Etaamb.openjustice.be
Decreet van 19 februari 2009
gepubliceerd op 14 mei 2009

Decreet houdende diverse maatregelen, inzonderheid inzake de statuten en de bekwaamheidsbewijzen voor de personeelsleden van het hoger onderwijs en houdende oprichting van de studentenraden binnen de Hogere Instituten voor Architectuur

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2009029272
pub.
14/05/2009
prom.
19/02/2009
ELI
eli/decreet/2009/02/19/2009029272/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

19 FEBRUARI 2009. - Decreet houdende diverse maatregelen, inzonderheid inzake de statuten en de bekwaamheidsbewijzen voor de personeelsleden van het hoger onderwijs en houdende oprichting van de studentenraden binnen de Hogere Instituten voor Architectuur (1)


Het Parlement van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Bepalingen betreffende de Hogescholen Afdeling I. - Wijzigingen aan het decreet van 5 augustus 1995 houdende

de algemene organisatie van het hoger onderwijs in hogescholen

Artikel 1.In artikel 31, tweede lid, van het decreet van 5 augustus 1995 houdende de algemene organisatie van het hoger onderwijs in hogescholen, worden de woorden « van het decreet van 26 april 1999 tot organisatie van de sport in de Franse Gemeenschap » vervangen door de woorden « van het decreet van 8 december 2006 houdende organisatie en subsidiëring van de sport in de Franse Gemeenschap ».

Art. 2.In artikel 61, § 1, eerste lid van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 30 juni 2006, worden de woorden « of van aangrenzende zones » ingevoegd tussen de woorden « éénzelfde zone » en het woord « mogen ».

Art. 3.In artikel 66 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 9 september 1996, 8 februari 1999, 31 mei 1999 en 30 juni 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In het eerste lid wordt een punt 4°bis, luidend als volgt, ingevoegd tussen het 4° en het 5° : « 4°bis een vertegenwoordiger van het vastbenoemde administratief personeel, gekozen door het betrokken personeel onder zijn leden »;2° Het vierde lid wordt vervangen als volgt : « De duur van het mandaat van de leden bedoeld bij het 4° en het 4°bis bedraagt vijf jaar met uitzondering van het mandaat toegekend voor de eerste keer aan een vertegenwoordiger van het vastbenoemde administratief personeel, dat een einde neemt tezelfdertijd als dat van de leden bedoeld bij het 3°, 4°, 5° en 6°.».

Art. 4.In artikel 67, tweede lid, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 30 juni 2006, worden de woorden « een lijst van drie door alle personeelsleden voorgedragen kandidaten » vervangen door de woorden « een lijst van drie kandidaten die door leden uit alle personeelscategorieën gekozen worden ».

Art. 5.In artikel 70, tweede lid, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 30 juni 2006, worden de woorden « een lijst van drie door alle personeelsleden voorgedragen kandidaten » vervangen door de woorden « een lijst van drie kandidaten die door leden uit alle personeelscategorieën gekozen worden ».

Art. 6.Artikel 91, vierde lid, van hetzelfde decreet wordt aangevuld als volgt : - « 6° een uiteenzetting over het beleid gevolgd door de Sociale Raad bij het aanwenden van de sociale subsidies; - 7° de criteria voor de toekenning van financiële steun ten behoeve van studenten; - 8° de beschrijving van de juridische, oriëntatie- en plaatsingsdiensten voor de studentenjobs, verricht in het kader van de aanwending van sociale subsidies; - 9° de mogelijke medewerking met andere Hogescholen of universitaire instellingen inzake sociale diensten. ». Afdeling II. - Wijziging van het decreet van 9 september 1996

betreffende de financiering van de door de Franse Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde Hogescholen

Art. 7.In artikel 8, § 1, van het decreet van 9 september 1996 betreffende de financiering van de door de Franse Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde Hogescholen, zoals gewijzigd bij de decreten van 17 juli 1998, 28 oktober 1999, 31 maart 2004 en 18 juli 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° Onder punt 6°, worden de woorden « voor de eerste keer « geschrapt;2° § 1 wordt met een lid aangevuld, luidend als volgt : « Voor de toepassing van het eerste lid, 1°, 2°, 3° en 3°bis wordt verstaan onder regelmatig ingeschreven student, de student die niet geslaagd is voor een vergelijkend examen of enige proef die de toegang verleent tot hogere studies in België (of ze te voltooien) of in het buitenland na een voorbereidend of algemeen studiejaar in het hoger onderwijs dat tot dit vergelijkend examen of deze proef leidt, waarbij de student die zich niet aanmeldt voor het vergelijkend examen of deze proef, of die het (ze) niet aflegt, als niet geslaagd zijnde wordt beschouwd.».

Art. 8.In artikel 10, eerste lid, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 11 januari 2008, 9 mei 2008 en 18 juli 2008, wordt het bedrag « 270.153.009 » vervangen door het bedrag « 280.154.558 ».

Art. 9.In artikel 14, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 21 december 2004, 30 juni 2006 en 11 januari 2008, worden twee leden, opgesteld als volgt, ingevoegd tussen de leden 5 en 6 : « Vanaf het begrotingsjaar 2009, wordt toegevoegd aan het forfaitaire deel van iedere Hogeschool een forfaitair bedrag van 5.000,00 euro voor zover de Hogeschool ten belope van een deel van een opdracht van minstens 1/10 van een voltijds equivalent personeel bestemd voor de begeleiding van kandidaten voor het Getuigschrift van pedagogische bekwaamheid aangepast voor het hoger onderwijs.

Vanaf het begrotingsjaar 2009 en binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten, wordt toegevoegd aan het forfaitaire deel van iedere Hogeschool een forfaitair bedrag van 25.000,00 euro voor zover de Hogeschool tijdens het betrokken jaar een FIRST HE project toegekend wordt, gefinancierd door het Waalse Gewest, of een SPIN-OFF IN BRUSSELS project gefinancierd door het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en dit bedrag bestemt ten belope van een deel van opdracht van een voltijds equivalent voor het vervangen, in haar cursusopdracht, van het personeelslid dat aangewezen wordt als promotor van het onderzoeksproject. ».

Art. 10.In Hoofdstuk III, Afdeling 1, wordt het opschrift van Onderafdeling 1 « Ontvangsten voortspruitend uit het door de Hogescholen verstrekte onderwijs » vervangen door het volgende opschrift : « Ontvangsten voortspruitend uit het door de Hogescholen verstrekte onderwijs en van de betaling van het inschrijvingsgeld voor de examencommissie van de Franse Gemeenschap. ».

