Etaamb.openjustice.be
Decreet van 19 juli 2001
gepubliceerd op 23 augustus 2001

Decreet betreffende het alternerend secundair onderwijs

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2001029325
pub.
23/08/2001
prom.
19/07/2001
ELI
eli/decreet/2001/07/19/2001029325/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

19 JULI. - Decreet betreffende het alternerend secundair onderwijs (1)


De Raad van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen wat volgt : HOOFDSTUK I. - Wijzigingen aan het decreet van 3 juli 1991 tot regeling van het secundair onderwijs met beperkt leerplan

Artikel 1.In het opschrift van het decreet van 3 juli 1991 tot regeling van het secundair onderwijs met beperkt leerplan worden de woorden "secundair onderwijs met beperkt leerplan" vervangen door de woorden "alternerend secundair onderwijs".

Art. 2.Het opschrift van hoofdstuk I van hetzelfde decreet wordt vervangen door de volgende bepaling : "HOOFDSTUK I. - Structuren".

Art. 3.Artikel 1 van hetzelfde decreet wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Artikel 1.Dit decreet heeft betrekking op het alternerend secundair onderwijs. »

Art. 4.Artikel 2 van hetzelfde decreet wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Artikel 2.Het alternerend secundair onderwijs wordt georganiseerd in centra voor alternerend onderwijs en vorming.

Een Centrum voor alternerend onderwijs en vorming is een structuur die gemeenschappelijk is voor verschillende secundaire onderwijsinrichtingen met volledig leerplan die, in de tweede en derde graad, technisch kwalificatie- of beroepsonderwijs organiseren en deze inrichtingen in staat wil stellen alternerend secundair onderwijs te organiseren. Een Centrum voor alternerend onderwijs en vorming mag evenwel slechts uit een inrichting bestaan. »

Art. 5.Er wordt in hetzelfde decreet een artikel 2bis ingevoegd, luidend als volgt : «

Artikel 2bis.§ 1. Het alternerend secundair onderwijs omvat : 1° een onderwijs dat is georganiseerd overeenkomstig artikel 49 van het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren;2° een onderwijs dat leidt tot de afgifte van een specifiek kwalificatiegetuigschrift die de studies bekrachtigt waarvan het niveau is vastgesteld op grond van de opleidingsprofielen zoals bedoeld in artikel 45 van hetzelfde decreet en die garant staan voor een algemene en humanistische vorming; § 2. In geval van nood kan de minister een opleiding organiseren die niet overeenstemt met een opleidingsprofiel zoals bedoeld in artikel 45 van hetzelfde decreet. Deze opleiding wordt bekrachtigd door een beroepsbekwaamhedenattest overeenkomstig artikel 10.

De vaardigheden die moeten worden beheerst voor de in het eerste lid bedoelde opleiding worden onmiddellijk meegedeeld aan de « Commission Communautaire des Professions et des Qualifications » die is opgericht door het decreet van 27 oktober 1994 houdende het overleg in het secundair onderwijs. Als deze de opleiding pertinent acht, maakt zij hiervan een specifiek opleidingsprofiel op dat aan de Regering wordt voorgelegd overeenkomstig de procedures die gelden voor de specifieke profielen. Als het profiel wordt aanvaard, vervangt het kwalificatiegetuigschrift het in het eerste lid bedoelde beroepsbekwaamhedenattest. § 3. Voor de leerlingen die niet langer schoolplichtig zijn, kan de in § 1 bedoelde opleiding enkel maar betrekking hebben op de kwalificatieopleiding. In dit geval kan hen enkel het kwalificatiegetuigschrift worden uitgereikt. § 4. Voor de schoolplichtige leerling en de meerderjarige leerlingen die zijn uitgesloten met toepassing van de procedure zoals voorzien in het decreet van 5 juli 2000, kan de in § 1 bedoelde opleiding worden voorafgegaan van een geïndividualiseerde opleidingsmodule die onder meer bestaat in de opmaak van het leefproject, de beroepsoriëntatie, het aanleren van de leefregels die gelden in het Centrum en in de maatschappij, het op peil brengen van de elementaire basiskennis, het verwerven van minimum vaardigheden om via het werk in een bedrijf toegang te krijgen tot de opleiding.

De in artikel 7, § 2, bedoelde Directieraad bepaalt voor ieder geval de duur van de geïndividualiseerde opleidingsmodule en de beschikbare middelen die moeten worden aangewend. Deze kan hierbij eventueel de samenwerking inroepen van de diensten voor hulpverlening aan de jeugd of van de organen die erkend zijn door de minister van secundair onderwijs. De wijzen van deze samenwerking zullen gezamenlijk moeten worden vastgelegd door de betrokken ministers. »

Art. 6.Er wordt in hetzelfde decreet een artikel 2ter ingevoegd, luidend als volgt : «

Artikel 2ter.§ 1. Het in artikel 2bis, § 1, 1°, bedoelde alternerend secundair onderwijs wordt ingericht of gesubsidieerd in de tweede graad van het beroepsonderwijs en in de derde graad van het technisch kwalificatieonderwijs en van het beroepsonderwijs.

