Etaamb.openjustice.be
Decreet van 18 mei 2018
gepubliceerd op 17 augustus 2018

Decreet houdende de Vlaamse sociale bescherming

bron
vlaamse overheid
numac
2018013215
pub.
17/08/2018
prom.
18/05/2018
ELI
eli/decreet/2018/05/18/2018013215/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

18 MEI 2018. - Decreet houdende de Vlaamse sociale bescherming (1)


Het VLAAMS PARLEMENT heeft aangenomen en Wij, REGERING, bekrachtigen hetgeen volgt: Decreet houdende de Vlaamse sociale bescherming Deel 1. - Gemeenschappelijke basisbepalingen TITEL 1. - Inleidende bepaling

Artikel 1.Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid, met uitzondering van artikel 157 en artikel 161, die een gewestaangelegenheid betreffen, en artikel 176, dat een gemeenschaps- en een gewestaangelegenheid betreft.

Dit decreet is van toepassing onder voorbehoud van de bepalingen van het Unierecht en van internationale verdragen en protocollen.

TITEL 2. - Definities

Art. 2.In dit decreet wordt verstaan onder: 1° administratief aansluiten: de aansluiting zonder premiebetaling bij een zorgkas, door personen op wie de Vlaamse sociale bescherming niet van toepassing is of die zich niet vrijwillig hebben aangesloten bij een zorgkas, maar die wel een beroep doen op zorg deel uitmakend van de pijlers van de Vlaamse sociale bescherming, vermeld in artikel 4, 4° tot en met 9° ;2° agentschap: het Agentschap voor Vlaamse Sociale Bescherming, vermeld in artikel 9;3° algemene verordening gegevensbescherming: verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming);4° basisondersteuningsbudget: een bedrag als vermeld in artikel 2, 2°, van het decreet van 25 april 2014 houdende de persoonsvolgende financiering;5° BelRAI: verzamelterm voor wetenschappelijk onderbouwde beoordelingsinstrumenten, gebaseerd op het internationale interRAI-instrumentarium.Het gaat om gevalideerde beoordelingsinstrumenten om de gezondheids- en welzijnssituatie van gebruikers op een gestandaardiseerde en gestructureerde manier in beeld te brengen met als doel een hoogkwalitatieve zorgplanning en kwaliteitsmonitoring te realiseren; 6° bijdrage voor woon- en leefkosten: de vergoeding voor diensten en goederen, verricht of geleverd door de zorgvoorziening, die niet worden vergoed door het zorgticket noch door de gebruikersbijdrage;7° buitengewone zorg: de zorg in het kader van revalidatie of geestelijke gezondheidszorg, al dan niet verleend buiten het Nederlandse taalgebied of buiten de door de Vlaamse Gemeenschap erkende zorgvoorzieningen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, waarvoor, in het concrete geval, in geen tegemoetkoming is voorzien krachtens de reglementaire bepalingen van de Belgische verzekering voor geneeskundige verzorging, krachtens de bepalingen van dit decreet, met uitzondering van artikel 55 of krachtens de wettelijke bepalingen van een buitenlandse regeling voor verplichte verzekering;8° decreet houdende de persoonsvolgende financiering: het decreet van 25 april 2014 houdende de persoonsvolgende financiering voor personen met een handicap en tot hervorming van de wijze van financiering van de zorg en de ondersteuning voor personen met een handicap;9° erkende zorgkas: een zorgkas, opgericht door een instantie als vermeld in artikel 18, die erkend is krachtens artikel 19;10° Expertencommissie: de Expertencommissie gespecialiseerde zorg, vermeld in artikel 39;11° gebruiker: iedere natuurlijke persoon die een beroep doet of kan doen op de Vlaamse sociale bescherming, vermeld in artikel 4;12° gebruikersbijdrage: een financiële bijdrage in de zorgkosten ten laste van de gebruiker die een beroep doet op zorg of een responsabiliseringsbijdrage voor een mobiliteitshulpmiddel;13° gezondheidsbeleid: het beleid met betrekking tot het geheel van de aangelegenheden, vermeld in artikel 5, § 1, I, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen waarvoor de Vlaamse Gemeenschap bevoegd is;14° ICF: International Classification of Functioning, Disability and Health;het betreft een begrippenkader, ontwikkeld door de Wereldgezondheidsorganisatie, waarmee het mogelijk is om het functioneren van mensen en eventuele problemen die mensen tijdens het functioneren ondervinden, te beschrijven; 15° ICT: de informatie- en communicatietechnologie;16° indicatiesteller: een organisatie, zorgvoorziening of zorgverlener, die overeenkomstig de door de Vlaamse Regering bepaalde voorwaarden en procedures, erkend is om indicatiestellingen toe te passen;17° indicatiestelling: de evaluatie van de zorgbehoefte van de gebruiker om de zorgdoelstellingen of financiering te bepalen of, wat de mobiliteitshulpmiddelen betreft, om de beperking van de mobiliteit van de gebruiker vast te stellen zodat passende mobiliteitshulpmiddelen en financiering bepaald kunnen worden;18° kaderdecreet: het kaderdecreet Bestuurlijk Beleid van 18 juli 2003;19° mantelzorger: de natuurlijke persoon die vanuit een sociale en emotionele band een of meer personen met verminderd zelfzorgvermogen, niet beroepshalve maar meer dan occasioneel, helpt en ondersteunt in het dagelijkse leven;20° mobiliteitshulpmiddelen: de hulpmiddelen die bedoeld zijn om de bewegingsfunctie te ondersteunen, namelijk rolstoelen, loophulpmiddelen, orthopedische driewielfietsen, stasystemen, zitkussens ter preventie van doorzitwonden, modulair aanpasbare systemen ter ondersteuning van de zithouding en onderstellen en de aanpassingen ervan.Een rolstoel, loophulpmiddel of orthopedische driewielfiets zijn speciaal ontworpen toestellen om personen te helpen zich binnenshuis en buitenshuis te verplaatsen; 21° niet-medische hulp- en dienstverlening: de hulp en bijstand die derden verlenen aan een persoon met een verminderde zelfredzaamheid in residentieel, semiresidentieel of ambulant verband;22° Patiëntenrichtlijn: richtlijn 2011/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2011 betreffende de toepassing van de rechten van patiënten bij grensoverschrijdende gezondheidszorg;23° persoonsvolgend budget: het geheel van tegemoetkomingen, vermeld in artikel 58, dat bestaat uit een zorgbudget dat cash wordt uitbetaald, een zorgticket dat via een trekkingsrecht wordt toegekend of een tegemoetkoming voor mobiliteitshulpmiddelen;24° pijler van de Vlaamse sociale bescherming: een van de verschillende onderdelen van de Vlaamse sociale bescherming, vermeld in artikel 4;25° revalidatie: de behandeling, de diagnostiek of de ondersteuning die verleend wordt in een revalidatieziekenhuis of in een revalidatievoorziening, waarvoor de Vlaamse Gemeenschap bevoegd is conform artikel 128, § 1, van de Grondwet;26° revalidatievoorziening: zorgvoorziening, andere dan een revalidatieziekenhuis, die revalidatie aanbiedt, vermeld in punt 25° ;27° revalidatieziekenhuis: een zorgvoorziening voor gezondheidszorg waarin passende zorg aangeboden wordt aan patiënten van wie de gezondheidstoestand de opname of het verblijf vereisen, met als doel de gezondheidstoestand te herstellen of te verbeteren door de ziekte te bestrijden of de patiënt te revalideren als vermeld in artikel 5, § 1, I, eerste lid, 3° en 4°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen;28° rolstoel: een manuele rolstoel, een elektronische rolstoel, een elektronische scooter, een manuele kinderrolstoel of een elektronische kinderrolstoel;29° stasysteem: een stasysteem is een toestel dat personen met een ernstige of volledige beperking van de stafunctie toelaat rechtop te staan;30° tegemoetkoming: een zorgbudget als vermeld in deel 2, titel 2, een zorgticket als vermeld in deel 2, titel 3, of tegemoetkoming voor mobiliteitshulpmiddelen als vermeld in deel 2, titel 4;31° toezichthoudende autoriteit: de toezichthoudende autoriteit als vermeld in artikel 4, 21), van verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming);32° trekkingsrecht: het recht op een persoonsvolgend budget dat verloopt via een rechtstreekse betaling door de zorgkas aan de erkende zorgvoorziening of verstrekker van mobiliteitshulpmiddelen die zorg verleent aan de gebruiker;33° VAPH: het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, opgericht bij artikel 3 van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap;34° verminderde zelfredzaamheid: een beperking van de mogelijkheden tot zelfzorg;35° verordening (EG) nr.883/2004: de verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels; 36° verstrekker van mobiliteitshulpmiddelen: een persoon die gemachtigd is om mobiliteitshulpmiddelen te verkopen of te verhuren conform artikel 122, met behoud van de erkenningsplicht op grond van artikel 72 van de gecoördineerde wet van 10 mei 2015 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen;37° vertegenwoordiger van de gebruiker: de vertegenwoordiger, vermeld in artikel 23, § 2;38° Vlaamse Zorgkas: de vzw Vlaamse Zorgkas opgericht door het Vlaams Zorgfonds;39° welzijnsbeleid: het beleid inzake de bijstand aan personen met betrekking tot het geheel van aangelegenheden, vermeld in artikel 5, § 1, II, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen waarvoor de Vlaamse Gemeenschap bevoegd is, met uitzondering van het beleid inzake onthaal en integratie van inwijkelingen, vermeld in artikel 5, § 1, II, 3°, van de voormelde bijzondere wet;40° wonen: ingeschreven zijn in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister, of ingeschreven zijn in het wachtregister voor personen die jonger zijn dan achttien jaar;41° Woonzorgdecreet: Woonzorgdecreet van 13 maart 2009, gewijzigd bij de decreten van 18 november 2011, 21 juni 2013, 15 juli 2016, 22 december 2016 en 20 januari 2017;42° zelfzorg: de beslissingen en de acties die een natuurlijke persoon in het dagelijkse leven uitvoert om te voldoen aan zijn basisbehoeften, en de bijbehorende activiteiten.Die activiteiten kunnen onder meer betrekking hebben op de uitvoering van huishoudelijke activiteiten, het leggen van sociale contacten en de mogelijkheid om zich te ontplooien en zich te oriënteren in tijd en ruimte; 43° Ziekteverzekeringswet: de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994;44° zorg: alle vormen van zorg en ondersteuning gefinancierd in uitvoering van dit decreet, inclusief revalidatie;45° zorgbehoefte: de behoefte van een gebruiker aan zorg, objectief vastgesteld aan de hand van een indicatiestelling;46° zorgbudget: een vrij besteedbare tegemoetkoming, die door de zorgkas cash wordt uitbetaald aan de cliënt, voor kosten die gepaard gaan met zorgbehoevendheid, toegekend met toepassing van deel 2, titel 2, van dit decreet;47° zorgkas: een erkende zorgkas of de Vlaamse Zorgkas;48° Zorgkassencommissie: de Zorgkassencommissie, vermeld in artikel 33;49° zorgticket: de tussenkomst in de kost van zorg, waarvan de omvang wordt bepaald op basis van de zorgbehoefte van de gebruiker, onder meer vastgesteld aan de hand van BelRAI en uitbetaald door de zorgkas onder de vorm van een trekkingsrecht;50° zorgverlener: elke natuurlijke persoon die op een beroepsmatige wijze zorg verleent in het kader van dit decreet;51° Zorgverzekeringsdecreet: het decreet van 30 maart 1999 houdende de organisatie van de zorgverzekering;52° zorgvoorziening: een verzorgingsinstelling of elke andere organisatie, erkend door de Vlaamse Gemeenschap, die in het kader van het gezondheids- of welzijnsbeleid instaat voor de organisatie of uitvoering van zorg;53° zorgvorm: de wijze waarop de niet-medische hulp- en dienstverlening wordt verstrekt;door of een residentiële zorgvoorziening, een niet-residentiële zorgvoorziening, een zorgverlener of een mantelzorger.

De Vlaamse Regering kan de definitie van mobiliteitshulpmiddelen, vermeld in het eerste lid, 20°, uitbreiden met andere hulpmiddelen die als finaliteit hebben de bewegingsfunctie te ondersteunen.

TITEL 3. - Toepassingsgebied

Art. 3.§ 1. De Vlaamse sociale bescherming is van toepassing op elke persoon die in het Nederlandse taalgebied woont.

De Vlaamse sociale bescherming is van toepassing op elke persoon die in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad woont.

De Vlaamse sociale bescherming is niet van toepassing op een persoon als vermeld in het eerste en tweede lid, voor wie, op grond van de aanwijzingsregels, vermeld in verordening (EG) nr. 883/04, het socialezekerheidsstelsel van een andere lidstaat van de Europese Unie, van een andere staat die partij is bij de Europese Economische Ruimte of van Zwitserland van toepassing is, tenzij die persoon zich vrijwillig aansluit bij een zorgkas als vermeld in artikel 42, § 1, derde lid, van dit decreet.

De Vlaamse sociale bescherming is niet van toepassing op een persoon als vermeld in het eerste of tweede lid, die enkel een pensioen ontvangt van een of meer andere lidstaten van de Europese Unie dan België, van een andere staat dan België die partij is bij de Europese Economische Ruimte of van Zwitserland, tenzij die persoon zich vrijwillig aansluit bij een zorgkas als vermeld in artikel 42, § 1, derde lid, van dit decreet.

De Vlaamse sociale bescherming is niet van toepassing op een persoon, vermeld in het eerste en tweede lid, die op grond van het Europees Unierecht of van een internationale overeenkomst of protocol, niet onderworpen is aan de Belgische sociale zekerheid, tenzij deze persoon zich vrijwillig aansluit bij een zorgkas als vermeld in artikel 42, § 1, derde lid, van dit decreet. § 2. De Vlaamse sociale bescherming is van toepassing op elke persoon die niet in België woont, en voor wie, wegens tewerkstelling in het Nederlandse taalgebied, op grond van de aanwijzingsregels, vermeld in verordening (EG) nr. 883/04, het socialezekerheidsstelsel van België van toepassing is.

De Vlaamse sociale bescherming is van toepassing op elke persoon die in het Franse of het Duitse taalgebied van België woont, en die gebruikgemaakt heeft van zijn recht op vrij verkeer van werknemers of van de vrijheid van vestiging, zoals gewaarborgd door het Unierecht, en voor wie, wegens tewerkstelling in het Nederlandse taalgebied, op grond van de aanwijzingsregels, vermeld in verordening (EG) nr. 883/04, het socialezekerheidsstelsel van België van toepassing is.

De bepalingen van dit decreet over de personen, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, zijn van overeenkomstige toepassing op de personen bedoeld in het eerste en het tweede lid van deze paragraaf.

De Vlaamse sociale bescherming is van toepassing op elke persoon die niet in België woont, en voor wie, wegens tewerkstelling in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, op grond van de aanwijzingsregels, vermeld in verordening (EG) nr. 883/04, het socialezekerheidsstelsel van België van toepassing is.

De Vlaamse sociale bescherming is van toepassing op elke persoon die in het Franse of het Duitse taalgebied van België woont, en die gebruikgemaakt heeft van zijn recht op vrij verkeer van werknemers of van de vrijheid van vestiging, zoals gewaarborgd door het Unierecht, en voor wie, wegens tewerkstelling in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, op grond van de aanwijzingsregels, vermeld in verordening (EG) nr. 883/04, het socialezekerheidsstelsel van België van toepassing is.

De bepalingen van dit decreet over de personen, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing op de personen, vermeld in het vierde en het vijfde lid van deze paragraaf. § 3. In afwijking van paragraaf 1 is de Vlaamse sociale bescherming niet van toepassing op de volgende personen: 1° de tijdelijk tot verblijf gemachtigde buitenlandse studenten, vermeld in artikel 58 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen;2° de familieleden van tijdelijk tot verblijf gemachtigde buitenlandse studenten, vermeld in artikel 10bis van voormelde wet, aan wie ook een tijdelijke machtiging tot verblijf is toegekend;3° de tijdelijk tot verblijf gemachtigde onderzoekers, vermeld in artikel 61/10 van voormelde wet;4° de familieleden van tijdelijk tot verblijf gemachtigde onderzoekers, vermeld in artikel 61/13 van voormelde wet, aan wie ook een tijdelijke machtiging tot verblijf is toegekend. TITEL 4. - Voorwerp en algemene principes

Art. 4.De Vlaamse sociale bescherming heeft onder meer betrekking op de volgende pijlers: 1° het zorgbudget voor zwaar zorgbehoevenden;2° het zorgbudget voor ouderen met een zorgnood;3° het basisondersteuningsbudget;4° de residentiële ouderenzorg;5° de geestelijke gezondheidszorg, met inbegrip van revalidatie die voornamelijk gericht is op de psychosociale aspecten;6° de revalidatie die voornamelijk gericht is op het herstel van fysieke functies;7° de thuiszorg;8° de transmurale zorg;9° de mobiliteitshulpmiddelen. De Vlaamse Regering legt de nadere invulling vast van de pijlers, vermeld in het eerste lid.

Art. 5.De Vlaamse sociale bescherming is een volksverzekering, waarbij de rechten gekoppeld zijn aan de betaling van een jaarlijkse premie als vermeld in artikel 45.

Art. 6.§ 1. De Vlaamse sociale bescherming draagt bij tot een integrale zorg en ondersteuning en het verhogen van de zelfredzaamheid en neemt de behoeften, vragen en doelstellingen van de persoon met zorgbehoefte en zijn naaste omgeving en het nastreven van kwaliteit van leven als uitgangspunt.

De Vlaamse sociale bescherming heeft de volgende doelstellingen: 1° een versterking van de persoon met een zorgbehoefte door hem zoveel mogelijk zijn autonomie en de regie te laten behouden of herwinnen over de eigen zorg en de integratie of de re-integratie in de samenleving te bevorderen;2° de ondersteuning van de mantelzorg en het verdere netwerk van de persoon met een zorgbehoefte;3° vraaggestuurde zorg op maat realiseren door maximaal in te zetten op persoonsvolgende financiering;4° het realiseren van financiële toegang tot kwaliteitsvolle zorg;5° het realiseren van efficiëntiewinsten en transparantie voor de burger door de vereenvoudiging, digitalisering en integratie van verschillende tegemoetkomingen met het oog op een meer gestroomlijnde toegang tot rechten op tegemoetkomingen en zorg;6° een objectieve, uniforme en laagdrempelige beoordeling van de zorgbehoefte;7° het realiseren van een uniek inschalingsinstrument voor personen met een zorgbehoefte;8° een toegang tot één loket voor alle vragen over dossiers en rechten bij de zorgkas voor wat de tegemoetkomingen in het kader van de Vlaamse sociale bescherming betreft;9° het realiseren van zorgcontinuïteit en waar nodig aanklampende zorg, onder andere door middel van een organisatiegebonden financiering die complementair is aan de persoonsvolgende financiering van de zorg. Voor de toepassing van het tweede lid wordt verstaan onder aanklampende zorg: ongevraagde zorg vanuit betrokkenheid, gericht op het verbeteren van de kwaliteit van leven en het functioneren of op het vermijden van overlast, bij personen die zelf of, in het geval van kinderen en jongeren, bij wie de omgeving zorg op een zorgwekkende manier mijden. § 2. Bij de start van elke legislatuur stelt de Vlaamse Regering, op basis van een analyse van de evolutie van de zorgnoden en rekening houdend met de budgettaire marges, een indicatieve meerjarenraming op met betrekking tot de pijlers van de Vlaamse sociale bescherming waarvoor het beschikbaar aanbod geprogrammeerd is. De Vlaamse Regering legt deze indicatieve meerjarenraming ter bespreking voor aan het Vlaams Parlement.

De Vlaamse Regering legt jaarlijks een voortgangsrapport ter bespreking voor aan het Vlaams Parlement. Dit voortgangsrapport licht de wijze toe waarop de Vlaamse Regering binnen de beschikbare budgetten en op basis van een analyse van de geobjectiveerde behoeften uitvoering geeft aan de indicatieve meerjarenraming.

De indicatieve meerjarenraming wordt voor advies besproken in de Vlaamse Raad voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, vermeld in artikel 3 van het decreet van 29 juni 2018 tot oprichting van de Vlaamse Raad voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin.

Art. 7.De financiering in het kader van de Vlaamse sociale bescherming omvat twee categorieën: 1° de zorggebonden financiering, die persoonsvolgend is;2° de organisatiegebonden financiering.

Art. 8.De tegemoetkomingen van de Vlaamse sociale bescherming worden automatisch toegekend, tenzij dat onmogelijk is. In dat laatste geval kan de Vlaamse Regering bepalen dat de tegemoetkoming op aanvraag wordt toegekend.

TITEL 5. - Organisatie van de Vlaamse sociale bescherming HOOFDSTUK 1. - Het Agentschap voor Vlaamse Sociale Bescherming Afdeling 1. - Oprichting van het Agentschap voor Vlaamse Sociale

Bescherming

Art. 9.Er wordt een intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Agentschap voor Vlaamse Sociale Bescherming opgericht, dat de rechtsopvolger is van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Agentschap voor Vlaamse Sociale Bescherming, vermeld in artikel 6, eerste lid, van het decreet van 24 juni 2016 houdende de Vlaamse sociale bescherming, zoals van kracht voor de inwerkingtreding van artikel 176 van dit decreet, met overname van alle rechten en plichten.

De Vlaamse Regering bepaalt tot welk homogeen beleidsdomein het agentschap behoort en kan een afwijking toestaan van het principe van de operationele autonomie, vermeld in artikel 10, § 1, van het kaderdecreet.

De bepalingen van het kaderdecreet zijn van toepassing op het agentschap, met uitzondering van artikel 4, § 2, eerste lid, 1°, artikel 6, § 3, en met uitzondering van artikel 24 en 25 wat betreft het reservefonds als vermeld in artikel 16 van dit decreet. Afdeling 2. - Missie en taken

Art. 10.Het agentschap heeft als missie een actief beleid te voeren dat gericht is op het bevorderen van de zelfredzaamheid, rekening houdend met de noden en de eigen regie van de gebruiker en van zijn kansen om volwaardig deel te nemen aan de samenleving.

Het agentschap beoogt de financiële toegankelijkheid van zorg te waarborgen en streeft naar de beheersing van de overheidsuitgaven op lange termijn.

Het agentschap neemt bij de uitvoering van zijn missie het recht op een menswaardig leven, vermeld in artikel 23 van de Grondwet, als uitgangspunt.

Art. 11.De kerntaak van het agentschap omvat: 1° zorgen voor de huidige en toekomstige financiering van de tegemoetkomingen die toegekend zijn op basis van de Vlaamse sociale bescherming;2° financieel responsabiliseren van en toezicht houden op de zorgkassen, met behoud van de toepassing van de controle door de Nationale Bank van België, de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten (FSMA) en de Controledienst der ziekenfondsen (CDZ) en de landsbonden van ziekenfondsen;3° de diagnose van de zorgbehoefte en de vaststelling van de verminderde zelfredzaamheid organiseren op een uniforme, objectieve en kwaliteitsvolle manier en de controle erop organiseren;4° subsidies verstrekken aan de zorgkassen op een objectieve en transparante wijze en met aandacht voor een efficiënt en zorgvuldig beheer van de publieke middelen;5° het uitbouwen van een digitaal platform in samenwerking met de zorgkassen en het beheren van de data;6° financiële reserves aanleggen en beheren om toekomstige uitgavenverplichtingen te dekken.

Art. 12.Binnen het kader van de missie en de taken van het agentschap, kan de Vlaamse Regering specifieke taken aan het agentschap toewijzen.

Art. 13.Het agentschap voert de taken, vermeld in artikel 11 en 12, uit, in samenhang met het door de Vlaamse Gemeenschap gevoerde welzijns- en gezondheidsbeleid. Afdeling 3. - Bestuur en werking

Art. 14.De Vlaamse Regering regelt de werking en het beheer van het agentschap. In afwijking van artikel 6, § 3, van het kaderdecreet kan ze het hoofd van een intern verzelfstandigd agentschap van het beleidsdomein met de algemene leiding, de werking en de vertegenwoordiging van het agentschap belasten. In voorkomend geval zal het ondernemingsplan, vermeld in artikel 5/1 van het kaderdecreet, deel uitmaken van het ondernemingsplan van het intern verzelfstandigd agentschap dat het agentschap beheert. Afdeling 4. - Financiering en reservefonds

Art. 15.§ 1. De middelen waarover het agentschap beschikt zijn: 1° dotaties;2° solidaire premies van de personen aangesloten bij de zorgkassen;3° inkomsten uit beleggingen van het reservefonds, vermeld in artikel 16;4° schenkingen en legaten;5° alle andere middelen die nuttig zijn in het kader van de doelstelling van het agentschap en die ingevolge wettelijke, decretale of reglementaire bepalingen aan het agentschap toekomen. Het agentschap kan schenkingen of legaten aanvaarden. § 2. De dotaties, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 1°, worden elk jaar uitbetaald vóór een datum die de Vlaamse Regering bepaalt. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels voor de uitbetaling van de dotaties.

De dotaties, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 1°, worden voor elk begrotingsjaar berekend op basis van een aantal parameters, waaronder: 1° het aantal en de som van de uitgaven die tijdens het voorgaande jaar zijn toegekend, en de verwachte evolutie van de uitgaven;2° de omvang van de premies, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 2° ;3° de middelen en de inkomsten uit beleggingen van het reservefonds, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 3° ;4° de beschikbare budgettaire marges voor het begrotingsjaar. § 3. De omvang van de uitgaven, vermeld in paragraaf 2, tweede lid, 1°, wordt berekend op basis van een aantal parameters waaronder: 1° het aantal gebruikers;2° het zorgprofiel van de gebruikers;3° het gezinsinkomen van de gebruikers, als het gaat om het zorgbudget voor ouderen met een zorgnood als vermeld in deel 2, titel 2, hoofdstuk 3;4° de gezinssamenstelling van de gebruiker, als het gaat om het zorgbudget voor ouderen met een zorgnood als vermeld in deel 2, titel 2, hoofdstuk 3;5° de werkingskosten;6° de organisatiegebonden kosten van de zorgvoorzieningen. De omvang van de premies, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 2°, wordt berekend op basis van een aantal parameters waaronder: 1° het aantal leden;2° het aantal leden met recht op een verhoogde tegemoetkoming in de ziekteverzekering, vermeld in artikel 37, § 19, van de Ziekteverzekeringswet. § 4. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels voor het beheer van de inkomsten uit beleggingen, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 3°.

