewijs hoger secundair onderwijs heeft ingediend, alsook het bewijs dat hij de kosten heeft uitbetaald voor het onderzoek van deze aanvraag, voor zover dat zijn aanvraag om inschrijving vergezeld gaat van een afschrift van het bekwaamheidsbewijs waarvoor hij een gelijkwaardigheidsverklaring aanvraagt. De academische overheid kan echter de inschrijving van de student weigeren indien het aangeboden bekwaamheidsbewijs niet gelijkwaardig verklaard wordt met een getuigschrift hoger secundair onderwijs.

Van elke aanvraag om inschrijving ingediend vanaf de 2de september die voorafgaat aan het academiejaar overeenkomstig het eerste lid wordt akte genomen in het register waar er geen stukken opengelaten wordt en waar er geen interlinie voorkomt. Vermeld worden, tegenover het ordenummer, de naam van de student, de datum en het uur van de aanvraag om inschrijving en, desnoods, de reden van de weigering tot inschrijving. Er wordt een attest aan de student uitgereikt wanneer hij zijn aanvraag indient. Dit attest bevat het ordenummer, de datum en het uur van de aanvraag om inschrijving.

In afwijking van het eerste lid, voor de niet-verblijvende studenten die zich aanbieden om een aanvraag tot inschrijving in te dienen voor een van de cursussen bedoeld bij artikel 3 ten laatste de laatste werkdag die voorafgaat aan de 2de september voor het academiejaar, indien het aantal dergelijke studenten het bij artikel 4, tweede lid, bedoeld aantal NR overschrijdt, wordt de prioriteitsorde onder deze studenten door loting bepaald. Deze loting geschiedt onverwijld onder het toezicht van een gerechtsdeurwaarder. Alle studenten die een dergelijke aanvraag hebben ingediend, krijgen een ordenummer op naam dat onoverdraagbaar is.

Iedere niet-verblijvende student kan voor de 2de september voorafgaand aan het academiejaar enkel één aanvraag om inschrijving indienen voor alle cursussen bedoeld bij de artikelen 3 en 7. De student die deze bepaling schendt, zal uitgesloten zijn van de inrichting voor hoger onderwijs waar hij toegelaten zou zijn voor een van de cursussen bedoeld bij de artikelen 3 of 7.

Ingeval de inschrijving geweigerd wordt met toepassing van het tweede lid van dit artikel of van artikel 4, wordt artikel 47, § 2, tweede lid en derde lid, van toepassing. HOOFDSTUK III. - Bepalingen met betrekking tot de hogescholen

Art. 6.De overheden van de hogescholen beperken het aantal studenten die zich voor de eerste keer inschrijven in een hogeschool van de Franse Gemeenschap voor een van de cursussen bedoeld bij artikel 7, op de wijze bepaald bij artikel 8.

In afwijking daarvan, is deze beperking niet van toepassing op de studenten die zich voor de eerste keer inschrijven in de cursus bedoeld bij artikel 7, 5°, indien ze ingeschreven waren tijdens een vorig academiejaar in een universiteit voor de cursus bedoeld bij artikel 3, 1°.

Art. 7.De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op de cursussen die tot de volgende academische graden leiden : 1° Bachelor - Vroedvrouw;2° Bachelor ergotherapie;3° Bachelor logopedie;4° Bachelor podologie - podotherapie;5° Bachelor kinesitherapie;6° Bachelor audiologie;7° Opvoeder gespecialiseerd in de psycho-opvoedende begeleiding.

Art. 8.Voor iedere hogeschool en voor iedere cursus bedoeld bij artikel 7, wordt een aantal T bepaald gelijk aan het totaal aantal studenten die zich inschrijven voor de eerste keer voor de betrokken cursus en die in aanmerking genomen worden voor de financiering, alsook een aantal NR gelijk aan het aantal studenten die zich inschrijven voor de eerste keer in de betrokken cursus en die niet in aanmerking genomen worden als verblijvende studenten in de zin van artikel 1.

