Etaamb.openjustice.be
Decreet van 22 februari 2008
gepubliceerd op 23 april 2008

Decreet houdende verschillende maatregelen betreffende de organisatie en de werking van het Agentschap voor de evaluatie van de kwaliteit van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde onderwijs

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2008029225
pub.
23/04/2008
prom.
22/02/2008
ELI
eli/decreet/2008/02/22/2008029225/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

22 FEBRUARI 2008. - Decreet houdende verschillende maatregelen betreffende de organisatie en de werking van het Agentschap voor de evaluatie van de kwaliteit van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde onderwijs (1)


Het Parlement van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit decreet, wordt verstaan onder : 1° Hoger onderwijs : het hoger onderwijs bedoeld in artikel 1 van het decreet van 31 maart 2004 betreffende de organisatie van het hoger onderwijs ter bevordering van de integratie in de Europese ruimte van het hoger onderwijs en betreffende de herfinanciering van de universiteiten;2° Instellingen : de instellingen die een hoger onderwijs verstrekken en die vermeld zijn in de artikelen 10, 11, 12, 13 en 178 van hetzelfde decreet;3° Academische overheid : de instanties bedoeld in artikel 6 van hetzelfde decreet;4° ENQA : Europese vereniging voor kwaliteitszorg in het hoger onderwijs;5° Raad : de interuniversitaire raad van de Franse Gemeenschap, de algemene raad van de hogescholen, de hoge raad voor het kunsthoger onderwijs, de hoge raad voor het onderwijs voor sociale promotie of de hoge raad voor architectuur. HOOFDSTUK II. - Oprichting en opdrachten van het Agentschap

Art. 2.Er wordt een autonome dienst, die geen rechtspersoonlijkheid heeft, opgericht, « Agentschap voor de evaluatie van de kwaliteit van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde onderwijs » genoemd, hierna « Agentschap » genoemd.

Het begrotings- en boekhoudingsbeheer van deze dienst is gescheiden van het beheer van de diensten van algemeen bestuur van de Franse Gemeenschap, overeenkomstig artikel 140 van de gecoördineerde wetten op de Rijkscomptabiliteit.

Art. 3.Het Agentschap heeft de volgende opdrachten : 1° ervoor zorgen dat de door de instellingen georganiseerde cursussen regelmatig worden geëvalueerd, waarbij de aandacht wordt gevestigd op de goede praktijken, de leemten en de op te lossen problemen;2° ervoor zorgen dat de in hoofdstuk 4 omschreven evaluatieprocedures worden toegepast;3° de toepassing van praktijken ter verbetering van de kwaliteit van het in elke instelling verstrekte onderwijs in de hand werken, door de samenwerking tussen alle stakeholders in het hoger onderwijs;4° de Regering, de actoren en de gebruikers van het hoger onderwijs informeren over de kwaliteit van het in de Franse Gemeenschap verstrekte hoger onderwijs;5° de politieke verantwoordelijken suggesties voorleggen tot verbetering van de globale kwaliteit van het hoger onderwijs;6° elk voorstel voorleggen dat het nuttig acht voor de uitoefening van zijn opdrachten, op eigen initiatief of op aanvraag van de Regering;7° de Franse Gemeenschap vertegenwoordigen bij de nationale en internationale instanties bij de evaluatie van de kwaliteit van het hoger onderwijs. HOOFDSTUK III. - Samenstelling en werking van het Agentschap

Art. 4.De organen van het Agentschap zijn het beheerscomité, het bureau en de uitvoerende cel.

Behalve de beslissingen betreffende de taken die bij dit decreet of bij delegatie aan het bureau of de uitvoerende cel worden toegewezen, worden de beslissingen van het Agentschap door het beheerscomité genomen.

Art. 5.Het beheerscomité is samengesteld uit 25 stemgerechtigde werkende leden.

