Etaamb.openjustice.be
Decreet van 18 november 2013
gepubliceerd op 10 januari 2014

Decreet betreffende de ondersteuning van cultuur in de Duitstalige Gemeenschap

bron
ministerie van de duitstalige gemeenschap
numac
2013206806
pub.
10/01/2014
prom.
18/11/2013
ELI
eli/decreet/2013/11/18/2013206806/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

18 NOVEMBER 2013. - Decreet betreffende de ondersteuning van cultuur in de Duitstalige Gemeenschap (1)


Het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Definities.

Voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan onder : 1° cultuur : de culturele aangelegenheden vermeld in artikel 4, 1°, 3° en 4°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen;2° culturele activiteiten : activiteiten, goederen en diensten die op het tijdstip dat ze uit het oogpunt van een specifiek kenmerk, een specifieke aanwending of een specifiek doel beschouwd worden, cultuuruitingen belichamen of overbrengen, ongeacht hun commerciële waarde;3° cultuurpactwet : de wet van 16 juli 1973 waarbij de bescherming van de ideologische en filosofische strekkingen gewaarborgd wordt;4° cultuuroverdracht : het doorgeven van cultuur, het bevorderen van de toegang tot cultuur en het bevorderen van inzicht in culturele processen;5° kunstproductie : cultuuruiting die ontstaat door de creativiteit van individuen, groepen en gemeenschappen en die een culturele inhoud heeft;6° kunstdiscipline : een kunstgenre of een samenhangende groep van kunstvormen;7° amateurkunst : niet-professionele uitoefening van culturele activiteiten;8° amateurkunstvereniging : elke autonome vereniging van natuurlijke personen die vooral actief is op het gebied van amateurkunst;9° folklorevereniging : elke autonome vereniging van natuurlijke personen waarvan de activiteiten geheel of gedeeltelijk betrekking hebben op volksgebruiken;10° professionele cultuuraanbieders : de cultuurcentra van de Duitstalige Gemeenschap, de cultuurorganisatoren en de cultuurproducenten;11° ondersteuningsperiode : periode waarvoor overeenkomstig dit decreet ondersteuning wordt toegekend en die altijd begint op 1 januari.

Art. 2.Ingekort opschrift.

Dit decreet wordt ook "cultuurondersteuningsdecreet" genoemd.

Art. 3.Gelijkheid van de geslachten.

In dit decreet gelden de hoedanigheden voor beide geslachten.

Art. 4.Culturele activititeiten die in aanmerking komen voor ondersteuning.

Dit decreet geldt onverminderd andere rechtsvoorschriften die ook in subsidies voorzien en die niet bij dit decreet vervangen worden.

Art. 5.Principiële erkenning.

Principieel worden instellingen die overeenkomstig dit decreet een jaarlijkse forfaitaire ondersteuning ontvangen, tegelijk beschouwd als instellingen die door de Duitstalige Gemeenschap overeenkomstig de cultuurpactwet zijn erkend. HOOFDSTUK 2. - Ondersteuning van de professionele cultuuraanbieders Afdeling 1. - Algemene bepalingen

Art. 6.Ondersteuningsprincipes.

Binnen de perken van de beschikbare begrotingsmiddelen ondersteunt de Regering cultuur zoals bepaald in dit hoofdstuk.

Art. 7.Soorten van ondersteuning.

De professionele cultuuraanbieders doen een aanvraag om ondersteuning als cultuurcentrum van de Duitstalige Gemeenschap overeenkomstig afdeling 2 van dit hoofdstuk, als cultuurorganisator overeenkomstig afdeling 3 van dit hoofdstuk of als cultuurproducent overeenkomstig afdeling 4 van dit hoofdstuk.

Art. 8.Algemene voorwaarden voor de ondersteuning van professionele cultuuraanbieders. § 1. Professionele cultuuraanbieders komen in aanmerking voor ondersteuning indien ze : 1° hun zetel in het Duitse taalgebied hebben;2° over het in artikel 9 vermelde cultuurconcept beschikken;3° culturele activiteiten organiseren of mogelijk maken die : a) een regionale en supraregionale uitstraling hebben;b) bijdragen tot een cultureel aantrekkelijke levensruimte door cultuur toegankelijk te maken voor de bevolking van het Duitse taalgebied en bezoekers van buiten het Duitse taalgebied te laten kennismaken met hedendaagse cultuurcreaties in de Duitstalige Gemeenschap;4° samenwerken met andere cultuuraanbieders binnen en buiten het Duitse taalgebied;5° publiekgericht werken;6° aan cultuuroverdracht doen en zorg dragen voor de public relations;7° voldoen aan de andere specifieke voorwaarden die in dit decreet worden vermeld. § 2. Uiterlijk op 31 maart van het jaar dat aan de volgende ondersteuningsperiode voorafgaat, wordt de ondersteuningsaanvraag ingediend bij de Regering.

Het in artikel 9 vermelde cultuurconcept wordt bij de aanvraag gevoegd.

De Regering legt de vorm van de aanvraag, de aanvraagprocedure en de andere in te dienen stukken vast. § 3. De ondersteuningsperiode bedraagt vijf jaar en wordt eenvormig op alle ondersteunde professionele cultuuraanbieders toegepast.

Nieuwe ondersteuningsaanvragen kunnen tot 31 maart van elk kalenderjaar tijdens een ondersteuningsperiode worden ingediend. De ondersteuning loopt op het einde van de eenvormige ondersteuningsperiode af.

De eerste ondersteuningsperiode loopt van 1 januari 2015 tot 31 december 2019.

Art. 9.Cultuurconcept.

Het cultuurconcept omvat : 1° de beschrijving van de manier waarop wordt voldaan aan de algemene ondersteuningsvoorwaarden vermeld in artikel 8 en aan de andere specifieke voorwaarden die naargelang van het geval vermeld zijn in de artikelen 14, 16 of 18;2° een beschrijving van de culturele activiteiten en doelstellingen van de aanvrager voor de duur van de betrokken ondersteuningsperiode;3° een beschrijving van de middelen op het gebied van infrastructuur, financiën, personeel en logistiek die beschikbaar zijn om de culturele activiteiten en doelstellingen te verwezenlijken.

Art. 10.Advies. § 1. De Regering bezorgt de aanvragen om ondersteuning als professionele cultuuraanbieder : 1° voor advies aan een beoordelingscommissie;2° aan het gemeentecollege van de gemeente waar de voornaamste culturele activiteiten plaatsvinden, met het verzoek een standpunt daaromtrent in te nemen. De Regering bepaalt binnen welke termijn het standpunt ter kennis moet worden gebracht. Die termijn bedraagt minstens dertig kalenderdagen.

Indien na het verstrijken van die termijn geen standpunt ter kennis is gebracht, wordt de procedure voortgezet. § 2. Zodra de professionele cultuuraanbieder kennis heeft gekregen van het advies of van het standpunt, kan hij in de loop van de volgende dertig dagen een standpunt daaromtrent innemen. Indien na het verstrijken van die termijn geen standpunt ter kennis is gebracht, wordt de procedure voortgezet. § 3. De beoordelingscommissie beoordeelt in haar advies : 1° of voldaan is aan de algemene ondersteuningsvoorwaarden vermeld in artikel 8 en aan de andere specifieke voorwaarden die naargelang van het geval vermeld zijn in de artikelen 14, 16 of 18;2° in hoeverre de in artikel 9, 3°, vermelde middelen om het concept in de praktijk te brengen voorhanden zijn. De Regering bepaalt de samenstelling en de werkwijze van de beoordelingscommissie, zorgt voor het secretariaat en regelt de kostenvergoeding voor de leden van de beoordelingscommissie.

Bij de samenstelling van de beoordelingscommissie wordt rekening gehouden met de categorie en de kunstdiscipline van de cultuuraanbieder waarop het advies betrekking heeft.

De Regering bepaalt hoe te werk wordt gegaan bij wraking van leden van de beoordelingscommissie.

Art. 11.Beslissing van de Regering.

Na de ontvangst van het advies en van het eventuele standpunt neemt de Regering, uiterlijk op 31 oktober van het jaar waarin de aanvraag is ingediend, een beslissing omtrent de aanvraag om ondersteuning als professionele cultuuraanbieder.

Overeenkomstig de artikelen 16 en 18 classificeert de Regering de ondersteunde cultuurorganisatoren in vijf categorieën en de cultuurproducenten in drie categorieën.

Indien de Regering in haar beslissing van het advies van de beoordelingscommissie afwijkt, moet ze haar beslissing met bijzondere redenen omkleden.

Art. 12.Beheerscontract en cultuurconvenant. § 1. Indien de Regering de ondersteuning toezegt, sluit ze met het te ondersteunen cultuurcentrum van de Duitstalige Gemeenschap, voor de ondersteuningsperiode, een beheerscontract overeenkomstig artikel 105 van het decreet van 25 mei 2009 houdende het financieel reglement van de Duitstalige Gemeenschap. § 2. Indien de Regering de ondersteuning toezegt, sluit ze met de te ondersteunen cultuurorganisator of cultuurproducent een cultuurconvenant voor de ondersteuningsperiode.

In het cultuurconvenant wordt de uitvoering van het cultuurconcept geregeld. Afdeling 2. - Cultuurcentra van de Duitstalige Gemeenschap

Art. 13.Aantal cultuurcentra.

De Regering kan één cultuurcentrum van de Duitstalige Gemeenschap met zetel in het kanton Eupen en één met zetel in het kanton Sankt Vith ondersteunen.

Art. 14.Specifieke ondersteuningsvoorwaarden.

Om in aanmerking te komen voor ondersteuning als cultuurcentrum van de Duitstalige Gemeenschap moeten de aanvragers voldoen aan de algemene ondersteuningsvoorwaarden vermeld in artikel 8 en moeten ze bovendien : 1° in het Duitse taalgebied over de nodige infrastructuur beschikken om culturele activiteiten te organiseren in het kader van kleine, middelgrote en grote evenementen met regionale en supraregionale uitstraling;2° als ruimte voor culturele diversiteit de kadervoorwaarden voor alle soorten van culturele activiteiten scheppen;3° een behoorlijke, autonome boekhouding overleggen die altijd kan worden ingezien en financiële controle mogelijk maakt;4° voor de permanente vorming van hun medewerkers zorgen;5° op minstens 150 dagen per jaar minstens 75 culturele activiteiten in het centrum doen plaatsvinden, waaraan op zijn minst 10 000 bezoekers deelnemen;6° minstens 20 pct.van de jaarlijkse inkomsten zelf genereren; 7° jaarlijks de noodzakelijke stukken inzake boekhouding, statuten, activiteiten en personeel overleggen. De Regering bepaalt in welke vorm de stukken moeten worden ingediend.