Art. 11.In hetzelfde decreet, in Hoofdstuk III, Afdeling I, Onderafdeling 1, wordt een artikel 22bis, luidend als volgt, ingevoegd : «

Artikel 22bis.Het product van het inschrijvingsgeld voor de examencommissie van het niet-universitaire hoger onderwijs van de Franse Gemeenschap ingesteld bij de zetel van iedere Hogeschool blijft verworven voor ieder van ze en wordt niet in aanmerking genomen voor de berekening van de globale toelage bedoeld bij hoofdstuk II van dit decreet. ».

Art. 12.In artikel 35, eerste lid, van hetzelfde decreet, wordt het 3° vervangen door hetgeen volgt : « 3° houder zijn van een diploma dat toegang verleent tot de betrekkingen van niveau 1 van de rijksambtenaren of een beroepservaring van vijf jaar genieten in verband met de materies behandeld door de commissarissen in hun ambt.». HOOFDSTUK II. - Bepalingen betreffende de Universiteiten Afdeling I. - Wijziging van de wet van 28 april 1953 betreffende de

inrichting van het universitair onderwijs door de Staat

Art. 13.Artikel 36 van de wet van 28 april 1953 betreffende de inrichting van het universitair onderwijs door de Staat, vervangen door het decreet van 27 december 1993 en gewijzigd bij de decreten van 31 maart 2004, 4 mei 2005, 25 mei 2007 en 9 mei 2008, wordt aangevuld door een streepje, luidend als volgt : « - vanaf 1 december 2008, een aanvangswedde van 34.317,41 euro, die opeenvolgend om de drie jaar tot 36.769,81 euro, 39.222,21 euro, 41.674,61 euro, 44.127,01 euro, 46.579,41 euro, 49.031,81 euro, 51.484,21 euro en 53.936,61 euro vermeerderd wordt. ».

Art. 14.Artikel 37, eerste lid, van dezelfde wet, vervangen bij het decreet van 27 december 1993 en gewijzigd bij de decreten van 4 mei 2005, 25 mei 2007 en 9 mei 2008, wordt met een streepje, opgesteld als volgt, aangevuld : « - vanaf 1 december 2008, een forfaitaire wedde, berekend op basis van 4.289,69 euro per jaarlijks wekelijks uur van een inrichting bedoeld in het programma bepaald door de raad van bestuur, zonder dat ze minder dan 2.144,85 euro en meer dan 34.314,48 euro zouden kunnen krijgen. ».

Art. 15.Artikel 38 van dezelfde wet, vervangen door het decreet van 27 december 1993 en gewijzigd bij de decreten van 31 maart 2004, 4 mei 2005, 25 mei 2007 en 9 mei 2008, wordt aangevuld door een streepje, luidend als volgt : « - vanaf 1 december 2008, een aanvangswedde van 40.188,40 euro, die opeenvolgend om de drie jaar tot 43.718,33 euro, 47.248,26 euro, 50.778,19 euro, 54.308,12 euro, 57.838,05 euro en 61.367,98 euro vermeerderd wordt. ».

Art. 16.Artikel 39 van dezelfde wet, vervangen bij het decreet van 27 december 1993 en gewijzigd bij de decreten van 4 mei 2005, 25 mei 2007 en 9 mei 2008, wordt met een streepje, opgesteld als volgt, aangevuld : « - vanaf 1 december 2008, een forfaitaire wedde, berekend op basis van 4.686,08 euro per jaarlijks wekelijks uur van een inrichting bedoeld in het programma bepaald door de raad van bestuur, zonder dat ze meer dan 37.488,60 euro zouden kunnen krijgen. ».

Art. 17.Artikel 39bis van dezelfde wet, vervangen door het decreet van 27 december 1993 en gewijzigd bij de decreten van 4 mei 2005, 25 mei 2007 en 9 mei 2008, wordt aangevuld door een streepje, luidend als volgt : « - vanaf 1 december 2008, een aanvangswedde van 45.018,86 euro, die opeenvolgend om de drie jaar tot 49.774,97 euro, 54.531,08 euro, 59.287,18 euro, 64.043,30 euro en 68.799,41 euro vermeerderd wordt. ».

Art. 18.Artikel 39ter, eerste lid, van dezelfde wet, vervangen bij het decreet van 27 december 1993 en gewijzigd bij de decreten van 4 mei 2005, 25 mei 2007 en 9 mei 2008, wordt met een streepje, opgesteld als volgt, aangevuld : « - vanaf 1 december 2008, een forfaitaire wedde, berekend op basis van 5.089,85 euro per jaarlijks wekelijks uur van een inrichting bedoeld in het programma bepaald door de raad van bestuur, zonder dat ze meer dan 40.718,76 euro zouden kunnen krijgen. ».

Art. 19.In artikel 49quinquies van dezelfde wet, ingevoegd bij het decreet van 31 maart 2004, worden de woorden « het ontslag van ambtswege » ingevoegd tussen de woorden « de schorsing » en de woorden « de afzetting ».

Art. 20.In hoofdstuk III, in de afdeling 7, van dezelfde wet, worden de artikelen 49novies en 49decies ingevoegd, luidend als volgt : «

Artikel 49novies.De schorsing bij ordemaatregel gedurende de periode van de tuchtvervolgingen en tot de eindbeslissing heeft geen impact op de wedde van de betrokken persoon.

Artikel 49decies.§ 1. De doorhaling van tuchtstraffen gebeurt van ambtswege na een periode waarvan de duur bepaald is op : - één jaar voor de terechtwijzing; - drie jaar voor de weddevermindering en de schorsing.

Deze termijn neemt zijn aanvang op de datum waarop de straf uitgesproken werd. Deze doorhaling kan enkel gebeuren als geen andere straf voor deze periode uitgesproken werd. § 2. Onverminderd de uitvoering van de straf, heeft de doorhaling tot gevolg dat genoemde straf niet meer in aanmerking kan worden genomen. ». Afdeling II. - Wijziging van het decreet van 31 maart 2004 betreffende

de organisatie van het hoger onderwijs ter bevordering van de integratie in de Europese ruimte van het hoger onderwijs en betreffende de herfinanciering van de universiteiten

Art. 21.In artikel 85 van het decreet van 31 maart 2004 betreffende de organisatie van het hoger onderwijs ter bevordering van de integratie in de Europese ruimte van het hoger onderwijs en betreffende de herfinanciering van de universiteiten, wordt een paragraaf 1bis ingevoegd, luidend als volgt : « § 1bis. Het programma bedoeld bij paragraaf 1 wordt opgesteld overeenkomstig de algemene voorwaarden bepaald door de academische overheid. Deze algemene voorwaarden zijn echter niet van toepassing op de studenten van wie de hoedanigheid van hoog niveau of van sportbelofte erkend is overeenkomstig hoofdstuk III van het decreet van 8 november 2006 houdende organisatie en subsidiëring van de sport in de Franse Gemeenschap. ».