De middelen kunnen worden aangewend in een systeem van kapitalisatie, in een systeem van repartitie of in een gemengd systeem van kapitalisatie en repartitie. Daarbij kan ook een onderscheid gemaakt worden per pijler van de Vlaamse sociale bescherming.

Art. 16.De Vlaamse Regering wordt gemachtigd om voor het zorgbudget voor zwaar zorgbehoevenden, vermeld in artikel 4, eerste lid, 1°, een reservefonds aan te leggen op het niveau van het agentschap.

De middelen in een reservefonds mogen worden aangewend om de dekking van de zorgbudgetten voor zwaar zorgbehoevenden te vrijwaren.

De aanvulling van het reservefonds is afhankelijk van een machtiging bij decreet in de jaarlijkse begroting. Die machtiging tot aanvulling kan alleen betrekking hebben op het deel van de uitgavenkredieten dat in de begroting aan het agentschap wordt toegekend voor de Vlaamse sociale bescherming en dat in het begrotingsjaar zelf niet wordt aangewend. Afdeling 5. - Raadgevend comité

Art. 17.Bij het agentschap wordt een raadgevend comité opgericht dat advies verstrekt op verzoek van het hoofd van het agentschap. Het raadgevend comité verstrekt ook op eigen initiatief advies over alle aangelegenheden die van belang zijn voor de taken van het agentschap.

Het raadgevend comité is samengesteld uit een vertegenwoordiging van de volgende maatschappelijke geledingen van het beleidsveld: 1° acht vertegenwoordigers van de cliënten, de patiënten en de mantelzorgers;2° zes vertegenwoordigers van de zorgkassen;3° zes vertegenwoordigers van de Vlaamse sociale partners;4° zes vertegenwoordigers van de zorgvoorzieningen en de zorgverleners;5° zes onafhankelijke deskundigen met een bijzondere bekwaamheid op het vlak van sociale bescherming. De voorzitter wordt benoemd uit een van de onafhankelijke deskundigen met een bijzondere bekwaamheid op het vlak van sociale bescherming.

De voorzitter, de vertegenwoordigers en de onafhankelijke deskundigen worden benoemd door de Vlaamse Regering.

De Vlaamse Regering stelt de nadere regels voor de samenstelling van het raadgevend comité vast, en kan voor de leden ervan een vergoeding bepalen. De Vlaamse Regering benoemt de leden voor een periode van vijf jaar.

Het raadgevend comité stelt een huishoudelijk reglement op en legt het ter goedkeuring voor aan de Vlaamse Regering. Dat huishoudelijk reglement stelt de praktische werking vast, de deontologie, de informatie- en rapporteringsopdracht van het comité, en de aard van de dossiers en rapporten die aan het raadgevend comité worden voorgelegd. HOOFDSTUK 2. - De zorgkassen Afdeling 1. - Erkende zorgkassen

Art. 18.Om erkend te worden moet een zorgkas door de volgende instanties zijn opgericht: 1° landsbonden van ziekenfondsen of alle ziekenfondsen met administratieve zetel in het Vlaamse Gewest of in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest of minstens vier ziekenfondsen met administratieve zetel in het Vlaamse Gewest of in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, via een maatschappij van onderlinge bijstand, onderworpen aan de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen, die actief zijn in het gehele territorium van het Nederlandse taalgebied en het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad;2° de Kas der Geneeskundige Verzorging, vermeld in artikel 6 van de Ziekteverzekeringswet;3° verzekeringsondernemingen die vallen onder de toepassing van de wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen, en die actief zijn in het hele territorium van het Nederlandse taalgebied en het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad. De Vlaamse Regering bepaalt wat wordt verstaan onder "actief zijn in het hele territorium van het Nederlandse taalgebied en het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad".

Art. 19.Om erkend te kunnen worden, moet een zorgkas aan de volgende voorwaarden voldoen: 1° opgericht worden als een privaatrechtelijke rechtspersoon die zijn opdrachten zonder winstoogmerk uitvoert en die ten aanzien van de instanties, vermeld in artikel 18, en ten aanzien van het agentschap volledig gescheiden wordt beheerd op het gebied van boekhouding en financiële middelen.De zorgkas verantwoordt de wijze waarop de middelen, waaronder ook personeelsmiddelen, worden ingezet en biedt volledige transparantie over het personeelsbestand en de personeelsinzet. De Vlaamse Regering kan hiertoe nadere regels bepalen; 2° wegens haar organisatie beschouwd worden als uitsluitend behorend tot de Vlaamse Gemeenschap;3° elk verzoek tot aansluiting als vermeld in artikel 42, aanvaarden, tenzij een wettelijke of decretale bepaling dat verhindert;4° elke aanvraag die geldig ingediend wordt, behandelen op de wijze die vastgesteld is in dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan, en een totaalverbod op risicoselectie in acht nemen;5° geen andere activiteiten ontplooien dan de activiteiten, vermeld in artikel 22, tenzij die nauw samenhangen met de activiteiten in het kader van de Vlaamse sociale bescherming;6° noch rechtstreeks, noch zijdelings andere verzekeringen, tegemoetkomingen of voordelen aanbieden of toekennen die gekoppeld zijn aan de aansluiting, vermeld in artikel 42, of aan de tegemoetkomingen in het kader van de Vlaamse sociale bescherming;7° instaan voor de uitvoering van de tegemoetkomingen in alle pijlers van de Vlaamse sociale bescherming, vermeld in artikel 4;8° een ombudsfunctie installeren conform de door de Vlaamse Regering bepaalde voorwaarden en procedures, onder meer voor de behandeling van klachten van de personen die aangesloten zijn bij de zorgkas. De Vlaamse Regering bepaalt de regels voor de toekenning, weigering, eventuele verlenging, schorsing en intrekking van de erkenning. De Vlaamse Regering regelt de duur van de erkenning.

Art. 20.De Vlaamse Regering erkent de zorgkas.

De zorgkassen die erkend zijn ter uitvoering van het decreet van 24 juni 2016 houdende de Vlaamse sociale bescherming, worden van rechtswege omgevormd tot en erkend als zorgkassen in het kader van dit decreet. Afdeling 2. - De Vlaamse Zorgkas

Art. 21.§ 1. De vzw Vlaamse Zorgkas wordt van rechtswege ingesteld als zorgkas in de zin van dit decreet. Ze fungeert als hulpkas voor wie zich verplicht moet aansluiten en dit niet binnen de termijn, vermeld in artikel 42, heeft gedaan. § 2. De algemene vergadering van de Vlaamse Zorgkas telt ten minste vijf effectieve leden. De statuten van de Vlaamse Zorgkas regelen de aanwijzing van de effectieve leden. De effectieve leden zijn vertegenwoordiger van de Vlaamse administratie, van een Vlaamse minister of van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten.

De statuten van de Vlaamse Zorgkas regelen de werking van de algemene vergadering. § 3. De Vlaamse Zorgkas wordt bestuurd door haar raad van bestuur.

Behoudens de bevoegdheden die de wet of de statuten uitdrukkelijk voorbehouden aan de algemene vergadering, beschikt de raad van bestuur over de meest uitgebreide bevoegdheden. De raad van bestuur kan alle daden van bestuur en beschikking stellen die noodzakelijk zijn om het maatschappelijk doel te bereiken. De raad van bestuur oefent zijn bevoegdheden uit als college. De raad van bestuur kan een of meer daden van bestuur of beschikking delegeren aan de voorzitter of een ander lid van de raad van bestuur.

De werking en de samenstelling van de raad van bestuur worden geregeld door de statuten van de Vlaamse Zorgkas. § 4. De statuten van de Vlaamse Zorgkas regelen het dagelijks bestuur. § 5. Een bedrijfsrevisor wordt benoemd als commissaris. Die oefent het toezicht uit op de Vlaamse Zorgkas. De statuten van de Vlaamse Zorgkas regelen de benoeming, het ontslag en de taken van de bedrijfsrevisor. § 6. De Vlaamse Regering wordt gemachtigd om personeel ter beschikking te stellen voor de Vlaamse Zorgkas. Afdeling 3. - Opdrachten

Art. 22.Een zorgkas heeft de volgende opdrachten: 1° de zorgkas treedt op als uniek loket voor alle vragen over dossiers en rechten met betrekking tot de Vlaamse sociale bescherming;2° ze onderzoekt de aanvragen en beslist over de tegemoetkomingen conform de bepalingen van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan;3° ze staat in voor de uitvoering van de tegemoetkomingen conform dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan;4° ze registreert de gegevens over de aansluitingen, de aanvragen en de tegemoetkomingen en rapporteert aan het agentschap;5° ze int de premies van de aangeslotenen conform artikel 45;6° ze beheert in voorkomend geval, haar financiële reserves als vermeld in artikel 27. De zorgkassen beschikken over de gegevens van aangesloten gebruikers die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van hun taken.

De Vlaamse Regering bepaalt eenvormige regels voor de controle op en de werking, de organisatie, de financiële responsabilisering en het beheer van de zorgkassen.

Art. 23.§ 1. De zorgkas kan uit eigen beweging alle ontbrekende inlichtingen verzamelen om de rechten van de gebruiker te kunnen beoordelen. De zorgkas kan daarbij bijkomende onderzoeken verrichten of laten verrichten, en bepaalde ontbrekende inlichtingen opvragen bij de gebruiker zelf of zijn vertegenwoordiger.

De zorgkas kan de gebruiker of zijn vertegenwoordiger alleen inschakelen als ze de ontbrekende inlichtingen niet op een andere manier kan verkrijgen, met respect voor de regelgeving ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de regelgeving over de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens.

De Vlaamse Regering bepaalt binnen welke termijnen de gebruiker of zijn vertegenwoordiger op straffe van verval van het recht, een antwoord moet verstrekken of zijn medewerking moet verlenen. § 2. De vertegenwoordiger van de gebruiker is een natuurlijke persoon die in de plaats van de gebruiker optreedt bij alle handelingen die de gebruiker moet stellen om tegemoetkomingen in het kader van de Vlaamse sociale bescherming te verkrijgen.

De Vlaamse Regering bepaalt welke personen zonder volmacht als vertegenwoordiger van een gebruiker kunnen optreden.

Art. 24.De beslissingen van de zorgkas over het dossier van de gebruiker worden ter kennis gebracht van de gebruiker of zijn vertegenwoordiger met vermelding van de beroepsmogelijkheden en de voorwaarden van het beroep.

De termijn voor de indiening van het beroep start pas als de beroepsmogelijkheden en de voorwaarden van het beroep zijn vermeld.

De beslissingen van de zorgkas over het dossier van de gebruiker worden, wat de zorgtickets en de tegemoetkomingen voor mobiliteitshulpmiddelen betreft, eveneens ter kennis gebracht van de betrokken zorgvoorziening of van de betrokken verstrekker van mobiliteitshulpmiddelen.

Art. 25.In het kader van hun opdrachten, vermeld in artikel 22, eerste lid, 1°, kunnen de zorgkassen in rechte optreden ter verdediging van de individuele rechten van de gebruikers die bij de zorgkas zijn aangesloten na het uitdrukkelijke akkoord van de betrokken gebruiker of zijn vertegenwoordiger of ter verdediging van de collectieve belangen van de gebruikers die bij de zorgkas zijn aangesloten.

Het optreden van de zorgkassen doet geen afbreuk aan de rechten van de gebruikers of hun vertegenwoordigers om zelf de zaak aanhangig te maken of in het geding tussen te komen. Afdeling 4. - Subsidie

Art. 26.Een zorgkas ontvangt jaarlijks en per pijler van de Vlaamse sociale bescherming een subsidie die door het agentschap wordt vastgesteld op basis van: 1° de som van de effectieve tegemoetkomingen in het kader van dit decreet;2° een forfaitair bedrag ter dekking van de administratieve kosten, de kosten voor gerechtelijke procedures en de ICT-kosten, aan de hand van criteria die door de Vlaamse Regering worden bepaald. Een zorgkas is verantwoordelijk voor het financiële evenwicht tussen haar inkomsten en uitgaven.

De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden voor de vaststelling en uitbetaling van de subsidies en van het financiële evenwicht. Deze hebben betrekking op transparantie, financiële responsabilisering en kwaliteitsvolle dienstverlening.

De Vlaamse Regering kan voorwaarden bepalen voor de terugvordering van de subsidies die afwijken van of aanvullend zijn op hetgeen bepaald wordt ter uitvoering van artikel 57 van het decreet van 8 juli 2011 houdende regeling van de begroting, de boekhouding, de toekenning van subsidies en de controle op de aanwending ervan, en de controle door het Rekenhof.

Art. 27.De Vlaamse Regering kan de zorgkassen belasten met het financiële beheer van reserves volgens regels die door haar worden bepaald. Afdeling 5. - Digitaal platform

Art. 28.Het agentschap is verantwoordelijk voor de uitbouw van een digitaal platform Vlaamse sociale bescherming evenals de verschillende applicaties Vlaamse sociale bescherming die gemeenschappelijk worden gebruikt. De zorgkassen worden door het agentschap betrokken bij de ontwikkeling van de gemeenschappelijke centrale applicatie.

Daartoe wordt bij het agentschap een Strategische Begeleidingscommissie VSB - ICT opgericht, waarin experten van de zorgkassen en van het agentschap vertegenwoordigd zijn. De aansturing van de Strategische Begeleidingscommissie gebeurt door het agentschap.

De Strategische Begeleidingscommissie, vermeld in het tweede lid, heeft de volgende opdrachten: 1° het adviseren van de bevoegde minister over de architectuur van het digitaal platform VSB, de architectuur van de gemeenschappelijke VSB - ICT-applicaties en over de daartoe te realiseren gemeenschappelijke ICT-projecten;2° het valideren van de businessvereisten;3° het valideren van de functionele en technische analyses van de gemeenschappelijke VSB - ICT-applicaties;4° het toezicht houden op de consistentie tussen de verschillende VSB - ICT-projecten;5° het opvolgen van de gemeenschappelijke VSB - ICT-projecten. De Vlaamse Regering kan bijkomende opdrachten aan de Strategische Begeleidingscommissie toevertrouwen. HOOFDSTUK 3. - Toezicht

Art. 29.Het toezicht op de tegemoetkomingen in het kader van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan en op de uitvoering ervan door de zorgkassen wordt georganiseerd door de Vlaamse Regering.

Art. 30.De zorgkassen leggen jaarlijks een boekhoudkundig verslag van alle verrichtingen voor aan het agentschap volgens de vormvereisten die de Vlaamse Regering bepaalt.

Art. 31.De Vlaamse Regering legt jaarlijks de begroting van het agentschap voor het volgende jaar aan het Vlaams Parlement voor.

Art. 32.De Vlaamse Regering brengt jaarlijks vóór 30 september aan het Vlaams Parlement omstandig verslag uit over de inkomsten en uitgaven en de werking van het agentschap tijdens het afgelopen begrotingsjaar. HOOFDSTUK 4. - De Zorgkassencommissie

Art. 33.Bij het agentschap wordt een interdisciplinaire Zorgkassencommissie opgericht.

Art. 34.De Zorgkassencommissie wordt belast met de volgende taken: 1° de controle op de indicatiestellingen, vermeld in artikel 66 en artikel 109, met uitzondering van de gevallen waarin een beroep wordt gedaan op een externe dienstverlener;2° de controle op de beoordeling van het vereiste hulpmiddel door de verstrekker van mobiliteitshulpmiddelen en de aflevering ervan;3° de a posteriori controle van de revalidatievoorzieningen en de revalidatieziekenhuizen volgens de parameters bepaald door de Vlaamse Regering. De Vlaamse Regering kan de Zorgkassencommissie belasten met bijkomende taken.

Art. 35.§ 1. De Vlaamse Regering bepaalt de samenstelling van de Zorgkassencommissie.

Leden van de Zorgkassencommissie zijn: 1° beoefenaars van gezondheidszorgberoepen als vermeld in de gecoördineerde wet van 10 mei 2015 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen;2° houders van een diploma van bachelor of master in het sociaal werk of gelijkwaardig door ervaring. Voor de samenstelling van de Zorgkassencommissie kan een beroep worden gedaan op adviserend artsen en andere experten werkzaam bij de ziekenfondsen, voor zover zij deskundig zijn in de gezondheids- en welzijnssector.

Er kan ook een beroep gedaan worden op andere personen werkzaam binnen de gezondheids- en welzijnssector. § 2. De samenstelling van de Zorgkassencommissie kan variëren conform de voorwaarden en de procedures vastgelegd door de Vlaamse Regering.

De samenstelling kan onder meer afhankelijk zijn van de betreffende taak van de Zorgkassencommissie en van de complexiteit van het dossier.

De Zorgkassencommissie is regionaal georganiseerd in verschillende teams. De dossiers worden at random toegewezen.

Jaarlijks wordt bij het agentschap een lijst opgesteld met de namen van de leden van de Zorgkassencommissie. Personen die gedurende het lopende jaar lid worden van de Zorgkassencommissie, worden onmiddellijk toegevoegd aan de lijst. Personen die gedurende het lopende jaar niet langer lid zijn van de Zorgkassencommissie worden onmiddellijk geschrapt van de lijst.

Art. 36.De Vlaamse Regering bepaalt de organisatie en de werkingsregels van de Zorgkassencommissie. Het agentschap is belast met de administratieve ondersteuning en aansturing van de Zorgkassencommissie.

De Vlaamse Regering bepaalt het statuut en de vergoeding van de leden van de Zorgkassencommissie en legt de onverenigbaarheden vast, waaronder het verbod voor de leden van de Zorgkassencommissie, om in dienst te zijn van een zorgvoorziening, om op te treden in de hoedanigheid van verstrekker van mobiliteitshulpmiddelen, of om mandaten te vervullen binnen een zorgvoorziening of binnen een rechtspersoon die mobiliteitshulpmiddelen vervaardigt of levert.

De Vlaamse Regering kan nadere kwaliteitsvoorwaarden bepalen ten aanzien van de leden van de Zorgkassencommissie, onder andere inzake opleiding of bijscholing.

Art. 37.§ 1. De Zorgkassencommissie beschikt over de gegevens van de gebruikers die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van haar taken.

Die gegevens hebben onder meer betrekking op de indicatiestellingen en de eraan gekoppelde tegemoetkomingen die haar ter controle worden voorgelegd, conform artikel 34, eerste lid, 1°. § 2. De leden van de Zorgkassencommissie zijn gebonden door de geheimhoudingsplicht met betrekking tot de gegevens waarvan ze bij de uitoefening van hun opdracht kennis krijgen en die daarmee verband houden.

Elke overtreding van deze paragraaf wordt gestraft met een geldboete van honderd euro tot duizend euro. HOOFDSTUK 5. - Sectorale adviescommissies

Art. 38.De Vlaamse Regering kan bij het agentschap sectorale adviescommissies oprichten. Die hebben als taak advies te geven aan de bevoegde minister over het beleid en de regelgeving over de sectoren waarop de pijlers van de Vlaamse sociale bescherming betrekking hebben.

Minstens voor de pijlers van de Vlaamse sociale bescherming, vermeld in artikel 4, eerste lid, 4°, 5°, 6° en 7°, wordt een commissie als vermeld in het eerste lid opgericht.

De Vlaamse Regering bepaalt de samenstelling, de organisatie en de werkingsregelen van de sectorale adviescommissies.

De Vlaamse Regering bepaalt het statuut en de vergoeding van de leden van de sectorale adviescommissies en legt de onverenigbaarheden vast. HOOFDSTUK 6. - De Expertencommissie gespecialiseerde zorg

Art. 39.§ 1. Bij het agentschap wordt een interdisciplinaire Expertencommissie gespecialiseerde zorg opgericht.

De Vlaamse Regering bepaalt de samenstelling, de organisatie en de werkingsregels van de Expertencommissie. De samenstelling van de Expertencommissie kan variëren conform de voorwaarden en de procedures vastgelegd door de Vlaamse Regering. De samenstelling kan onder meer afhankelijk zijn van de betreffende taak van de Expertencommissie.

De Vlaamse Regering bepaalt het statuut en de vergoeding van de leden van de Expertencommissie en legt de onverenigbaarheden vast, waaronder het verbod voor de leden van de Expertencommissie om in dienst te zijn van een zorgvoorziening, of om mandaten te vervullen binnen een zorgvoorziening.

Het agentschap is belast met de administratieve ondersteuning en aansturing van de Expertencommissie. § 2. De Expertencommissie beschikt over de gegevens van de gebruikers die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van haar taken. § 3. De leden van de Expertencommissie zijn gebonden door de geheimhoudingsplicht met betrekking tot de gegevens waarvan ze bij de uitoefening van hun opdracht kennis krijgen en die daarmee verband houden.

Elke overtreding van deze paragraaf wordt gestraft met een geldboete van honderd euro tot duizend euro.

Art. 40.De Expertencommissie wordt onder meer belast met de volgende taken: 1° een eensluidend advies verlenen met het oog op de door de zorgkas te verlenen voorafgaande toestemmingen aan gebruikers conform de verordening (EG) nr.883/2004; 2° een eensluidend advies verlenen met het oog op de door de zorgkas te verlenen voorafgaande toestemmingen voor geplande zorg in een andere lidstaat van de Europese Unie dan België, in IJsland, in Liechtenstein, in Noorwegen en in Zwitserland overeenkomstig de richtlijn 2011/24/EU;3° een eensluidend advies verlenen met het oog op de door de zorgkas te nemen beslissingen over vragen om tegemoetkomingen voor buitengewone zorg, vermeld in artikel 55 van dit decreet;4° advies verlenen over behandelprogramma's aan de bevoegde minister in dialoog met de betrokken sectorale adviescommissie, vermeld in artikel 38 van dit decreet. De Vlaamse Regering kan de Expertencommissie belasten met bijkomende taken.

TITEL 6. - Verplichtingen voor de gebruiker HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Art. 41.§ 1. Om aanspraak te kunnen maken op een tegemoetkoming in het kader van dit decreet, moet de gebruiker: 1° aangesloten zijn bij een zorgkas conform de bepalingen van artikel 42 van dit decreet;2° op het ogenblik van de uitvoering van de tegemoetkoming legaal verblijven in een lidstaat van de Europese Unie of in de krachtens verordening (EG) nr.883/2004 gelijkgestelde staten IJsland, Liechtenstein, Noorwegen of Zwitserland; 3° beantwoorden aan de toepassingsvoorwaarden van de betreffende pijler van de Vlaamse sociale bescherming;4° wat het recht op een zorgbudget betreft, gedurende ten minste vijf jaar, die voorafgaan aan de opening van het recht op tegemoetkoming conform dit decreet, ononderbroken in het Nederlandse taalgebied of het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad wonen of ononderbroken sociaal verzekerd zijn in de lidstaten van de Europese Unie, in de andere staten die partij zijn bij de Europese Economische Ruimte of in Zwitserland.Voor kinderen tot de leeftijd van achttien jaar geldt die voorwaarde niet, voor de hele duur van de uitvoering van de tegemoetkomingen en voor de duur van de eventuele verlenging ervan.

De gebruiker, vermeld in artikel 3, § 1, tweede en vijfde lid, en artikel 3, § 2, vijfde lid, die, vanaf het ogenblik dat hij zich kon aansluiten, zich niet vrijwillig heeft aangesloten bij een zorgkas binnen een door de Vlaamse Regering te bepalen termijn, moet gedurende ten minste vijf jaar, voorafgaand aan de opening van het recht op een tegemoetkoming conform dit decreet, ononderbroken aangesloten zijn bij een zorgkas of sociaal verzekerd zijn in een andere lidstaat van de Europese Unie dan België, in een andere staat dan België die partij is bij de Europese Economische Ruimte of in Zwitserland.

De gebruiker, vermeld in artikel 3, § 1, derde en vierde lid, en artikel 3, § 2, vierde lid, die, vanaf het ogenblik dat hij zich kon aansluiten, zich niet vrijwillig heeft aangesloten bij een zorgkas binnen een door de Vlaamse Regering te bepalen termijn moet, gedurende ten minste vijf jaar, voorafgaand aan de opening van het recht op een zorgbudget conform dit decreet, ononderbroken aangesloten zijn bij een zorgkas of sociaal verzekerd zijn in een andere lidstaat van de Europese Unie dan België, in een andere staat dan België die partij is bij de Europese Economische Ruimte of in Zwitserland.