Art. 15.Subsidies.

De ondersteuning bestaat uit een jaarlijks vast bedrag dat vastgelegd wordt in het beheerscontract met het cultuurcentrum van de Duitstalige Gemeenschap. Afdeling 3. - Cultuurorganisatoren

Art. 16.Specifieke ondersteuningsvoorwaarden. § 1. Om in aanmerking te komen voor ondersteuning als cultuurorganisator moeten de aanvragers voldoen aan de algemene ondersteuningsvoorwaarden vermeld in artikel 8 en moeten ze bovendien : 1° als vereniging zonder winstoogmerk opgericht zijn;2° op 1 januari van het jaar waarin de aanvraag om ondersteuning wordt ingediend, al minstens drie jaar bestaan en hoofdzakelijk een regelmatige culturele activiteit in het Duitse taalgebied uitoefenen;3° een behoorlijke, autonome boekhouding overleggen die altijd kan worden ingezien en financiële controle mogelijk maakt;4° jaarlijks, uiterlijk op 31 maart, een balans en een resultatenrekening van het vorige boekjaar en een begroting voor het volgende boekjaar indienen, alsook andere stukken over de activiteiten, het personeel en de statuten;5° minstens één keer per jaar een cultuurproductie ondersteunen van een kunstenaar die zijn woonplaats heeft in het Duitse taalgebied of die voor zijn kunstwerk een onderwerp heeft gekozen dat inhoudelijk verband houdt met de Duitstalige Gemeenschap;6° in één of meer kunstdisciplines de regionale, nationale en internationale kunstproducties volgen en in het Duitse taalgebied optredens van kunstenaars organiseren voor verschillende doelgroepen;7° kunstenaars resp.cultuurproducenten, bezoekers en aanbieders van culturele locaties bij elkaar brengen, de planning, uitwerking, organisatie en financiering van culturele activiteiten coördineren en de uitvoering van culturele activiteiten waarborgen; 8° aankomende kunstenaars, jongeren en kunstenaars ondersteunen;9° minstens 20 pct.van de jaarlijkse inkomsten zelf genereren.

De Regering bepaalt in welke vorm de stukken moeten worden ingediend. § 2. Om in aanmerking te komen voor ondersteuning als cultuurorganisator moeten de aanvragers voldoen aan de voorwaarden vermeld in § 1, alsook aan de volgende kwantitatieve criteria : a) voor categorie 5 : op minstens 10 dagen per jaar culturele activiteiten in het Duitse taalgebied organiseren, waaraan op zijn minst 2.500 bezoekers deelnemen; b) voor categorie 4 : op minstens 10 dagen per jaar culturele activiteiten in het Duitse taalgebied organiseren, waaraan op zijn minst 4 000 bezoekers deelnemen;c) voor categorie 3 : op minstens 20 dagen per jaar culturele activiteiten in het Duitse taalgebied organiseren, waaraan op zijn minst 6 000 bezoekers deelnemen;d) voor categorie 2 : op minstens 20 dagen per jaar culturele activiteiten in het Duitse taalgebied organiseren, waaraan op zijn minst 10 000 bezoekers deelnemen;e) voor categorie 1 : op minstens 25 dagen per jaar culturele activiteiten in het Duitse taalgebied organiseren, waaraan op zijn minst 15 000 bezoekers deelnemen. § 3. Voor de berekening van de subsidie voor de eenvormige ondersteuningsperiode 2015-2019 wordt bij de kwantitatieve indelingscriteria rekening gehouden met het gemiddelde van de drie kalenderjaren vóór de inwerkingtreding van dit decreet.

Voor de verdere en in latere ondersteuningsperioden plaatsvindende indeling in categorieën is het gemiddelde aantal activiteiten van de voorgaande vijfjarige ondersteuningsperiode bij de kwantitatieve criteria doorslaggevend.

Voor de berekening van de subsidie voor cultuurorganisatoren die voor het eerst ondersteuning krijgen, wordt bij de kwantitatieve indelingscriteria rekening gehouden met het gemiddelde van de laatste drie kalenderjaren.

Art. 17.Subsidies. § 1. De in dit artikel vermelde forfaitaire ondersteuning dient in de zin van de cultuurpactwet gelijktijdig als subsidiëring voor een stabiele kern van personeelsleden, als forfaitaire subsidiëring voor de werking en als subsidiëring van de werkelijk gepresteerde activiteiten die op hun beurt de basis vormen voor de indeling in een ondersteuningscategorie overeenkomstig artikel 16, § 2. § 2. De jaarlijkse ondersteuning van cultuurorganisatoren bestaat uit : 1° een vast basisbedrag van : a) 60.000 euro voor cultuurorganisatoren van categorie 5; b) 75.000 euro voor cultuurorganisatoren van categorie 4; c) 90.000 euro voor cultuurorganisatoren van categorie 3; d) 115.000 euro voor cultuurorganisatoren van categorie 2; e) 130.000 euro voor cultuurorganisatoren van categorie 1; 2° een aanvullend forfait van 2.000 euro per 500 bezoekers vanaf een minimumaantal van 2.500 betalende bezoekers; 3° een aanvullend forfait van 2.000 euro per dag waarop culturele activiteiten georganiseerd worden, vanaf minimum 10 dagen waarop activiteiten worden georganiseerd.

De subsidies bedragen maximaal : a) 110.000 euro voor cultuurorganisatoren van categorie 5; b) 135.000 euro voor cultuurorganisatoren van categorie 4; c) 176.000 euro voor cultuurorganisatoren van categorie 3; d) 221.000 euro voor cultuurorganisatoren van categorie 2; e) 370.000 euro voor cultuurorganisatoren van categorie 1. § 3. Indien een cultuurorganisator met toepassing van artikel 5, § 3, van het besluit van de Waalse Regering van 11 mei 1995 betreffende de indienstneming van gesubsidieerde contractuelen door sommige openbare besturen en ermee gelijkgestelde werkgevers premies voor gesubsidieerde contractuelen ontvangt, worden die premies afgetrokken van de subsidies vermeld in § 2. § 4. Indien een personeelslid ter beschikking is gesteld van een cultuurorganisator in het kader van een verlof wegens opdracht in het belang van het onderwijs of een terbeschikkingstelling wegens bijzondere opdracht, worden de werkgeversbijdragen die de Duitstalige Gemeenschap per jaar voor die persoon betaalt, afgetrokken van de subsidies vermeld in § 2. § 5. In afwijking van de §§ 3 en 4 bedraagt de ondersteuning in elk geval minstens 10.000 euro. Afdeling 4. - Cultuurproducenten

Art. 18.Specifieke ondersteuningsvoorwaarden. § 1. Om als cultuurproducent in aanmerking te komen voor ondersteuning moeten de aanvragers voldoen aan de algemene ondersteuningsvoorwaarden vermeld in artikel 8 en moeten ze bovendien : 1° als vereniging zonder winstoogmerk opgericht zijn;2° op 1 januari van het kalenderjaar waarin de aanvraag om ondersteuning wordt ingediend, al minstens drie jaar bestaan en hun voornaamste culturele activiteiten in het Duitse taalgebied uitoefenen;3° een behoorlijke, autonome boekhouding overleggen die altijd kan worden ingezien en financiële controle mogelijk maakt;4° jaarlijks, uiterlijk op 31 maart, een balans en een resultatenrekening van het vorige boekjaar en een begroting voor het volgende boekjaar indienen, alsook andere stukken inzake activiteiten, personeel en statuut;5° op zijn minst één eigen cultuurproductie in een kunstdiscipline per jaar ontwikkelen en die op zijn minst eenmaal in het Duitse taalgebied opvoeren;6° door innovatieve initiatieven bijdragen tot de ontwikkeling van kunst via de kunst, belangrijke tradities uit de kunstgeschiedenis assimileren en die tradities op een eigentijdse manier voortzetten;7° aankomende kunstenaars, jongeren en kunstenaars ondersteunen;8° minstens 20 pct.van de jaarlijkse inkomsten zelf genereren.

De Regering bepaalt in welke vorm de stukken moeten worden ingediend. § 2. Aanvragers die actief zijn in de kunstdiscipline theater komen in aanmerking voor ondersteuning indien ze voldoen aan de voorwaarden vermeld in § 1 en aan de volgende kwantitatieve criteria : 1° voor categorie 3 : jaarlijks op zijn minst 30 culturele activiteiten organiseren;2° voor categorie 2 : jaarlijks op zijn minst 60 culturele activiteiten organiseren;3° voor categorie 1 : jaarlijks op zijn minst 120 culturele activiteiten organiseren. § 3. Aanvragers die actief zijn in de kunstdiscipline dans komen in aanmerking voor ondersteuning indien ze voldoen aan de voorwaarden vermeld in § 1 en aan de volgende kwantitatieve criteria : 1° voor categorie 3 : jaarlijks op zijn minst 20 culturele activiteiten organiseren;2° voor categorie 2 : jaarlijks op zijn minst 35 culturele activiteiten organiseren;3° voor categorie 1 : jaarlijks op zijn minst 80 culturele activiteiten organiseren. § 4. Aanvragers die actief zijn in de kunstdiscipline literatuur komen in aanmerking voor ondersteuning indien ze voldoen aan de voorwaarden vermeld in § 1 en aan de volgende kwantitatieve criteria : 1° voor categorie 3 : jaarlijks op zijn minst 10 culturele activiteiten organiseren;2° voor categorie 2 : jaarlijks op zijn minst 20 culturele activiteiten organiseren;3° voor categorie 1 : jaarlijks op zijn minst 30 culturele activiteiten organiseren. § 5. Aanvragers die actief zijn in de kunstdiscipline muziek komen in aanmerking voor ondersteuning indien ze voldoen aan de voorwaarden vermeld in § 1, alsook aan de volgende kwantitatieve criteria : 1° voor categorie 3 : jaarlijks op zijn minst 30 culturele activiteiten organiseren;2° voor categorie 2 : jaarlijks op zijn minst 60 culturele activiteiten organiseren;3° voor categorie 1 : jaarlijks op zijn minst 120 culturele activiteiten organiseren. § 6. Voor de berekening van de subsidie voor de eenvormige ondersteuningsperiode 2015-2019 wordt bij de kwantitatieve indelingscriteria rekening gehouden met het gemiddelde van de drie kalenderjaren vóór de inwerkingtreding van dit decreet.