Art. 22.In Bijlage 1 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 16 juni 2006, 25 mei 2007 en 13 december 2007, onder « 2° Theologie », wordt de regel : TAB. 1 - : theologie

Theologie

B

M

M


vervangen door de regels : TAB. 2 - : Godsdienstige wetenschappen en theologie

Godsdienstige wetenschappen

B


Theologie

M

M


Art. 23.In Bijlage III van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 16 juni 2006, 20 juli 2006, 25 mei 2007 en 18 juli 2008, onder « 2° Theologie », wordt de regel : TAB. 3 - : theologie

Theologie

1+2

1


vervangen door de regels : TAB. 4 - : Godsdienstige wetenschappen en theologie

Godsdienstige wetenschappen

1

1


Theologie

2

1


Wijziging van het decreet van 20 juli 2006 houdende verschillende maatregelen inzake leerplichtonderwijs, hoger onderwijs, cultuur en permanente opvoeding

Art. 24.Artikel 25 van het decreet van 20 juli 2006 houdende verschillende maatregelen inzake leerplichtonderwijs, hoger onderwijs, cultuur en permanente opvoeding, wordt vervangen door hetgeen volgt : « Voor de volledige prestaties die gedurende het hele referentiejaar worden verricht, wordt het vakantiegeld vastgesteld op 70 % van een twaalfde van de jaarlijkse wedde, gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen, dat de wedde verschuldigd voor de maand maart van het vakantiejaar bepaalt. ».

Art. 25.In artikel 26 van hetzelfde decreet, wordt het tweede lid opgeheven.

Art. 26.In hetzelfde decreet, wordt een artikel 26bis ingevoegd, luidend als volgt : «

Artikel 26bis.§ 1. De berekening van het vakantiegeld bedoeld bij § 2 is van toepassing wanneer deze berekeningswijze de personeelsleden het genot toekent van een vakantiegeld dat gunstiger is dan dat voortvloeiend uit de toepassing van de artikelen 25 en 26. § 2. Het vakantiegeld bedraagt een forfaitair en een variabel deel.

Voor de volledige prestaties die gedurende het hele referentiejaar worden verricht, wordt het vakantiegeld vastgesteld als volgt : 1° Voor het forfaitaire deel : het bedrag van het forfaitaire deel toegekend het vorige jaar, vermeerderd met een breuk waarvan de noemer het gezondheidsindexcijfer is voor de maand januari van het vorige jaar en de teller het gezondheidsindexcijfer is voor de maand januari van het lopende jaar.De aldus bekomen uitslag wordt vastgesteld tot de vierde decimaal inclusief; 2° Voor het variabele deel : het variabele deel equivalent met 1,1% van de jaarlijkse wedde(n), gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptie, die de wedde(n) verschuldigd voor de maand maart van het vakantiejaar bepaalt(-en).Wanneer het personeelslid voor de betrokken maand geen enkele wedde of verminderde wedde heeft genoten, wordt dit percentage berekend op de wedde(n) die het verschuldigd zouden zijn voor genoemde maand. Afdeling IV. - Wijziging van de wet van 27 juli 1971

op de financiering en de controle van de universitaire instellingen

Art. 27.In artikel 29 van de wet van 27 juli 1971 op de financiering en de controle van de universitaire instellingen, vervangen door het decreet van 31 maart 2004 en gewijzigd bij de decreten van 21 december 2004, 16 december 2005, 20 juli 2006, 15 december 2006 en 11 januari 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In § 1, eerste lid, wordt het bedrag « 103.772.880 » vervangen door het bedrag « 106.559.827 »; 2° In § 2, wordt het bedrag « 313.125.468 » vervangen door het bedrag « 321.534.834 »; 3° In § 3, wordt het bedrag « 5.221.525 » vervangen door het bedrag « 5.286.861 ».

Art. 28.In artikel 32bis, eerste lid, van dezelfde wet, hersteld door het decreet van 31 maart 2004 en gewijzigd bij de decreten van 16 december 2005, 20 juli 2006, 15 december 2006, 25 mei 2007 en 11 januari 2008, wordt het bedrag « 8.160.662 » vervangen door het bedrag « 8.379.827 ».

Art. 29.In artikel 36ter van dezelfde wet, ingevoegd bij het decreet van 11 januari 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In het eerste lid, wordt het bedrag « 316.668 » vervangen door het bedrag « 633.336 »; 2° In het derde lid, wordt het getal « 6,25 » vervangen door het getal « 3,125 ». Afdeling V. - Wijzigingen aan het decreet van 9 januari 2003

betreffende de adviesorganen op het vlak van het wetenschappelijk en universitair beleid en het overleg tussen de verschillende adviesorganen uit het hoger onderwijs

Art. 30.In artikel 13, eerste lid, van het decreet van 9 januari 2003 betreffende de adviesorganen op het vlak van het wetenschappelijk en universitair beleid en het overleg tussen de verschillende adviesorganen uit het hoger onderwijs, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° Onder 3° worden de woorden « de erkende representatieve werknemersorganisaties » vervangen door de woorden « de representatieve vakverenigingen aangesloten bij organisaties die bij de Nationale Arbeidsraad zetelen »;2° Het 4° wordt vervangen door hetgeen volgt : « 4° drie leden die het wetenschappelijke personeel van de universitaire instellingen vertegenwoordigen en voorgedragen onder dit personeel door de representatieve vakverenigingen aangesloten bij organisaties die bij de Nationale Arbeidsraad zetelen;». HOOFDSTUK III. - Bepaling betreffende het Agentschap voor de evaluatie van de kwaliteit van het hoger onderwijs ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap

Art. 31.In artikel 27, tweede lid, van het decreet van 22 februari 2008 houdende verschillende maatregelen betreffende de organisatie en de werking van het Agentschap voor de evaluatie van de kwaliteit van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde onderwijs, worden de woorden « van dit decreet » vervangen door de woorden « bedoeld bij het vorige lid ». HOOFDSTUK IV. - Bepalingen betreffende de Hogere Architectuurinstituten

Art. 32.Artikel 6 van de wet van 18 februari 1977 houdende organisatie van het architectuuronderwijs, aangevuld bij het decreet van 18 juli 2008, wordt aangevuld met een paragraaf 8 luidend als volgt : « § 8. De student kan kiezen de cursussen van een studiecyclus te verdelen over het aantal studiejaren bepaald in het programma.