De termijn van ononderbroken aansluiting, vermeld in het tweede en derde lid, wordt, ook na een verhuizing of onderbreking van de aansluiting, toegepast, als de gebruiker op de datum van de opening van het recht op de tegemoetkoming aan een van de volgende voorwaarden voldoet: 1° vrijwillig onder het toepassingsgebied van de Vlaamse sociale bescherming vallen;2° verplicht onder het toepassingsgebied van de Vlaamse sociale bescherming vallen en verblijven in een door de Vlaamse Gemeenschap erkende zorgvoorziening gelegen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad. Met het oog op de opening van het recht van de gebruiker als vermeld in artikel 3, § 1, tweede en vijfde lid, en artikel 3, § 2, vijfde lid, op de toekenning van een zorgticket of van een tegemoetkoming voor mobiliteitshulpmiddelen, kan de termijn van ononderbroken aansluiting, vermeld in het tweede lid, onder de door de Vlaamse Regering bepaalde voorwaarden, worden vervangen door de betaling door de gebruiker van een bedrag dat de Vlaamse Regering bepaalt, op basis van de periode waarin de gebruiker zich niet heeft aangesloten terwijl hij daartoe wel in de mogelijkheid was. Dat bedrag wordt verhoogd met een bedrag dat overeenstemt met het bedrag van de administratieve geldboete, vermeld in artikel 47, § 1. Artikel 47 is van overeenkomstige toepassing op dit lid. § 2. De Vlaamse Regering bepaalt de bijkomende regels voor de voorwaarden om aanspraak te kunnen maken op de rechten in het kader van dit decreet. HOOFDSTUK 2. - Aansluiting bij een zorgkas

Art. 42.§ 1. Elke persoon als vermeld in artikel 3, § 1, eerste lid, die in het Nederlandse taalgebied woont, moet zich vanaf een door de Vlaamse Regering te bepalen leeftijd aansluiten bij een zorgkas. Wie binnen de door de Vlaamse Regering te bepalen termijn niet aangesloten is bij een zorgkas, wordt automatisch aangesloten bij de Vlaamse Zorgkas. De betrokkene wordt daarvan onmiddellijk en schriftelijk op de hoogte gebracht. Die aansluiting eindigt als de betrokkene zich aansluit bij een zorgkas van zijn keuze.

Elke persoon als vermeld in artikel 3, § 1, tweede lid, die in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad woont, kan zich vanaf de leeftijd, vermeld in het eerste lid, vrijwillig aansluiten bij een zorgkas.

Elke persoon als vermeld in artikel 3, § 1, derde, vierde en vijfde lid, kan zich vanaf de leeftijd, vermeld in het eerste lid, vrijwillig aansluiten bij een zorgkas. § 2. Elke persoon, vermeld in artikel 3, § 2, eerste lid, van dit decreet, die niet in België woont, en voor wie, wegens tewerkstelling in het Nederlandse taalgebied, op grond van de aanwijzingsregels, vermeld in verordening (EG) nr. 883/2004, het socialezekerheidsstelsel van België van toepassing is, moet zich vanaf de leeftijd, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, aansluiten bij een zorgkas.

Elke persoon als vermeld in artikel 3, § 2, tweede lid, van dit decreet, die in het Franse of het Duitse taalgebied van België woont, en die gebruikgemaakt heeft van zijn recht op vrij verkeer van werknemers of van de vrijheid van vestiging, zoals gewaarborgd door het Unierecht, en voor wie, wegens tewerkstelling in het Nederlandse taalgebied, op grond van de aanwijzingsregels, vermeld in verordening (EG) nr. 883/2004, het socialezekerheidsstelsel van België van toepassing is, moet zich, vanaf de leeftijd, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, aansluiten bij een zorgkas.

Elke persoon als vermeld in artikel 3, § 2, vierde lid, van dit decreet, die niet in België woont, en voor wie, wegens tewerkstelling in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, op grond van de aanwijzingsregels, vermeld in verordening (EG) nr. 883/2004, het socialezekerheidsstelsel van België van toepassing is, kan zich vanaf de leeftijd, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, vrijwillig aansluiten bij een zorgkas.

Elke persoon als vermeld in artikel 3, § 2, vijfde lid, van dit decreet, die in het Franse of het Duitse taalgebied van België woont, en die gebruikgemaakt heeft van zijn recht op vrij verkeer van werknemers of van de vrijheid van vestiging, zoals gewaarborgd door het Unierecht, en voor wie, wegens tewerkstelling in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, op grond van de aanwijzingsregels, vermeld in verordening (EG) nr. 883/2004, het socialezekerheidsstelsel van België van toepassing is, kan zich, vanaf de leeftijd, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, vrijwillig aansluiten bij een zorgkas. § 3. Elke persoon als vermeld in paragraaf 1 en 2, op wie na verhuizing van en naar een ander taalgebied of van en naar een ander land, de Vlaamse sociale bescherming opnieuw van toepassing is conform artikel 3, blijft met behoud van rechten aangesloten bij de zorgkas van zijn keuze, zolang hij aan alle voorwaarden blijft voldoen. § 4. De Vlaamse Regering bepaalt de bijkomende regels voor de aansluiting. Voor personen die beneden de leeftijdsgrens vallen voor de aansluiting, vermeld in of ter uitvoering van dit artikel, kan de Vlaamse Regering specifieke regels en voorwaarden bepalen.

Art. 43.Elke persoon die in het Nederlandse taalgebied woont en op wie de Vlaamse sociale bescherming niet van toepassing is, en die een beroep doet op zorg in het kader van de pijlers van de Vlaamse sociale bescherming, vermeld in artikel 4, eerste lid, 4° tot en met 9°, moet zich in voorkomend geval, ongeacht zijn leeftijd, administratief aansluiten bij een zorgkas.

Elke persoon die in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad woont en die niet vrijwillig is aangesloten bij een zorgkas als vermeld in artikel 42, § 1, tweede lid, of op wie de Vlaamse sociale bescherming niet van toepassing is, en die een beroep doet op zorg in het kader van de pijlers van de Vlaamse sociale bescherming, vermeld in artikel 4, eerste lid, 4° tot en met 9°, in een door de Vlaamse Gemeenschap erkende zorgvoorziening gelegen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, moet zich in voorkomend geval, ongeacht zijn leeftijd, administratief aansluiten bij een zorgkas.

Elke persoon die buiten het Nederlandse taalgebied woont, die naar het Nederlandse taalgebied reist met het oogmerk om gedurende zijn verblijf zorg te ontvangen in het kader van de pijlers van de Vlaamse sociale bescherming, vermeld in artikel 4, eerste lid, 4° tot en met 9°, en die niet aangesloten is bij een zorgkas conform artikel 42, § 1, § 2 of § 3, moet zich in voorkomend geval, ongeacht zijn leeftijd, administratief aansluiten bij een zorgkas.

Elke persoon die buiten het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad woont, die naar het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad reist met het oogmerk om gedurende zijn verblijf zorg te ontvangen in het kader van de pijlers van de Vlaamse sociale bescherming, vermeld in artikel 4, eerste lid, 4° tot en met 9°, in een door de Vlaamse Gemeenschap erkende zorgvoorziening, en die niet aangesloten is bij een zorgkas conform artikel 42, § 1, § 2 of § 3, moet zich in voorkomend geval, ongeacht zijn leeftijd, administratief aansluiten bij een zorgkas.

Art. 44.§ 1. In afwijking van artikel 41, kunnen personen die zijn geschrapt uit het bevolkingsregister conform artikel 8 van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen en op wie de Vlaamse sociale bescherming niet van toepassing is, een beroep doen op zorg in het kader van de pijlers van de Vlaamse sociale bescherming, vermeld in artikel 4, eerste lid, 4° tot en met 9°, van dit decreet, als ze feitelijk in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad verblijven en als ze aangesloten zijn of aangesloten zijn geweest bij een zorgkas conform artikel 42 van dit decreet.

De persoon, vermeld in het eerste lid, moet zich in voorkomend geval administratief aansluiten bij een zorgkas.

De persoon, vermeld in het eerste lid, moet aantonen dat hij feitelijk in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad verblijft, aan de hand van de daardoor door de Vlaamse Regering bepaalde bewijsstukken.

De Vlaamse Regering kan bijkomende voorwaarden bepalen waaraan de persoon, vermeld in het eerste lid, moet voldoen. § 2. In afwijking van artikel 41, kunnen staatlozen die onder de toepassing vallen van het verdrag betreffende de status van staatlozen, ondertekend te New York op 28 september 1954, en op wie de Vlaamse sociale bescherming niet van toepassing is, een beroep doen op zorg in het kader van de pijlers van de Vlaamse sociale bescherming, vermeld in artikel 4, eerste lid, 4° tot en met 9°, van dit decreet, als ze feitelijk in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad verblijven.

De persoon, vermeld in het eerste lid, moet zich, in voorkomend geval, administratief aansluiten bij een zorgkas.

De persoon, vermeld in het eerste lid, moet aantonen dat hij feitelijk in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad verblijft, aan de hand van de daardoor door de Vlaamse Regering bepaalde bewijsstukken.

De Vlaamse Regering kan bijkomende voorwaarden bepalen waaraan de persoon, vermeld in het eerste lid, moet voldoen. § 3. In afwijking van artikel 41, kunnen personen die jonger zijn dan achttien jaar en op wie de Vlaamse sociale bescherming niet van toepassing is, een beroep doen op zorg in het kader van de pijlers van de Vlaamse sociale bescherming, vermeld in artikel 4, eerste lid, 4° tot en met 9°, van dit decreet, als ze feitelijk in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad verblijven.

De personen, vermeld in het eerste lid, moeten zich, in voorkomend geval, administratief aansluiten bij een zorgkas.

De Vlaamse Regering kan bijkomende voorwaarden bepalen waaraan de persoon, vermeld in het eerste lid, moet voldoen. HOOFDSTUK 3. - Premies voor de Vlaamse sociale bescherming

Art. 45.§ 1. De personen die aangesloten zijn bij een zorgkas moeten vanaf de leeftijd die de Vlaamse Regering bepaalt, jaarlijks een premie betalen voor de Vlaamse sociale bescherming.

De Vlaamse Regering bepaalt de bijkomende regels voor de leeftijd en de termijn van betaling, de wijze van vaststelling en de hoogte van de premies. De Vlaamse Regering bepaalt de indexering van de premies.

De Vlaamse Regering kan categorieën van personen, op wie alleen bepaalde pijlers van dit decreet van toepassing zijn, geheel of gedeeltelijk vrijstellen van de verplichte premiebetaling.

De Vlaamse Regering kan sociale correcties toepassen voor de leden met recht op een verhoogde tegemoetkoming in de ziekteverzekering als vermeld in artikel 37, § 19, van de Ziekteverzekeringswet.

De Vlaamse Regering kan, bij substantiële verhoging van de premies, deze ook moduleren, rekening houdend met de financiële draagkracht van de gebruiker. § 2. De zorgkassen innen de premies, bestemd voor het agentschap. De Vlaamse Regering bepaalt de regels voor de inning van de premies. Ze bepaalt hoe de geïnde bedragen worden doorgestort aan het agentschap of worden verrekend met de subsidie, vermeld in artikel 26.

De verjaringstermijn voor de betaling van de premie bedraagt dertig jaar.

Het opvragen van de premies wordt beperkt tot een periode die de Vlaamse Regering bepaalt, voor personen aan wie de premie niet tijdig kon worden opgevraagd, zonder dat de persoon daar zelf schuld aan heeft. De Vlaamse Regering kan bijkomende voorwaarden bepalen voor de toepassing van die beperking. § 3. In de volgende gevallen is de jaarlijkse premie of het nog niet geïnde deel ervan niet verschuldigd: 1° na het overlijden van de aangeslotene;2° als de aangeslotene het voorwerp is van een collectieve schuldenregeling;3° als de aangeslotene in staat van faillissement verklaard is;4° als de aangeslotene door een gerechtsdeurwaarder insolvabel verklaard is.

Art. 46.§ 1. De Vlaamse Regering bepaalt de regels voor de aftrek van niet tijdig betaalde premies voor de Vlaamse sociale bescherming van het uit te keren zorgbudget.

In de gevallen waarin de gebruiker geen recht heeft op een zorgbudget en behoefte heeft aan zorg in het kader van de pijlers van de Vlaamse sociale bescherming, vermeld in artikel 4, eerste lid, 4° tot en met 9°, van dit decreet, bepaalt de Vlaamse Regering de procedure voor de inning door de zorgkas van niet tijdig betaalde premies. § 2. De zorgkas kan personen vrijstellen van de betaling van niet tijdig betaalde premies of de premies verminderen wanneer de gebruiker zich bevindt in een behartigenswaardige situatie, en behoefte heeft aan zorg in het kader van de pijlers van de Vlaamse sociale bescherming, vermeld in artikel 4, eerste lid, 4° tot en met 9°, van dit decreet.

De volgende categorieën van gebruikers worden van rechtswege geacht zich in een behartigenswaardige situatie als vermeld in het eerste lid, te bevinden: 1° gebruikers die, op het ogenblik dat zij zorg nodig hebben, in budgetbegeleiding of -beheer zijn bij een OCMW of bij een door de Vlaamse Gemeenschap erkende instelling voor schuldbemiddeling;2° personen die gedurende een bepaalde periode vermist of afwezig verklaard zijn geweest of van ambtswege afgevoerd zijn geweest;3° personen die opgesloten of opgenomen geweest zijn in een gevangenis, in een inrichting of afdeling tot bescherming van de maatschappij, georganiseerd door de federale overheid, in een forensisch psychiatrisch centrum, georganiseerd door de federale overheid, of in een andere instelling met een vergelijkbaar doel. De behartigenswaardige situatie, vermeld in het eerste lid, kan naast de gevallen, vermeld in het tweede lid, ook worden geattesteerd door het OCMW. De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden voor de vaststelling van die situaties van behartigenswaardigheid. HOOFDSTUK 4. - Sanctiebepalingen

Art. 47.§ 1. Een administratieve geldboete van 250 euro wordt opgelegd aan de persoon die aangesloten is bij een zorgkas en die de premie, vermeld in artikel 45, twee keer niet of slechts gedeeltelijk heeft betaald.

Voor personen die op 1 januari van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarin de administratieve boete wordt opgelegd, recht hebben op de verhoogde verzekeringstegemoetkoming, vermeld in artikel 37, § 19, van de Ziekteverzekeringswet, bedraagt de administratieve geldboete 100 euro.

De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden waaronder bepaalde jaren waarvoor de premie niet of slechts gedeeltelijk is betaald, niet in aanmerking worden genomen voor de toepassing van het eerste lid.

Als een gebruiker twee administratieve geldboetes, vermeld in het eerste of het tweede lid, heeft opgelopen en als aan de betreffende gebruiker opnieuw een administratieve geldboete wordt opgelegd, kan de Vlaamse Regering het bedrag van de administratieve geldboete verhogen.

Specifiek getroffen gebruikers, waarvoor nader onderzoek zou aantonen dat de verhoogde boete armoedeverhogend blijkt te zijn, worden hiervan uitgesloten.

De administratieve geldboete wordt opgelegd door het agentschap.

Met behoud van de toepassing van het eerste lid blijven de achterstallige premies verschuldigd. § 2. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels voor de oplegging, de administratieve beroepsprocedure en de betaling van de administratieve geldboete. Ze wijst de ambtenaren aan die de administratieve geldboete kunnen opleggen. § 3. In de volgende gevallen is de administratieve geldboete niet verschuldigd: 1° na het overlijden van de aangeslotene;2° als de aangeslotene het voorwerp is van schuldbemiddeling of budgetbeheer;3° als de aangeslotene in staat van faillissement verklaard is;4° als de aangeslotene door een gerechtsdeurwaarder insolvabel verklaard is. § 4. De administratieve geldboete, alsook de achterstallige premies, verhoogd met de invorderingskosten, kunnen bij dwangbevel worden ingevorderd.

Het dwangbevel wordt geviseerd en uitvoerbaar verklaard door de ambtenaar die de Vlaamse Regering daarvoor aanwijst. Het dwangbevel wordt betekend bij gerechtsdeurwaardersexploot met bevel tot betaling.

De bepalingen van deel V van het Gerechtelijk Wetboek zijn van toepassing op het dwangbevel. § 5. De vordering tot voldoening van de administratieve geldboete verjaart na verloop van vijf jaar, vanaf de dag waarop ze is ontstaan.

De verjaring wordt gestuit conform artikel 2244 tot en met 2250 van het Burgerlijk Wetboek.

TITEL 7. - Bewijswaarde

Art. 48.Met behoud van de toepassing van andersluidende regelgeving hebben de gegevens die met toepassing van dit decreet op elektronische wijze gedeeld worden, alsook de weergave ervan op een leesbare drager, dezelfde bewijswaarde als ze zouden hebben als ze op een papieren drager zouden voorkomen.

TITEL 8. - Registratie, verwerking en uitwisseling van gegevens

Art. 49.§ 1. In dit artikel wordt verstaan onder: 1° algemene verordening gegevensbescherming: de verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van de richtlijn 95/45/EG;2° toegangspoort: de toegangspoort, vermeld in artikel 17 van het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp. § 2. De persoonsgegevens worden in het kader van de Vlaamse sociale bescherming verwerkt conform de regelgeving over de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens. De verwerking van persoonsgegevens is gebaseerd op artikel 6, eerste lid, 1), c), van de voormelde verordening en, wat gegevens over gezondheid betreft, op artikel 9, tweede lid, 2), h), van de voormelde verordening.

De Vlaamse Regering specificeert, na advies van de bevoegde toezichthoudende autoriteit, de gegevens waarop artikel 22, tweede lid, artikel 23, § 1, eerste lid, artikel 37, § 1, artikel 39, § 2, artikel 50, artikel 65, tweede lid, en artikel 133, § 5, betrekking hebben. De verwerking van die gegevens vindt plaats met toepassing van de regelgeving inzake de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens die van toepassing zijn bij de mededeling van persoonsgegevens, zoals ze in voorkomend geval op federaal of Vlaams niveau verder zijn of worden gespecificeerd.

De gegevens over gezondheid, vermeld in het eerste lid, worden verwerkt conform artikel 9, derde lid, van de voormelde verordening, door of onder de verantwoordelijkheid van een beroepsbeoefenaar die aan het beroepsgeheim is gebonden, of door een andere persoon die tot geheimhouding is gehouden. § 3. Met het oog op de uitvoering van de bevoegdheden en taken, geregeld bij of krachtens dit decreet, worden persoonsgegevens van de gebruiker, inclusief gegevens als vermeld in artikel 4, 15), van de algemene verordening gegevensbescherming, verwerkt door: 1° het VAPH;2° de toegangspoort;3° het agentschap;4° de zorgkassen;5° de indicatiestellers;6° de zorgvoorzieningen en de verstrekkers van mobiliteitshulpmiddelen;7° de Zorgkassencommissie;8° de externe dienstverleners, vermeld in artikel 34, eerste lid, 1°, van dit decreet;9° de Expertencommissie, vermeld in artikel 39;10° de Bijzondere Technische Commissie, vermeld in artikel 133 van dit decreet;11° de actoren die belast zijn met de behandeling van administratieve beroepen, conform artikel 71, artikel 76, § 5, artikel 80, § 5, artikel 88, § 3, en artikel 92, § 5, van dit decreet;12° de adviserend artsen van de verzekeringsinstellingen, de diensten maatschappelijk werk van de ziekenfondsen en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, vermeld in artikel 50. De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen voor de vorm waarin en de wijze waarop de persoonsgegevens worden uitgewisseld. § 4. De verwerkingsverantwoordelijken in de zin van artikel 4, 7), van de algemene verordening gegevensbescherming zijn: 1° het agentschap, voor de verwerking van persoonsgegevens in het kader van de controles op indicatiestellingen en de aansturing van die controles, in het kader van de behandeling van de administratieve beroepen tegen beslissingen van de zorgkas, met het oog op de uitvoering van de opdrachten van de Expertencommissie, met het oog op de uitvoering van de opdrachten van de Bijzondere Technische Commissie en voor het beheer van de databank, vermeld in artikel 70;2° de zorgkassen, voor de verwerking van indicatiestellingen en voor de verwerking van persoonsgegevens in het kader van hun opdrachten, vermeld in artikel 22;3° het agentschap en de zorgkassen, voor de verwerking van persoonsgegevens in het kader van het digitaal platform Vlaamse Sociale Bescherming en de gemeenschappelijke applicaties Vlaamse sociale bescherming, vermeld in artikel 28;4° de zorgvoorzieningen en de verstrekkers van mobiliteitshulpmiddelen, voor de verwerking van persoonsgegevens in het kader van hun zorgrelatie met de gebruiker. § 5. De Vlaamse Regering bepaalt, na advies van de bevoegde toezichthoudende autoriteit, gedurende welke termijn de verwerkte persoonsgegevens maximaal zullen worden bewaard. § 6. De verwerking van persoonsgegevens vindt plaats met respect voor de rechten van de betrokken gebruikers.

De zorgkassen zijn verantwoordelijk voor het verstrekken van informatie in hun individuele communicatie en interactie met gebruikers en hun vertegenwoordigers, met inbegrip van de contactgegevens van de functionaris van de gegevensbescherming als bedoeld in artikel 37 van de algemene verordening gegevensbescherming. § 7. De instanties, vermeld in paragraaf 4, bezorgen aan het agentschap alle gegevens waarover ze beschikken in het kader van de uitvoering van dit decreet, met het oog op analyse van die gegevens, evidencebased beleidsvoering voor het Vlaamse welzijns- en gezondheidsbeleid en de informatieverstrekking daarover. Die gegevens zijn geanonimiseerd. De Vlaamse Regering bepaalt, na advies van de bevoegde toezichthoudende autoriteit, welke gegevens bezorgd worden, alsook de wijze waarop en de periodiciteit waarmee de gegevens bezorgd worden. § 8. De zorgkassen bezorgen aan het Intermutualistisch Agentschap alle gegevens waarover ze beschikken in het kader van de uitvoering van dit decreet, met het oog op de analyse van die gegevens door het Intermutualistisch Agentschap. De doorgifte en analyse vindt plaats met het doel om verdere beleidsvorming te informeren. Die gegevens zijn geanonimiseerd. De Vlaamse Regering bepaalt, na advies van de bevoegde toezichthoudende autoriteit, welke gegevens bezorgd worden, alsook de wijze waarop en de periodiciteit waarmee de gegevens bezorgd worden.

In het eerste lid wordt verstaan onder het Intermutualistisch Agentschap: het Intermutualistisch Agentschap opgericht overeenkomstig artikel 278 van de programmawet I van 24 december 2002.

Art. 50.De zorgkassen enerzijds en de ziekenfondsen en verzekeringsinstellingen, vermeld in artikel 2, g) en i), van de Ziekteverzekeringswet anderzijds, wisselen onder elkaar gegevens uit die noodzakelijk zijn in het kader van de toepassing van de bepalingen van dit decreet, conform een overeenkomst die daarover wordt gesloten.

De gegevens, vermeld in het eerste lid, kunnen onder meer betrekking hebben op: 1° de verzekeringsstatus van gebruikers in het kader van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen;2° de informatie die noodzakelijk is om de Europese en internationale regelgeving uit te voeren;3° de informatie die noodzakelijk is om dubbele financiering van zorgkosten te vermijden. De adviserend artsen, vermeld in artikel 154 van de Ziekteverzekeringswet, hebben toegang tot de gegevens van gebruikers die verwerkt worden in het kader van dit decreet en die dienstig zijn voor de uitoefening van hun opdrachten, vermeld in artikel 153 van de Ziekteverzekeringswet en in het kader van dit decreet.

De diensten maatschappelijk werk van de ziekenfondsen, vermeld in artikel 14 van het Woonzorgdecreet, hebben toegang tot de gegevens van gebruikers die verwerkt worden in het kader van dit decreet en die dienstig zijn voor de uitoefening van hun opdrachten, vermeld in artikel 15 van het Woonzorgdecreet.

De openbare centra voor maatschappelijk welzijn, vermeld in artikel 1 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, hebben toegang tot de gegevens van gebruikers die verwerkt worden in het kader van dit decreet en die dienstig zijn voor de uitoefening van hun opdrachten, vermeld in hoofdstuk IV van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.

Het VAPH, vermeld in artikel 3 van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, heeft toegang tot gegevens van gebruikers die verwerkt worden in het kader van dit decreet en die dienstig zijn voor de uitoefening van zijn opdracht, vermeld in artikel 6, 2°, van het voormelde decreet.

Art. 51.Met het oog op de opname van een gebruiker in een zorgvoorziening of met het oog op de verstrekking van een mobiliteitshulpmiddel aan een gebruiker, hebben de betrokken zorgvoorziening of de betrokken verstrekker van mobiliteitshulpmiddelen toegang tot de volgende gegevens: 1° de zorgkas waarbij de betrokken gebruiker is aangesloten;2° de verzekeringsstatus van de betrokken gebruiker, met inbegrip van de eventuele achterstallen die de gebruiker heeft in het kader van de premiebetaling.

Art. 52.§ 1. De zorgkassen zijn gehouden zich tot het Rijksregister van de natuurlijke personen te richten om de informatiegegevens, vermeld in artikel 3, eerste en tweede lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, te verkrijgen of om de juistheid van deze informatiegegevens na te gaan.

In afwijking van het eerste lid, kunnen de zorgkassen een beroep doen op een andere bron in de mate dat de informatiegegevens niet bij het Rijksregister kunnen worden verkregen. § 2. De informatiegegevens, vermeld in paragraaf 1, die bij het Rijksregister van de natuurlijke personen zijn verkregen, in een elektronisch bestand opgeslagen zijn en aan het dossier toegevoegd zijn, hebben bewijswaarde tot bewijs van het tegendeel.

De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden en de procedures volgens welke de informatiegegevens, vermeld in het eerste lid, moeten worden bewaard om hun bewijswaarde naar herkomst en datum te garanderen.

Als het bewijs van het tegendeel, vermeld in het eerste lid, door de betrokken instelling wordt aanvaard, deelt die de inhoud van het aldus aanvaarde informatiegegeven, als inlichting, mee aan het Rijksregister van de natuurlijke personen en voegt bij die mededelingen de bewijsstukken daarvan.

Art. 53.§ 1. Het agentschap is gehouden zich tot het Rijksregister van de natuurlijke personen te richten om de informatiegegevens, vermeld in artikel 3, eerste en tweede lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, te verkrijgen of om de juistheid van deze informatiegegevens na te gaan.

In afwijking van het eerste lid, kan het agentschap een beroep doen op een andere bron in de mate dat de informatiegegevens niet bij het Rijksregister kunnen worden verkregen. § 2. De informatiegegevens, vermeld in paragraaf 1, die bij het Rijksregister van de natuurlijke personen zijn verkregen, in een elektronisch bestand opgeslagen zijn en aan het dossier toegevoegd zijn, hebben bewijswaarde tot bewijs van het tegendeel.