Voor de verdere indeling in categorieën in volgende ondersteuningsperioden is het gemiddelde aantal activiteiten van de voorafgaande vijfjarige ondersteuningsfase bij de kwantitatieve criteria doorslaggevend.

Voor de berekening van de subsidie voor cultuurproducenten die voor het eerst ondersteuning krijgen, wordt bij de kwantitatieve indelingscriteria rekening gehouden met het gemiddelde van de laatste drie kalenderjaren.

Art. 19.Subsidies. § 1. De in dit artikel vermelde forfaitaire ondersteuning dient in de zin van de cultuurpactwet gelijktijdig als subsidiëring voor een stabiele kern van personeelsleden, als forfaitaire subsidiëring voor de werking en als subsidiëring van de werkelijk gepresteerde culturele activiteiten die op hun beurt de basis vormen voor de indeling in een ondersteuningscategorie overeenkomstig artikel 18, § 2. § 2. De jaarlijkse ondersteuning van de cultuurproducenten uit de kunstdiscipline theater bestaat uit : 1° een vast basisbedrag van : a) 75.000 euro voor cultuurproducenten van categorie 3; b) 127.500 euro voor cultuurproducenten van categorie 2; c) 180.000 euro voor cultuurproducenten van categorie 1; 2° een aanvullend forfait voor culturele activiteiten : een vast bedrag van 4.000 euro per vijf georganiseerde culturele activiteiten.

De subsidies bedragen maximaal : a) 119.000 euro voor cultuurproducenten van categorie 3; b) 219.500 euro voor cultuurproducenten van categorie 2; c) 380.000 euro voor cultuurproducenten van categorie 1. § 3. De jaarlijkse ondersteuning van de cultuurproducenten uit de kunstdiscipline dans bestaat uit : 1° een vast basisbedrag van : a) 50.000 euro voor cultuurproducenten van categorie 3; b) 80.000 euro voor cultuurproducenten van categorie 2; c) 120.000 euro voor cultuurproducenten van categorie 1; 2° een aanvullend forfait voor culturele activiteiten : een vast bedrag van 6.000 euro per vijf georganiseerde culturele activiteiten.

De subsidies bedragen maximaal : a) 92.000 euro voor cultuurproducenten van categorie 3; b) 170.000 euro voor cultuurproducenten van categorie 2; c) 318.000 euro voor cultuurproducenten van categorie 1. § 4. De jaarlijkse ondersteuning van de cultuurproducenten uit de kunstdiscipline literatuur bestaat uit : 1° een vast basisbedrag van : a) 25.000 euro voor cultuurproducenten van categorie 3; b) 37.500 euro voor cultuurproducenten van categorie 2; c) 50.000 euro voor cultuurproducenten van categorie 1; 2° een aanvullend forfait voor culturele activiteiten : een vast bedrag van 4.000 euro per vijf culturele activiteiten.

De subsidies bedragen maximaal : a) 37.000 euro voor cultuurproducenten van categorie 3; b) 57.500 euro voor cultuurproducenten van categorie 2; c) 102.000 euro voor cultuurproducenten van categorie 1. § 5. De jaarlijkse ondersteuning van de cultuurproducenten uit de kunstdiscipline muziek bestaat uit : 1° een vast basisbedrag van : a) 63.750 euro voor cultuurproducenten van categorie 3; b) 115.000 euro voor cultuurproducenten van categorie 2; c) 153.000 euro voor cultuurproducenten van categorie 1; 2° een aanvullend forfait voor culturele activiteiten : een vast bedrag van 3.400 euro per vijf georganiseerde culturele activiteiten.

De subsidies bedragen maximaal : a) 101.150 euro voor cultuurproducenten van categorie 3; b) 193.200 euro voor cultuurproducenten van categorie 2; c) 323.000 euro voor cultuurproducenten van categorie 1. § 6. Indien een cultuurproducent met toepassing van artikel 5, § 3, van het besluit van de Waalse Regering van 11 mei 1995 betreffende de indienstneming van gesubsidieerde contractuelen door sommige openbare besturen en ermee gelijkgestelde werkgevers premies voor gesubsidieerde contractuelen ontvangt, worden die premies afgetrokken van de subsidies vermeld in de §§ 2 tot 5. § 7. Indien een personeelslid ter beschikking is gesteld van een cultuurproducent in het kader van een verlof wegens opdracht in het belang van het onderwijs of een terbeschikkingstelling wegens bijzondere opdracht, worden de werkgeversbijdragen die de Duitstalige Gemeenschap per jaar voor die persoon betaalt, afgetrokken van de subsidies vermeld in §§ 2 tot 5. § 8. In afwijking van de §§ 6 en 7 bedraagt de ondersteuning in elk geval minstens 10.000 euro. HOOFDSTUK 3. - Ondersteuning van cultuurprojecten en kunstenaars Afdeling 1. - Algemene bepalingen

Art. 20.Principiële ondersteuningsvoorwaarde.

Binnen de perken van de beschikbare begrotingsmiddelen ondersteunt de Regering cultuurprojecten en kunstenaars zoals bepaald in dit hoofdstuk.

Art. 21.Uitbetaling.

De in dit hoofdstuk vermelde subsidies worden alleen uitbetaald als de voor de ondersteuning noodzakelijke documenten binnen drie maanden na het einde van het project of van de culturele activiteiten bij de Regering zijn ingediend. Daartoe behoren : 1° een eindverslag;2° een overzicht van de subsidiabele uitgaven en de daarbij horende bewijzen;3° een overzicht van de subsidies die door andere organisaties of instanties zijn toegekend. Na afloop van die termijn kunnen geen subsidies meer worden uitbetaald. Afdeling 2. - Ondersteuning van bijzondere cultuurprojecten

Art. 22.Ondersteuningsprincipes.

Bijzondere cultuurprojecten komen in aanmerking voor ondersteuning indien ze : 1° innovatief of buitengewoon zijn;2° in vergelijking met de normale activiteiten van de aanvrager een regionale of supraregionale uitstraling hebben;3° inhoudelijk verband houden met de Duitstalige Gemeenschap;4° voldoende publiekgericht zijn;5° qua inhoud en vakbekwaamheid voldoende kwaliteitskenmerken en een artistieke eigenheid bezitten;6° niet leiden tot een overlappend aanbod in de Duitstalige Gemeenschap; 7° gepaard gaan met een totale kostprijs van minstens 1.000 euro.

Art. 23.Aanvraag. § 1. De aanvraag kan worden ingediend door : 1° natuurlijke personen;2° verenigingen zonder winstoogmerk die door de Duitstalige Gemeenschap of door een andere, voor cultuur bevoegde overheidsinstantie buiten het Duitse taalgebied ondersteund worden;3° amateurkunstverenigingen die op basis van artikel 12 van het decreet van 15 december 2008 betreffende de financiering van de gemeenten en van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn door de Duitstalige Gemeenschap basisondersteuning krijgen van één van de gemeenten van het Duitse taalgebied of die een subsidie van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap ontvangen hebben;4° voor cultuur bevoegde overheidsinstanties van buiten het Duitse taalgebied. § 2. De aanvraag wordt ingediend bij de Regering.

Voor projecten die tussen 1 januari en 31 maart van het organisatiejaar plaatshebben, wordt de aanvraag minstens één maand voor het begin van het project ingediend.

Voor projecten die tussen 1 januari en 31 maart van het organisatiejaar plaatshebben, wordt de aanvraag uiterlijk op 31 maart van dat jaar ingediend. § 3. Bij de aanvraag moeten de volgende documenten worden gevoegd : 1° een gedetailleerde beschrijving van het project;2° een overzicht van de geraamde ontvangsten en uitgaven.

Art. 24.Subsidie.

Nadat is nagegaan dat de ondersteuningsvoorwaarden vervuld zijn, kan de Regering de subsidie voor bijzondere cultuurprojecten toekennen.

De subsidie bedraagt ten hoogste 50 pct. van de nuttige uitgaven. Afdeling 3. - Ondersteuning van projectgerichte samenwerking tussen

onderwijsinstellingen en kunstenaars, professionele cultuuraanbieders of amateurkunstverenigingen

Art. 25.Ondersteuningsprincipes.

Cultuurprojecten die het culturele inzicht en in het bijzonder de culturele creativiteit van de leerlingen en van de schoolgemeenschap duurzaam stimuleren, komen in aanmerking voor ondersteuning.

Het project kan naar wens onder of buiten de schooltijd plaatsvinden.

Het moet gepaard gaan met een totale kostprijs van minstens 1.000 euro.

Art. 26.Aanvraag. § 1. Aanvragen kunnen worden ingediend door onderwijsinstellingen in de Duitstalige Gemeenschap, in samenwerking met : 1° een kunstenaar;2° een atelier dat ondersteund wordt krachtens het decreet van 16 december 2003 betreffende de bevordering van creatieve ateliers;3° een ondersteunde professionele cultuuraanbieder of 4° een amateurkunstvereniging die op basis van artikel 12 van het decreet van 15 december 2008 betreffende de financiering van de gemeenten en van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn door de Duitstalige Gemeenschap basisondersteuning krijgt van één van de gemeenten van het Duitse taalgebied of die een subsidie van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap ontvangen heeft. § 2. De aanvraag wordt ingediend bij de Regering.

Voor projecten die tussen 1 januari en 30 juni van het organisatiejaar plaatshebben, wordt de aanvraag uiterlijk op 15 november van het voorgaande kalenderjaar ingediend.