Deze verspreide programmering van haar activiteiten en de gepaard gaande evaluaties maken het voorwerp uit van een overeenkomst met de directeur van het Hoger Architectuurinstituut, gesloten op het ogenblik van de inschrijving, en kan ieder jaar herzien worden.

De programmering bedoeld bij de vorige leden wordt opgesteld overeenkomstig de algemene voorwaarden bepaald door de directeur van het hogere architectuuronderwijs. Deze algemene voorwaarden zijn echter niet van toepassing op de studenten van wie de hoedanigheid van sportbeoefenaar van hoog niveau of sportbelofte erkend is overeenkomstig hoofdstuk III van het decreet van 8 december 2006 houdende organisatie en subsidiëring van de sport in de Franse Gemeenschap.

Indien de student de kredieten bekomt die overeenstemmen met de cursussen van zijn personele programma, kan hij zijn studies voortzetten zonder als zittenblijver te worden beschouwd in de zin van het koninklijk besluit van 22 februari 1984 houdende algemene regeling van de studiën in het hoger onderwijs van het lange type met volledig leerplan. Hij kan echter niet in aanmerking worden genomen voor de financiering meer dan twee keer voor éénzelfde studiejaar voordat de examencommissie zijn succes goedkeurt. ».

Art. 33.Artikel 8, § 1, van dezelfde wet, gewijzigd bij het decreet van 11 januari 2008, wordt aangevuld met een vierde lid, luidend als volgt : « Na de berekening van de begeleiding bedoeld bij de vorige leden, krijgen de instituten een toevoegsel van 0,25 eenheid, voor zover de inrichting een personeelslid ten belope van minstens 0,25 eenheid aangewezen heeft voor de tenlasteneming van de Interne dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk. Deze aanwijzing wordt bevestigd via een verslag waarin vermeld wordt de identiteit en de opdracht van het personeelslid belast met de Interne dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk, overgezonden aan de Regering voor 15 oktober van het lopend jaar. ».

Art. 34.In artikel 8bis, § 1, vierde lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij het decreet van 19 juli 2007, worden de woorden « per site » ingevoegd tussen de woorden « instelling » en de woorden « met toepassing van ».

Art. 35.In dezelfde wet worden de artikelen 8ter, 8quater, 8sexies en 8septies, ingevoegd, luidend als volgt : «

Artikel 8ter.§ 1. Er wordt binnen elke Hoge architectuurinstituut, ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, een Studentenraad opgericht. § 2. De Studentenraad wordt samengesteld uit minstens zeven leden, verkozen om het jaar tussen 1 februari en 30 april door en onder het geheel van de studenten van het Hoger Architectuurinstituut.

De leden moeten verkozen worden via een stemming met de participatie van minstens 30 % van de studenten van het Hoger Architectuurinstituut.

Wordt een dergelijk quorum niet bereikt na een eerste beurt stemming, dan wordt een tweede beurt ingericht met dit keer een quorum van 15 % van de studenten. Indien het quorum bereikt is na deze beurt, wordt de Studentenraad samengesteld zonder vertegenwoordiging op gemeenschappelijk niveau.

Indien na de twee beurten stemming het quorum niet bereikt werd, worden de studenten die nuttig gerangschikt zijn tot beheerder benoemd van de Studentenraad voor een duur van één jaar, zonder vertegenwoordiging op het beheerorgaan voor deze periode. § 3. De Studentenraad die verkozen is voor het volgende academiejaar stelt voor 31 mei de leden voor van de organen van het Hoger Architectuurinstituut alsook zijn vertegenwoordigers binnen de representatieve vereniging van de studenten van zijn keuze.

De Studentenraad kiest één van zijn leden om voor het voorzitterschap te zorgen.

Alle leden van de Studentenraad zijn stemgerechtigd.

Artikel 8quater.§ 1. De Studentenraad heeft tot opdracht : 1° alle studenten van het Hoger Architectuurinstituut te vertegenwoordigen;2° de belangen van de studenten van het Hoger Architectuurinstituut te behartigen en te bevorderen, inzonderheid voor alle problemen met betrekking tot het onderwijs, de pedagogie en het beheer van hun Hoger Architectuurinstituut;3° de actieve participatie te bevorderen van de studenten van het Hoger Architectuurinstituut met als doel ze toe te laten volledig hun rol te spelen als actieve, verantwoordelijke en kritiekvolle burger binnen de maatschappij en hun Hogere Architectuurinstituut;4° te zorgen voor het rondzenden van de informatie tussen de overheid van het Hoger Architectuurinstituut en de studenten;5° de vertegenwoordigers van de studenten aan te wijzen op de maatschappelijke raad;6° te zorgen voor de continuïteit van de vertegenwoordiging, inzonderheid door de participatie in de opleiding van studentenvertegenwoordigers;7° de studenten te informeren over hun rechten, over het Hoger Architectuurinstituut en over de pedagogische mogelijkheden die ze geboden worden. § 2. De Studentenraad kan, op eigen initiatief, een advies uitbrengen of een voorstel indienen betreffende de studenten en alle materies die tot het beheer en het onderwijs verstrekt door het Hoger Architectuurinstituut behoren.

Artikel 8quinquies.De Inrichtende macht van het Hoger Architectuurinstituut zorgt voor de terbeschikkingstelling ten behoeve van de Studentenraad van infrastructuren en eigen materiële middelen die nodig zijn voor de verwezenlijking van zijn opdrachten. Deze ter beschikking gestelde infrastructuren worden over de verscheidene vestigingsplaatsen verdeeld.

Het deel van de maatschappelijke subsidies die de sociale behoeften dekken op financieel gebied van de Studentenraad wordt op 10% bepaald.

De berekening van de financiële middelen toegekend aan de Studentenraad gebeurt per vestigingsplaats.

Art. 8sexies.De vertegenwoordigers van de Studentenraad bedoeld bij artikel 8ter kunnen geen straf of druk oplopen voor de akten gedaan als gevolg of tijdens de uitoefening van hun mandaat of als gevolg of tijdens de kiescampagne, voor de kandidaten voor de verkiezingen van de Studentenraad. De Studentenraad zendt ter informatie aan de maatschappelijke zetel zijn jaarlijkse comptabiliteit ten laatste tegen 31 maart volgend op het begrotingsjaar.

