Etaamb.openjustice.be
Decreet van 21 december 2012
gepubliceerd op 31 december 2012

Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2013

bron
vlaamse overheid
numac
2012036282
pub.
31/12/2012
prom.
21/12/2012
ELI
eli/decreet/2012/12/21/2012036282/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

21 DECEMBER 2012. - Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2013 (1)


Het VLAAMS PARLEMENT heeft aangenomen en Wij, REGERING, bekrachtigen hetgeen volgt : Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2013 HOOFDSTUK 1. Algemeen

Artikel 1.Dit decreet regelt een gemeenschaps- en gewestaangelegenheid. HOOFDSTUK 2. Onderwijs Afdeling 1. Basisonderwijs

Art. 2.In artikel 79 van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, vervangen bij het decreet van 4 juli 2008 en gewijzigd bij de decreten van 19 december 2008, 18 december 2009, 23 december 2010 en 1 juni 2012, wordt aan paragraaf 3 een punt 5° toegevoegd, dat luidt als volgt : « 5° in afwijking van punt 2° is voor het begrotingsjaar 2013 de coëfficiënt A2 = 0,6(Cx-1/Cx-2) + 0,4. ».

Art. 3.In artikel 85bis van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 19 december 2008, 18 december 2009, 23 december 2010 en 1 juni 2012, wordt aan paragraaf 3 een punt 5° toegevoegd, dat luidt als volgt : « 5° in afwijking van punt 2° is voor het begrotingsjaar 2013 de coëfficiënt A2 = 0,6(Cx-1/Cx-2) + 0,4. ». Afdeling 2. Inspectie en begeleiding van levensbeschouwelijke vakken

Art. 4.In artikel 27, § 1, van het decreet van 1 december 1993 betreffende de inspectie en begeleiding levensbeschouwelijke vakken, gewijzigd bij het decreet van 1 juni 2012, wordt het jaartal « 2013 » vervangen door het jaartal « 2014 ». Afdeling 3. Deeltijds kunstonderwijs

Art. 5.In artikel 3quater, § 4, van het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs-II worden tussen de woorden « (schooljaar 2011-2012) » en het woord « niet » de woorden « en voor het begrotingsjaar 2013 (schooljaar 2012-2013) » ingevoegd.

Art. 6.In artikel 20/1 van het decreet van 4 juli 2008 betreffende de werkingsbudgetten in het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet basisonderwijs wat de werkingsbudgetten betreft worden tussen het jaartal « 2012 » en het woord « gelijk » de woorden « en voor het jaar 2013 » ingevoegd. Afdeling 4. Centra voor leerlingenbegeleiding

Art. 7.Aan artikel 53 van het decreet van 1 december 1998 betreffende de centra voor leerlingenbegeleiding wordt een paragraaf 5 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 5. In afwijking van paragraaf 2 is de verhouding (Cx-1/Cx-2) voor het begrotingsjaar 2013 gelijk aan 1. ». Afdeling 5. Secundair Onderwijs

Art. 8.Aan artikel 9, § 2, van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van het onderwijs, gewijzigd bij het decreet van 18 december 2009, wordt een lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « Vanaf 2013 wordt voor het secundair onderwijs jaarlijks een bijkomend budget van 845.000 euro voorzien. Vanaf het begrotingsjaar 2014 wordt dit bedrag aangepast aan de evolutie van de gezondheidsindex. ».

Art. 9.Aan artikel 3ter, van het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs-II, ingevoegd bij het decreet van 20 december 2002 en gewijzigd bij de decreten van 27 juni 2003 en 9 juli 2010, wordt een paragraaf 6 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 6. in afwijking van paragraaf 2 is A2 voor het begrotingsjaar 2013 gelijk aan 0,4 + 0,6 (lk1/lk0). ».

Art. 10.Aan artikel 3quinquies, § 2, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 7 juli 2006, wordt een punt 4° toegevoegd, dat luidt als volgt : « 4° in afwijking van punt 1° is de verhouding C1/C0 voor het begrotingsjaar 2013 gelijk aan 1. ».

Art. 11.Aan artikel 243, § 3, van de Codex Secundair Onderwijs wordt een punt 5° toegevoegd, dat luidt als volgt : « 5° in afwijking van punt 2° is voor het begrotingsjaar 2013 de coëfficiënt A2 = 0,6 (Cx-1/Cx-2) + 0,4. ».

Art. 12.Aan artikel 324, § 3, van dezelfde codex wordt een punt 5° toegevoegd, dat luidt als volgt : « 5° in afwijking van punt 2° is voor het begrotingsjaar 2013 de coëfficiënt A2 = 0,6 (Cx-1/Cx-2) + 0,4. ». Afdeling 6. Hoger Onderwijs

Art. 13.In artikel 130quater van het decreet van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap, zoals gewijzigd bij het decreet van 1 juli 2011, wordt paragraaf 4 vervangen door wat volgt : « § 4. De in paragraaf 1 vermelde bedragen worden met ingang van begrotingsjaar 2009 geindexeerd volgens de bepalingen in artikel 9, § 5, van het decreet betreffende de financiering van de werking van de hogescholen en de universiteiten in Vlaanderen. ».

Art. 14.In artikel 140, § 1, 2°, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 30 juni 2006, 21 december 2007, 19 december 2008, 18 december 2009, 23 december 2010 en 23 december 2011, worden de woorden « voor de jaren 2002, 2003, 2006, 2007, 2008, 2009, 2010, 2011 en 2012 » vervangen door de woorden « voor de jaren 2002, 2003, 2006, 2007, 2008, 2009, 2010, 2011, 2012 en 2013 ».

Art. 15.Artikel 156 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 156.De jaarlijkse werkingsuitkeringen worden maandelijks per twaalfde ter beschikking gesteld van elke universiteit aan het einde van elke maand op die waarop het twaalfde betrekking heeft, met uitzondering van de maand december waarvoor de betaling gebeurt tegen uiterlijk 10 januari van het volgend jaar. De investeringsuitkeringen worden per kwartaal ter beschikking gesteld op het einde van het kwartaal. ».

Art. 16.In artikel 169quater, § 7, tiende lid, van hetzelfde decreet, toegevoegd bij het decreet van 1 juni 2012, worden de woorden « het begrotingsjaar 2012 » vervangen door de woorden « de begrotingsjaren 2012 en 2013 ».

Art. 17.Artikel 229 van het decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 229.De bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap stelt in het eerste, tweede en derde kwartaal werkingsuitkeringen ter beschikking aan de hogeschool. Het bedrag is als volgt berekend : 0,95 x 4/12 (W-L) in het eerste kwartaal 0,95 x 3/12 (W-L) in het tweede kwartaal 0,95 x 4/12 (W-L) in het derde kwartaal waarbij : - W gelijk is aan de jaarlijkse werkingsuitkering; - L gelijk is aan de door de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap geraamde salariskosten aangerekend tijdens het begrotingsjaar.

Uiterlijk op 31 januari van het volgend begrotingsjaar ontvangt de hogeschool het saldo van de jaarlijkse werkingsuitkering. ».

Art. 18.In artikel 340sexies, § 1, vijfde lid, van hetzelfde decreet, toegevoegd bij het decreet van 1 juni 2012, worden de woorden « het begrotingsjaar 2012 » vervangen door de woorden « de begrotingsjaren 2012 en 2013 ».

Art. 19.In artikel 15, § 5, derde lid, van het decreet van 18 mei 1999 betreffende sommige instellingen van openbaar nut voor postinitieel onderwijs, wetenschappelijk onderzoek en wetenschappelijke dienstverlening, toegevoegd bij het decreet van 1 juni 2012, worden de woorden « het begrotingsjaar 2012 » vervangen door de woorden « de begrotingsjaren 2012 en 2013 ».

Art. 20.Aan artikel 9 van het decreet van 14 maart 2008 betreffende de financiering van de werking van de hogescholen en de universiteiten in Vlaanderen, het laatst gewijzigd bij het decreet van 13 juli 2012, worden de volgende aanpassingen aangebracht : 1° in paragraaf 5, tweede lid, worden de woorden « het begrotingsjaar 2012 » en de woorden « paragraaf 3 en paragraaf 4 » vervangen door de woorden « de begrotingsjaren 2012 en 2013 » en de woorden « paragraaf 3, paragraaf 3bis en paragraaf 4 »;2° in paragraaf 7 wordt het tweede lid vervangen door wat volgt : « Voor de begrotingsjaren 2012 en 2013 worden de indexeringsbepalingen opgenomen in de artikelen 9, § 2bis;9, § 6; 9, § 8, derde lid; 13, § 3, laatste lid; 28, § 4, eerste lid; 31, § 3; 35, § 3, laatste lid; 35, § 6, tweede lid; 38, § 1, tweede lid; 39, § 3; 39bis, § 1, tweede lid; 39ter, § 1, derde lid; 40, laatste lid; 42, laatste lid; 42ter, § 3, en 43, § 3, toegepast overeenkomstig de bepaling in artikel 9, § 5, tweede lid. ».

Art. 21.In artikel 38bis, § 1, en artikel 38ter, § 1 en § 3, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 13 juli 2012, worden de bedragen « 7.763.968,72 » en « 23.253.382,87 » respectievelijk vervangen door de bedragen « 7.792.558,85 » en « 23.339.011,41 ».

Art. 22.In artikel 39bis, § 1, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 13 juli 2012, wordt het bedrag « 11.011.452,00 » vervangen door het bedrag « 11.039.000,00 ».

Art. 23.In artikel 44, § 1 en § 2, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 23 december 2010 en 23 december 2011, worden de jaartallen « 2012 » en « 2013 » respectievelijk vervangen door de jaartallen « 2013 » en « 2014 ».

Art. 24.In artikel 45, § 3, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 23 december 2010 en 23 december 2011, wordt het jaartal « 2012 » vervangen door het jaartal « 2013 ».