Dit onderwijs wordt verstrekt naar rato van minstens zeshonderd lestijden van vijftig minuten per jaar, gespreid over minstens twintig weken en bestaat verplicht uit minstens zeshonderd uren opleidingsactiviteiten door werk in een bedrijf per jaar, gespreid over minstens twintig weken. Het opleidingsjaar kan samenvallen met de schoolkalender of kan volgens andere wijzen georganiseerd worden. De opleiding kan in opleidingsmodules georganiseerd worden. De leerlingen kunnen samengebracht worden met deze van het onderwijs met volledig leerplan.

Wanneer het, om welke redenen dan ook, onmogelijk is voor een opleidingsjaar te beschikken over minstens zeshonderd uren opleidingsactiviteiten door te werken in een bedrijf, worden bijkomende lestijden beroepsopleiding georganiseerd in het Centrum voor alternerend onderwijs en vorming. Het aantal uren opleidingsactiviteiten in een bedrijf mag evenwel niet lager liggen dan driehonderd per opleidingsjaar in de tweede graad en vierhonder vijftig per opleidingsjaar in de derde graad. § 2. Het in artikel 2bis, § 1, 2°, bedoeld alternerend secundair onderwijs wordt ingericht of gesubsidieerd op het niveau van de tweede en derde graad van het beroepsonderwijs.

Dit onderwijs wordt verstrekt naar rato van minstens zeshonderd lestijden van vijftig minuten per jaar, gespreid over minstens twintig weken en bestaat verplicht uit minstens zeshonderd ures opleidingsactiviteiten door werk in een bedrijf per jaar, gespreid over minstens twintig weken. Het opleidingsjaar kan samenvallen met de schoolkalender of kan volgens andere wijzen georganiseerd worden. De opleiding kan in opleidingsmodules georganiseerd worden. Voor de in artikel 2bis, § 3, bedoelde leerlingen kan het deel van de opleiding die wordt verstrekt door het onderwijs verminderd worden tot 300 lestijden per opleidingsjaar.

Wanneer het, om welke redenen dan ook, onmogelijk is voor een opleidingsjaar te beschikken over minstens zeshonderd uren opleidingsactiviteiten door te werken in een bedrijf, worden bijkomende lestijden beroepsopleiding georganiseerd in het Centrum voor alternerend onderwijs en vorming. Het aantal uren opleidingsactiviteiten in een bedrijf mag evenwel niet lager liggen dan driehonderd per opleidingsjaar in de tweede graad en vierhonderd vijftig per opleidingsjaar in de derde graad.

De minister kan, om uitzonderlijke redenen, een afwijking toestaan op de bepalingen van het tweede en derde lid. § 3. De leerlingen die zijn ingeschreven in het alternerend secundair onderwijs zijn onderworpen aan alle bepalingen van voormeld decreet van 24 juli 1997 of deze die op grond hiervan zijn genomen inzake het regelmatig schoolbezoek en de uitsluitingsprocedure. De inrichtende macht, voor het gesubsidieerd onderwijs, en het hoofd van de inrichting, voor het onderwijs van de Franse Gemeenschap, kunnen op ieder ogenblik een inschrijving in het alternerend secundair onderwijs aanvaarden.

Het regelmatig schoolbezoek houdt ook rekening met de lestijden aan opleidingsactiviteiten via het werk in een bedrijf of de lestijden die zijn georganiseerd overeenkomstig artikel 2bis, § 4.

In voorkomend geval kan een alternerend opleidingsjaar, voor zover de bepalingen van dit artikel nageleefd worden, lestijden bevatten van het voltijds secundair onderwijs en lestijden van het alternerend secundair onderwijs.

Voor de toepassing van de in hoofdstuk IX van voormeld decreet van 24 juli 1997 bedoelde maatregelen omtrent de inschrijving van leerlingen in een inrichting en de regels met betrekking tot de uitsluiting uit een inrichting worden de prerogatieven van de inrichtende macht of van het hoofd van de inrichting uitgevoerd door de verantwoordelijke van de inrichting waar de leerling het merendeel van de beroepsopleiding volgt, deze van de klassenraad door die dewelke is ingesteld door artikel 9. »

Art. 7.Er wordt in hetzelfde decreet een artikel 2quater ingevoegd, luidend als volgt : «

Artikel 2quater.§ 1. Het Centrum voor alternerend onderwijs en vorming heeft zijn zetel in een van de inrichtingen voor secundair onderwijs met voltijds leerplan zoals bedoeld in artikel 4, eerste lid, hierna "zetel-inrichting" genoemd. De andere inrichtingen zoals bedoeld in het eerste lid worden "samenwerkende inrichtingen" genoemd.

De inrichtingen voor het buitengewoon onderwijs en de inrichtingen van het onderwijs voor sociale promotie kunnen ook samenwerken met het Centrum voor alternerend onderwijs en vorming. § 2. De Directieraad van het Centrum voor alternerend onderwijs en vorming is samengesteld uit het hoofd van de zetel-inrichting, die de raad voorzit, de coördinator van het Centrum, die het hoofd van de inrichting vervangt bij diens afwezigheid op de raad, en uit de hoofden van de samenwerkende inrichtingen of hun afgevaardigden.