Art. 8septies.De vertegenwoordigers van de studenten hebben, onder dezelfde voorwaarden als de andere leden van de organen waarvan ze deel uitmaken, toegang tot de documenten die nodig zijn voor de uitoefening van hun mandaat. ». HOOFDSTUK V. - Bepalingen met betrekking tot de statuten van het personeel Afdeling I. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 15 april 1958

houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs

Art. 36.In artikel 17, § 1, van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs, zoals gewijzigd bij de decreten van 20 december 2001, 3 maart 2004, 4 mei 2005, 13 december 2007, 11 januari 2008 en 9 mei 2008, worden de woorden « , voor de meesterassistent die aangesteld, benoemd of aangeworven wordt als meester praktijkvorming voor dezelfde toe te kennen cursussen zoals bepaald in de bijlagen 1 en 2 van het decreet van 8 februari 1999 betreffende de ambten en bekwaamheidsbewijzen van de leden van het onderwijzend personeel in de Hogescholen ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap » vervangen door de woorden « , voor de meesterassistent in één van de volgende te begeven ambten zoals bedoeld in bijlage 2 bij het decreet van 8 februari 1999 betreffende de ambten en bekwaamheidsbewijzen van de leden van het onderwijzend personeel in de Hogescholen ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap : dieetleer en voeding, ergotherapie, logopedie, sociale wetenschappen en verpleegzorg, die aangesteld, vast benoemd of aangeworven werd in een van de toe te kennen cursussen zoals bepaald in bijlage 1 van hetzelfde decreet : praktijk van de dieetleer, praktijk van de ergotherapie, praktijk van de logopedie, praktijk van een sociale dienst en praktijk van verpleegzorgverlening. ». Afdeling II. - Wijziging van het koninklijk besluit van 18 april 1967

tot regeling van de wijze waarop het aantal opvoeders in het Rijksonderwijs wordt berekend

Art. 37.In artikel 2, § 2, van het koninklijk besluit van 18 april 1967 tot regeling van de wijze waarop het aantal opvoeders in het Rijksonderwijs wordt berekend, vervangen bij het koninklijk besluit nr. 456 van 10 september 1986, wordt het cijfer « 0,5 » vervangen door het cijfer « 0,75 ».

Wijziging van het decreet van 24 juli 1997 dat het statuut bepaalt van het bestuurs- en onderwijzend personeel en van het opvoedend hulppersoneel van de hogescholen ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap

Art. 38.In artikel 36, tweede lid, van het decreet van 24 juli 1997 dat het statuut bepaalt van het bestuurs- en onderwijzend personeel en van het opvoedend hulppersoneel van de hogescholen ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, worden de woorden « in definitief dienstverband in een ander onderwijsniveau ingericht door de Franse Gemeenschap » vervangen door de woorden « als vast benoemde onderwijzer aangesteld in een onderwijsinrichting ingericht door de Franse Gemeenschap ».

Art. 39.In artikel 52, eerste lid, van hetzelfde decreet, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « 8° de afzetting » worden vervangen door de woorden « 8° het ontslag van ambtswege »;2° de volgende woorden worden ingevoegd : « 9° de afzetting ».

Art. 40.Artikel 124bis van hetzelfde decreet wordt artikel 124ter.

Art. 41.Titel III, Hoofdstuk II, van hetzelfde decreet, wordt aangevuld met een afdeling 5 die een artikel 124bis bevat, luidend als volgt : « Afdeling 5. - Beroepsdossier

Artikel 124bis.Het beroepsdossier van het personeelslid bevat het administratieve dossier en, desgevallend, het tuchtdossier.

Elk stuk dat in het tuchtdossier wordt opgenomen moet aan het voorafgaande visum van het betrokken personeelslid voorgelegd worden.

Het personeelslid beschikt over een termijn van vijf werkdagen om het bovenvermelde stuk te viseren vanaf het ogenblik dat de aanvraag om visum hem toegezonden werd door de inrichtende macht.

Bij het verstrijken van de termijn van vijf werkdagen bedoeld bij het vorige lid, wordt de verplichting bedoeld bij het tweede lid geacht nagekomen te zijn voor zover de inrichtende macht het bewijs levert dat de aanvraag tot visum aan het personeelslid toegezonden werd.

Elke tuchtprocedure kan enkel steunen op stukken die tot het tuchtdossier behoren.

Het administratieve dossier bevat exclusief de documenten die betrekking hebben op de administratieve en geldelijke statuten van het personeelslid. Deze documenten komen enerzijds uit de betrekking tussen de inrichtende macht en de subsidiërende macht en anderzijds uit de betrekking tussen de inrichtende macht en het personeelslid voortvloeien.

De Regering keurt de nadere regels voor de samenstelling van het dossier en voor de toegang tot dat dossier goed, bepaald door de bevoegde paritaire commissie. ».

Art. 42.Artikel 135 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 11 januari 2008, wordt aangevuld met een § 3, luidend als volgt : « § 3. Het verslagmodel wordt bepaald door de paritaire commissies bedoeld bij artikel 171. ».

Art. 43.In artikel 139, tweede lid, van hetzelfde decreet, worden de woorden « in een ander onderwijsniveau » vervangen door de woorden « in een onderwijsinrichting ».

Art. 44.Artikel 217 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 11 januari 2008 wordt aangevuld met een § 3, luidend als volgt : « § 3. Het verslagmodel wordt bepaald door de centrale paritaire commissie bedoeld bij artikel 247, eerste lid, 1°. ».

Art. 45.In artikel 221, tweede lid, van hetzelfde decreet, worden de woorden « in een ander onderwijsniveau » vervangen door de woorden « in een onderwijsinrichting ». Afdeling IV. - Wijziging van het decreet van 8 februari 1999

betreffende de ambten en bekwaamheidsbewijzen van de leden van het onderwijzend personeel in de Hogescholen ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap

Art. 46.In artikel 4, § 1, van het decreet van 8 februari 1999 betreffende de ambten en bekwaamheidsbewijzen van de leden van het onderwijzend personeel in de Hogescholen ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, worden de worden « doctor in de geneeskunde, doctor in de dierengeneeskunde » en de woorden « apotheker, ingenieur of geaggregeerde hoger onderwijs » geschrapt.

Art. 47.In artikel 7 van hetzelfde decreet, worden de woorden « wordt nader bepaald in de bijlage 3 bij dit besluit tegenover de te begeven cursussen » vervangen door de woorden « identiek aan deze die nader bepaald zijn in de bijlage 3 bij dit besluit tegenover de te begeven cursussen, met inachtneming van artikel 4, § 1. ».