De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden en de procedures volgens welke de informatiegegevens, vermeld in het eerste lid, moeten worden bewaard om hun bewijswaarde naar herkomst en datum te garanderen.

Als het bewijs van het tegendeel, vermeld in het eerste lid, door de betrokken instelling wordt aanvaard, deelt die de inhoud van het aldus aanvaarde informatiegegeven, als inlichting, mee aan het Rijksregister van de natuurlijke personen en voegt bij die mededelingen de bewijsstukken daarvan.

Art. 54.In alle gevallen waarin dit decreet of de uitvoeringsbesluiten ervan voorzien in het toezenden van stukken of het doen van betalingen op de hoofdverblijfplaats, moet worden gebruikgemaakt van het informatiegegeven betreffende de hoofdverblijfplaats, vermeld in artikel 3, eerste lid, 5°, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen.

Van de verplichting, vermeld in het eerste lid, kan worden afgeweken in de door de Vlaamse Regering bepaalde gevallen.

TITEL 9. - Tegemoetkomingen voor buitengewone zorg

Art. 55.Binnen de perken van een door de Vlaamse Regering te bepalen aandeel van de voor de financiering van de Vlaamse sociale bescherming vastgelegde begrotingskredieten kunnen aan gebruikers tegemoetkomingen worden toegekend voor buitengewone zorg in het kader van de revalidatie en de geestelijke gezondheidszorg.

Gebruikers hebben recht op de tegemoetkomingen, vermeld in het eerste lid, als ze hun rechten hebben doen gelden krachtens Belgische, buitenlandse of supranationale wetgeving of krachtens een individueel of collectief gesloten overeenkomst, als de gevraagde bedragen effectief verschuldigd zijn en als voldaan is aan de bijkomende voorwaarden, bepaald door de Vlaamse Regering.

De zorgkas beslist over de toekenning van de tegemoetkomingen, vermeld in het eerste lid, na eensluidend advies van de Expertencommissie, vermeld in artikel 39.

De Vlaamse Regering bepaalt de nadere criteria waaraan moet zijn voldaan opdat zorg wordt beschouwd als buitengewone zorg en de voorwaarden en de procedures met betrekking tot de aanvraag en de uitbetaling van de tegemoetkomingen, vermeld in het eerste lid.

In de gevallen waarin buitengewone zorg wordt verleend buiten het Nederlandse taalgebied en buiten de door de Vlaamse Gemeenschap erkende zorgvoorzieningen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, kan aan de gebruiker of aan de persoon die de gebruiker vergezelt een tegemoetkoming worden verleend in de reis- en verblijfkosten, conform de door de Vlaamse Regering bepaalde voorwaarden en procedures.

Art. 56.Tegen de beslissingen van de zorgkas, vermeld in artikel 55, kan door de gebruiker beroep worden aangetekend bij de arbeidsrechtbank binnen een termijn van drie maanden na ontvangst van de bestreden beslissing. Met het beroep tegen de beslissing van de zorgkas wordt tegelijkertijd beroep aangetekend tegen het eensluidend advies van de Expertencommissie.

In de gevallen, vermeld in het eerste lid, worden zowel de zorgkas als het agentschap opgeroepen om als verweerder te verschijnen in de procedure voor de arbeidsrechtbank. Als de gebruiker nalaat om beide partijen te laten oproepen conform het door hem neergelegde verzoekschrift, betrekt het Openbaar Ministerie bij de arbeidsgerechten de ontbrekende partij alsnog in de procedure conform artikel 138bis van het Gerechtelijk Wetboek.

Het agentschap kan een beroep doen op de Expertencommissie in het kader van het verweer voor de arbeidsrechtbank.

TITEL 10. - Zorg verleend aan niet-aangesloten personen

Art. 57.De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden en de procedure voor het vergoeden van zorg aan personen op wie de Vlaamse sociale bescherming niet van toepassing is of die niet vrijwillig aangesloten zijn bij een zorgkas, verleend in zorgvoorzieningen gelegen in het Nederlandse taalgebied of in door de Vlaamse Gemeenschap erkende zorgvoorzieningen gelegen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad.

De personen, vermeld in het eerste lid, kunnen onder een van de volgende categorieën vallen: 1° personen die in het Duitse taalgebied of in het Franse taalgebied wonen, op wie de Vlaamse sociale bescherming niet van toepassing is en die naar het Nederlandse taalgebied of naar het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad reizen met het oogmerk om gedurende hun verblijf zorg te ontvangen in het kader van de pijlers van de Vlaamse sociale bescherming in door de Vlaamse Gemeenschap erkende zorgvoorzieningen;2° personen die in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad wonen, die niet vrijwillig aangesloten zijn bij een zorgkas en die naar het Nederlandse taalgebied reizen met het oogmerk om gedurende hun verblijf zorg te ontvangen in het kader van de pijlers van de Vlaamse sociale bescherming of die zorg ontvangen in het kader van de pijlers van de Vlaamse sociale bescherming in door de Vlaamse Gemeenschap erkende zorgvoorzieningen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad;3° personen, vermeld in artikel 43 en artikel 44 van dit decreet. De Vlaamse Regering kan bijkomende categorieën bepalen waaronder de personen, vermeld in het eerste lid, kunnen vallen.

Deel 2. - De zorggebonden financiering TITEL 1. - Gemeenschappelijke bepalingen HOOFDSTUK 1. - Toekenning van tegemoetkomingen

Art. 58.De zorggebonden financiering bestaat uit de toekenning door de zorgkas van tegemoetkomingen aan gebruikers in de vorm van een persoonsvolgend budget. Dat persoonsvolgend budget kan bestaan in de toekenning van een zorgbudget, in de toekenning van een zorgticket of in de toekenning van een tegemoetkoming voor mobiliteitshulpmiddelen.

Het zorgbudget, vermeld in het eerste lid, heeft betrekking op de volgende pijlers van de Vlaamse sociale bescherming: 1° het zorgbudget voor zwaar zorgbehoevenden;2° het zorgbudget voor ouderen met een zorgnood;3° het basisondersteuningsbudget. Het zorgticket, vermeld in het eerste lid, heeft betrekking op de volgende pijlers van de Vlaamse sociale bescherming: 1° de residentiële ouderenzorg;2° de geestelijke gezondheidszorg, met inbegrip van revalidatie die voornamelijk gericht is op de psychosociale aspecten;3° de revalidatie die voornamelijk gericht is op het herstel van fysieke functies;4° de thuiszorg;5° de transmurale zorg.

Art. 59.De zorgkas beslist over de toekenning van het persoonsvolgend budget. Zij kan geen andere voorwaarden dan die krachtens dit decreet verbinden aan de tegemoetkomingen.

Art. 60.De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels voor de wijze waarop het persoonsvolgend budget aan de gebruiker wordt toegekend.

De Vlaamse Regering bepaalt de nadere voorwaarden en de wijze waarop de tegemoetkomingen, ook retroactief, kunnen worden uitgevoerd.

Art. 61.De Vlaamse Regering bepaalt de gevallen waarin de tegemoetkomingen geheel of gedeeltelijk geschorst worden voor de gerechtigden die in gevangenissen opgesloten zijn of die opgenomen zijn in inrichtingen of afdelingen tot bescherming van de maatschappij, georganiseerd door de federale overheid, of in forensische psychiatrische centra, georganiseerd door de federale overheid. De Vlaamse Regering bepaalt in voorkomend geval de duur van de schorsing.

Art. 62.De betaling van de tegemoetkomingen verjaart na twee jaar, vanaf de datum waarop het recht op de tegemoetkoming is ontstaan.

De Vlaamse Regering bepaalt de wijze waarop en de voorwaarden waaronder de verjaring van de betaling van de tegemoetkomingen wordt geschorst of gestuit. HOOFDSTUK 2. - Indicatiestelling

Art. 63.§ 1. Met behoud van de toepassing van artikel 108, wordt de zorggebonden financiering bepaald op basis van de zorgbehoefte van de gebruiker.

Voor de revalidatie kan de zorggebonden financiering, vermeld in het eerste lid, ook pathologiegebonden zijn en wordt ze vastgelegd aan de hand van de zorgbehoefte, inclusief de revalidatiebehoefte van de gebruiker.

In het tweede lid wordt verstaan onder `revalidatiebehoefte': de behoefte van een gebruiker aan revalidatie, ambulant of residentieel, multidisciplinair en rekening houdend met de pathologie, het daarmee gepaard gaande functie- en activiteitsverlies en verlies aan participatie, en rekening houdend met revalidatiedoelen.

Voor de toepassing van dit decreet worden de ernst en de duur van de verminderde zelfredzaamheid, vermeld in artikel 82, de vermindering van zelfredzaamheid, vermeld in artikel 84 en de behoefte aan zorg en ondersteuning, vermeld in artikel 91, gelijkgesteld met de zorgbehoefte. § 2. De zorgbehoefte van de gebruiker wordt geëvalueerd aan de hand van BelRAI, ingevolge de toepassing van een indicatiestelling door een indicatiesteller, zonder dat de indicatiestelling het verlenen van dringende zorg in de weg mag staan.

In het eerste lid wordt verstaan onder dringende zorg: de zorg in een situatie die niet vooraf kan worden ingeschat en waarbij onmiddellijke of dringende zorg en ondersteuning vereist is. De Vlaamse Regering kan nadere voorwaarden bepalen waaronder zorg als dringend wordt beschouwd.

De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden en de procedures voor de erkenning van indicatiestellers en legt de procedures voor de toepassing van indicatiestellingen vast.

De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden waaronder de indicatiesteller wordt vergoed voor de toepassing van indicatiestellingen en legt het bedrag van die vergoedingen vast.

Voor de toepassing van dit decreet worden de gemachtigde organisaties, zorgvoorzieningen of de zorgverleners, vermeld in artikel 82, gelijkgesteld met indicatiestellers. § 3. In afwijking van paragraaf 2, kan de zorgbehoefte van de gebruiker tijdelijk worden geëvalueerd aan de hand van een ander beoordelingsinstrument dat de Vlaamse Regering bepaalt. De Vlaamse Regering bepaalt de termijn waarin het door haar aangeduide, andere beoordelingsinstrument wordt gebruikt.

In afwijking van paragraaf 2, kan de Vlaamse Regering voor de door haar aangeduide, specifieke zorgvragen andere beoordelingscriteria vastleggen met het oog op de evaluatie van de zorgbehoefte van de gebruiker.

Met behoud van de toepassing van paragraaf 2, kan de Vlaamse Regering bijkomende beoordelingscriteria bepalen voor de evaluatie van de zorgbehoefte van de gebruiker.

Art. 64.In het kader van de revalidatie en de geestelijke gezondheidszorg kan de Vlaamse Gemeenschap via de zorggebonden financiering, naast de tegemoetkoming voor de revalidatie of de geestelijke gezondheidszorg van een gebruiker conform artikel 63, § 1, ook tegemoetkomen in de kosten voor interdisciplinaire diagnostiek, als die niet reeds wordt gefinancierd met andere financieringsbronnen.

De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden en de procedure voor de tegemoetkoming in die kosten.

In dit artikel wordt verstaan onder diagnostiek: het stellen van een interdisciplinaire diagnose, al dan niet gevolgd door de toepassing van een indicatiestelling als vermeld in artikel 63, § 2.

Art. 65.De Vlaamse Regering bepaalt de procedure voor de controle op de indicatiestellingen, vermeld in artikel 63, en kan daarvoor een beroep doen op de Zorgkassencommissie of op externe dienstverleners, die in voorkomend geval een door de Vlaamse Regering vastgelegde vergoeding ontvangen.

De controles, vermeld in het eerst lid, worden aangestuurd door het agentschap, dat onder meer een selectie kan maken van de gevallen die voor een controle in aanmerking komen. Het agentschap beschikt in voorkomend geval over de gegevens die voor de aansturing noodzakelijk zijn.

In het kader van de controles die worden verricht met het oog op de toepassing van het eerste lid, hebben de gegevens over de zorgbehoefte, die de Zorgkassencommissie en de externe dienstverleners hebben verzameld, bewijswaarde tot bewijs van het tegendeel.

De Vlaamse Regering bepaalt de procedure voor de bewaking van de kwaliteit, de correctheid, de objectiviteit, de gelijke behandeling en de uniformiteit betreffende de indicatiestellingen.

Art. 66.Als de Zorgkassencommissie vaststelt dat een indicatiesteller de indicatiestellingen, vermeld in artikel 63, verkeerd toepast, kan het agentschap de volgende maatregelen opleggen: 1° het volgen van een remediëringstraject;2° de herziening van de indicatiestellingen en de financiële weerslag die daaruit volgt. De Vlaamse Regering bepaalt wat moet worden verstaan onder een verkeerde toepassing van indicatiestellingen als vermeld in het eerste lid, en legt de nadere invulling vast van de maatregelen, vermeld in het eerste lid.

De gebruiker of zijn vertegenwoordiger en de betrokken zorgvoorziening kunnen tegen de beslissing van het agentschap, vermeld in het eerste lid, 2°, beroep aantekenen bij de arbeidsrechtbank. Die vordering wordt, op straffe van niet-ontvankelijkheid, ingediend binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de datum van de ontvangst van de bestreden beslissing.

Het agentschap kan een beroep doen op het betrokken team van de Zorgkassencommissie in het kader van het verweer voor de arbeidsrechtbank.

Art. 67.De erkenning van een organisatie, zorgvoorziening of zorgverlener als indicatiesteller kan worden geschorst of ingetrokken indien die organisatie, zorgvoorziening of zorgverlener de indicatiestellingen, vermeld in artikel 63, systematisch verkeerd toepast.

De Vlaamse Regering bepaalt wat moet worden verstaan onder een systematisch verkeerd toepassen van indicatiestellingen als vermeld in het eerste lid, en door wie de schorsing of de intrekking van de erkenning wordt opgelegd. De Vlaamse Regering legt de periode vast van de schorsing van de erkenning.

De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden en procedures voor de oplegging van de schorsing of de intrekking van de erkenning, inclusief de mogelijkheid om een bezwaar in te dienen bij de Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers, vermeld in artikel 12 van het decreet van 7 december 2007 houdende de oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers.

Na uitputting van de bezwaarprocedure, vermeld in het derde lid, kan tegen de beslissing beroep worden aangetekend bij de Raad van State.

Die vordering wordt, op straffe van niet-ontvankelijkheid, ingediend binnen een termijn van zestig dagen te rekenen vanaf de datum van de ontvangst van de bestreden beslissing.

Art. 68.§ 1. Het agentschap kan een administratieve geldboete opleggen aan een indicatiesteller die de indicatiestellingen, vermeld in artikel 63, systematisch verkeerd toepast, of die de resultaten van de indicatiestellingen als vermeld in artikel 63, systematisch foutief meedeelt aan het agentschap.

De Vlaamse Regering bepaalt wat moet worden verstaan onder een systematisch verkeerde toepassing van indicatiestellingen en `een systematisch foutieve mededeling van de resultaten van de indicatiestellingen', vermeld in het eerste lid.

Het bedrag van de administratieve geldboete, vermeld in het eerste lid, bedraagt minstens 500 euro en maximaal 5000 euro. § 2. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels voor de oplegging en de betaling van de administratieve geldboete. Ze wijst de ambtenaren aan die de administratieve geldboete kunnen opleggen. § 3. De administratieve geldboete, verhoogd met de invorderingskosten, kan bij dwangbevel worden ingevorderd.

Het dwangbevel wordt geviseerd en uitvoerbaar verklaard door de ambtenaar die de Vlaamse Regering daarvoor aanwijst. Het dwangbevel wordt betekend bij gerechtsdeurwaardersexploot met bevel tot betaling.

De bepalingen van deel V van het Gerechtelijk Wetboek zijn van toepassing op het dwangbevel. § 4. De vordering tot voldoening van de administratieve geldboete verjaart na verloop van vijf jaar, vanaf de dag waarop ze is ontstaan.

De verjaring wordt gestuit conform artikel 2244 tot en met artikel 2250 van het Burgerlijk Wetboek. § 5. De indicatiesteller kan tegen de beslissing van het agentschap tot oplegging van een administratieve geldboete overeenkomstig het eerste lid, beroep aantekenen bij de Raad van State. Die vordering wordt, op straffe van niet-ontvankelijkheid, ingediend binnen een termijn van zestig dagen te rekenen vanaf de datum van de ontvangst van de bestreden beslissing.

Art. 69.Als zich een wijziging in de zorgbehoefte van de gebruiker voordoet, kan de zorgkas de beslissing over de toekenning van de zorggebonden financiering herzien overeenkomstig de door de Vlaamse Regering bepaalde voorwaarden en procedures. De Vlaamse Regering bepaalt de wijze waarop de evaluatie van de zorgbehoefte van de gebruiker wordt herzien.

Art. 70.In het kader van de indicatiestellingen, vermeld in artikel 63, wordt gebruikgemaakt van een databank, waarin gegevens worden verzameld over de toegepaste indicatiestellingen.

De Vlaamse Regering kan de wijze bepalen waarop en de vorm waarin gegevens over de indicatiestellingen zo veel mogelijk digitaal worden bezorgd of toegevoegd aan de databank, vermeld in het eerste lid. Die gegevens kunnen worden bezorgd door de individuele zorgverlener die optreedt als indicatiesteller dan wel, en onder de door de Vlaamse Regering bepaalde voorwaarden, op het niveau van de organisatie of de zorgvoorziening waar de persoon die optreedt als indicatiesteller in dienst is.

De voorwaarden, vermeld in het tweede lid, omvatten ten minste de verplichting voor de betrokken organisaties en voorzieningen, om voor elke indicatiestelling te kunnen nagaan door wie en op welk tijdstip de indicatiestelling werd toegepast.

Aan de actoren die belast zijn met taken en bevoegdheden, geregeld bij of krachtens dit decreet, en aan de gebruiker of de mantelzorger die daarvoor gemachtigd wordt door de gebruiker, kan toegang worden verleend tot de databank, vermeld in het eerste lid, met respect voor de regelgeving ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer. De toegang tot de databank is voor elke actor beperkt tot de gegevens die noodzakelijk zijn voor de uit te voeren opdrachten en tot de periode waarin die opdrachten worden uitgevoerd.

De Vlaamse Regering kan bijkomende voorwaarden en procedures bepalen met betrekking tot de toegang van de actoren, vermeld in het vierde lid, tot de databank, vermeld in het eerste lid. HOOFDSTUK 3. - Beroepsprocedures

Art. 71.De gebruiker of zijn vertegenwoordiger kunnen, in de gevallen bepaald door de Vlaamse Regering, administratief beroep aantekenen tegen beslissingen van de zorgkas over de toekenning van het persoonsvolgend budget of tegen herzieningen door de zorgkas van die beslissingen conform artikel 69. De Vlaamse Regering regelt de administratieve beroepsprocedure en kan bepalen wie het administratief beroep behandelt.

De administratieve beroepsprocedure, vermeld in het eerste lid, kan bestaan uit de toepassing van een nieuwe indicatiestelling, op basis waarvan het administratief beroep al dan niet gegrond wordt verklaard.

In de gevallen waarin het administratief beroep ongegrond wordt verklaard, kan een deel of het geheel van de kosten van de nieuwe indicatiestelling teruggevorderd worden bij de gebruiker, overeenkomstig de door de Vlaamse Regering bepaalde voorwaarden en procedures.

Art. 72.Na uitputting van de administratieve beroepsprocedure, vermeld in artikel 71, kan door de gebruiker of zijn vertegenwoordiger bij de arbeidsrechtbank beroep aangetekend worden tegen beslissingen over de toekenning van de zorggebonden financiering of tegen herzieningen van die beslissingen. Die vordering wordt, op straffe van niet-ontvankelijkheid, ingediend binnen een termijn van drie maanden vanaf de datum van de ontvangst van de bestreden beslissing. HOOFDSTUK 4. - Cumulatie en subrogatie

Art. 73.De Vlaamse Regering kan nadere regels en voorwaarden bepalen voor de eventuele cumulatie van tegemoetkomingen voor verschillende pijlers van de Vlaamse sociale bescherming of zorgvormen. Ze kan inzonderheid nadere regels en voorwaarden bepalen die specifiek gelden voor gebruikers die wonen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad.

Art. 74.De tegemoetkomingen in het kader van dit decreet worden, conform de regels en onder de voorwaarden die de Vlaamse Regering kan vaststellen, geweigerd of verminderd als de gebruiker of, in geval van het zorgbudget voor ouderen met een zorgnood, de persoon met wie hij een gezin vormt, krachtens andere wetten, decreten, ordonnanties of reglementaire bepalingen of krachtens vreemde wetten, voor dezelfde behoefte aan zorg al een tegemoetkoming heeft gekregen.

De gebruiker of, in geval van het zorgbudget voor ouderen met een zorgnood, de persoon met wie hij een gezin vormt, moet zijn aanspraak op de tegemoetkoming, vermeld in het eerste lid, doen gelden en brengt de zorgkas daar in voorkomend geval van op de hoogte.

Art. 75.§ 1. De tegemoetkomingen in het kader van dit decreet worden, conform de regels en onder de voorwaarden die de Vlaamse Regering kan vaststellen, geweigerd of verminderd als de gebruiker, krachtens andere wetten, decreten, ordonnanties of reglementaire bepalingen, krachtens vreemde wetten, krachtens gemeen recht of krachtens een overeenkomst, werkelijk een schadeloosstelling ontvangt, voor dezelfde schade en op grond van dezelfde behoefte aan zorg.

De gebruiker moet zijn aanspraak op de schadeloosstelling, vermeld in het eerste lid, doen gelden en brengt de zorgkas daar in voorkomend geval van op de hoogte.

Als de schadeloosstelling, vermeld in het eerste lid, minder bedraagt dan de tegemoetkomingen verleend in het kader van de Vlaamse sociale bescherming, heeft de gebruiker recht op het verschil ten laste van de Vlaamse sociale bescherming.

De Vlaamse Regering kan de voorwaarden bepalen waarin de tegemoetkomingen verleend in het kader van de Vlaamse sociale bescherming worden toegekend in afwachting van de effectieve ontvangst door de gebruiker van de schadeloosstelling, vermeld in het eerste lid. § 2. De zorgkas treedt in de plaats van de gebruiker om een aanspraak op de schadeloosstelling te laten gelden en informeert de gebruiker daarover. Die indeplaatsstelling geldt ten belope van het bedrag van de verleende tegemoetkomingen, vermeld in het eerste lid van paragraaf 1, voor het geheel van de sommen die krachtens andere wetten, decreten, ordonnanties of reglementaire bepalingen, krachtens vreemde wetten, krachtens gemeen recht of krachtens een overeenkomst verschuldigd zijn.

Indien degene die schadeloosstelling verschuldigd is de verzekeringsinstelling, vermeld in artikel 136, § 2, van de Ziekteverzekeringswet, verwittigt van zijn voornemen om de rechthebbende schadeloos te stellen, dan brengt de verzekeringsinstelling de zorgkas van de rechthebbende op de hoogte van die verwittiging, in zoverre de schadeloosstelling een van de pijlers betreft van de Vlaamse sociale bescherming.

Degene die de schadeloosstelling verschuldigd is, kan de zorgkas ook rechtstreeks verwittigen van zijn voornemen om de gebruiker schadeloos te stellen.

De overeenkomst die tot stand gekomen is tussen de gebruiker en degene die de schadeloosstelling verschuldigd is, kan niet tegen de zorgkas worden aangevoerd zonder haar instemming. Als de zorgkas geen partij is, bezorgt de gebruiker een kopie van de tot stand gekomen akkoorden of gerechtelijke beslissingen.

De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden en de procedure voor de uitoefening van de rechten, vermeld in het eerste lid. De Vlaamse Regering kan bepalen dat daarbij een beroep wordt gedaan op een door haar aangeduide, externe dienstverlener. HOOFDSTUK 5. - Terugvordering van ten onrechte uitbetaalde tegemoetkomingen

Art. 76.§ 1. De zorgkassen vorderen ten onrechte uitbetaalde tegemoetkomingen terug. De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden waaraan de beslissing tot terugvordering en de kennisgeving van die beslissing moeten voldoen, alsook in welke gevallen, in welke mate en onder welke voorwaarden de terugvordering van ten onrechte uitbetaalde tegemoetkomingen kan worden beperkt, of in welke gevallen aan de terugvordering kan worden verzaakt. § 2. De ten onrechte uitbetaalde tegemoetkomingen kunnen in voorkomend geval in mindering gebracht worden van toekomstige tegemoetkomingen die aan de betrokkene uitbetaald moeten worden. § 3. De terugvordering van ten onrechte uitbetaalde tegemoetkomingen verjaart na twee jaar, vanaf de datum waarop de tegemoetkoming is uitbetaald.

In afwijking van het eerste lid wordt de termijn van twee jaar voor de terugvordering van de ten onrechte betaalde tegemoetkomingen aangepast naar vijf jaar als de ten onrechte betaalde tegemoetkomingen verkregen zijn door bedrieglijke handelingen of door valse of opzettelijk onvolledige verklaringen van de gebruiker of zijn vertegenwoordiger.

Een aangetekende brief stuit de verjaring. § 4. De Vlaamse Regering bepaalt welke instantie, in de situaties vermeld in paragraaf 1 tot en met 3, financieel verantwoordelijk is voor de niet teruggevorderde tegemoetkomingen. § 5. De gebruiker of zijn vertegenwoordiger kan administratief beroep aantekenen tegen de beslissingen van de zorgkas over de terugvordering. De Vlaamse Regering regelt de administratieve beroepsprocedure. Ze kan een multidisciplinair samengestelde administratieve beroepscommissie oprichten of bepalen wie het administratief beroep behandelt. De Vlaamse Regering bepaalt de samenstelling van deze beroepscommissie en kan binnen die administratieve beroepscommissie verschillende kamers instellen. Ze kan presentiegelden en vergoedingen bepalen.