Wanneer de verhouding tussen het aantal NR, enerzijds, en het aantal T van het vorig academiejaar, anderzijds, een percentage P bereikt, weigert de overheid van de hogescholen de bijkomende inschrijving van studenten die nooit ingeschreven waren voor de betrokken cursus en die niet in aanmerking worden genomen als verblijvende studenten in de zin van artikel 1.

De P bedoeld bij het vorig lid wordt op 30 % vastgesteld. Wanneer voor een academiejaar, het deel van de studenten die hun studies voortzetten elders dan in het land waar ze hun diploma van secundaire studies behaalden, gemiddeld 10 % in het geheel van de inrichtingen voor hoger onderwijs van de Europese Unie echter overschrijdt, is de P, voor het volgend academiejaar, gelijk aan dit percentage vermenigvuldigd met drie.

Art. 9.In afwijking van artikel 26, § 1, van het decreet van 5 augustus 1995 houdende de algemene organisatie van het hoger onderwijs in hogescholen, dienen de studenten die niet in aanmerking worden genomen als verblijvende studenten in de zin van artikel 1 hun aanvraag om inschrijving voor een van de cursussen bedoeld bij artikel 7 in ten vroegste de derde werkdag voor de 2 september voorafgaand aan het betrokken academiejaar. De overheid van de hogescholen neemt prioritair de inschrijving aan van de studenten die het bewijs leveren dat ze aan alle toelatingsvoorwaarden voldoen voor deze cursussen, met inachtneming van de orde van de indiening van dit bewijs. Op straffe van verval, wordt de student ertoe gehouden zijn inschrijving te bevestigen volgens de nadere regels bepaald door de overheid van de hogescholen en die hem ter kennis gebracht worden bij de indiening van zijn aanvraag.

Voor de toepassing van deze bepaling, wordt gelijkgesteld met de student die het bewijs levert dat hij aan alle toelatingsvoorwaarden voldoet, de student die bewijst dat hij voor de 15de juli die voorafgaat aan het academiejaar een aanvraag tot gelijkwaardigheidsverklaring van zijn bekwaamheidsbewijs hoger secundair onderwijs heeft ingediend, alsook het bewijs dat hij de kosten heeft uitbetaald voor het onderzoek van deze aanvraag, voor zover dat zijn aanvraag om inschrijving vergezeld gaat van een afschrift van het bekwaamheidsbewijs waarvoor hij een gelijkswaardigheidsverklaring aanvraagt. De overheid van de hogescholen kan echter de inschrijving van de student weigeren indien het aangeboden bekwaamheidsbewijs niet gelijkwaardig verklaard wordt met een getuigschrift hoger secundair onderwijs.

Van elke aanvraag om inschrijving ingediend vanaf de 2de september die voorafgaat aan het academiejaar overeenkomstig het eerste lid wordt akte genomen in het register waar er geen stukken opengelaten wordt en waar er geen interlinie voorkomt. Vermeld worden, tegenover het ordenummer, de naam van de student, de datum en het uur van de aanvraag om inschrijving en, desnoods, de reden van de weigering tot inschrijving. Er wordt een attest aan de student uitgereikt wanneer hij zijn aanvraag indient. Dit attest bevat het ordenummer, de datum en het uur van de aanvraag om inschrijving.

In afwijking van het eerste lid, voor de niet-verblijvende studenten die zich aanbieden om een aanvraag tot inschrijving in te dienen voor een van de cursussen bedoeld bij artikel 7 ten laatste de laatste werkdag die voorafgaat aan de 2de september voor het academiejaar, indien het aantal dergelijke studenten het bij artikel 8, tweede lid, bedoeld aantal NR overschrijdt, wordt de prioriteitsorde onder deze studenten door loting bepaald. Deze loting geschiedt onverwijld onder het toezicht van een gerechtsdeurwaarder. Alle studenten die een dergelijke aanvraag hebben ingediend, krijgen een ordenummer op naam dat onoverdraagbaar is.