Art. 48.In hetzelfde decreet, wordt artikel 48, waarvan de huidige tekst paragraaf 1 wordt, aangevuld met de paragrafen 2 en 3 luidend als volgt : « § 2. De personeelsleden die tijdelijk aangewezen of aangeworven zijn overeenkomstig, naargelang het geval, de bepalingen van artikel 5 of artikel 6 en met inachtneming van de opschriften van de te begeven cursussen en van de eerder bepaalde bekwaamheidsbewijzen, worden geacht te voldoen aan de vereisten van deze bekwaamheidsbewijzen, zoals bedoeld, naargelang het geval, in de bijlagen 1 en 2 bij dit decreet.

De bij het eerste lid bedoelde personeelsleden worden geacht aan de bij bijlage 2 bij dit decreet eerder bepaalde voorwaarden inzake bekwaamheidsbewijzen te voldoen, wanneer de examencommissies bedoeld in dezelfde bijlage niet ingericht worden. § 3. De personeelsleden die vast benoemd of aangeworven werden overeenkomstig de voorwaarden inzake bekwaamheidsbewijzen zoals ze eerder bepaald waren, worden geacht aan de voorwaarden inzake bekwaamheidsbewijzen te voldoen, zoals bedoeld, naargelang het geval, in de bijlagen 1 en 2 bij dit decreet. ».

Art. 49.In hetzelfde decreet, aangevuld met de decreten van 12 juli 2001 en 19 november 2003 en gewijzigd bij de decreten van 3 maart 2004, 11 januari 2008 en 9 mei 2008, wordt bijlage 1 vervangen door de bijlage 1 bij dit decreet.

Art. 50.In hetzelfde decreet, aangevuld met de decreten van 20 juli 2000 en 12 juli 2001 en gewijzigd bij het decreet van 3 maart 2004, wordt bijlage 2 vervangen door de bijlage 2 bij dit decreet.

Art. 51.In hetzelfde decreet, aangevuld met het decreet van 12 juli 2001, wordt bijlage 3 afgeschaft. Afdeling V. - Wijziging van het decreet van 25 juli 1996 betreffende

de opdrachten en betrekkingen in de door de Franse Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde Hogescholen

Art. 52.In het decreet van 25 juli 1996 betreffende de opdrachten en betrekkingen in de door de Franse Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde Hogescholen, wordt een artikel 7quater, luidend als volgt, ingevoegd : «

Artikel 7quater.§ 1. Iedere Hogeschool vertrouwt de opdrachten van de Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk aan één of meerdere personeelsleden. In iedere Hogeschool, minstens een personeelslid zal daartoe een opdracht van minstens 5/10 voltijds equivalent toegekend worden. § 2. Iedere Hogeschool zendt aan de Regering, tegen 15 oktober ten laatste van het lopend academiejaar, de identiteit en de uurregeling van de personeelsleden die in dat kader aangewezen werden.

Bij samenvoeging, worden de betrekkingen toegekend aan de samengevoegde inrichtingen steeds toegekend aan de inrichting die uit de samenvoeging ontstaat. ». Afdeling VI. - Wijziging van het decreet van 20 december 2001 tot

vaststelling van de regels die specifiek zijn voor het hoger kunstonderwijs georganiseerd in de hogere kunstscholen (organisatie, financiering, omkadering, statuut van het personeel, rechten en plichten van studenten)

Art. 53.In artikel 57 van het decreet van 20 december 2001 tot vaststelling van de regels die specifiek zijn voor het hoger kunstonderwijs georganiseerd in de hogere kunstscholen (organisatie, financiering, omkadering, statuut van het personeel, rechten en plichten van studenten), zoals gewijzigd bij het decreet van 11 januari 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het zesde lid, in de eerste zin, worden de woorden « bijkomende betrekkingen » vervangen door de woorden « bijkomende begeleidingsbetrekkingen »;2° het zesde lid wordt aangevuld met de volgende zin : « De wekelijkse opdracht voor volledige prestaties is bepaald op 36 uur per week.Ze wordt onderverdeeld in vierden van opdracht. »; 3° Artikel 57 wordt aangevuld met de volgende leden : « Iedere hogere kunstschool wijst een personeelslid aan belast met de Interne Dienst van Preventie en Bescherming op het Werk waarvoor er een vierde van eenheid wordt toegekend per bijkomende betrekking.In geval van samenvoeging van hogere kunstscholen, wordt deze opdracht vermenigvuldigd met het aantal hogere kunstscholen die deel uitmaken van de samenvoeging. De wekelijkse opdracht met volledige prestaties bedraagt 36 uur per week. Ze kan verdeeld worden in vierden van opdracht.

De hogere kunstschool zendt voor 15 oktober van het lopend jaar aan de Regering, de identiteit en de opdracht van het personeelslid belast met deze opdracht. Ingeval de hogere kunstschool in gebreke blijft wat betreft de overzending van deze informatie of dat de opdracht besteed aan deze taak kleiner is dan een vierde van eenheid van bijkomende betrekking, wordt het bijkomende bedrag ten belope verminderd voor het volgende jaar. ».

Art. 54.Artikel 104, § 1, van hetzelfde decreet, wordt aangevuld met een lid luidend als volgt : « Vooraleer elke tijdelijke aanwijzing voor te stellen, stelt de Raad voor pedagogisch beheer de opdracht uit te breiden van de personeelsleden van de betrokken hogere kunstschool, die erom gevraagd hebben met inachtneming van artikel 102, eerste lid, en dit in de volgende orde : eerst, de vast benoemde personeelsleden, daarna de tijdelijk aangewezen personeelsleden voor een onbepaalde duur. ».

Art. 55.Artikel 105, § 2, van hetzelfde decreet, wordt aangevuld met een lid luidend als volgt : « Indien eenzelfde personeelslid aangewezen werd met toepassing van het eerste lid gedurende twee opeenvolgende academiejaren voor hetzelfde ambt en dezelfde te begeven cursus, kan de hogere kunstschool deze betrekking enkel bekleden met inachtneming van de artikelen 100 en 102. ».

Art. 56.In artikel 111, § 1, van hetzelfde decreet, wordt het zesde lid vervangen door hetgeen volgt : « Wanneer het verslag de melding bedraagt « heeft niet voldaan », kan, het personeelslid, binnen de vijf werkdagen na de datum waarop het verslag hem werd voorgelegd, een schriftelijke klacht indienen bij de directeur die deze onmiddellijk overzendt aan de raad van beroep. Deze geeft zijn advies binnen een maximale termijn van één maand vanaf de ontvangst van de klacht. De directeur neemt zijn beslissing binnen een termijn van één maand vanaf de ontvangst van het advies van de raad van beroep. De aanvankelijke beslissing wordt behouden of gewijzigd.

Indien de aanvankelijke beslissing behouden wordt, kan de Regering in geen enkel geval de aanwijzing verlengen.