Na uitputting van de administratieve beroepsprocedure, vermeld in het eerste lid, kan door de gebruiker of zijn vertegenwoordiger bij de arbeidsrechtbank beroep aangetekend worden. Die vordering wordt, op straffe van niet-ontvankelijkheid, ingediend binnen een termijn van drie maanden vanaf de datum van de ontvangst van de bestreden beslissing.

TITEL 2. - Het zorgbudget HOOFDSTUK 1. - Gemeenschappelijke bepalingen

Art. 77.De Vlaamse Regering evalueert drie jaar na de inwerkingtreding van onderhavige bepaling, het zorgbudget voor zwaar zorgbehoevenden, het zorgbudget voor ouderen met een zorgnood en het basisondersteuningsbudget met het oog op een toekomstige integratie van die drie tegemoetkomingen. HOOFDSTUK 2. - Het zorgbudget voor zwaar zorgbehoevenden Afdeling 1. - Toepassingsvoorwaarden

Art. 78.De zorgkas verleent een zorgbudget voor zwaar zorgbehoevenden voor de kosten van niet-medische hulp- en dienstverlening aan de gebruikers die getroffen zijn door een langdurig ernstig verminderde zelfredzaamheid.

De Vlaamse Regering bepaalt wat verstaan wordt onder getroffen zijn door een langdurig ernstig verminderde zelfredzaamheid als vermeld in het eerste lid.

Art. 79.De zorgkas verleent een maandelijkse forfaitaire tegemoetkoming aan een gebruiker als vermeld in artikel 78 die voldoet aan een of meer van de volgende voorwaarden: 1° de gebruiker verblijft in het thuismilieu;2° de gebruiker verblijft in een door de Vlaamse Regering krachtens dit decreet erkende of in een daarmee gelijkgestelde zorgvoorziening. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels voor de toekenning, weigering, intrekking en schorsing van de erkenning, en van de gelijkstelling met een erkenning, van zorgvoorzieningen. Afdeling 2. - Procedure

Art. 80.§ 1. De zorgkas beslist over de tegemoetkoming binnen een termijn van zestig dagen na de ontvangst van de bestandsmatige gegevens die aanleiding geven tot een automatische toekenning als vermeld in artikel 8, of na indiening van de aanvraag, vermeld in artikel 8.

De Vlaamse Regering bepaalt de omstandigheden waarin van de termijn van zestig dagen, vermeld in het eerste lid, afgeweken kan worden.

De aanvraag, vermeld in het eerste lid, wordt ingediend bij de zorgkas waarbij de gebruiker is aangesloten conform artikel 42. De Vlaamse Regering bepaalt de regels waaraan de aanvraag moet voldoen.

De Vlaamse Regering stelt de nadere regels vast voor de behandeling van de aanvraag of de ambtshalve toekenning. § 2. De tegemoetkoming bedraagt 130 euro per maand.

Het bedrag, vermeld in het eerste lid, wordt met ingang van het door de Vlaamse Regering te bepalen kalenderjaar, ieder jaar op 1 januari aangepast aan de ontwikkeling van het afgevlakte gezondheidsindexcijfer van de consumptieprijzen van de maand april van het voorgaande jaar ten opzichte van het afgevlakte gezondheidsindexcijfer van de consumptieprijzen van de maand april in het door de Vlaamse Regering te bepalen jaar. § 3. De zorgkas stelt de duur van de tegemoetkoming vast binnen de grenzen die de Vlaamse Regering bepaalt. Als de beslissing niet voor onbepaalde duur geldt, regelt de Vlaamse Regering de verlengingsprocedure van de beslissing. § 4. De zorgkas kan de beslissing over de tegemoetkoming herzien als zich een wijziging voordoet in de toestand van de gebruiker. De Vlaamse Regering regelt de herzieningsprocedure. § 5. De gebruiker of zijn vertegenwoordiger kan administratief beroep aantekenen tegen de beslissing van de zorgkas. De Vlaamse Regering regelt de administratieve beroepsprocedure. Ze kan een multidisciplinair samengestelde administratieve beroepscommissie oprichten of bepalen wie het administratief beroep behandelt. De Vlaamse Regering kan binnen die administratieve beroepscommissie verschillende kamers instellen. Ze kan presentiegelden en vergoedingen bepalen.

Art. 81.Na uitputting van de administratieve beroepsprocedure, vermeld in artikel 80, § 5, kan door de gebruiker of zijn vertegenwoordiger bij de arbeidsrechtbank beroep aangetekend worden.

Die vordering wordt, op straffe van niet-ontvankelijkheid, ingediend binnen een termijn van drie maanden vanaf de datum van de ontvangst van de bestreden beslissing.

Art. 82.De ernst en de duur van de verminderde zelfredzaamheid worden vastgesteld door de daarvoor door de Vlaamse Regering, onder de door haar vastgestelde voorwaarden, gemachtigde organisaties, zorgvoorzieningen of zorgverleners. De ernst en de duur van de verminderde zelfredzaamheid worden vastgesteld aan de hand van een meetinstrument dat de Vlaamse Regering vaststelt.

De Vlaamse Regering bepaalt de wijze waarop de vaststelling van de ernst en de duur van de verminderde zelfredzaamheid wordt uitgevoerd, herzien en gecontroleerd. De Vlaamse Regering bepaalt de wijze waarop de kwaliteit, de correctheid, de objectiviteit, de gelijke behandeling en de uniformiteit van de vaststelling van de ernst en de duur van de verminderde zelfredzaamheid worden bewaakt.

Art. 83.Het recht op een tegemoetkoming wordt geopend op het volgende tijdstip: 1° de datum waarop de ernst en de duur van de verminderde zelfredzaamheid ingaat, volgens de vaststelling conform artikel 82;2° de datum van de opname in een zorgvoorziening als vermeld in artikel 79, eerste lid, 2° ;3° de datum van de aanvraag, als de datum, vermeld in punt 1°, na de datum van de aanvraag valt. Er is een carenztijd die inhoudt dat de uitvoering van de tegemoetkoming op zijn vroegste ingaat vanaf de eerste dag van de vierde maand die volgt op de datum waarop het recht op een tegemoetkoming geopend wordt.

De Vlaamse Regering kan, in de door haar bepaalde gevallen, afwijken van de carenztijd. HOOFDSTUK 3. - Het zorgbudget voor ouderen met een zorgnood Afdeling 1. - Toepassingsvoorwaarden

Art. 84.§ 1. De zorgkas kent het zorgbudget voor ouderen met een zorgnood toe aan de persoon met een verminderde zelfredzaamheid die ten minste 65 jaar oud is.

De Vlaamse Regering bepaalt door wie, volgens welke criteria en op welke wijze de vermindering van de zelfredzaamheid wordt vastgesteld, en hoe die vaststelling wordt vergoed. § 2. De tegemoetkoming kan niet worden gecumuleerd met een van de volgende tegemoetkomingen: 1° een integratietegemoetkoming of een inkomensvervangende tegemoetkoming als vermeld in de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan personen met een handicap;2° een gewone tegemoetkoming of een bijzondere tegemoetkoming krachtens de wet van 27 juni 1969 betreffende het toekennen van tegemoetkomingen aan de mindervaliden;3° een tegemoetkoming voor hulp van derden, conform artikel 2 van de wet van 27 juni 1969 betreffende het toekennen van tegemoetkomingen aan de mindervaliden;4° een aanvullende tegemoetkoming of een tegemoetkoming ter aanvulling van het gewaarborgd inkomen voor bejaarden. § 3. Het zorgbudget voor ouderen met een zorgnood wordt door de zorgkas toegekend in de vorm van een jaarbedrag, waarvan maandelijks één twaalfde wordt uitbetaald.

Art. 85.§ 1. Het zorgbudget voor ouderen met een zorgnood wordt toegekend na aanrekening van de inkomsten van het gezin. De tegemoetkoming kan alleen toegekend worden als het bedrag van het inkomen van de persoon met een verminderde zelfredzaamheid en eventueel de persoon met wie hij een gezin vormt, het bedrag van de tegemoetkoming, vermeld in artikel 86, niet overschrijdt. § 2. De Vlaamse Regering bepaalt wat moet worden verstaan onder inkomen als vermeld in paragraaf 1, en door wie, volgens welke criteria en op welke wijze het bedrag ervan moet worden bepaald.

De Vlaamse Regering kan bepalen dat sommige inkomsten of delen van het inkomen, onder de voorwaarden die ze bepaalt, niet of maar gedeeltelijk in aanmerking worden genomen. Ze kan daarbij een onderscheid maken op basis van: 1° de gezinssamenstelling van de gebruiker;2° de leden van het gezin voor wie het inkomen wordt bepaald;3° de bron van het inkomen. De Vlaamse Regering bepaalt wat moet worden verstaan onder gezin als vermeld in het tweede lid. § 3. De gebruiker en de personen met wie hij een gezin vormt, moeten hun rechten laten gelden op sociale uitkeringen inzake ziekte en invaliditeit, werkloosheid, arbeidsongevallen, beroepsziekten, rust- en overlevingspensioenen, de inkomensgarantie voor ouderen en het gewaarborgd inkomen voor bejaarden.

Art. 86.Het bedrag van het zorgbudget voor ouderen met een zorgnood varieert op de volgende wijze volgens de graad van zelfredzaamheid en volgens de categorie waartoe de gebruiker behoort: 1° de gebruiker van wie de graad van zelfredzaamheid op 7 of 8 punten wordt vastgesteld, behoort tot de categorie 1.Hij ontvangt een zorgbudget voor ouderen met een zorgnood dat gelijk is aan een jaarbedrag van 1021,34 euro; 2° de gebruiker van wie de graad van zelfredzaamheid op 9 tot 11 punten wordt vastgesteld, behoort tot de categorie 2.Hij ontvangt een zorgbudget voor ouderen met een zorgnood dat gelijk is aan een jaarbedrag van 3898,70 euro; 3° de gebruiker van wie de graad van zelfredzaamheid op 12 tot 14 punten wordt vastgesteld, behoort tot de categorie 3.Hij ontvangt een zorgbudget voor ouderen met een zorgnood dat gelijk is aan een jaarbedrag van 4740,17 euro; 4° de gebruiker van wie de graad van zelfredzaamheid op 15 of 16 punten wordt vastgesteld, behoort tot de categorie 4.Hij ontvangt een zorgbudget voor ouderen met een zorgnood dat gelijk is aan een jaarbedrag van 5581,42 euro; 5° de gebruiker van wie de graad van zelfredzaamheid op ten minste 17 punten wordt vastgesteld, behoort tot de categorie 5.Hij ontvangt een zorgbudget voor ouderen met een zorgnood dat gelijk is aan een jaarbedrag van 6855,99 euro.

De bedragen, vermeld in het eerste lid, worden gekoppeld aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen conform de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der werknemers, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld.

De zorgkas voert uit op basis van de criteria, vermeld in het eerste lid. Afdeling 2. - Procedure

Art. 87.§ 1. De Vlaamse Regering bepaalt de termijnen waarin de zorgkas over het zorgbudget voor ouderen met een zorgnood beslist. Die termijnen mogen niet meer dan zes maanden bedragen. De termijn begint te lopen na de ontvangst van de bestandsmatige gegevens die aanleiding geven tot een automatische toekenning als vermeld in artikel 8, of na de indiening van de aanvraag, vermeld in artikel 8. § 2. Ingeval van een automatische toekenning stelt de Vlaamse Regering de nadere regels vast voor de behandeling. § 3. Ingeval van een aanvraag bepaalt de Vlaamse Regering hoe, door wie, vanaf wanneer en op welke wijze de aanvraag wordt ingediend. De Vlaamse Regering bepaalt daarbij in welke gevallen een aanvraag tot herziening kan worden ingediend en hoe, door wie, en op welke wijze de aanvraag tot herziening wordt ingediend. De aanvragen worden ingediend bij de zorgkas waarbij de gebruiker is aangesloten.

De Vlaamse Regering bepaalt hoe de aanvragen van een zorgbudget voor ouderen met een zorgnood of de aanvragen tot herziening daarvan worden behandeld. § 4. Het recht op een tegemoetkoming wordt geopend op het volgende tijdstip: 1° de datum waarop de verminderde zelfredzaamheid is vastgesteld, conform artikel 84;2° de datum van de aanvraag, als de datum, vermeld in punt 1°, na de datum van de aanvraag valt. De uitvoering van de tegemoetkoming gaat in vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de datum waarop het recht op een tegemoetkoming geopend wordt. § 5. Bij een verhuizing naar het Nederlandse taalgebied van een gebruiker die in zijn oorspronkelijke taalgebied recht had op een zorgbudget voor ouderen met een zorgnood, bepaalt de Vlaamse Regering het tijdstip waarop het recht op een tegemoetkoming geopend wordt.

Art. 88.§ 1. De gebruiker aan wie een zorgbudget voor ouderen met een zorgnood is toegekend, of zijn vertegenwoordiger, deelt nieuwe gegevens die aanleiding kunnen geven tot een vermindering van het bedrag van de tegemoetkoming onmiddellijk mee. De Vlaamse Regering bepaalt op welke wijze en binnen welke termijnen die wijzigingen meegedeeld moeten worden.

De Vlaamse Regering kan in afwijking van het eerste lid bepalen dat voor de gegevens die ze identificeert, geen mededeling gedaan hoeft te worden. § 2. De zorgkas herziet de beslissing over de tegemoetkoming ambtshalve als nieuwe gegevens aanleiding geven tot een wijziging van het bedrag van de tegemoetkoming. De Vlaamse Regering regelt de herzieningsprocedure. § 3. De gebruiker of zijn vertegenwoordiger kan administratief beroep aantekenen tegen de beslissing van de zorgkas. De Vlaamse Regering regelt de administratieve beroepsprocedure. Ze kan een multidisciplinair samengestelde administratieve beroepscommissie oprichten of bepalen wie het administratieve beroep behandelt. De Vlaamse Regering kan binnen die administratieve beroepscommissie verschillende kamers instellen. Ze kan presentiegelden en vergoedingen bepalen.

Art. 89.Na uitputting van de administratieve beroepsprocedure, vermeld in artikel 88, § 3, kan door de gebruiker of zijn vertegenwoordiger bij de arbeidsrechtbank beroep aangetekend worden.

Die vordering wordt, op straffe van niet-ontvankelijkheid, ingediend binnen een termijn van drie maanden vanaf de datum van de ontvangst van de bestreden beslissing.

Art. 90.Het zorgbudget voor ouderen met een zorgnood wordt uitbetaald conform de door de Vlaamse Regering vastgelegde bepalingen.

De tegemoetkoming kan aan de gebruiker op aanvraag worden toegekend als voorschot op de uitkeringen en de vergoedingen, vermeld in artikel 75 en artikel 85, § 3. De Vlaamse Regering bepaalt onder welke voorwaarden, op welke wijze en tot welk bedrag de voorschotten kunnen worden toegekend, alsook de wijze waarop ze kunnen worden teruggevorderd. De zorgkas treedt in de rechten van de gebruiker tot het bedrag van de toegekende voorschotten. HOOFDSTUK 4. - Het basisondersteuningsbudget Afdeling 1. - Toepassingsvoorwaarden

Art. 91.De zorgkas kent een basisondersteuningsbudget toe aan personen met een handicap die een duidelijk vast te stellen behoefte aan zorg en ondersteuning hebben. Het basisondersteuningsbudget wordt toegekend conform artikel 4, 5 en 6 van het decreet houdende de persoonsvolgende financiering.

De zorgkas kent het basisondersteuningsbudget toe in de vorm van een maandelijks vast forfaitair bedrag. Afdeling 2. - Procedure

Art. 92.§ 1. De zorgkas beslist over de tegemoetkoming na de ontvangst van de bestandsmatige gegevens die aanleiding geven tot een automatische toekenning als vermeld in artikel 8.

De aanvraag, vermeld in artikel 8, wordt ingediend bij de zorgkas waarbij de gebruiker is aangesloten conform artikel 42. De Vlaamse Regering kan de regels bepalen waaraan de aanvraag moet voldoen.

De Vlaamse Regering kan de nadere regels vaststellen voor de behandeling van de aanvraag of de automatische toekenning en de termijn waarin de beslissing wordt genomen.

De beslissing naar aanleiding van de aanvraag, vermeld in het tweede lid, over de beoordeling van de handicap en de duidelijk vast te stellen behoefte aan zorg en ondersteuning wordt bestandsmatig aan de zorgkas meegedeeld. De zorgkas neemt een beslissing conform het eerste lid. § 2. De tegemoetkoming bedraagt 300 euro per maand. De Vlaamse Regering kan de indexering van dat bedrag bepalen. De zorgkas voert uit. § 3. De zorgkas stelt de duur van de tegemoetkoming vast binnen de grenzen die de Vlaamse Regering bepaalt. Als de beslissing niet voor onbepaalde duur geldt, regelt de Vlaamse Regering de verlengingsprocedure van de beslissing. § 4. De zorgkas kan de beslissing over de tegemoetkoming herzien als zich een wijziging voordoet in de toestand van de gebruiker. De Vlaamse Regering regelt de herzieningsprocedure. § 5. De gebruiker of zijn vertegenwoordiger kan administratief beroep aantekenen tegen de beslissing van de zorgkas. De Vlaamse Regering regelt de administratieve beroepsprocedure, waarbij ze een aparte en gedifferentieerde administratieve beroepsprocedure kan instellen betreffende de duidelijk vast te stellen behoefte aan zorg en ondersteuning, vermeld in artikel 91, eerste lid. Ze kan een multidisciplinair samengestelde administratieve beroepscommissie oprichten of bepalen wie het administratief beroep behandelt. De Vlaamse Regering kan binnen die administratieve beroepscommissie verschillende kamers instellen. Ze kan presentiegelden en vergoedingen bepalen.

Art. 93.Na uitputting van de administratieve beroepsprocedure, vermeld in artikel 92, § 5, kan door de gebruiker of zijn vertegenwoordiger bij de arbeidsrechtbank beroep aangetekend worden.

Die vordering wordt, op straffe van niet-ontvankelijkheid, ingediend binnen een termijn van drie maanden vanaf de datum van de ontvangst van de bestreden beslissing.

Art. 94.Het recht op een tegemoetkoming wordt, naargelang het geval, geopend op het volgende tijdstip: 1° de ingangsdatum van het attest op basis waarvan de duidelijk vast te stellen behoefte aan zorg en ondersteuning is vastgesteld, als het basisondersteuningsbudget wordt toegekend op basis van een attest;2° de datum van de aanvraag, als het basisondersteuningsbudget wordt toegekend nadat een aanvraag is ingediend;3° de datum van stopzetting van het budget voor niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning, vermeld in artikel 15 van het decreet houdende de persoonsvolgende financiering. In afwijking van het eerste lid wordt het recht op een tegemoetkoming geopend op basis van de vaste datum die bepaald wordt door de Vlaamse Regering met toepassing van de geleidelijke toekenning van het basisondersteuningsbudget, vermeld in artikel 4, derde lid, van het decreet houdende de persoonsvolgende financiering.

De uitvoering van de tegemoetkoming gaat in vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de datum waarop het recht op een tegemoetkoming geopend wordt.

TITEL 3. - Het zorgticket HOOFDSTUK 1. - Toekenning van zorgtickets

Art. 95.§ 1. Op basis van een indicatiestelling als vermeld in artikel 63, § 2, wordt een zorgprofiel opgemaakt van de persoon met een zorgbehoefte.

De indicatiestelling kan het recht van de gebruiker op een zorgticket openen. Daarmee kan de gebruiker zorg opnemen naar zijn keuze in een erkende zorgvoorziening. In complexe zorgsituaties wordt een zorgplan opgemaakt waar de gebruiker toegang toe heeft en dat toelaat om het zorgticket in te zetten voor geïntegreerde zorg en rekening houdend met de keuzes en levensdoelen van de gebruiker, die de regie in handen houdt. De tegemoetkomingen worden via een trekkingsrecht toegekend door de zorgkas.

De Vlaamse Regering kan bepalen dat het zorgticket wordt uitgedrukt in budgetcategorieën of in punten die overeenstemmen met een aantal eenheden zorg.

De Vlaamse Regering bepaalt voor elk zorgprofiel onder meer: 1° de samenstelling, de omvang en de berekeningswijze van de zorgtickets;2° de zorgvoorzieningen en de zorg waaraan de gebruiker de zorgtickets volgens zijn keuze kan besteden;3° de nadere voorwaarden waaronder de zorgtickets worden toegekend. De Vlaamse Regering kan daarbij tijdelijk een onderscheid maken tussen de verschillende pijlers of binnen een pijler van de Vlaamse sociale bescherming, rekening houdend met de specifieke kenmerken van de pijler of met het soort zorgvoorziening. § 2. De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden en de procedure voor de inning van de zorgtickets, vermeld in paragraaf 1, door de erkende zorgvoorzieningen bij de zorgkassen. § 3. Op basis van de evaluatie van de pilootprojecten, vermeld in artikel 139, kan de Vlaamse Regering voor de pijlers, vermeld in artikel 4, eerste lid, 4° en 7°, in afwijking van paragraaf 1, de uitbetaling door middel van een trekkingsrecht, al dan niet gedeeltelijk omzetten in een rechtstreekse uitbetaling van een cash budget aan de persoon met een zorgnood.

In voorkomend geval regelt de Vlaamse Regering de wijze van controle door de zorgkas op de besteding door de gebruiker van het cash budget aan erkende zorgvoorzieningen van zijn keuze. HOOFDSTUK 2. - Gebruikersbijdrage

Art. 96.§ 1. Een gebruikersbijdrage kan worden aangerekend aan een gebruiker aan wie zorg wordt verleend in het kader van de pijlers van de Vlaamse sociale bescherming, vermeld in artikel 4, eerste lid, 4° tot en met 8°.

De Vlaamse Regering stelt voor elke pijler de nadere regels vast en kan de tarieven bepalen. De Vlaamse Regering kan sociale correcties toepassen op de gebruikersbijdrage. Ze houdt daarbij rekening met de financiële draagkracht van de gebruiker en ze kan daarbij rekening houden met de specificiteit van bepaalde pijlers of zorgvoorzieningen. § 2. De Vlaamse Regering kan voor elke pijler nadere regels vaststellen voor de berekeningswijze van de bijdrage voor woon- en leefkosten, die ten laste is van de gebruiker die een beroep doet op zorg, die gepaard gaat met een dag- of nachtverblijf.

De Vlaamse Regering kan daarbij in vrijstellingen voorzien voor bijzondere doelgroepen en kan sociale correcties voorzien rekening houdend met de financiële draagkracht van de gebruiker. § 3. Om de financiële draagkracht van de gebruiker te bepalen wordt ten minste rekening gehouden met het inkomen en de gezinssamenstelling. § 4. Met behoud van de toepassing van artikel 2, eerste lid, 6°, bepaalt de Vlaamse Regering de nadere invulling van de begrippen `woonkosten' en `leefkosten'.

Art. 97.De Vlaamse Regering regelt de steekproefsgewijze controle door de zorgkassen op de aanrekening door de zorgvoorzieningen van de gebruikersbijdragen en de bijdragen voor woon- en leefkosten, vermeld in artikel 96.

Art. 98.Als er systematische afwijkingen worden vastgesteld in het kader van de aanrekening van de bedragen, vermeld in artikel 96, kan de erkenning van de betreffende zorgvoorziening worden geschorst of ingetrokken.

De Vlaamse Regering bepaalt wat wordt verstaan onder systematische afwijkingen als vermeld in het eerste lid, en door wie de schorsing of de intrekking wordt opgelegd. De Vlaamse Regering legt de periode van de schorsing van de erkenning vast.

De Vlaamse Regering bepaalt de bijkomende voorwaarden en procedures voor de oplegging van de schorsing of de intrekking van de erkenning, die minstens de mogelijkheid bevatten om een bezwaar in te dienen bij de Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, vermeld in artikel 12 van het decreet van 7 december 2007 houdende de oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers.

Na uitputting van de bezwaarprocedure, vermeld in het derde lid, kan tegen de beslissing beroep worden aangetekend bij de Raad van State.

Die vordering wordt, op straffe van niet-ontvankelijkheid, ingediend binnen een termijn van zestig dagen vanaf de datum van de ontvangst van de bestreden beslissing.

Art. 99.§ 1. Als er systematische afwijkingen worden vastgesteld in het kader van de aanrekening van de bedragen, vermeld in artikel 96, kan het agentschap aan de betreffende zorgvoorziening een administratieve geldboete opleggen.

De Vlaamse Regering bepaalt wat wordt verstaan onder systematische afwijkingen als vermeld in paragraaf 1, eerste lid.

Het bedrag van de administratieve geldboete, vermeld in het eerste lid, bedraagt minstens 500 euro en maximaal 5000 euro. § 2. Artikel 68, § 2 tot en met § 5, is van overeenkomstige toepassing.

Art. 100.De Vlaamse Regering bepaalt de procedure en de voorwaarden voor de facturatie van de gebruikersbijdragen en de bijdragen voor woon- en leefkosten door de erkende zorgvoorzieningen aan de gebruikers en de steekproefsgewijze controle daarop door de zorgkassen.

De Vlaamse Regering legt onder meer vast uit welke componenten de door de erkende zorgvoorzieningen opgestelde facturen bestaan.

Art. 101.§ 1. Als er systematische tekortkomingen worden vastgesteld in het kader van de naleving van de procedure en de voorwaarden, vermeld in artikel 100, kan het agentschap een administratieve geldboete opleggen aan de betreffende zorgvoorziening.

De Vlaamse Regering bepaalt wat wordt verstaan onder systematische tekortkomingen als vermeld in paragraaf 1, eerste lid.

Het bedrag van de administratieve geldboete, vermeld in het eerste lid, bedraagt minstens 500 euro en maximaal 5000 euro. § 2. Artikel 68, § 2 tot en met § 5, is van overeenkomstige toepassing.