De Directieraad komt minstens viermaal per schooljaar bijeen op initiatief van de voorzitter of, bij diens afwezigheid, van de coördinator. De Directieraad verdeelt de lestijden-leraar onder de verschillende samenwerkende inrichtingen op grond van de opleidingslestijden die er worden georganiseerd.

De Directieraad stelt aan de inrichtende machten de bestemming voor van de materiële of financiële middelen die zijn verleend door de Franse Gemeenschap of iedere andere overheid. Hij ziet er op toe dat alle materiële of financiële middelen die vooraf toekomen aan het Centrum voor alternerend onderwijs en vorming door de inrichtende machten wel degelijk aangewend worden voor het vervullen van diens opdrachten.

De Directieraad beslist bij gewone meerderheid van de aanwezige leden.

Bij staking van stemmen is de stem van het lid dat de raad voorzit van doorslaggevend belang. Ieder lid kan bij het bevoegde overlegcomité beroep aantekenen tegen een beslissing die hem nadeel berokkent.

Desgevallend vervangt de beslissing van laatstgenoemde de aangevochten beslissing.

De coördinator brengt verslag uit aan de Directieraad over de verdeling van de taken onder de begeleiders. De Directieraad kan, wanneer hij dit noodzakelijk acht, organisatorische richtlijnen geven aan de coördinator. »

Art. 8.Er wordt in hetzelfde decreet een artikel 2quinquies ingevoegd, luidend als volgt : «

Artikel 2quinquies.§ 1. Iedere inrichting voor voltijds secundair onderwijs, zetel van of samenwerkend met een Centrum voor alternerend onderwijs of vorming, kan, mits naleving van de besluitvormingswijzen bepaald door diens inrichtende macht, voorstellen aan de Directieraad om een optie met afwisselend leerplan te organiseren die zij reeds organiseert in het voltijds onderwijs en die de behoudsnormen bereikt.

Zij kan op dezelfde manier de Directieraad voorstellen een optie te programmeren die vermeld staat op de lijst van opties van het voltijds onderwijs.

In eender welk geval, als de Directieraad akkoord gaat, creëert of behoudt de inrichting de betrokken optie, hetzij in de beide vormen van het voltijds onderwijs en het alternerend onderwijs of slechts in één van beide vormen. Alle procedures met betrekking tot de programmatie, de schorsing, de afwijking en de omvorming in het voltijds secundair onderwijs vastgelegd door of met toepassing van het decreet van 29 juli 1992 houdende de organisatie van het secundair onderwijs, alsook de verschillende daarop betrekking hebbende normen zijn van toepassing, gezien een leerling van het Centrum voor alternerend onderwijs en vorming die in aanmerking is genomen, vanuit deze optiek gelijk is aan een leerling uit het voltijds onderwijs.

Wanneer de oprichting enkel gebeurt in het alternerend onderwijs en het opleidingsjaar krachtens artikel 2ter, § 1, tweede lid, en § 2, tweede lid, op een andere manier verloopt dan de schoolkalender, moet de norm zijn bereikt bij de oprichting en wordt hiervan minstens een maand voor de start van de nieuwe opleiding kennis gegeven aan het bestuur.

De indiening van de dossier gebeurt door de inrichting waar de optie wordt georganiseerd.

Indien een optie evenwel bestaat in een van deze samenwerkende inrichtingen en deze de optie niet wil organiseren in de vorm van alternerend onderwijs, kan de Directieraad de oprichting of behoud ervan toestaan, zonder dat de behoudsnorm is bereikt, in de zetel-inrichting of in een andere samenwerkende inrichting, voor zover deze hiervoor een aanvraag indient en de door haar inrichtende macht vastgelegde besluitvormingswijzen eerbiedigt. § 2. De in artikel 2bis, § 1, 2°, bedoelde opleidingen worden vastgelegd door het Centrum voor alternerend onderwijs en vorming, bij beslissing genomen door twee derde van de aanwezige leden van de Directieraad en nadat ervoor te hebben gezorgd dat de inrichting waar de opleiding zal worden gegeven, het akkoord heeft verkregen van diens inrichtende macht. Deze zijn onderworpen aan de goedkeuring van het Overlegcomité zoals bedoeld in artikel 3, § 1, van het decreet van 27 oktober 1994 houdende het overleg in het secundair onderwijs, volgens de wijzen die de Regering bepaalt. Ieder jaar beslist de Directieraad, maar dan bij gewone meerderheid, over het behoud van een opleiding die het vorig jaar is georganiseerd.

Ieder Overlegcomité bezorgt het bestuur zijn beslissingen vóór de aanvang van iedere nieuwe alternerende opleiding.