Art. 57.In artikel 128, tweede lid, van hetzelfde decreet, worden de woorden « een ander onderwijsniveau » vervangen door de woorden « een onderwijzend ambt binnen het onderwijs ».

Art. 58.In artikel 161, tweede lid, van hetzelfde decreet, worden de woorden « die in vast verband in een ander niveau van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs » vervangen door de woorden « , verkregen als vast benoemde onderwijzer aangewezen in een onderwijsinrichting ingericht door de Franse Gemeenschap ».

Art. 59.In artikel 163, eerste lid, van hetzelfde decreet, wordt een 2°bis ingevoegd, luidend als volgt : « 2°bis. De diensten verricht door de leden van het niet-statutaire personeel aangewezen in het kader van overeenkomsten afgesloten met toepassing van artikel 18 van het decreet van het Waalse Gewest van 25 april 2002 betreffende de tegemoetkomingen ter bevordering van de indienstneming van niet-werkende werkzoekenden door de plaatselijke, gewestelijke en gemeenschapsoverheden, door bepaalde werkgevers in de niet-commerciële sector, het onderwijs en de commerciële sector, en van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 28 november 2002 betreffende het stelsel van de gesubsidieerde contractuelen, alsook door de personeelsleden aangeworven ten laste van de hogere kunstschool of van de inrichtende macht, op voorwaarde dat deze diensten gepresteerd werden in een ambt gelijk aan een ambt bedoeld bij artikel 100; wat betreft de eerste 1200 dagen, wordt hen een verminderingscoëfficiënt toegepast van 0,3; ».

Art. 60.In artikel 171, eerste lid, van hetzelfde decreet, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « 7° de afzetting » worden vervangen door de woorden « 7° het ontslag van ambtswege »;2° de volgende woorden worden ingelast : « 8° de afzetting ».

Art. 61.Artikel 184 van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een 5° luidend als volgt : « 5° de beroepen ingesteld door de personeelsleden die voor een bepaalde duur aangewezen zijn tegen een verslag houdende de melding « heeft niet voldaan » ».

Art. 62.Artikel 229, § 2, van hetzelfde decreet, wordt aangevuld met een derde lid luidend als volgt : « Vooraleer elke tijdelijke aanwijzing voor te stellen, stelt de Raad voor pedagogisch beheer de opdracht uit te breiden van de personeelsleden van de betrokken hogere kunstschool, die erom gevraagd hebben met inachtneming van artikel 227, eerste lid, en dit in de volgende orde : eerst, de vast benoemde personeelsleden, daarna de tijdelijk aangewezen personeelsleden voor een onbepaalde duur. ».

Art. 63.Artikel 230, § 2, van hetzelfde decreet, wordt aangevuld met een lid luidend als volgt : « Indien eenzelfde personeelslid aangewezen werd met toepassing van het eerste lid gedurende twee opeenvolgende academiejaren voor hetzelfde ambt en dezelfde te begeven cursus, kan de hogere kunstschool deze betrekking enkel bekleden met inachtneming van de artikelen 225 en 227. »

Art. 64.In artikel 236 van hetzelfde decreet, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° bij § 1, het achtste lid wordt door hetgeen volgt, vervangen : « Wanneer het verslag de melding bedraagt « heeft niet voldaan », kan, het personeelslid, binnen de vijf werkdagen na de datum waarop het verslag hem werd voorgelegd, een schriftelijke klacht indienen bij de directeur die deze onmiddellijk overzendt aan de raad van beroep.Deze geeft zijn advies binnen een maximale termijn van één maand vanaf de ontvangst van de klacht. De directeur neemt zijn beslissing binnen een termijn van één maand vanaf de ontvangst van het advies van de raad van beroep. De aanvankelijke beslissing wordt behouden of gewijzigd.

Indien de aanvankelijke beslissing behouden wordt, kan de Regering in geen enkel geval de aanwijzing verlengen. »; 2° het artikel wordt aangevuld met een § 3 luidend als volgt : « § 3.Het verslagmodel wordt bepaald door de centrale paritaire commissie bedoeld bij artikel 307, eerste lid, 1°. ».

Art. 65.In artikel 255, tweede lid, van hetzelfde decreet, worden de woorden « een ander onderwijsniveau » vervangen door de woorden « een onderwijzend ambt in het onderwijs ».

Art. 66.In artikel 276, tweede lid, van hetzelfde decreet, worden de woorden « in een ander onderwijsniveau » vervangen door de woorden « in een onderwijsinrichting ».

Art. 67.In artikel 278, eerste lid, van hetzelfde decreet, wordt een 2°bis ingevoegd, luidend als volgt : « 2°bis. De diensten verricht door de leden van het niet-statutaire personeel aangewezen in het kader van overeenkomsten afgesloten met toepassing van artikel 18 van het decreet van het Waalse Gewest van 25 april 2002 betreffende de tegemoetkomingen ter bevordering van de indienstneming van niet-werkende werkzoekenden door de plaatselijke, gewestelijke en gemeenschapsoverheden, door bepaalde werkgevers in de niet-commerciële sector, het onderwijs en de commerciële sector, en van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 28 november 2002 betreffende het stelsel van de gesubsidieerde contractuelen, alsook door de personeelsleden aangeworven ten laste van de hogere kunstschool of van de inrichtende macht, op voorwaarde dat deze diensten gepresteerd werden in een ambt gelijk aan een ambt bedoeld bij artikel 225; wat betreft de eerste 1 200 dagen, wordt hen een verminderingscoëfficiënt toegepast van 0,3; ».

Art. 68.Artikel 301 van hetzelfde decreet wordt met een 4° aangevuld, luidend als volgt : « 4° de beroepen ingesteld door de personeelsleden die voor een bepaalde duur aangewezen zijn tegen een verslag houdende de melding « heeft niet voldaan » ».

Art. 69.Artikel 313 van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een 4° luidend als volgt : « 4° elk geschil te voorkomen of regelen dat zou kunnen rijzen of dat opgerezen zou zijn tussen de inrichtende machten en de leden van zijn personeel onder dit decreet. ».

Art. 70.In Deel IV, Titel V, Hoofdstuk II van hetzelfde decreet, wordt een afdeling 5 ingevoegd die een artikel 352bis bevat, luidend als volgt : « Afdeling 5. - Beroepsdossier

Artikel 352bis.Het beroepsdossier van het personeelslid bevat het administratieve dossier en, desgevallend, het tuchtdossier.

Elk stuk dat in het tuchtdossier wordt opgenomen moet aan het voorafgaande visum van het betrokken personeelslid voorgelegd worden.

