Etaamb.openjustice.be
Decreet van 22 november 2007
gepubliceerd op 19 december 2007

Decreet tot wijziging van Boek I van het Milieuwetboek met betrekking tot het voorkomen en herstellen van milieuschade

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
2007203559
pub.
19/12/2007
prom.
22/11/2007
ELI
eli/decreet/2007/11/22/2007203559/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

22 NOVEMBER 2007. - Decreet tot wijziging van Boek I van het Milieuwetboek met betrekking tot het voorkomen en herstellen van milieuschade (1)


Het Waals Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Dit decreet beoogt de omzetting van Richtlijn 2004/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende milieuaansprakelijkheid met betrekking tot het voorkomen en herstellen van milieuschade.

Art 2. In Boek I van het Milieuwetboek wordt een deel VII ingevoegd, luidend als volgt : "DEEL VII - Milieuaansprakelijkheid met betrekking tot het voorkomen en herstellen van milieuschade Titel I - Doelstellingen Artikel D.93. - Dit deel heeft ten doel een kader voor milieuaansprakelijkheid vast te stellen, op basis van het beginsel dat de vervuiler betaalt, voor het voorkomen en herstellen van milieuschade.

Titel II - Definities Artikel D.94. - In dit deel wordt verstaan onder : 1° "milieuschade" : a.schade aan beschermde soorten en natuurlijke habitats, dat wil zeggen elke vorm van schade die aanmerkelijke negatieve effecten heeft op het bereiken of handhaven van de gunstige staat van instandhouding van deze soorten of habitats. Of schade aanmerkelijk is, wordt bepaald aan de hand van de referentietoestand, rekening houdend met de criteria van artikel D.104.

Schade aan beschermde soorten en natuurlijke habitats omvat niet de vooraf vastgestelde negatieve effecten van handelingen van een exploitant waarvoor de betrokken instanties uitdrukkelijk toestemming hebben gegeven in overeenstemming met de artikelen 5, §§ 1 tot 3, 5bis en 29, § 2, eerste lid tot vijfde lid, van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud of met de artikelen 1ter, derde lid, en 7, § 1, van de jachtwet van 28 februari 1882; b. schade aan wateren, dat wil zeggen elke vorm van schade die een aanmerkelijke negatieve invloed heeft op de ecologische, chemische en/of kwantitatieve toestand en/of het ecologisch potentieel, als omschreven in artikel D.2, 47° tot 50° en 68°, van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt, met uitzondering van de negatieve effecten waarop artikel D.22, § 9, van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt, van toepassing is; c. bodemschade, dat wil zeggen elke vorm van bodemverontreiniging die een aanmerkelijk risico inhoudt voor negatieve effecten op de menselijke gezondheid, waarbij direct of indirect op, in of onder de bodem, stoffen, preparaten, organismen of micro-organismen aangebracht zijn;2° "schade" : een meetbare negatieve verandering in de natuurlijke rijkdommen of een meetbare aantasting van een ecosysteemfunctie, die direct of indirect optreedt;3° "beschermde soorten en natuurlijke habitats" : a.de soorten genoemd in de artikelen 1bis, 7° en 8°, 2, § 1er, 2bis, § 1, 3, § 1, van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud; b. de habitats van de soorten genoemd in de artikelen 1bis, 7° en 8°, 2, § 1, 2bis, § 1, 3, § 1, van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud, de natuurlijke habitats genoemd in bijlage VIII bij de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud en de natuurlijke habitats die overeenkomstig artikel 25, § § 1 en 2, eerste lid, van dezelfde wet, worden bepaald;4° "staat van instandhouding" : a."staat van instandhouding van een natuurlijke habitat" : de staat van instandhouding van die habitat zoals omschreven in artikel 1bis, 5°, van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud.