De werkende leden zijn : 1° de directeur-generaal van het bestuur Niet-Verplicht Onderwijs;2° vier vertegenwoordigers van het academisch corps en van het wetenschappelijk corps van de universiteiten die door de rectoren collegiaal worden voorgedragen;3° vier vertegenwoordigers van het onderwijzend personeel van de hogescholen, voorgedragen door de netoverschrijdende overlegraad, bedoeld in artikel 87 van het decreet van 5 augustus 1995 houdende de algemene organisatie van het hoger onderwijs in hogescholen;4° twee vertegenwoordigers van het onderwijzend personeel van de hogere kunstscholen, voorgedragen door de vertegenwoordigers van dat personeel in de hoge raad voor het kunsthoger onderwijs;5° twee vertegenwoordigers van het onderwijzend personeel van de instellingen voor onderwijs voor sociale promotie die een hoger onderwijs organiseren, voorgedragen door de hoge raad voor het onderwijs voor sociale promotie;6° een vertegenwoordiger van het onderwijzend personeel van de hogere instituten voor architectuur, voorgedragen door de vertegenwoordigers van dat personeel in de hoge raad voor architectuur;7° een vertegenwoordiger van het administratief personeel van de universiteiten, voorgedragen door de interuniversitaire raad van de Franse Gemeenschap;8° een vertegenwoordiger van het administratief personeel van de hogescholen, voorgedragen door de algemene raad voor hogescholen;9° drie vertegenwoordigers van de studenten, voorgedragen door de representatieve studentenorganisaties;10° drie vertegenwoordigers van de vakverenigingen die in de Nationale Arbeidsraad vertegenwoordigd zijn en die bonden in de sector hebben, voorgedragen door die;11° drie bekende personen die uit de beroeps-, sociale en culturele kringen afkomstig zijn. De leden van het beheerscomité worden door de Regering benoemd. De leden bedoeld in het tweede lid, 2° tot 10°, worden haar door de respectieve instanties voorgelegd op grond van lijsten van twee kandidaten.

Het mandaat van de leden van het beheerscomité duurt vier jaar; het kan één keer worden vernieuwd, met uitzondering van het mandaat van de vertegenwoordigers van de studenten, dat met één academiejaar overeenstemt en kan worden vernieuwd.

Ieder werkend lid heeft een plaatsvervanger, die onder dezelfde voorwaarden wordt voorgedragen en benoemd. Het is alleen stemgerechtigd als het werkend lid wordt verhinderd.

Het beheerscomité beraadslaagt en beslist pas geldig als ten minste de helft van de stemgerechtigde leden aanwezig is en als de meerderheid van de stemgerechtigde leden bedoeld in het tweede lid, 2° tot 6°, aanwezig is.

Bij overlijden of ontslag van een lid, wordt in zijn vervanging voorzien overeenkomstig het derde lid. De plaatsvervanger voleindigt het mandaat.

Een vertegenwoordiger van elke minister bevoegd voor het hoger onderwijs heeft er met adviserende stem zitting.

Art. 6.Het beheerscomité verkiest uit zijn leden een voorzitter en een ondervoorzitter voor een één keer vernieuwbaar mandaat van twee jaar. De voorzitter wordt verkozen uit de categorieën bedoeld in artikel 5, tweede lid, 2° tot 6°. De ondervoorzitter wordt verkozen ofwel uit de categorie bedoeld in artikel 5, tweede lid, 3° tot 6°, indien de voorzitter uit de categorie bedoeld in artikel 5, tweede lid, 2°, is verkozen, ofwel uit de categorie bedoeld in artikel 5, tweede lid, 2°, indien de voorzitter uit de categorie bedoeld in artikel 5, tweede lid, 3° tot 6° is verkozen.

Het bureau wordt samengesteld uit de voorzitter en de ondervoorzitter alsook uit de ambtenaar die de leiding van de uitvoerende cel heeft.

De directeur-generaal van het bestuur niet-verplicht onderwijs heeft er met adviserende stem zitting.