Het personeelslid beschikt over een termijn van vijf werkdagen om het bovenvermelde stuk te viseren vanaf het ogenblik dat de aanvraag om visum hem toegezonden werd door de inrichtende macht.

Bij het verstrijken van de termijn van vijf werkdagen bedoeld bij het vorige lid, wordt de verplichting bedoeld bij het tweede lid geacht nagekomen te zijn voor zover de inrichtende macht het bewijs levert dat de aanvraag tot visum aan het personeelslid toegezonden werd.

Elke tuchtprocedure kan enkel steunen op stukken die tot het tuchtdossier behoren.

Het administratieve dossier bevat exclusief de documenten die betrekking hebben op de administratieve en geldelijke statuten van het personeelslid. Deze documenten komen enerzijds uit de betrekking tussen de inrichtende macht en de subsidiërende macht en anderzijds uit de betrekking tussen de inrichtende macht en het personeelslid voortvloeien.

De Regering keurt de nadere regels goed voor de samenstelling van het dossier en voor de toegang tot dat dossier goed, bepaald door de bevoegde paritaire commissie. ».

Art. 71.Artikel 359, § 2, van hetzelfde decreet, wordt aangevuld met een derde lid luidend als volgt : « Vooraleer elke tijdelijke aanwijzing voor te stellen, stelt de Raad voor pedagogisch beheer de opdracht uit te breiden van de personeelsleden van de betrokken hogere kunstschool, die erom gevraagd hebben met inachtneming van artikel 357, eerste lid, en dit in de volgende orde : eerst, de vast benoemde personeelsleden, daarna de tijdelijk aangewezen personeelsleden voor een onbepaalde duur. ».

Art. 72.Artikel 360, § 2, van het decreet van 20 december 2001, wordt aangevuld met een lid luidend als volgt : « Indien eenzelfde personeelslid aangewezen werd met toepassing van het eerste lid gedurende twee opeenvolgende academiejaren voor hetzelfde ambt en dezelfde te begeven cursus, kan de hogere kunstschool deze betrekking enkel bekleden met inachtneming van de artikelen 355 en 357. »

Art. 73.In artikel 366 van hetzelfde decreet, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° bij § 1, het zevende lid wordt door hetgeen volgt, vervangen : « Wanneer het verslag de melding bedraagt « heeft niet voldaan », kan, het personeelslid, binnen de vijf werkdagen na de datum waarop het verslag hem werd voorgelegd, een schriftelijke klacht indienen bij de directeur die deze onmiddellijk overzendt aan de raad van beroep.Deze geeft zijn advies binnen een maximale termijn van één maand vanaf de ontvangst van de klacht. De directeur neemt zijn beslissing binnen een termijn van één maand vanaf de ontvangst van het advies van de raad van beroep. De aanvankelijke beslissing wordt behouden of gewijzigd.

Indien de aanvankelijke beslissing behouden wordt, kan de Regering in geen enkel geval de aanwijzing verlengen. »; 2° het artikel wordt aangevuld met een § 3 luidend als volgt : « § 3.Het verslagmodel wordt bepaald door de centrale paritaire commissie bedoeld bij artikel 437. ».

Art. 74.In artikel 385, tweede lid, van hetzelfde decreet, worden de woorden « een ander onderwijsniveau » vervangen door de woorden « een onderwijzend ambt in het onderwijs ».

Art. 75.In artikel 408, tweede lid, van hetzelfde decreet, worden de woorden « in een ander onderwijsniveau » vervangen door de woorden « in een onderwijsinrichting ».

Art. 76.In artikel 410, eerste lid, van hetzelfde decreet, wordt een 2°bis ingevoegd, luidend als volgt : « 2°bis. De diensten verricht door de leden van het niet-statutaire personeel aangewezen in het kader van overeenkomsten afgesloten met toepassing van artikel 18 van het decreet van het Waalse Gewest van 25 april 2002 betreffende de tegemoetkomingen ter bevordering van de indienstneming van niet-werkende werkzoekenden door de plaatselijke, gewestelijke en gemeenschapsoverheden, door bepaalde werkgevers in de niet-commerciële sector, het onderwijs en de commerciële sector, en van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 28 november 2002 betreffende het stelsel van de gesubsidieerde contractuelen, alsook door de personeelsleden aangeworven ten laste van de hogere kunstschool of van de inrichtende macht, op voorwaarde dat deze diensten gepresteerd werden in een ambt gelijk aan een ambt bedoeld bij artikel 100; wat betreft de eerste 1 200 dagen, wordt hen een verminderingscoëfficiënt toegepast van 0,3; ».

Art. 77.In artikel 430 van hetzelfde decreet, worden de woorden « en de beroepen ingesteld door de personeelsleden die voor een bepaalde duur aangewezen zijn tegen een verslag houdende de melding « heeft niet voldaan » » toegevoegd na de woorden « zoals bedoeld in artikel 373 » ». HOOFDSTUK VI. - Slotbepaling

Art. 78.Dit decreet treedt in werking tien dagen na zijn bekendmaking in het Belgisch Staatsblad, met uitzondering van de artikelen 32 en 53, 1° en 2°, die uitwerking hebben met ingang van het academiejaar 2008-2009, de artikelen 13 en 18 die in werking treden op 1 december 2008, de artikelen 8, 24, 25, 26, 27, 28, 29 die in werking treden op 1 januari 2009, artikel 37 dat in werking treedt op 1 september 2009, de artikelen 46, 47, 48, 49, 50, 51 die in werking treden op 15 september 2009, de artikelen 33, 52 en 53, 3° die in werking treden met het academiejaar 2009-2010, de artikelen 10 en 11, die in werking treden op 1 januari 2010 en artikel 36 waarvan de datum van inwerkingtreding door de Regering bepaald wordt.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel op 19 februari 2009.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Vice-Presidente en Minister van Hoger Onderwijs, Wetenschappelijk Onderzoek en Internationale Betrekkingen, Mevr. M.-D. SIMONET De Vice-President en Minister van Begroting, Financiën, Ambtenarenzaken en Sport, M. DAERDEN De Minister van Leerplichtonderwijs, C. DUPONT De Minister van Cultuur en de Audiovisuele Sector, Mevr. F. LAANAN De Minister van Kinderwelzijn, Hulpverlening aan de Jeugd en Gezondheid, Mevr. C. FONCK De Minister van Jeugd en Onderwijs voor Sociale Promotie, M. TARABELLA Nota's (1) Zitting 2008-2009. Stukken van de Raad. - Ontwerp van decreet, nr. 644-1. - Verslag, nr. 644-2. - Vergaderingsamendement, nr. 644-3.

Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 17 februari 2009.

^