De staat van instandhouding van een natuurlijke habitat wordt als "gunstig" beschouwd overeenkomstig de voorwaarden bepaald door artikel 1bis, 6°, van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud; b. "staat van instandhouding van een soort" : de staat van instandhouding van die soort zoals omschreven in artikel 1bis, 9°, van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud.De staat van instandhouding van een soort wordt als "gunstig" beschouwd overeenkomstig de voorwaarden bepaald door artikel 1bis, 10°, van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud; 5° "wateren" : alle wateren omschreven in artikel D.2, 30°, 31°, 33°, 34° en 36° tot 38°, van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt;6° "exploitant" : particuliere of openbare natuurlijke persoon of rechtspersoon die de beroepsactiviteit verricht of regelt, of aan wie een doorslaggevende economische zeggenschap over het technisch functioneren van een dergelijke activiteit is overgedragen, met inbegrip van de houder van een vergunning of toelating voor het verrichten van een dergelijke activiteit of de persoon die een dergelijke activiteit laat registreren of er kennisgeving van doet;7° "beroepsactiviteit" : een in het kader van een economische activiteit, een bedrijf of een onderneming verrichte activiteit, ongeacht het particuliere, openbare, winstgevende of niet-winstgevende karakter daarvan;8° "emissie" : het als gevolg van menselijke activiteiten in het milieu brengen van stoffen, producten, afval, preparaten, chemische verbindingen, organismen of micro-organismen;9° "onmiddellijke dreiging van schade" : een voldoende waarschijnlijkheid dat zich in de nabije toekomst milieuschade zal voordoen;10° "preventieve maatregelen" : maatregelen naar aanleiding van een gebeurtenis, handeling of nalatigheid waardoor een onmiddellijke dreiging van milieuschade is ontstaan, teneinde die schade te voorkomen of tot een minimum te beperken;11° "herstelmaatregelen" : maatregel of combinatie van maatregelen, met inbegrip van inperkende of tussentijdse maatregelen, gericht op herstel, rehabilitatie of vervanging van de aangetaste natuurlijke rijkdommen en/of ecosysteemfuncties, of op het verschaffen van een gelijkwaardig alternatief voor rijkdommen of functies;12° "primair herstel" : herstelmaatregelen waardoor aangetaste natuurlijke rijkdommen en/of ecosysteemfuncties tot de referentietoestand worden teruggebracht;13° "complementair herstel" : herstelmaatregelen met betrekking tot natuurlijke rijkdommen en/of ecosystemen ter compensatie van het feit dat primair herstel niet tot volledig herstel van de aangetaste natuurlijke rijkdommen en/of ecosysteemfuncties leidt;14° "compenserend herstel" : maatregelen ter compensatie van tussentijdse verliezen van natuurlijke rijkdommen en/of ecosysteemfuncties die zich voordoen tussen het tijdstip waarop de schade ontstaat en het tijdstip waarop het primair herstel zijn volledige uitwerking heeft bereikt;15° "tussentijdse verliezen" : verliezen die het gevolg zijn van het feit dat de aangetaste natuurlijke rijkdommen en/of functies van natuurlijke rijkdommen hun ecologische functies niet kunnen vervullen of geen functies kunnen vervullen voor andere natuurlijke rijkdommen of het publiek totdat de primaire of complementaire maatregelen hun uitwerking hebben bereikt.Dit bestaat niet uit financiële compensatie voor het publiek; 16° "natuurlijke rijkdommen" : beschermde soorten en natuurlijke habitats, water en bodem;17° "functies en ecosysteemfuncties" : de functies die natuurlijke rijkdommen vervullen ten behoeve van andere natuurlijke rijkdommen of het publiek;18° "referentietoestand" : de toestand waarin de natuurlijke rijkdommen en ecosysteemfuncties zich ten tijde van de schade zouden hebben bevonden indien zich geen milieuschade had voorgedaan, gereconstrueerd aan de hand van de beste beschikbare informatie;19° "regeneratie", met inbegrip van "natuurlijke regeneratie" : in het geval van schaden betreffende water, beschermde soorten en natuurlijke habitats, de terugkeer van aangetaste natuurlijke rijkdommen en/of ecosysteemfuncties tot de referentietoestand, en bij bodemschade, het verdwijnen van een aanmerkelijk gevaar van een nadelig effect op de menselijke gezondheid;20° "natuurlijke regeneratie" : regeneratie die geen rechtstreekse ingreep van de mens in het regeneratieproces inhoudt;21° "kosten" : de kosten die verantwoord zijn in het licht van de noodzaak een juiste en doeltreffende toepassing van deze richtlijn te garanderen, met inbegrip van ramingskosten van milieuschade, onmiddellijke dreiging van zulke schade en alternatieve maatregelen, alsook de administratieve, juridische en handhavingskosten, de kosten van het vergaren van gegevens en andere algemene kosten, en de kosten in verband met monitoring en toezicht;22° "bevoegde instantie" : de milieuadministratie, met name de directeur-generaal van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu of zijn gemachtigde(n). Titel III - Toepassingsveld Artikel D.95. - Dit deel is van toepassing op : 1° milieuschade die wordt veroorzaakt door enige beroepsactiviteit, genoemd in bijlage I, alsook op een onmiddellijke dreiging dat dergelijke schade ontstaat als gevolg van een van die activiteiten;2° schade aan beschermde soorten en natuurlijke habitats die wordt veroorzaakt door enige andere beroepsactiviteit dan de in bijlage I genoemde, alsook op een onmiddellijke dreiging dat dergelijke schade ontstaat als gevolg van een van die activiteiten indien de exploitant schuld of nalatigheid kan worden verweten. Artikel D.96. - Dit deel is van toepassing onverminderd strengere bepalingen met betrekking tot de uitvoering van enige binnen de werkingssfeer van dit deel vallende activiteit.

Artikel D.97. - Onder voorbehoud van de toepassing van de op dat vlak relevante bepalingen, geeft dit deel particulieren geen recht op schadevergoeding vanwege milieuschade of een onmiddellijke dreiging van dergelijke schade.

Titel IV - Uitzonderingen Artikel D.98. - Deze richtlijn is niet van toepassing op milieuschade of een onmiddellijke dreiging van dergelijke schade ten gevolge van : 1° een oorlogshandeling, vijandelijkheden, burgeroorlog of oproer;2° een natuurverschijnsel dat uitzonderlijk, onontkoombaar en onafwendbaar is. Artikel D.99. - Deze richtlijn is niet van toepassing op milieuschade of een onmiddellijke dreiging dat dergelijke schade ontstaat ten gevolge van een incident waarvoor de aansprakelijkheid of schadevergoeding binnen de werkingssfeer valt : 1° van het Internationaal Verdrag van 27 november 1992 inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door olie; 2°van het Internationaal Verdrag van 27 november 1992 tot oprichting van een internationaal fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie.

Dit deel doet bovendien geen afbreuk aan het recht van de exploitant om zijn aansprakelijkheid te beperken overeenkomstig de bepalingen van Boek II van het Wetboek van Koophandel ter uitvoering van het Verdrag inzake beperking van aansprakelijkheid voor maritieme vorderingen (LLMC) van 1976.