Art. 102.De verminderingen van de inkomstenbronnen van erkende zorgvoorzieningen door de toepassing van sanctiebepalingen of andere financiële maatregelen, kunnen niet worden aangerekend aan de gebruikers. HOOFDSTUK 3. - Zorg verleend buiten het Nederlandse taalgebied en buiten door de Vlaamse Gemeenschap erkende zorgvoorzieningen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad

Art. 103.§ 1. De toekenning van zorgtickets wordt geweigerd als de gebruiker zich niet werkelijk bevindt in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad of als de zorg niet wordt verleend door zorgvoorzieningen in het Nederlandse taalgebied of door zorgvoorzieningen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad die wegens hun organisatie moeten worden beschouwd als uitsluitend te behoren tot de Vlaamse Gemeenschap. § 2. In afwijking van paragraaf 1, kunnen de zorgtickets evenwel worden toegekend: 1° onder de voorwaarden, vermeld in de internationale regelgeving over de coördinatie van socialezekerheidsstelsels;2° onder de door de Vlaamse Regering vastgestelde voorwaarden voor het ontvangen van zorg in een andere lidstaat van de Europese Unie, in een andere staat die partij is bij de Europese Economische Ruimte of in Zwitserland conform de Patiëntenrichtlijn of conform de overeenkomsten gesloten tussen de Vlaamse overheid en zorgvoorzieningen in andere lidstaten van de Europese Unie;3° onder de voorwaarden, bepaald door de Vlaamse Regering, of op grond van afspraken gemaakt in het kader van samenwerkingsakkoorden met andere deelstaten, voor het ontvangen of het verlenen van zorg in andere deelstaten. De zorgkas neemt de beslissing tot toekenning van de tegemoetkomingen, vermeld in het eerste lid, na eensluidend advies van de Expertencommissie. De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden en de procedure voor de toekenning van de tegemoetkomingen, vermeld in deze paragraaf.

Art. 104.Tegen de beslissingen van de zorgkas, vermeld in artikel 103, kan door de gebruiker of zijn vertegenwoordiger beroep worden aangetekend bij de arbeidsrechtbank binnen een termijn van drie maanden na de ontvangst van de bestreden beslissing. Met het beroep tegen de beslissing van de zorgkas wordt tegelijkertijd beroep aangetekend tegen het eensluidend advies van de Expertencommissie.

In de gevallen, vermeld in het eerste lid, wordt zowel de zorgkas als het agentschap opgeroepen om als verweerder te verschijnen in de procedure voor de arbeidsrechtbank. Als de gebruiker nalaat om beide partijen te laten oproepen conform het door hem neergelegde verzoekschrift, betrekt het Openbaar Ministerie bij de arbeidsgerechten de ontbrekende partij alsnog in de procedure conform artikel 138bis van het Gerechtelijk Wetboek.

Het agentschap kan een beroep doen op de Expertencommissie in het kader van het verweer voor de arbeidsrechtbank.

TITEL 4. - De tegemoetkoming voor mobiliteitshulpmiddelen HOOFDSTUK 1. - Toekenning van tegemoetkomingen

Art. 105.§ 1. De financiering van mobiliteitshulpmiddelen in het kader van de Vlaamse sociale bescherming, bestaat uit de toekenning aan de gebruiker door de zorgkas van een tegemoetkoming die wordt vastgesteld conform artikel 108 en die via trekkingsrechten wordt uitbetaald. § 2. De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden en de procedure voor de inning van de tegemoetkomingen, vermeld in paragraaf 1, door de verstrekkers van mobiliteitshulpmiddelen bij de zorgkassen.

De facturatie van de tegemoetkomingen, vermeld in paragraaf 1, gebeurt door de verstrekker van mobiliteitshulpmiddelen als zelfstandige of door de onderneming in opdracht waarvan de betreffende verstrekker van mobiliteitshulpmiddelen werkt. In voorkomend geval machtigt de verstrekker van mobiliteitshulpmiddelen de onderneming met het oog op de facturatie van de tegemoetkomingen.

Art. 106.De financiering voor mobiliteitshulpmiddelen neemt de vorm aan van tegemoetkomingen in het kader van de aankoop van mobiliteitshulpmiddelen enerzijds en van tegemoetkomingen in de vorm van periodieke huurforfaits anderzijds.

De Vlaamse Regering bepaalt in welke gevallen een gebruiker die in aanmerking komt voor een tegemoetkoming voor een mobiliteitshulpmiddel, recht heeft op een tegemoetkoming in het kader van de aankoop van een mobiliteitshulpmiddel dan wel op een tegemoetkoming in de vorm van een periodiek huurforfait.

De Vlaamse Regering bepaalt de wijze waarop de tegemoetkomingen, vermeld in het eerste lid, worden geïndexeerd.

Art. 107.De Vlaamse Regering bepaalt het bedrag van de tegemoetkomingen voor mobiliteitshulpmiddelen en legt de voorwaarden vast waaraan moet zijn voldaan opdat een tegemoetkoming voor een mobiliteitshulpmiddel kan worden verleend. Daarvoor bepaalt de Vlaamse Regering onder meer: 1° het gebruiksdoel van de mobiliteitshulpmiddelen;2° de functionele specificaties van de mobiliteitshulpmiddelen;3° de hernieuwingscriteria voor de verschillende mobiliteitshulpmiddelen;4° de vergoedingscriteria voor het mobiliteitshulpmiddel, het uitproberen van het mobiliteitshulpmiddel en de aanpassingen aan het mobiliteitshulpmiddel;5° de mogelijke cumulaties van mobiliteitshulpmiddelen;6° de vergoedingscriteria voor onderhoud en herstelling. HOOFDSTUK 2. - Indicatiestelling

Art. 108.§ 1. De aan de gebruiker verleende tegemoetkoming, vermeld in artikel 105, wordt bepaald in functie van het mobiliteitshulpmiddel waarvoor de gebruiker in aanmerking komt, afhankelijk van de beperking van zijn mobiliteit, zijn functionele noden en zijn levensdoelen. § 2. De beperking van de mobiliteit van de gebruiker, zijn functionele noden en zijn levensdoelen worden geëvalueerd aan de hand van ICF, door indicatiestellers die daarvoor zijn aangewezen in de door de Vlaamse Regering conform artikel 126 bepaalde aanvraagprocedures, ingevolge de toepassing van een indicatiestelling door een indicatiesteller.

De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden en de procedures voor de erkenning van indicatiestellers en legt de procedures vast voor de toepassing door indicatiestellers van indicatiestellingen en voor de evaluatie door de verstrekker van mobiliteitshulpmiddelen van het mobiliteitshulpmiddel waarvoor de gebruiker op basis van de indicatiestelling in aanmerking komt.

De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden waaronder de indicatiesteller wordt vergoed voor de toepassing van indicatiestellingen en legt het bedrag van de vergoedingen vast. § 3. Conform de door de Vlaamse Regering bepaalde voorwaarden en procedures kan de gebruiker met een snel degeneratieve aandoening die al in het bezit is van een mobiliteitshulpmiddel ingevolge de toepassing van een indicatiestelling als vermeld in paragraaf 2, een gemotiveerde aanvraag indienen voor een tegemoetkoming voor een ander mobiliteitshulpmiddel zonder dat daarvoor een nieuwe indicatiestelling vereist is.

De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden en de procedures voor de indiening van de gemotiveerde aanvragen, vermeld in het eerste lid.

Met het oog op de motivering van de aanvraag, vermeld in het eerste lid, kan de gebruiker of zijn vertegenwoordiger een beroep doen op bijstand, verleend door de daarvoor door de Vlaamse Regering aangewezen organisaties. De Vlaamse Regering regelt de nadere voorwaarden voor het verlenen van die bijstand.

Art. 109.De Vlaamse Regering bepaalt de procedure voor de controle door de Zorgkassencommissie op de indicatiestellingen, vermeld in artikel 108, § 2, en op de evaluatie door de verstrekker van mobiliteitshulpmiddelen van het mobiliteitshulpmiddel waarvoor de gebruiker in aanmerking komt.

De controles, vermeld in het eerste lid, worden, in de gevallen bepaald door de Vlaamse Regering, aangestuurd door het agentschap, dat onder meer een selectie kan maken van de gevallen die voor een controle in aanmerking komen. Het agentschap beschikt in voorkomend geval over de gegevens die voor de aansturing noodzakelijk zijn.

De Vlaamse Regering bepaalt de procedure voor de bewaking van de kwaliteit, de correctheid, de objectiviteit, de gelijke behandeling en de uniformiteit van de toepassing van de indicatiestelling en van de evaluatie van het mobiliteitshulpmiddel waarvoor de gebruiker in aanmerking komt.

Art. 110.Als wordt vastgesteld dat een indicatiesteller de indicatiestellingen, vermeld in artikel 108, § 2, verkeerd toepast of niet uitvoert binnen een daarvoor voorziene termijn, kan het agentschap maatregelen opleggen, die bestaan uit het volgen van een remediëringstraject.

De Vlaamse Regering bepaalt wat moet worden verstaan onder een verkeerde toepassing van indicatiestellingen als vermeld in het eerste lid, en legt de nadere invulling van de maatregelen, vermeld in het eerste lid vast.

Art. 111.De erkenning van een organisatie, zorgvoorziening of zorgverlener als indicatiesteller kan worden geschorst of ingetrokken als die organisatie, zorgvoorziening of zorgverlener de indicatiestellingen, vermeld in artikel 108, § 2, systematisch verkeerd toepast of niet uitvoert binnen een daarvoor voorziene termijn.

De Vlaamse Regering bepaalt wat moet worden verstaan onder een systematisch verkeerde toepassing van indicatiestellingen en onder het systematisch niet uitvoeren van indicatiestellingen binnen een daarvoor voorziene termijn als vermeld in het eerste lid, en door wie de schorsing of de intrekking van de erkenning wordt opgelegd. De Vlaamse Regering legt de periode van de schorsing van de erkenning vast.

De Vlaamse Regering bepaalt de bijkomende voorwaarden en procedures voor de oplegging van de schorsing of de intrekking van de erkenning, inclusief de mogelijkheid om een bezwaar in te dienen bij de Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers, vermeld in artikel 12 van het decreet van 7 december 2007 houdende de oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers.

Na uitputting van de bezwaarprocedure, vermeld in het derde lid, kan tegen de beslissing beroep worden aangetekend bij de Raad van State.

Die vordering wordt, op straffe van niet-ontvankelijkheid, ingediend binnen een termijn van zestig dagen vanaf de datum van de ontvangst van de bestreden beslissing.

Art. 112.§ 1. Het agentschap kan een administratieve geldboete opleggen aan een indicatiesteller die de indicatiestellingen, vermeld in artikel 108, § 2, systematisch verkeerd toepast of niet uitvoert binnen een daarvoor voorziene termijn of aan een verstrekker van mobiliteitshulpmiddelen die systematisch een verkeerde evaluatie maakt van de mobilteitshulpmiddelen waarvoor gebruikers in aanmerking komen.

De Vlaamse Regering bepaalt wat moet worden verstaan onder een systematisch verkeerde toepassing van indicatiestellingen, onder het systematisch niet uitvoeren van indicatiestellingen binnen een daarvoor voorziene termijn en onder een systematisch verkeerde evaluatie van de mobiliteitshulpmiddelen waarvoor gebruikers in aanmerking komen als vermeld in het eerste lid.

Het bedrag van de administratieve geldboete, vermeld in het eerste lid, bedraagt minstens 500 euro en maximaal 5000 euro. § 2. Artikel 68, § 2 tot en met § 5, is van overeenkomstige toepassing. HOOFDSTUK 3. - Lijst van voor vergoeding aangenomen producten

Art. 113.§ 1. Opdat gebruikers in aanmerking komen voor een tegemoetkoming voor mobiliteitshulpmiddelen en met behoud van de toepassing van artikel 119 en 122 moeten de betreffende mobiliteitshulpmiddelen voorkomen op de lijst van voor vergoeding aangenomen producten, die overzichtelijke en transparante informatie bevat over de prijzen van de mobiliteitshulpmiddelen en over het bedrag van de tegemoetkomingen, vermeld in artikel 105. § 2. De lijst, vermeld in paragraaf 1, wordt opgemaakt en aangepast door de Vlaamse Regering op basis van de door haar vastgelegde voorwaarden en procedures en op basis van de door haar bepaalde aannemingscriteria volgens dewelke de mobiliteitshulpmiddelen in verschillende categorieën kunnen worden ingedeeld.

Voor de mobiliteitshulpmiddelen die aan de gebruiker worden verhuurd conform artikel 106, kan de Vlaamse Regering afzonderlijke aannemingscriteria bepalen. § 3. De Vlaamse Regering legt de procedure vast die moet worden gevolgd door de bedrijven die de aanneming, een wijziging of de schrapping van een mobiliteitshulpmiddel in de lijst van voor vergoeding aangenomen producten vragen. Ze bepaalt bovendien de termijnen en de verplichtingen die moeten worden nageleefd in geval van een verzoek tot aanneming, wijziging of schrapping.

Ingeval van schrapping van een mobiliteitshulpmiddel van de lijst, bepaalt de Vlaamse Regering binnen welke termijn na de datum van de schrapping het betreffende mobiliteitshulpmiddel vergoedbaar blijft. HOOFDSTUK 4. - Tarieven en gebruikersbijdragen

Art. 114.§ 1. De Vlaamse Regering bepaalt de tarieven die de verstrekker van mobiliteitshulpmiddelen mag aanrekenen in het kader van de verkoop en de verhuur van mobiliteitshulpmiddelen. De Vlaamse Regering bepaalt de wijze waarop de tarieven worden geïndexeerd.

De tarieven, vermeld in het eerste lid, worden aangerekend aan de zorgkassen ten belope van het bedrag van de tegemoetkoming waarop de gebruiker recht heeft, conform artikel 105.

In de mate dat de tarieven het bedrag van de tegemoetkoming waarop de gebruiker recht heeft, overschrijden, worden ze aangerekend aan de gebruiker in de vorm van een supplement.

In het derde lid wordt verstaan onder supplement: het verschil tussen het volledige, door de verstrekker van mobiliteitshulpmiddelen aan te rekenen tarief voor een mobiliteitshulpmiddel en het bedrag van de tegemoetkoming voor mobiliteitshulpmiddelen waarop de gebruiker recht heeft. § 2. Een gebruikersbijdrage kan worden aangerekend aan een gebruiker aan wie een tegemoetkoming wordt verleend voor een mobiliteitshulpmiddel conform artikel 105. De Vlaamse Regering bepaalt in voorkomend geval de tarieven en stelt de nadere regels vast.

De Vlaamse Regering kan sociale correcties toepassen op de gebruikersbijdrage, vermeld in het eerste lid. Ze kan daarbij rekening houden met de financiële draagkracht van de gebruiker en de gezinssituatie.

Art. 115.De Vlaamse Regering regelt de controle door de zorgkassen op de aanrekening door de verstrekkers van mobiliteitshulpmiddelen van de tarieven en de gebruikersbijdragen, vermeld in artikel 114.

Art. 116.Als er systematische afwijkingen worden vastgesteld in het kader van de aanrekening van de bedragen, vermeld in artikel 114, kan de machtiging van de betreffende verstrekker van mobiliteitshulpmiddelen, verleend conform artikel 122, worden geschorst of ingetrokken.

De Vlaamse Regering bepaalt wat wordt verstaan onder systematische afwijkingen als vermeld in het eerste lid, en door wie de schorsing of de intrekking van de machtiging wordt opgelegd. De Vlaamse Regering legt de periode van de schorsing van de machtiging vast.

De Vlaamse Regering bepaalt de bijkomende voorwaarden en procedures voor de oplegging van de schorsing of de intrekking van de machtiging, die minstens de mogelijkheid bevatten om een bezwaar in te dienen bij de Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers, vermeld in artikel 12 van het decreet van 7 december 2007 houdende de oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers.

Na uitputting van de bezwaarprocedure, vermeld in het derde lid, kan tegen de beslissing beroep worden aangetekend bij de Raad van State.

Die vordering wordt, op straffe van niet-ontvankelijkheid, ingediend binnen een termijn van zestig dagen vanaf de datum van de ontvangst van de bestreden beslissing.

Art. 117.§ 1. Als er systematische afwijkingen worden vastgesteld in het kader van de aanrekening van de bedragen, vermeld in artikel 114, kan het agentschap aan de betreffende verstrekker van mobiliteitshulpmiddelen of aan de onderneming in opdracht waarvan de betreffende verstrekker van mobiliteitshulpmiddelen werkt, een administratieve geldboete opleggen.

De Vlaamse Regering bepaalt wat wordt verstaan onder systematische afwijkingen als vermeld in paragraaf 1, eerste lid.

Het bedrag van de administratieve geldboete, vermeld in het eerste lid, bedraagt minstens 500 euro en maximaal 5000 euro. § 2. Artikel 68, § 2 tot en met § 5, is van overeenkomstige toepassing.

Art. 118.De verminderingen van de inkomstenbronnen van verstrekkers van mobiliteitshulpmiddelen ingevolge de toepassing van sanctiebepalingen of andere financiële maatregelen, kunnen niet worden aangerekend aan de gebruikers. HOOFDSTUK 5. - Recht op een tegemoetkoming voor mobiliteitshulpmiddelen

Art. 119.§ 1. Elke gebruiker met een beperking van de mobiliteit, die een gevolg is van een fysieke, mentale, cognitieve of psychologische stoornis, komt in aanmerking voor een tegemoetkoming voor een mobiliteitshulpmiddel als vermeld in artikel 105. Het mobiliteitshulpmiddel stelt de gebruiker in staat om zelfstandig of met minder hulp activiteiten of taken uit te voeren en bevordert de participatie van de gebruiker in de samenleving.

De beperking van de mobiliteit van de gebruiker moet van definitieve aard zijn of ten minste gelijk zijn aan de hernieuwingstermijn die wordt bepaald met toepassing van artikel 107, 3°.

In het eerste lid wordt verstaan onder stoornis: een afwijking in of verlies van functies of anatomische eigenschappen. § 2. Met behoud van de toepassing van artikel 108, bepaalt de Vlaamse Regering de bijkomende voorwaarden waaronder gebruikers met een beperking van de mobiliteit in aanmerking komen voor een tegemoetkoming voor een mobiliteitshulpmiddel. § 3. In afwijking van paragraaf 1 kan de Vlaamse Regering uitzonderingsgevallen bepalen waarin gebruikers niet in aanmerking komen voor een tegemoetkoming voor mobiliteitshulpmiddelen.

Art. 120.Elke gebruiker die in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad woont of werkt en die vrijwillig aangesloten is bij een zorgkas, kan een tegemoetkoming voor een mobiliteitshulpmiddel aanvragen bij die zorgkas voor de aankoop of voor de huur van een mobiliteitshulpmiddel conform de voorwaarden en de procedures, vermeld in deze titel.

De tegemoetkoming, vermeld in het eerste lid, wordt geweigerd als de gebruiker een tegemoetkoming voor een mobiliteitshulpmiddel aanvraagt of ontvangt conform de door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad bepaalde reglementering.

De Vlaamse Regering bepaalt onder welke voorwaarden het recht kan worden geopend op de tegemoetkomingen, vermeld in het eerste lid, voor gebruikers die in het verleden een tegemoetkoming hebben ontvangen conform de door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad bepaalde reglementering of conform de reglementering van het Franse of het Duitse taalgebied.

Art. 121.§ 1. De tegemoetkoming voor mobiliteitshulpmiddelen, vermeld in artikel 105, wordt geweigerd als de gebruiker zich niet wendt tot een verstrekker van mobiliteitshulpmiddelen die conform artikel 122 gemachtigd is om mobiliteitshulpmiddelen te verhuren of te verkopen. § 2. In afwijking van paragraaf 1 kunnen de tegemoetkomingen, vermeld in paragraaf 1, evenwel worden toegekend: 1° onder de voorwaarden, vermeld in de internationale regelgeving over de coördinatie van socialezekerheidsstelsels;2° onder de door de Vlaamse Regering vastgestelde voorwaarden voor de aanschaffing van mobiliteitshulpmiddelen in een andere deelstaat of in een andere lidstaat van de Europese Unie, in een andere staat die partij is bij de Europese Economische Ruimte of in Zwitserland overeenkomstig de Europese regelgeving. De zorgkas neemt de beslissing tot toekenning van de tegemoetkomingen, vermeld in het eerste lid, conform de voorwaarden en de procedures, bepaald door de Vlaamse Regering. HOOFDSTUK 6. - Verstrekkers van mobiliteitshulpmiddelen

Art. 122.Met behoud van de toepassing van de erkenningsplicht, vermeld in artikel 72 van de gecoördineerde wet van 10 mei 2015 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, kan de Vlaamse Regering bijkomende voorwaarden bepalen waaraan verstrekkers van mobiliteitshulpmiddelen en, in voorkomend geval, de onderneming in opdracht waarvan de verstrekker werkt, moeten voldoen opdat de verstrekkers gemachtigd zijn om mobiliteitshulpmiddelen te verkopen of te verhuren.

Die bijkomende voorwaarden kunnen onder meer betrekking hebben op: 1° vereisten met betrekking tot kwaliteit en marktconforme prijszetting, en transparantie daarover;2° bijscholing, al dan niet periodiek;3° bijkomende competenties of kwalificaties met het oog op de verkoop of de verhuur van mobiliteitshulpmiddelen aan gebruikers met snel degeneratieve aandoeningen;4° administratieve verplichtingen. De Vlaamse Regering bepaalt de procedure voor de toepassing van de bijkomende voorwaarden, vermeld in het eerste lid, en organiseert de controle op de toepassing hiervan.

Art. 123.De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden en de procedures voor de aanbieding, de levering en het onderhoud en herstel van de mobiliteitshulpmiddelen door de verstrekkers van mobiliteitshulpmiddelen. Die voorwaarden en procedures hebben onder meer betrekking op: 1° leveringstermijnen en -verplichtingen;2° informatieverplichtingen;3° uit te voeren aanpassingen;4° uit te voeren herstellingen;5° het afsluiten van aansprakelijkheidsverzekeringen;6° facturatievoorwaarden;7° na te leven garantievoorwaarden. De Vlaamse Regering regelt het toezicht en de controle door de zorgkassen op de vervulling van de voorwaarden en de procedures die worden bepaald conform het eerste lid.

Art. 124.Als er tekortkomingen worden vastgesteld in het kader van de procedures en de voorwaarden, vermeld in artikel 123, of als wordt vastgesteld dat de verstrekker van mobiliteitshulpmiddelen systematisch een verkeerde evaluatie maakt van de mobilteitshulpmiddelen waarvoor gebruikers in aanmerking komen, kan de machtiging van de betreffende verstrekker van mobiliteitshulpmiddelen, vermeld in artikel 122, worden geschorst of ingetrokken.

De Vlaamse Regering bepaalt door wie de machtiging wordt geschorst of ingetrokken. De Vlaamse Regering bepaalt wat wordt verstaan onder een systematisch verkeerde evaluatie van de mobiliteitshulpmiddelen waarvoor gebruikers in aanmerking komen als vermeld in het eerste lid, en legt de periode van de schorsing van de machtiging vast.

De Vlaamse Regering bepaalt de bijkomende voorwaarden en procedures voor de oplegging van de schorsing of de intrekking van de machtiging, inclusief de mogelijkheid om een bezwaar in te dienen bij de Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers, vermeld in artikel 12 van het decreet van 7 december 2007 houdende de oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers.

Na uitputting van de bezwaarprocedure, vermeld in het derde lid, kan tegen de beslissing beroep worden aangetekend bij de Raad van State.

Die vordering wordt, op straffe van niet-ontvankelijkheid, ingediend binnen een termijn van zestig dagen vanaf de datum van de ontvangst van de bestreden beslissing.

Art. 125.§ 1. Als er tekortkomingen worden vastgesteld in het kader van de procedures en de voorwaarden, vermeld in artikel 123, kan het agentschap een administratieve geldboete opleggen aan de betreffende verstrekker van mobiliteitshulpmiddelen of aan de onderneming in opdracht waarvan de betreffende verstrekker van mobiliteitshulpmiddelen werkt.

Het bedrag van de administratieve geldboete, vermeld in het eerste lid, bedraagt minstens 500 euro en maximaal 5000 euro. § 2. Artikel 68, § 2 tot en met § 5, is van overeenkomstige toepassing. HOOFDSTUK 7. - Aanvraagprocedure na indicatiestelling

Art. 126.§ 1. Elke aanvraag van een tegemoetkoming voor de aankoop of de huur van een mobiliteitshulpmiddel wordt ingediend bij de zorgkas waarbij de gebruiker is aangesloten conform artikel 42, conform de door de Vlaamse Regering bepaalde voorwaarden en procedures.

De Vlaamse Regering kan modeldocumenten ter beschikking stellen die, in voorkomend geval, worden gebruikt door de gebruiker en de andere actoren die bij de aanvraag betrokken zijn. § 2. De zorgkassen behandelen elke aanvraag en nemen een beslissing conform de door de Vlaamse Regering bepaalde voorwaarden, termijnen en procedures. § 3. In de gevallen waarin de Zorgkassencommissie conform artikel 34 wordt belast met voorafgaande controles, brengt ze, binnen de door de Vlaamse Regering bepaalde termijn, een eensluidend advies uit aan de zorgkas over de indicatiestelling en over de evaluatie van het mobiliteitshulpmiddel waarvoor de gebruiker in aanmerking komt. § 4. De door de Vlaamse Regering bepaalde voorwaarden, termijnen en de procedures voor de aanvraag van een tegemoetkoming en voor de behandeling van de ingediende aanvragen kunnen verschillen, onder meer naargelang de complexiteit van het aangevraagde mobiliteitshulpmiddel en naargelang de betrokken doelgroep.

Art. 127.Tegen de beslissingen van de zorgkas over de toekenning van de tegemoetkoming, vermeld in artikel 105, kan door de gebruiker of zijn vertegenwoordiger beroep worden aangetekend bij de arbeidsrechtbank binnen een termijn van drie maanden na ontvangst van de bestreden beslissing. Met het beroep tegen de beslissing van de zorgkas wordt tegelijkertijd beroep aangetekend tegen het eensluidend advies van de Zorgkassencommissie, verleend conform artikel 126, § 3.

