Etaamb.openjustice.be
Decreet van 18 december 2015
gepubliceerd op 29 december 2015

Decreet houdende diverse bepalingen inzake omgeving, natuur en landbouw en energie

bron
vlaamse overheid
numac
2015036643
pub.
29/12/2015
prom.
18/12/2015
ELI
eli/decreet/2015/12/18/2015036643/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

18 DECEMBER 2015. - Decreet houdende diverse bepalingen inzake omgeving, natuur en landbouw en energie (1)


Het VLAAMS PARLEMENT heeft aangenomen en Wij, REGERING, bekrachtigen hetgeen volgt: Decreet houdende diverse bepalingen inzake omgeving, natuur en landbouw en energie HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling

Artikel 1.Dit decreet regelt een gewestaangelegenheid. HOOFDSTUK 2. - Wet betreffende de economische reglementering van de prijzen

Art. 2.Aan artikel 2, § 1, van de wet 22 januari 1945 betreffende de economische reglementering en de prijzen, hernummerd bij de wet van 23 december 1969, wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Het bepalen van maximumprijzen voor water bestemd voor menselijke aanwending wordt geregeld in artikel 12bis van het decreet van 24 mei 2002 betreffende water bestemd voor menselijke aanwending.". HOOFDSTUK 3. - Wet op de riviervisserij

Art. 3.Artikel 22 van de wet van 1 juli 1954 op de riviervisserij, vervangen bij het decreet van 30 april 2009, wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 22.Het is verboden om in stromen, rivieren of kanalen, of in delen ervan stoffen te werpen met als bedoeling de vissen te bedwelmen, of te doden.". HOOFDSTUK 4. - Wet betreffende de wateringen

Art. 4.Aan artikel 1 van de wet van 5 juli 1956 betreffende de wateringen, vervangen bij het decreet van 18 juli 2003, worden de woorden "en van de bekkenspecifieke delen van het stroomgebiedbeheerplan" toegevoegd. HOOFDSTUK 5. - Wet betreffende de polders

Art. 5.Aan artikel 1 van de wet van 3 juni 1957 betreffende de polders, vervangen bij het decreet van 18 juli 2003, worden de woorden "en van de bekkenspecifieke delen van het stroomgebiedbeheerplan" toegevoegd. HOOFDSTUK 6. - Veldwetboek

Art. 6.Aan artikel 35bis, § 5, van het Veldwetboek van 7 oktober 1886, ingevoegd bij wet van 8 april 1969, wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "De bepalingen van het eerste lid zijn niet van toepassing op systemen voor grondgebruik waarbij de teelt van bomen wordt gecombineerd met landbouw op dezelfde grond, toegepast op een perceel landbouwgrond als vermeld in artikel 2, 12°, van het decreet van 22 december 2006 houdende inrichting van een gemeenschappelijke identificatie van landbouwer, exploitatie en landbouwgrond in het kader van het meststoffenbeleid en van het landbouwbeleid.". HOOFDSTUK 7. - Wet op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging

Art. 7.In artikel 35bis, § 5, van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging, ingevoegd bij het decreet van 21 december 2001, wordt de zinsnede "conform het decreet van 22 februari 1995 betreffende de bodemsanering." vervangen door de zinsnede "conform het decreet van 22 februari 1995 betreffende de bodemsanering of het Bodemdecreet van 27 oktober 2006.". HOOFDSTUK 8. - Wet houdende bijzondere maatregelen inzake ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van de wet bij de uitvoering van grote infrastructuurwerken

Art. 8.In artikel 3, tweede lid, van de wet van 12 juli 1976 houdende bijzondere maatregelen inzake ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van de wet bij de uitvoering van grote infrastructuurwerken, gewijzigd bij het decreet van 20 april 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het woord "acht" wordt vervangen door het woord "tien";2° er worden een achtste en een negende streepje toegevoegd, die luiden als volgt: "- een lid op de voordracht van de Vlaamse minister, bevoegd voor het onroerend erfgoed; - een lid op de voordracht van de Vlaamse minister, bevoegd voor de landinrichting en het natuurbehoud.". HOOFDSTUK 9. - Decreet houdende maatregelen inzake grondwaterbeheer

Art. 9.In artikel 28ter, § 2, 9°, van het decreet van 24 januari 1984 houdende maatregelen inzake het grondwaterbeheer, ingevoegd bij het decreet van 19 december 1997 en vervangen bij het decreet van 22 december 1999, wordt de zinsnede "overeenkomstig het decreet van 22 februari 1995 betreffende de bodemsanering." vervangen door de zinsnede "conform het decreet van 22 februari 1995 betreffende de bodemsanering of het Bodemdecreet van 27 oktober 2006.".

Art. 10.In artikel 28quater van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 20 december 1996, vervangen bij het decreet van 22 december 1999 en het laatst gewijzigd bij het decreet van 28 februari 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, 2°, a) en b), wordt de zinsnede "Qgwp=gemeten gewonnen volume grondwater per grondwaterput (in m®);" telkens vervangen door de zinsnede "Qgwp = gewonnen volume grondwater per grondwaterput (in m®);"; 2° in de inleidende zin van paragraaf 2 wordt het woord "opgepompt" vervangen door het woord "gewonnen";3° in paragraaf 2, eerste lid, wordt punt 2° vervangen door wat volgt: "2° als de opgenomen hoeveelheid grondwater niet gemeten is aan de hand van een continue debietmeting als vermeld in punt 1° wordt onweerlegbaar vermoed dat deze hoeveelheid gelijk is aan: a) als de grondwaterwinning op het ogenblik waarop het grondwater in het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar wordt gewonnen met toepassing van dit decreet of conform de bepalingen van het VLAREM of van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning is vergund: 1) als in de vergunning een hoeveelheid op jaarbasis is vermeld: deze hoeveelheid;2) als in de vergunning alleen een hoeveelheid op dagbasis is vermeld: i) deze hoeveelheid op dagbasis vermenigvuldigd met het reële aantal dagen dat de grondwaterwinning in gebruik is geweest in geval van seizoensgebonden activiteiten of activiteiten van beperkte duur; ii) deze hoeveelheid op dagbasis vermenigvuldigd met 225 in de andere gevallen; b) als de grondwaterwinning op het ogenblik waarop het grondwater in het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar wordt gewonnen niet met toepassing van dit decreet of conform de bepalingen van het VLAREM of van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning is vergund of als er in de vergunning geen toegelaten hoeveelheid is vermeld: de som van de maximale nominale capaciteit van de pompen, uitgedrukt in m® per uur en vermenigvuldigd met T.Daarbij is: 1) - voor seizoensgebonden irrigatie in open lucht voor land- en tuinbouw in hoofdactiviteit: T = 200; - voor andere seizoensgebonden activiteiten of activiteiten van beperkte duur: T = 10 x het reële aantal dagen dat de grondwaterwinning in gebruik geweest is; 2) in de overige gevallen: T = 2.000;".

Art. 11.Aan de bijlage bij hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 19 december 1997 en vervangen bij het decreet van 18 december 2009, wordt de volgende zin toegevoegd: "De gebiedsfactor is in de overige zones gelijk aan de gebiedsfactor van codegebied 0100.". HOOFDSTUK 1 0. - Decreet betreffende de milieuvergunning

Art. 12.In artikel 45ter van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, ingevoegd bij het decreet van 9 mei 2014, worden volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, eerste lid, wordt de datum "1 januari 2019" vervangen door de datum "31 december 2016";2° paragraaf 2 wordt vervangen door wat volgt: " § 2.De vergunningstermijn van een milieuvergunning verleend voor de exploitatie van een inrichting met een stikstofdepositie, die verstrijkt voor 31 december 2018, wordt in afwijking van paragraaf 1 en artikel 18, § 2, 43 en 44, verlengd tot uiterlijk 31 december 2019, als voldaan wordt aan de bepalingen, vermeld in paragraaf 3.

In het eerste lid wordt verstaan onder inrichting met een stikstofdepositie: een inrichting waarvan de stikstofdepositie volgens de depositiescan een risico inhoudt op een betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van een speciale beschermingszone als vermeld in artikel 2, 43°, van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu.

Deze depositiescan, zoals aanvaard door de Vlaamse Regering, geeft als onderdeel van de online-voortoets aan of er een risico is op een betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van de speciale beschermingszones, vermeld in artikel 2, 43°, van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu voor wat betreft de gevolgen van stikstofneerslag via de lucht onder vorm van verzuring en vermesting in de betrokken speciale beschermingszone. In dit artikel wordt verstaan onder de online-voortoets: een via het internet beschikbaar gesteld instrument dat op een gestandaardiseerde en geautomatiseerde wijze een berekening maakt van de milieudruk vanuit een voorgenomen vergunningsplichtige activiteit en deze milieudruk onder vorm van mathematische grootheden uitzet ten opzichte van de gevoeligheid van de habitats en soorten waarvoor instandhoudingsdoelstellingen voor de betreffende speciale beschermingszone zijn vastgesteld volgens artikel 36ter, § 1, van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu. De online-voortoets levert een rapport af waarin de ingevoerde gegevens en de beoordeling van het hierboven vermelde risico vermeld worden.

Dit gebeurt in termen van het al dan niet uitsluiten van een betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van de speciale beschermingszone, met name in de zone waar het voor de berekende milieudruk gevoelige habitat of leefgebied van een soort voorkomt, of gecreëerd wordt of tot doel kan worden gesteld overeenkomstig de daartoe in het kader van de instandhoudingsdoelstellingen toe te passen zoekzone. De toetsing gebeurt vanuit de locatie van de voorgenomen vergunningsplichtige activiteit."; 3° er worden een paragraaf 3 en paragraaf 4 toegevoegd, die luiden als volgt: `` § 3.Voor de verlenging van de vergunning, vermeld in paragraaf 2, moet de vergunninghouder voor het verstrijken van de vergunningstermijn een verzoek indienen bij de bevoegde vergunningverlenende overheid.

De bevoegde vergunningverlenende overheid neemt akte van het verzoek als aan de toepassingsvoorwaarden vermeld in paragraaf 2 en 3 is voldaan.

De aktename geldt als bevestiging dat de milieuvergunning is verlengd conform paragraaf 2. Tegen die akte kan geen administratief beroep worden ingediend als aan de toepassingsvoorwaarden vermeld in paragraaf 2 en 3 is voldaan.

Het ingediende verzoek bevat het rapport van de uitgevoerde depositiescan op datum van het indienen van het verzoek, met daarin minstens vermeld, de ingevoerde gegevens en het eindresultaat van deze depositiescan. De invoer van de gegevens is in overeenstemming met de milieuvergunning vigerend op datum van het indienen van het verzoek. § 4. Deze bepalingen laten het verval van de vergunning, vermeld in artikel 28, onverkort bestaan.". HOOFDSTUK 1 1. - Decreet houdende de oprichting van de Vlaamse Landmaatschappij

Art. 13.In artikel 18 van het decreet van 21 december 1988 houdende oprichting van de Vlaamse Landmaatschappij, vervangen bij het decreet van 7 mei 2004 en gewijzigd bij de decreten van 21 april 2006, 23 december 2010 en 1 maart 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° paragraaf 1, derde lid, wordt opgeheven;2° paragraaf 4 wordt opgeheven. HOOFDSTUK 1 2. - Bosdecreet

Art. 14.In het Bosdecreet van 13 juni 1990 wordt een nieuw artikel 90ter ingevoegd, dat luidt als volgt: "

Art. 90ter.§ 1. De Vlaamse Regering is belast met het opmaken van een kaart op perceelsniveau van de meest kwetsbare waardevolle bossen, niet gelegen in een zone sorterend binnen de categorie van gebiedsaanduiding "bos", "parkgebied" of "reservaat en natuur", zoals aangewezen op de plannen van aanleg of ruimtelijke uitvoeringsplannen.

De meest kwetsbare waardevolle bossen worden geïdentificeerd aan de hand van een multicriteria-analyse op basis van de volgende criteria: 1° oppervlakte;2° biologische waarde;3° historiek van het bos;4° ligging ten opzichte van ruimtelijke structuren inzake bos en natuur;5° weging ten opzichte van de basiskaart van de inventaris van potentieel waardevolle bossen in Vlaanderen, uitgevoerd door het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek. Bossen waarvoor de gehele of gedeeltelijke ontbossing reeds beleidsmatig werd beslist door middel van definitief van kracht zijnde en niet vervallen beslissingen, genomen voor 18 december 2015, worden niet opgenomen op de kaart van de meest kwetsbare waardevolle bossen.

De Vlaamse Regering bepaalt nadere regels voor de technische invulling van de criteria en de multicriteria-analyse vermeld in het tweede lid. § 2. De Vlaamse Regering stelt de ontwerpkaart van meest kwetsbare waardevolle bossen, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, voorlopig vast en onderwerpt de ontwerpkaart aan een openbaar onderzoek dat binnen 60 dagen na de voorlopige vaststelling wordt aangekondigd door aanplakking in elke gemeente waarop het ontwerpplan geheel of gedeeltelijk betrekking heeft, door een bericht in het Belgisch Staatsblad en in ten minste drie dagbladen die in het gewest worden verspreid.

Deze aankondiging vermeldt minstens: 1° de gemeenten waarop de ontwerpkaart betrekking heeft;2° de wijze waarop de ontwerpkaart kan worden ingekeken;3° de begin- en einddatum van het openbaar onderzoek;4° het adres waar de opmerkingen, vermeld in paragraaf 4, dienen toe te komen. De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen rond de organisatie van het openbaar onderzoek. § 3. Na de aankondiging wordt de ontwerpkaart gedurende 60 dagen ter inzage gelegd in het gemeentehuis van elke betrokken gemeente. § 4. De opmerkingen worden uiterlijk de laatste dag van de termijn van het openbaar onderzoek aan de Vlaamse Regering toegezonden bij een ter post aangetekende brief of afgegeven tegen ontvangstbewijs. De opmerkingen kunnen enkel betrekking hebben op het feit of een voorlopig aangeduid kwetsbaar waardevol bos al dan niet voldoet aan de criteria zoals vermeld in paragraaf 1. § 5. De Vlaamse Regering stelt na het openbaar onderzoek de kaart van de meest kwetsbare waardevolle bossen, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, definitief vast. Bij de definitieve vaststelling kunnen ten opzichte van de voorlopig vastgestelde ontwerpkaart slechts wijzigingen worden aangebracht, die gebaseerd zijn op of voortvloeien uit de tijdens het openbaar onderzoek geformuleerde opmerkingen.

Het besluit houdende definitieve vaststelling wordt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekend gemaakt. § 6. In afwijking van artikel 90bis is ontbossing van de meest kwetsbare waardevolle bossen die voorlopig of definitief zijn vastgesteld overeenkomstig paragraaf 2 of 5 verboden. § 7. In afwijking van paragraaf 6 kan een vergunning voor de gehele of gedeeltelijke ontbossing van de meest kwetsbare waardevolle bossen, zoals aangeduid op de kaart bedoeld in paragraaf 2 of 5, enkel verleend worden na voorafgaand besluit van de Vlaamse Regering, ongeacht de bestemming op de plannen van aanleg of de ruimtelijke uitvoeringsplannen.

Indien een in het eerste lid vermeld besluit wordt genomen, dan zijn wat betreft het bos of bosgedeelte waarvoor het verbod niet langer van toepassing is de bepalingen van artikel 90bis, § 1, tweede lid, en § 2 tot en met § 7, van overeenkomstige toepassing.

Diegene die in aanmerking wenst te komen voor een vergunning voor de gehele of gedeeltelijke ontbossing van de meest kwetsbare waardevolle bossen, zoals aangeduid op de kaart, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, dient hiertoe een gemotiveerd verzoek in bij de Vlaamse Regering.

Het verzoek tot afwijking dient een compensatievoorstel te bevatten zoals bedoeld in artikel 90bis, § 5.

De Vlaamse Regering beslist na advies van het Agentschap en een integrale en geïntegreerde afweging om af te wijken van het verbod op ontbossing. De Vlaamse Regering houdt hierbij minstens rekening met de volgende elementen: 1° de doelstellingen vermeld in artikel 1.1.4 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening; 2° de ecologische en de ruimtelijk-maatschappelijke context. Het verbod als vermeld in paragraaf 6 wordt van rechtswege opgeheven door een besluit tot definitieve vaststelling van een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan dat betrekking heeft op bossen opgenomen op de kaart zoals vermeld in paragrafen 1 tot en met 5.