Artikel D.100. - Deze richtlijn is niet van toepassing op nucleaire risico's en milieuschade of de onmiddellijke dreiging dat dergelijke schade ontstaat als gevolg van activiteiten waarop het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie van toepassing is, of als gevolg van een incident of activiteit waarvoor de aansprakelijkheid of schadevergoeding binnen de werkingssfeer valt : 1°van het Verdrag van Parijs van 29 juli 1960 inzake wettelijke aansprakelijkheid op het gebied van de kernenergie alsook het Verdrag van Brussel van 31 januari 1963 tot aanvulling van het Verdrag van Parijs; 2° van het Verdrag van Wenen van 21 mei 1963 inzake wettelijke aansprakelijkheid voor kernschade;3° van het Verdrag van 12 september 1997 inzake aanvullende vergoeding voor kernschade;4° van het Gezamenlijk Protocol van 21 september 1988 betreffende de toepassing van het Verdrag van Wenen en het Verdrag van Parijs;5° van de Overeenkomst van Brussel van 17 december 1971 inzake de wettelijke aansprakelijkheid op het gebied van het zeevervoer van nucleaire stoffen. Artikel D.101. - Dit deel richtlijn is alleen van toepassing op milieuschade of op een onmiddellijke dreiging van dergelijke schade als gevolg van diffuse verontreiniging waarbij een oorzakelijk verband kan worden gelegd tussen de schade en de activiteiten van individuele exploitanten.

Artikel D.102. - Dit deel is niet van toepassing op activiteiten die hoofdzakelijk de internationale veiligheid dienen, en evenmin op activiteiten die uitsluitend tot doel hebben bescherming te bieden tegen natuurrampen.

Artikel D.103. - Dit deel is van toepassing op : 1° schade, veroorzaakt door een emissie, een gebeurtenis of een incident die/dat heeft plaatsgevonden vóór 30 april 2007;2° schade, veroorzaakt door een emissie, een gebeurtenis of een incident die/dat heeft plaatsgevonden na 30 april 2007, indien de schade het gevolg is van een specifieke activiteit die heeft plaatsgevonden en beëindigd is voor die datum;3° schade, indien het meer dan 30 jaar geleden is dat de emissie, de gebeurtenis of het incident die/dat tot schade heeft geleid, heeft plaatsgevonden. Titel V - EVALUATIE EN HERSTELLEN VAN MILIEUSCHADE HOOFDSTUK I - Evaluatie van de omvang van de milieuschade aan soorten en habitats Artikel D.104. - Of schade die negatieve effecten heeft op het bereiken of handhaven van de gunstige staat van instandhouding van soorten of natuurlijke habitats, aanmerkelijk is, wordt bepaald aan de hand van de staat van instandhouding op het moment waarop de schade zich heeft voorgedaan, van de functies als gevolg van hun belevingswaarde, en van hun capaciteit voor natuurlijke regeneratie.

Of de referentietoestand aanmerkelijke negatieve wijzigingen heeft ondergaan, wordt bepaald aan de hand van meetbare gegevens als : 1° het aantal exemplaren, de populatiedichtheid of de ingenomen oppervlakte;2° de rol van de afzonderlijke exemplaren of van de beschadigde oppervlakte in verhouding tot de soorten of de instandhouding van de habitat, de zeldzaamheid van de soort of habitat (vastgesteld op plaatselijk, regionaal, nationaal of hoger niveau, met inbegrip van communautair niveau);3° het voortplantingsvermogen van de soort (volgens de voor die soort of populatie specifieke dynamiek), de levensvatbaarheid ervan of het natuurlijk regeneratievermogen van de habitat (volgens de dynamiek die specifiek is voor de karakteristieke soort van die habitat of de populaties van die soort);4° het vermogen van de soort of habitat om zich, nadat schade is opgetreden, binnen een korte periode en zonder ander ingrijpen dan het instellen van striktere beschermingsmaatregelen te herstellen tot een toestand die uitsluitend op basis van de dynamiek van de soort of habitat leidt tot een toestand die gelijkwaardig of beter wordt geacht dan de referentietoestand. Schade waarvan bewezen is dat die effecten heeft op de menselijke gezondheid, moet worden beschouwd als aanmerkelijke schade.

Worden niet als aanmerkelijke schade beschouwd : 1° negatieve schommelingen die kleiner zijn dan de normale gemiddelde schommelingen voor een bepaalde soort of habitat;2° negatieve schommelingen als gevolg van natuurlijke oorzaken of als gevolg van ingrijpen in verband met het normale beheer van gebieden, zoals vastgelegd in habitatdossiers of in documenten waarin de doelen zijn uiteengezet, of zoals voordien uitgeoefend door eigenaars of exploitanten;3° schade aan soorten of habitats waarvan bekend is dat zij zich binnen een korte periode en zonder ingrijpen herstellen ofwel tot de referentietoestand ofwel tot een toestand die uitsluitend op basis van de dynamiek van de soort of habitat leidt tot een toestand die gelijkwaardig of beter wordt geacht dan de referentietoestand. HOOFDSTUK II. - Herstellen van schade Afdeling I. - Beginselen

Artikel D.105. - Herstel van milieuschade aan wateren en aan beschermde soorten of natuurlijke habitats wordt bereikt door het milieu tot zijn referentietoestand terug te brengen middels primair, complementair en compenserend herstel.