In de gevallen, vermeld in het eerste lid, worden zowel de zorgkas als het agentschap opgeroepen om als verweerder te verschijnen in de procedure voor de arbeidsrechtbank. Als de gebruiker nalaat om beide partijen te laten oproepen conform het door hem neergelegde verzoekschrift, betrekt het Openbaar Ministerie bij de arbeidsgerechten de ontbrekende partij alsnog in de procedure conform artikel 138bis van het Gerechtelijk Wetboek.

Het agentschap kan een beroep doen op de Zorgkassencommissie in het kader van het verweer voor de arbeidsrechtbank. HOOFDSTUK 8. - Bepalingen die alleen van toepassing zijn op tegemoetkomingen in het kader van de aankoop van mobiliteitshulpmiddelen

Art. 128.De zorgkas kan een forfaitaire tegemoetkoming toekennen aan de gebruiker voor wie een aanvraag wordt ingediend voor de aankoop van een ander mobiliteitshulpmiddel dan het mobiliteitshulpmiddel waarvoor hij volgens zijn functionele indicaties in aanmerking komt. De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden en de procedure voor de toekenning van forfaitaire tegemoetkomingen.

Art. 129.Als blijkt dat het mobiliteitshulpmiddel waarvoor de gebruiker in aanmerking komt, niet is opgenomen op de lijst van voor vergoeding aangenomen producten, vermeld in artikel 113, of, als op basis van de specificiteit van de noden van de gebruiker een bijkomende tegemoetkoming verantwoord is voor het mobiliteitshulpmiddel waarvoor de gebruiker in aanmerking komt en dat opgenomen is op de lijst van voor vergoeding aangenomen producten, vermeld in artikel 113, kan de gebruiker of zijn vertegenwoordiger een aanvraag van een tegemoetkoming op basis van bijzondere noden indienen bij de zorgkas waarbij hij is aangesloten conform artikel 42.

De zorgkas behandelt de aanvragen, vermeld in het eerste lid, conform de voorwaarden en de procedures, bepaald door de Vlaamse Regering. De zorgkas stuurt de aanvragen, als ze ontvankelijk zijn, door naar de Bijzondere Technische Commissie, vermeld in artikel 133. De Bijzondere Technische Commissie beoordeelt de aanvragen op basis van de beoordelingscriteria en binnen de termijnen bepaald door de Vlaamse Regering en geeft een eensluidend advies aan de zorgkas.

De Vlaamse Regering legt de voorwaarden, procedures en termijnen vast voor de indiening, de ontvankelijkheidsverklaring en de beoordeling van de aanvragen, vermeld in het eerste lid. Ze kan, wat de ontvankelijkheidsverklaring betreft, een beroep doen op de Zorgkassencommissie.

Tegen de beslissingen van de zorgkas, genomen conform het tweede en derde lid, kan de gebruiker of zijn vertegenwoordiger beroep aantekenen bij de arbeidsrechtbank binnen een termijn van drie maanden na de ontvangst van de bestreden beslissing. Met het beroep tegen de beslissing van de zorgkas wordt tegelijkertijd beroep aangetekend tegen het eensluidend advies van de Bijzondere Technische Commissie of de Zorgkassencommissie.

In de gevallen, vermeld in het vierde lid, wordt zowel de zorgkas als het agentschap opgeroepen om als verweerder te verschijnen in de procedure voor de arbeidsrechtbank. Als de gebruiker nalaat om beide partijen te laten oproepen conform het door hem neergelegde verzoekschrift, betrekt het Openbaar Ministerie bij de arbeidsgerechten de ontbrekende partij alsnog in de procedure conform artikel 138bis van het Gerechtelijk Wetboek.

Het agentschap kan een beroep doen op de Bijzondere Technische Commissie of de Zorgkassencommissie in het kader van het verweer voor de arbeidsrechtbank. HOOFDSTUK 9. - Bepalingen die alleen van toepassing zijn op tegemoetkomingen in de vorm van een periodiek huurforfait

Art. 130.In dit hoofdstuk wordt verstaan onder periodiek huurforfait: de forfaitaire periodieke tegemoetkomingen voor de verhuur van een mobiliteitshulpmiddel aan de gebruiker, in de door de Vlaamse Regering, conform artikel 106, tweede lid, bepaalde gevallen.

Het huurforfait, vermeld in het eerste lid, dekt de periodieke huur van het betreffende mobiliteitshulpmiddel voor de gebruiker enerzijds en de door de Vlaamse Regering bepaalde kosten anderzijds.

Art. 131.De toekenning van een periodiek huurforfait kan alleen worden toegestaan op voorwaarde dat er een huurovereenkomst gesloten wordt tussen de verstrekker van mobiliteitshulpmiddelen en de gebruiker.

De Vlaamse Regering bepaalt de verbintenissen die in elke huurovereenkomst moeten worden opgenomen en legt de opzeggingsmodaliteiten van de huurovereenkomsten vast.

De Vlaamse Regering stelt een model van huurovereenkomst vast. HOOFDSTUK 1 0. - Adviescommissie Mobiliteitshulpmiddelen

Art. 132.§ 1. Bij het agentschap wordt de Adviescommissie Mobiliteitshulpmiddelen opgericht, die advies verstrekt over diverse aspecten van de ontwikkeling en de uitvoering van het mobiliteitshulpmiddelenbeleid, en waarvan de Vlaamse Regering de samenstelling, de organisatie en de werkingsregels bepaalt.

De Vlaamse Regering bepaalt het statuut en de vergoeding van de leden van de Adviescommissie Mobiliteitshulpmiddelen en legt de onverenigbaarheden vast. § 2. De Adviescommissie Mobiliteitshulpmiddelen wordt belast met het door de Vlaamse Regering te bepalen takenpakket, dat onder meer bestaat uit: 1° het verlenen van advies en het formuleren van voorstellen in het kader van de aanpassingen van de lijst van voor vergoeding in aanmerking genomen producten, vermeld in artikel 113, § 2;2° het verlenen van advies en het formuleren van voorstellen in het kader van wijzigingen van de conform artikel 107 bepaalde bedragen van de tegemoetkomingen voor mobiliteitshulpmiddelen en de voorwaarden waaraan voldaan moet zijn om een tegemoetkoming voor een mobiliteitshulpmiddel te kunnen verlenen. HOOFDSTUK 1 1. - Bijzondere Technische Commissie

Art. 133.§ 1. Bij het agentschap wordt de Bijzondere Technische Commissie opgericht, waarvan de Vlaamse Regering de samenstelling, de organisatie, en de werkingsregels bepaalt.

De Vlaamse Regering kan voorwaarden opleggen voor de expertise waarover de leden van de Bijzondere Technische Commissie moeten beschikken.

De Vlaamse Regering bepaalt het statuut en de vergoeding van de leden van de Bijzondere Technische Commissie en legt de onverenigbaarheden vast. Het agentschap is belast met de administratieve ondersteuning van de Bijzondere Technische Commissie. § 2. De Bijzondere Technische Commissie wordt onder meer belast met de individuele beoordeling van aanvragen van tegemoetkomingen op basis van bijzondere individuele noden en voor innovatieve mobiliteitshulpmiddelen die niet zijn opgenomen op de lijst van voor vergoeding aangenomen producten, ingediend conform artikel 129.

De Vlaamse Regering bepaalt wat moet worden verstaan onder bijzondere noden als vermeld in het eerste lid.

De Bijzondere Technische Commissie kan over de toekenning van tegemoetkomingen voor de mobiliteitshulpmiddelen, vermeld in het eerste lid, slechts eensluidende adviezen geven, zoals bedoeld in artikel 129, tweede lid, ten belope van het door de Vlaamse Regering bepaalde aandeel in de voor de financiering van mobiliteitshulpmiddelen vastgelegde begrotingskredieten. § 3. Periodiek, op de tijdstippen die de Vlaamse Regering vastlegt en conform de door de Vlaamse Regering bepaalde procedure, brengt de Bijzondere Technische Commissie verslag uit aan de Adviescommissie Mobiliteitshulpmiddelen over de individuele beoordelingsprocedures, vermeld in paragraaf 2, eerste lid. De Adviescommissie Mobiliteitshulpmiddelen neemt de verslagen in overweging bij het opstellen van haar advies en bij het formuleren van haar voorstellen, vermeld in artikel 132, § 2, 1° en 2°. § 4. De Vlaamse Regering kan bijkomende taken opleggen aan de Bijzondere Technische Commissie. § 5. De Bijzondere Technische Commissie beschikt over de gegevens van de gebruikers die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van haar taken. § 6. De leden van de Bijzondere Technische Commissie zijn gebonden door de geheimhoudingsplicht met betrekking tot de gegevens waarvan ze bij de uitoefening van hun opdracht kennis krijgen en die daarmee verband houden.

Elke overtreding van deze paragraaf wordt gestraft met een geldboete van honderd euro tot duizend euro. HOOFDSTUK 1 2. - Kenniscentrum voor mobiliteitshulpmiddelen

Art. 134.De Vlaamse Regering kan de voorwaarden en de procedure vastleggen voor de erkenning en de subsidiëring van een kenniscentrum voor mobiliteitshulpmiddelen.

Het kenniscentrum, vermeld in het eerste lid, wordt, in voorkomend geval, onder meer belast met: 1° het verzamelen van kennis over mobiliteitshulpmiddelen en het analyseren ervan;2° het adviseren van de overheid en haar adviserende organen over alle aspecten van mobiliteitshulpmiddelen;3° het organiseren van marktbevragingen met het oog op het detecteren van de beste prijs-kwaliteitverhouding;4° het systematisch uitvoeren van internationale prijsvergelijkingen met gelijkaardige producten;5° het opvolgen van recente ontwikkelingen en innovaties in de sector, ook internationaal;6° het informeren van alle betrokken actoren. De Vlaamse Regering kan de opdracht, vermeld in het tweede lid, verder uitbreiden. HOOFDSTUK 1 3. - Projecten inzake mobiliteitshulpmiddelen in woonzorgcentra

Art. 135.De Vlaamse Regering kan projecten toestaan waarbij op rechtstreekse wijze een budget wordt toegekend aan welbepaalde woonzorgcentra voor de aankoop of huur van welbepaalde mobiliteitshulpmiddelen, die de woonzorgcentra op hun beurt ter beschikking stellen aan hun bewoners. De Vlaamse Regering bepaalt voor deze projecten bijkomende voorwaarden en regels betreffende het budget en de toekenning ervan.

De Vlaamse Regering kan, voor de projecten vermeld in het eerste lid, afwijkingen toestaan op de bepalingen over de tegemoetkomingen voor mobiliteitshulpmiddelen die door haar zijn uitgevaardigd in uitvoering van onderhavig decreet.

Onder project wordt verstaan een specifiek initiatief met betrekking tot de terbeschikkingstelling van een budget aan woonzorgcentra conform het eerste lid, dat gekenmerkt wordt door een tijdelijk, vernieuwend en experimenteel karakter.

Deel 3. - De organisatiegebonden financiering

Art. 136.§ 1. De organisatiegebonden financiering betreft een bijdrage aan uitgaven die specifiek en noodzakelijk zijn voor de duurzame uitbating van zorgvoorzieningen, onafhankelijk van de individuele zorgbehoefte van de gebruikers. § 2. De organisatiegebonden financiering wordt uitbetaald aan de zorgvoorzieningen door de Vlaamse Regering in de vorm van een forfait.

Het forfait bestaat uit verschillende componenten, die de Vlaamse Regering bepaalt en die onder meer betrekking kunnen hebben op: 1° bijkomende, specifieke personeelskosten, eigen aan een zorgvoorziening;2° incentives voor kwaliteit;3° ICT. Een gedeelte van die vergoeding vormt ook de basis voor een eventuele koppeling van een erkenning aan kwaliteitsgaranties en efficiënt beheer, wat onder andere getoetst zal worden op basis van outcomeparameters.

Het forfait wordt vastgelegd aan de hand van een aantal parameters, die de Vlaamse Regering bepaalt. § 3. De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden en de procedure voor de uitvoering van de organisatiegebonden financiering en het toezicht daarop.

Art. 137.Een subsidie kan worden toegekend aan zorgvoorzieningen die investeringen doen op het vlak van ICT of aan erkende verstrekkers van mobiliteitshulpmiddelen of ondernemingen in opdracht waarvan erkende verstrekkers van mobiliteitshulpmiddelen werken die investeringen doen op het vlak van ICT. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels met betrekking tot de subsidie, met inbegrip van het subsidiebedrag, de procedure voor de toekenning, alsook de wijze waarop toezicht op de besteding van de subsidies gebeurt.

Art. 138.Een subsidie kan worden toegekend voor onderzoek of voor pilootprojecten in het kader van de Vlaamse sociale bescherming.

De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels met betrekking tot de subsidie, met inbegrip van het subsidiebedrag, de procedure voor de toekenning, alsook de wijze waarop toezicht op de besteding van de subsidies gebeurt.

Art. 139.Voor de pijlers, vermeld in artikel 4, eerste lid, 4° en 7°, zet de Vlaamse Regering pilootprojecten op voor het uittesten van concepten inzake de toekenning van zorgtickets in de vorm van een cash budget, vastgesteld aan de hand van BelRAI, met het oog op het gebruik van erkende zorg. De Vlaamse Regering bepaalt hiervoor de nadere voorwaarden.

Deel 4. - Tijdelijke bepalingen TITEL 1. - Tijdelijke bepalingen voor de woonzorgcentra, de dagverzorgingscentra en de centra voor kortverblijf HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling

Art. 140.In deze titel wordt verstaan onder dagverzorgingscentrum: een dagverzorgingscentrum als vermeld in het Woonzorgdecreet van 13 maart 2009, met uitzondering van de dagverzorgingscentra die erkend zijn voor het verstrekken van zorg- en dienstverlening aan uitsluitend gebruikers aan wie gezinszorg of aanvullende thuiszorg wordt verleend, conform artikel 51 van bijlage IX van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 2009 betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen van gebruikers en mantelzorgers. HOOFDSTUK 2. - Tijdelijke bepalingen voor de woonzorgcentra, de dagverzorgingscentra en de centra voor kortverblijf Afdeling 1. - Dagprijs en extra vergoedingen

Art. 141.De Vlaamse Regering bepaalt de wederzijdse rechten en verplichtingen van de gebruiker en het woonzorgcentrum, het dagverzorgingscentrum en het centrum voor kortverblijf met betrekking tot de dagprijs en de extra vergoedingen die kunnen worden aangerekend en bepaalt de nadere regeling voor de controle daarop.

De Vlaamse Regering bepaalt onder meer: 1° het bedrag en de samenstelling van de dagprijs, de diensten en leveringen die aanleiding kunnen geven tot aanrekening van een extra vergoeding;2° de regeling voor voorschotten ten gunste van derden;3° een eventuele voorschotregeling met betrekking tot de dagprijs;4° het eventuele bedrag van de waarborgsom en de mogelijke aanwending ervan;5° de regeling en de tarieven voor terugbetaling van de niet-gebruikte leveringen en diensten, in het bijzonder bij tijdelijke afwezigheid of bij overlijden;6° de regeling voor de transparantie van de bewonersfactuur. In dit artikel wordt verstaan onder: 1° dagprijs: de prijs per dag die de bewoner of zijn vertegenwoordiger moet betalen en die minimaal de kostprijselementen voor huisvesting en verzorging van de bewoner omvat, die beschouwd worden als deel van de normale activiteiten van een woonzorgcentrum, dagverzorgingscentrum of centrum voor kortverblijf;2° voorschotten ten gunste van derden: elke uitgave die een woonzorgcentrum, dagverzorgingscentrum of centrum voor kortverblijf op naam van de gebruiker doen en die de gebruiker of zijn vertegenwoordiger voor hetzelfde bedrag terugbetaalt. Afdeling 2. - Financiële beheersing van de uitgaven

Art. 142.De Vlaamse Regering kan regels en criteria bepalen voor de beheersing van de uitgaven voor zorg in woonzorgcentra, in dagverzorgingscentra met een bijkomende erkenning of in centra voor kortverblijf. Daarbij kan rekening worden gehouden met het aantal woongelegenheden waarvoor de betreffende zorgvoorziening is erkend en met de bezettingsgraad. De Vlaamse Regering kan ook een quotum aan verblijfsdagen vaststellen. Afdeling 3. - Sociale akkoorden

Art. 143.In het kader van de uitvoering van de sociale akkoorden die betrekking hebben op de gezondheidssector en in de mate dat de sociale akkoorden betrekking hebben op de woonzorgcentra, dagverzorgingscentra en centra voor kortverblijf, bepaalt de Vlaamse Regering de maatregelen waarvan de Vlaamse Gemeenschap de financiële weerslag ten laste neemt en legt de Vlaamse Regering de voorwaarden en de procedure vast met het oog op de vaststelling van de financiële weerslag, het bedrag en de betaling van de financiële tegemoetkoming.

Art. 144.De Vlaamse Regering kan initiatieven nemen ter bevordering van de aantrekkelijkheid van de gezondheidszorgberoepen in zorgvoorzieningen waarvan de Vlaamse Gemeenschap de financiële weerslag ten laste neemt. Die initiatieven kunnen onder meer betrekking hebben op de werkomstandigheden, de vergoedingsvoorwaarden, arbeidsduurvermindering en vermindering van werklast, opleiding, kwalificatie en vorming en betrokkenheid in het besluitvormingsproces.

De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden en de procedure met het oog op de vaststelling van de financiële weerslag, het bedrag en de betaling van de financiële tegemoetkoming. HOOFDSTUK 3. - Tijdelijke bepalingen alleen van toepassing op de woonzorgcentra

Art. 145.§ 1. De Vlaamse Regering bepaalt het bedrag van de tegemoetkoming voor zorg in woonzorgcentra met een bijkomende erkenning.

De zorgkas betaalt de tegemoetkoming, vermeld in het eerste lid, uit aan de woonzorgcentra, vermeld in het eerste lid, in de vorm van een dagelijkse tegemoetkoming. § 2. De Vlaamse Regering legt de voorwaarden vast waaronder de tegemoetkoming wordt verleend. Die voorwaarden hebben onder meer betrekking op de fysieke en op de psychische afhankelijkheid van de gebruiker, bepaald aan de hand van een evaluatie-instrument dat de Vlaamse Regering bepaalt.

De Vlaamse Regering bepaalt de wijze waarop de toepassing van het evaluatie-instrument, vermeld in het eerste lid, wordt herzien en gecontroleerd.

Voor de controles, vermeld in het tweede lid, wordt een beroep gedaan op de Zorgkassencommissie. De controles worden aangestuurd door het agentschap, dat over de gegevens beschikt die voor de aansturing noodzakelijk zijn.

In het kader van de controles die worden verricht met het oog op de toepassing van deze paragraaf, hebben de gegevens over de zorgbehoefte die de Zorgkassencommissie heeft verzameld, bewijswaarde tot bewijs van het tegendeel. § 3. De zorgkassen worden belast met de uitbetaling van de tegemoetkomingen, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, aan de woonzorgcentra. De Vlaamse Regering bepaalt de procedure voor de uitbetaling van de tegemoetkomingen door de zorgkassen.

Art. 146.§ 1. Als de Zorgkassencommissie bij de uitoefening van de controles, vermeld in artikel 145, een andere inschatting maakt van de afhankelijkheid van de gebruiker, wordt de tegemoetkoming, vermeld in artikel 145, § 1, tweede lid, aangepast in functie van het resultaat van die controle. § 2. De Vlaamse Regering kan een procedure uitwerken waarbij de tegemoetkomingen, vermeld in artikel 145, § 1, tweede lid, in hoofde van het woonzorgcentrum worden verminderd als wordt vastgesteld dat het evaluatie-instrument, vermeld in artikel 145, § 2, op significante wijze verkeerd wordt toegepast.

De Vlaamse Regering bepaalt voor de toepassing van het eerste lid: 1° op basis van welke elementen kan worden beslist tot een vermindering;2° wat wordt verstaan onder een op significante wijze verkeerde toepassing van het evaluatie-instrument als vermeld in het eerste lid;3° de vermindering van de tegemoetkomingen;4° de termijn van de vermindering, vermeld in punt 3°, en hoe die wordt bepaald;5° wie belast wordt met de uitvoering van de vermindering. Bij de vermindering, vermeld in het eerste lid, wordt rekening gehouden met de financiële weerslag die volgt uit een verkeerde inschatting van de fysieke en psychische afhankelijkheid van de gebruiker, en met een multiplicator die er voor moet zorgen dat de vermindering van de tegemoetkomingen groter is dan het berekende of geschatte financiële voordeel dat voortvloeit uit de verkeerde toepassing van het evaluatie-instrument.

De vermindering van de tegemoetkomingen, vermeld in het eerste lid, mag op geen enkele wijze door het woonzorgcentrum worden teruggevorderd van de gebruiker. § 3. Aan de woonzorgcentra die het evaluatie-instrument, vermeld in artikel 145, § 2, op een significante wijze verkeerd toepassen, of die de resultaten van de toepassing van het evaluatie-instrument, vermeld in artikel 145, § 2, systematisch foutief meedelen aan het agentschap, kan het agentschap een administratieve boete opleggen.

De Vlaamse Regering bepaalt voor de toepassing van het eerste lid: 1° wat wordt verstaan onder een op significante wijze verkeerde toepassing van het evaluatie-instrument en een systematisch foutieve mededeling van de resultaten van de toepassing van het evaluatie-instrument als vermeld in het eerste lid;2° de administratieve boete, die minstens 500 euro en maximaal 5000 euro bedraagt. Als binnen de termijn van drie jaar vanaf de datum waarop aan het woonzorgcentrum een administratieve boete is opgelegd, de betreffende zorgvoorziening opnieuw een gelijkaardige inbreuk begaat als de inbreuk die tot de toepassing van een administratieve boete heeft geleid, wordt het bedrag van de voorheen opgelegde boete telkens verdrievoudigd.

De administratieve geldboete wordt opgelegd door het agentschap.

De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels voor de oplegging en de betaling van de administratieve geldboete. Ze wijst de ambtenaren aan die de administratieve geldboete kunnen opleggen.

De administratieve geldboete, verhoogd met de invorderingskosten, kan bij dwangbevel worden ingevorderd. Het dwangbevel wordt geviseerd en uitvoerbaar verklaard door de ambtenaar die de Vlaamse Regering daarvoor aanwijst. Het dwangbevel wordt betekend bij gerechtsdeurwaardersexploot met bevel tot betaling.

De bepalingen van deel V van het Gerechtelijk Wetboek zijn van toepassing op het dwangbevel.

De vordering tot voldoening van de administratieve geldboete verjaart na verloop van vijf jaar, vanaf de dag waarop ze is ontstaan. De verjaring wordt gestuit conform artikel 2244 tot en met 2250 van het Burgerlijk Wetboek. § 4. Het woonzorgcentrum kan tegen de beslissing van het agentschap tot aanpassing van een tegemoetkoming conform paragraaf 1, tegen de beslissing van het agentschap tot vermindering van tegemoetkomingen conform paragraaf 2 en tegen de beslissing van het agentschap tot oplegging van een administratieve boete conform paragraaf 3, beroep aantekenen bij de arbeidsrechtbank. Die vordering wordt, op straffe van niet-ontvankelijkheid, ingediend binnen een termijn van drie maanden vanaf de datum van de ontvangst van de bestreden beslissing.

Het agentschap kan een beroep doen op het betrokken team van de Zorgkassencommissie in het kader van het verweer voor de arbeidsrechtbank.

Art. 147.De Vlaamse Regering bepaalt de inhoud van het pakket aan zorg dat gedekt wordt door de tegemoetkoming, vermeld in artikel 145.

Art. 148.§ 1. De Vlaamse Regering bepaalt het bedrag van de tegemoetkoming voor zorg in woonzorgcentra zonder een bijkomende erkenning.

De tegemoetkoming, vermeld in het eerste lid, wordt uitbetaald aan de woonzorgcentra, vermeld in het eerste lid, in de vorm van een dagelijkse tegemoetkoming. § 2. De Vlaamse Regering legt de voorwaarden vast waaronder de tegemoetkoming wordt verleend. Die voorwaarden kunnen onder meer betrekking hebben op de fysieke en op de psychische afhankelijkheid van de gebruiker, bepaald aan de hand van een evaluatie-instrument dat de Vlaamse Regering bepaalt.

De Vlaamse Regering bepaalt de wijze waarop de toepassing van het door haar bepaalde evaluatie-instrument wordt herzien en gecontroleerd.

Voor de controles, vermeld in het tweede lid, wordt een beroep gedaan op de Zorgkassencommissie. De controles worden aangestuurd door het agentschap, dat over de gegevens beschikt die voor de aansturing noodzakelijk zijn.

In het kader van de controles die worden verricht met het oog op de toepassing van deze paragraaf, hebben de door de Zorgkassencommissie verzamelde gegevens over de zorgbehoefte, bewijswaarde tot bewijs van het tegendeel.

Artikel 146 is van overeenkomstige toepassing op de woonzorgcentra, vermeld in dit artikel. § 3. De zorgkassen worden belast met de uitbetaling van de tegemoetkomingen aan de woonzorgcentra, vermeld in paragraaf 1, eerste lid. De Vlaamse Regering bepaalt de procedure voor de uitbetaling van de tegemoetkomingen door de zorgkassen.

Art. 149.De Vlaamse Regering bepaalt de inhoud van het pakket aan zorg dat gedekt wordt door de tegemoetkoming, vermeld in artikel 148. HOOFDSTUK 4. - Tijdelijke bepalingen alleen van toepassing op dagverzorgingscentra

Art. 150.§ 1. De Vlaamse Regering bepaalt het bedrag van de tegemoetkoming voor zorg in dagverzorgingscentra met een bijkomende erkenning.