Indien de Vlaamse Regering besluit dat geen afwijking kan toegestaan worden van het verbod tot ontbossing, is de Vlaamse Regering ertoe verplicht om binnen twee jaar, te rekenen vanaf dat besluit, een ontwerp van ruimtelijk uitvoeringsplan voorlopig vast te stellen voor het betrokken boscomplex.

De Vlaamse Regering bepaalt de nadere formele en procedurele regels voor de toepassing van deze paragraaf.''. HOOFDSTUK 1 3. - Jachtdecreet

Art. 15.In artikel 7, tweede en vierde lid, van het Jachtdecreet van 24 juli 1991, vervangen bij het decreet van 30 april 2009 en gewijzigd bij het decreet van 3 juli 2015, worden de woorden "de arrondissementscommissaris of" opgeheven.

Art. 16.In artikel 22 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 30 april 2009 en 28 februari 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het tweede lid wordt aan het eerste streepje de volgende zinsnede toegevoegd: "of, in geval dat het doden gebeurt met vuurwapens, door personen die in het bezit zijn van een jachtverlof";2° in het tweede lid wordt de zinsnede ", eventueel zonder jachtverlof op voorwaarde dat de eigenaar of de grondgebruiker een verzekering tegen burgerlijke aansprakelijkheid heeft afgesloten, waarvan de waarborg gelijk is aan de waarborg opgelegd door de reglementering inzake de verplichte aansprakelijkheidsverzekering voor het verkrijgen van een jachtverlof" opgeheven; 3° in het tweede lid wordt de zin "De gebruikte vuurwapens moeten voldoen aan dezelfde voorschriften als de voorschriften opgelegd voor de wapens gebruikt voor de jacht op grond van artikel 21 van dit decreet;" opgeheven; 4° het derde lid wordt opgeheven.

Art. 17.In artikel 23 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 30 april 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het eerste en tweede lid worden opgeheven;2° in het zesde lid worden de woorden "wilde konijnen" en het woord "konijnen" vervangen door het woord "wild".

Art. 18.In artikel 26 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 30 april 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het eerste lid wordt vervangen door wat volgt: "In het gehele of een gedeelte van het grondgebied van het Gewest is het verboden wild levend of dood te vervoeren of in de handel te brengen.Op dat verbod gelden de volgende uitzonderingen: 1° wild mag worden vervoerd of verhandeld vanaf de opening van de jacht op dit wild tot en met de tiende dag die volgt op de sluiting ervan;2° wild mag worden vervoerd als het gaat om specimens die het voorwerp zijn geweest van bestrijding als vermeld in artikel 22; 3° wild mag worden vervoerd als het gaat om specimens die het voorwerp zijn geweest van een afwijking met toepassing van artikel 33."; 2° in het zesde lid worden de woorden "handelaars of trafikanten" vervangen door de zinsnede "de voormelde handelaars, traiteurs en restaurateurs".

Art. 19.In artikel 31, eerste lid, van hetzelfde decreet worden de woorden "en mits begeleid door de houder van het jachtrecht" opgeheven. HOOFDSTUK 1 4. - Decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid

Art. 20.In artikel 2.1.9 van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° paragraaf 2 wordt vervangen door wat volgt: " § 2.Het ontwerpplan wordt voor een termijn van zestig dagen aan een openbaar onderzoek onderworpen. De Vlaamse Regering brengt dit ontwerpplan met het oog op inspraak ter kennis van de bevolking."; 2° in paragraaf 3 worden de woorden "bij de colleges van burgemeester en schepenen" opgeheven;3° paragraaf 4 wordt opgeheven;4° paragraaf 5 wordt vervangen door wat volgt: " § 5.In het kader van het openbaar onderzoek wordt gedurende de in paragraaf 2 bepaalde termijn minstens één informatie- en inspraakmoment georganiseerd."; 5° in paragraaf 6 worden tussen de woorden "brengen de provincies," en de woorden "de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen" de woorden "de gemeenten," ingevoegd;6° in paragraaf 8 worden de woorden "de inspraakprocedure die" vervangen door de woorden "het openbaar onderzoek dat".

Art. 21.In artikel 2.1.10 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 wordt de zinsnede "artikel 2.1.9, § 4" vervangen door de zinsnede "artikel 2.1.9, § 6, en 2.1.9, § 7" en wordt de zinsnede "artikel 2.1.9, § 4 en § 6" vervangen door de zinsnede "artikel 2.1.9, § 3, § 6 en § 7"; 2° in paragraaf 4 wordt de zinsnede "en ligt ter inzage bij de provincies en de gemeenten" opgeheven.

Art. 22.Artikel 4.1.1, § 1, 13°, a), van het DABM, ingevoegd bij het decreet van 18 december 2002 en gewijzigd bij het decreet van 12 december 2008, wordt vervangen door wat volgt: "a) voor wat de verplichtingen inzake de ruimtelijke uitvoeringsplannen betreft waarbij het ruimtelijk uitvoeringsplan het kader vormt voor één of meerdere projecten van één of meerdere privaat- of publiekrechtelijke natuurlijke of rechtspersonen: de overheid die het initiatief neemt tot opmaak van een ruimtelijk uitvoeringsplan overeenkomstig artikelen 41, 44 en 48 van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, tenzij deze privaat- of publiekrechtelijke natuurlijke of rechtsperso(o)n(en) een schriftelijk verzoek tot overname van deze verplichtingen indient of indienen bij de overheid die het initiatief neemt tot opmaak van een ruimtelijk uitvoeringsplan overeenkomstig artikelen 41, 44 en 48 van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening en deze overheid het verzoek inwilligt. De Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen met betrekking tot het aanvraagdossier, de procedure en de modaliteiten van het verzoek tot overname verplichtingen inzake ruimtelijke uitvoeringsplannen; voor wat de verplichtingen betreft inzake de ruimtelijke uitvoeringsplannen andere dan deze die hierboven vermeld worden: de overheid die het initiatief neemt tot opmaak van een ruimtelijk uitvoeringsplan overeenkomstig artikelen 41, 44 en 48 van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening;".

Art. 23.In artikel 4.3.3 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 2 worden de zinnen "In de gevallen, vermeld in artikel 4.3.2, § 2bis en § 3bis, waarvoor een project-m.e.r.-screeningsnota werd opgesteld, neemt de overheid die beslist over de ontvankelijkheid en volledigheid van de vergunningsaanvraag, een beslissing of er een project-MER moet worden opgesteld. Zij doet dat op het ogenblik van en als onderdeel van de beslissing over de ontvankelijkheid en volledigheid van de vergunningsaanvraag." vervangen door de zinnen "In de gevallen, vermeld in artikel 4.3.2, § 2bis en § 3bis, waarvoor een project-m.e.r.-screeningsnota werd opgesteld, neemt de overheid die beslist over de ontvankelijkheid en volledigheid van de vergunningsaanvraag of de overheid bevoegd voor de vraag tot omzetting krachtens artikel 390 van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, een beslissing of er een project-MER moet worden opgesteld. Zij doet dat op het ogenblik van en als onderdeel van de beslissing over de ontvankelijkheid en volledigheid van de vergunningsaanvraag respectievelijk op het ogenblik van het onderzoek van de vraag tot omzetting."; 2° aan paragraaf 8 wordt de zinsnede "of bij het meldingsformulier vermeld in artikel 390 van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning." toegevoegd.

Art. 24.Artikel 4.3.8, § 1, tweede lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 18 december 2002 en vervangen bij het decreet van 25 april 2014, wordt vervangen door wat volgt: "De initiatiefnemer kan voorafgaand aan het indienen van de vergunningsaanvraag bij de overheid, vermeld in het eerste lid, aan de administratie vragen om overeenkomstig artikel 15 van het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur, bepaalde delen uit het project-MER aan het openbaar onderzoek binnen de vergunningsprocedure te onttrekken. Hij voegt bij zijn vraag tevens het voltooide project-MER toe en duidt over welke gegevens het gaat en op welke gronden de onttrekking aan de openbaarheid moet gebeuren. De administratie maakt een belangenafweging overeenkomstig het artikel 15 in kwestie. De administratie kan de bedoelde gegevens geheel of gedeeltelijk aan de openbaarheid onttrekken. Als ze beslist tot hele of gedeeltelijke onttrekking aan de openbaarheid van de aangeduide gegevens, moet ze de relevante gegevens opnemen in een bijlage. De bijlage bij het project-MER wordt niet ter inzage gelegd van het publiek tijdens de vergunningsprocedure.".

Art. 25.Aan artikel 4.3.9 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 18 december 2002 en gewijzigd bij het decreet van 25 april 2014, wordt een paragraaf 5 toegevoegd die luidt als volgt: " § 5. De Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen betreffende de wijze waarop de overheid die door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, verdragspartijen en/of gewesten, vermeld in artikel 4.3.4, § 2, op de hoogte wordt gebracht van een vergunningsaanvraag die al dan niet een project-MER omvat, de administratie dan wel de betrokken provincie waar de effecten zich kunnen voordoen, hiervan op de hoogte brengt en betreffende het in voorkomend geval te organiseren openbaar onderzoek.

De Vlaamse Regering kan tevens nadere regels vaststellen betreffende het verstrekken van een advies over de vergunningsaanvraag, vermeld in het eerste lid, aan de bevoegde autoriteit van de lidstaten, verdragspartijen en/of gewesten, vermeld in artikel 4.3.4, § 2.

De Vlaamse Regering kan ten slotte nadere regels vaststellen betreffende de wijze waarop de overheid die door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, verdragspartijen en/of gewesten, vermeld in artikel 4.3.4, § 2, op de hoogte wordt gebracht van een beslissing over een vergunningsaanvraag die al dan niet een project-MER omvat, de administratie dan wel de betrokken provincie waar de effecten zich kunnen voordoen, hiervan op de hoogte brengt en betreffende het in voorkomend geval ter beschikking stellen van deze beslissing aan het publiek.".

Art. 26.Artikel 4.5.7, § 1, tweede lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 18 december 2002 en vervangen bij het decreet van 25 april 2014, wordt vervangen door wat volgt: "De initiatiefnemer kan voorafgaand aan het indienen van de vergunningsaanvraag bij de overheid, vermeld in het eerste lid, aan de administratie vragen om overeenkomstig artikel 15 van het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur, bepaalde delen uit het OVR aan het openbaar onderzoek binnen de vergunningsprocedure te onttrekken. Hij voegt bij zijn vraag tevens het voltooide OVR toe en duidt over welke gegevens het gaat en op welke gronden de onttrekking aan de openbaarheid moet gebeuren. De administratie maakt een belangenafweging overeenkomstig het artikel 15 in kwestie. De administratie kan de bedoelde gegevens geheel of gedeeltelijk aan de openbaarheid onttrekken. Als ze beslist tot hele of gedeeltelijke onttrekking aan de openbaarheid van de aangeduide gegevens, moet ze de relevante gegevens opnemen in een bijlage. De bijlage bij het OVR wordt niet ter inzage gelegd van het publiek tijdens de vergunningsprocedure.".

Art. 27.Aan artikel 4.5.8 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 18 december 2002 en gewijzigd bij het decreet van 25 april 2014, wordt een paragraaf 5 toegevoegd die luidt als volgt: " § 5. De Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen betreffende de wijze waarop de overheid die door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, verdragspartijen en/of gewesten, vermeld in artikel 4.5.2, § 2, op de hoogte wordt gebracht van een vergunningsaanvraag die al dan niet een OVR omvat, de administratie dan wel de betrokken provincie waar de effecten zich kunnen voordoen, hiervan op de hoogte brengt en betreffende het in voorkomend geval te organiseren openbaar onderzoek.

De Vlaamse Regering kan tevens nadere regels vaststellen betreffende het verstrekken van een advies over de vergunningsaanvraag, vermeld in het eerste lid, aan de bevoegde autoriteit van de lidstaten, verdragspartijen en/of gewesten, vermeld in artikel 4.5.2, § 2.

De Vlaamse Regering kan ten slotte nadere regels vaststellen betreffende de wijze waarop de overheid die door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, verdragspartijen en/of gewesten, vermeld in artikel 4.5.2, § 2, op de hoogte wordt gebracht van een beslissing over een vergunningsaanvraag die al dan niet een OVR omvat, de administratie dan wel de betrokken provincie waar de effecten zich kunnen voordoen, hiervan op de hoogte brengt en betreffende het in voorkomend geval ter beschikking stellen van deze beslissing aan het publiek.".

Art. 28.Na artikel 5.4.6 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 25 april 2014, wordt artikel 5.4.6/1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "Art. 5.4.6/1. De omzetting met het oog op de naleving van de beste beschikbare technieken, van nieuwe of bijgewerkte BBT-conclusies en van maatregelen in omzetting van Europese richtlijnen of uit de door de Vlaamse Regering goedgekeurde plannen en programma's voor wat betreft de exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten gebeurt waar mogelijk en bij voorrang door middel van algemene of sectorale milieuvoorwaarden of andere sectorale regelgeving.

Met het oog op de omzetting, vermeld in het eerste lid, stelt de Vlaamse Regering voor de betrokken overheden beleidstaken en richtlijnen vast die aanwijzen welke voorschriften en normen hetzij via algemene of sectorale milieuvoorwaarden hetzij via bijzondere milieuvoorwaarden in de omgevingsvergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit worden opgelegd.

De richtlijnen over bijzondere milieuvoorwaarden vermelden de criteria in welke gevallen het aangewezen is een gerichte evaluatie uit te voeren met het oog op de eventuele toepassing van artikel 82, eerste lid, 2°, van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning.".

Art. 29.In titel V, hoofdstuk 4, afdeling 5, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 25 april 2014, wordt een artikel 5.4.11 ingevoegd, dat luidt als volgt: "Art. 5.4.11. § 1. De milieuvoorwaarden van toepassing op een ingedeelde inrichting of activiteit worden onderworpen aan: 1° een algemene evaluatie in de gevallen en voor de aspecten die de Vlaamse Regering ter omzetting van Europese regelgeving bepaalt; 2° een gerichte evaluatie in de gevallen en voor de aspecten die de Vlaamse Regering ter omzetting van Europese regelgeving of in de richtlijnen, vermeld in artikel 5.4.6/1, derde lid, bepaalt.

Bij de uitvoering van een evaluatie, vermeld in het eerste lid, wordt nagegaan of de milieuvoorwaarden moeten worden bijgesteld en hiertoe overeenkomstig artikel 82, 2°, a), van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning bij de bevoegde overheid een verzoek moet worden ingediend. De conclusie van een evaluatie doet geen afbreuk aan de toepassing van artikel 82, 1°, 2°, b) tot en met f), van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning. § 2. De uitvoering van de algemene evaluaties, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, van GPBV-installaties als gevolg van ontwikkelingen op het gebied van beste beschikbare technieken of van de bekendmaking van nieuwe of bijgewerkte BBT-conclusies gebeurt op basis van een voortschrijdend meerjarenprogramma voor vijf opeenvolgende kalenderjaren dat door de afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning, wordt vastgesteld. Het voortschrijdend meerjarenprogramma wordt jaarlijks geactualiseerd en afgestemd op de programmatorische aanpak van de milieuhandhaving.

Het voortschrijdend meerjarenprogramma en de uitvoeringsgraad ervan worden jaarlijks openbaar gemaakt op de wijze die de Vlaamse Regering bepaalt.".

Art. 30.In artikel 10.2.3, § 1, tweede lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij decreet van 7 mei 2004 en gewijzigd bij de decreten van 24 december 2004, 23 december 2005 en 30 juni 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in punt 3° wordt punt e) vervangen door wat volgt: "e) het deelnemen aan de werkzaamheden van de bekkensecretariaten, vermeld in artikel 28 van het decreet betreffende het integraal waterbeleid, onder meer door de coördinatie van het opmaken van de stroomgebiedbeheerplannen, de bekkenvoortgangsrapporten en de wateruitvoeringsprogramma's;"; 2° punt 5° wordt opgeheven;3° in punt 10°, c), wordt de zinsnede "met uitzondering van het beheer dat overeenkomstig artikel 31, § 2, derde lid, van het decreet betreffende het integraal waterbeleid wordt overgedragen aan het waterschap" opgeheven.

Art. 31.Aan artikel 10.3.3, § 2, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 7 mei 2004 en gewijzigd bij de decreten van 25 mei 2007 en 23 december 2011, wordt een punt 13° toegevoegd, dat luidt als volgt: "13° het optreden als bevoegde autoriteit voor het Vlaamse Gewest in het kader van de Europese regelgeving betreffende de scheepsrecycling in de zin van artikel 3, lid 1, 11, van de verordening van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2013 `inzake scheepsrecycling, en tot wijziging van verordening (EG) nr. 1013/2006 en van richtlijn 2009/16/EG.".