Indien primair herstel het milieu niet in zijn referentietoestand herstelt, dan vindt complementair herstel plaats. Daarnaast vindt compenserend herstel plaats om tussentijdse verliezen te compenseren.

Herstel van milieuschade aan wateren, beschermde soorten en natuurlijke habitats houdt ook in dat elk aanmerkelijk risico dat de menselijke gezondheid negatieve effecten ondervindt, wordt weggenomen. Afdeling II. - Hersteldoelstellingen

Artikel D.106. - In geval van herstel van milieuschade aan wateren en aan beschermde soorten of natuurlijke habitats heeft het primair herstel tot doel, aangetaste natuurlijke rijkdommen en/of ecosysteemfuncties in hun referentietoestand te herstellen.

Wanneer de aangetaste natuurlijke rijkdommen en/of ecosysteemfuncties niet tot hun referentietoestand terugkeren, worden complementaire herstelmaatregelen genomen. Complementaire herstelmaatregelen hebben tot doel eenzelfde niveau van natuurlijke rijkdommen en/of ecosysteemfuncties te scheppen, zo nodig ook op een andere locatie, als het geval zou zijn geweest wanneer de aangetaste locatie in haar referentietoestand hersteld zou zijn. Waar mogelijk en passend moet de andere locatie geografisch verbonden zijn met de aangetaste locatie, rekening houdend met de belangen van de getroffen populatie.

Compenserende herstelmaatregelen worden genomen om tussentijds verlies van de natuurlijke rijkdommen en ecosysteemfuncties te compenseren in afwachting van regeneratie. Deze compensatie houdt in dat op de aangetaste locatie of op een alternatieve locatie aan beschermde natuurlijke habitats en soorten of wateren aanvullende verbeteringen worden aangebracht. Dit bestaat niet uit financiële compensatie voor het publiek. Afdeling III. - Vaststelling van herstelmaatregelen

Artikel D.107. - Er worden primaire herstelmaatregelen overwogen om de natuurlijke rijkdommen en ecosysteemfuncties op directe en versnelde wijze, of door natuurlijke regeneratie, weer in hun referentietoestand te brengen.

Bij de bepaling van de omvang van complementaire en compenserende herstelmaatregelen wordt eerst een aanpak overwogen die berust op equivalentie van de rijkdommen of functies. In een dergelijke aanpak worden eerst maatregelen overwogen die leiden tot natuurlijke rijkdommen en/of ecosysteemfuncties van dezelfde soort, kwaliteit en kwantiteit als die welke zijn aangetast. Indien dit niet mogelijk is, wordt in alternatieve natuurlijke rijkdommen en/of ecosysteemfuncties voorzien.

Wanneer deze eerste keuze op basis van equivalentie van de natuurlijke rijkdommen of functies niet mogelijk blijkt, worden alternatieve waardebepalingstechnieken gebruikt. De bevoegde instantie kan de methode, bijvoorbeeld geldelijke waardebepaling, opleggen, teneinde de omvang van de vereiste aanvullende en compenserende herstelmaatregelen vast te stellen. Indien een waardebepaling van de verloren gegane rijkdommen en/of functies mogelijk is, maar een waardebepaling van de vervangende natuurlijke rijkdommen en/of functies niet haalbaar is binnen een redelijke termijn of tegen redelijke kosten, kan de bevoegde instantie kiezen voor herstelmaatregelen waarvan de kosten overeenstemmen met de geraamde geldelijke waarde van de verloren gegane natuurlijke rijkdommen en/of ecosysteemfuncties.

De complementaire en compenserende herstelmaatregelen moeten zodanig opgezet zijn dat de extra natuurlijke rijkdommen en/of ecosysteemfuncties beantwoorden aan de tijdspreferenties en het tijdschema van de herstelmaatregelen.

Artikel D.108. - De redelijke herstelopties moeten met gebruikmaking van de beste beschikbare technieken worden beoordeeld op basis van de volgende criteria : 1° het effect van elke optie op de menselijke gezondheid en de veiligheid;2° de kosten van de uitvoering van de verschillende opties;3° de kans op succes van elke optie;4° de mate waarin elke optie toekomstige schade zal voorkomen en waarin bij de uitvoering van de optie onbedoelde schade kan worden vermeden;5° de mate waarin elke optie ten goede komt aan de verschillende onderdelen van de relevante natuurlijke rijkdommen en/of functies in kwestie;6° de mate waarin elke optie rekening houdt met relevante sociale, economische en culturele aandachtspunten en andere relevante plaatsgebonden factoren;7° de tijd die het zal vergen om de milieuschade effectief te herstellen;8° de mate waarin elke optie het herstel van de locatie van de milieuschade verwezenlijkt;9° de geografische relatie met de schadelocatie. Artikel D.109. - Bij de evaluatie van de verschillende herstelopties kan voor primaire herstelmaatregelen worden gekozen die de aangetaste wateren en beschermde soorten of natuurlijke habitats niet volledig terugbrengen tot hun referentietoestand of die de referentietoestand minder snel herstellen. Een dergelijke beslissing mag uitsluitend worden genomen, wanneer de natuurlijke rijkdommen en/of ecosysteemfuncties die het voorwerp zijn van deze beslissing, worden gecompenseerd door de complementaire of compenserende maatregelen te versterken en zo een soortgelijk niveau van natuurlijke rijkdommen en/of ecosysteemfuncties te scheppen als oorspronkelijk bestond. Deze complementaire herstelmaatregelen worden vastgesteld overeenkomstig de regels van artikel D.107.