Het bureau bereidt de beslissingen van het beheerscomité voor en oefent alle opdrachten uit die het comité bij zijn huishoudelijk reglement aan het bureau delegeert.

Art. 7.§ 1. Het Agentschap beschikt over een uitvoerende cel, die belast wordt met de toepassing en uitvoering van de beslissingen van het beheerscomité en van het bureau. Die uitvoerende cel staat onder leiding van een ambtenaar van ten minste rang 12 en is bovendien samengesteld uit ten minste drie ambtenaren van niveau 1 en twee ambtenaren van niveau 2. Die ambtenaren zijn ofwel personeelsleden van de diensten van de Franse Gemeenschap ofwel leden die voor een minimumperiode van 2 jaar gedetacheerd zijn uit het personeel van de instellingen voor hoger onderwijs overeenkomstig het decreet van 24 juni 1996 houdende regeling van de opdrachten, verloven wegens opdracht en terbeschikkingstelling wegens opdracht in het door de Franse Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd onderwijs.

De leidende ambtenaar en de ambtenaren van niveau 1 worden door de Regering aangesteld. § 2. Het ambt in verband met de leiding van de uitvoerende cel maakt een voltijdse opdracht uit. Het personeelslid dat dit ambt uitoefent, woont de vergaderingen van het beheerscomité met adviserende stem bij en neemt er het secretariaat van waar.

Onder de ambtenaren van niveau 1, hebben er drie als hoofdopdracht te zorgen voor de organisatie en de uitvoering van de evaluatieopdrachten die door het Agentschap worden geprogrammeerd. Te dien einde staan ze de Raden bij.

Art. 8.Het beheerscomité van het Agentschap stelt zijn huishoudelijk reglement vast, dat het aan de Regering meedeelt.

Dat reglement moet inzonderheid voorzien in de regels met betrekking tot het neerleggen van minderheidsnota's wanneer het Agentschap een advies aan de Regering moet uitbrengen. HOOFDSTUK IV. - Procedure inzake de evaluatie van de kwaliteit

Art. 9.De evaluatie heeft betrekking op de kwaliteit van het onderwijs in de verschillende begincursussen van de eerste graad en de tweede graad die door de instellingen worden georganiseerd.

Die cursussen stemmen overeen met : 1° de namen van de academische graden vermeld in bijlage 1 van het decreet van 31 maart 2004 betreffende de organisatie van het hoger onderwijs ter bevordering van de integratie in de Europese ruimte van het hoger onderwijs en betreffende de herfinanciering van de universiteiten;2° de graden bedoeld bij het decreet van 2 juni 2006 tot vaststelling van de academische graden uitgereikt door de Hogescholen die door de Franse Gemeenschap worden georganiseerd of gesubsidieerd en tot vaststelling van de minimale uurregelingen, met uitsluiting van de specialisatiegraden;3° de opties of, op het gebied van muziek, de specialisaties, voor de graden bedoeld bij het decreet van 17 mei 1999 betreffende het kunsthoger onderwijs;4° de graden van bachelor en master in de architectuur;5° de graden uitgereikt door het hoger onderwijs voor sociale promotie die overeenstemmen met deze die door het hoger onderwijs met volledig leerplan worden uitgereikt. Voor een cursus die mede wordt georganiseerd met een instelling buiten de Franse Gemeenschap krachtens een samenwerkingsovereenkomst voor de organisatie van studies zoals bedoeld in artikel 29, § 2, van het voormelde decreet van 31 maart 2004, kan de evaluatie betrekking hebben op alleen het deel van de studiepunten die in de Franse Gemeenschap werkelijk worden georganiseerd, voor zover een gelijkaardige evaluatieprocedure wordt georganiseerd door de bevoegde overheid waaronder de partnerinstelling(en) die het overblijvende deel van de studiepunten van het programma werkelijk organiseert(eren), ressorteert(eren).