Art. 32.In artikel 15.3.2. van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 21 december 2007 en gewijzigd bij het decreet van 28 februari 2014, worden het tweede en het derde lid opgeheven.

Art. 33.In artikel 15.8.1, eerste lid, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, ingevoegd bij het decreet van 21 december 2007 en gewijzigd bij het decreet van 28 februari 2014, wordt het getal "15.8.20" vervangen door het getal "15.8.19".

Art. 34.In hetzelfde decreet wordt een artikel 15.8.3ter ingevoegd, dat luidt als volgt: "Art. 15.8.3ter. De bevoegde instantie stelt de betrokken exploitant onverwijld in kennis van elk besluit waarbij maatregelen worden opgelegd.

Het besluit, vermeld in het eerste lid, vermeldt de precieze gronden waarop het is gebaseerd, de rechtsmiddelen die ter beschikking staan van de betrokken exploitant, en de termijnen die voor die rechtsmiddelen gelden.

De Vlaamse Regering kan nadere regels over de wijze van kennisgeving bepalen.".

Art. 35.Aan artikel 15.8.4 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 21 december 2007, wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Als de maatregelen, vermeld in het eerste lid, handelingen, inrichtingen of activiteiten omvatten die meldings- of vergunningsplichtig zijn krachtens het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning of, krachtens artikel 4.2.1 en artikel 4.2.2 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening of artikel 5.2.1 van dit decreet, geldt het besluit waarbij de preventieve maatregelen worden opgelegd of het besluit om ambtshalve preventieve maatregelen te nemen, als melding of milieuvergunning, als stedenbouwkundige melding of -vergunning respectievelijk als melding of omgevingsvergunning.".

Art. 36.Aan artikel 15.8.6 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 21 december 2007, worden een tweede en een derde lid toegevoegd, die luiden als volgt: "Als de maatregelen, vermeld in het eerste lid, handelingen, inrichtingen of activiteiten omvatten die meldings- of vergunningsplichtig zijn krachtens het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, krachtens artikel 4.2.1 en artikel 4.2.2 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening of artikel 5.2.1 van dit decreet, geldt het besluit waarbij de inperkingsmaatregelen of herstelmaatregelen worden opgelegd of het besluit om ambtshalve inperkingsmaatregelen of herstelmaatregelen te nemen, als melding of milieuvergunning, als stedenbouwkundige melding of -vergunning respectievelijk als melding of omgevingsvergunning.

De Vlaamse Regering bepaalt welke instanties ter zake voorafgaandelijk advies moeten verlenen, als het herstelmaatregelen betreft.".

Art. 37.In titel XV, hoofdstuk VIII, afdeling II, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 21 december 2007, wordt het opschrift van onderafdeling IV vervangen door wat volgt: "Onderafdeling IV. Vaststelling van inperkingsmaatregelen en herstelmaatregelen".

Art. 38.In artikel 15.8.10, eerste lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 21 december 2007, worden tussen het woord "noodzakelijke" en het woord "herstelmaatregelen" de woorden "inperkingsmaatregelen en" ingevoegd.

Art. 39.Artikel 15.8.20 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 21 december 2007, wordt opgeheven.

Art. 40.In artikel 16.6.3ter van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 30 april 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid wordt punt 3° opgeheven;2° in het tweede lid wordt punt 3° opgeheven. HOOFDSTUK 1 5. - Decreet op het natuurbehoud en het natuurlijk milieu

Art. 41.In artikel 9, § 1, derde lid, 3° bis, van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, ingevoegd bij het decreet van 9 mei 2014, wordt het woord "aangewezen" vervangen door de woorden "definitief vastgesteld".

Art. 42.In artikel 9bis van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 9 mei 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° paragraaf 1 wordt vervangen door wat volgt: " § 1.Voor de bescherming van de historisch permanente graslanden, vermeld in artikel 9, § 1, derde lid, 3° bis, stelt de Vlaamse Regering, op basis van een voorstel van het Instituut, een ontwerpkaart op basis van wetenschappelijke criteria, voorlopig vast."; 2° aan paragraaf 2 worden de woorden "alsook inzake de samenstelling en de werking van de verificatiecommissie" toegevoegd;3° in paragraaf 3, tweede lid, 4°, wordt de zinsnede "paragraaf 6" vervangen door de zinsnede "paragraaf 5".

Art. 43.In artikel 16duodecies, 6°, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 9 mei 2014, wordt de zinsnede "artikel 16novies, § 1, vierde lid" vervangen door de zinsnede "artikel 16novies, § 1, vijfde lid". HOOFDSTUK 1 6. - Decreet betreffende water bestemd voor de menselijke aanwending

Art. 44.In artikel 2, 28°, 1°, van het decreet van 24 mei 2002 betreffende water bestemd voor menselijke aanwending, ingevoegd bij het decreet van 19 juli 2013, wordt de zinsnede "als vermeld in artikel 2, 3°, van de wet van 16 januari 2003 tot oprichting van een Kruispuntbank van Ondernemingen, tot modernisering van het handelsregister, tot oprichtingen van erkende ondernemingsloketten en houdende diverse bepalingen" vervangen door de zinsnede "als vermeld in artikel I.4, 1°, van het Wetboek van Economisch Recht".

Art. 45.In artikel 8, § 2, van hetzelfde decreet wordt het woord "reguleringsinstantie" vervangen door het woord "WaterRegulator".

Art. 46.In hoofdstuk V van hetzelfde decreet wordt het opschrift van afdeling 2 vervangen door wat volgt: "Afdeling 2. WaterRegulator".

Art. 47.In artikel 9 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 12 december 2008, wordt het woord "reguleringsinstantie" vervangen door het woord "WaterRegulator".

Art. 48.In artikel 11, § 3, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 12 december 2008, wordt het woord "reguleringsinstantie" telkens vervangen door het woord "WaterRegulator".

Art. 49.In artikel 12 van hetzelfde decreet wordt het woord "reguleringsinstantie" telkens vervangen door het woord "WaterRegulator".

Art. 50.In hetzelfde decreet wordt een artikel 12bis ingevoegd, dat luidt als volgt: "

Art. 12bis.§ 1. In afwijking van artikel V.2 van het Wetboek van Economisch Recht van 28 februari 2013 bepaalt de exploitant van een openbaar waterdistributienetwerk, onder toezicht van de WaterRegulator, de tarieven die gebruikt worden voor het doorrekenen van de kosten voor productie en levering van water bestemd voor menselijke consumptie aan de abonnees.

De exploitanten van een openbaar waterdistributienetwerk kunnen geen tariefverhoging toepassen of nieuwe tarieven invoeren zonder voorafgaandelijke aanvraag bij de WaterRegulator en zonder diens akkoord.

De Vlaamse Regering stelt de regels vast met betrekking tot de methode voor tariefbepaling, de inhoud en de modaliteiten van de aanvraag en de bekendmaking van tariefwijzigingen aan de abonnees. Het toezicht door de WaterRegulator, vermeld in het eerste lid, bestaat uit de controle op de correcte naleving van deze regels.

Totdat het besluit van de Vlaamse Regering, vermeld in het derde lid, in werking treedt, kunnen de exploitanten van een openbaar waterdistributienetwerk de toegepaste tarieven elk jaar (= jaar x) op 1 januari aanpassen aan de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen, basis 1988, tussen november van het aan het vorige jaar voorafgaande jaar (= x-2) en november van het vorige jaar (= x-1). § 2. De exploitant van een openbaar waterdistributienetwerk kan beroep indienen bij de Vlaamse minister, bevoegd voor leefmilieu en het waterbeleid, als hij niet akkoord gaat met de beslissing van de WaterRegulator. De Vlaamse Regering bepaalt de modaliteiten van dit beroep.".

Art. 51.In artikel 13 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 12 december 2008, wordt het woord "reguleringsinstantie" telkens vervangen door het woord "WaterRegulator".

Art. 52.In artikel 14 van hetzelfde decreet wordt het woord "reguleringsinstantie" vervangen door het woord "WaterRegulator".

Art. 53.In artikel 20 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreet van 12 december 2008, wordt het woord "reguleringsinstantie" telkens vervangen door het woord "WaterRegulator".

Art. 54.In artikel 22bis van hetzelfde decreet, ingevoegd bij decreet van 12 december 2008, wordt paragraaf 1 vervangen door wat volgt: " § 1. De ambtenaren van de Vlaamse Milieumaatschappij, daarvoor aangewezen door het hoofd van het agentschap, kunnen een administratieve geldboete opleggen voor iedere inbreuk op de bepalingen van: 1° artikel 13, § 2, aan de waterleveranciers die de gegevens of inlichtingen die opgevraagd worden in het kader van artikel 12 niet correct of tijdig aanleveren, na twee schriftelijke aanmaningen;2° artikel 12bis en zijn uitvoeringsbesluiten aan de exploitanten van een openbaar waterdistributienetwerk. Voor een eerste inbreuk wordt de administratieve boete bepaald op maximaal 0,01% van het integrale facturatiebedrag exclusief btw van het jaar waarvoor de gegevens worden opgevraagd. Voor elke volgende overtreding in datzelfde jaar wordt het percentage van de administratieve geldboete verdubbeld.". HOOFDSTUK 1 7. - Decreet betreffende het integraal waterbeleid

Art. 55.Dit hoofdstuk voorziet in de gedeeltelijke omzetting van richtlijn 2013/39/EU van het Europees Parlement en de Raad van 12 augustus 2013 tot wijziging van richtlijn 2000/60/EG en richtlijn 2008/105/EG wat betreft prioritaire stoffen op het gebied van het waterbeleid.

Art. 56.Aan artikel 3, § 2, van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, het laatst gewijzigd bij het decreet van 19 juli 2013, worden een punt 62° en 63° toegevoegd, die luiden als volgt: "62° matrix: een compartiment van het aquatische milieu, dat wil zeggen water, sediment of biota; 63° biotataxon of taxon: een specifiek aquatisch taxon met een taxonomische rang van "subphylum", "klasse" of een daaraan gelijkwaardige rang.".

Art. 57.In artikel 8, § 5, tweede lid, 4°, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij decreet van 25 mei 2007, wordt de zinsnede "artikel 27, § 2, 7° " vervangen door de zinsnede "artikel 27, § 4, 7° ".

Art. 58.Aan artikel 50ter van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 23 december 2010, word de zinsnede "en van richtlijn 2013/39/EU van het Europees Parlement en de Raad van 12 augustus 2013 tot wijziging van richtlijn 2000/60/EG en richtlijn 2008/105/EG wat betreft prioritaire stoffen op het gebied van het waterbeleid" toegevoegd.

Art. 59.In artikel 51, § 2, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 16 juli 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het tweede lid wordt punt 1° vervangen door wat volgt: "1° voor oppervlaktewater: a) minstens een goede kwantitatieve toestand; b) de goede chemische toestand ten aanzien van de vanaf 22 december 2015 herziene normen voor antraceen, gebromeerde difenylethers, fluorantheen, lood en loodverbindingen, naftaleen, nikkel en nikkelverbindingen en de polycyclische aromatische koolwaterstoffen, vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1. bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne; c) de goede ecologische toestand ten aanzien van de bestaande normen die herzien zullen worden ter uitvoering van artikel 2.3.1.3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne."; 2° er wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "De milieudoelstellingen die uiterlijk tegen 22 december 2027 moeten worden bereikt, hebben betrekking op: 1° voor oppervlaktewater: a) de goede chemische toestand ten aanzien van de nieuwe normen, van kracht vanaf 22 december 2018, voor dicofol, perfluoroctaansulfonzuur en zijn derivaten, quinoxyfen, dioxinen en dioxineachtige verbindingen, aclonifen, bifenox, cybutryne, cypermethrin, dichloorvos, hexabroomcyclododecaan, heptachloor en heptachloor-epoxide en terbutryn, vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1. bij titel II van VLAREM; b) de goede ecologische toestand ten aanzien van de nieuwe stoffen die ingevoegd zullen worden ter uitvoering van artikel 2.3.1.3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne.".

Art. 60.In artikel 66, § 1, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 16 juli 2010, wordt tussen de woorden "voor het eerst vastgesteld" en de woorden "De maatregelenprogramma's worden vervolgens" de zin "De Vlaamse Regering stelt ten aanzien van de stoffen dicofol, perfluoroctaansulfonzuur en zijn derivaten, quinoxyfen, dioxinen en dioxineachtige verbindingen, aclonifen, bifenox, cybutryne, cypermethrin, dichloorvos, hexabroom-cyclododecaan, heptachloor en heptachloor-epoxide en terbutryn, vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1. bij titel II van VLAREM, een voorlopig maatregelenprogramma vast tegen 22 december 2018." ingevoegd.

Art. 61.Aan artikel 67 van hetzelfde decreet wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "De Vlaamse Regering stelt ten aanzien van de stoffen dicofol, perfluoroctaansulfonzuur en zijn derivaten, quinoxyfen, dioxinen en dioxineachtige verbindingen, aclonifen, bifenox, cybutryne, cypermethrin, dichloorvos, hexabroom-cyclododecaan, heptachloor en heptachloor-epoxide en terbutryn, vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1 bij titel II van VLAREM, een aanvullend monitoringprogramma op tegen 22 december 2018.".

Art. 62.In bijlage I bij hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 19 juli 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° aan punt 1, 1.2, 5°, wordt een zinsnede toegevoegd, die luidt als volgt: "met bijzondere aandacht voor de stoffen antraceen, gebromeerde difenylethers, cadmium en cadmiumverbindingen, C1013-chlooralkanen, di(2ethylhexyl)ftalaat, fluorantheen, hexachloorbenzeen, hexachloorbutadieen, hexachloorcyclohexaan, lood en loodverbindingen, kwik en kwikverbindingen, pentachloorbenzeen, polycyclische aromatische koolwaterstoffen, tributyltinverbindingen, vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1. bij titel II van VLAREM en de stoffen dicofol, perfluoroctaansulfonzuur en zijn derivaten, quinoxyfen, dioxinen en dioxine-achtige verbindingen, hexabroomcyclododecaan en heptachloor en heptachloorepoxide, vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1. bij titel II van VLAREM, op basis van de programma's voor de monitoring van de watertoestand;"; 2° aan punt 3 worden een punt 3.2 en een punt 3.3 toegevoegd, die luiden als volgt: "3.2. aanvullende kaarten waarop de informatie over de chemische toestand van het oppervlaktewater van een of meer van de volgende stoffen afzonderlijk van informatie van de stoffen vermeld in artikel 3 of vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1. bij titel II van VLAREM, wordt weergegeven: a) de stoffen gebromeerde difenylethers, kwik en kwikverbindingen, polycyclische aromatische koolwaterstoffen, tributyltinverbindingen, perfluoroctaansulfonzuur en zijn derivaten, dioxinen en dioxineachtige verbindingen, hexabroomcyclododecaan en heptachloor en hepta-chloorepoxide die zich gedragen als alomtegenwoordige PBT's;b) de stoffen dicofol, perfluoroctaansulfonzuur en zijn derivaten, quinoxyfen, dioxinen en dioxineachtige verbindingen, aclonifen, bifenox, cybutryne, cypermethrin, dichloorvos, hexabroom-cyclododecaan, heptachloor en heptachloor-epoxide en terbutryn, (waarvoor vanaf 22 december 2018 nieuwe normen van kracht zijn);c) de stoffen antraceen, gebromeerde difenylethers, fluorantheen, lood en loodverbindingen, naftaleen, nikkel en nikkelverbindingen en de polycyclische aromatische koolwaterstoffen, (waarvoor vanaf 22 december 2015 herziene, strengere MKN zijn vastgesteld); 3.3. de rechtvaardiging voor de toegepaste meetfrequentie, vermeld in artikel 1quinquies, § 2, van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 april 2013 tot vaststelling van het geactualiseerde monitoringprogramma van de watertoestand ter uitvoering van artikel 67 en 69 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, als de monitoringsintervallen meer dan een jaar bedragen."; 3° aan punt 4, 4.1, wordt de volgende zin toegevoegd: "Voor de prioritaire stoffen waarvoor een milieukwaliteitsnorm voor een andere matrix dan biota toegepast wordt, of wanneer relevant, voor een andere biotataxon als vermeld in artikel 4 van bijlage 2.3.1 bij titel II van VLAREM: 1° de redenen en de basis voor het gebruik van die mogelijkheid; 2° waar relevant, de vastgestelde alternatieve milieukwaliteitsnormen, het bewijs dat die milieukwaliteitsnormen een even hoog beschermingsniveau bieden als de milieukwaliteitsnormen, vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1 bij titel II van VLAREM, met inbegrip van de gegevens en de methode waarmee de milieukwaliteitsnormen zijn afgeleid en de categorieën van oppervlaktewateren waarvoor die milieukwaliteitsnormen zouden gelden; 3° ter vergelijking met de informatie, vermeld in punt 4°, de bepalingsgrenzen van de analysemethoden voor de matrices, vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1 bij titel II van VLAREM, met inbegrip van informatie over de prestaties van die methoden ten aanzien van de minimale prestatiekenmerken, vermeld in artikel 1quater van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 april 2013 tot vaststelling van het geactualiseerde monitoringprogramma van de watertoestand ter uitvoering van artikel 67 en 69 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid; 4° een tabel waarin de bepalingsgrenzen en informatie over de prestaties van de toegepaste analysemethode worden weergegeven ten aanzien van de minimale prestatiekenmerken, vermeld in artikel 1quater van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 april 2013 tot vaststelling van het geactualiseerde monitoringprogramma van de watertoestand ter uitvoering van artikel 67 en 69 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid.". HOOFDSTUK 1 8. - Decreet betreffende de bodemsanering en de bodembescherming

Art. 63.In artikel 5, § 3, eerste lid, van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006 wordt tussen de woorden "een overzicht van de" en het woord "informatie" de woorden "meest actuele" ingevoegd.