Artikel D.110. - Niettegenstaande de voorschriften van artikel D.109 kan de bevoegde instantie, in het geval bedoeld in artikel D.119, besluiten dat er geen verdere herstelmaatregelen genomen worden indien : 1° de reeds genomen herstelmaatregelen waarborgen dat er geen aanmerkelijk gevaar meer is voor negatieve effecten op de menselijke gezondheid, de wateren of beschermde soorten en natuurlijke habitats;2° en de kosten van de te nemen herstelmaatregelen om de referentietoestand of een gelijkwaardig niveau te bereiken, niet in verhouding zouden staan tot de milieuvoordelen die daarmee zouden worden verkregen. Artikel D.111. - In geval van milieuschade aan de bodem moeten de nodige maatregelen worden getroffen om ervoor te zorgen dat ten minste de betrokken verontreinigende stoffen worden verwijderd, gecontroleerd, ingeperkt of verminderd, zodat de verontreinigde bodem, rekening houdend met het huidige of ten tijde van de schade goedgekeurd toekomstige gebruik, niet langer een aanmerkelijk gevaar voor negatieve effecten op de menselijke gezondheid vormt.

De aanwezigheid van dergelijke risico's worden beoordeeld via risicobeoordelingsprocedures waarbij rekening wordt gehouden met de aard en functie van de bodem, de soort en concentratie schadelijke stoffen, preparaten, organismen of micro-organismen, de daarmee samenhangende risico's en de mogelijke verspreiding ervan. Het gebruik wordt vastgesteld op basis van de regelgeving voor het landgebruik, of van eventuele andere regelgeving terzake die van kracht was op het tijdstip dat de schade veroorzaakt is.

Indien het landgebruik wordt gewijzigd, worden alle nodige maatregelen genomen om ieder risico van negatieve effecten op de menselijke gezondheid te voorkomen.

Indien er geen regelgeving voor het landgebruik is, is de aard van het betrokken gebied waar de schade zich heeft voorgedaan, rekening houdend met de verwachte ontwikkeling ervan, bepalend voor het gebruik van dat specifieke gebied.

De optie van natuurlijke regeneratie wordt in overweging genomen.

Titel VI - Verplichtingen van de exploitant HOOFSTUK I - Preventieve acties Artikel D.112. - De exploitant neemt onverwijld de nodige preventieve maatregelen wanneer zich nog geen milieuschade heeft voorgedaan maar een onmiddellijke dreiging bestaat dat dergelijke schade zal ontstaan.

Wanneer een onmiddellijke dreiging van milieuschade ondanks de door de betrokken exploitant genomen preventieve maatregelen niet verdwijnt, is laatstgenoemde verplicht de bevoegde instantie en het college of de gemeentecolleges van de gemeente(n) op het grondgebied waarvan de preventieve maatregelen moeten toegepast worden zo spoedig mogelijk over alle relevante aspecten van de situatie te informeren.

De bevoegde instantie kan te allen tijde : 1° de exploitant verplichten informatie te verstrekken over een onmiddellijke dreiging van milieuschade of in gevallen waarin zulk een onmiddellijke dreiging vermoed wordt;2° de exploitant verplichten de vereiste preventieve maatregelen te nemen;3° de exploitant instructies geven die bij het nemen van de nodige preventieve maatregelen opgevolgd moeten worden. HOOFDSTUK II. - Herstelmaatregelen Artikel D.113. - In geval van milieuschade stelt de exploitant onverwijld de bevoegde instantie en het gemeentecollege van de gemeente(n) op het grondgebied waarvan de herstelmaatregelen getroffen zouden moeten worden in kennis van alle relevante aspecten van de situatie. Bovendien treft de exploitant : 1° elke haalbare maatregel om de betrokken verontreinigende stoffen en/of enige andere schadefactoren onmiddellijk onder controle te houden, in te perken, te verwijderen of anderszins te beheersen, teneinde verdere milieuschade en negatieve effecten op de menselijke gezondheid of verdere aantasting van functies te beperken of te voorkomen;2° en de nodige herstelmaatregelen in overeenstemming met het derde lid. De bevoegde instantie kan te allen tijde : 1° de exploitant verplichten aanvullende informatie te verstrekken over enige schade die zich heeft voorgedaan;2° elke haalbare maatregel nemen om de betrokken verontreinigende stoffen en/of enige andere schadefactoren onmiddellijk onder controle te houden, in te perken, te verwijderen of anderszins te beheersen, teneinde verdere milieuschade en negatieve effecten op de menselijke gezondheid of verdere aantasting van functies te beperken of te voorkomen en de instructies geven die bij het nemen van deze maatregelen opgevolgd moeten worden;3° de exploitant verplichten de nodige herstelmaatregelen te treffen;4° de exploitant instructies geven die hij bij het nemen van de nodige herstelmaatregelen moet naleven. De exploitant stelt in overeenstemming met titel V potentiële herstelmaatregelen vast en legt die aan de bevoegde instantie ter goedkeuring voor, tenzij de bevoegde instantie overeenkomstig de artikelen D.117 en D.118, maatregelen heeft genomen.

Titel VII. - Opdrachten van de bevoegde instantie Artikel D.114. - De bevoegde instantie identificeert de exploitant die de schade of de onmiddellijke dreiging van schade heeft veroorzaakt.