Door het Agentschap worden niet gestuurd, de evaluaties van de kwaliteit die betrekking hebben op : 1° cursussen bedoeld in het tweede lid buiten de programmering die overeenkomstig artikel 10 wordt verricht;2° opleidingen die niet bedoeld zijn in het tweede lid en die door de instellingen worden georganiseerd.

Art. 10.De te evalueren cursussen en de betrokken instellingen worden door het Agentschap bepaald op grond van een tienjarenplan. Dat plan wordt zodanig opgemaakt, dat elke cursus ten minste om de 10 jaar kan worden geëvalueerd.

Het eerste tienjarenplan, dat zich over de periode 2008-2018 zal uitstrekken, zal door het Agentschap vóór 1 mei 2008 worden opgemaakt, waarbij rekening zal worden gehouden met de plannen die vóór 1 maart 2008 zullen worden voorgesteld door elke Raad in verband met de cursussen die hem aangaan.

Het tienjarenplan wordt elk jaar, vóór 1 februari, bijgewerkt, waarbij rekening wordt gehouden met de voorstellen ingediend door elke Raad uiterlijk op 1 december van het voorafgaande jaar.

Op basis van dat tienjarenplan wordt een jaarlijkse programmering van de te evalueren cursussen en instellingen door het Agentschap zodanig vastgesteld, dat de evaluaties die betrekking hebben op éénzelfde cursus of op gelijkaardige cursussen gelijktijdig geschieden in alle instellingen die ze organiseren.

Het Agentschap kan van de jaarlijkse programmering de cursussen van de instellingen uitsluiten die bedoeld zijn bij het tienjarenplan en waarin gemiddeld minder dan 10 nieuwe regelmatige inschrijvingen werden geboekt gedurende de drie voorafgaande academiejaren.

Met uitzondering van de programmering van de academiejaren 2008-2009 en 2009-2010, wordt de jaarlijkse programmering voor het academiejaar n uiterlijk op 1 maart van het academiejaar n-2 door het Agentschap overgezonden aan de betrokken instellingen. In afwijking van het vierde lid, wordt de jaarlijkse programmering van een cursus uitgesteld op de met redenen omklede aanvraag van een instelling die ingediend wordt binnen een termijn van één maand te rekenen vanaf de ontvangst van de jaarlijkse programmering door de instelling.

Als de programmering van de evaluatie van een cursus gedurende een academiejaar n wordt uitgesteld door een instelling overeenkomstig het zesde lid, zal de evaluatie van die cursus deel moeten uitmaken van de programmering van het Agentschap uiterlijk voor het jaar n+2. Indien de instelling de evaluatie weigert, zal die cursus opnieuw deel kunnen uitmaken van de jaarlijkse programmering van het Agentschap ten vroegste voor het jaar n+10. De weigering door een instelling van de evaluatie van één van haar cursussen wordt uitdrukkelijk vermeld op de website van het Agentschap gedurende de periode die van het jaar n+2 tot het jaar n+9 loopt.

Art. 11.De evaluatie steunt op een lijst van indicatoren die toepasselijk zijn op alle opleidings- en organisatieacties. Ze is gericht op de bepaling van de opleidingsdoelstellingen van de verschillende cursussen en van de geschikte middelen die moeten worden aangewend om die te bereiken. Voor elke te evalueren cursus, wordt die lijst door het Agentschap vastgesteld op de voordracht van de betrokken Raad(aden). Het voorstel wordt opgemaakt met verwijzing naar de referentielijst van indicatoren die door de Regering wordt vastgesteld. Elke afwijking van de referentielijst moet in het voorstel worden verantwoord. Voor een cursus waarvan de evaluatie gedurende het academiejaar n wordt geprogrammeerd, wordt het voorstel uiterlijk op 1 januari van het jaar n-2 overgezonden aan het Agentschap, dat de lijst vaststelt en overzendt aan de betrokken Raden voor 1 april van hetzelfde jaar.