Art. 64.In artikel 43 van hetzelfde decreet wordt de zinsnede "tot en met 41" vervangen door de zinsnede "en 40".

Art. 65.In artikel 130, § 2, van hetzelfde decreet wordt het woord "beheersplannen" vervangen door het woord "stroomgebiedbeheerplannen".

Art. 66.In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 28 maart 2014, wordt een artikel 160bis ingevoegd, dat luidt als volgt: "

Art. 160bis.In afwijking van artikel 160 kan de OVAM beslissen af te zien van verhaal als de verhaalkosten groter zijn dan het terug te vorderen bedrag.".

Art. 67.In artikel 162 van hetzelfde decreet gewijzigd bij de decreten van 21 december 2007, 20 april 2012 en 28 maart 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 2 wordt de zinsnede "en opvolgingsrapporten als vermeld in artikel 88" opgeheven;2° in paragraaf 9, 2°, wordt de zinsnede "en het opvolgingsrapport als vermeld in artikel 88" opgeheven. HOOFDSTUK 1 9. - Decreet houdende inrichting van een gemeenschappelijke identificatie van landbouwers, exploitaties en landbouwgrond in het kader van het meststoffenbeleid en van het landbouwbeleid

Art. 68.In artikel 2 van het decreet van 22 december 2006 houdende inrichting van een gemeenschappelijke identificatie van landbouwers, exploitaties en landbouwgrond in het kader van het meststoffenbeleid en van het landbouwbeleid, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° punt 1° wordt vervangen door wat volgt: "1° verordening (EU) nr.1307/2013: verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad;"; 2° punt 2° en 3° worden opgeheven;3° punt 4° wordt vervangen door wat volgt: "4° verordening (EU) nr.1305/2013: verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad;"; 4° punt 5° wordt vervangen door wat volgt: "5° verordening (EU) nr.1306/2013: verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad;"; 5° punt 6° wordt opgeheven;6° in punt 7° wordt de zinsnede "artikel 2, a), van de Verordening (EG) nr.1782/2003" vervangen door de zinsnede "artikel 4, lid 1, a), van verordening (EU) nr. 1307/2013"; 7° in punt 10° wordt de zinsnede "artikel 2, c), van de Verordening (EG) nr.1782/2003" vervangen door de zinsnede "artikel 4, lid 1, c), van verordening (EU) nr. 1307/2013", en wordt de zinsnede "Meststoffendecreet" vervangen door het woord "Mestdecreet van 22 december 2006"; 8° punt 12° wordt vervangen door wat volgt: "12° landbouwgrond: grond behorend tot landbouwareaal als vermeld in artikel 4, lid 1, e), van verordening (EU) nr.1307/2013;"; 9° in punt 13° wordt de zinsnede "artikel 2, b), van de Verordening (EG) nr.1782/2003" vervangen door de zinsnede "artikel 4, lid 1, b), van de verordening (EU) nr. 1308/2013"; 10° in punt 14° wordt de zinsnede "titel II, hoofdstuk 4 van de Verordening (EG) nr.1782/2003" vervangen door de zinsnede "in titel V, hoofdstuk II, van verordening (EU) nr. 1306/2013"; 11° in punt 16° wordt de zinsnede "artikel 31, derde lid, van het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 betreffende de identificatie, de registratie en de toepassingsmodaliteiten voor de epidemiologische bewaking van runderen" vervangen door de zinsnede "de registratie- en identificatieverplichting, vermeld in hoofdstuk VI, VII en VIII, van het koninklijk besluit van 23 maart 2011 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen,".

Art. 69.In artikel 3 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 wordt het woord "Zeevisserij" vervangen door het woord "Visserij";2° in paragraaf 2 wordt de zinsnede "van het Meststoffendecreet, van de Verordening (EG) nr.1782/2003, van artikel 36, punten a), ii), a), iii), a), iv) en b), i), van de Verordening (EG) nr. 1698/2005 en artikelen 13, 23 en 31 van de Verordening (EG) nr. 1257/1999" vervangen door de zinsnede "van het Mestdecreet van 22 december 2006, van verordening (EU) nr. 1307/2013 en van artikel 21, lid 1, a), artikel 28, 30 en 31 van de verordening (EU) nr. 1305/2013,".

Art. 70.In artikel 4 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, eerste lid, wordt de zinsnede "Meststoffendecreet, of eenieder die steun wenst te verkrijgen ter uitvoering van Verordening (EG) nr.1782/2003 of ter uitvoering van de oppervlaktegebonden maatregelen uit artikel 36, punten a), ii), a), iii), a), iv) en b), i), van de Verordening (EG) nr. 1698/2005 of oppervlaktegebonden maatregelen uit artikel 13, 23 en 31 van de Verordening (EG) nr. 1257/1999," vervangen door de zinsnede "Mestdecreet van 22 december 2006, of eenieder die steun wenst te verkrijgen ter uitvoering van verordening (EU) nr. 1307/2013 of ter uitvoering van de oppervlaktegebonden maatregelen vermeld in artikel 21, lid 1, a), artikel 28, 30 en 31 van de verordening (EU) nr. 1305/2013,"; 2° in paragraaf 2 wordt de zinsnede "artikel 29 van Verordening (EG) nr.1782/2003," vervangen door de zinsnede "artikel 60 van verordening (EU) nr. 1306/2013".

Art. 71.In artikel 5, § 2, eerste lid, van hetzelfde decreet worden de woorden "Het ALV" vervangen door de woorden "Het Departement Landbouw en Visserij van het Vlaams Ministerie van Landbouw en Visserij".

Art. 72.In artikel 6 van hetzelfde decreet worden de woorden "Het ALV" vervangen door de woorden "Het Departement Landbouw en Visserij van het Vlaams Ministerie van Landbouw en Visserij". HOOFDSTUK 2 0. - Mestdecreet

Art. 73.In artikel 3 van het decreet van 22 december 2006 houdende de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen, vervangen bij het decreet van 12 juni 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 5, 20°, worden de woorden "gemiddeld stijgingspercentage" vervangen door het woord "hellingsgraad";2° in paragraaf 5, 22°, wordt tussen de woorden "meststoffen:" en de zinsnede "gft- en" het woord "gecertificeerde" ingevoegd; 3° in paragraaf 6 wordt een punt 3° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "3° /1 fosfaatbindend vermogen: de capaciteit van een bodem om oxalaat extraheerbaar fosfaat te fixeren, uitgedrukt in mmol P per kg luchtdroge grond;"; 4° in paragraaf 6, 8° en 9°, wordt het woord "aanvullen" vervangen door het woord "wijzigen".

Art. 74.In artikel 8 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 12 juni 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 2, eerste lid, 1°, wordt tussen de woorden "hoeveelheid meststoffen" en de woorden "die in een bepaald jaar" de zinsnede "type 2" ingevoegd;2° in paragraaf 4, eerste lid, 1°, a), wordt tussen de woorden "hoeveelheid meststoffen" en de woorden "die in deze periode" de zinsnede "type 3, met inbegrip van meststoffen type 3 waarvan de stikstofinhoud laag is," ingevoegd;3° in paragraaf 4, tweede lid, wordt tussen de woorden "hoeveelheid meststoffen" en de woorden "die in deze periode" de zinsnede "type 3, met inbegrip van meststoffen type 3 waarvan de stikstofinhoud laag is," ingevoegd; 4° aan paragraaf 4 wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Op een akker op een niet-zware kleigrond, waarop na de oogst van de hoofdteelt en na 31 juli een vanggewas is ingezaaid, is de hoeveelheid meststoffen type 2 en type 3, die na de oogst van de hoofdteelt mag opgebracht worden, beperkt tot 36 kg werkzame stikstof per hectare."; 5° in paragraaf 9, tweede lid, wordt het woord "eerste" vervangen door het woord "tweede";6° in paragraaf 9, vierde lid, wordt het woord "ingeval" vervangen door het woord "in geval".

Art. 75.In artikel 12, § 1, vierde lid, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 12 juni 2015, wordt het woord "tiende" vervangen door het woord "twaalfde".

Art. 76.Aan artikel 13 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 12 juni 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 3, eerste lid, worden tussen de woorden "kleiner dan" en de zinsnede "50" de woorden "of gelijk aan" ingevoegd;2° in paragraaf 6, tweede lid, 2°, b), wordt het woord "geldboetes" vervangen door het woord "geldboete";3° in paragraaf 7, tweede lid, wordt tussen de woorden "aardbeien betreft" en de zinsnede ", de toegelaten" de zinsnede" en waarbij de toegelaten stikstofbemestingsnorm die op basis van deze teeltcombinatie mag opgebracht worden, hoger is dan de stikstofbemestingsnorm van de betrokken hoofdteelt" ingevoegd;4° in paragraaf 7 worden tussen het tweede en het derde lid twee leden ingevoegd, die luiden als volgt: "Om als een stikstofanalyses met bijhorend bemestingsadvies, als vermeld in het eerste en het tweede lid, aangemerkt te worden, moet de analyse betrekking hebben op een tot het bedrijf behorend perceel landbouwgrond waarop in het jaar van de analyse sierteelt of boomkweek, groenten van groep I of groenten van groep II of aardbeien, geteeld wordt. De toepassing van de verminderingen, als vermeld in het tweede lid, gebeurt van rechtswege. De Mestbank vermeldt op het door de Mestbank ter beschikking gesteld internetloket of de vermindering, als vermeld in het tweede lid, van toepassing is. De landbouwer kan hiertegen bezwaar indienen uiterlijk op 15 maart van het betrokken jaar. In afwijking hiervan wordt, als de toepassing van de vermindering voor een bepaald bedrijf pas na 15 februari van een bepaald jaar op het internetloket vermeld wordt, voor de betrokken landbouwer de termijn om bezwaar in te dienen verlengd tot de dertigste dag nadat de toepassing van de vermindering voor zijn bedrijf op het internetloket vermeld werd. Het bezwaar moet per aangetekende brief gericht worden aan het afdelingshoofd van de Mestbank. Het afdelingshoofd van de Mestbank neemt een beslissing binnen 90 dagen vanaf de afgifte op de post van de aangetekende brief. De beslissing wordt aan de indiener van het bezwaar ter kennis gebracht via het door de Mestbank ter beschikking gestelde internetloket. De indiening van een bezwaar schorst de aangevochten beslissing niet."; 5° in paragraaf 9, tweede lid, worden de woorden ``hoeveelheid stikstof'', telkens vervangen door de zinsnede "hoeveelheid stikstof, uitgedrukt in kg werkzame stikstof per hectare en in kg stikstof uit dierlijke mest per hectare,"; 6° aan paragraaf 10 wordt een achtste lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "De Vlaamse Regering kan de datum van 31 augustus, als vermeld in paragraaf 3, zevende lid, wijzigen in een latere datum.".

Art. 77.Aan artikel 14 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 12 juni 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 5, vierde lid, 2°, wordt het punt b) vervangen door wat volgt: "b) aan de betrokken landbouwer geen maatregel, correctie, andere mestsamenstelling, beperking van de afvoer, bijkomende mestverwerking of reductie als vermeld in artikel 62, opgelegd en is geen administratieve geldboete als vermeld in artikel 63, § 1 tot en met § 3, of § 5 opgelegd."; 2° in paragraaf 5, zevende lid, 3°, wordt tussen de woorden "een maatregel" en de woorden "of boete" de zinsnede ", correctie, andere mestsamenstelling, beperking van de afvoer, bijkomende mestverwerking, reductie" ingevoegd; 3° aan paragraaf 5 wordt een tiende lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Een aanvraag tot vrijstelling van de kwalificatie als focusbedrijf is onontvankelijk als er geen landbouwgronden behoren tot het bedrijf dat de vrijstelling wil bekomen."; 4° in paragraaf 8, eerste lid, 3°, wordt het woord "minimaal" vervangen door de woorden "al de tot het bedrijf behorende landbouwgronden waarvan de teelt en de bodem in kwestie het telen van een vanggewas toelaten en minimaal op";5° in paragraaf 8, tweede lid, wordt het woord "type" vervangen door de woorden "met maatregelen van categorie";6° in paragraaf 9, tweede lid, wordt tussen de woorden "hoeveelheid meststoffen" en de woorden "die in een bepaald jaar" de zinsnede "type 2" ingevoegd;7° in paragraaf 9, vierde lid, worden het punt 3° en het punt 4° vervangen door wat volgt: "3° op grasland, beteelde akkers en niet-beteelde akkers waar als eerstvolgende teelt een specifieke teelt ingezaaid wordt, tot en met 15 februari; 4° op niet-beteelde akkers, met uitzondering van niet-beteelde akkers waar als eerstvolgende teelt een specifieke teelt ingezaaid wordt, tot en met 28 februari;"; 8° in paragraaf 9, vijfde lid, 1°, a), wordt tussen de woorden "hoeveelheid meststoffen" en de woorden "die in deze periode", de zinsnede "type 3, met inbegrip van meststoffen type 3 waarvan de stikstofinhoud laag is," ingevoegd;9° in paragraaf 9, zesde lid, wordt tussen de woorden "hoeveelheid meststoffen" en de woorden "die in deze periode" de zinsnede "type 3, met inbegrip van meststoffen type 3 waarvan de stikstofinhoud laag is," ingevoegd; 10° in paragraaf 9, zevende lid, worden tussen de woorden "op te brengen" en de zinsnede ":" de woorden "in een van de volgende twee gevallen" ingevoegd.".

Art. 78.In artikel 15, § 2, eerste lid, 1°, van hetzelfde decreet, hersteld bij het decreet van 12 juni 2015, wordt de zinsnede ", die samen een oppervlakte hebben van minder dan vier hectare," opgeheven.

Art. 79.In artikel 19 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 12 juni 2015, worden de woorden "gemiddeld stijgingspercentage" vervangen door het woord "hellingsgraad".

Art. 80.In artikel 28, § 1, tweede lid, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 12 juni 2015, wordt het woord "verzamelaanvraag" telkens vervangen door de zinsnede "aangifte, vermeld in artikel 23,".

Art. 81.Aan artikel 29, § 2, eerste lid, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 12 juni 2015, wordt de volgende zin toegevoegd: "Bij de berekening van het netto stikstofoverschot wordt geen rekening gehouden met de bijkomende productie, die ingevolge artikel 35, eerste lid, 2°, volledig moet verwerkt worden.".

Art. 82.In artikel 34, § 1, eerste lid, 2°, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 12 december 2008, 1 maart 2013, 28 februari 2014 en 12 juni 2015, wordt de zinsnede "of e)" telkens opgeheven.

Art. 83.In artikel 41bis, § 3, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 19 december 2008 en gewijzigd bij het decreet van 23 december 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid wordt de zinsnede "60°, 61°, 62°, 63° en 64° " vervangen door de zinsnede " § 6, 5°, 6°, 7°, 11° en 19° ";2° in het derde lid, 2°, worden de woorden ``Agentschap voor Landbouw en Visserij'' vervangen door de woorden ``Departement Landbouw en Visserij van het Vlaams Ministerie van Landbouw en Visserij''.