Voor projecten die tussen 1 juli en 31 december van het organisatiejaar plaatshebben, wordt de aanvraag uiterlijk op 31 maart van dat jaar ingediend. § 3. Bij de aanvraag moeten de volgende documenten worden gevoegd : 1° een gedetailleerde beschrijving van het project;2° een overzicht van de geraamde uitgaven en ontvangsten;3° een beschrijving van de doelgroep en de pedagogische context;4° een akkoordbevinding van het schoolhoofd of van de directeur;5° een partnerschapsverklaring tussen de onderwijsinstelling en de ondersteunde professionele cultuuraanbieder, de kunstenaar of de ondersteunde amateurkunstvereniging, waarin de organisatorische en financiële kant van de zaak geregeld worden.

Art. 27.Subsidie.

Nadat is nagegaan dat de ondersteuningsvoorwaarden vervuld zijn, kan de Regering de subsidie voor projectgerichte samenwerking tussen onderwijsinstellingen en kunstenaars, professionele cultuuraanbieders of amateurkunstverenigingen toekennen.

De subsidie bedraagt ten hoogste 50 pct. van de nuttige uitgaven. Afdeling 4. - Ondersteuning van cultuurprojecten die de toegang tot

culturele activiteiten verbeteren

Art. 28.Ondersteuningsprincipes.

Cultuurprojecten die tot doel hebben de toegang tot culturele activiteiten voor kansarme bevolkingsgroepen te vergemakkelijken, komen in aanmerking voor ondersteuning.

Het project moet gepaard gaan met een totale kostprijs van minstens 1.000 euro.

Art. 29.Aanvraag. § 1. De aanvraag kan worden ingediend door rechtspersonen die door de Regering ondersteund worden in het kader van overeenkomsten of decreten in de sociale sector en die samenwerken met : 1° een kunstenaar;2° een atelier dat ondersteund wordt krachtens het decreet van 16 december 2003 betreffende de bevordering van creatieve ateliers;3° een ondersteunde professionele cultuuraanbieder of 4° een amateurkunstvereniging die op basis van artikel 12 van het decreet van 15 december 2008 betreffende de financiering van de gemeenten en van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn door de Duitstalige Gemeenschap basisondersteuning krijgt van één van de gemeenten van het Duitse taalgebied of die een subsidie van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap ontvangen heeft. § 2. De aanvraag wordt ingediend bij de Regering.

Voor projecten die tussen 1 januari en 31 maart van het kalenderjaar plaatshebben, wordt de aanvraag minstens één maand voor het begin van het project ingediend.

Voor projecten die tussen 1 april en 31 december van het kalenderjaar plaatshebben, wordt de aanvraag uiterlijk op 31 maart van dat jaar ingediend. § 3. Bij de aanvraag moeten de volgende documenten worden gevoegd : 1° een gedetailleerde beschrijving van het project;2° een overzicht van de geraamde ontvangsten en uitgaven;3° een beschrijving van het doelpubliek en de op het doelpubliek afgestemde methode om aan cultuuroverdracht te doen;4° een partnerschapsverklaring waarin de organisatorische en financiële kant van de zaak geregeld worden tussen enerzijds de rechtspersoon die door de Regering ondersteund wordt in het kader van overeenkomsten of decreten in de sociale sector en anderzijds de ondersteunde professionele cultuuraanbieder, de kunstenaar, het ondersteunde creatieve atelier of de ondersteunde amateurkunstvereniging.

Art. 30.Subsidie.

Nadat is nagegaan dat de ondersteuningsvoorwaarden vervuld zijn, kan de Regering de subsidie toekennen.

De subsidie bedraagt ten hoogste 50 pct. van de nuttige uitgaven. Afdeling 5. - Cultuurprojecten van jongeren

Art. 31.Ondersteuningsprincipes.

Cultuurprojecten van jonge cultuurmakers die 14 tot 30 jaar oud zijn, komen in aanmerking voor ondersteuning.

Art. 32.Oproep.

De Regering organiseert elk jaar een oproep waarbij op de mogelijkheid wordt gewezen om een aanvraag voor de ondersteuning van cultuurprojecten van jongeren in te dienen.

Art. 33.Aanvraag. § 1. De aanvraag kan worden ingediend door de volgende personen, op voorwaarde dat ze hun woonplaats in het Duitse taalgebied hebben : 1° jonge cultuurmakers van 14 tot 30 jaar;2° groeperingen van jonge cultuurmakers. § 2. De aanvraag wordt ingediend bij de Regering.

In de in artikel 32 vermelde oproep bepaalt de Regering tot wanneer de aanvragen kunnen worden ingediend. § 3. Bij de aanvraag moeten de volgende documenten worden gevoegd : 1° een gedetailleerde beschrijving van het project;2° een overzicht van de geraamde uitgaven en ontvangsten;3° de namen en adressen van de betrokken jonge cultuurmakers.

Art. 34.Beoordelingscommissie.

De Regering legt de aanvragen die binnen de gestelde termijn zijn ingediend en volledig zijn, voor aan een beoordelingscommissie.

De beoordelingscommissie bestaat uit jongeren van 18 tot 30 jaar. Ze telt minstens drie en hoogstens zeven leden die de jeugdraad van de Duitstalige Gemeenschap na een openbare oproep heeft aangewezen voor een verlengbare periode van twee jaar. Een personeelslid van het Ministerie begeleidt de beoordelingscommissie.

De beoordelingscommissie verstrekt de Regering een advies over elk project.

De beoordelingscommissie bepaalt vooraf de beoordelingscriteria.

Voorts stelt ze een huishoudelijk reglement op. De beoordelingscriteria en het huishoudelijk reglement moeten door de Regering goedgekeurd worden. De criteria hebben in het bijzonder betrekking op de kunstdisciplines, de autonomie van de aanvragers, het bekendmaken van het project, de financiële planning en de haalbaarheid.

De Regering bepaalt hoe te werk wordt gegaan bij wraking van commissieleden.

Art. 35.Subsidie.

Nadat is nagegaan dat de ondersteuningsvoorwaarden vervuld zijn, kan de Regering de subsidie voor cultuurprojecten van jongeren toekennen.

De subsidie bedraagt ten hoogste 1.250 euro. Afdeling 6. - Beurzen voor kunstenaars

Art. 36.Ondersteuningsprincipes.

De Regering kan kunstenaars beurzen voor een cultuurproject toekennen.

De ondersteuning die nodig is voor het project bedraagt minstens 1.000 euro.

Art. 37.Aanvraag. § 1. De aanvraag kan worden ingediend door : 1° kunstenaars die hun woonplaats in het Duitse taalgebied hebben of 2° kunstenaars waarvan de werken op grond van het behandelde onderwerp inhoudelijk verband houden met de Duitstalige Gemeenschap. § 2. De aanvraag wordt uiterlijk op 31 maart van het jaar waarin het project begint, bij de Regering ingediend. § 3. Bij de aanvraag moeten de volgende documenten worden gevoegd : 1° het artistieke curriculum vitae van de aanvrager;2° de beschrijving van zijn artistieke project;3° een overzicht van zijn uitgaven en ontvangsten.

Art. 38.Vakjury.

De Regering legt de volledige aanvragen voor aan een vakjury.

De vakjury verstrekt de Regering een advies over elke aanvraag.

De Regering bepaalt welke beoordelingscriteria worden gehanteerd en hoe te werk wordt gegaan bij wraking van leden van de vakjury.

De Regering bepaalt de samenstelling en de werkwijze van de vakjury, zorgt voor het secretariaat en regelt de kostenvergoeding voor de leden van de vakjury. Afdeling 7. - Onderscheiding "kunstenaar van de Duitstalige

Gemeenschap"

Art. 39.Ondersteuningsprincipes.

De Regering kan de onderscheiding "kunstenaar van de Duitstalige Gemeenschap" toekennen aan een kunstenaar of een groep kunstenaars.

Art. 40.Oproep.

De Regering organiseert alle drie jaar - en voor het eerst in 2014 - een oproep waarin erop gewezen worden dat kunstenaars of groepen van kunstenaars naar de onderscheiding 'kunstenaar van de Duitstalige Gemeenschap' kunnen dingen.

Art. 41.Aanvraag. § 1. De onderscheiding kan worden toegekend : 1° aan een kunstenaar met woonplaats in het Duitse taalgebied hebben of 2° kunstenaars waarvan de werken op grond van het behandelde onderwerp inhoudelijk verband houden met de Duitstalige Gemeenschap. § 2. De aanvraag wordt ingediend bij de Regering.

In de in artikel 40 vermelde oproep bepaalt de Regering tot wanneer de aanvragen kunnen worden ingediend. Die termijn bedraagt minstens 30 kalenderdagen. § 3. Bij de aanvraag moeten de volgende documenten worden gevoegd : 1° het artistieke curriculum vitae van de aanvrager;2° de beschrijving van zijn artistieke oeuvre.

Art. 42.Vakjury.

De Regering legt de volledige aanvragen voor aan een vakjury.

De vakjury verstrekt de Regering een advies over elke aanvraag.

De Regering bepaalt welke beoordelingscriteria worden gehanteerd en hoe te werk wordt gegaan bij wraking van leden van de vakjury.

De Regering bepaalt de samenstelling en de werkwijze van de vakjury, zorgt voor het secretariaat en regelt de kostenvergoeding voor de leden van de vakjury.

Art. 43.Bedrag.

Nadat is nagegaan dat de ondersteuningsvoorwaarden vervuld zijn, kan de Regering de onderscheiding "kunstenaar van de Duitstalige Gemeenschap" toekennen.

Aan de onderscheiding is een bedrag van 5.000 euro verbonden. HOOFDSTUK 4. - Ondersteuning van amateurkunst en folklore Afdeling 1. - Algemene bepaling

Art. 44.Ondersteuningsprincipes.

Binnen de perken van de beschikbare begrotingsmiddelen ondersteunt de Regering op basis van dit hoofdstuk amateurkunstverenigingen die actief zijn in de kunstdisciplines muziek, dans of theater, alsook folkloreverenigingen. Afdeling 2. - Ondersteuning van amateurkunstverenigingen

Onderafdeling 1. - Algemene bepaling

Art. 45.Algemene ondersteuningsvoorwaarden.