De lijst van indicatoren wordt de Regering ter goedkeuring voorgelegd.

De Regering spreekt zich daarover binnen 14 dagen uit. Nadat die termijn is verstreken, wordt de Regering geacht die lijst te hebben goedgekeurd.

De referentielijst van indicatoren wordt door de Regering vastgesteld en houdt inzonderheid, zonder exhaustief te zijn, hoofdstukken in met betrekking tot het institutioneel kader en de leiding, tot de structuren en de doelstellingen van het(de)geëvalueerde studieprogramma(s), tot de personen tot wie het studieprogramma zich richt, tot de ter beschikking gestelde hulpmiddelen, tot de externe betrekkingen en tot de analyse en het strategische actieplan.

Art. 12.De evaluaties worden uitgevoerd door de uitvoerende cel van het Agentschap in nauwe samenwerking met de Raden.

Elke Raad, bijgestaan door de personeelsleden van de uitvoerende cel bedoeld in artikel 7, § 2, tweede lid, wordt ermee belast : 1° de door het Agentschap verstrekte informatie door te geven;2° de lijst van de indicatoren die relevant zijn voor een bepaalde cursus voor te stellen;3° ervoor te zorgen dat de instellingen de interne evaluatie van hun cursussen binnen de gestelde termijnen plannen en de nodige schikkingen treffen voor de organisatie van de deskundigenbezoeken;4° ervoor te zorgen dat het tijdschema gedurende de hele procedure wordt nageleefd;5° het Agentschap binnen de gestelde termijn een lijst van ten minste acht deskundigen voor te stellen in overleg met de betrokken instellingen en de voorafgaande toestemming van de voorgedragen deskundigen aan te vragen.

Art. 13.De evaluatie van de kwaliteit van een cursus in een instelling moet beëindigd zijn op het einde van het academiejaar dat volgt op de programmering ervan door het Agentschap.

Ze bestaat uit de volgende fasen : 1° het opstellen van een intern evaluatieverslag overeenkomstig de artikelen 14 en 15;2° een externe evaluatie uitgevoerd door een deskundigencomité overeenkomstig de artikelen 16 en 17;3° de bekendmaking van de resultaten van de evaluatie op de website van het Agentschap of de weigering van de bekendmaking overeenkomstig artikel 18;4° de bepaling door de academische overheid van een tijdschema en van een plan voor het opvolgen van de aanbevelingen vermeld in het eindsyntheseverslag en de overzending ervan overeenkomstig artikel 19. Er wordt vervolgens een transversaal onderzoek van de kwaliteit van de cursus in de Franse Gemeenschap door het Agentschap georganiseerd overeenkomstig artikel 20.

Art. 14.De interne evaluatie heeft de volgende doelstellingen : 1° het kader van de instelling bepalen, en, binnen dat kader, de eenheid - Faculteit, departement, afdeling, categorie, dienst,... - waarop de evaluatie meer bepaald betrekking heeft; 2° het beheer van de kwaliteit binnen de geëvalueerde eenheid en de betrokken instelling voorstellen;3° een volledige kritische zelfevaluatie van het onderwijs voorstellen met de deelneming van alle betrokken actoren;4° de basisinformatie bestemd voor het deskundigencomité leveren, en, via de analyse van de sterke punten, zwakheden, kansen en risico's, de nadruk leggen op wat kan worden verbeterd.

Art. 15.Met het oog op de interne evaluatie, richt de academische overheid een commissie op en stelt een coördinator aan.

Verschillende instellingen kunnen een medewerkingsakkoord sluiten en een gemeenschappelijke coördinator aanstellen.

Naast de coördinator bestaat die commissie uit de verschillende bestanddelen van de geëvalueerde eenheid : academisch, wetenschappelijk, administratief, technisch personeel en studenten.