Art. 25.Aan artikel 10 van het decreet van 29 juni 2012 betreffende de studentenvoorzieningen in Vlaanderen wordt een tweede paragraaf toegevoegd, waarbij de bestaande tekst paragraaf 1 wordt, die luidt als volgt : « § 2. Voor 2012 en 2013 worden de bedragen, vermeld in paragraaf 1, binnen de perken van de begroting van de Vlaamse Gemeenschap, geïndexeerd aan de hand van de volgende formule : I = 0,50 x (L1/L0) + 0,50 waarbij : 1° I : de indexformule;2° L1/L0 : de verhouding tussen de geraamde index van de eenheidsloonkosten op het einde van het betreffende begrotingsjaar en de index van de eenheidsloonkosten op het einde van begrotingsjaar n - 1.». Afdeling 7. Fonds Dienstverlening AKOV

Art. 26.§ 1. Er wordt een begrotingsfonds Dienstverlening AKOV opgericht, hierna genoemd 'het fonds'. § 2. Het fonds is een begrotingsfonds zoals vermeld in artikel 12 van het decreet van 8 juli 2011 houdende regeling van de begroting, de boekhouding, de toekenning van subsidies en de controle op de aanwending ervan, en de controle door het Rekenhof. § 3. Het fonds wordt gespijsd door alle ontvangsten die voortvloeien uit : 1° de inschrijvingsgelden van het toelatingsexamen Arts en Tandarts zoals vermeld in artikel 68, § 3, van het decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen;2° de inschrijvingsgelden van de examencommissie Secundair Onderwijs zoals vermeld in de Codex Secundair Onderwijs, hoofdstuk 3, Examencommissie van de Vlaamse Gemeenschap voor het secundair onderwijs, bestaande uit de artikelen 256/1 tot en met 256/10. § 4. Het fonds wordt aangewend voor de organisatie van : 1° het toelatingsexamen Arts en Tandarts;2° de examencommissie Secundair Onderwijs;3° de erkenning van de volledige gelijkwaardigheid van buitenlandse studiebewijzen en de niveaugelijkwaardigheid door het NARIC Vlaanderen. Afdeling 8. Volwassenenonderwijs

Art. 27.Aan artikel 47 van het decreet betreffende het volwassenenonderwijs van 15 juni 2007 wordt een paragraaf 7 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 7. In afwijking van paragraaf 5, wordt het werkingsgedeelte van de jaarlijkse subsidie aan het Vlaams Ondersteuningscentrum voor het Volwassenenonderwijs voor het begrotingsjaar 2013 niet aangepast aan de evolutie van de index. ».

Art. 28.In artikel 72bis van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 1 januari 2010, worden de woorden « binnen de beschikbare begrotingskredieten over middelen » vervangen door de woorden « over een volume aan middelen ten bedrage van maximum 4 ambten of vte ».

Art. 29.Aan artikel 77 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 18 december 2009 en 23 december 2010, wordt een paragraaf 8 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 8. In afwijking van paragraaf 6, wordt het werkingsgedeelte van de jaarlijkse subsidie aan de Consortia Volwassenenonderwijs voor het begrotingsjaar 2013 niet aangepast aan de evolutie van de index. ». Afdeling 9. Hogere Zeevaartschool

Art. 30.In artikel 2, § 3, derde lid, van het decreet van 20 februari 2009 betreffende de Hogere Zeevaartschool, toegevoegd bij het decreet van 1 juni 2012, worden de woorden « het begrotingsjaar 2012 » vervangen door de woorden « de begrotingsjaren 2012 en 2013 ». Afdeling 10. Kwaliteit van onderwijs

Art. 31.In artikel 9, § 2, van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs, gewijzigd bij de decreten van 18 december 2009 en 1 juni 2012, wordt het jaartal « 2013 » vervangen door het jaartal « 2014 ».

Art. 32.In artikel 12, § 2, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 18 december 2009 en 1 juni 2012, wordt het bedrag « 1.266.000 » vervangen door het bedrag « 1.066.000 » en wordt het jaartal « 2013 » vervangen door het jaartal « 2014 ».

Art. 33.In artikel 22 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 18 december 2009 en 1 juni 2012, wordt het jaartal « 2013 » vervangen door het jaartal « 2014 ».

Art. 34.Aan artikel 26 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 18 december 2009 en 1 juni 2012, wordt een paragraaf 5 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 5. In afwijking van paragraaf 3 wordt het werkingsgedeelte van de jaarlijkse subsidie aan de vzw Samenwerkingsverband Netgebonden Pedagogische Begeleidingsdiensten voor het begrotingsjaar 2013 niet aangepast aan de evolutie van de index. ».

Art. 35.Aan artikel 28 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 18 december 2009 en 8 juli 2011, wordt een paragraaf 6 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 6. In afwijking van paragraaf 2 wordt het krediet vermeld in paragraaf 1/1 voor het begrotingsjaar 2013 niet aangepast aan de evolutie van de index. ». Afdeling 11. Diensten met onderwijsbehoeften

Art. 36.In artikel X.5 van het decreet betreffende het onderwijs XIV van 14 februari 2003, gewijzigd bij het decreet van 1 juni 2012, worden in paragraaf 1 volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de tweede alinea wordt het woord « Voor » vervangen door het woord « Vanaf »;2° in de tweede alinea wordt het jaartal « 2013 » vervangen door het jaartal « 2014 ». HOOFDSTUK 3. Successierechten

Art. 37.In artikel 21, III, 1°, tweede lid, van het Wetboek der Successierechten wordt de zin « Evenwel, kunnen de belanghebbenden zich beroepen op een van de drie daaropvolgende prijscouranten, op voorwaarde hun keuze in hun aangifte aan te duiden. » vervangen door de zin « Evenwel, kunnen de belanghebbenden zich beroepen op een van de twee daaropvolgende prijscouranten, op voorwaarde hun keuze in hun aangifte aan te duiden. ».

Art. 38.In artikel 21, III, 2°, tweede lid, van het Wetboek der Successierechten wordt de zin « Evenwel, kunnen de belanghebbenden zich beroepen op de gemiddelde (slot)koers van de betrokken effecten van een van de drie daaropvolgende maanden, op voorwaarde hun keuze in hun aangifte aan te duiden. » vervangen door de zin « Evenwel, kunnen de belanghebbenden zich beroepen op de gemiddelde (slot)koers van de betrokken effecten van een van de twee daaropvolgende maanden, op voorwaarde hun keuze in hun aangifte aan te duiden. ». HOOFDSTUK 4. Jeugd- en kinderrechtenbeleid

Art. 39.Aan artikel 19 van het decreet van 20 januari 2012 houdende een vernieuwd jeugd- en kinderrechtenbeleid wordt een paragraaf 4 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 4. In afwijking van artikel 13, § 1, van het decreet bedraagt de subsidie voor verenigingen die in 2012 een erkenningsprocedure doorliepen en in dat jaar op basis van het decreet van 18 juli 2008 houdende het voeren van een Vlaams jeugd- en kinderrechtenbeleid, zoals gewijzigd bij decreet van 3 december 2010, voor het eerst erkend werden als landelijk georganiseerde jeugdvereniging in het jaar 2013 55.000 euro. ». HOOFDSTUK 5. Opsporing colorectale kanker

Art. 40.In artikel 2 van het decreet van 7 juli 1998 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 1998, vervangen bij het decreet van 19 december 2003 en gewijzigd bij het decreet van 8 juli 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1 wordt vervangen door wat volgt : « § 1.Het Fonds voor verwerking en analyse van gezondheidsindicatoren ten behoeve van derden, de uitvoering van het protocolakkoord van 20 maart 2003 gesloten tussen de federale overheid en de overheden bedoeld in artikelen 128, 130 en 135 van de Grondwet betreffende de harmonisering van het vaccinatiebeleid en de aanhangsels bij het protocolakkoord van 20 maart 2003 van 11 december 2006 en 2 maart 2009, over de harmonisering van het vaccinatiebeleid inzake het netwerk voor de distributie van vaccins en inzake het akkoord gesloten tussen de Gemeenschappen en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad, voor de uitvoering van Europese overeenkomsten en voor de uitvoering van het Protocolakkoord van 28 september 2012 tussen de federale overheid en de overheden bedoeld in artikelen 128, 130 en 135 van de Grondwet inzake preventie, met aanhangsel van 18 juni 2012, wordt opgericht, hierna het Fonds te noemen.

Het Fonds is een begrotingsfonds zoals vermeld in artikel 12 van het decreet van 8 juli 2011 houdende regeling van de begroting, de boekhouding, de toekenning van subsidies en de controle op de aanwending ervan, en de controle door het Rekenhof. »; 2° er wordt een paragraaf 2/2 ingevoegd, die luidt als volgt : « § 2/2.Het Fonds wordt gespijsd met uitbetalingen in het kader van de cofinanciering van de federale overheid voor de uitgevoerde testen ter opsporing van occult bloed in de stoelgang, evenals de lezing van de testen, in het kader van een Vlaams bevolkingsonderzoek naar dikkedarmkanker, zoals bepaald in het protocolakkoord van 28 september 2009. »;3° er wordt een paragraaf 3/2 ingevoegd, die luidt als volgt : « § 3/2.Ten laste van dit Fonds wordt, conform het protocolakkoord van 28 september 2009, door de Vlaamse overheid, in het kader van het Vlaams bevolkingsonderzoek naar dikkedarmkanker, de aankoop, via een overheidsopdracht, betaald van de testen ter opsporing van occult bloed in de stoelgang, het gebruiksklaar maken van de testen, evenals de lezing van de testen door een daartoe aangeduid laboratorium. ». HOOFDSTUK 6. Ondersteunende werkgroepen voor het gezondheidsbeleid en de ouderenzorg

Art. 41.De Vlaamse Regering kan ondersteunende werkgroepen oprichten voor het gezondheidsbeleid en de ouderenzorg.