Artikel D.115. - De beoordeling van de omvang van de schade en de bepaling van welke herstelmaatregelen overeenkomstig titel V van dit deel moeten worden genomen, alsook de beoordeling van de kosten van deze maatregelen berust bij de bevoegde instantie.

Voor de beoordeling van de omvang van de schade en de bepaling van welke herstelmaatregelen overeenkomstig titel V van dit deel moeten worden genomen, kan de bevoegde instantie aan de betrokken exploitant vragen dat hij zelf een beoordeling maakt en alle nodige informatie en gegevens verstrekt.

Artikel D.116. - Inzake preventie kan de bevoegde instantie te allen tijde : 1° de exploitant verplichten informatie te verstrekken over een onmiddellijke dreiging van milieuschade of in gevallen waarin zulk een onmiddellijke dreiging vermoed wordt;2° de exploitant verplichten de vereiste preventieve maatregelen te nemen;3° de exploitant instructies geven die bij het nemen van de nodige preventieve maatregelen opgevolgd moeten worden;4° of zelf de nodige preventieve maatregelen nemen. De bevoegde instantie eist dat de preventieve maatregelen door de exploitant worden genomen. Indien een exploitant deze verplichtingen niet nakomt, niet kan worden geïdentificeerd, of uit hoofde van dit deel niet verplicht is de kosten te dragen, kan de bevoegde instantie zelf deze maatregelen nemen.

Artikel D.117. - Inzake herstel kan de bevoegde instantie te allen tijde : 1° de exploitant verplichten aanvullende informatie te verstrekken over enige schade die zich heeft voorgedaan;2° zelf elke haalbare maatregel nemen om de betrokken verontreinigende stoffen en/of enige andere schadefactoren onmiddellijk onder controle te houden, in te perken, te verwijderen of anderszins te beheersen, teneinde verdere milieuschade en negatieve effecten op de menselijke gezondheid, of verdere aantasting van functies te beperken of te voorkomen, dan wel de exploitant daartoe verplichten of hem daartoe instructies geven;3° de exploitant verplichten de nodige herstelmaatregelen te treffen;4° de exploitant instructies geven die hij bij het nemen van de nodige herstelmaatregelen moet naleven;5° of zelf de nodige herstelmaatregelen treffen. De bevoegde instantie eist dat de herstelmaatregelen door de exploitant worden genomen. Indien de exploitant de verplichtingen van artikel D.113 van dit deel niet nakomt, niet kan worden geïdentificeerd, of niet verplicht is de kosten uit hoofde van dit deel te dragen, kan de bevoegde instantie, als laatste redmiddel, zelf deze maatregelen nemen.

Artikel D.118. - De bevoegde instantie besluit welke herstelmaatregelen in overeenstemming met titel V van dit deel, en zo nodig in samenwerking met de betrokken exploitant, worden uitgevoerd.

Artikel D.119. - Wanneer zich meerdere gevallen van milieuschade hebben voorgedaan en de bevoegde instantie er niet voor kan zorgen dat de noodzakelijke herstelmaatregelen gelijktijdig worden genomen, kan de bevoegde instantie bepalen welk geval van milieuschade eerst moet worden hersteld.

Bij het nemen van deze beslissing houdt de bevoegde instantie onder meer rekening met de aard, de omvang en de ernst van de milieuschade en met de mogelijkheid van natuurlijke regeneratie. Er moet ook rekening worden gehouden met gevaar voor de menselijke gezondheid.

Artikel D.120. - Vooraleer ze een beslissing neemt waarin deze titel voorziet, verzoekt de bevoegde instantie de in artikel D.131 bedoelde personen op wier aanvraag zij is tussengekomen, de personen op wier terrein herstelmaatregelen worden getroffen, alsook het gemeentecollege van de gemeente(n) op het grondgebied waarvan het terrein gelegen is opmerkingen in te dienen en houdt ze rekening met die opmerkingen. Deze opmerkingen worden aan de bevoegde instantie gericht binnen twintig dagen na het sturen van het schrijven van de bevoegde instantie. In geval van nood kan de bevoegde instantie deze termijn inkorten.

De bevoegde instantie kan de uitvoering van de noodzakelijke preventieve maatregelen of herstelmaatregelen van ambtswege aan personen of derden delegeren of opdragen.

In geval van nood kan de bevoegde instantie elke persoon aanwijzen om de noodzakelijke preventieve maatregelen of herstelmaatregelen die zij bepaalt uit te voeren De aangewezen derde maakt een stand op van de erelonen en uitgaven i.v.m. de vordering en richt ze aan de bevoegde instantie die ze zo spoedig mogelijk betaalt tenzij de derde voor de schade verantwoordelijk is.

De kosten i.v.m. de uitvoering van de vordering worden ten laste genomen door de bevoegde instantie, onverminderd de regresvorderingen van de instantie ten aanzien van de verantwoordelijke exploitant.

Artikel D.121. - Elke overeenkomstig dit deel genomen beslissing waarbij het treffen van preventieve maatregelen of herstelmaatregelen wordt opgelegd vermeldt de precieze gronden waarop ze berust.

Een dergelijke beslissing wordt onverwijld betekend aan betrokken exploitant, aan wie terzelfder tijd kennis wordt gegeven van de rechtsmiddelen en de desbetreffende termijnen waarover hij beschikt.