Het aantal studenten kan niet lager zijn dan 20 % van het totaal aantal leden van de commissie. De studenten worden aangewezen door de studentenraad van de instelling, als die bestaat. De commissie kan ook een beroep doen op andere leden van de instelling of van haar beheersorganen en op oud-studenten die sedert minder dan drie jaar gediplomeerd zijn.

Voor 30 juni voorafgaand aan het academiejaar waarin de evaluatie van de cursus wordt geprogrammeerd, stelt de commissie het vertrouwelijk intern evaluatieverslag op, dat aan de voorzitter van het deskundigencomité zal worden voorgelegd.

Dat interne evaluatieverslag vermeldt in zijn inleiding de samenstelling van de interne evaluatiecommissie, de goedgekeurde interne evaluatieprocedure, alsook de opstellers. Het somt de indicatoren bedoeld in artikel 11 op en geeft alle inlichtingen die nuttig zijn voor de externe evaluatie.

Art. 16.Met het oog op de externe evaluatie, stelt het Agentschap, voor 1 juli van het academiejaar n-1, een deskundigencomité aan, op basis van de voordracht van de betrokken raad(raden). Het comité is, voor elke cursus, samengesteld uit ten minste : 1° drie vertegenwoordigers van de academische wereld, die daar hun hoofdactiviteit uitoefenen, deskundig voor de betrokken cursus, onafhankelijk van de geëvalueerde instelling, waarvan ten minste één geen bestuurs- of onderwijsopdracht uitoefent in een Belgische instelling voor hoger onderwijs en 2° één vertegenwoordiger van de vakwereld, die daar zijn hoofdactiviteit uitoefent, in verband met de betrokken cursus. Het aantal vertegenwoordigers van de vakwereld binnen het comité zal niet hoger zijn dan één derde van de aangestelde deskundigen.

Voor een cursus waarvan de evaluatie voor het academiejaar n geprogrammeerd is, zendt(en) de betrokken raad(den) voor 1 juni van het academiejaar n-1, een lijst van acht deskundigen over, onder wie de deskundige die met het voorzitterschap belast zou kunnen worden.

Dit voorstel wordt samen ingediend met het curriculum vitae van elke voorgedragen deskundige alsook met een document ter bekrachtiging van zijn principiële toestemming om deel te nemen aan de externe evaluatie gedurende het academiejaar n en met een verklaring op erewoord waarbij bevestigd wordt dat hij voldoet aan de onafhankelijkheidsvoorwaarde bedoeld in het eerste lid, 1°. Als de raad(en) niet binnen de vereiste termijn zijn voorstellen indient, worden de deskundigen van ambtswege aangesteld.

Voor zover dit mogelijk is, wordt eenzelfde deskundigencomité aangesteld om de instellingen te evalueren die een- zelfde cursus of gelijkaardige cursussen organiseren. Zo niet, wordt(en) de aangestelde voorzitter(s) ermee belast te zorgen voor de beste coherentie bij het externe evalueren voor eenzelfde cursus of gelijkaardige cursussen.

In geval van conflict tussen een instelling en de raad waaronder zij ressorteert bij het opmaken van de deskundigenlijst, zendt (zenden) de betrokken raad(den), samen met het voorstel, dat, in dit geval met redenen omkleed moet worden, een document over dat door de instelling wordt opgemaakt en de reden voor de onenigheid aangeeft.

Art. 17.De externe evaluatie bestaat, voor elke door de instelling geëvalueerde cursus, uit : 1° een analyse van het zelfevaluatieverslag door het deskundigencomité;2° een bezoek van de instelling;3° een voorafgaand verslag dat uitsluitend aan de betrokken academische overheid wordt overgezonden;4° een eindsyntheseverslag dat aan het Agentschap wordt meegedeeld en dat, in voorkomend geval, de opmerkingen van de betrokken academische overheid omvat. In haar opmerkingen kan de academische overheid de bekendmaking van dat verslag uitdrukkelijk weigeren. Die weigering moet met redenen omkleed worden. Het Agentschap brengt een met redenen omkleed advies uit over die weigering volgens de door de Regering nader te bepalen regels.