De Vlaamse Regering bepaalt in voorkomend geval de opdracht en de samenstelling van die werkgroepen, en de nadere regels betreffende de toekenning van vergoedingen voor deelname van de leden, plaatsvervangende leden en externe deskundigen en voor de terugbetaling van hun reis- en verblijfskosten. HOOFDSTUK 7. Geestelijke gezondheidszorg

Art. 42.In het decreet van 18 mei 1999 betreffende de geestelijke gezondheidszorg wordt een artikel 35/1 ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 35/1.Onverminderd artikel 13 van de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof en onverminderd artikel 21 van het decreet van 18 mei 1999 betreffende de geestelijke gezondheidszorg kunnen, bij een inbreuk op dit decreet of haar uitvoeringsbesluiten, de subsidies van het volgende werkjaar proportioneel verminderd worden in verhouding tot de ernst van de inbreuk en de grootte van de enveloppe. ». HOOFDSTUK 8. Besparing index werking beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin

Art. 43.In artikel 78 van het decreet van 23 december 2010 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2011, vervangen bij het decreet van 23 december 2011 en gewijzigd bij het decreet van 1 juni 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 worden tussen de woorden « en de sprong in januari 2012 » en de woorden « niet verrekend » de woorden « en de sprong in november 2012 » ingevoegd;2° aan paragraaf 2 worden de woorden « en 2013 » toegevoegd. HOOFDSTUK 9. Energie

Art. 44.In artikel 13.3.5, § 1, van het Energiedecreet van 8 mei 2009 wordt punt 2° vervangen door wat volgt : « 2° een boete van : a) 41 euro per warmtekrachtcertificaat dat de certificaatplichtige tot en met 31 maart 2015 te weinig heeft ingediend bij de VREG in het kader van de certificatenverplichting, vermeld in artikel 7.1.11; b) 38 euro per warmtekrachtcertificaat dat de certificaatplichtige na 31 maart 2015 te weinig heeft ingediend bij de VREG in het kader van de certificatenverplichting, vermeld in artikel 7.1.11. ».

Art. 45.In artikel 13.4.7, § 1, eerste lid, van het Energiedecreet van 8 mei 2009 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in punt 5 worden de woorden « punt 2.5 » vervangen door de woorden « punt 2.6 »; 2° in punt 7 worden de woorden « punt 2.6 » vervangen door de woorden « punt 2.5 ».

Art. 46.In artikel 13.4.7/1 van hetzelfde decreet worden de woorden « artikel 11.1.6, § 1, tweede lid » vervangen door de woorden « artikel 11.1.6/1, § 1, tweede lid ».

Art. 47.In de bijlage bij hetzelfde decreet wordt een punt 2.6 ingevoegd, dat luidt als volgt : « 2.6. Afwijkingen op het vlak van de netto-energiebehoefte voor verwarming Als bij controle wordt vastgesteld dat de netto-energiebehoefte in de EPB-aangifte groter is dan in werkelijkheid, dan wordt de overeenkomstige afwijking op het vlak van de netto-energiebehoefte voor verwarming, uitgedrukt in kWh/jaar, als volgt bepaald : (Q heat net spec, vastgesteld - Qheat net spec, aangifte) Af,gross vastgesteld waarin : Qheat net spec, aangifte-de in de EPB-aangifte vermelde waarde van de netto-energiebehoefte voor verwarming per eenheid brutovloeroppervlakte, in kWh/m2.jaar;

Q heat net spec, vastgesteld de bij controle vastgestelde netto-energiebehoefte voor verwarming per eenheid brutovloeroppervlakte, in kWh/ m2.jaar;

Af,gross vastgesteld de bij controle vastgestelde brutovloeroppervlakte in m2. ». HOOFDSTUK 1 0. Duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen

Art. 48.In artikel 46, § 1, van het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen wordt punt 6° vervangen door wat volgt : « 6° a) voor het storten op een daartoe vergunde stortplaats van residu's afkomstig van de reiniging van grond in daartoe vergunde grondreinigingscentra : 3 euro per ton. Met ingang van het heffingsjaar 2013 geldt het heffingstarief 2,2 euro per ton; b) voor het storten op een daartoe vergunde stortplaats van afvalstoffen van bodemsaneringsoperaties waarbij overeenkomstig het advies van de OVAM andere saneringswijzen dan uitgraven en storten onredelijk hoge kosten met zich meebrengen of onmogelijk zijn : 2,2 euro per ton.In afwijking hiervan geldt het heffingstarief van 0 euro per ton voor het storten op een daartoe vergunde stortplaats van afvalstoffen afkomstig van door de OVAM goedgekeurde bodemsaneringswerken, al dan niet in het kader van een overeengekomen convenant, waarvoor uiterlijk op 31 december 2012 door de OVAM een verklaring is afgeleverd dat het nultarief van toepassing is; ».

Art. 49.Aan artikel 46, § 1, eerste lid, 11°, van hetzelfde decreet wordt de volgende zin toegevoegd : « Voor het aanslagjaar 2013 geldt dit tarief ook voor het storten op een daartoe vergunde stortplaats van in 2013 selectief ingezameld gipsafval, afkomstig van bedrijven die selectief ingezameld gipsafval verwerken tot grondstof voor de productie van nieuwe gipsproducten, dat overeenkomstig het advies van de OVAM niet kan gerecycleerd worden. ».

Art. 50.In artikel 46, § 1, van hetzelfde decreet worden tussen het vierde en het vijfde lid twee leden ingevoegd, die luiden als volgt : « In afwijking van de gevallen vermeld in het eerste lid, 16° en 17°, geldt voor het verbranden of meeverbranden van afvalstoffen van bodemsaneringsoperaties waarbij overeenkomstig het advies van de OVAM andere saneringswijzen dan uitgraven en verbranden of meeverbranden onredelijk hoge kosten met zich meebrengen of onmogelijk zijn, met ingang van het heffingsjaar 2013, een heffingstarief van 2,2 euro/ton.

In afwijking hiervan geldt het heffingstarief van 0 euro per ton voor het verbranden of meeverbranden in een daartoe vergunde inrichting van afvalstoffen afkomstig van door de OVAM goedgekeurde bodemsaneringswerken, al dan niet in het kader van een overeengekomen convenant, waarvoor uiterlijk op 31 december 2012 door de OVAM een verklaring is afgeleverd dat het nultarief van toepassing is.

In afwijking van de gevallen vermeld in het eerste lid, 16° en 17°, geldt voor het verbranden of meeverbranden van residu's afkomstig van de reiniging van grond in daartoe vergunde grondreinigingscentra, met ingang van het heffingsjaar 2013, een heffingstarief van 2,2 euro/ton. ».

Art. 51.In artikel 46, § 3, van hetzelfde decreet wordt punt 2° opgeheven met ingang van het heffingsjaar 2013. HOOFDSTUK 1 1. Fonds Waterhuishouding

Art. 52.In artikel 10.2.5., § 1, 13°, van het decreet van 3 juni 1995 houdende algemene bepalingen van het milieubeleid, ingevoegd bij decreet van 7 mei 2004 en vervangen bij decreet van 22 december 2006, wordt een punt e) ingevoegd, dat luidt als volgt : « e) het aandeel van mede-opdrachtgevende overheden in projecten inzake waterhuishouding waar de Vlaamse Milieumaatschappij conform de regelgeving overheidsopdrachten in het kader van een samengevoegde opdracht optreedt als aanbestedende overheid en het aandeel van de mede-opdrachtgevende overheden voorfinanciert; ». HOOFDSTUK 1 2. Jobpunt Vlaanderen

Art. 53.In artikel 5bis van het decreet van 2 maart 1999 tot machtiging van de Vlaamse Regering om een coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid op te richten voor de uitvoering van opdrachten met betrekking tot de werving en selectie van overheidspersoneel, vervangen bij het decreet van 12 december 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1 wordt opgeheven;2° in paragraaf 2 worden de woorden « Naast deze dotatie is de Vlaamse Regering gemachtigd om » vervangen door de woorden « De Vlaamse Regering kan ». HOOFDSTUK 1 3. Bekrachtiging van de gewijzigde verplichte bijdragen bestemd voor de promotie en afzetbevordering van de Vlaamse producten van de sectoren landbouw, tuinbouw en visserij

Art. 54.Het besluit van de Vlaamse Regering van 30 januari 2009 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 1997 betreffende de verplichte bijdragen bestemd voor de promotie en afzetbevordering van de Vlaamse producten van de sectoren landbouw, tuinbouw en visserij wordt bekrachtigd met ingang van de dag van inwerkingtreding van dat besluit.

De opheffing van rechtswege van voormeld besluit van de Vlaamse Regering, met toepassing van artikel 11 van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het privaatrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap « Vlaams Centrum voor Agro- en Visserijmarketing », wordt opgeheven met ingang van 3 december 2009.

Art. 55.Het besluit van de Vlaamse Regering van 14 september 2012 tot wijziging van bijlage IX van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 1997 betreffende de verplichte bijdragen bestemd voor de promotie en afzetbevordering van de Vlaamse producten van de sectoren landbouw, tuinbouw en visserij wordt bekrachtigd overeenkomstig artikel 11, derde lid, van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het privaatrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap « Vlaams Centrum voor Agro- en Visserijmarketing ». HOOFDSTUK 1 4. Grondruil op het Eiland Zwijnaarde

Art. 56.De akte houdende ruiling van percelen grond, eigendom van het Vlaamse Gewest, gelegen te Gent, 24ste afdeling (Zwijnaarde), sectie B met een gezamenlijke kadastrale oppervlakte van om en bij de 9 ha 90 a 11 ca, met percelen grond, eigendom van de nv Eiland Zwijnaarde, gelegen te Gent, 24ste afdeling (Zwijnaarde), sectie B met een gezamenlijke oppervlakte volgens meting van 7 ha 90 a 17 ca, tegen betaling van een opleg van 2.010.000 euro door het Vlaamse Gewest, wordt goedgekeurd. HOOFDSTUK 1 5. Fonds Administratieve Toeristische Boeten

Art. 57.§ 1. Er wordt een Fonds Administratieve Toeristische boeten opgericht, hierna genoemd « het fonds ». § 2. Het fonds is een begrotingsfonds in de zin van artikel 12 van het decreet van 8 juli 2011 houdende regeling van de begroting, de boekhouding, de toekenning van subsidies en de controle op de aanwending ervan, en de controle door het Rekenhof. § 3. Het fonds wordt gespijsd door de invordering van de administratieve boeten bepaald in artikel 22 van het decreet van 10 juli 2008 betreffende de toeristische logies. § 4. Het fonds wordt aangewend voor de uitvoering en handhaving van de Vlaamse toeristische vergunningenregelgeving en voor initiatieven om de Vlaamse toeristische sector te sensibiliseren van het nut en de kwaliteit van een toeristische vergunning. § 5. De rekenplichtige die de ontvangsten gedaan heeft, beschikt rechtstreeks over de kredieten van het fonds. HOOFDSTUK 1 6. Kas-, schuld- en waarborgbeheer

Art. 58.In hoofdstuk IX van het decreet van 7 mei 2004 houdende bepalingen inzake kas-, schuld- en waarborgbeheer van de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest wordt een artikel 21/1 ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 21/1.De Vlaamse Regering kan alle entiteiten, exclusief de lokale besturen, die volgens de ESR-regels als overheidsondernemingen kunnen worden beschouwd modaliteiten opleggen inzake verplichte rapportering en het beheersen van risico inzake het kas-, schuld- en waarborgbeheer. ». HOOFDSTUK 1 7. Restauratie- en onderhoudspremies

Art. 59.Aan het stadsbestuur van Gent wordt een premie van 317.797,92 euro toegekend voor de vastlegging en uitbetaling van het saldobedrag voor de restauratie van de Sint-Niklaaskerk (fase 4, deel 1).