Het Centrum voor alternerend onderwijs en vorming bezorgt tegen 1 oktober de lijst van de opleidingen die op dat ogenblik georganiseerd worden alsmede de lijst van de leerlingen die hiervoor zijn ingeschreven. Het licht het bestuur en de algemene inspectie tijdens jaar onmiddellijk in over elke wijziging aan de lijst van de opleidingen. »

Art. 9.In artikel 3 van hetzelfde decreet wordt § 1 vervangen door de volgende bepaling : « § 1. De Centra voor alternerend onderwijs en vorming ontvangen de inschrijving van de leerlingen. Zij organiseren, onder de verantwoordelijkheid van de coördinator, de opvang en de begeleiding van de leerlingen met het oog op het uitstippelen van een geïndividualiseerd parcours voor hun inschakeling in het sociaal en beroepsleven. Samen met de samenwerkende inrichtingen staan zij in voor de opleiding van de leerlingen en de afstemming hiervan op de opleiding in het bedrijf. Documenten met beschrijvingen van de taken die zijn uitgevoerd in het raam van de activiteiten in het bedrijf getuigen dat deze in overeenstemming zijn met de opleidingsdoeleinden.

Deze doeleinden worden opgetekend in een contract dat wordt ondertekend door de coördinator, de verantwoordelijke aangeduid door het bedrijf en de leerling, indien deze meerderjarig is, diens ouders of de persoon met het ouderlijk gezag indien deze minderjarig is.

Een leraar technische vakken of beroepspraktijk mag de begeleiders helpen bij het controleren of de in dit artikel bedoelde doelstellingen bereikt zijn. »

Art. 10.Artikel 4 van hetzelfde decreet wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Artikel 4.Per type onderwijs wordt een Centrum voor alternerend onderwijs en vorming ingericht of gesubsidieerd in elkeen van de zones zoals bepaald in artikel 24 van het decreet van 29 juli 1992 houdende de organisatie van het secundair onderwijs voor zover dit de in artikel 14, eerste lid, bedoelde normen haalt. In de zones die op 15 januari, voor een type onderwijs, meer dan 4 000 leerlingen tellen die zijn ingeschreven in het technisch kwalificatie- en beroepsonderwijs van de tweede, derde en vierde graad, kan een tweede Centrum voor alternerend onderwijs en vorming worden georganiseerd. Het aldus opgerichte tweede Centrum voor alternerend onderwijs en vorming kan behouden blijven zolang het aantal leerlingen dat is ingeschreven in het technisch kwalificatie- en beroepsonderwijs van de tweede, derde en vierde graad hoger ligt dan 3 000.

De Centra voor alternerend onderwijs en vorming die bestaan op het ogenblik dat dit decreet in voege treedt, kunnen evenwel behouden blijven zolang deze minstens 56 leerlingen tellen die regelmatig ingeschreven zijn op 1 oktober. Het Centrum voor alternerend onderwijs en vorming dat deze norm niet haalt, gaat op deze datum op in het in het eerste lid bedoeld Centrum.

Iedere inrichting met volledig leerplan die de tweede en derde graad van het voltijds secundair onderwijs inricht in een van de kwalificatieafdelingen kan vragen om samen te werken met het Centrum voor alternerend onderwijs en vorming van haar type in de zone waar deze haar zetel is gevestigd. In geval van weigering kan het beroep indienen bij het bevoegde Overlegcomité volgens de wijzen die de Regering bepaalt. Een inrichting mag noch de zetel noch een samenwerkende inrichting zijn van meer dan een Centrum voor alternerend onderwijs en vorming.

De Regering kan, op gunstig advies van de Algemene Overlegraad van het secundair onderwijs, een inrichting voor voltijds secundair onderwijs toelaten samen te werken met een Centrum voor alternerend onderwijs en vorming uit een andere zone of van een ander type.

Ook kunnen twee Centra voor alternerend onderwijs en vorming, eventueel uit verschillende zones of van verschillend type, tezamen infrastructuur of voorzieningen aankopen of gebruiken. »

Art. 11.In artikel 5 van hetzelfde decreet worden het derde en vierde lid geschrapt.

Art. 12.Er wordt in hetzelfde decreet een artikel 5bis ingevoegd, luidend als volgt : «

Artikel 5bis.§ 1. De coördinatoren alsmede twee vertegenwoordigers van ieder Centrum voor alternerend onderwijs en vorming, aangesteld door de Directieraad, vormen de zonale raad van het alternerend secundair onderwijs, hierna de zonale raad voor alternerend onderwijs genoemd. De zonale raad voor alternerend onderwijs wordt beurtelings voorgezeten door een coördinator van ieder type onderwijs. Het voorzitterschap kan evenwel, op beslissing van de betrokken Directieraad, worden toegekend aan een vertegenwoordiger van deze raad. Zetelen eveneens met raadgevende stem in de zonale raad voor alternerend secundair onderwijs : twee vertegenwoordigers per vakbondsorganisatie, waarvan een afkomstig uit de onderwijssector, die zitting heeft in de Nationale Arbeidsraad; een vertegenwoordiger van de Federatie van Ouderverenigingen van het officieel onderwijs en een vertegenwoordiger van de Unie van federaties van ouderverenigingen van het katholiek onderwijs. § 2. De zonale raad voor alternerend onderwijs is prioritair belast met de coördinatie van het onderzoek naar contracten en overeenkomsten bij de bedrijven uit de zone. Hij kan het zoeken naar contracten en overeenkomsten bij bedrijven uit andere zones bevorderen en dit na contact te hebben genomen met de zonale raad voor alternerend onderwijs van de betrokken zone en in de mate van het mogelijke met diens akkoord. De zonale raad voor alternerend onderwijs ziet toe op de naleving van de wettelijke, decretale en reglementaire bepalingen ter zake.