Art. 84.In artikel 41ter van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 12 juni 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, tweede lid, wordt het woord "teelt" vervangen door de woorden "hoofdteelt of als nateelt";2° paragraaf 3 wordt vervangen door wat volgt: " § 3.Er wordt ontheffing van het verbod, vermeld in paragraaf 1, gegeven voor die percelen die een huiskavel, als vermeld in artikel 15ter, § 7, van het Meststoffendecreet, zoals laatst gewijzigd door het decreet van 23 december 2010, zijn.".

Art. 85.In artikel 62bis van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 12 juni 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 2, derde lid, § 9, tweede lid, en paragraaf 10, derde lid, wordt het woord "verzamelaanvraag" vervangen door de zinsnede "aangifte, vermeld in artikel 23,";2° in paragraaf 3, paragraaf 4, paragraaf 5 en paragraaf 9, eerste lid, wordt het woord "mestverwerkingseffluenten" telkens vervangen door de woorden "effluenten die afkomstig zijn van dierlijke mest";3° aan paragraaf 5 wordt een zevende lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "De geproduceerde dierlijke mest in stallen, uitgedrukt in kg N, van een diercategorie, wordt berekend door eerst de gemiddelde veebezetting van de betrokken diercategorie in het betrokken jaar te vermenigvuldigen met de overeenkomstige productie per dier, als vermeld in artikel 26 of 27, en met het percentage van de tijd dat de dieren van de betrokken diercategorie in het betrokken jaar in een stal hebben doorgebracht.Het resultaat van deze vermenigvuldiging wordt vervolgens verminderd met de stikstofverliezen bepaald overeenkomstig artikel 27, § 5."; 4° aan paragraaf 6 wordt een zevende lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "De geproduceerde dierlijke mest in stallen, uitgedrukt in kg N, van een diercategorie, wordt berekend door eerst de gemiddelde veebezetting van de betrokken diercategorie in het betrokken jaar te vermenigvuldigen met de overeenkomstige productie per dier, als vermeld in artikel 26 of 27, en met het percentage van de tijd dat de dieren van de betrokken diercategorie in het betrokken jaar in een stal hebben doorgebracht.Het resultaat van deze vermenigvuldiging wordt vervolgens verminderd met de stikstofverliezen bepaald overeenkomstig artikel 27, § 5."; 5° in paragraaf 7 wordt het zesde lid opgeheven;6° in paragraaf 8 wordt het woord "traagvrijkomende" telkens vervangen door het woord "traagwerkende";7° in paragraaf 8, tweede lid, worden tussen de woorden "werkzame N" en de woorden "en de netto" de zinsnede ", de netto effluenten die niet afkomstig zijn van dierlijke mest, uitgedrukt in kg N" ingevoegd;8° aan paragraaf 8 worden een zestiende, een zeventiende en een achttiende lid toegevoegd, die luiden als volgt: "De netto effluenten die niet afkomstig zijn van dierlijke mest, uitgedrukt in kg N is de som van de netto aangevoerde effluenten die niet afkomstig zijn van dierlijke mest, uitgedrukt in kg N en het opslagverschil van effluenten die niet afkomstig zijn van dierlijke mest, uitgedrukt in kg N. De netto aangevoerde effluenten die niet afkomstig zijn van dierlijke mest, uitgedrukt in kg N is de totale aanvoer van effluenten die niet afkomstig zijn van dierlijke mest in dat productiejaar, uitgedrukt in kg N, via documenten als vermeld in de artikelen 47 tot en met 60, verminderd met de totale afvoer van effluenten die niet afkomstig zijn van dierlijke mest in dat productiejaar, uitgedrukt in kg N, via documenten als vermeld in de artikelen 47 tot en met 60.

Het opslagverschil van effluenten die niet afkomstig zijn van dierlijke mest is de hoeveelheid effluenten die niet afkomstig zijn van dierlijke mest, uitgedrukt in kg N die op het bedrijf gestockeerd was op 1 januari van dat productiejaar verminderd met de hoeveelheid effluenten die niet afkomstig zijn van dierlijke mest, uitgedrukt in kg N die op het bedrijf gestockeerd was op 1 januari van het volgende productiejaar.".

Art. 86.In artikel 63 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 12 juni 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 10, tweede lid, 1°, wordt de zinsnede "7° " telkens vervangen door de zinsnede "6° ";2° in paragraaf 10, tweede lid, 1°, worden de zinsnede "8° " telkens vervangen door de zinsnede "7° ". HOOFDSTUK 2 1. - Decreet houdende de organisatie van co-existentie van genetisch gemodificeerde gewassen met conventionele gewassen en biologische gewassen

Art. 87.In artikel 3 van het decreet van 3 april 2009 houdende de organisatie van co-existentie van genetisch gemodificeerde gewassen met conventionele gewassen en biologische gewassen wordt punt 8° vervangen door wat volgt: "8° Fonds: het Vlaams Landbouwfonds, opgericht bij artikel 3, § 1, van het decreet van 19 mei 2006 betreffende de oprichting en de werking van het Fonds voor Landbouw en Visserij;".

Art. 88.In artikel 9, § 2, tweede lid, van hetzelfde decreet, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° punt 1° wordt vervangen door wat volgt: "1° een vertegenwoordiger van het Departement Landbouw en Visserij van het Vlaams Ministerie van Landbouw en Visserij, die optreedt als voorzitter;"; 2° punt 3° wordt vervangen door wat volgt: "3° twee vertegenwoordigers, aangeduid door het Departement Landbouw en Visserij van het Vlaams Ministerie van Landbouw en Visserij, waarvan ten minste één vertegenwoordiger met kennis of expertise in het beleid voor en het toezicht op de biologische landbouw en biologische productie;". HOOFDSTUK 2 2. - Energiedecreet

Art. 89.In artikel 11.1.8, § 1, tweede lid, van het Energiedecreet van 8 mei 2009, ingevoegd door het decreet van 14 maart 2014, worden de woorden "stedenbouwkundige vergunning" vervangen door de woorden "stedenbouwkundige vergunning of omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen".

Art. 90.In artikel 11.1.11, tweede lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd door het decreet van 14 maart 2014, worden de woorden "stedenbouwkundige vergunning" telkens vervangen door de woorden "stedenbouwkundige vergunning of omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen". HOOFDSTUK 2 3. - Decreet betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen

Art. 91.In artikel 14 van het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid worden de woorden "de invoer en uitvoer" vervangen door de woorden "de invoer, uitvoer en doorvoer";2° in het tweede lid worden de woorden "met betrekking tot de invoer en uitvoer" vervangen door de woorden "met betrekking tot de invoer, uitvoer en doorvoer";3° in het tweede lid, 1°, worden de woorden "elke invoer of uitvoer" vervangen door de woorden "elke invoer, uitvoer of doorvoer";4° in het tweede lid, 2°, worden de woorden "bij invoer of uitvoer" vervangen door de woorden "bij invoer, uitvoer of doorvoer";5° in het vierde lid wordt tussen de woorden "de OVAM" en de woorden "binnenkomende overbrengingen" de woorden "in het geval van invoer" ingevoegd. HOOFDSTUK 2 4. - Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening

Art. 92.In artikel 2.2.7, § 4, eerste lid, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, gewijzigd bij decreten van 18 november 2011 en 4 april 2014, worden de woorden "termijn van het openbaar onderzoek aan de Vlaamse Regering bezorgd per beveiligde zending" vervangen door de woorden "termijn van het openbaar onderzoek schriftelijk of digitaal aan de Vlaamse Regering bezorgd".

Art. 93.In artikel 2.2.10, § 4, eerste lid, van dezelfde codex, gewijzigd bij decreet van 4 april 2014, worden de woorden "termijn van het openbaar onderzoek aan de provinciale commissie voor ruimtelijke ordening bezorgd per beveiligde zending" vervangen door de woorden "termijn van het openbaar onderzoek schriftelijk of digitaal aan de provinciale commissie voor ruimtelijke ordening bezorgd".

Art. 94.In artikel 2.2.14, § 4, eerste lid, van dezelfde codex, gewijzigd bij decreet van 4 april 2014, worden de woorden "van het openbaar onderzoek aan de gemeentelijke commissie voor ruimtelijke ordening bezorgd per beveiligde zending" vervangen door de woorden "van de termijn van het openbaar onderzoek schriftelijk of digitaal aan de gemeentelijke commissie voor ruimtelijke ordening bezorgd".

Art. 95.In artikel 2.6.14, § 1, eerste lid, 2°, a), van dezelfde codex, worden de woorden "stedenbouwkundige vergunning voor handelingen" vervangen door de woorden "omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen".

Art. 96.Aan artikel 4.1.1, 18°, d), van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, gewijzigd bij decreet van 4 april 2014, wordt een punt 3) toegevoegd, dat luidt als volgt: "3) hetzij de zorgverlener indien de personen, vermeld in punt 1 of 2, gehuisvest blijven in de hoofdwooneenheid.''.

Art. 97.In artikel 4.2.2 van dezelfde codex, vervangen door het decreet van 25 april 2014, worden paragrafen 3 tot en met 7 vervangen door wat volgt: " § 3. Het college van burgemeester en schepenen gaat na of de gemelde handelingen meldingsplichtig zijn of niet verboden zijn bij of krachtens paragraaf 1.

Als de handelingen meldingsplichtig en niet verboden zijn, neemt het college van burgemeester en schepenen akte van de melding. Ze bezorgt de meldingsakte per beveiligde zending aan de persoon die de melding heeft verricht binnen een termijn van dertig dagen vanaf de dag na de datum van ontvangst van de melding.

Als de handelingen verboden of niet meldingsplichtig zijn, stelt het college van burgemeester en schepenen de persoon die de melding heeft verricht binnen dezelfde ordetermijn daarvan in kennis. In dat geval wordt geen akte genomen en wordt aan de melding geen verder gevolg gegeven. § 4. De handelingen mogen worden uitgevoerd de dag na de datum van de betekening van de meldingsakte. § 5. Het college van burgemeester en schepenen kan in de meldingsakte voorwaarden opleggen. De voorwaarden mogen de melding niet onevenredig beperken of verbieden. § 6. Een mededeling die te kennen geeft dat akte is genomen van de melding, wordt door de persoon die de melding heeft verricht gedurende een periode van dertig dagen aangeplakt op de plaats waarop de melding betrekking heeft. Deze persoon brengt de gemeente onmiddellijk op de hoogte van de startdatum van de aanplakking. De Vlaamse Regering kan, zowel naar de inhoud als naar de vorm, aanvullende vereisten opleggen waaraan de aanplakking moet voldoen.

De gemeentesecretaris of zijn gemachtigde waakt erover dat tot aanplakking wordt overgegaan binnen een termijn van tien dagen te rekenen vanaf de datum van de ontvangst van de aktename van het college van burgemeester en schepenen.

De gemeentesecretaris of zijn gemachtigde levert op eenvoudig verzoek van elke belanghebbende een gewaarmerkt afschrift van het attest van aanplakking af. § 7. De aktename van het college van burgemeester en schepenen of zijn gemachtigde kan door de belanghebbenden, vermeld in artikel 4.8.11, § 1, worden bestreden met een beroep bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen, overeenkomstig de procedureregelen, vermeld in hoofdstuk VIII en het decreet van 4 april 2014 betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges.".

Art. 98.In titel 4, hoofdstuk 2, afdeling 1, onderafdeling 1, sectie 2, subsectie 1, van dezelfde codex, wordt een artikel 4.2.2/1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "Art. 4.2.2/1. De stedenbouwkundige vergunning geldt als aktename voor het deel van de handelingen dat meldingsplichtig is, als de handelingen zowel aan de meldings- als aan de vergunningsplicht onderworpen zijn.".

Art. 99.In artikel 4.2.3 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, gewijzigd bij het decreet van 25 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de woorden "met een tijdelijk of occasioneel karakter of met een geringe ruimtelijke impact" worden opgeheven;2° de volgende zinnen worden toegevoegd: "Ze houdt hierbij rekening met: 1° het tijdelijk of occasioneel karakter van de handelingen, of;2° de ruimtelijke impact van de handelingen omwille van hun omvang, aard of ligging. Handelingen waarvoor een milieueffectenrapport, een passende beoordeling of een mobiliteitsstudie moet worden opgemaakt, worden uitgesloten van de lijst van handelingen waarvoor in afwijking van artikel 4.2.1 geen stedenbouwkundige vergunning vereist is.''.

Art. 100.In artikel 4.2.5, eerste lid, van dezelfde codex wordt punt 1° opgeheven.

Art. 101.In artikel 4.3.5, § 3, eerste lid, van dezelfde codex, gewijzigd bij decreet van 16 juli 2010, wordt het woord "bouwheer" vervangen door het woord "opdrachtgever".

Art. 102.Aan artikel 4.4.1, § 3, van dezelfde codex, ingevoegd door het decreet van 16 juli 2010 en gewijzigd door het decreet van 11 mei 2012, wordt een derde lid toegevoegd dat luidt als volgt: "Behoudens de onderhoudswerken vermeld in het eerste en tweede lid, worden niet-vergunningsplichtige handelingen niet beschouwd als strijdig met de voorschriften van het gewestplan, de algemene plannen van aanleg, gewestelijke of provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen, noch met de voorschriften van bijzondere plannen van aanleg, gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingsvergunningen.''.

Art. 103.In artikel 4.4.16, tweede lid, 1°, van dezelfde codex wordt het woord "bouwheer" vervangen door het woord "opdrachtgever".

Art. 104.In artikel 4.4.17, § 1, tweede lid, 1°, van dezelfde codex wordt het woord "bouwheer" vervangen door het woord "opdrachtgever".

Art. 105.In artikel 4.4.18, § 1, tweede lid, 1°, van dezelfde codex wordt het woord "bouwheer" vervangen door het woord "opdrachtgever".

Art. 106.In artikel 4.4.19, § 1, tweede lid, 1°, van dezelfde codex, gewijzigd bij decreet van 16 juli 2010, wordt het woord "bouwheer" vervangen door het woord "opdrachtgever".

Art. 107.In artikel 4.4.25, § 4, eerste lid, van dezelfde codex, gewijzigd bij het decreet van 18 november 2011, worden de woorden "bezwaren en technische opmerkingen per beveiligde zending" vervangen door de woorden "schriftelijke of digitale bezwaren en technische opmerkingen".

Art. 108.In artikel 4.6.2, § 1, van dezelfde codex, gewijzigd bij decreet van 6 juli 2012, worden tussen het tweede en het derde lid drie leden ingevoegd, die luiden als volgt: "De termijnen van twee of drie jaar, vermeld in het eerste lid, worden geschorst tijdens het uitvoeren van de archeologische opgraving, omschreven in de bekrachtigde archeologienota overeenkomstig artikel 5.4.8 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 en in de bekrachtigde nota overeenkomstig artikel 5.4.16 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, met een maximumtermijn van een jaar vanaf de aanvangsdatum van de archeologische opgraving.

De termijnen van twee of drie jaar, vermeld in het eerste lid, worden geschorst tijdens het uitvoeren van de bodemsaneringswerken van een bodemsaneringsproject waarvoor de OVAM overeenkomstig artikel 50, § 1, van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006 een conformiteitsattest heeft afgeleverd, met een maximumtermijn van drie jaar vanaf de aanvangsdatum van de bodemsaneringswerken.

De termijnen van twee of drie jaar, vermeld in het eerste lid, worden geschorst zolang een bekrachtigd stakingsbevel, zoals vermeld in titel VI, niet wordt ingetrokken, hetzij niet wordt opgeheven bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing. De schorsing eindigt van rechtswege wanneer geen opheffing van het stakingsbevel wordt gevorderd of geen intrekking wordt gedaan binnen een termijn van twee jaar vanaf de bekrachtiging van het stakingsbevel.".

Art. 109.Aan artikel 4.6.4, § 8, van dezelfde codex, ingevoegd bij decreet van 4 april 2014, worden een tweede tot en met vierde lid toegevoegd, die luiden als volgt: "De termijnen, vermeld in paragrafen 1 en 2, worden geschorst tijdens het uitvoeren van de archeologische opgraving, omschreven in de bekrachtigde archeologienota overeenkomstig artikel 5.4.8 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 en in de bekrachtigde nota overeenkomstig artikel 5.4.16 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, met een maximumtermijn van een jaar vanaf de aanvangsdatum van de archeologische opgraving.