Iedere niet-verblijvende student kan voor de 2de september voorafgaand aan het academiejaar enkel één aanvraag om inschrijving indienen voor alle cursussen bedoeld bij de artikelen 3 en 7. De student die deze bepaling schendt, zal uitgesloten van de inrichting voor hoger onderwijs waar hij toegelaten zou zijn voor een van de cursussen bedoeld bij de artikelen 3 of 7.

Ingeval de inschrijving geweigerd wordt met toepassing van het tweede lid van dit artikel of van artikel 8, wordt artikel 26, §§ 3 en 4 van hetzelfde decreet van toepassing. HOOFDSTUK IV. - Bepalingen met betrekking tot het toezicht

Art. 10.De commissarissen en de afgevaardigden van de Regering bij de Universiteiten, alsook de commissarissen bij de hogescholen, worden specifiek belast met de naleving van de bepalingen van dit decreet.

Wanneer de commissaris of de afgevaardigde vaststelt dat een student ingeschreven werd als verblijvende student terwijl hij de voorwaarden bepaald bij artikel 1 niet in acht nam, maar toch aan de andere voorwaarden inzake toelating voldeed, verliest deze student zijn hoedanigheid van regelmatig ingeschreven student indien, voor de betrokken inrichting, de verhouding tussen het aantal NR, enerzijds, en het aantal T van het vorig academiejaar, anderzijds, het percentage P bereikt. Als de inschrijving van deze student als verblijvende student niettemin uit een administratieve fout voortvloeit die hem niet geweten kan worden, wordt zijn inschrijving als regelmatig beschouwd alhoewel hij niet in aanmerking zal komen voor de financiering voor alle studiejaren die tot de graad leiden waarvoor hij zich ingeschreven heeft, wat de inrichting waar hij zijn studies volbrengt ook is.

Wanneer, als gevolg van een beroep ingesteld door een student die niet als verblijvende student in de zin van artikel 1 wordt beschouwd, overeenkomstig, naargelang het geval, artikel 47, § 2, van het bovenvermelde decreet van 31 maart 2004, of artikel 26, § 4, van het bovenvermelde decreet van 5 augustus 1995, de weigering tot inschrijving nietig verklaard wordt, wordt de student als ingeschreven beschouwd. Niettemin, als, voor de betrokken inrichting, de verhouding tussen het aantal NR, enerzijds, en het aantal T van het vorig academiejaar, anderzijds, het percentage P heeft bereikt, wordt de student niet in aanmerking genomen voor de financiering voor alle studiesjaren die leiden tot de graad waarvoor hij ingeschreven is, wat de inrichting waar hij zijn studies volbrengt ook is. HOOFDSTUK V. - Overgangs- en wijzigingsbepalingen

Art. 11.De kost van de wedden van de leden van het onderwijzend personeel die, op 1 januari 2006, vastbenoemd of definitief aangeworven zijn voor een hoofdambt naar verhouding van minstens 80 % van hun opdracht voor de cursussen die leiden tot de graden bedoeld bij artikel 7 of tot de graad van Master in de kinesitherapie, en die terbeschikking worden gesteld wegens ontstentenis van betrekking vanaf 1 september 2006 en ten laatste op 1 september 2010, overeenkomstig artikel 27, § 2, van het decreet van 25 juli 1996 betreffende de opdrachten en betrekkingen in de door de Franse Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde Hogescholen, wordt toegevoegd aan het bedrag bedoeld bij artikel 11, eerste lid, 2°, van het decreet van 9 september 1996 betreffende de financiering van de door de Franse Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde Hogescholen.

Voor de personeelsleden bedoeld bij het eerste lid, in afwijking, worden de woorden "vanaf het derde academiejaar" bedoeld bij het vijfde lid van artikel 27, § 2, van het decreet van 25 juli 1996 vermeld in het eerste lid, vervangen door de woorden "vanaf het vierde academiejaar".