De zonale raad voor alternerend onderwijs kan beslissen om begeleiders van verschillende centra voor onderwijs en vorming aan te stellen voor de coördinatie van de contracten en overeenkomsten met de bedrijven.

Om dit mogelijk te maken, moet deze beslissing worden bekrachtigd door de verschillende directieraden.

Voor alles wat te maken heeft met het alternerend onderwijs is de zonale raad voor alternerend onderwijs de vertegenwoordiger van de Centra voor alternerend onderwijs en vorming ten aanzien van de subregionale comités voor tewerkstelling en van de Opleiding in het Waals Gewest en van de overheden die bevoegd zijn voor de tewerkstelling in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

De zonale raad voor alternerend onderwijs kan, wanneer hij dit noodzakelijk acht, het initiatief nemen om contacten aan te knopen met de vertegenwoordigers van de sociale partners die actief zijn in die zone, met name wat betreft de contracten en de overeenkomsten. § 3. De zonale raad voor alternerend onderwijs neemt zijn beslissingen bij consensus. Zoniet bezorgt hij de Algemene Overlegraad voor het secundair onderwijs de verschillende voorstellen van beslissing waarover is beraad en waarover geen consensus is bereikt. De Algemene Raad neemt een beslissing over dit onderwerp tijdens een debat. § 4. De zonale raad voor alternerend onderwijs stelt jaarlijks een kwantitatief en kwalitatief verslag op over het alternerend secundair onderwijs in de zone. Dit verslag wordt verzonden naar de Algemene Overlegraad voor het secundair onderwijs en nadien, samen met diens bemerkingen, naar de Regering. »

Art. 13.Het opschrift van hoofdstuk II van hetzelfde decreet wordt vervangen door de volgende bepaling : "HOOFDSTUK II. - Toelating van de leerlingen".

Art. 14.In artikel 6 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, 3°, worden de woorden "onderwijs met beperkt leerplan" vervangen door de woorden "alternerend secundair onderwijs";2° § 2, tweede lid, wordt opgeheven.

Art. 15.In artikel 8 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° er wordt een § 1 ingevoegd, luidend als volgt : « § 1.De toegangsvoorwaarden tot elkeen van de studiejaren uit het alternerend secundair onderwijs zoals bedoeld in artikel 2bis, eerste lid, 1°, zijn dezelfde als deze van het overeenstemmend voltijds secundair onderwijs. »; 2° in de inleidende zin van het artikel dat nu § 2 wordt, worden de woorden "secundair beroepsonderwijs met beperkt leerplan" vervangen door de woorden "alternerend secundair beroepsonderwijs";3° in het artikel dat nu § 2 wordt, wordt het eerste lid, 5°, vervangen door de volgende bepaling : "5° beroepsbekwaamhedenattest van de tweede graad van het alternerend secundair onderwijs";4° in het artikel dat nu § 2 wordt, worden in het tweede lid de woorden "de lagere cyclus" vervangen door de woorden "de tweede graad".

Art. 16.Er wordt in hetzelfde decreet, na artikel 8, een hoofdstuk IIbis ingevoegd, luidend als volgt : "HOOFDSTUK IIbis. - Bekrachtiging van de studie".

Art. 17.Artikel 9 van hetzelfde decreet wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Artikel 9.De getuigschriften en attesten die worden uitgereikt in het alternerend secundair onderwijs zoals bedoeld in artikel 2bis, § 1, 1°, zijn dezelfde als deze die worden uitgereikt in het voltijds secundair onderwijs, behalve het feit dat ze vermelden dat ze uitgereikt werden in het alternerend onderwijs. De Regering bepaalt het model van deze getuigschriften en attesten.

Ook wordt het slagen voor een jaar in het alternerend secundair onderwijs zoals bedoeld in artikel 2bis, § 1, 1°, op gelijke wijze bekrachtigd als voor een studiejaar in het voltijds secundair onderwijs en heeft ze van rechtswege dezelfde uitwerking.

De beslissingen in verband met de overgang naar een klas of een cyclus en met de afgifte van de diploma's, getuigschriften en attesten na het slagen in een Centrum voor alternerend onderwijs en vorming ressorteren onder de bevoegdheid van de klassenraad van het alternerend secundair onderwijs. Deze raad wordt voorgezeten door het hoofd van de zetel-inrichting of van de samenwerkende inrichting waar de leerling het merendeel van zijn beroepsopleiding volgt, of de afgevaardigde van het hoofd van de betrokken inrichting en bestaat uit alle leden van het onderwijzend personeel die instaan voor de leerling alsook uit de coördinator en een begeleider van het Centrum voor alternerend onderwijs en vorming. Een lid van het psycho-medisch-sociaal centrum alsook de betrokken opvoeders kunnen de raad bijwonen met raadgevende stem. Bij de deliberaties wordt rekening gehouden met de opleidingsactiviteit door het werk in het bedrijf op grond van de opvolgings- en evaluatieverslagen die op de arbeidsplaats zijn gemaakt door de begeleiders en hierbij verwijzend naar het contract zoals bedoeld in artikel 9 van dit decreet.