Amateurkunstverenigingen komen in aanmerking voor ondersteuning als het gaat om georganiseerde groepen van personen die actief zijn in de kunstdisciplines muziek, dans of theater en die : 1° hun zetel in de Duitstalige Gemeenschap hebben en daar hun culturele hoofdactiviteiten uitoefenen;2° geen winstoogmerk hebben;3° sinds ten minste één jaar bestaan en binnen het Duitse taalgebied eigen culturele activiteiten organiseren of binnen het Duitse taalgebied aan culturele activiteiten deelnemen;4° op basis van artikel 12 van het decreet van 15 december 2008 betreffende de financiering van de gemeenten en van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn door de Duitstalige Gemeenschap basisondersteuning krijgen van één van de gemeenten van het Duitse taalgebied of in het jaar dat aan de classificatie voorafgaat, een subsidie van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap ontvangen hebben;5° op basis van de artikelen 51, 57 of 63 in een categorie gerangschikt zijn. Onderafdeling 2. - Ondersteuning van amateurkunstverenigingen voor muziek

Art. 46.Principe.

Een amateurkunstvereniging die actief is in de kunstdiscipline muziek komt in aanmerking voor ondersteuning als ze voldoet aan de algemene ondersteuningsvoorwaarden vermeld in artikel 45 en overeenkomstig deze onderafdeling geclassificeerd is.

Art. 47.Oproep.

De Regering publiceert alle vier jaar een oproep voor kandidaten die geclassificeerd willen worden als amateurkunstvereniging in de kunstdiscipline muziek.

De oproep geschiedt : 1° in 2014 voor de muziekverenigingen;2° in 2015 voor de koren;3° in 2016 voor de instrumentale ensembles en de kinder- en jeugdkoren.

Art. 48.Aanvraag. § 1. De aanvraag wordt uiterlijk op 30 november van het jaar dat aan de classificatie voorafgaat, bij de Regering ingediend. § 2. Bij de aanvraag moeten de volgende documenten worden gevoegd : 1° de contactgegevens van de aanvrager;2° de beoogde categorie of het beoogde niveau;3° een voorstel van stukken die de aanvrager bij de classificatie wil brengen en die aangepast zijn aan de betrokken categorie;4° de partituren van de overeenkomstig 3° voorgestelde stukken, in origineel of in kopie. De Regering bepaalt de vorm en de inhoud van het aanvraagformulier. § 3. In opdracht van de Regering onderzoekt de in artikel 73 bedoelde federatie van amateurkunstverenigingen of de aanvragen volledig zijn en stelt ze een lijst van de aanvragers op.

De federatie kan administratiekosten in rekening brengen die de kostprijs niet mogen overschrijden.

Art. 49.Lijsten.

De aanvragers hebben tot uiterlijk drie maanden vóór de classificatie de tijd om de volgende stukken bij de Regering in te dienen : 1° de volledige lijst van de musici en/of zangers;2° de dirigentenpartituren van alle op te voeren werken in drievoud, waaronder op zijn minst één originele partituur.

Art. 50.Classificatie. § 1. Op de voordracht van de in artikel 73 bedoelde federatie van amateurkunstverenigingen installeert de Regering een vakjury die de in aanmerking komende kandidaten classificeert.

De Regering bepaalt welke beoordelingscriteria worden gehanteerd en hoe te werk wordt gegaan bij wraking van leden van de vakjury.

De Regering bepaalt de samenstelling en de werkwijze van de vakjury, zorgt voor het secretariaat en regelt de kostenvergoeding voor de leden van de vakjury. § 2. Op de dag van de opvoering voor de betrokken vakjury leggen de verantwoordelijken van de amateurkunstvereniging een verklaring op erewoord af dat alleen gewone leden aan de classificatie deelnemen. § 3. De vakjury kiest uit het in artikel 48, § 2, eerste lid, 3°, vermelde voorstel de werken die bij de classificatie opgevoerd worden.

De Regering bepaalt de vorm en de inhoud van het voorstel vermeld in het eerste lid. § 4. Voor elke deelnemende amateurkunstvereniging vult de vakjury een beoordelingsformulier in dat na de classificatie aan de verantwoordelijken van de betrokken amateurkunstvereniging wordt bezorgd.

Art. 51.Categorieën. § 1. De vakjury classificeert de amateurkunstverenigingen die actief zijn in de kunstdiscipline muziek in één van de volgende categorieën : 1° instrumentale ensembles en muziekverenigingen : a) hoogste categorie;b) eredivisie;c) categorie 'uitmuntend';d) eerste categorie;e) tweede categorie;f) derde categorie;2° koren en vocale ensembles : a) categorie 'uitmuntend';b) eerste categorie;c) tweede categorie;d) derde categorie;3° kinderkoren en jeugdkoren : a) categorie A;b) categorie B. Tot de instrumentale ensembles behoren : 1° amusements- en volksorkesten;2° andere ensembles;3° bigbands;4° muziekkorpsen en drumbands;5° kamermuziekensembles. § 2. Met uitzondering van de kinderkoren en jeugdkoren ontvangt een amateurkunstvereniging die actief is in de kunstdiscipline muziek, voorzover ze zich gekwalificeerd heeft voor de hoogste categorie of de categorie 'uitmuntend' bij de vocale ensembles en daar meer dan 90 % heeft behaald, het predicaat 'met bijzonder artistiek niveau'. § 3. De classificatie van de amateurkunstverenigingen geldt telkens tot de volgende classificatiewestrijd.

Art. 52.Subsidies. § 1. De Regering kent de subsidie toe nadat is nagegaan dat de ondersteuningsvoorwaarden vervuld zijn.

Aan de geclassificeerde amateurkunstverenigingen en amateurkunstverenigingen met bijzonder artistiek niveau die actief zijn in de kunstdiscipline muziek worden forfaitaire subsidies toegekend overeenkomstig bijlage 1, naargelang van de classificatiecategorie en het aantal culturele activiteiten per jaar. § 2. De geclassificeerde amateurkunstverenigingen dienen uiterlijk op 31 januari van het daaropvolgende kalenderjaar het bewijs van de georganiseerde culturele activiteiten in. § 3. Naast de subsidie die wordt toegekend met toepassing van § 1, kent de Regering aan de amateurkunstverenigingen met bijzonder artistiek niveau een jaarlijkse subsidie toe die betrekking heeft op de activiteiten van het vorige jaar en dit ten belope van : 1° 75 pct.van de uitgaven vermeld in § 4, 1°; 2° 60 pct.van de uitgaven vermeld in § 4, 3°; 3° 50 pct.van de uitgaven vermeld in § 4, 2°, 4° en 5°. § 4. Voor de berekening van de jaarlijkse subsidie vermeld in § 3 wordt rekening gehouden met de volgende bewezen uitgaven, voorzover die nog niet via subsidies van de Duitstalige Gemeenschap of van andere instanties gedekt worden : 1° uitgaven voor de bezoldiging van de artistieke leiders;2° uitgaven voor secretariaat, reclame, verzekering en bijdragen aan federaties;3° uitgaven die direct verbonden zijn aan de organisatie van eventementen;4° uitgaven voor reiskosten die ontstaan naar aanleiding van optredens in het buitenland waarvoor de Regering de subsidiëring heeft goedgekeurd op basis van een programma dat in het begin van het jaar is ingediend;5° uitgaven voor de aankoop van partituren. § 5. Naast de subsidie die wordt toegekend met toepassing van § 1, kent de Regering aan de kamermuziekensembles met bijzonder artistiek niveau een jaarlijkse subsidie toe die betrekking heeft op de activiteiten van het vorige jaar en dit ten belope van een bedrag van hoogstens 2.000 euro dat berekend wordt op basis van § 4.

Subsidies worden slechts ten belope van het subsidiabele gedeelte van de bewezen uitgaven uitbetaald. De Regering kan categorieën voor de aanneembare uitgaven en maximumbedragen per categorie vastleggen.

De eerste subsidie wordt uitbetaald op basis van de activiteiten in het kalenderjaar na de classificatie.

Onderafdeling 3. - Ondersteuning van amateurkunstverenigingen voor dans

Art. 53.Principe.

Een amateurkunstvereniging die actief is in de kunstdiscipline dans komt in aanmerking voor ondersteuning als ze voldoet aan de algemene ondersteuningsvoorwaarden vermeld in artikel 45 en overeenkomstig deze onderafdeling geclassificeerd is.

Art. 54.Oproep.

De Regering publiceert alle vier jaar - en voor het eerst in 2015 - een oproep voor kandidaten die geclassificeerd willen worden als amateurkunstvereniging in de kunstdiscipline dans.

Art. 55.Aanvraag. § 1. De aanvraag wordt uiterlijk op 30 november van het jaar dat aan de classificatie voorafgaat, bij de Regering ingediend. § 2. Bij de aanvraag moeten de volgende documenten worden gevoegd : 1° de contactgegevens van de aanvrager;2° de beoogde categorie;3° een voorstel van stukken die de aanvrager bij de classificatie wil brengen en die aangepast zijn aan de betrokken categorie. De Regering bepaalt de vorm en de inhoud van het aanvraagformulier.

Art. 56.Classificatie. § 1. De Regering installeert een vakjury die de in aanmerking komende kandidaten classificeert.

De Regering bepaalt welke beoordelingscriteria worden gehanteerd en hoe te werk wordt gegaan bij wraking van leden van de vakjury.

De Regering bepaalt de samenstelling en de werkwijze van de vakjury, zorgt voor het secretariaat en regelt de kostenvergoeding voor de leden van de vakjury. § 2. Op de dag van de opvoering voor de betrokken vakjury leggen de verantwoordelijken van de amateurkunstvereniging een verklaring op erewoord af dat alleen gewone leden aan de classificatiewedstrijd deelnemen. § 3. Voor elke deelnemende amateurkunstvereniging vult de vakjury een beoordelingsformulier in dat na de classificatie aan de verantwoordelijken van de betrokken amateurkunstvereniging wordt bezorgd.

Art. 57.Categorieën.

De vakjury classificeert de amateurkunstverenigingen die actief zijn in de kunstdiscipline dans in één van de volgende categorieën : 1° categorie 1;2° categorie 2. De classificatie van de amateurkunstverenigingen geldt telkens tot de volgende classificatiewedstrijd.

Art. 58.Subsidies. § 1. De Regering kent de subsidie toe nadat is nagegaan dat de ondersteuningsvoorwaarden vervuld zijn.