Art. 60.Aan het stadsbestuur van Sint-Truiden wordt een definitieve premie van 4.724,25 euro vastgelegd en uitbetaald voor de onderhoudswerken aan de beschermde kerkhofmuren te Sint-Truiden, meer bepaald de derde fase, perceel 3 (inkompoort Zepperen). HOOFDSTUK 1 8. Vlaams Gemeentefonds

Art. 61.In artikel 3 van het decreet van 5 juli 2002 tot vaststelling van de regels inzake de dotatie en de verdeling van het Vlaams Gemeentefonds wordt een paragraaf 3/1 ingevoegd, die luidt als volgt : « § 3/1. In afwijking van paragraaf 1 wordt de krachtens paragraaf 1 en paragraaf 2 berekende dotatie in 2013 verminderd met 261.000 euro, in 2014 verminderd met 522.000 euro, in 2015 verminderd met 783.000 euro en in 2016 verminderd met 1.044.000 euro. De in mindering gebrachte bedragen worden telkens als structurele cofinanciering toegevoegd aan de kredieten die voor de financiering van de externe audit van de lokale overheden worden ingeschreven in de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap. ». HOOFDSTUK 1 9. Vlaams Provinciefonds

Art. 62.In artikel 3 van het decreet van 29 april 1991 betreffende het Vlaams Provinciefonds worden een paragraaf 2/2 en een paragraaf 2/3 ingevoegd, die luiden als volgt : « § 2/2. In afwijking van paragraaf 2/1 wordt de dotatie voor het begrotingsjaar 2013 niet aangepast met het evolutiepercentage. § 2/3. In afwijking van paragraaf 1 en paragraaf 2/1 wordt de krachtens paragraaf 2/1 en paragraaf 2/2 berekende dotatie in 2013 verminderd met 29.000 euro, in 2014 met 58.000 euro, in 2015 met 87.000 euro en in 2016 met 116.000 euro. De in mindering gebrachte bedragen worden telkens als structurele cofinanciering toegevoegd aan de kredieten die voor de financiering van de externe audit van de lokale overheden worden ingeschreven in de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap. ». HOOFDSTUK 2 0. Financierende heffing Afdeling 1. Oppervlaktewateren

Art. 63.In artikel 32septies van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging, ingevoegd bij het decreet van 13 juli 1988 en vervangen bij het decreet van 12 december 1990, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° aan paragraaf 2, eerste lid, wordt een punt 7° toegevoegd, dat luidt als volgt : « 7° het afsluiten van contracten voor de sanering van afvalwater dat niet afkomstig is uit huishoudelijke activiteiten.»; 2° paragraaf 4 wordt vervangen door wat volgt : « § 4.De in paragraaf 1 bedoelde vennootschap sluit, in het kader van de in paragraaf 2 aan haar toevertrouwde taken en onder toezicht van de economische toezichthouder, wanneer de exploitant dit vraagt of wanneer dit als bijzondere voorwaarde in haar lozings- of milieuvergunning werd opgenomen en de exploitant aldus verplicht is een saneringscontract af te sluiten, een saneringscontract af met de exploitant.

Het saneringscontract heeft betrekking op de sanering van het geloosde afvalwater dat afkomstig is uit de normale bedrijfsactiviteiten, vermeld in de milieu- of lozingsvergunning of dat afkomstig is uit een bronbemaling waarvoor een schriftelijke toelating van de in paragraaf 1 bedoelde vennootschap, verkregen werd overeenkomstig artikel 5.53.6.1.1, § 2, van titel II van het Vlarem. De lozing kan permanent of tijdelijk van aard zijn, maar vindt steeds plaats gedurende een op voorhand vastgelegde periode en is niet het gevolg van een calamiteit als vermeld in paragraaf 5.

Het afvalwater kan afkomstig zijn van het water geleverd door een openbare watervoorzieningsmaatschappij of van een eigen waterwinning.

Het afvalwater dat het voorwerp uitmaakt van dit saneringscontract : 1° is niet afkomstig uit huishoudelijke activiteiten.Het omvat dus alle afvalwater afkomstig van activiteiten als vermeld in de bijlage van deze wet, met uitzondering van de activiteit 56 « lozingen uit huishoudelijke activiteiten »; 2° en wordt geloosd in : - een openbare riolering aangesloten op een operationele openbare rioolwaterzuiveringsinstallatie; - een operationele openbare rioolwaterzuiveringsinstallatie via een bestaande privaatrechtelijke of ten laste van de vergunde exploitant aan de in paragraaf 1 bedoelde vennootschap voor uitvoering opgedragen toevoerleiding; - een openbare riolering waarvan de aansluiting op een operationele of overeenkomstig paragraaf 2 ter uitvoering aan de in paragraaf 1 bedoelde vennootschap opgedragen openbare waterzuiveringsinstallatie is voorzien op basis van het zoneringsplan, vermeld in artikel 10.2.3, § 1, 20°, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, geldig op 1 januari van het jaar in kwestie; 3° en maakt het voorwerp uit van een milieu- of lozingsvergunning of een schriftelijke toelating van de in paragraaf 1 bedoelde vennootschap voor het lozen van water afkomstig van een bronbemaling overeenkomstig artikel 5.53.6.1.1, § 2, van titel II van het Vlarem.

De Vlaamse Regering legt nadere regels vast inzake : - de vorm van de saneringscontracten, dit op voorstel van de economische toezichthouder; - de voorwaarden voor het afsluiten van een contract indien dit niet verplicht is in de lozings- of milieuvergunning; - de te volgen procedure ter afsluiting van een saneringscontract; - de inhoudelijke vermeldingen van het contract; - de verwerkbaarheid van het afvalwater op een rioolwaterzuiveringsinstallatie.

Hierbij zullen de bepalingen van het contract inhoudelijk minstens bevatten : - in hoofde van de in paragraaf 1 bedoelde vennootschap, een opsomming en de berekeningswijze van de specifieke investeringskosten of exploitatiekosten, noodzakelijk voor de verwerking van het afvalwater; - de meldingsprocedure voor de lozing; - een tijdschema van de geplande lozing en de vuilvrachten die conform de vergunning verwerkt kunnen worden; - voor lozingen ten gevolge van een bronbemaling de wijze waarop de vergoeding V berekend wordt. »; 3° een paragraaf 5 en een paragraaf 6 worden toegevoegd, die luiden als volgt : « § 5.De in paragraaf 1 bedoelde vennootschap sluit, in het kader van de in paragraaf 2 aan haar toevertrouwde taken en onder toezicht van de economische toezichthouder, wanneer de exploitant dit vraagt of wanneer dit als bijzondere voorwaarde in haar lozings- of milieuvergunning werd opgenomen en de exploitant aldus verplicht is een saneringscontract af te sluiten, een saneringscontract af met de exploitant, betrekking hebbend op de sanering van het afvalwater, afkomstig uit een noodlozing.

Een noodlozing vindt plaats ten gevolge van een calamiteit, zijnde een totaal onvoorzienbare en onvermijdbare gebeurtenis, zich voordoende ten gevolge van overmacht, waardoor het zich van een tijdelijke lozing onderscheidt. De noodlozing omvat het afvalwater dat in principe op een openbare rioolwaterzuiveringsinstallatie kan gezuiverd worden en dat wat betreft samenstelling en debiet gelijkaardig is aan het tijdens een normale bedrijfsvoering geproduceerde ongezuiverde afvalwater. Het afvalwater dat tijdens de noodlozing geloosd wordt mag geen stoffen bevatten die schadelijk zijn voor de werking van de openbare saneringsinfrastructuur. Het afvalwater rechtstreeks voortvloeiend uit de calamiteit, dient door de exploitant opgevangen te worden en vervolgens verwerkt of afgevoerd te worden, tenzij het afvalwater geen stoffen bevat die schadelijk zijn voor de werking van de openbare saneringsinfrastructuur.

Het afvalwater dat het voorwerp uitmaakt van dit saneringscontract : 1° is niet afkomstig van huishoudelijke activiteiten.Het omvat dus alle afvalwater afkomstig van activiteiten als vermeld in de bijlage van deze wet, met uitzondering van de activiteit 56 « lozingen uit huishoudelijke activiteiten »; 2° en wordt geloosd via een noodaansluiting onder de welke verstaan wordt : - een aansluiting op een openbare riolering aangesloten op een operationele openbare rioolwaterzuiveringsinstallatie; - een aansluiting op een operationele openbare rioolwaterzuiveringsinstallatie via een bestaande privaatrechtelijke of ten laste van de vergunde exploitant aan de in paragraaf 1 bedoelde vennootschap voor uitvoering opgedragen toevoerleiding; 3° en maakt het voorwerp uit van : - een bijzondere voorwaarde, betreffende de mogelijkheid tot noodlozing en de daaraan gekoppelde voorwaarden, van een lozings- of milieuvergunning; - een schriftelijke verklaring van de exploitant waarin gesteld wordt dat : i) het afvalwater geloosd tijdens de noodlozing geen schadelijke stoffen, zijnde stoffen die de normale werking van de openbare riolering en de openbare rioolwaterzuiveringsinstallatie ernstig verstoort, bevat, ii) het afvalwater aan de voorwaarden als vermeld in lid 8, punt 5, voldoet, en iii) de exploitant de noodlozing zal beëindigen wanneer de in paragraaf 1 bedoelde vennootschap hiertoe verzoekt in het geval deze het afvalwater afkomstig uit de noodlozing niet kan verwerken zonder een minimale werking van de openbare riolering en de openbare rioolwaterzuiveringsinstallaties te garanderen.Deze schriftelijke verklaring wordt voor de ingebruikname van de noodaansluiting opgesteld. De exploitant kan slechts eenmaal gebruik maken van de mogelijkheid om een noodlozing in gebruik te nemen door middel van een schriftelijke verklaring.