De afgifte van de kwalificatiegetuigschriften zoals bedoeld in dit artikel gebeurt op dezelfde wijze en bij voorkeur tezamen met de afgifte van de kwalificatiegetuigschriften van het voltijds secundair onderwijs, behalve het feit dat de coördinator en een begeleider hierbij met raadgevende stem betrokken zijn en dat bij de deliberaties rekening wordt gehouden met de opleidingsactiviteit in het bedrijf. »

Art. 18.Er wordt in hetzelfde decreet een artikel 9bis ingevoegd, luidend als volgt : «

Artikel 9bis.De leerling die regelmatig de vakken heeft gevolgd in het alternerend secundair onderwijs zoals bedoeld in artikel 2bis, § 1, 2°, en de vaardigheden heeft verworven die zijn vastgelegd door het speicifiek opleidingsprofiel, bekomt een kwalificatiegetuigschrift waarvan de Regering het model bepaalt.

De afgifte van het kwalificatiegetuigschrift gebeurt overeenkomstig artikel 9, vierde lid. »

Art. 19.In artikel 10 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt vervangen door de volgende bepaling : « Als hij geen van de in artikelen 9 en 9bis bedoelde getuigschriften of attesten bekomt, kan de leerling die daadwerkelijk en regelmatig gedurende minstens twee schooljaren ofwel de vakken heeft gevolgd uit het alternerend secundair onderwijs in dezelfde studierichting, ofwel de vakken heeft gevolgd van het derde jaar van het voltijds secundair onderwijs en de vakken van een jaar uit het alternerend secundair onderwijs in dezelfde studierichting, een beroepsbekwaamhedenattest krijgen van de tweede graad van het alternerend secundair onderwijs »;2° Er wordt een derde lid ingevoegd, luidend als volgt : « De Directieraad kan, op gemotiveerd voorstel van de coördinator, de in artikel 9 bedoelde klassenraad toelating geven om het in het eerste lid bedoelde beroepsbekwaamhedenattest af te geven aan een leerling die, zonder de in dit lid voorziene studiejaren te hebben gevolgd, het bewijs levert een gelijkaardige opleiding te hebben genoten.»

Art. 20.Artikel 11 van hetzelfde decreet wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Artikel 11.Een schoolbezoekattest wordt uitgereikt aan de leerling die de in artikelen 9, 9bis en 10 bedoelde getuigschriften en attesten niet bekomt. »

Art. 21.Artikel 11bis van hetzelfde decreet wordt opgeheven.

Art. 22.In artikel 12, tweede lid, van hetzelfde decreet worden de woorden "het lerarenkorps" vervangen door de woorden "de in artikel 9 bedoelde klassenraad".

Art. 23.Artikel 13 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.

Art. 24.In artikel 14 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden "het onderwijs met beperkt leerplan kan worden georganiseerd in een van de centra voor alternerend onderwijs en vorming bedoeld in artikel 1" vervangen door de woorden "het alternerend secundair onderwijs kan worden georganiseerd in een van de centra voor alternerend onderwijs en vorming bedoeld in artikel 2";2° het tweede lid wordt als volgt aangevuld : "De taak van de coördinator in een Centrum voor alternerend onderwijs en vorming kan slechts worden verdeeld onder verschillende personen in het kader van de regeling van de loopbaanbeëindiging.De coördinator wordt aangesteld in de inrichting waar het Centrum voor alternerend onderwijs en vorming zijn administratieve zetel heeft"; 3° in § 2, derde lid, worden de woorden "het onderwijs met beperkt leerplan" vervangen door de woorden "het alternerend secundair onderwijs";4° in § 2, vierde lid, worden de woorden ""het onderwijs met beperkt leerplan" vervangen door de woorden "het alternerend secundair onderwijs".

Art. 25.In artikel 15, § 1, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het volgend lid wordt gevoegd tussen het eerste en het tweede lid : "Daarenboven kan de begeleider, op gemotiveerde beslissing van de Directieraad, de coördinator vervangen in sommige opdrachten die hem zijn toegewezen door artikel 14";2° in het derde lid, dat nu het vierde lid wordt, worden de woorden "het directiecollege bedoeld in artikel 5, derde lid" vervangen door de woorden "de Directieraad"; 3° het vijfde lid, dat het zesde lid wordt, wordt als volgt aangevuld : "Behalve voor een eventueel overschot, mag de opdracht van begeleider in een Centrum voor alternerend onderwijs en vorming niet lager zijn dan een deeltijdse betrekking (25 %)."

Art. 26.Artikel 16 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.

Art. 27.In artikel 18 van hetzelfde decreet wordt het eerste lid vervangen door de volgende bepaling : « Voor de berekening van de betrekkingen van het onderwijzend hulppersoneel en van het administratief personeel en van onderdirecteur wordt het aantal inschreven leerlingen dat is ingeschreven in het alternerend secundair onderwijs in aanmerking genomen in de inrichting van het voltijds onderwijs waar deze het merendeel van hun beroepsopleiding volgen. Het aantal leerlingen is voorzien van coëfficiënt 0.5. In het onderwijs voor sociale promotie worden de leerlingen in aanmerking genomen naar rato van het aantal werkelijk gevolgde lestijden in de samenwerkende inrichtingen voor onderwijs voor sociale promotie. »

Art. 28.In artikel 19, eerste en tweede lid, van hetzelfde decreet worden de woorden "het onderwijs met beperkt leerplan" vervangen door de woorden "het alternerend secundair onderwijs".