Titel VIII. - Kosten van preventie en herstel Artikel D.122. - De exploitant draagt de volledige kosten voor de overeenkomstig dit deel genomen preventieve maatregelen en herstelmaatregelen.

Artikel D.123. - § 1. Onverminderd de leden D.126 en D.128 van dit deel verhaalt de bevoegde instantie de kosten die zij in samenhang met het nemen van preventieve maatregelen of herstelmaatregelen uit hoofde van dit deel heeft gemaakt op de exploitant die de schade of de onmiddellijke dreiging van schade heeft veroorzaakt. § 2. Als de bevoegde instantie beslist om, ter uitvoering van titel VII van dit deel, zelf preventieve maatregelen of herstelmaatregelen te nemen kan zij van de exploitant die de schade of de onmiddellijke dreiging van schade heeft veroorzaakt, eisen dat hij een zakelijke zekerheid of een ander geschikte waarborg verstrekt.

De volgende financiële zekerheden, afzonderlijk of op gecombineerde wijze gesteld, worden als geschikt beschouwd : 1° een onherroepelijke zekerheid verleend door een financiële instelling op grond waarvan deze instelling op gewoon verzoek van de bevoegde instantie de door haar voorgelegde facturen betreffende de preventieve maatregelen of herstelmaatregelen dient te betalen en dit, ten gevolge van de kennisgeving bij aangetekend schrijven vanwege de bevoegde instantie, gericht aan de financiële instelling, van het feit dat de exploitant zijn verplichtingen om de voorgeschoten kosten terug te betalen niet of slechts gedeeltelijk nakomt, overeenkomstig paragraaf 1 van dit artikel alsook artikel D.122 van dit deel; 2° een bedrag gestort op de rekening van de Deposito- en consignatiekas ter uitvoering van een overeenkomst gesloten tussen de bevoegde instantie en de exploitant, op grond waarvan de Deposito- en consignatiekas aan de bevoegde instantie op haar gewoon verzoek de facturen terugbetaalt i.v.m. de uitvoering van de preventieve maatregelen of herstelmaatregelen en, aan de exploitant, het saldo alsook, in voorkomend geval, de interesten ten gevolge van de betaling van voornoemde facturen; 3° een borgtocht;4° een hypotheek. De financiële zekerheid dekt de kosten van de preventieve maatregelen of herstelmaatregelen zoals die door de bevoegde overheid werden geraamd overeenkomstig artikel D.119. Het bedrag dat van de borg kan worden opgeëist, voor zover het over een andere persoon dan de exploitant gaat, is niet hoger dan het bedrag dat overeenkomstig artikel D.115 van dit deel door de instantie is geschat.

Als de totale kost van de preventieve maatregelen of herstelmaatregelen het bedrag van de zekerheid overschrijdt, draagt de exploitant het verschil.

Artikel D.124. - De bevoegde instantie verwittigt de persoon of personen die een borgtocht of financiële zekerheid moeten stellen bij aangetekend schrijven en wijst ze op het bedrag en de mogelijke wijzen van betaling.

Indien geen zekerheid gesteld wordt binnen de termijn opgelegd door de bevoegde overheid, laat laatstgenoemde hen een dwangbevel betekenen binnen de vierentwintig uur, op straffe van tenuitvoerlegging bij wijze van beslag.

Het stellen van een zekerheid met een onvoldoende bedrag, ten gevolge van de betekening van een dwangbevel, belet het instellen van vervolgingen niet.

Na afloop van de termijn van het dwangbevel kan de bevoegde overheid tot beslag overgaan op de wijze vastgelegd bij het Gerechtelijk Wetboek en bestemt ze het in beslag genomen goed voor het stellen van de zekerheid.

Artikel D.125. - In voorkomend geval heeft de bevoegde instantie de mogelijkheid om de naleving van de verplichtingen ingesteld bij of krachtens dit deel voor de bevoegde rechtbank te laten vervolgen, ten laste van de aan verplichtingen onderworpen exploitant.

De rechter veroordeelt de aan verplichtingen onderworpen exploitant op verzoek van de bevoegde instantie tot de uitvoering van de verplichtingen bedoeld in titel VI. In voorkomend geval veroordeelt hij de exploitant op verzoek van de bevoegde overheid tot het betalen van de borgtocht of zekerheid bedoeld in artikel D.123 van dit deel.

Wanneer de verhaalkosten groter zijn dan het terug te vorderen bedrag of wanneer niet kan worden vastgesteld wie de exploitant is, kan de bevoegde instantie evenwel beslissen af te zien van verhaal.