De exploitant kan de noodaansluiting pas in gebruik nemen na schriftelijke melding aan de toezichthouder bevoegd voor milieuhandhaving en de in paragraaf 1 bedoelde vennootschap. Bij de melding wordt de schriftelijke verklaring gevoegd, indien van toepassing. De toezichthouder bevoegd voor milieuhandhaving bevestigt de melding door middel van een ontvangstmelding aan de exploitant. Bij stopzetting van de noodlozing brengt de exploitant de toezichthouder bevoegd voor milieuhandhaving en de in paragraaf 1 bedoelde vennootschap, schriftelijk op de hoogte van de einddatum van het gebruik van de noodaansluiting.

Voor de toepassing van dit decreet wordt onder de toezichthouder bevoegd voor milieuhandhaving verstaan : de toezichthouder bevoegd voor milieuhandhaving, vermeld in artikel 12, 1°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid.

Voor de verwerking van het afvalwater ten gevolge van de noodlozing waarvoor een contract afgesloten werd met de in paragraaf 1 bedoelde vennootschap is de exploitant een vergoeding verschuldigd aan de in paragraaf 1 bedoelde vennootschap. Tevens moet de exploitant een verslag opstellen waarin de oorzaak van de noodlozing en de te nemen maatregelen om toekomstige noodlozingen te vermijden, opgesomd zijn.

Indien door de ambtenaren van de maatschappij belast met een controle of een onderzoek in verband met de toepassing van de heffing, vastgesteld werd dat de exploitant zijn schriftelijke verklaring, vermeld in lid 3, punt 3, niet naleeft, vervalt het bestaande contract van rechtswege of kan geen contract worden afgesloten.

In het geval de toezichthouder bevoegd voor milieuhandhaving, vaststelt dat de exploitant de noodlozing niet beëindigt wanneer de in paragraaf 1 bedoelde vennootschap hiertoe verzoekt in het geval deze het afvalwater afkomstig uit de noodlozing niet kan verwerken zonder een minimale werking van de openbare riolering en de openbare rioolwaterzuiveringsinstallaties te garanderen, vervalt het bestaande contract van rechtswege of kan geen contract worden afgesloten.

De Vlaamse Regering legt nadere regels vast inzake : - de vorm van de saneringscontracten, dit op voorstel van de economische toezichthouder; - de procedure van melding van een noodlozing en van aanvraag tot het afsluiten van een saneringscontract; - de inhoudelijke vermeldingen van het contract; - de criteria voor het opleggen van een saneringscontract als bijzondere voorwaarde in de lozings- of milieuvergunning; - de voorwaarden waaraan het afvalwater geloosd tijdens de noodlozing, minstens moet voldoen; - de berekeningswijze van de vergoeding via een progressief tarief in functie van de duur en frequentie van de noodlozing, inclusief de specifieke exploitatiekosten die noodzakelijk zijn voor de verwerking van het afvalwater.

Hierbij zullen de bepalingen van het contract inhoudelijk minstens bevatten : - een opsomming van de vergoeding en de specifieke exploitatiekosten; - de procedure voor de melding van de noodlozing (begin en einde); - de criteria waaraan het verslag, dat opgesteld wordt door de exploitant na de noodlozing, dient te voldoen. § 6. Afvalwater niet afkomstig van huishoudelijke activiteiten of niet-verontreinigd hemelwater dat op basis van de bepalingen van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, alle uitvoeringsbepalingen van dit decreet, evenals de bepalingen uit de betreffende milieuvergunning, door de exploitant van de hinderlijke inrichting in een geschikt oppervlaktewater moet geloosd worden, komt in aanmerking voor een contract voor de aanleg en exploitatie van een effluentleiding waarin de betrokken exploitant zijn aandeel inzake aanleg en exploitatie ten laste neemt. ».

Art. 64.Aan artikel 35bis van dezelfde wet, ingevoegd bij het decreet van 21 december 1990 en vervangen bij het decreet van 25 juni 1992, wordt een paragraaf 9 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 9. In afwijking van paragraaf 3 is geen heffing verschuldigd voor de lozing van afvalwater dat geloosd wordt via een noodaansluiting als vermeld in artikel 32septies, § 5, op voorwaarde dat de heffingsplichtige : 1° de noodlozing voorafgaand het aanvatten ervan schriftelijk meldt aan de bevoegde instanties, vermeld in artikel 32septies, § 5, en waarvoor een ontvangstmelding als vermeld in artikel 32septies, § 5, ontvangen werd;2° en uiterlijk binnen de 90 dagen na het beëindigen van de noodlozing over een schriftelijk saneringscontract, vermeld in artikel 32septies, § 5, met betrekking tot de betrokken noodlozing beschikt;3° en de vergoeding met inbegrip van de specifieke kosten, vermeld in artikel 32septies, § 5, integraal aan de in artikel 32septies, § 1, bedoelde vennootschap heeft vergoed binnen de contractueel vastgelegde betalingstermijn of uiterlijk 3 maand vóór het verstrijken van de termijn waarbinnen de heffing betrekking hebbend op de noodlozing ingekohierd moet zijn. Elke heffingsplichtige die in aanmerking wenst te komen voor de vrijstelling dient bij de aangifte, vermeld in artikel 35octies, een schriftelijke aanvraag te voegen vergezeld van de nodige bewijsstukken waaruit blijkt dat aan al de bovenvermelde voorwaarden is voldaan. ».

Art. 65.Aan artikel 35ter van dezelfde wet, ingevoegd bij het decreet van 21 december 1990 en vervangen bij het decreet van 25 juni 1992, wordt een paragraaf 10 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 10. In afwijking van artikel 35ter, § 1, wordt in geval van i) onvergunde lozing, ii) de lozing die niet voldoet aan de bijzondere voorwaarde vermeld in de lozings- of milieuvergunning om een contract, vermeld in artikel 32septies, § 4, af te sluiten, of iii) de lozing van afvalwater via een noodaansluiting die niet voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 35bis, § 9, het bedrag van de heffing voor de periode waarin vermelde lozing zich voordeed, als volgt vastgesteld : H = [T x (1 + (0,01 x d))] x Qx x Cx + (T x Nkx) Waarbij : H = het bedrag van de verschuldigde heffing voor waterverontreiniging;

T = het bedrag van het eenheidstarief van de heffing, vermeld in artikel 35ter, § 2; d = de cumulatieve duur van de lozingen in het betrokken heffingsjaar, uitgedrukt in dagen. d is niet groter dan 365 en wordt berekend als volgt : [(deind - dbegin) + F] waarbij : dbegin = 1° de datum van aanvang van de lozing, zoals opgenomen in de schriftelijke melding van de heffingsplichtige aan de maatschappij of de toezichthouder bevoegd voor milieuhandhaving, tenzij de maatschappij aantoont dat de lozing reeds op een vroegere datum startte, op voorwaarde dat de melding plaatsvond voorafgaand aan de eventuele vaststelling van de lozing door de ambtenaren van de maatschappij belast met een controle of een onderzoek in verband met de toepassing van de heffing of de toezichthouder bevoegd voor milieuhandhaving;2° de datum van vaststelling van de lozing, als vermeld in het proces-verbaal van overtreding of een vaststellingsverslag als vermeld in artikel 35decies, § 2, tenzij de maatschappij aantoont dat de lozing reeds op een vroegere datum startte, indien de lozing werd vastgesteld door de ambtenaren van de maatschappij belast met een controle of een onderzoek in verband met de toepassing van de heffing of de toezichthouder bevoegd voor milieuhandhaving voorafgaand aan een eventuele schriftelijke melding door de heffingsplichtige; deind = de datum waarop door de bevoegde ambtenaren van de maatschappij of de toezichthouder bevoegd voor milieuhandhaving vastgesteld werd dat de lozing stopgezet is, mits mogelijkheid voor de heffingsplichtige om een andere datum te bewijzen;

F = deze gelijk is aan : 1° 1 indien de lozing gemeld werd door de heffingsplichtige aan de maatschappij of de toezichthouder bevoegd voor milieuhandhaving en deze melding plaatsvond voorafgaand aan de eventuele vaststelling van de lozing door de bevoegde ambtenaren van de maatschappij of de toezichthouder bevoegd voor milieuhandhaving;2° 30 in alle andere gevallen; Qx = het waterverbruik, waarvan de hoeveelheid gelijk is aan het totale waterverbruik Q bepaald overeenkomstig artikel 35septies, § 2, verminderd met de hoeveelheid koelwater K, vermeld in artikel 35quinquies, § 1, vermenigvuldigd met d en gedeeld door 365 of, indien hiervan het bewijs geleverd wordt, het reëel aantal dagen waarop afvalwater geloosd wordt in het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar;

Cx = de omzettingscoëfficiënt, vermeld in kolom 8 van de tabel opgenomen in bijlage bij deze wet;

Nkx = de vuilvracht veroorzaakt door de lozing van koelwater bepaald overeenkomstig artikel 35quinquies, § 1, vermenigvuldigd met d en gedeeld door 365 of, indien hiervan het bewijs geleverd wordt, het reëel aantal dagen waarop koelwater geloosd wordt in het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar. ».

Art. 66.In artikel 35quinquies van dezelfde wet, vervangen bij het decreet van 24 juni 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 wordt de zin « N = N1 + N2 + N3 + Nk waarin N = de vuilvracht uitgedrukt in vervuilingseenheden;» vervangen door de zin « N = N1 + N2 + N3 + Nk + Nv waarin N = de vuilvracht uitgedrukt in vervuilingseenheden, de vuilvracht kan in geen geval negatief worden; »; 2° in paragraaf 1 worden de woorden « *Nk = a (K x 0,0004) » vervangen door de woorden « *Nk = ak (K x 0,0004) »;3° in paragraaf 1 wordt de zin « a : deze term is gelijk aan 0,825 voor de heffingsjaren 1992, 1993, 1994, 1995 en is gelijk aan 0,550 met ingang van het heffingsjaar 1996.» vervangen door de zin « ak : deze term is gelijk aan 0,550. »; 4° aan paragraaf 1 worden de volgende zinnen toegevoegd : « *Nv = Ev - Kv Waarin : Nv : de vuilvracht die gerelateerd is aan de verwerkbaarheid van het geloosde afvalwater uitgedrukt in negatieve of positieve vervuilingseenheden; Onder goed verwerkbaar afvalwater wordt verstaan afvalwater waarbij de gemiddelde samenstelling voldoet aan alle volgende voorwaarden : a) CZV/BZV kleiner dan of gelijk aan 4;b) BZV/N groter of gelijk aan 4;c) BZV/P groter of gelijk aan 25;d) BZV concentratie hoger dan of gelijk aan 100 mg/l. Waarbij : BZV : de in het geloosde afvalwater gemeten biochemische zuurstofbehoefte gedurende 5 dagen, uitgedrukt in mg BZV/l;

CZV : de in het geloosde afvalwater gemeten chemische zuurstofbehoefte, uitgedrukt in mg CZV/l;

N : het in het geloosde afvalwater gemeten gehalte aan totale stikstof uitgedrukt in mg N/l;

P : het in het geloosde afvalwater gemeten gehalte aan totale fosfor, uitgedrukt in mg P/l.