Aan de geclassificeerde amateurkunstverenigingen die actief zijn in de kunstdiscipline dans worden forfaitaire subsidies toegekend overeenkomstig bijlage 1, naargelang van de classificatiecategorie en het aantal culturele activiteiten per jaar. § 2. De geclassificeerde amateurkunstverenigingen dienen uiterlijk op 31 januari van het daaropvolgende kalenderjaar het bewijs van de georganiseerde culturele activiteiten in.

Onderafdeling 4. - Ondersteuning van amateurkunstverenigingen voor theater

Art. 59.Principe.

Een amateurkunstvereniging die actief is in de kunstdiscipline theater komt in aanmerking voor ondersteuning als ze voldoet aan de ondersteuningsvoorwaarden vermeld in artikel 45 en overeenkomstig deze onderafdeling geclassificeerd is.

Art. 60.Oproep.

De Regering publiceert jaarlijks - en voor het eerst in 2014 - een oproep voor kandidaten die geclassificeerd willen worden als amateurkunstvereniging in de kunstdiscipline theater.

Art. 61.Aanvraag. § 1. De aanvraag wordt uiterlijk op 15 september van het jaar dat aan de classificatie voorafgaat, bij de Regering ingediend. § 2. Bij de aanvraag moeten de volgende documenten worden gevoegd : 1° de contactgegevens van de aanvrager;2° de beoogde categorie;3° een voorstel voor een stuk dat aangepast is aan de betrokken categorie en dat de aanvrager bij de classificatie wil opvoeren. De Regering bepaalt de vorm en de inhoud van het aanvraagformulier.

Art. 62.Classificatie. § 1. De Regering installeert een vakjury die de in aanmerking komende kandidaten classificeert.

De Regering bepaalt welke beoordelingscriteria worden gehanteerd en hoe te werk wordt gegaan bij wraking van leden van de vakjury.

De Regering bepaalt de samenstelling en de werkwijze van de vakjury, zorgt voor het secretariaat en regelt de kostenvergoeding voor de leden van de vakjury. § 2. Op de dag van de opvoering voor de betrokken vakjury leggen de verantwoordelijken van de amateurkunstvereniging een verklaring op erewoord af dat alleen gewone leden aan de classificatie deelnemen. § 3. Voor elke deelnemende amateurkunstvereniging vult de vakjury een beoordelingsformulier in dat na de classificatie aan de verantwoordelijken van de betrokken amateurkunstvereniging wordt bezorgd.

Art. 63.Categorieën.

De vakjury classificeert de amateurkunstverenigingen die actief zijn in de kunstdiscipline theater in één van de volgende categorieën : 1° categorie 1;2° categorie 2;3° categorie 3. De classificatie van de amateurkunstverenigingen geldt telkens tot de volgende classificatie.

Art. 64.Subsidies. § 1. De Regering kent de subsidie toe nadat is nagegaan dat de ondersteuningsvoorwaarden vervuld zijn.

Aan de geclassificeerde amateurkunstverenigingen die actief zijn in de kunstdiscipline theater worden forfaitaire subsidies toegekend overeenkomstig bijlage 1, naargelang van de classificatiecategorie en het aantal culturele activiteiten per jaar. § 2. De geclassificeerde amateurkunstverenigingen dienen uiterlijk op 31 mei van het daaropvolgende kalenderjaar het bewijs van de georganiseerde culturele activiteiten in. Afdeling 3. - Ondersteuning van jubileumvieringen van

amateurkunstverenigingen en folkloreverenigingen

Art. 65.Ondersteuningsprincipes.

Jubileumvieringen van amateurkunstverenigingen en folkloreverenigingen die in het Duitse taalgebied gevestigd zijn, komen in aanmerking voor ondersteuning.

De Regering bepaalt welke jubileumvieringen ondersteund kunnen worden.

Art. 66.Aanvraag. § 1. De aanvraag kan worden ingediend door verenigingen zonder winstoogmerk die ondersteund worden op basis van artikel 12 van het decreet van 15 december 2008 betreffende de financiering van de gemeenten en van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn door de Duitstalige Gemeenschap of die al op andere wijze door de Duitstalige Gemeenschap ondersteund worden. § 2. De aanvraag wordt minstens één maand voor het begin van de jubileumvieringen bij de Regering ingediend. § 3. Bij de aanvraag moeten de volgende documenten worden gevoegd : 1° een bewijs waaruit blijkt hoelang de vereniging al bestaat;2° een beschrijving van het project die informatie bevat over de inhoud, de duur, de doelgroep en de bekendmaking van de jubileumvieringen.

Art. 67.Subsidie.

Nadat is nagegaan dat de ondersteuningsvoorwaarden vervuld zijn, kan de Regering de subsidie voor jubileumvieringen van amateurkunstverenigingen en folkloreverenigingen toekennen.

Het bedrag van de subsidie wordt bepaald overeenkomstig bijlage 2.

Art. 68.Uitbetaling.

De in deze afdeling vermelde subsidies worden alleen uitbetaald als de voor de ondersteuning noodzakelijke documenten binnen drie maanden na het einde van de jubileumvieringen bij de Regering zijn ingediend.

Daartoe behoren : 1° een eindverslag;2° een overzicht van de subsidiabele uitgaven en de daarbij horende bewijzen;3° een overzicht van de subsidies die door andere organisaties of overheden worden toegekend. Na afloop van die termijn kunnen geen subsidies meer worden uitbetaald. Afdeling 4. - Ondersteuning van amateurkunstverenigingen

Art. 69.Ondersteuningsprincipes.

Amateurkunstverenigingen die in het Duitse taalgebied gevestigd zijn, kunnen één keer per jaar ondersteuning krijgen voor hun reiskosten voor optredens in het buitenland.

De volgende voorwaarden zijn van toepassing : 1° alleen de reiskosten voor optredens op niet-commerciële evenementen van algemeen nut worden in aanmerking genomen;2° reiskosten voor optredens waarvan de aard niet voldoende aangetoond is, worden niet in aanmerking genomen;3° in alle publicaties die verband houden met het evenement wordt erop gewezen dat het evenement georganiseerd wordt met ondersteuning van de Duitstalige Gemeenschap.

Art. 70.Aanvraag. § 1. Aanvragen kunnen worden ingediend door amateurkunstverenigingen die van één van de gemeenten van het Duitse taalgebied basisondersteuning krijgen op basis van artikel 12 van het decreet van 15 december 2008 betreffende de financiering van de gemeenten en van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn door de Duitstalige Gemeenschap of die reeds op andere wijze door de Duitstalige Gemeenschap ondersteund worden. § 2. De aanvraag wordt minstens zes weken vóór het vertrek naar het optreden bij de Regering ingediend. § 3. Bij de aanvraag moeten de volgende documenten worden gevoegd : 1° een gedetailleerd overzicht van de gegevens over de bestemming, de reisdatum, het geplande programma en van de gegevens over de organisator, de datum en de plaats van het optreden;2° een lijst van de deelnemende leden;3° de kostenraming van een vervoersonderneming.

Art. 71.Subsidie.

Nadat is nagegaan dat de ondersteuningsvoorwaarden vervuld zijn, kan de Regering de subsidie voor de reiskosten van amateurkunstverenigingen naar optredens in het buitenland toekennen.

De subsidie bedraagt 50 pct. van de reiskosten en is beperkt tot maximaal 1.250 euro.

In afwijking van het tweede lid bedraagt de subsidie voor kinderkoren 80 pct. van de reiskosten en is de subsidie beperkt tot maximaal 2.000 euro.

Art. 72.Uitbetaling.

De in deze afdeling vermelde subsidies worden alleen uitbetaald als de voor de ondersteuning noodzakelijke documenten binnen drie maanden na het einde van de reis naar het optreden bij de Regering zijn ingediend. Daartoe behoren : 1° de voor kwijting getekende factuur van de vervoeronderneming of de factuur waarbij een rekeninguittreksel is gevoegd;2° een verslag over het evenement of de bevestiging van het optreden. Na afloop van die termijn kunnen geen subsidies meer worden uitbetaald. Afdeling 5. - Ondersteuning van een federatie van

amateurkunstverenigingen

Art. 73.Principe.

De Regering erkent één federatie van amateurkunstverenigingen voor de kunstdiscipline muziek in het Duitse taalgebied.

De federatie heeft vooral tot taak : 1° voor de praktische organisatie van de classificatie te zorgen, in samenwerking met de diensten van de Regering;2° voor een centraal secretariaat te zorgen dat 200 dagen per jaar bereikbaar is;3° de behoefte aan voortgezette opleidingen vast te stellen en die opleidingen te coördineren om de creativiteit, de werving van nieuwe leden en de artistieke kwaliteit te stimuleren;4° een documentatiecentrum te leiden, in het bijzonder voor partituren en specifieke literatuur.

Art. 74.Ondersteuningsprincipes.

Als federatie van amateurkunstverenigingen voor de kunstdiscipline muziek kan slechts één vzw worden ondersteund die aan de volgende voorwaarden voldoet : 1° haar zetel in het Duitse taalgebied hebben;2° uit verenigingen bestaan die uit ten minste zes gemeenten van het Duitse taalgebied stammen;3° minstens 80 pct.van de amateurkunstverenigingen voor muziek die door de gemeenten van het Duitse taalgebied ondersteund worden, tot lid hebben; 4° onpartijdig zijn ten aanzien van alle amateurkunstverenigingen die aan de classificatievoorwaarden voldoen en die een aanvraag indienen;5° over het in artikel 75 vermelde uitvoeringsconcept beschikken;6° de in artikel 78 vermelde uitvoeringsovereenkomst met de Regering sluiten;7° een behoorlijke, autonome boekhouding overleggen die altijd kan worden ingezien en financiële controle mogelijk maakt;8° jaarlijks, uiterlijk op 31 maart, een activiteitenverslag van het vorige jaar, een balans en een resultatenrekening van het vorige boekjaar, alsook een begroting voor het volgende boekjaar indienen.

Art. 75.Uitvoeringsconcept.