Art. 12.Gedurende het academiejaar 2006-2007 kunnen de leden van het onderwijzend personeel die tijdelijk aangeworven zijn en die een anciënniteit van minstens twee jaar genieten in de afdelingen die de opleidingen bedoeld bij artikel 7 inrichten, niet afgedankt worden als gevolg van een reductie van de personeelsformatie in deze afdelingen.

Ze kunnen enkel afgedankt worden als gevolg van een reductie van de personeelsformatie in de andere afdelingen van de hogeschool indien deze een vermindering van hun aantal studenten meemaken.

Art. 13.Artikel 11, eerste lid, 2°, van het decreet van 9 september 1996 betreffende de financiering van de door de Franse Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde Hogescholen, gewijzigd bij de decreten van 30 juni en 17 juli 1998, wordt aangevuld als volgt : « of artikel 11 van het decreet van 16 juni 2006 tot regeling van het aantal studenten in sommige cursussen van de eerste cyclus van het hoger onderwijs;".

Art. 14.Artikel 17 van hetzelfde decreet wordt aangevuld met de volgende leden : « In de afdelingen die de opleidingen bedoeld bij artikel 7 van het decreet van 16 juni 2006 tot regeling van het aantal studenten in sommige cursussen van de eerste cyclus van het hoger onderwijs inrichten, wordt het aantal studenten die in aanmerking komen voor de financiering vermeerderd, voor de berekening van het aantal studenten overeenkomstig het tweede lid, met het verschil tussen het aantal studenten die in aanmerking komen voor de financiering tijdens het in aanmerking genomen jaar, vermenigvuldigd met een coëfficiënt van 0,95.

Dit verschil wordt ook toegevoegd aan het aantal studenten die in aanmerking komen voor de financiering van de volgende drie jaren na vermenigvuldigd te zijn geweest met een coëfficiënt van respectief 0,75, 0,50 en 0,25.

Het derde lid is van toepassing op de berekening van de opdrachteenheden van een hogeschool voor de begrotingsjaren 2008 tot 2017 en voorzover dat : 1° het verschil bedoeld bij dat lid positief is;2° de overheid van de hogescholen bij de Regering, tegen ten laatste 1 september 2007, een begeleidingsplan indient voor het personeel, dat het resultaat is van sociaal overleg. De Regering stelt de nadere regels vast voor het sociaal overleg bedoeld bij het derde lid, 2°. Dat plan zal gewijzigd kunnen worden mits inachtneming van dezelfde nadere regels. ". HOOFDSTUK VI. - Slotbepaling

Art. 15.Dit decreet treedt in werking voor het academiejaar 2006-2007, met uitzondering van artikel 14 dat in werking treedt voor het begrotingsjaar 2008.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 16 juni 2006.

De Minister-Presidente, Belast met het Leerplichtonderwijs en het Onderwijs voor sociale promotie, Mevr. M. ARENA De Vice-Presidente, Minister van Hoger Onderwijs, Wetenschappelijk Onderzoek en Internationale Betrekkingen, Mevr. M.-D. SIMONET De Vice-President, Minister van Begroting en Financiën, M. DAERDEN De Minister van Ambtenarenzaken en Sport, C. EERDEKENS De Minister van Cultuur, de Audiovisuele Sector en Jeugd, Mevr. F. LAANAN De Minister van Kinderwelzijn, Hulpverlening aan de Jeugd en Gezondheid, Mevr. C. FONCK _______ Nota (1) Zitting 2005-2006 Stukken van de Raad.- Ontwerp van decreet, nr. 263-1 - Commissieamendementen, nr. 263-2 - Verslag, nr. 263-3 Vergaderingsmendementen, nr. 263-4.

Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. Vergadering van dinsdag 13 juni 2006.

^