Onder complementair afvalwater wordt verstaan afvalwater waarbij de gemiddelde samenstelling voldoet aan alle volgende voorwaarden : a) CZV/BZV kleiner dan 2;b) BZV/N groter dan 8;c) BZV/P groter dan 40;d) BZV concentratie hoger dan 500 mg/l. Waarbij : BZV : de in het geloosde afvalwater gemeten biochemische zuurstofbehoefte gedurende 5 dagen, uitgedrukt in mg BZV/l;

CZV : de in het geloosde afvalwater gemeten chemische zuurstofbehoefte, uitgedrukt in mg CZV/l;

N : het in het geloosde afvalwater gemeten gehalte aan totale stikstof uitgedrukt in mg N/l;

P : het in het geloosde afvalwater gemeten gehalte aan totale fosfor, uitgedrukt in mg P/l.

De gemiddelde samenstelling is het rekenkundig gemiddelde van alle meet- en bemonsteringsresultaten van de verschillende monsternemingen bekomen volgens de regels vastgesteld door de Vlaamse Regering in uitvoering van paragraaf 3.

Ev : de extra verwerkingskosten voor de sanering van afvalwater dat niet goed verwerkbaar is;

De term Ev is : 1° nul wanneer het afvalwater goed verwerkbaar of complementair is of voor de heffingsplichtigen waarvoor a = 0;2° in alle andere gevallen gelijk aan :

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Waarbij : Qdv : het gemiddeld volume afvalwater, uitgedrukt in liter, geloosd in een etmaal in het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar.Het gemiddelde volume is het rekenkundig gemiddelde van alle meet- en bemonsteringsresultaten van de verschillende monsternemingen bekomen volgens de regels vastgesteld door de Vlaamse Regering in uitvoering van paragraaf 3. Indien enkel het volume afvalwater geloosd in het jaar voorafgaand aan het beschouwde heffingsjaar (Qj) beschikbaar is, wordt Qdv als volgt berekend : Qdv = Qj x 1000/225*d BZVc : de gecorrigeerde BZV concentratie, uitgedrukt in mg BZV/l, zodat het afvalwater voldoet aan de voorwaarden voor goed verwerkbaar afvalwater met uitzondering van de voorwaarde BZV/P groter of gelijk aan 25. BZVc is gelijk aan de maximale waarde uit de volgende reeks : 100, CZV/4, N x 4, BZV;

BZV : de gemiddelde concentratie van de in het geloosde afvalwater gemeten biochemische zuurstofbehoefte gedurende 5 dagen, uitgedrukt in mg BZV/l;

CZV : de gemiddelde concentratie van de in het geloosde afvalwater gemeten chemische zuurstofbehoefte, uitgedrukt in mg CZV/l;

N : de gemiddelde concentratie van de in het geloosde afvalwater gemeten gehalte aan totale stikstof uitgedrukt in mg N/l;

P : de gemiddelde concentratie van de in het geloosde afvalwater gemeten gehalte aan totale fosfor, uitgedrukt in mg P/l;

Hierbij is de gemiddelde concentratie het rekenkundig gemiddelde van alle meet- en bemonsteringsresultaten van de verschillende monsternemingen bekomen volgens de regels vastgesteld door de Vlaamse Regering in uitvoering van paragraaf 3.

ZSp : de slibproductie, uitgedrukt in mg/l, ontstaan door de chemische precipitatie van het toe te voegen ijzertrichloride wanneer de samenstelling van afvalwater niet voldoet aan de voorwaarde BZV/ P groter of gelijk aan 25. ZSp kan niet negatief zijn en wordt berekend als : 6,6 x (P - BZV/25) d : correctiefactor wanneer het gaat om seizoensgebonden of niet-continue activiteiten wanneer minder dan 225 kalenderdagen per jaar afvalwater wordt geloosd en hiervan het bewijs geleverd wordt; d dan gelijk is aan het quotiënt van het aantal dagen waarin afvalwater werd geloosd en 225;

Kv : de korting voor de sanering van complementair afvalwater De term Kv : 1° is nul wanneer het afvalwater niet complementair is of voor de heffingsplichtigen waarvoor a = 0;2° is in alle andere gevallen gelijk aan : Qdv/180 x 0,45 x BZV/1350 x (0,40 + 0,60 x d) Waarbij : Qdv : het gemiddeld volume afvalwater, uitgedrukt in liter, geloosd in een etmaal tijdens de maand van grootste bedrijvigheid in het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar.Het gemiddelde volume is het rekenkundig gemiddelde van alle meet- en bemonsteringsresultaten van de verschillende monsternemingen bekomen volgens de regels vastgesteld door de Vlaamse Regering in uitvoering van paragraaf 3. Indien enkel het volume afvalwater geloosd in het jaar voorafgaand aan het beschouwde heffingsjaar (Qj) beschikbaar is, wordt Qdv als volgt berekend : Qdv = Qj x 1000/225*d BZV : de gemiddelde concentratie van de in het geloosde afvalwater gemeten biochemische zuurstofbehoefte gedurende 5 dagen, uitgedrukt in mg BZV/l. De gemiddelde concentratie is het rekenkundig gemiddelde van alle meet- en bemonsteringsresultaten van de verschillende monsternemingen bekomen volgens de regels vastgesteld door de Vlaamse Regering in uitvoering van paragraaf 3; d : correctiefactor wanneer het gaat om seizoensgebonden of niet-continue activiteiten waarbij minder dan 225 kalenderdagen per jaar afvalwater wordt geloosd en hiervan het bewijs geleverd wordt; d is dan gelijk aan het quotiënt van het aantal dagen waarin afvalwater werd geloosd en 225. »; 5° in paragraaf 4 worden de woorden « de componenten N1, N2 en N3 » vervangen door de woorden « de componenten N1, N2, N3 en Nv »;6° in paragraaf 6 worden de woorden « N1, N2 of N3 » telkens vervangen door de woorden « N1, N2, N3 of Nv »;7° in paragraaf 6 worden de woorden « N1-, N2- of N3-componenten » vervangen door de woorden « N1-, N2-, N3-, of Nv-componenten »;8° in paragraaf 7 worden de woorden « N1, N2 of N3 » vervangen door de woorden « N1, N2, N3 of Nv »;9° in paragraaf 7 worden de woorden « N1, N2 en N3 » telkens vervangen door de woorden « N1, N2, N3 en Nv »;10° paragraaf 13 wordt opgeheven;11° in paragraaf 14 worden de woorden « N1, N2 en N3 » vervangen door de woorden « N1, N2, N3 en Nv ».

Art. 67.In artikel 35septies, § 1, van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « N1, N2 en N3 » worden vervangen door de woorden « N1, N2, N3 en Nv »;2° de woorden « N = N1 + N2 + N3 + Nk » worden vervangen door de woorden « N = N1 + N2 + N3 + Nk + Nv »;3° de woorden « *N = a (K x 0,0004) » worden vervangen door de woorden « *Nk = ak (K x 0,0004) »;4° de zin « a : deze term is gelijk aan 0,825 voor de heffingsjaren 1992, 1993, 1994, 1995 en is gelijk aan 0,550 met ingang van het heffingsjaar 1996.» wordt vervangen door de zin « ak : deze term is gelijk aan 0,550. »; 5° de volgende zinnen worden toegevoegd : « *Nv = (Q - K) x CV Waarin : Nv : de vuilvracht die gerelateerd is aan de verwerkbaarheid van het geloosde afvalwater uitgedrukt in negatieve of positieve vervuilingseenheden; Q : het waterverbruik zoals hierboven bepaald;

K : de hoeveelheid koelwater, vermeld in artikel 35quinquies, § 1;

Cv : deze term is gelijk aan nul voor de heffingsplichtigen vermeld in artikel 35ter, § 2, a) en b), en is in alle andere gevallen gelijk aan de omzettingscoëfficiënt, vermeld in kolom 7 van de tabel opgenomen in bijlage bij deze wet. ».

Art. 68.In artikel 35vicies van dezelfde wet, ingevoegd bij het decreet van 27 juni 2003 en vervangen bij het decreet van 21 december 2007, worden een paragraaf 3, een paragraaf 4 en een paragraaf 5 toegevoegd, die luiden als volgt : « § 3. Bij wijze van overgangsmaatregel wordt de vuilvracht Nv, zoals bepaald in artikel 35quinquies en arti-jkel 35septies, vermenigvuldigd met volgende coëfficiënten : 0 voor de heffingsjaren 2013 en 2014; 0,33 voor het heffingsjaar 2015; 0,66 voor het heffingsjaar 2016; 1 voor het heffingsjaar 2017 en volgende. § 4. Bij wijze van overgangsmaatregel wordt voor de sectoren 07, 19a, 19b, 39, 41, 45, 49, 51a, 53a en 53b de vuilvracht N, wanneer deze bepaald wordt overeenkomstig artikel 35septies, verminderd met : [(N1+N2+N3+Nk)oc - (N1+N2+N3+Nk)oc,2012] x B Waarbij : (N1+N2+N3+Nk)oc : de vuilvracht, zijnde de som van N1, N2, N3 en Nk, bepaald overeenkomstig artikel 35septies voor het betrokken heffingsjaar; (N1+N2+N3+Nk)oc,2012 : de vuilvracht, zijnde de som van N1, N2, N3 en Nk, bepaald overeenkomstig artikel 35septies voor het heffingsjaar 2012;

B : overgangscoëfficiënt die gelijk is aan : 1 voor de heffingsjaren 2013 en 2014; 0,66 voor het heffingsjaar 2015; 0,33 voor het heffingsjaar 2016; 0 voor het heffingsjaar 2017 en volgende;

De heffing kan in geen geval negatief worden. § 5. In de bestaande saneringscontracten worden de bepalingen met betrekking tot de vergoeding V, de korting en de specifieke exploitatiekosten, met name de forfaitaire kostenaanrekening ter correctie van verdunning of verhoudingen goede verwerkbaarheid door middel van koolstofbron-dosering en of chemicaliën-dosering, vanaf het heffingsjaar 2015 van rechtswege geschrapt. ».