Het uitvoeringsconcept omvat : 1° een beschrijving van de activiteiten tijdens de volgende vijf jaar om de taken vermeld in artikel 73 te vervullen;2° een beschrijving van de middelen op het gebied van infrastructuur, financiën, personeel en logistiek die noodzakelijk zijn om het uitvoeringsconcept tijdens de ondersteuningsperiode uit te voeren, uitgaande van de al beschikbare middelen. Het uitvoeringsconcept geldt voor de duur van de ondersteuningsperiode. Die periode bedraagt vijf jaar.

De eerste ondersteuningsperiode loopt van 1 januari 2015 tot 31 december 2019.

Art. 76.Aanvraag.

De aanvraag wordt uiterlijk op 31 maart van het jaar dat aan de ondersteuningsperiode voorafgaat, bij de Regering ingediend.

Het in artikel 75 vermelde uitvoeringsconcept wordt bij de aanvraag gevoegd.

De Regering legt de vorm van het concept, de procedure voor de indiening van het concept en de andere in te dienen stukken vast.

Art. 77.Subsidie.

Nadat is nagegaan dat de ondersteuningsvoorwaarden vervuld zijn, kan de Regering de forfaitaire ondersteuning voor de federatie van amateurkunstverenigingen toekennen.

De in dit artikel vermelde forfaitaire ondersteuning dient in de zin van de cultuurpactwet gelijktijdig als subsidiëring voor een stabiele kern van personeelsleden, als forfaitaire subsidiëring voor de werking en als subsidiëring van de culturele activiteiten die werkelijk worden gepresteerd in het kader van de taken die in artikel 73 worden beschreven.

Art. 78.Uitvoeringsovereenkomst.

De Regering en de erkende federatie van amateurkunstverenigingen sluiten een uitvoeringsovereenkomst waarin de taken en doelstellingen van de federatie, de uitvoering van het concept en het bedrag van het jaarlijkse forfait voor de duur van de ondersteuningsperiode worden vastgelegd. HOOFDSTUK 5. - Uitrustingsvoorwerpen

Art. 79.Ondersteuningsprincipes. § 1. Binnen de perken van de beschikbare begrotingsmiddelen kan de Regering subsidie toekennen voor de aankoop van uitrustingsvoorwerpen die bestemd zijn voor de uitoefening van een culturele activiteit en die niet tot een infrastructuur behoren; die subsidie is bedoeld om een deel van de kosten voor de vernieuwing of uitbreiding van de basisuitrusting te dekken. § 2. Subsidies voor uitrustingsvoorwerpen worden alleen toegekend : 1° wanneer de Regering voor elke bestelling of elke aankoop haar schriftelijke toestemming heeft gegeven;2° wanneer de aanvrager zich schriftelijk ertoe verplicht : a) geen afstand te doen van de gesubsidieerde voorwerpen gedurende een periode van vijf jaar die ingaat op de dag van de uitbetaling van de subsidies en dit noch gratis, noch tegen betaling, behalve indien het instrument ter beschikking wordt gesteld van een andere, in artikel 80, § 1, 3°, vermelde amateurkunstvereniging;b) de Regering te allen tijde toe te staan de gegevens te controleren en alle daarop betrekking hebbende documenten in te zien;c) zijn ontbinding onmiddellijk mee te delen aan de Regering. In geval van ontbinding worden de gesubsidieerde voorwerpen, in overleg met de Regering, ter beschikking gesteld van een andere federatie of vereniging voor amateurkunst.

Art. 80.Aanvraag. § 1. De aanvraag kan worden ingediend door : 1° ondersteunde professionele cultuuraanbieders;2° de ondersteunde federatie van amateurkunstverenigingen;3° amateurkunstverenigingen die op basis van artikel 12 van het decreet van 15 december 2008 betreffende de financiering van de gemeenten en van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn door de Duitstalige Gemeenschap basisondersteuning krijgen van één van de gemeenten van het Duitse taalgebied of die een subsidie van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap ontvangen hebben. § 2. Om de subsidie tijdens het lopende begrotingsjaar te kunnen ontvangen, moeten de aanvragers hun aanvraag voor 31 maart van het betreffende jaar bij de Regering indienen. § 3. Bij de aanvraag moeten de volgende documenten worden gevoegd : 1° een verklaring waaruit blijkt waarom de uitrusting moet worden aangeschaft;2° een kostenstaat. In afwijking van het eerste lid, 2°, dient de aanvrager drie kostenramingen in indien de uitrusting zonder btw 5.500 euro of meer kost.

Art. 81.Subsidie. § 1. Nadat is nagegaan dat de ondersteuningsvoorwaarden vervuld zijn, kan de Regering de in artikel 80, § 1, 1°, vermelde aanvrager een subsidie voor uitrustingsvoorwerpen toekennen ten belope van 50 pct. § 2. Nadat is nagegaan dat de ondersteuningsvoorwaarden vervuld zijn, kan de Regering de in artikel 80, § 1, 2° en 3°, vermelde aanvrager een subsidie voor uitrustingsvoorwerpen toekennen ten belope van : 1° 50 pct.voor een aanvraag waarvan het bedrag hoogstens 4.000 euro bedraagt; 2° 25 pct.voor een aanvraag waarvan het bedrag hoger is.

De subsidie is beperkt tot 2.500 euro per jaar.

Art. 82.Plichten.

Uitrustingsvoorwerpen die aangekocht werden met subsidies die op grond van deze afdeling werden toegekend, moeten vijf jaar lang in een permanente inventaris worden opgenomen. Deze inventaris bevat ten minste volgende gegevens : 1° de aankoopdatum;2° de aankoopprijs;3° het bedrag van de toegekende subsidie;4° eventuele opmerkingen over de toestand van de voorwerpen. De uitrustingsvoorwerpen die aangekocht werden met subsidies die op grond van deze afdeling werden toegekend, moeten tegen brand worden verzekerd wanneer ze op een en dezelfde plaats worden opgeslagen. HOOFDSTUK 6. - Bescherming en ondersteuning van het immaterieel cultureel erfgoed van de Duitstalige Gemeenschap Afdeling 1. - Opmaak van en registratie in de inventaris

Art. 83.Opmaak.

De Regering houdt een inventaris van het immaterieel cultureel erfgoed van de Duitstalige Gemeenschap bij. Die inventaris bevat de volgende categorieën : 1° mondelinge tradities en uitdrukkingen, inclusief taal als vehikel van immaterieel cultureel erfgoed;2° podiumkunsten;3° sociale gewoonten, rituelen en feestelijke gebeurtenissen;4° kennis en praktijken betreffende de natuur en het universum;5° vakkennis over traditionele ambachtelijke vaardigheden.

Art. 84.Opname in de inventaris.

De opname in de inventaris kan op basis van een voorstel of van ambtswege geschieden.

De voorstellen worden ingediend aan de hand van het door de Regering vastgelegde aanvraagformulier. De Regering laat de voorstellen vakkundig onderzoeken en beslist op basis van die vakkundige beoordeling of het voorgestelde goed in de inventaris wordt opgenomen. Afdeling 2. - Sensibiliseringsmaatregelen

Art. 85.Voorlichtings- en opleidingsmaatregelen.

De Regering kan informatiecampagnes en opleidingsmaatregelen organiseren om het publiek inzicht te geven in de waarde van het immaterieel cultureel erfgoed en in de gevaren die dat cultureel erfgoed bedreigen, alsook om dat inzicht te ontwikkelen.

De Regering publiceert informatie over het immaterieel cultureel erfgoed dat in de inventaris opgenomen is.

Art. 86.Studies.

Onverminderd afdeling 3 van dit hoofdstuk kan de Regering het maken van wetenschappelijke, technische en artistieke studies stimuleren om het immaterieel cultureel erfgoed doeltreffend te beschermen. Afdeling 3. - Ondersteuning van het immaterieel cultureel erfgoed

Art. 87.Ondersteuningsprincipes.

Maatregelen ter bescherming van immaterieel cultureel erfgoed dat opgenomen is in de inventaris van het immaterieel cultureel erfgoed van de Duitstalige Gemeenschap komen in aanmerking voor ondersteuning.

Bescherming betekent maatregelen treffen die erop gericht zijn de leefbaarheid van het immaterieel cultureel erfgoed te verzekeren, inclusief de identificatie, de documentatie, het wetenschappelijk onderzoek, de bewaring, de bescherming, de promotie, de versterking, de overdracht van immaterieel cultureel erfgoed, in het bijzonder door formeel en niet-formeel onderwijs, en het revitaliseren van verschillende aspecten van dat erfgoed.

Art. 88.Aanvraag. § 1. De aanvraag wordt ingediend bij de Regering. § 2. Bij de aanvraag moeten de volgende documenten worden gevoegd : 1° een gedetailleerde beschrijving van de maatregel;2° een gedetailleerd overzicht van de ontvangsten en uitgaven.

Art. 89.Subsidie.

Nadat is nagegaan dat de ondersteuningsvoorwaarden vervuld zijn, kan de Regering de subsidie voor maatregelen ter bescherming van immaterieel cultureel erfgoed toekennen.

De subsidie bedraagt ten hoogste 2.500 euro per maatregel, waarbij de nuttige uitgaven tot 100 pct. ten laste kunnen worden genomen. HOOFDSTUK 7. - Bepalingen die voor alle subsidies gelden

Art. 90.Coëfficiënt.

Met het oog op hun aanpassing aan de beschikbare begrotingsmiddelen en aan het indexcijfer van de consumptieprijzen kan de Regering alle of enkele van de in voorliggend decreet bepaalde bedragen met een coëfficiënt vermenigvuldigen.

Art. 91.Controle.

Overeenkomstig artikel 12 van de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof, kan de Regering te allen tijde laten onderzoeken of de bepalingen van dit decreet worden nageleefd.

Art. 92.Terugvordering van subsidies.

Overeenkomstig artikel 13, eerste lid, van de voormelde wet van 16 mei 2003, vordert de Regering een subsidie terug indien : 1° de subsidiëringsvoorwaarden niet vervuld zijn;2° de subsidie voor andere doeleinden werd gebruikt;3° de in dit decreet bepaalde controle belemmerd of verhinderd werd. De subsidieontvanger die niet overeenkomstig artikel 11 van dezelfde wet kan verantwoorden dat de subsidie werd aangewend voor de doeleinden waarvoor zij werd verleend, is overeenkomstig artikel 13, tweede lid, van de voormelde wet van 16 mei 2003 gehouden tot terugbetaling ten belope van het deel dat niet werd verantwoord.