De termijnen, vermeld in paragrafen 1 en 2, worden geschorst tijdens het uitvoeren van de bodemsaneringswerken van een bodemsaneringsproject waarvoor de OVAM overeenkomstig artikel 50, § 1, van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006 een conformiteitsattest heeft afgeleverd, met een maximumtermijn van drie jaar vanaf de aanvangsdatum van de bodemsaneringswerken.

De termijnen, vermeld in paragrafen 1 en 2, worden geschorst zolang een bekrachtigd stakingsbevel, zoals vermeld in titel VI, niet wordt ingetrokken, hetzij niet wordt opgeheven bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing. De schorsing eindigt van rechtswege wanneer geen opheffing van het stakingsbevel wordt gevorderd of geen intrekking wordt gedaan binnen een termijn van twee jaar vanaf de bekrachtiging van het stakingsbevel.".

Art. 110.In artikel 4.6.4, § 1, tweede lid, 2°, van dezelfde codex, wordt het woord "verkoop" vervangen door de zinsnede "verkoop, de verhuring voor meer dan negen jaar, of de vestiging van erfpacht of opstalrecht".

Art. 111.In artikel 4.6.6, § 5, van dezelfde codex wordt het woord "gewestelijke" opgeheven.

Art. 112.Aan artikel 4.7.1, § 2, eerste lid, van dezelfde codex, gewijzigd bij decreet van 4 april 2014, worden een punt 3° en 4° toegevoegd, die luiden als volgt: "3° aanvragen tot herziening of opheffing van een verkavelingsvergunning, vermeld in artikel 4.6.6; 4° aanvragen voor scholenbouwprojecten en voor de bouw van universitaire instellingen, met inbegrip van internaten en studentenkamerwoningen.''.

Art. 113.Aan artikel 4.8.2 van dezelfde codex, vervangen door het decreet van 6 juli 2012 en gewijzigd door de decreten van 4 april 2014 en 25 april 2014, wordt een punt 4° toegevoegd, dat luidt als volgt: "4° aktenames van meldingen als vermeld in artikel 4.2.2.".

Art. 114.In artikel 4.8.11 van dezelfde codex, vervangen door het decreet van 6 juli 2012 en gewijzigd door de decreten van 4 april 2014 en 25 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, 1°, wordt tussen de zinsnede "het as-builtattest," en de woorden "respectievelijk de persoon" de zinsnede "de persoon die de melding heeft verricht," ingevoegd;2° aan paragraaf 1, 3°, worden de woorden "of aktename van een melding" toegevoegd;3° in paragraaf 1, 4°, worden tussen het woord "registratiebeslissing" en de woorden "zijn bedreigd" de woorden "of aktename van een melding" ingevoegd;4° aan paragraaf 2 wordt een punt 4° toegevoegd, dat luidt als volgt: "4° wat betreft aktenames van meldingen: a) hetzij de dag na de betekening, wanneer een dergelijke betekening vereist is; b) hetzij de dag na de startdatum van de aanplakking, in alle andere gevallen.".

Art. 115.In artikel 5.1.2, § 1, tweede lid, van dezelfde codex, gewijzigd bij het decreet van 25 april 2014, worden punt 9° en 10° vervangen door wat volgt: ``9° de vermelding van elke schriftelijke aanmaning, elk proces-verbaal en verslag van vaststelling dat opgemaakt wordt met betrekking tot misdrijven en inbreuken inzake ruimtelijke ordening alsook iedere navolgend proces-verbaal waarin het vrijwillig herstel of de regularisatie wordt vastgesteld, het verdere gevolg dat aan de processen-verbaal en verslagen van vaststelling gegeven wordt, iedere gerechtelijke uitspraak en ieder bestuurlijk besluit alsook iedere minnelijke schikking ter zake en de uitvoering van de herstelmaatregelen alsook elk herstelattest; 10° de vermelding van elk rechtsmiddel dat tegen de gerechtelijke uitspraken en bestuurlijke besluiten, vermeld in punt 9°, aangewend wordt, de daaropvolgende uitspraken en besluiten en het gevolg dat eraan gegeven wordt;".

Art. 116.In artikel 5.2.1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, gewijzigd bij de decreten van 16 juli 2010 en 25 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in de inleidende zin van paragraaf 1, eerste lid, wordt de zinsnede ", met uitzondering van huwelijkscontracten en hun wijzigingen en contracten aangaande de mandeligheid" opgeheven;2° er wordt een paragraaf 1/1 toegevoegd, die luidt als volgt: " § 1/1.De bepalingen van paragraaf 1 zijn niet van toepassing op: 1° huwelijkscontracten en hun wijzigingen;2° contracten aangaande de mandeligheid; 3° akten aangaande de fusie van rechtspersonen en de met fusie gelijkgestelde verrichtingen.".

Art. 117.In artikel 5.6.6, § 1, tweede lid, van dezelfde codex, ingevoegd bij het decreet van 23 december 2011, wordt het woord "bouwheer" vervangen door het woord "opdrachtgever".

Art. 118.In artikel 6.1.3, § 1, van dezelfde codex, vervangen bij decreet van 25 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° aan het tweede lid wordt de volgende zin toegevoegd: "De raad bezorgt aan de bevoegde minister een voorstel opgesteld op basis van de door de raad ingewonnen adviezen over het ontwerp en voegt de adviezen in bijlage."; 2° het derde lid wordt vervangen door wat volgt: "De Vlaamse Regering stelt het handhavingsprogramma vast op grond van: 1° een ontwerp als vermeld in het vorige lid, opgemaakt door het departement;2° een voorstel als vermeld in het vorige lid, van de Vlaamse Hoge Handhavingsraad voor Ruimte en Milieu. Het vastgestelde handhavingsprogramma Ruimtelijke Ordening treedt in werking op een door de Vlaamse Regering vast te stellen datum na de goedkeuring door het Vlaams Parlement en blijft gelden zolang het niet geheel of gedeeltelijk wordt herzien.". HOOFDSTUK 2 5. - Decreet betreffende de landinrichting

Art. 119.In artikel 2.2.2 van het decreet van 28 maart 2014 betreffende de landinrichting wordt in paragraaf 1, vierde lid, de volgende zin toegevoegd: "de voorzitter vermeld in het eerste lid, 1°, is een personeelslid of, mits bijzondere motivering, een gewezen personeelslid bij de Vlaamse administratie.". HOOFDSTUK 2 6. - Decreet betreffende de handhaving van de omgevingsvergunning

Art. 120.In artikel 83 van het decreet van 25 april 2014 betreffende de handhaving van de omgevingsvergunning wordt in het eerste lid van paragraaf 1 van het toegevoegde artikel 6.4.4 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening de zinsnede ", of daarvan het gevolg is" opgeheven.

Art. 121.In artikel 145 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het eerste lid wordt vervangen door wat volgt: "Dit decreet treedt in werking op een door de Vlaamse Regering vast te stellen datum.Deze datum valt minstens een jaar na de datum van goedkeuring van het besluit van de Vlaamse Regering waarmee de datum van inwerkingtreding van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning wordt vastgelegd."; 2° in het tweede lid wordt tussen de zinsnede "artikel 17, 18, 19, 113" en het woord "en" de zinsnede ", 117" ingevoegd. HOOFDSTUK 2 7. - Decreet betreffende complexe projecten

Art. 122.In artikel 6, § 2 en § 4, van het decreet van 25 april 2014 betreffende complexe projecten worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de zinsnede "artikel 15, eerste lid, van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning" wordt telkens vervangen door de zinsnede "artikel 15, § 1, eerste lid, van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning";2° de zinsnede "artikel 15, derde lid, van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning" wordt telkens vervangen door de zinsnede "artikel 15, § 1, derde lid, van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning".

Art. 123.In artikel 35, tweede lid, van het decreet van 25 april 2014 betreffende complexe projecten worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° punt 1° tot en met 3° worden opgeheven; 2° er wordt een punt 7° toegevoegd, dat luidt als volgt: "7° als archeologische site, als monument, als cultuurhistorisch landschap of als beschermd stads- of dorpsgezicht met toepassing van de wet van 7 augustus 1931 op het behoud van monumenten en landschappen, het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten, het decreet van 30 juni 1993 houdende bescherming van het archeologisch patrimonium, het decreet van 16 april 1996 betreffende de landschapszorg en het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013.".

Art. 124.In artikel 40, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt punt 4° vervangen door wat volgt: "4° de vergunningen, de machtigingen en toelatingen, vermeld in de wet van 7 augustus 1931 op het behoud van monumenten en landschappen, het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten, het decreet van 30 juni 1993 houdende bescherming van het archeologisch patrimonium, het decreet van 16 april 1996 betreffende de landschapszorg en het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013;".

Art. 125.In artikel 41, eerste lid, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° punt 1° tot en met punt 5° worden opgeheven; 2° er wordt een punt 10° toegevoegd, dat luidt als volgt: "10° de beslissing tot de gehele of gedeeltelijke wijziging of opheffing van erkennings-, rangschikkings- en beschermingsbesluiten genomen bij toepassing van de wet van 7 augustus 1931 op het behoud van monumenten en landschappen, het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten, het decreet van 30 juni 1993 houdende bescherming van het archeologisch patrimonium, het decreet van 16 april 1996 betreffende de landschapszorg en het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013.".

Art. 126.In hoofdstuk 8 van hetzelfde decreet worden de afdelingen 1 tot en met 3, die bestaan uit artikel 47 tot en met 53, opgeheven. HOOFDSTUK 2 8. - Decreet betreffende de omgevingsvergunning

Art. 127.In hoofdstuk I van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning wordt een afdeling 8 ingevoegd, die luidt als volgt: "Afdeling 8. Digitalisering".

Art. 128.In hetzelfde decreet wordt in afdeling 8, ingevoegd bij artikel 127, een artikel 14/1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "

Art. 14/1.De procedures, vermeld in dit decreet, en de procedures die door dit decreet in andere decreten gewijzigd of ingevoerd worden, kunnen geheel of gedeeltelijk digitaal verlopen, conform de regels die de Vlaamse Regering bepaalt.

Zij kan ook nadere regels uitwerken in geval van onbeschikbaarheid wegens technische storingen van het door Vlaanderen ter beschikking gestelde digitaal systeem, en hierbij de termijnen van de procedures, vermeld in dit decreet, opschorten of verlengen voor de duur van de technische storingen.".

Art. 129.In artikel 9 van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden "eigen personeel, op personeel van een intergemeentelijk samenwerkingsverband of op personeel van een intercommunale" vervangen door de woorden "eigen personeel of op personeel van een intergemeentelijk samenwerkingsverband";2° in paragraaf 3 worden de woorden "de gemeente, het intergemeentelijk samenwerkingsverband of de intercommunale" vervangen door de woorden "de gemeente of het intergemeentelijk samenwerkingsverband" en wordt tussen de woorden "de gemeentesecretaris" en de woorden "de taken van de" de woorden "voor een periode van maximum 12 maanden" ingevoegd.

Art. 130.In artikel 15 van hetzelfde decreet, waarvan de bestaande tekst de vorm aanneemt van een paragraaf 1, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste, derde en vierde lid wordt de zinsnede "en veranderingen aan" opgeheven;2° een paragraaf 2 tot en met 7 worden toegevoegd, die luiden als volgt: " § 2.Van een vergunningsaanvraag voor de verandering van een project wordt kennisgenomen en er wordt een beslissing over genomen door de overheid die overeenkomstig paragraaf 1 bevoegd is voor het project na verandering.

In afwijking van het eerste lid wordt van de vergunningsaanvraag die uitsluitend het slopen van een project of het herstel van de terreinen in hun oorspronkelijke staat en de daarvoor noodzakelijke exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit als voorwerp heeft, kennisgenomen en er wordt een beslissing over genomen door de overheid die overeenkomstig paragraaf 1 en 3, eerste lid, bevoegd is voor het project. § 3. Voor zover daardoor geen afbreuk wordt gedaan aan artikel 5.1.1, 8°, van het DABM wordt voor de toepassing van de paragrafen 1 en 2, eerste lid, als een opzichzelfstaand project beschouwd het deel van het project dat na de beoogde verandering betrekking zal hebben op een van de volgende gevallen: 1° een ingedeelde inrichting of activiteit waarvan de exploitatie geen samenhangend technisch geheel vormt met deze van een andere ingedeelde inrichting of activiteit van het project;2° een deel van het project dat bouwtechnisch of en functioneel kan worden afgesplitst. Onverminderd paragraaf 4 is de overheid die de vergunning voor het op zich zelf staande project verleent vanaf dat ogenblik de bevoegde overheid, vermeld in paragraaf 1.

Als het project na verandering betrekking heeft op een bedrijfswoning wordt deze niet als een opzichzelfstaand project beschouwd. § 4. De verandering van meerdere op zichzelf staande projecten, vermeld in paragraaf 3 en artikel 79, vierde lid, kan als een gezamenlijk project worden aangevraagd.

Van de vergunningsaanvraag, vermeld in het eerste lid, wordt kennisgenomen en er wordt een beslissing over genomen door de overheid die overeenkomstig paragraaf 1 bevoegd is voor de totaliteit van het project. § 5. Voor de kennisneming van en de beslissing over een vergunningsaanvraag voor een project of voor de verandering van een project, waarvoor overeenkomstig de paragrafen 1, 2 of 4 het college van burgemeester en schepenen bevoegd is, is evenwel de deputatie bevoegd als het project of het project na verandering gelegen is op het grondgebied van twee of meer gemeenten. § 6. Voor de kennisneming van en de beslissing over een vergunningsaanvraag voor een project of voor de verandering van een project, waarvoor overeenkomstig paragrafen 1, 2, 4 of 5 het college van burgemeester en schepenen dan wel de deputatie bevoegd is, is evenwel de Vlaamse Regering bevoegd als het project of het project na verandering gelegen is op het grondgebied van twee of meer provincies. § 7. De vergunningsaanvraag die zowel betrekking heeft op de hernieuwing van de vergunning van bepaalde duur voor een project of voor een deel van een project als op de verandering ervan wordt ingediend bij de overheid die conform paragraaf 2 tot en met 6 bevoegd is.''.

Art. 131.In artikel 21 van hetzelfde decreet wordt het derde lid vervangen door de volgende leden: "Als het resultaat van het onderzoek, vermeld in artikel 20, niet binnen de termijn, vermeld in het eerste lid, aan de indiener van de vergunningsaanvraag is verzonden, doet de bevoegde vergunningverlenende overheid binnen een termijn van negentig dagen vanaf de dag na de datum waarop de vergunningsaanvraag is ingediend hetzij na de ontvangst van de ontbrekende gegevens of documenten uitdrukkelijk uitspraak of er een milieueffectrapport moet worden opgesteld. Als zij beslist dat er een milieueffectrapport moet worden opgesteld verklaart zij de vergunningsaanvraag onvolledig en zonder voorwerp en wordt de procedure stopgezet.

Tegen de beslissing dat er een milieueffectrapport moet worden opgesteld, de vergunningsaanvraag onvolledig en zonder voorwerp is en tegen de stopzetting van de procedure kan geen administratief beroep als vermeld in hoofdstuk 3 worden ingesteld.".

Art. 132.In artikel 23 van hetzelfde decreet wordt het derde lid vervangen door wat volgt: "Als de vergunningsaanvraag een milieueffectrapport of omgevingsveiligheidsrapport over een project omvat, behandelt het openbaar onderzoek ook de inhoud van dat rapport, tenzij dit rapport al goedgekeurd en nog actueel is.".

Art. 133.In artikel 28 van hetzelfde decreet wordt het eerste lid vervangen door wat volgt: "Tenzij het milieueffectrapport of het omgevingsveiligheidsrapport al goedgekeurd en nog actueel is, maakt de afdeling bevoegd voor milieueffectrapportage en veiligheidsrapportage haar beslissing over de goedkeuring of afkeuring van dit rapport bekend met toepassing van artikel 4.3.8, § 3, en artikel 4.5.7, § 3, van het DABM.".

Art. 134.In artikel 33, derde lid, van hetzelfde decreet, wordt de eerste zin vervangen door de zin "Als een omgevingsvergunning betrekking heeft op de verandering van de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van een project, geeft de beslissing de geactualiseerde vergunningssituatie op het vlak van de exploitatie van de ingedeelde inrichtingen of activiteiten weer.".