Art. 29.In artikel 20 van hetzelfde decreet worden de woorden "het onderwijs met beperkt leerplan" vervangen door de woorden "het alternerend secundair onderwijs".

Art. 30.Artikel 21 van hetzelfde decreet wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Artikel 21.Behalve de opdrachten van coördinator en van begeleider wordt deze van een leraar die is overgeheveld van een inrichting voor voltijds onderwijs naar een Centrum voor alternerend onderwijs en vorming of aangeworven in een Centrum voor alternerend onderwijs en vorming bezoldigd aan dezelfde loonschaal en op basis van hetzelfde lestijdenvolume dan diegene die hem worden of zouden worden toegekend in het voltijds onderwijs.

Bij de berekening van de begeleiding zoals bedoeld in artikel 14 van het decreet van 3 juli 1991 omvat een opdracht met volledige prestaties hetzelfde aantal lestijden als vereist voor een ambt van leraar algemene vakken, met volledige prestaties, in het voltijds onderwijs.

Het eventueel verschil tussen het aantal lestijden zoals bepaald in het eerste lid en het aantal bepaald in het tweede lid wordt gewijd aan lestijden met de bedoeling extra lestijden te organiseren voor beroepsopleiding zoals bedoeld in artikel 2ter, § 1, derde lid, en § 2, derde lid, geïndividualiseerde opleidingsmodules te organiseren voorzien overeenkomstig artikel 2bis, § 4, en de praktische opleiding af te stemmen op de algemene vakken, de technische vakken en de opleiding in het bedrijf. »

Art. 31.Artikel 24 van hetzelfde decreet wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Artikel 24.Voor iedere leerling die regelmatig ingeschreven is op 15 januari van het lopend schooljaar worden een werkingsdotatie toegekend gelijk aan minstens 50 % van de werkingsdotatie die is vastgelegd voor de afdelingen van groep B van het technisch voltijds onderwijs bedoeld in het voormeld koninklijk besluit van 31 augustus 1960. De werkingsdotatie wordt gestort bij de zetel-inrichting. De extra middelen waarop het Centrum voor alternerend onderwijs en vorming recht heeft, worden ook gestort bij de zetel-inrichting.

Art. 32.Artikel 25 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 33.Artikel 27 van hetzelfde decreet wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Artikel 27.Voor iedere leerling die regelmatig ingeschreven is op 15 januari van het lopend schooljaar worden een werkingstoelage toegekend gelijk aan minstens 50 % van de werkingstoelage die is vastgelegd voor de afdelingen van groep B van het voltijds technisch onderwijs bedoeld in het voormeld koninklijk besluit van 31 augustus 1960. De werkingstoelage wordt gestort bij de zetel-inrichting. De extra middelen waarop het Centrum voor alternerend onderwijs en vorming recht heeft, worden ook gestort bij de zetel-inrichting. »

Art. 34.Artikel 28 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.

Art. 35.Artikel 30 van hetzelfde decreet wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Artikel 30.Zolang de Regering, op voorstel van de algemene Raad, vaststelt dat het aantal specifieke profielen die zijn goedgekeurd overeenkomstig artikel 45 van het decreet van 24 juli 1997 alle opleidingsbehoeften dekken, blijven de thans georganiseerde opleidingen behouden. De Regering legt de lijst vast van diegene waarvoor een kwalificatiegetuigschrift wordt uitgereikt. » HOOFDSTUK II. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 2 juli 1982 betreffende de oprichtings-, behouds- en splitsingsnormen en de berekening van het urenkrediet van het secundair onderwijs van het type I en betreffende de fusie van instellingen en bepaalde personeelsbetrekkingen van de instellingen voor secundair onderwijs met volledig leerplan van type I en type II, van het decreet van 27 oktober 1994 houdende het overleg in het secundair onderwijs en van het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren

Art. 36.Artikel 5, dat nu artikel 5, eerste lid, wordt van het koninklijk besluit van 2 juli 1982 betreffende de oprichtings-, behouds- en splitsingsnormen en de berekening van het urenkrediet van het secundair onderwijs van het type I en betreffende de fusie van instellingen en bepaalde personeelsbetrekkingen van de instellingen voor secundair onderwijs met volledig leerplan van type I en type II, opgeheven door het decreet van 19 juli 1993 en hersteld door het decreet van 8 februari 1998, wordt aangevuld met het volgende lid : « In de derde graad, wanneer een optie in een inrichting enkel georganiseerd wordt in het alternerend secundair onderwijs, zijn vereist : 1° minstens vijf leerlingen voor een optie die is georganiseerd vanaf het vijfde jaar;2° a) vijf leerlingen in het zevende specialisatie- of vervolmakingsjaar;b) minstens drie leerlingen voor de optie waarvan de leerlingen minstens een derde van het uurrooster volgen met de leerlingen van andere opties;c) minstens een leerling voor de optie waarvan het volledig uurrooster gevolgd wordt met de leerlingen van andere opties.»