Art. 18.De website van het Agentschap vermeldt : 1° de lijst van de in de Franse Gemeenschap erkende instellingen voor hoger onderwijs en van de door ze georganiseerde begincursussen;2° het tienjarenplan en de jaarlijkse programmering bedoeld in artikel 10;3° de lijst van de door het Agentschap aangewezen deskundigen, met hun curriculum vitae en hun bevoegdheidsgebied;4° de evaluatieprocedure zoals bepaald in de artikelen 13 tot 17;5° voor elke geëvalueerde cursus, inzonderheid a) de evaluatieperiode;b) de samenstelling van het deskundigencomité;c) het aantal studenten die in de cursus gedurende de laatste 10 jaar ingeschreven zijn en het aantal gediplomeerden;d) voor 15 juni van het academiejaar waarin de evaluatie geprogrammeerd is, het eindsyntheseverslag of, in voorkomend geval, de weigering van bekendmaking door de academische overheid alsook het advies van het Agentschap over die weigering. De lijst van de gegevens die in het eindsyntheseverslag moeten voorkomen met het oog op de bekendmaking ervan alsook van de nadere regels voor de analyse van elk van die gegevens wordt door de Regering opgemaakt na advies van de raden, rekening houdend met de vereisten inzake doorzichtigheid die door de ENQA worden vastgelegd.

Art. 19.Binnen de zes maanden volgend op de bekendmaking op de website van het Agentschap van het eindsyntheseverslag voor elke instelling voor een bepaalde cursus, zendt elke bedoelde instelling het Agentschap een tijdschema en een plan voor het opvolgen van de aanbevelingen van het deskundigencomité. De Regering bepaalt de nadere regels voor de bekendmaking van dat plan voor het opvolgen en van de vorderingsstaat ervan.

Art. 20.Op grond van de eindsyntheseverslagen, maakt het Agentschap elk jaar op zijn website, voor uiterlijk 31 januari, een transversale analyse bekend van de kwaliteit van de cursussen die gedurende het voorafgaande academiejaar werden geëvalueerd. De Regering kan het Agentschap een diepgaandere analyse vragen van sommige indicatoren. In geen geval zullen die analysen leiden tot een rangschikking van de bedoelde instellingen. HOOFDSTUK V. - Evaluatie van het Agentschap

Art. 21.Het Agentschap onderwerpt zich aan een cyclisch extern onderzoek van zijn activiteiten en methoden ten minste om de vijf jaar overeenkomstig de aanbevelingen van het ENQA. De resultaten worden bekendgemaakt in een verslag waarin vermeld staat in welke graad het Agentschap in overeenstemming is met de Europese referentienormen voor het beheer van de kwaliteit van de evaluatie- en accreditatieagentschappen. Dat verslag wordt aan de Regering en aan het Parlement overgezonden.

De Regering stelt de nadere regels voor die evaluatie vast. HOOFDSTUK VI. - Begroting

Art. 22.Vanaf het begrotingsjaar 2008, ontvangt het Agentschap jaarlijks een dotatie van ten minste 675.000 euro . Dat bedrag wordt aangepast aan de schommelingen van het gezondheidsindexcijfer van de consumptieprijzen, door het te vermenigvuldigen met een aanpassingscijfer berekend volgens de volgende formule : Gezondheidsindexcijfer van december van het betrokken begrotingsjaar/Gezondheidsindexcijfer december 2007.

Die dotatie aan het Agentschap heeft tot doel te voorzien in de kosten voor externe evaluatie.

Het Agentschap stelt voor 1 augustus zijn jaarlijkse uitgavenbegroting vast, rekening houdend met de jaarlijkse programmering van de bezoeken van deskundigen voor het volgende academiejaar.