Art. 135.In artikel 40, derde lid, van hetzelfde decreet wordt het derde lid vervangen door de volgende leden: "Als het resultaat van het onderzoek, vermeld in artikel 39, niet binnen de termijn, vermeld in het eerste lid, aan de indiener van de vergunningsaanvraag is verzonden, doet de bevoegde vergunningverlenende overheid binnen een termijn van negentig dagen vanaf de dag na de datum waarop de vergunningsaanvraag is ingediend hetzij na de ontvangst van de ontbrekende gegevens of documenten uitdrukkelijk uitspraak of er een milieueffectrapport moet worden opgesteld. Als zij beslist dat er een milieueffectrapport moet worden opgesteld verklaart zij de vergunningsaanvraag onvolledig en zonder voorwerp en wordt de procedure stopgezet.

Tegen de beslissing dat er een milieueffectrapport moet worden opgesteld, de vergunningsaanvraag onvolledig en zonder voorwerp is en tegen de stopzetting van de procedure kan geen administratief beroep als vermeld in hoofdstuk 3 worden ingesteld.".

Art. 136.In artikel 47, derde lid, van hetzelfde decreet wordt de eerste zin vervangen door de zin "Als een omgevingsvergunning betrekking heeft op de verandering van de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van een project, geeft de beslissing de geactualiseerde vergunningssituatie op het vlak van de exploitatie van de ingedeelde inrichtingen of activiteiten weer.".

Art. 137.In artikel 66 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° paragraaf 2 wordt vervangen door wat volgt: " § 2.Met behoud van de toepassing van paragraaf 2/1 wordt de beslissingstermijn van rechtswege eenmalig met zestig dagen verlengd in de volgende gevallen: 1° als met toepassing van artikel 64, derde lid, een openbaar onderzoek georganiseerd wordt;2° als toepassing wordt gemaakt van de administratieve lus, vermeld in artikel 13;3° als de vergunningsaanvraag wegenwerken omvat waarover de gemeenteraad beslissingsbevoegdheid heeft en de gemeenteraad in de loop van de beroepsprocedure samengeroepen wordt met toepassing van artikel 65. De mededeling van de termijnverlenging wordt aan de aanvrager en de beroepsindiener verzonden vóór de einddatum van de beslissingstermijn."; 2° een paragraaf 2/1 wordt ingevoegd, die luidt als volgt: " § 2/1.Met behoud van de toepassing van paragraaf 2 wordt de beslissingstermijn op gemotiveerd verzoek van de vergunningsaanvrager eenmalig met zestig dagen verlengd.

De mededeling van de termijnverlenging wordt aan de aanvrager en de beroepsindiener verzonden vóór de einddatum van de beslissingstermijn.".

Art. 138.In artikel 68, tweede lid, 6°, van hetzelfde decreet wordt de zinsnede ``artikel 4.4.4 van de VCRO" vervangen door de zinsnede ``artikel 4.4.4 of 4.4.23 van de VCRO".

Art. 139.In artikel 79 van hetzelfde decreet worden het eerste en tweede lid vervangen door wat volgt: "Een omgevingsvergunning die geen betrekking heeft op een vergunningsplichtige exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit kan zonder plichtplegingen worden overgedragen.

Als de omgevingsvergunning betrekking heeft op een vergunningsplichtige exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit moet de overdracht vooraf worden gemeld aan de overheid die bevoegd is voor het project overeenkomstig artikel 15. De Vlaamse Regering bepaalt de inhoud van het formulier voor overdracht, de termijn waarbinnen en de wijze waarop de overdracht moet worden gemeld.

Het vergunningsbesluit wordt als gevolg van de melding, vermeld in het tweede lid, door de bevoegde overheid aangepast of opgesplitst in verschillende vergunningsbesluiten overeenkomstig de regels die de Vlaamse Regering bepaalt.

Voor zover dit geen afbreuk doet aan artikel 5.1.1, 8°, van het DABM wordt het als gevolg van de overdracht afgesplitste deel van het project voor de toepassing van artikel 15 als een opzichzelfstaand project aanzien.".

Art. 140.Aan artikel 82, eerste lid, 2°, van hetzelfde decreet wordt een punt f) toegevoegd, dat luidt als volgt: "f) de leidend ambtenaar van de afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning.".

Art. 141.In artikel 83, § 1, derde lid, van hetzelfde decreet worden tussen de woorden "is verleend" en de woorden "en vervolgens" de woorden "of in het geval van omzetting van een milieuvergunning naar een vergunning van onbepaalde duur op de dag van de aktename, vermeld in artikel 390, § 2," ingevoegd.

Art. 142.In artikel 90 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° paragraaf 1, eerste lid, wordt vervangen door wat volgt: " § 1.Tegen de uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissing over een verzoek of ambtshalve initiatief tot bijstelling van de omgevingsvergunning kan beroep worden ingesteld bij: 1° de deputatie als het college van burgemeester en schepenen in eerste administratieve aanleg de bevoegde overheid was; 2° de Vlaamse Regering als de deputatie in eerste administratieve aanleg de bevoegde overheid was."; 2° in paragraaf 2, tweede lid, worden de woorden "artikel 66" vervangen door de woorden "artikel 66, § 2, 2° "; 3° aan paragraaf 2 wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Artikel 64 en artikel 66, § 2/1, zijn niet van overeenkomstige toepassing.''.

Art. 143.Aan artikel 93 van hetzelfde decreet worden een derde en een vierde lid toegevoegd, die luiden als volgt: "De Vlaamse Regering neemt een beslissing over het ingestelde beroep binnen een termijn van honderdtwintig dagen die ingaat, ofwel vanaf de dag na de datum dat de vergunninghouder of de exploitant op de hoogte wordt gebracht dat zijn beroep ontvankelijk en volledig is, ofwel bij ontstentenis van een beslissing daarover, de dertigste dag na de datum waarop het beroep werd ingediend.

Als geen beslissing is genomen binnen de in het derde lid vastgestelde termijn wordt het beroep geacht te zijn ingewilligd en vervalt de bestreden beslissing.".

Art. 144.Aan artikel 101 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° aan het bestaande lid, dat het eerste lid wordt, wordt het zinsdeel "behoudens indien de vergunde handelingen in strijd zijn met een vóór de definitieve uitspraak van de Raad van kracht geworden ruimtelijk uitvoeringsplan.In dat laatste geval blijft het eventuele recht op planschadevergoeding desalniettemin behouden." toegevoegd; 2° er worden een tweede tot en met vierde lid toegevoegd, die luiden als volgt: "De termijnen van twee of drie jaar, vermeld in artikel 99, worden geschorst tijdens het uitvoeren van de archeologische opgraving, omschreven in de bekrachtigde archeologienota overeenkomstig artikel 5.4.8 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 en in de bekrachtigde nota overeenkomstig artikel 5.4.16 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, met een maximumtermijn van een jaar vanaf de aanvangsdatum van de archeologische opgraving.

De termijnen van twee of drie jaar, vermeld in artikel 99, worden geschorst tijdens het uitvoeren van de bodemsaneringswerken van een bodemsaneringsproject waarvoor de OVAM overeenkomstig artikel 50, § 1, van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006 een conformiteitsattest heeft afgeleverd, met een maximumtermijn van drie jaar vanaf de aanvangsdatum van de bodemsaneringswerken.

De termijnen van twee of drie jaar, vermeld in artikel 99, worden geschorst zolang een bekrachtigd stakingsbevel, zoals vermeld in titel VI, niet wordt ingetrokken, hetzij niet wordt opgeheven bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing. De schorsing eindigt van rechtswege wanneer geen opheffing van het stakingsbevel wordt gevorderd of geen intrekking wordt gedaan binnen een termijn van twee jaar vanaf de bekrachtiging van het stakingsbevel.".

Art. 145.In artikel 102, § 1, tweede lid, 2°, van hetzelfde decreet wordt het woord "verkoop" vervangen door de zinsnede "verkoop, de verhuring voor meer dan negen jaar, of de vestiging van erfpacht of opstalrecht".

Art. 146.Aan artikel 103 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het bestaande lid, dat het eerste lid wordt, wordt het zinsdeel "overeenkomstig artikel 105" vervangen door het zinsdeel "overeenkomstig hoofdstuk 9, behoudens als de verkaveling in strijd is met een vóór de datum van de definitieve uitspraak van de Raad van kracht geworden ruimtelijk uitvoeringsplan.In dat laatste geval blijft het eventuele recht op planschadevergoeding desalniettemin behouden.''; 2° er worden een tweede tot en met vierde lid toegevoegd, die luiden als volgt: "De termijnen van vijf, tien of vijftien jaar, vermeld in artikel 102, worden geschorst tijdens het uitvoeren van de archeologische opgraving, omschreven in de bekrachtigde archeologienota overeenkomstig artikel 5.4.8 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 en in de bekrachtigde nota overeenkomstig artikel 5.4.16 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, met een maximumtermijn van een jaar vanaf de aanvangsdatum van de archeologische opgraving.

De termijnen van vijf, tien of vijftien jaar, vermeld in artikel 102, worden geschorst tijdens het uitvoeren van de bodemsaneringswerken van een bodemsaneringsproject waarvoor de OVAM overeenkomstig artikel 50, § 1, van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006 een conformiteitsattest heeft afgeleverd, met een maximumtermijn van drie jaar vanaf de aanvangsdatum van de bodemsaneringswerken.

De termijnen van vijf, tien of vijftien jaar, vermeld in artikel 102, worden geschorst zolang een bekrachtigd stakingsbevel, zoals vermeld in titel VI, niet wordt ingetrokken, hetzij niet wordt opgeheven bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing. De schorsing eindigt van rechtswege wanneer geen opheffing van het stakingsbevel wordt gevorderd of geen intrekking wordt gedaan binnen een termijn van twee jaar vanaf de bekrachtiging van het stakingsbevel.".

Art. 147.In artikel 105, § 3, van hetzelfde decreet worden de woorden "van zestig dagen" vervangen door de woorden "van vijfenveertig dagen".

Art. 148.In artikel 107 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het tweede lid wordt vervangen door wat volgt: "Als bepaalde aspecten van een vergunningsplichtig project vermeld in de vergunningsaanvraag onderworpen zijn aan de meldingsplicht omvat de vergunningsaanvraag de melding.Als bepaalde aspecten van een meldingsplichtig project vermeld in de melding onderworpen zijn aan de vergunningsplicht is de melding onontvankelijk en moet een vergunningsaanvraag worden ingediend. In afwijking van het eerste lid is de overheid die overeenkomstig artikel 15 bevoegd is voor de kennisneming van en de beslissing over de vergunningsaanvraag eveneens bevoegd voor de aktename van alle meldingen als het project krachtens de decreten vermeld in artikel 5 zowel aan de meldings- als aan de vergunningsplicht is onderworpen."; 2° tussen het tweede en het derde lid worden vier leden ingevoegd, die luiden als volgt: "Voor zover daardoor geen afbreuk wordt gedaan aan artikel 5.1.1, 8°, van het DABM wordt voor de toepassing van het eerste en het tweede lid als een opzichzelfstaand project beschouwd het deel van het project dat na de beoogde verandering betrekking zal hebben op een van de volgende gevallen: 1° een ingedeelde inrichting of activiteit waarvan de exploitatie geen samenhangend technisch geheel vormt met deze van een andere ingedeelde inrichting of activiteit van het project;2° een deel van het project dat bouwtechnisch of en functioneel kan worden afgesplitst. Onverminderd artikel 15, § 4, dat van overeenkomstige toepassing is, is de overheid die voor het op zich zelf staande project de aktename doet vanaf dat ogenblik de bevoegde overheid, vermeld in het eerste en tweede lid.

Als het project na de gemelde verandering betrekking heeft op een bedrijfswoning wordt deze niet als een opzichzelfstaand project beschouwd.

Artikel 15, §§ 5 en 6, is van overeenkomstige toepassing op de melding."; 3° aan het bestaande derde lid, dat het zevende lid wordt, wordt na de zin "Onverminderd artikel 5.2.1 van het DABM geldt de omgevingsvergunning als aktename voor dat deel van het project dat meldingsplichtig is als tegelijkertijd uitspraak wordt gedaan over de vergunningsaanvraag en de melding." de volgende zin toegevoegd: "In het geval de vergunning wordt geweigerd, wordt aan de melding geen verder gevolg gegeven.".

Art. 149.Artikel 203 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.

Art. 150.In artikel 204 van hetzelfde decreet, tot invoeging van een artikel 5.4.12 in het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 2, tweede lid, van artikel 5.4.12 worden de woorden "of artikel 42, eerste lid," opgeheven; 2° aan artikel 5.4.12 wordt een paragraaf 3 toegevoegd, die luidt als volgt: " § 3. De Vlaamse Regering stelt de termijnen vast waarbinnen de in paragraaf 1 en 2 vermelde adviezen moeten worden uitgebracht. Als geen advies wordt uitgebracht binnen de vastgestelde termijn wordt de adviesinstantie of de adviserende provinciale omgevingsvergunningscommissie geacht van oordeel te zijn dat er geen bijstelling van de milieuvoorwaarden moet plaatsvinden.".

Art. 151.Artikel 208 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 208.In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 8 februari 2013, wordt in titel V, hoofdstuk 5, ingevoegd bij artikel 207, een artikel 5.5.1 ingevoegd, dat luidt als volgt: ``Art. 5.5.1. § 1. Iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon die een kennisgevingsdossier of toelatingsaanvraag met betrekking tot genetisch gemodificeerde organismen, genetisch gemodificeerde micro-organismen of pathogenen indient, is een dossiertaks verschuldigd.

De opbrengst van de dossiertaks, vermeld in het eerste lid, wordt rechtstreeks en integraal in het Fonds voor Preventie en Sanering inzake Leefmilieu en Natuur gestort. § 2. De dossiertaks bedraagt: 1° voor een toelatingsaanvraag bij een eerste of een volgend ingeperkt gebruik van niveau 2, 3 of 4: 500 euro;2° voor een kennisgeving van een eerste ingeperkt gebruik risiconiveau 1 of een kennisgeving van een volgend ingeperkt gebruik van risiconiveau 2: 100 euro. § 3. De Vlaamse Regering kan nadere regels inzake de dossiertaks vaststellen.".".

Art. 152.Artikel 220 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.

Art. 153.Artikel 291, 1°, van hetzelfde decreet wordt opgeheven.

Art. 154.In artikel 308 van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning wordt punt 1° vervangen door wat volgt: "1° in paragraaf 1 wordt het derde lid vervangen door wat volgt: "Een aanpassing van de plannen, zoals vermeld in het tweede lid, is slechts mogelijk overeenkomstig artikel 30 van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning.".".

Art. 155.Artikel 337 van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 337.In artikel 4.8.2, eerste lid, van dezelfde codex, gewijzigd bij decreet van 6 juli 2012 en 4 april 2014, worden punt 1° en 4° opgeheven.".

Art. 156.In artikel 339 van hetzelfde decreet worden punt 9° en 10° van artikel 5.1.2, § 1, tweede lid, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening vervangen door wat volgt: ``9° de vermelding van elke schriftelijke aanmaning, elk proces-verbaal en verslag van vaststelling dat opgemaakt wordt met betrekking tot misdrijven en inbreuken inzake ruimtelijke ordening alsook iedere navolgend proces-verbaal waarin het vrijwillig herstel of de regularisatie wordt vastgesteld, het verdere gevolg dat aan de processen-verbaal en verslagen van vaststelling gegeven wordt, iedere gerechtelijke uitspraak en ieder bestuurlijk besluit alsook iedere minnelijke schikking ter zake en de uitvoering van de herstelmaatregelen alsook elk herstelattest; 10° de vermelding van elk rechtsmiddel dat tegen de gerechtelijke uitspraken en bestuurlijke besluiten, vermeld in punt 9°, aangewend wordt, de daaropvolgende uitspraken en besluiten en het gevolg dat eraan gegeven wordt;".

Art. 157.Aan artikel 387 van hetzelfde decreet wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Artikel 18, tweede lid, en artikel 106 zijn niet van toepassing voor aspecten van exploitatie van ingedeelde inrichtingen en activiteiten waarvoor voor de datum van inwerkingtreding van het decreet een melding voor een derde klasse inrichting is gebeurd of een milieuvergunningsaanvraag werd ingediend waarvoor nog geen definitieve beslissing werd genomen of waarvoor een milieuvergunning werd of wordt verleend.".