Art. 37.In artikel 1 van het decreet van 27 oktober 1994 houdende het overleg in het secundair onderwijs worden de woorden "gewoon secundair onderwijs met beperkt leerplan" vervangen door de woorden "alternerend secundair onderwijs".

Art. 38.In artikel 2 van hetzelfde decreet, gewijzigd door het decreet van 24 juli 1997 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in punt 2°, b), worden de woorden "alternerend onderwijs" vervangen door de woorden "alternerend secundair onderwijs";2° punt 2°, c), wordt geschrapt.

Art. 39.In artikel 6 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 wordt het eerste lid als volgt aangevuld : "en in het alternerend secundair onderwijs";2° in § 1, tweede lid, worden de woorden "van het kwalificatiegetuigschrift op het einde van het secundair onderwijs" vervangen door de woorden "van een kwalificatiegetuigschrift in het secundair onderwijs".

Art. 40.Artikel 10 van hetzelfde decreet, opgeheven door het decreet van 30 juni 1998, wordt als volgt hersteld : «

Artikel 10.De algemene Raad richt in zijn schoot een permanente commissie voor het alternerend secundair onderwijs op die alle initiatieven ter zake coördineert. Over alles wat te maken heeft met de pedagogische middelen en evaluatieproeven zoals bedoeld in het voornoemd decreet van 24 juli 1997 pleegt de commissie overleg met de stuurcomités van het secundair onderwijs. »

Art. 41.In artikel 45 van het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren, worden de woorden "gewoon secundair onderwijs met beperkt uurrooster" vervangen door de woorden "alternerend secundair onderwijs".

Art. 42.In artikel 49 van hetzelfde decreet worden de woorden "het onderwijs inrichtend met beperkt uurrooster" vervangen door de woorden "alternerend secundair onderwijs". HOOFDSTUK III. - Overgangs- en wijzigingsbepalingen

Art. 43.In afwijking van artikel 4, tweede lid, van het decreet van 3 juli 1991 tot organisatie van het alternerend secundair onderwijs, ingeleid door het decreet van 19 juli 2001, kunnen de Centra voor alternerend onderwijs en vorming die bestaan op de dag dat het decreet in werking treedt, behouden blijven tot 30 juni 2003 voorzover ze minstens 12 leerlingen tellen op 1 oktober 2001 en op 1 oktober 2002.

Art. 44.In afwijking van artikel 5 van het koninklijk besluit van 2 juli 1982 betreffende de oprichtings-, behouds- en splitsingsnormen en de berekening van het urenkrediet van het secundair onderwijs van het type I en betreffende de fusie van instellingen en bepaalde personeelsbetrekkingen van de instellingen voor secundair onderwijs met volledig leerplan van type I en type II, aangevuld door het decreet van 19 juli 2001, kunnen de opties die georganiseerd worden door de Centra voor alternerend onderwijs en vorming die bestaan op de dag dat het decreet in werking treedt, behouden blijven tot 30 juni 2003.

Art. 45.In afwijking van artikelen 5, 6, 17, 18 en 19 van dit decreet beëindigen de leerlingen die zijn ingeschreven in een Centrum voor alternerend onderwijs en vorming voor het jaar 2000-2001 een opleiding en krijgen zij een attest volgens de voorwaarden die van kracht zijn op het ogenblik van hun inschrijving.

Art. 46.Artikel 1, § 1, derde lid, van de wet van 29 juni 1982 betreffende de schoolplicht wordt als volgt aangevuld : "of door het alternerend secundair onderwijs te volgen". HOOFDSTUK IV. - Slotbepaling

Art. 47.Dit decreet treedt in werking op 1 september 2001.

Verkondigen dit decreet en bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad moet verschijnen.

Brussel, 19 juli 2001.

De Minister-President, belast met Internationale Betrekkingen, H. HASQUIN De Minister van Cultuur, Begroting, Openbaar Ambt, Jeugdzaken en Sport, R. DEMOTTE De Minister van Kinderwelzijn, belast met het Basisonderwijs, de opvang en de opdrachten toegewezen aan de « O.N.E. », J.-M. NOLLET De Minister van Secundair en Buitengewoon Onderwijs, P. HAZETTE De Minister van Hoger Onderwijs, Onderwijs voor sociale promotie en Wetenschappelijk Onderzoek, Mevr. F. DUPUIS De Minister van Kunsten en Letteren en van de Audiovisuele Sector, R. MILLER De Minister van Jeugdbijstand en Gezondheidszorg, Mevr. N. MARECHAL _______ Nota (1) Zitting 2000-2001. Documenten van de Raad - Ontwerpdecreet, nr. 185-1 - Amendementen in de commissie, nr. 185-2 - Verslag, nr. 185-3 - Amendementen in de zitting, nr. 185-4.

Integrale verslagen - Bespreking. Zitting van 16 juli 2001. Stemming.

Zitting van 17 juli 2001.

^