Art. 23.De leden van het beheerscomité van het Agentschap genieten vergoedingen voor verblijfskosten en de terugbetaling van hun reiskosten onder dezelfde voorwaarden als de ambtenaren van de diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap. Daartoe worden ze gelijkgesteld met de personeelsleden van het ministerie die titularis zijn van een graad ingedeeld in rang 12.

Het personeel van de uitvoerende cel en de werkingskosten van het Agentschap, met inbegrip van de kosten bedoeld in het eerste lid, zijn ten laste van de begroting van de Franse Gemeenschap. HOOFDSTUK VII. - Overgangs- en slotbepalingen

Art. 24.De externe evaluaties die door het Agentschap formeel werden ingeleid vóór de inwerkingtreding van dit decreet worden voortgezet volgens de nadere regels bepaald in de artikelen 7 en 10 tot 11 van het decreet van 14 november 2002 tot oprichting van het Agentschap voor de evaluatie van de kwaliteit van het hoger onderwijs ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap.

Om het tienjarenplan 2008-2018 op te maken, worden, voor de academiejaren 2008-2009 en 2009-2010, de programmeringsbeslissingen in aanmerking genomen die door het Agentschap vóór de inwerkingtreding van dit decreet werden genomen. De jaarlijkse programmering van die twee academiejaren moet bijgevolg onverwijld worden vastgelegd. De betrokken instellingen worden door het Agentschap op de hoogte gebracht van de procedurewijzigingen, in voorkomend geval.

In afwijking van artikel 18, § 1, 5°, d), wordt de datum voor de bekendmaking van het eindsyntheseverslag van de evaluaties die uiterlijk gedurende het academiejaar 2008-2009 geprogrammeerd worden, tot 15 juni 2010 uitgesteld.

Art. 25.Voor de evaluaties die uiterlijk voor het academiejaar 2009-2010 geprogrammeerd worden, wordt verwezen naar de referentielijst van indicatoren bedoeld in artikel 11.

Art. 26.Het mandaat van de leden van het Agentschap opgericht bij het voormelde decreet van 14 november 2002, die in dienst zijn op de datum van inwerkingtreding van dit decreet, wordt voortgezet binnen het beheerscomité van het nieuwe Agentschap tot uiterlijk 15 september 2008.

De eerste vergadering van het Agentschap wordt bijeengeroepen door de voorzitter van het Agentschap opgericht bij het voormelde decreet.

Deze zorgt voor de verkiezing van de voorzitter en de ondervoorzitter van het Agentschap.

Art. 27.Het decreet van 14 november 2002 tot oprichting van het Agentschap voor de evaluatie van de kwaliteit van het hoger onderwijs ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap wordt opgeheven met uitzondering van de artikelen 7, 10 en 11, die van toepassing blijven voor de in artikel 24, eerste lid bedoelde evaluaties die formeel werden ingeleid door het Agentschap vóór de inwerkingtreding van dit decreet.

De artikelen 7, 10 en 11 van dit decreet worden opgeheven op het einde van die evaluaties.

Art. 28.Dit decreet heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2008.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 22 februari 2008.

De Minister-Presidente, Belast met het Leerplichtonderwijs, Mevr. M. ARENA De Vice-Presidente, Minister van Hoger Onderwijs, Wetenschappelijk Onderzoek en Internationale Betrekkingen, Mevr. M.-D. SIMONET De Vice-President, Minister van Begroting, Financiën, Ambtenarenzaken en Sport, M. DAERDEN De Minister van Cultuur en Audiovisuele Sector, Mevr. F. LAANAN De Minister van Jeugd en Onderwijs voor Sociale Promotie, M. TARABELLA De Minister van Kind, Hulpverlening aan de Jeugd en Gezondheid, Mevr. C. FONCK _______ Nota (1) Zitting 2007-2008 Stukken van de Raad.- Ontwerp van decreet, nr. 512-1. - Commissieamendementen, nr. 512-2. - Verslag, nr. 512-3. - Vergaderingsamendementen, nr. 512-4.

Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. - Vergadering van 12 februari 2008.

^