Art. 158.In artikel 388 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° aan paragraaf 1 worden een derde en een vierde lid toegevoegd, die luiden als volgt: "De afwijkingen op de algemene en de sectorale milieuvoorwaarden, de kennisgevingen en de toelatingen inzake het ingeperkte gebruik van genetisch gemodificeerde of pathogene organismen die nog geldig waren of nog worden verleend op grond van de bepalingen van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning blijven geldig voor de vastgestelde duur of overeenkomstig de voorwaarden die erop van toepassing zijn. In afwijking van het derde lid wordt een afwijking op de algemene en de sectorale milieuvoorwaarden overeenkomstig de voorwaarden die de Vlaamse Regering bepaalt, geacht voor onbepaalde duur geldig te zijn als met toepassing van artikel 390 voor de ingedeelde inrichting of activiteit waarop zij betrekking heeft de milieuvergunning van bepaalde duur wordt omgezet in een vergunning van onbepaalde duur."; 2° paragraaf 3, eerste lid, wordt vervangen door wat volgt: "De milieuvergunning en de melding in toepassing van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning die toelaat een ingedeelde inrichting te exploiteren, worden voor de toepassing van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning en titel V van het DABM beschouwd als de omgevingsvergunning respectievelijk de melding, waarvan akte is genomen."; 3° aan paragraaf 3 wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Voor de toepassing van de bepalingen van titel V van het DABM wordt: 1° een afwijking als vermeld in paragraaf 1, derde lid, beschouwd als een afwijking vermeld in artikel 5.4.8 van dezelfde titel V; 2° een kennisgeving en een toelating als vermeld in paragraaf 1, derde lid, beschouwd als de kennisgeving en de toelating vermeld in artikel 5.5.2, § 1, van dezelfde titel V."; 4° een paragraaf 4 wordt toegevoegd, die luidt als volgt: " § 4.De bijzondere milieuvoorwaarden opgelegd in de milieuvergunning of in een besluit betreffende een in de derde klasse ingedeelde inrichting of activiteit blijven in de mate dat zij van toepassing waren of worden gebracht op de ingedeelde inrichting of activiteit van toepassing tot zij worden gewijzigd of opgeheven.

De krachtens artikel 20 van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning door de Vlaamse Regering goedgekeurde algemene en sectorale milieuvoorwaarden blijven in de mate dat zij van toepassing waren of worden gebracht op de ingedeelde inrichting of activiteit van toepassing tot zij worden gewijzigd of opgeheven.

Artikel 5.4.5 en 5.4.6 van titel V van het DABM gelden uitsluitend voor milieuvoorwaarden die vanaf de datum van inwerkingtreding van titel V van het DABM door de Vlaamse Regering worden goedgekeurd respectievelijk door de bevoegde overheid worden opgelegd.

Artikel 5.4.7 van titel V van het DABM is niet van toepassing op algemene en sectorale milieuvoorwaarden die voor de datum van inwerkingtreding van titel V van het DABM door de Vlaamse Regering werden goedgekeurd.".

Art. 159.In artikel 390 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, 2°, worden de woorden "een adviesinstantie, aangewezen krachtens artikel 24 of artikel 42," vervangen door de woorden "de leidend ambtenaar van een adviesinstantie, aangewezen krachtens artikel 24 of artikel 42,";2° een paragraaf 1/1 wordt ingevoegd, die luidt als volgt: " § 1/1.Als met toepassing van artikel 4.3.3, § 2, van het DABM bij het meldingsformulier een project-m.e.r.-screeningsnota is gevoegd, onderzoekt de bevoegde overheid, vermeld in artikel 15, de door haar gemachtigde ambtenaar of in voorkomend geval de gemeentelijke omgevingsambtenaar die nota en beslist of er over het project een milieueffectrapport moet worden opgesteld.

Het resultaat van het onderzoek, vermeld in het eerste lid, wordt bij beveiligde zending aan de aanvrager meegedeeld binnen een termijn van negentig dagen vanaf de dag na de datum waarop het meldingsformulier is ingediend hetzij na de ontvangst van de ontbrekende gegevens of documenten.

De beslissing dat er voor het project een milieueffectrapport moet worden opgesteld, heeft van rechtswege de stopzetting van de omzettingsprocedure tot gevolg.

Als de bevoegde overheid, vermeld in artikel 15, de door haar gemachtigde ambtenaar of in voorkomend geval de gemeentelijke omgevingsambtenaar, beslist dat er een milieueffectrapport over het project moet worden opgesteld, kan de aanvrager een gemotiveerd verzoek tot ontheffing van de rapportageverplichting indienen bij de afdeling, bevoegd voor milieueffectrapportage overeenkomstig de procedure, vermeld in artikel 4.3.3, § 3 tot en met § 9, van het DABM. De beslissing van de afdeling, bevoegd voor milieueffectrapportage, vermeld in artikel 4.3.3, § 6, van hetzelfde decreet, is bindend voor de bevoegde overheid, vermeld in het eerste lid."; 3° in paragraaf 2, eerste lid, van hetzelfde decreet, worden de zinnen "De akte vermeldt de vergunningen voor de stedenbouwkundige handelingen en de exploitatie van de ingedeelde inrichtingen of activiteiten die het project omvat.In de akte wordt opgave gedaan van de geactualiseerde vergunningssituatie." vervangen door de zin "De akte geeft de geactualiseerde vergunningssituatie op het vlak van de exploitatie van de ingedeelde inrichtingen of activiteiten weer.".

Art. 160.Aan artikel 393 van hetzelfde decreet wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Artikel 18, tweede lid, en artikel 106 zijn niet van toepassing voor aspecten van stedenbouwkundige handelingen waarvoor voor de datum van inwerkingtreding van het decreet de melding is gebeurd of een vergunningsaanvraag werd ingediend waarvoor nog geen definitieve beslissing werd genomen of waarvoor een stedenbouwkundige vergunning werd of wordt verleend.".

Art. 161.In hoofdstuk 12 van hetzelfde decreet wordt een afdeling 4/1 ingevoegd, waarvan het opschrift luidt als volgt: ``Afdeling 4/1. - Overgangsmaatregelen met betrekking tot gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaren".

Art. 162.In hoofdstuk 12 van hetzelfde decreet wordt in afdeling 4/1, ingevoegd bij artikel 161, een artikel 394/1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "

Art. 394/1.Personen die op de datum van goedkeuring van het besluit van de Vlaamse Regering waarmee de datum van inwerkingtreding wordt vastgelegd aangesteld zijn als gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaar en die houder zijn van een diploma dat toegang geeft tot niveau A, B of C worden geacht als gemeentelijke omgevingsambtenaar te zijn aangewezen.

Het eerste lid is eveneens van toepassing als het personen betreft die zijn aangesteld in toepassing van artikel 15 en 18 van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 mei 2000 tot vaststelling van de voorwaarden waaraan personen moeten voldoen om als ambtenaar van ruimtelijke ordening te kunnen worden aangesteld.". HOOFDSTUK 2 9. - Decreet tot wijziging van de regelgeving inzake natuur en bos

Art. 163.In artikel 104 van het decreet van 9 mei 2014 tot wijziging van de regelgeving inzake natuur en bos wordt de zinsnede "artikel 386, § 1" vervangen door de zinsnede "artikel 388, § 1".

Art. 164.Artikel 105 van het hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 105.In hetzelfde decreet wordt een artikel 390/1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "

Art. 390/1.§ 1. De vergunningstermijn van een milieuvergunning verleend voor de exploitatie van een inrichting met een stikstofdepositie, die overeenkomstig artikel 388, § 1, verstrijkt voor 31 december 2018, wordt verlengd tot uiterlijk 31 december 2018, mits voldaan wordt aan paragraaf 2, tenzij bij het ontbreken van een operationele programmatische aanpak stikstofdeposities deze laatste datum wordt vervangen door een latere datum die wordt vastgesteld door de Vlaamse Regering.

Onder inrichting met een stikstofdepositie, vermeld in het eerste lid, wordt verstaan een inrichting waarvan de stikstofdepositie volgens de depositiescan een risico inhoudt op een betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van een speciale beschermingszone, vermeld in artikel 2, 43°, van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu.

Deze depositiescan, zoals aanvaard door de Vlaamse Regering, geeft als onderdeel van de online-voortoets aan of er een risico is op een betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van de speciale beschermingszones, vermeld in artikel 2, 43°, van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, voor wat betreft de gevolgen van stikstofneerslag via de lucht onder vorm van verzuring en vermesting in de betrokken speciale beschermingszone. In dit artikel wordt verstaan onder de online-voortoets: een via het internet beschikbaar gesteld instrument dat op een gestandaardiseerde en geautomatiseerde wijze een berekening maakt van de milieudruk vanuit een voorgenomen vergunningsplichtige activiteit en deze milieudruk onder vorm van mathematische grootheden uitzet ten opzichte van de gevoeligheid van de habitats en soorten waarvoor instandhoudingsdoelstellingen voor de betreffende speciale beschermingszone zijn vastgesteld volgens artikel 36ter, § 1, van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu. De online-voortoets levert levert een rapport af waarin de ingevoerde gegevens en de beoordeling van het hierboven vermelde risico vermeld worden. Dit gebeurt in termen van het al dan niet uitsluiten van een betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van de speciale beschermingszone, met name in de zone waar het voor de berekende milieudruk gevoelige habitat of leefgebied van een soort voorkomt, of gecreëerd wordt of tot doel kan worden gesteld in het kader van de instandhoudingsdoelen overeenkomstig de daartoe in het kader van de instandhoudingsdoelstellingen toe te passen zoekzone.

De toetsing gebeurt vanuit de locatie van de voorgenomen vergunningsplichtige activiteit. § 2. Voor de verlenging van de vergunning, vermeld in paragraaf 1, moet de vergunninghouder vóór het verstrijken van de vergunningstermijn een verzoek indienen bij de bevoegde vergunningverlenende overheid.

De bevoegde vergunningverlenende overheid neemt akte van het verzoek als aan de toepassingsvoorwaarden van paragraaf 1 en 2 is voldaan.

De aktename geldt als bevestiging dat de milieuvergunning is verlengd overeenkomstig paragraaf 1.

Tegen die akte kan geen administratief beroep worden ingediend als aan de toepassingsvoorwaarden vermeld in paragraaf 1 en 2 is voldaan.

Het ingediende verzoek, bevat het rapport van de uitgevoerde depositiescan op datum van het indienen van het verzoek, met daarin minstens vermeld, de ingevoerde gegevens en het eindresultaat van deze depositiescan. De invoer van de gegevens is in overeenstemming met de milieuvergunning vigerend op datum van het indienen van het verzoek. § 3. Deze bepalingen laten het verval van de vergunning, vermeld in artikel 99, § 2 en § 3, onverkort bestaan.".". HOOFDSTUK 3 0. - Wijzigingen van het decreet van 29 april 1991 tot vaststelling van de algemene regelen inzake de erkenning en de subsidiëring van de milieu- en natuurverenigingen

Art. 165.In artikel 11 van het decreet van 29 april 1991 tot vaststelling van dealgemene regelen inzake de erkenning en de subsidiëring van de milieu- en natuurverenigingen, gewijzigd bij het decreet van 30 april 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° paragraaf 2 wordt opgeheven; 2° in paragraaf 3 wordt punt 1° vervangen door wat volgt: "1° opgericht zijn in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk of stichting en met als hoofddoelstelling het bevorderen van het leefmilieu of het natuurbehoud;"; 3° in paragraaf 3 wordt punt 3° opgeheven;4° in paragraaf 3, 5°, wordt de zinsnede "waarvan de regels door de Vlaamse Regering worden bepaald" opgeheven.

Art. 166.In artikel 12 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 21 december 1994, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het eerste lid wordt vervangen door wat volgt: "De erkende milieu- en natuurverenigingen kunnen met toepassing van de aanvullende regels, vermeld in artikel 16, een subsidie ontvangen die bestemd is voor de werking."; 2° het derde lid wordt opgeheven.

Art. 167.Artikel 13 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 30 april 2004, wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 13.Er kan aan milieu- en natuurverenigingen en aan andere actoren een subsidie worden toegekend voor de uitwerking van projecten met betrekking tot het leefmilieu of het natuurbehoud. De Vlaamse Regering kan de nadere regels voor het verlenen van die projectsubsidie bepalen.".

Art. 168.Artikel 14 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 21 december 1994, wordt opgeheven.

Art. 169.In artikel 15 van hetzelfde decreet wordt paragraaf 2 opgeheven. HOOFDSTUK 3 1. - Wijzigingen van het decreet van 3 juli 2015 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2015

Art. 170.Aan artikel 39, § 1, van het decreet van 3 juli 2015 houdende bepalingen van de aanpassing van de begroting 2015 wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "In afwijking van het eerste lid wordt de heffing in het jaar 2015 voor 15 december betaald.". HOOFDSTUK 3 2. - Slotbepalingen

Art. 171.Artikel 7 treedt in werking op 1 januari 2015.

Art. 172.De ruilcomités die al werden opgericht en samengesteld overeenkomstig artikel 3 van de wet van 12 juli 1976 houdende bijzondere maatregelen inzake ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van de wet bij de uitvoering van grote infrastructuurwerken voor de inwerkingtreding van dit decreet, behouden hun samenstelling overeenkomstig de bepalingen die van toepassing waren voor de inwerkingtreding van dit decreet zolang hun samenstelling niet is aangepast aan de nieuwe bepalingen opgenomen in dit decreet.

Art. 173.Artikelen 9, 10 en 11 treden in werking op 1 januari 2016.

Art. 174.Artikel 16, 3°, heeft uitwerking met ingang van de datum van inwerkingtreding van het decreet van 3 juli 2015 houdende de wijziging van diverse bepalingen van het Jachtdecreet van 24 juli 1991.

Art. 175.Artikelen 23, 28 en 29 treden in werking op een door de Vlaamse Regering vast te stellen datum.

Art. 176.Artikel 42 treedt in werking na de datum van inwerkingtreding van artikel 79 van het decreet van 9 mei 2014 tot wijziging van de regelgeving inzake natuur en bos.

Art. 177.Voor het kalenderjaar 2015 kunnen de exploitanten van een openbaar waterdistributienetwerk de toegepaste tarieven in afwijking van artikel 12bis, § 1, vierde lid, van het decreet van 24 mei 2002 betreffende water bestemd voor menselijke aanwending op de eerste dag van de maand die volgt op de publicatie van dit decreet aanpassen aan de evolutie van het indexcijfer der consumptieprijzen, basis 1988, tussen de maand waarin de laatste toegestane tariefverhoging werd toegepast en november 2014.

Art. 178.Artikelen 92, 93 en 94 zijn van toepassing op ontwerpen van ruimtelijk uitvoeringsplan die voorlopig worden vastgesteld na de datum van inwerkingtreding van dit decreet.

Art. 179.De artikelen 97, 113 en 114 zijn van toepassing op meldingen die worden verricht vanaf de datum van inwerkingtreding van dit decreet.

Art. 180.Artikel 107 is van toepassing op aanvragen tot planologisch attest die worden ingediend na de datum van inwerkingtreding van dit decreet.

Art. 181.Artikelen 111 en 112 zijn van toepassing op aanvragen tot herziening of opheffing van verkavelingsvergunningen die worden opgestart en op aanvragen die worden ingediend na de datum van inwerkingtreding van dit decreet.

Art. 182.Artikel 115 treedt in werking op de datum van inwerkingtreding van artikel 339 van het decreet van 25 april 2014 betreffende de handhaving van de omgevingsvergunning.

Art. 183.Artikelen 89, 90, 95 en 129 tot en met 148 en 157 tot en met 162 treden in werking op de datum van inwerkingtreding van artikel 6 van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning.

Art. 184.De wet van 9 juli 1984 betreffende de doorvoer van afvalstoffen wordt opgeheven.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 18 december 2015.

De minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Buitenlands Beleid en Onroerend Erfgoed, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Begroting, Financiën en Energie, A. TURTELBOOM De Vlaamse minister van Mobiliteit, Openbare Werken, Vlaamse Rand, Toerisme en Dierenwelzijn, B. WEYTS De Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw, J. SCHAUVLIEGE _______ Nota (1) Zitting 2014-2015. Stukken. - Ontwerp van decreet, 459 - Nr. 1. - Amendement, 459 - Nr. 2.

Zitting 2015-2016.

Stukken. - Amendementen, 459 - Nr. 3. - In eerste lezing door de commissie aangenomen artikelen, 459 - Nr. 4. - Verslag, 459 - Nr. 5. - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering, 459 - Nr. 6.

Handelingen. - Bespreking en aanneming. Vergaderingen van 17 december 2015.

^