Indien de ontvanger van de subsidie in de loop van het jaar ontbonden wordt of zijn culturele activiteiten stopzet, vordert de Regering de subsidie die voor het lopende jaar werd uitbetaald proportioneel terug.

Art. 93.Wijzigingsbepalingen.

In artikel 35 van het decreet van 18 maart 2002 betreffende de infrastructuur, gewijzigd bij de decreten van 3 februari 2003 en 20 februari 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het opschrift van het artikel wordt vervangen door de woorden "Cultuurcentra van de Duitstalige Gemeenschap";2° in het eerste lid worden de woorden "erkende culturele centra met een regionaal karakter" vervangen door de woorden "cultuurcentra van de Duitstalige Gemeenschap in de zin van het decreet van 18 november 2013 betreffende de ondersteuning van cultuur in de Duitstalige Gemeenschap";3° het tweede en het derde lid worden opgeheven. HOOFDSTUK 8. - Slotbepalingen

Art. 94.Opheffingsbepalingen De volgende regelingen worden opgeheven : 1° het reglementair besluit van 4 februari 1980 tot vaststelling van de voorwaarden voor toekenning van toelagen voor de aankoop van uitrustingsvoorwerpen, die tot de uitoefening van een culturele activiteit dienen en niet tot een infrastructuur behoren;2° het decreet van 28 juni 1988 betreffende de classificatie en subsidiëring van amateurkunstverenigingen en kamermuziekensembles;3° het besluit van de Regering van 19 december 1988 tot uitvoering van het decreet van 28 juni 1988 houdende regeling van de erkenning en de subsidiëring van kamermuziekensembles;4° het besluit van de Regering van 17 mei 1995 betreffende de vaststelling van de toelagenregeling voor de aankoop van uitrustingsvoorwerpen door federaties en verenigingen voor de uitoefening van amateurkunst.

Art. 95.Verhouding tot sommen die vroeger werden uitbetaald.

De subsidies die op basis van dit decreet moeten worden uitbetaald, vervangen alle uitbetalingen waarop de ontvangers van de subsidies op grond van de vroegere, bij artikel 94 opgeheven regelingen aanspraak kunnen maken.

Reeds vroeger uitbetaalde sommen blijven onaangetast.

Art. 96.Overgangsbepalingen. § 1. Voor verenigingen waarmee de Regering in 2013 een cultuurovereenkomst heeft gesloten, geldt een overgangsperiode van één jaar om overeenkomstig de artikelen 16 en 18 te voldoen aan de criteria om als cultuurorganisator of als cultuurproducent te worden ondersteund; die overgangsperiode gaat in op 1 januari 2014. Uiterlijk op 31 maart 2014 dienen de aanvragers overeenkomstig artikel 9 van dit decreet een cultuurconcept in. In het kalenderjaar waarin ze hun aanvraag hebben ingediend, ontvangen de aanvragers een ondersteuning op basis van dit decreet. Die ondersteuning wordt berekend op basis van het gemiddelde aantal culturele activiteiten in de jaren 2010-2012. § 2. Cultuurcentra van de Duitstalige Gemeenschap die met de Regering een beheerscontract hebben gesloten, dienen uiterlijk op 31 maart 2014 een cultuurconcept in overeenkomstig artikel 9 van dit decreet. § 3. Instellingen die uiterlijk op 31 maart 2014 een erkenningsaanvraag hebben ingediend overeenkomstig artikel 5 van het decreet van 7 mei 2007 over de bevordering van de musea en van de cultureel-erfgoedpublicaties, ontvangen voor het jaar 2014 bij wijze van overgangsregeling hetzelfde bedrag als in 2013. § 4. Voor de in artikel 13 vermelde cultuurcentra is de specifieke ondersteuningsvoorwaarde vermeld in artikel 14, eerste lid, 5°, alleen in het eerste jaar dat ze ondersteund worden niet van toepassing.

Art. 97.Inwerkingtreding.

Dit decreet treedt in werking op 1 januari 2014.

Bijlage 1

MUZIEKVERENIGINGEN

Classificatie

Aantal optredens per jaar (binnen of buiten de Duitstalige Gemeenschap)

Subsidie (uitgedrukt in euro)

Met bijzonder artistiek niveau

5

1.000,00

Hoogste categorie

4

877,00

Eredivisie

3

877,00

Categorie "uitmuntend"

2

877,00

Eerste categorie

2

627,00

Tweede categorie

1

577,00

Derde categorie

1

457,00

Reisvergoeding : max. 250 euro voor busreizen van minstens 50 km per optreden


INSTRUMENTALE ENSEMBLES

Amusements- en volksorkesten/Andere ensembles

Classificatie

Aantal optredens per jaar (binnen of buiten de Duitstalige Gemeenschap)

Subsidie (uitgedrukt in euro)

Met bijzonder artistiek niveau

5

1.000,00

Hoogste categorie

4

877,00

Eredivisie

3

877,00

Categorie "uitmuntend"

2

877,00

Eerste categorie

2

627,00

Tweede categorie

1

577,00

Derde categorie

1

457,00

Reisvergoeding : max. 250 euro voor busreizen van minstens 50 km per optreden


INSTRUMENTALE ENSEMBLES

Bigbands

Classificatie

Aantal optredens per jaar (binnen of buiten de Duitstalige Gemeenschap)

Subsidie (uitgedrukt in euro)

Met bijzonder artistiek niveau

5

1.000,00

Hoogste categorie

4

877,00

Eredivisie

3

877,00

Categorie "uitmuntend"

2

877,00

Eerste categorie

2

627,00

Tweede categorie

1

577,00

Derde categorie

1

457,00

Reisvergoeding : max. 250 euro voor busreizen van minstens 50 km per optreden


INSTRUMENTALE ENSEMBLES

Muziekkorpsen en drumbands

Classificatie

Aantal optredens per jaar (binnen of buiten de Duitstalige Gemeenschap)

Subsidie (uitgedrukt in euro)

Met bijzonder artistiek niveau

5

1.000,00

Hoogste categorie

4

877,00

Eredivisie

3

877,00

Categorie "uitmuntend"

2

877,00

Eerste categorie

2

627,00

Tweede categorie

1

577,00

Derde categorie

1

457,00

Reisvergoeding : max. 250 euro voor busreizen van minstens 50 km per optreden


KOREN/VOCALE ENSEMBLES

Classificatie

Aantal optredens per jaar (binnen of buiten de Duitstalige Gemeenschap)

Subsidie (uitgedrukt in euro)

Met bijzonder artistiek niveau

5

1.000,00

Categorie "uitmuntend"

3

743,00

Eerste categorie

2

593,00

Tweede categorie

1

543,00

Derde categorie

1

443,00

Reisvergoeding : max. 250 euro voor busreizen van minstens 50 km per optreden


KINDER- EN JEUGDKOREN

Classificatie

Aantal optredens per jaar (binnen of buiten de Duitstalige Gemeenschap)

Subsidie (uitgedrukt in euro)

Categorie A

3

500,00

Categorie B

1

500,00

Reisvergoeding : max. 250 euro voor busreizen van minstens 50 km per optreden


KAMERMUZIEKENSEMBLES Ten minste 4 en ten hoogste 6 werkende leden naast de artistieke leider

Classificatie

Aantal optredens per jaar (binnen of buiten de Duitstalige Gemeenschap)

Subsidie (uitgedrukt in euro)

Met bijzonder artistiek niveau

5

600,00

Hoogste categorie

4

576,00

Eredivisie

3

576,00

Categorie 'uitmuntend'

2

576,00

Eerste categorie

2

426,00

Tweede categorie

1

376,00

Derde categorie

1

296,00

Reisvergoeding : max. 50 euro voor busreizen van minstens 50 km per optreden


DANS

Classificatie

Aantal optredens per jaar (binnen of buiten de Duitstalige Gemeenschap)

Subsidie (uitgedrukt in euro)

Categorie 1

3

500,00

Categorie 2

1

500,00

Reisvergoeding : max. 130 euro voor busreizen van minstens 50 km per optreden


THEATERENSEMBLES

Classificatie

Aantal optredens per jaar (binnen of buiten de Duitstalige Gemeenschap)

Subsidie (uitgedrukt in euro)

Categorie 1

2

870,00

Categorie 2

2

800,00

Categorie 3

1

800,00

Reisvergoeding : max. 130 euro voor busreizen van minstens 50 km per optreden


Bijlage 2 Subsidie voor jubileumvieringen van amateurkunstverenigingen en folkloreverenigingenmet uitzondering van de carnavalsverenigingen

25 jaar :

250 euro

50 jaar :

500 euro

75 jaar :

750 euro

100 jaar :

1.000 euro

125 jaar :

1.250 euro

150 jaar :

1.500 euro

175 jaar :

1.750 euro

200 jaar :

2.000 euro


Subsidie voor carnavalsverenigingen

3 x 11 (33 jaar) :

333 euro

5 x 11 (55 jaar) :

555 euro

7 x 11 (77 jaar) :

777 euro

9 x 11 (99 jaar) :

999 euro

11 x 11 (121 jaar) :

1.210 euro

13 x 11 (143 jaar) :

1.430 euro

15 x 11 (165 jaar) :

1.650 euro

17 x 11 (187 jaar) :

1.870 euro


Wij kondigen dit decreet af en bevelen dat het door het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Eupen, 18 november 2013.

De Minister-President, Minister van Lokale Besturen, K.-H. LAMBERTZ De Minister van Onderwijs, Opleiding en Werkgelegenheid, O. PAASCH De Minister van Cultuur, Media en Toerisme, Mevr. I. WEYKMANS De Minister van Gezin, Gezondheid en Sociale Aangelegenheden, H. MOLLERS _______ Nota (1) Zitting 2012-2013. Parlementaire stukken : 157 (2012-2013), nr. 1. Ontwerp van decreet. 157 (2013-2014), nr. 2-4. Voorstellen tot wijziging. 157 (2013-2014), nr. 5. Verslag. 157 (2013-2014), nr. 6. Voorstel tot wijziging van de door de commissie aangenomen tekst. integraal verslag : 18 november 2013, nr. 57 Bespreking en aanneming.

^