Art. 69.In dezelfde wet wordt de bijlage vervangen door volgende bijlage : « Bijlage bij de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging

Nr.

Aard hoofdactiviteit

Grondslag waarop de omzettingscoëfficiënt C1 betrekking heeft

C1

C2

C3

Cv

Cx

1

Aardappelmeelfabrieken

1 000 kg aardappelen

1,44

0,001

0,009

0

0,622

2

Aardappelverwerking met bakproces

1 000 kg aardappelen

0,87

0,001

0,009

0

0,622

3

Aardewerk, asbestcement-, glas-, kalksteen-, asbest-, cement-, baksteen-, en betonfabriek

1 m3 gebruikt water

0,007

0,005

0,009

0

0,021

4

Autorevisiewerkplaatsen, werkplaatsen voor tram en spoor, garages, spuiterijen en transportbedrijven

1 m3 gebruikt water

0,05

0,023

0,009

0

0,082

5.a 5.b

a) Bierbrouwerijen b) idem bij terughouden van hop en bostel

1 000 kg bier 1 000 kg bier

1,33 0,34

0,001 0,001

0,009 0,009

0 -0,009

0,127 0,074

6

Niet elders genoemde voedingsmiddelen

1 m3 gebruikt water

0,038

0,001

0,009

-0,006

0,048

7

Cacao-, chocolade-, suikerwerk- en honingfabrieken

1 m3 gebruikt water

0,130

0,006

0,01

-0,011

0,137

8.a 8.b

Chemische industrieën : a) minerale scheikunde en transformatie activiteiten b) organische scheikunde

1 m3 gebruikt water 1 m3 gebruikt water

0,300 0,600

0,010 0,002

0,012 0,010

0,005 0

0,327 0,612

9

Destilleerderijen

1 m3 gebruikt water

0,06

0,001

0,009

0

0,070

10

Destructiebedrijven

1 000 kg bruto gewicht te destructeren materiaal

1,1

0,023

0,009

0

2,234

11

Dorserijen van erwten en capucijners

1 000 kg uitgangsproduct

0,034

0,001

0,009

0

0,048

12

Elektriciteitscentrales

1 m3 gebruikt water

0,02

0,002

0,009

0,008

0,039

13

Emailleerderijen

1 m3 gebruikt water

0,04

0,023

0,009

0

0,072

14

Fruitconservenfabrieken (incl.jamfabrieken)

1 000 kg appelen, peren, aardbeien 1 000 kg kersen, bramen, bessen en overige zachte vruchten

1,02 0,73

0,001 0,001

0,009 0,009

-0,006 -0,006

0,341 0,341

15

Galvaniseerfabrieken

1 m3 gebruikt water

0,04

0,023

0,009

0

0,072

16

Gasfabrieken

1 000 kg uitgangsproduct

1,10

0,001

0,009

0

0,030

17

Gist- en spiritusfabrieken

1 000 kg melasse

9,3

0,001

0,009

0

0,922

18

Grafische en andere papierverwerkende en kartonverwerkende bedrijven

1 m3 gebruikt water

0,04

0,013

0,009

0

0,062

19.a 19.b

Groenteconservenbedrijven : a) aardappelbedrijven b) groentebedrijven

1 m3 gebruikt water 1 m3 gebruik water

0,154 0,072

0,004 0,003

0,037 0,011

0 0

0,195 0,086

20

Groentewasserijen

1 000 kg wortelen 1 000 kg zilveruien

0,13 0,23

0,001 0,001

0,009 0,009

0 0

0,412 0,412

21.a 21.b

Horeca : a) hotels, motels restaurants, jeugdherbergen en cafés b) pensions, bungalowparken, campings, pretparken en diergaarden

1 m3 gebruikt water 1 m3 gebruikt water

0,02 0,02

0,001 0,001

0,009 0,009

0 0

0,030 0,030

22.a 22.b 22.c 22.d 22.e

Huiden en vellen : a) chroomleerlooierijen b) plantaardige leerlooierijen c) witleerlooierijen d) pelsbereiding bedrijven e) zeemleerlooierijen

1 000 kg uitgangsproduct 1 000 kg uitgangsproduct 1 000 kg uitgangsproduct 1 000 kg uitgangsproduct 1 000 kg uitgangsproduct

6,9 7 10 10 20

0,003 0,002 0,002 0,002 0,002

0,009 0,009 0,009 0,009 0,009

0,013 0 0 0 0

0,169 0,720 0,263 0,091 0,263

23

Ijzerbeitserij extra per voor geloosd ijzer

1 m3 gebruikt water 1 000 kg geloosd ijzer

0,004 3,30

0,023

0,009

0

0,074

24

Kaarsfabrieken en wasblekerijen

1 m3 gebruikt water

0,010

0,001

0,009

0

0,020

25

Keramische industrie

1 m3 gebruikt water

0,011

0,005

0,009

0

0,025

26

Laboratoria

1 m3 gebruikt water

0,035

0,002

0,009

0

0,046

27

Lak- en verffabrieken

1 m3 gebruikt water

0,370

0,008

0,009

0,006

0,393

28.a 28.b 28.c 28.d 28.e

a) pluimveebedrijven b) varkenshouderijen c) rundveebedrijven d) veehouderijen niet in sub a, b en c begrepen e) overige bedrijven

1 m3 gebruikt water 1 m3 gebruikt water 1 m3 gebruikt water 1 m3 gebruikt water 1 m3 gebruikt water

0,015/50 0,015/20 0,015/10 0,015/5 0,015/100

0,001/50 0,001/20 0,001/10 0,001/5 0,001/100

0,009/50 0,009/20 0,009/10 0,009/5 0,009/100

0 0 0 0 0

0,001 0,001 0,003 0,005 0,000

29

Lijmfabrieken

1 000 kg beenderlijm

3,7

0,001

0,009

0

0,610

30

Limonadefabrieken en bottelarijen

1 000 l gefabriceerd product

0,12

0,001

0,009

0

0,110

31

Margarine vet- en spijsoliefabrieken indien uitsluitend olie wordt gewonnen door het persen van zaden

1 000 kg ruwe oliën en vetten 1 000 kg gefabriceerd product

0,7 0,06

0,001 0,001

0,009 0,009

0 0

1,457 1,457

32

Metaalindustrie (mechanisch bewerken, verzinken en non-ferro beitsen)

1 m3 gebruikt water

0,028

0,023

0,009

0,005

0,065

33

Metallurgische industrie

1 m3 gebruikt water

0,010

0,023

0,009

0

0,042

34

Mouterijen

1 000 kg gerst

0,16

0,001

0,009

0

0,093

35

Papierindustrie

1 000 kg papier

1,6

0,001

0,009

0

0,692

36

Parfum- en cosmeticafabrieken

1 m3 gebruikt water

0,026

0,001

0,009

-0,018

0,036

37

Pindabranderijen

1 000 kg uitgangsproduct

0,75

0,001

0,009

0

0,048

38

Plastiekverwerkende nijverheid

1 m3 gebruikt water

0,010

0,001

0,009

0

0,020

39

Pluimveeslachterijen

1 m3 gebruikt water

0,1756

0,0151

0,0456

0

0,236

40

Poets- en smeermiddelen fabrieken

1 m3 gebruikt water

0,012

0,002

0,009

0

0,023

41

Slachthuizen (excl.vleeswarenverwerking)

1 m3 gebruikt water

0,0953

0,0091

0,0484

0

0,153

42

Stijfsel- en zetmeelfabrieken

1 000 kg uitgangsproduct

3

0,001

0,009

0

1,551

43

Strokartonfabrieken

1 000 kg karton

4,9

0,001

0,009

0

0,692

44

Suikerfabrieken en suikerbietenrasperijen indien uitsluitend afvalwater van de condensoren wordt geloosd

1 000 kg suikerbieten 1 000 kg suikerbieten

0,27 0,027

0,001 0,001

0,009 0,009

0 0

0,284 0,284

45

Textielfabrieken

1 m3 gebruikt water

0,042

0,004

0,008

0

0,052

46

Vatenwasserijen

1 m3 gebruikt water

0,58

0,012

0,009

0

0,601

47

Visconservenfabrieken

1 000 kg verse vis

2,43

0,001

0,009

-0,006

0,770

48

Vismeelfabrieken

1 000 kg uitgangsproduct

3,3

0,001

0,009

0

0,048

49

Vleeswarenbedrijven

1 m3 gebruikt water

0,1103

0,0037

0,0423

0

0,156

50

Vulcaniseerinrichting, gummiwaren, kabel- en kunstleerfabrieken

1 m3 gebruikt water

0,014

0,002

0,009

0

0,025

51.a 51.b

Wasserijen, met uitzondering van wassalons : a) natwasserijen b) chemische wasserijen en droogkuis

1 m3 gebruikt water 1 m3 gebruikt water

0,031 0,08

0,006 0,001

0,003 0,009

0 0

0,040 0,090

52

Zeepfabrieken indien onderloog geloosd wordt te verhogen met :