De tegemoetkoming wordt uitbetaald aan de dagverzorgingscentra, vermeld in het eerste lid, in de vorm van een dagelijkse tegemoetkoming. § 2. De Vlaamse Regering legt de voorwaarden vast waaronder de tegemoetkoming wordt verleend. Die voorwaarden kunnen onder meer betrekking hebben op de fysieke en op de psychische afhankelijkheid van de gebruiker, bepaald aan de hand van een evaluatie-instrument dat de Vlaamse Regering bepaalt.

De Vlaamse Regering bepaalt de wijze waarop de toepassing van het door haar bepaalde evaluatie-instrument wordt herzien en gecontroleerd.

Voor de controles, vermeld in het tweede lid, wordt een beroep gedaan op de Zorgkassencommissie. De controles worden aangestuurd door het agentschap, dat over de gegevens beschikt die voor de aansturing noodzakelijk zijn.

In het kader van de controles die worden verricht met het oog op de toepassing van deze paragraaf, hebben de gegevens over de zorgbehoefte die de Zorgkassencommissie verzameld heeft, bewijswaarde tot bewijs van het tegendeel.

Artikel 146 is van overeenkomstige toepassing op de dagverzorgingscentra, vermeld in dit artikel. § 3. De zorgkassen worden belast met de uitbetaling van de tegemoetkomingen aan de centra voor dagverzorging, vermeld in paragraaf 1, eerste lid. De Vlaamse Regering bepaalt de procedure voor de uitbetaling van de tegemoetkomingen door de zorgkassen.

Art. 151.De Vlaamse Regering bepaalt de inhoud van het pakket aan zorg dat gedekt wordt door de tegemoetkoming, vermeld in artikel 150. HOOFDSTUK 5. - Tijdelijke bepalingen alleen van toepassing op centra voor kortverblijf

Art. 152.§ 1. De Vlaamse Regering bepaalt het bedrag van de tegemoetkoming voor zorg in centra voor kortverblijf.

De tegemoetkoming wordt uitbetaald aan de centra voor kortverblijf, vermeld in het eerste lid, in de vorm van een dagelijkse tegemoetkoming. § 2. De Vlaamse Regering legt de voorwaarden vast waaronder de tegemoetkoming wordt verleend. Die voorwaarden kunnen onder meer betrekking hebben op de fysieke en op de psychische afhankelijkheid van de gebruiker, bepaald aan de hand van een evaluatie-instrument dat de Vlaamse Regering bepaalt.

De Vlaamse Regering bepaalt de wijze waarop de toepassing van het door haar bepaald evaluatie-instrument wordt herzien en gecontroleerd.

Voor de controles, vermeld in het tweede lid, wordt een beroep gedaan op de Zorgkassencommissie. De controles worden aangestuurd door het agentschap, dat over de gegevens beschikt die voor de aansturing noodzakelijk zijn.

In het kader van de controles die worden verricht met het oog op de toepassing van deze paragraaf, hebben de gegevens over de zorgbehoefte die de Zorgkassencommissie verzameld heeft, bewijswaarde tot bewijs van het tegendeel.

Artikel 146 is van overeenkomstige toepassing op de centra voor kortverblijf, vermeld in dit artikel. § 3. De zorgkassen worden belast met de uitbetaling van de tegemoetkomingen aan de centra voor kortverblijf, vermeld in paragraaf 1, eerste lid. De Vlaamse Regering bepaalt de procedure voor de uitbetaling van de tegemoetkomingen door de zorgkassen.

Art. 153.De Vlaamse Regering bepaalt de samenstelling van het pakket aan zorg dat gedekt wordt door de tegemoetkoming voor de opname van zorg in centra voor kortverblijf, vermeld in artikel 152.

TITEL 2. - Tijdelijke bepaling voor de toekenning van tegemoetkomingen voor mobiliteitshulpmiddelen

Art. 154.In de uitzonderingsgevallen, bepaald door de Vlaamse Regering, vindt tot een datum die de Vlaamse Regering bepaalt, in afwijking van artikel 114, geen rechtstreekse betaling plaats door de zorgkas aan de verstrekker van mobiliteitshulpmiddelen van de tegemoetkoming waarop de gebruiker recht heeft overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk. De zorgkas betaalt dan aan de gebruiker op voorwaarde dat de gebruiker de volledige kostprijs van het betreffende mobiliteitshulpmiddel al heeft betaald.

Deel 5. - Wijzigingsbepalingen TITEL 1. - Wijzigingen van het Gerechtelijk Wetboek

Art. 155.In artikel 582, 2°, van het Gerechtelijk Wetboek, gewijzigd bij de decreten van 12 november 1997, 7 mei 2004, 21 november 2008, 12 juli 2013 en 24 juni 2016, wordt de zinsnede "vermeld in artikel 39, 45, 53 en 57 van het decreet van 24 juni 2016 houdende de Vlaamse sociale bescherming" vervangen door de zinsnede "vermeld in artikel 56, 66, 72, 76, 81, 89, 93, 104, 127, 129 en 146 van het decreet van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming".

Art. 156.Aan artikel 1410, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek, het laatst gewijzigd bij de wet van 27 december 2006, wordt een punt 12° toegevoegd, dat luidt als volgt: "12° de bedragen uit te keren of uitgekeerd aan gebruikers als tegemoetkomingen als vermeld in het decreet van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming.".

TITEL 2. - Wijzigingen van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging

Art. 157.In artikel 35ter van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging, ingevoegd bij het decreet van 21 december 1990, vervangen bij het decreet van 25 juni 1992 en het laatst gewijzigd bij het decreet van 25 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 5, eerste lid, wordt punt 4° vervangen door wat volgt: "4° het zorgbudget voor ouderen met een zorgnood volgens het decreet van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming;"; 2° in paragraaf 5, zevende lid, wordt punt 3° /1 vervangen door wat volgt: "3° /1 een attest, uitgereikt door een zorgkas als vermeld in artikel 2, eerste lid, 47°, van het decreet van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming, waaruit blijkt dat de heffingsplichtige, vermeld op het heffingsbilet, of een gezinslid het zorgbudget voor ouderen met een zorgnood genoten heeft;"; 3° in paragraaf 6, eerste lid, wordt punt 4° vervangen door wat volgt: "4° het zorgbudget voor ouderen met een zorgnood volgens het decreet van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming;"; 4° in paragraaf 6, zevende lid, wordt punt 4° vervangen door wat volgt: "4° een attest, uitgereikt door een zorgkas als vermeld in artikel 2, eerste lid, 47°, van het decreet van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming, waaruit blijkt dat de betrokken fysieke persoon het zorgbudget voor ouderen met een zorgnood genoten heeft.".

TITEL 3. - Wijzigingen van de wet betreffende de verplichte verzekering voor -geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994

Art. 158.In artikel 34, eerste lid, 4°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, vervangen bij de wet van 13 december 2006, wordt de zinsnede "wagentjes," opgeheven.

Art. 159.In artikel 35, § 1, van dezelfde wet, het laatst gewijzigd bij de wet van 13 december 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het tweede lid worden de zinsnede "4°, voor zover het de wagentjes betreft, en", de zinsnede "4°, voor zover het om wagentjes gaat," en de zin "Met betrekking tot de verstrekkingen, bedoeld in artikel 34, eerste lid, 4°, voor zover het wagentjes betreft, kan de Koning aparte aannemingscriteria vaststellen wanneer het product verhuurd wordt aan de rechthebbende." opgeheven; 2° het derde lid wordt opgeheven.

Art. 160.In artikel 69 van dezelfde wet, het laatst gewijzigd bij de wet van 25 december 2016, wordt paragraaf 4 opgeheven.

TITEL 4. - Wijzigingen van het decreet van 24 mei 2002 betreffende water bestemd voor menselijke aanwending

Art. 161.In artikel 16sexies van het decreet van 24 mei 2002 betreffende water bestemd voor menselijke aanwending, ingevoegd bij het decreet van 21 december 2007, vervangen bij het decreet van 11 december 2015 en gewijzigd bij het decreet van 24 juni 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, eerste lid, wordt punt 4° vervangen door wat volgt: "4° het zorgbudget voor ouderen met een zorgnood met toepassing van het decreet van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming;"; 2° in paragraaf 1, zevende lid, wordt punt 4° vervangen door wat volgt: "4° een attest, uitgereikt door een zorgkas als vermeld in artikel 2, eerste lid, 47°, van het decreet van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming, waaruit blijkt dat de vrijstellingsgerechtigde, vermeld in het eerste of tweede lid, het zorgbudget voor ouderen met een zorgnood genoten heeft."; 3° in paragraaf 3, eerste lid, wordt punt 4° vervangen door wat volgt: "4° het zorgbudget voor ouderen met een zorgnood met toepassing van het decreet van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming;"; 4° in paragraaf 3, vijfde lid, wordt punt 4° vervangen door wat volgt: "4° een attest, uitgereikt door een zorgkas als vermeld in artikel 2, eerste lid, 47°, van het decreet van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming, waaruit blijkt dat de tegemoetkomingsgerechtigde, vermeld in het eerste lid, het zorgbudget voor ouderen met een zorgnood genoten heeft.".

TITEL 5. - Wijziging van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap

Art. 162.In artikel 16, eerste lid, van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, vervangen bij het decreet van 25 april 2014 en gewijzigd bij het decreet van 24 juni 2016, wordt de zinsnede "verstrekt in het kader van de Vlaamse sociale bescherming, vermeld in artikel 4 van het decreet van 24 juni 2016 houdende de Vlaamse sociale bescherming" vervangen door de zinsnede "als vermeld in artikel 4, eerste lid, 3°, van het decreet van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming".

TITEL 6. - Wijzigingen van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact

Art. 163.In artikel 73bis, § 1, van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact, ingevoegd bij de wet van 27 december 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid wordt de bepaling "- de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden, ingesteld bij de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan personen met een handicap" opgeheven;2° in het derde lid worden de woorden "de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden en" opgeheven. TITEL 7. - Wijziging van het decreet van 7 december 2007 houdende de oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers

Art. 164.In artikel 12 van het decreet van 7 december 2007 houdende de oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers, gewijzigd bij de decreten van 20 april 2012, 29 juni 2012 en 15 juli 2016, worden tussen het derde en het vierde lid twee leden ingevoegd, die luiden als volgt: "De commissie behandelt het bezwaar tegen de beslissing tot weigering, schorsing of intrekking van de erkenning van een organisatie, zorgvoorziening of zorgverlener als indicatiesteller, vermeld in artikel 67 of artikel 111 van het decreet van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming, of tegen het voornemen om die beslissing te nemen.

De commissie behandelt het bezwaar tegen de beslissing tot weigering, schorsing of intrekking van de machtiging van een verstrekker van mobiliteitshulpmiddelen, vermeld in artikel 122 van het decreet van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming, of tegen het voornemen om die beslissing te nemen.".

TITEL 8. - Wijzigingen van het Woonzorgdecreet van 13 maart 2009

Art. 165.In het Woonzorgdecreet van 13 maart 2009, het laatst gewijzigd bij het decreet van 20 januari 2017, wordt een artikel 52/1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "

Art. 52/1.Met behoud van de toepassing van artikel 48 en tot een datum die de Vlaamse Regering bepaalt, kan de Vlaamse Regering, volgens de door haar bepaalde normen en binnen de perken van de begrotingskredieten, een bijkomende erkenning verlenen aan woonzorgcentra die een verzorgingsstructuur aanbieden die zwaar afhankelijke zorgbehoevende personen opneemt.

Alle rust- en verzorgingstehuizen die voor 1 januari 2019 erkend zijn conform artikel 170 van de gecoördineerde wet op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen worden van rechtswege beschouwd als woonzorgcentra met een bijkomende erkenning.".

Art. 166.In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 20 januari 2017, wordt een artikel 52/2 ingevoegd, dat luidt als volgt: "

Art. 52/2.Met behoud van de toepassing van artikel 48 en tot een datum die de Vlaamse Regering bepaalt, kan de Vlaamse Regering, volgens de door haar bepaalde normen en binnen de perken van de begrotingskredieten, een bijkomende erkenning verlenen aan dagverzorgingscentra die een verzorgingsstructuur aanbieden die zwaar afhankelijke zorgbehoevende personen overdag opvangt en die de noodzakelijke ondersteuning verschaft voor het behoud van die personen in hun thuisomgeving en aan dagverzorgingscentra die een verzorgingsstructuur aanbieden die overdag personen opvangt die lijden aan een ernstige ziekte die aangepaste zorg vereist en die de noodzakelijke ondersteuning verschaft voor het behoud van die personen in hun thuisomgeving.

Alle centra voor dagverzorging die voor 1 januari 2019 erkend zijn overeenkomstig artikel 170 van de gecoördineerde wet op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, worden van rechtswege beschouwd als dagverzorgingscentra met een bijkomende erkenning.".

TITEL 9. - Wijziging van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009

Art. 167.In artikel 4.1.1, 18°, d), 2), van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009, gewijzigd bij de decreten van 24 juni 2016 en 8 december 2017, wordt de zinsnede "zorgverzekeringstegemoetkoming, een tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden of een basisondersteuningsbudget als vermeld in artikel 4, eerste lid, van het decreet van 24 juni 2016 houdende de Vlaamse sociale bescherming" vervangen door de zinsnede "zorgbudget voor zwaar zorgbehoevenden, een zorgbudget voor ouderen met een zorgnood of een basisondersteuningsbudget als vermeld in artikel 4, eerste lid, 1°, 2° en 3°, van het decreet van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming".

TITEL 10. - Wijziging van het decreet van 21 juni 2013 houdende diverse bepalingen betreffende het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin

Art. 168.In artikel 12, vierde lid, van het decreet van 21 juni 2013 houdende diverse bepalingen betreffende het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, gewijzigd bij het decreet van 24 juni 2016, wordt de zinsnede "het decreet van 24 juni 2016 houdende de Vlaamse sociale bescherming" vervangen door de zinsnede "het decreet van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming".

TITEL 11. - Wijzigingen van het decreet van 25 april 2014 betreffende de organisatie van het netwerk voor de gegevensdeling tussen de actoren in de zorg

Art. 169.In artikel 2 van het decreet van 25 april 2014 betreffende de organisatie van het netwerk voor de gegevensdeling tussen de actoren in de zorg, gewijzigd bij het decreet van 24 juni 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in punt 18° wordt de zinsnede ", vermeld in artikel 4 van het decreet van 24 juni 2016 houdende de Vlaamse sociale bescherming" vervangen door de zinsnede "waarop de zorggebruiker aanspraak maakt in het kader van het decreet van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming"; 2° punt 25° wordt vervangen door wat volgt: "25° zorgkas: een zorgkas die erkend is krachtens artikel 20 van het decreet van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming of de Vlaamse Zorgkas, vermeld in artikel 21 van het voormelde decreet;".

TITEL 12. - Wijzigingen van het decreet van 25 april 2014 houdende de persoonsvolgende financiering voor personen met een handicap en tot hervorming van de wijze van financiering van de zorg en de ondersteuning voor personen met een handicap

Art. 170.In artikel 2, 12°, van het decreet van 25 april 2014 houdende de persoonsvolgende financiering voor personen met een handicap en tot hervorming van de wijze van financiering van de zorg en de ondersteuning voor personen met een handicap wordt de zinsnede "artikel 4 van het decreet van 24 juni 2016 houdende de Vlaamse sociale bescherming" vervangen door de zinsnede "artikel 5 van het decreet van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming".

Art. 171.In artikel 4 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 24 juni 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid, 3°, wordt de zinsnede "decreet van 24 juni 2016 houdende de Vlaamse sociale bescherming" vervangen door de zinsnede "decreet van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming";2° in het tweede lid wordt de zinsnede "vermeld in artikel 2, 11°, van het decreet van 24 juni 2016 houdende de Vlaamse sociale bescherming" vervangen door de zinsnede "vermeld in artikel 2, eerste lid, 30°, van het decreet van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming".

Art. 172.In artikel 7, eerste lid, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 24 juni 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in punt 1° wordt de zinsnede "artikel 6 van het decreet van 24 juni 2016 houdende de Vlaamse sociale bescherming" vervangen door de zinsnede "artikel 9 van het decreet van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming";2° in punt 2° wordt de zinsnede "in artikel 15 of 18 van het decreet van 24 juni 2016 houdende de Vlaamse sociale bescherming" vervangen door de zinsnede "in artikel 18 of artikel 21 van het decreet van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming". TITEL 13. - Wijziging van het decreet van 15 juli 2016 houdende diverse bepalingen betreffende het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin

Art. 173.In artikel 108, § 1, 8°, van het decreet van 15 juli 2016 houdende diverse bepalingen betreffende het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin wordt de zinsnede ", Vlaamse sociale bescherming en zorgverzekering" vervangen door de woorden "en Vlaamse sociale bescherming".

TITEL 14. - Wijziging van het decreet van 19 januari 2018 houdende het overheidstoezicht in het kader van het welzijns- en gezondheidsbeleid

Art. 174.In artikel 2, 10°, van het decreet van 19 januari 2018 houdende het overheidstoezicht in het kader van het welzijns- en gezondheidsbeleid wordt tussen het woord "zorgkassen" en de woorden "en de uitbetalingsactoren" de zinsnede ", de Zorgkassencommissie" ingevoegd.

TITEL 15. - Wijziging van het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven

Art. 175.In tabel A, XXIII, 5°, van het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven wordt de zinsnede "opgenomen in de bijlage bij het koninklijk besluit van 14 september 1984 tot vaststelling van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering" opgeheven.

Deel 6. - Slotbepalingen TITEL 1. - Opheffingsbepaling

Art. 176.Het decreet van 24 juni 2016 houdende de Vlaamse sociale bescherming, gewijzigd bij het decreet van 12 mei 2017, wordt opgeheven.

TITEL 2. - Overgangsbepalingen

Art. 177.De bijdragen die verschuldigd zijn op basis van artikel 4, § 5, van het Zorgverzekeringsdecreet, zoals van kracht vóór de inwerkingtreding van artikel 82, 1°, van het decreet van 24 juni 2016 houdende de Vlaamse sociale bescherming, of op basis van artikel 30 van het decreet van 24 juni 2016 houdende de Vlaamse sociale bescherming, zoals van kracht vóór de inwerkingtreding van artikel 176 van dit decreet, blijven verschuldigd.

De administratieve geldboete die opgelegd en verschuldigd is op basis van artikel 32 van het decreet van 24 juni 2016 houdende de Vlaamse sociale bescherming, zoals van kracht vóór de inwerkingtreding van artikel 176 van dit decreet, of op basis van artikel 21bis van het Zorgverzekeringsdecreet, zoals van kracht vóór de inwerkingtreding van artikel 82, 1°, van het decreet van 24 juni 2016 houdende de Vlaamse sociale bescherming, blijft verschuldigd.

Voor de toepassing van de administratieve geldboete, vermeld in artikel 47 van dit decreet, wordt een niet-betaling of een gedeeltelijke niet-betaling van de bijdrage in het kader van het decreet van 24 juni 2016, zoals van kracht vóór de inwerkingtreding van artikel 176 van dit decreet, of in het kader van het Zorgverzekeringsdecreet, zoals van kracht vóór de inwerkingtreding van artikel 82, 1°, van het decreet van 24 juni 2016 houdende de Vlaamse sociale bescherming, mee in rekening gebracht, met behoud van de toepassing van artikel 47, § 1, derde lid, van dit decreet.

Art. 178.De besluiten die genomen zijn ter uitvoering van het decreet van 24 juni 2016 houdende de Vlaamse sociale bescherming blijven van kracht tot ze door de stellers ervan worden opgeheven of tot de geldigheidsduur ervan verstrijkt.

Art. 179.De Vlaamse Regering bepaalt de overgangsmaatregelen voor de voorwaarden waaronder de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden van personen die zich niet bij de Vlaamse sociale bescherming konden aansluiten op basis van het decreet van 24 juni 2016 houdende de Vlaamse sociale bescherming, zoals van kracht vóór de inwerkingtreding van artikel 176 van dit decreet, verder wordt uitgevoerd in de vorm van de toekenning van een zorgbudget voor ouderen met een zorgnood.

Art. 180.De Vlaamse Regering bepaalt de overgangsmaatregelen voor de voorwaarden waaronder de zorgverzekeringstegemoetkomingen van personen die zich niet langer bij de Vlaamse sociale bescherming kunnen aansluiten ten gevolge van de toepassing van de aanwijzingsregels, vermeld in verordening (EG) nr. 883/2004, verder worden verleend in de vorm van de toekenning van een zorgbudget voor zwaar zorgbehoevenden.

Art. 181.Tot op een door de Vlaamse Regering te bepalen datum, moet `zorgticket' worden gelezen als `tegemoetkoming voor zorg in een woonzorgcentrum, een dagverzorgingscentrum of een centrum voor kortverblijf'.

Art. 182.De Vlaamse Regering kan, voor elke pijler van de Vlaamse sociale bescherming, overgangsmaatregelen bepalen voor de aansluitingstermijn, vermeld in artikel 41, § 1, tweede en derde lid.

Art. 183.In het kader van de vergoeding van indicatiestellers conform artikel 108, § 2, vierde lid, kan de Vlaamse Regering overgangsmaatregelen bepalen voor de tijdelijke voortzetting van de toekenning van vergoedingen aan multidisciplinaire teams overeenkomstig revalidatieovereenkomsten voor het opstellen van multidisciplinaire functioneringsrapporten in het raam van de nomenclatuur van de mobiliteitshulpmiddelen.

Art. 184.De adviserend artsen voeren verder de controles uit conform artikel 153, § 1, eerste lid, 4), van de Ziekteverzekeringswet zolang geen beroep kan worden gedaan op de Zorgkassencommissie voor de uitvoering van de controles, vermeld in artikel 109, 145, § 2, 148, § 2, 150, § 2, en 152, § 2, van dit decreet.

Art. 185.De Vlaamse Regering kan overgangsmaatregelen bepalen voor de behandeling van dossiers in verband met tegemoetkomingen voor zorg in woonzorgcentra, dagverzorgingscentra of centra voor kortverblijf, voor revalidatie, voor geestelijke gezondheidszorg, voor thuiszorg of voor mobiliteitshulpmiddelen, die betrekking hebben op de periode vóór de inwerkingtreding van de betreffende bepalingen van dit decreet.

De Vlaamse Regering kan voorwaarden en procedures bepalen voor de behandeling van en de beslissing over de aanvragen, vermeld in het eerste lid en, in voorkomend geval, voor de uitbetaling van de tegemoetkomingen. Daarvoor kan een overeenkomst worden gesloten tussen de Vlaamse Gemeenschap en de verzekeringsinstellingen bedoeld in artikel 2, i), van de Ziekteverzekeringswet.

Art. 186.Voor de pijlers van de Vlaamse sociale bescherming, vermeld in artikel 4, eerste lid, 4° en 9°, van dit decreet, kan de Vlaamse Regering in maatregelen voorzien voor de overgang van uitgaven in dat kader door het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering aan de verzekeringsinstellingen, vermeld in artikel 2, i), van de Ziekteverzekeringswet naar uitgaven in dat kader door het agentschap aan de zorgkassen.

TITEL 3. - Coördinatie

Art. 187.De Vlaamse Regering kan de bepalingen van dit decreet en de bepalingen van het Woonzorgdecreet van 13 maart 2009, het decreet van 25 april 2014 betreffende de organisatie van het netwerk voor de gegevensdeling tussen de actoren in de zorg, het decreet van 19 januari 2018 houdende het overheidstoezicht in het kader van het welzijns- en gezondheidsbeleid en, wat het basisondersteuningsbudget betreft, het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap en het decreet van 25 april 2014 houdende de persoonsvolgende financiering voor personen met een handicap en tot hervorming van de wijze van financiering van de zorg en de ondersteuning voor personen met een handicap coördineren, met inachtneming van de wijzigingen die daarin uitdrukkelijk of stilzwijgend zijn aangebracht tot aan het tijdstip van de coördinatie.

Daartoe kan de Vlaamse Regering: 1° de volgorde en de nummering van de te coördineren bepalingen veranderen en in het algemeen de teksten naar de vorm wijzigen;2° de verwijzingen die voorkomen in de te coördineren bepalingen, met de nieuwe nummering overeenbrengen;3° zonder afbreuk te doen aan de beginselen die in de te coördineren bepalingen vervat zijn, de redactie ervan wijzigen om ze onderling te doen overeenstemmen en eenheid in de terminologie te brengen;4° in de bepalingen die niet in de coördinatie worden opgenomen, de verwijzingen naar de gecoördineerde bepalingen aanpassen en de redactie ervan wijzigen om eenheid in terminologie te brengen;5° het opschrift van de coördinatie bepalen. TITEL 4. - Inwerkingtredingsbepaling

Art. 188.De bepalingen van dit decreet treden in werking op 1 januari 2019, met uitzondering van artikel 4, 5°, 6°, 7° en 8°, artikel 7, artikel 34, eerste lid, 3°, artikel 38, tweede lid, wat de pijler vermeld in artikel 4, 7° betreft, de artikelen 55 en 56, artikel 58, derde lid, 2°, 3°, 4° en 5°, de artikelen 63 tot en met 72, artikel 95, artikel 96, de artikelen 97 tot en met 101 en artikel 136, waarvoor de Vlaamse Regering per bepaling de datum van inwerkingtreding bepaalt, en met uitzondering van artikel 139 dat in werking treedt de tiende dag na de bekendmaking van dit decreet in het Belgisch Staatsblad.

Artikel 140 tot en met 154 treden buiten werking op een door de Vlaamse Regering per bepaling vast te stellen datum.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 18 mei 2018.

De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, J. VANDEURZEN _______ Nota (1) Zitting 2017-2018 Stukken: - Ontwerp van decreet : 1474 - Nr.1. - Amendementen : 1474 - Nr. 2. - Verslag : 1474 - Nr. 3. - Amendementen na indiening van het verslag : 1474 - Nr. 4. - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering : 1474 - Nr. 5.

Handelingen - Bespreking en aanneming: Vergadering van 2 mei 2018.

^