1 000 kg zeep

0,55 3,1

0,001

0,009

0

0,859

53.a 53.b

Zuivelindustrie a) niet gesaneerde bedrijven b) gesaneerde bedrijven

1 m3 gebruikt water 1 m3 gebruikt water

0,089 0,052

0,002 0,001

0,009 0,013

-0,011 -0,006

0,100 0,066

54

Zwembadinrichtingen

1 m3 gebruikt water

0,006

0,001

0,001

0

0,008

55

Niet hoger vermelde bedrijfsactiviteiten

1 m3 gebruikt water

0,017

0,001

0,009

0,008

0,035

56

Lozingen uit huishoudelijke activiteiten

1 m3 gebruikt water

0,015

0,001

0,009

0

0,025

57

- Ziekenhuizen - de door de Vlaamse Gemeenschap erkende en gesubsidieerde voorzieningen in de Bijzondere Jeugdbijstand en de Gemeenschapsinstellingen voor Bijzondere Jeugdzorg - de door de Vlaamse Gemeenschap erkende en gesubsidieerde residentiële voorzieningen binnen het algemeen welzijnswerk - de door de Vlaamse Gemeenschap erkende en gesubsidieerde centra integrale gezinsondersteuning - erkende en gesubsidieerde kinderdagverblijven en de centra voor kinderzorg en gezinsondersteuning - erkende Centra voor Geestelijke Gezondheidszorgen erkende psychiatrische ziekenhuizen, psychiatrische verzorgingstehuizen en initiatieven voor beschut wonen - door de Vlaamse Gemeenschap erkende rusthuizen en de erkende serviceflatsgebouwen en woningcomplexen met dienstverlening zonder individuele facturatie - door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap erkende semi-residentiële en residentiële voorzieningen, met inbegrip van de werkvormen beschermd en zelfstandig wonen. - Onderwijsinstellingen

1 m3 gebruikt water

0,017

0,001

0,009

0

0,027

58

Bronbemalingen technisch noodzakelijk voor de verwezenlijking van bouwkundige werken of de aanleg van openbare nutsvoorzieningen als vermeld in subrubriek 53.2 van de indelingslijst van titel I van het Vlarem

1 m3 gebruikt water

0,0017

0,0001

0,0009

0

0,0027

59

Sanitair afvalwater

1 m3 gebruikt water

0,017

0,001

0,009

0

0,027


Voor de toepassing van de nummering 53 wordt onder een gesaneerde zuivelfabriek verstaan een zuivelfabriek waarin goede voorzieningen ter beperking van de vervuilingsgraad zijn getroffen, als het opvangen van drupmelk, het terughouden van het bezinksel uit het boterwaswater, het opvangen van de perswei, het voorkomen van lekverliezen en dergelijke.

Voor de toepassing van de nummeringen die als grondslag « 1 m3 gebruikt water » vermelden wordt onder aantal m3 gebruikt water verstaan de hoeveelheid gedurende het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar verbruikte water Q verminderd met het koelwater K zoals gedefinieerd in artikel 35quinquies, § 1, van dit decreet. ».

Art. 70.Het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaamse Milieumaatschappij past, ten aanzien van heffingsdossiers waarvoor nog een bezwaarschrift of een vordering in rechte hangende is of heffingsdossiers waarvoor een aanvraag tot ambtshalve ontheffing als vermeld in artikel 376 van het WIB ingediend wordt bij en aanvaard wordt door de Vlaamse Milieumaatschappij of een navordering als vermeld in artikel 35terdecies, § 2, van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging gevestigd wordt of heffingsdossiers die het voorwerp uitmaken van een aansprakelijkheidsvordering voor hoven en rechtbanken, na schriftelijke aangetekende aanvraag van de heffingsplichtige gericht tot de Vlaamse Milieumaatschappij, ingediend ten laatste één jaar na publicatie van dit decreet, de artikelen 35bis, § 9, en 35ter, § 10, van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging toe op de heffingen, van de in dit artikel vermelde heffingsdossiers, gevestigd voor het heffingsjaar dat door de heffingsplichtige opgegeven werd in zijn aanvraag en voor zover voldaan wordt aan de in die artikelen gestelde voorwaarden en het heffingsjaar niet voor het heffingsjaar 2004 ligt.

In dat geval kan, in afwijking van artikel 418 WIB, enkel het verschil tussen het oorspronkelijke heffingsbedrag vermeerderd met de eventuele heffingsverhoging én het bedrag berekend door toepassing van de bepalingen van artikel 35bis, § 9, en artikel 35ter, § 10, van de in het eerste lid genoemde wet vermeerderd met de eventuele heffingsverhoging, terugbetaald worden aan de heffingsplichtige.

Alle kosten verbonden aan eerdere betwistingen in dit verband blijven ten laste van de heffingsplichtige. Afdeling 2. Milieuvergunning

Art. 71.In hoofdstuk III van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning wordt een artikel 20bis ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 20bis.Met betrekking tot het saneren van het geloosde afvalwater, kan in de milieuvergunning, via een bijzondere voorwaarde, het afsluiten van een saneringscontract als vermeld in art 32septies, § 4 en § 5, van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van oppervlaktewateren, lastens de exploitant, opgelegd worden. Het afsluiten van dit saneringscontract kan door enig toedoen van de exploitant, met name door zelf de procedure op te starten, verwezenlijkt worden. De Vlaamse Regering stelt hiervoor de nadere regels vast. ». Afdeling 3. Water bestemd voor menselijke aanwending

Art. 72.Aan artikel 6bis, § 2, derde lid, van het decreet van 24 mei 2002 betreffende water bestemd voor menselijke aanwending, gewijzigd bij de decreten van 23 december 2005 en 13 juli 2012, worden de woorden « , waarin de vergoeding V vermeld wordt. » toegevoegd. HOOFDSTUK 2 1. Fonds tot aanmoediging van de schepping van geluidswerken en audiovisuele werken

Art. 73.Artikel 26 van het decreet van 6 juli 2001 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2001 wordt opgeheven. HOOFDSTUK 2 2. Subsidiëring van onderwijsinfrastructuur

Art. 74.Aan hoofdstuk II van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving wordt een artikel 19bis toegevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 19bis.§ 1. Elke inrichtende macht, mag binnen de perken van de begrotingskredieten een beroep doen op AGIOn voor een onroerend goed dat haar middels een persoonlijk recht het genot van het goed verzekert.

Het genot van het goed, voortvloeiend uit het persoonlijk recht, dient ten minste tot het einde van het schooljaar van het jaar van de aanvraag verzekerd te zijn. § 2. In dit kader kan een beschikbaarheidstoelage toegekend worden.

De beschikbaarheidstoelage heeft betrekking op alle mogelijke vormen van terbeschikkingstelling van een schoolgebouw aan de inrichtende macht, behoudens de aankoop, de gehele of gedeeltelijke nieuwbouw of verbouwing, de voorafgaande afbraak- en omgevingswerken en de eerste uitrusting van een schoolgebouw.

Voor de beschikbaarheidstoelage die AGIOn toekent, geldt hetzelfde subsidiepercentage als in de reguliere subsidiëring, zoals vermeld in artikel 17, § 1. § 3. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels met betrekking tot de modaliteiten, de berekeningswijze, en de wijze van toekenning en uitbetaling, van de beschikbaarheidstoelage vermeld in paragraaf 2. ».

Art. 75.Aan hoofdstuk II van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving wordt een artikel 19ter toegevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 19ter.De beschikbaarheidstoelage vermeld in artikel 19bis kan met betrekking tot het betrokken schoolgebouw niet gecumuleerd worden met reguliere subsidies voor of tijdens de beschikbaarheid. ».

Art. 76.Aan hoofdstuk II van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving wordt een artikel 19quater toegevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 19quater.AGIOn kan alle initiatieven nemen die het nodig acht om toe te zien of de voorwaarden voor de beschikbaarheidstoelage vervuld zijn of blijven en of de beschikbaarheidstoelage niet ten onrechte wordt uitbetaald.

AGIOn kan onder meer bijkomende documenten en gegevens opvragen, de inrichtende macht horen en een bezoek ter plaatse brengen. ».

Art. 77.Aan hoofdstuk II van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving wordt een artikel 19quinquies toegevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 19quinquies.Indien geen gevolg gegeven wordt aan de initiatieven van AGIOn zoals bepaald in artikel 19quater, kan de betaling van de beschikbaarheidstoelage opgeschort worden. ».

Art. 78.Aan hoofdstuk II van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving wordt een artikel 19sexies toegevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 19sexies.§ 1. Indien de onderwijsbestemming van het schoolgebouw niet langer verzekerd is of in geval van oneigenlijk gebruik, houdt AGIOn op met de betaling van de beschikbaarheidstoelage. § 2. Het behoort tot de appreciatie van AGIOn om te bepalen of de onderwijsbestemming niet langer verzekerd is of dat er sprake is van oneigenlijk gebruik, gebaseerd op alle feitelijke en juridische elementen die bekend zijn. ».

Art. 79.Aan hoofdstuk II van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving wordt een artikel 19septies toegevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 19septies.§ 1. De ten onrechte uitbetaalde beschikbaarheidstoelagen worden verrekend met de nog verschuldigde beschikbaarheidstoelagen. § 2. Bij gebrek aan verschuldigde beschikbaarheidstoelagen, vordert AGIOn de ten onrechte uitgekeerde toelagen terug. ». HOOFDSTUK 2 3. Slotbepalingen

Art. 80.Dit decreet treedt in werking op 1 januari 2013, met uitzondering van : - artikel 17, dat uitwerking heeft met ingang van 1 december 2012; - artikel 44, dat uitwerking heeft met ingang van 1 november 2012; - artikel 54, dat uitwerking heeft met ingang van 3 december 2009.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 21 december 2012.

De minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Economie, Buitenlands, Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid, K. PEETERS De Vlaamse minister van Innovatie, Overheidsinvesteringen, Media en Armoedebestrijding, I. LIETEN De Vlaamse minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, J. VANDEURZEN De Vlaamse minister van Mobiliteit en Openbare Werken, H. CREVITS Voor de Vlaamse minister van Energie, Wonen, Steden en Sociale Economie, De Vlaamse minister van Innovatie, Overheidsinvesteringen, Media en Armoedebestrijding, I. LIETEN De Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, J. SCHAUVLIEGE De Vlaamse minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, P. SMET De Vlaamse minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, Ph. MUYTERS _______ Nota

Stukken :

-

Ontwerp van decreet

:

1752 - Nr. 1

-

Amendementen

:

1752 - Nr. 2

-

Verslagen

:

1752 - Nr. 3 t.e.m. 10

-

Tekst aangenomen door de commissies

:

1752 - Nr. 11

-

Amendement

:

1752 - Nr. 12

-

Tekst aangenomen door de plenaire vergadering

:

1752 - Nr. 13Handelingen - Bespreking en aanneming : vergaderingen van 18 en 19 december 2012.

^