Artikel D.126. - Een exploitant is niet verplicht de kosten te dragen van de preventieve maatregelen of herstelmaatregelen die overeenkomstig dit deel worden genomen indien hij kan bewijzen dat de milieuschade of de onmiddellijke dreiging dat dergelijke schade ontstaat : 1° veroorzaakt is door een derde ondanks het nemen van passende veiligheidsmaatregelen;2° het gevolg is van de opvolging van een dwingende opdracht of instructie van een overheidsinstantie, tenzij het een opdracht of instructie betreft naar aanleiding van een emissie of incident veroorzaakt door activiteiten van de exploitant zelf. Artikel D.127. - In de gevallen bedoeld in artikel D.126 van dit deel kan de exploitant de gemaakte kosten terugbetaald krijgen volgensonderstaande procedure : 1° de exploitant richt een gemotiveerd terugbetalingsverzoek aan de bevoegde instantie samen met elk door hem nuttig geacht verantwoordingsdocument; 2° op straffe van onontvankelijkheid van zijn verzoek, geeft de exploitant tegelijkertijd kennis daarvan aan de in artikel D.120 en in artikel D.131 van dit deel bedoelde personen die een verzoek tot het nemen van maatregelen bij de bevoegde instantie hebben ingediend; 3° als het terugbetalingsverzoek onvolledig is, richt de bevoegde instantie binnen twintig dagen na ontvangst van de aanvraag een lijst van de ontbrekende verantwoordingsdocumenten bij ter post aangetekend schrijven aan de aanvrager en vermeldt ze dat de procedure hervat wordt zodra ze in ontvangst genomen worden;4° als de aanvraag tot terugbetaling volledig of behoorlijk ingevuld is, geeft de bevoegde instantie de aanvrager bij ter post aangetekend schrijven kennis van de volledigheid van het dossier binnen twintig dagen na ontvangst van het verzoek of van de opgeëiste verantwoordingsdocumenten;5° de exploitant en de personen bedoeld in 2° worden door de bevoegde instantie gehoord;6° de bevoegde instantie neemt een met redenen omklede beslissing;zij vermeldt in voorkomend geval de redenen waarom ze van mening is dat de door de exploitant uitgevoerde of in uitvoering zijnde preventieve maatregelen of herstelmaatregelen in vergelijking met de doelstellingen van dit deel geschikt zijn; 7° de bevoegde instantie geeft de exploitant en, in voorkomend geval, de personen bedoeld in 2° kennis van haar beslissing binnen negentig dagen te rekenen van de kennisgeving van de volledigheid van de aanvraag bedoeld in 4°.Bij gebreke daarvan kan de exploitant een ingebrekestelling te beslissen verzenden; indien de bevoegde instantie niet kennis geeft van haar beslissing m.b.t. het terugbetalingsverzoek binnen dertig dagen na ontvangst van de ingebrekestelling, wordt het verzoek geacht verworpen te zijn; 8° de kennisgeving van de beslissing vermeldt de mogelijke beroepsmiddelen alsook de termijnen waarbinnen deze beroepen moeten ingediend worden; 9° in het geval bedoeld in artikel D.126, 1°, van dit deel blijft de bevoegde instantie de aan de exploitant terugbetaalde bedragen vorderen ten laste van de derde die de schade of de onmiddellijke dreiging van schade heeft veroorzaakt, tenzij de verhaalkosten groter zijn dan het terug te vorderen bedrag of wanneer niet kan worden vastgesteld wie de verantwoordelijke derde is.

Artikel D.128. - De exploitant is niet verplicht de kosten te dragen van de herstelmaatregelen die uit hoofde van deze richtlijn worden genomen, indien hij bewijst dat hij niet in gebreke of nalatig is geweest en de milieuschade is veroorzaakt door : 1° een emissie of gebeurtenis die uitdrukkelijk is toegelaten en die geheel voldoet aan de voorwaarden i.v.m. een toestemming of vergunning die van toepassing is op de datum van de emissie of gebeurtenis en die verleend is overeenkomstig een regelgeving bedoeld in bijlage I bij het decreetgevende deel van Boek I van het Milieuwetboek; 2° een emissie of een activiteit of alle manieren waarop een product tijdens een activiteit wordt gebruikt en waarvan de exploitant kan bewijzen dat die op grond van de stand van de wetenschappelijke en technologische kennis op het tijdstip dat zij plaatsvonden, niet als schadelijk werden beschouwd. In de gevallen bedoeld in dit artikel verloopt de vrijstellingsprocedure als volgt : 1° de exploitant richt aan de bevoegde instantie een gemotiveerd vrijstellingsverzoek, samen met elk door hem nuttig geacht verantwoordingsdocument; 2° op straffe van onontvankelijkheid van zijn verzoek geeft de exploitant tegelijkertijd kennis daarvan aan de in artikel D.120 en in artikel D.131 van dit deel bedoelde personen die een verzoek tot het nemen van maatregelen bij de bevoegde instantie hebben ingediend; deze personen kunnen hun opmerkingen laten gelden; 3° als het vrijstellingsverzoek onvolledig is, richt de bevoegde instantie binnen vijftien dagen na ontvangst van de aanvraag een lijst van de ontbrekende verantwoordingsdocumenten bij ter post aangetekend schrijven aan de aanvrager en vermeldt ze dat de procedure hervat wordt zodra ze in ontvangst genomen worden;4° als de aanvraag tot terugbetaling volledig of behoorlijk ingevuld is, geeft de bevoegde instantie de aanvrager bij ter post aangetekend schrijven kennis van de volledigheid van het dossier binnen vijftien dagen na ontvangst van de aanvraag of van de opgeëiste verantwoordingsdocumenten;5° de bevoegde instantie neemt een met redenen omklede beslissing waarin zij de redenen opgeeft waarom zij van mening is dat de vrijstellingsvoorwaarden al dan niet vervuld zijn;6° de bevoegde instantie geeft kennis van haar beslissing aan de exploitant en, in voorkomend geval, aan de personen bedoeld in 2° binnen negentig dagen te rekenen van de kennisgeving van de volledigheid van de aanvraag bedoeld in 4°.Bij gebreke daarvan kan de exploitant een ingebrekestelling om te beslissen verzenden; indien de bevoegde instantie niet kennis geeft van haar beslissing m.b.t. het vrijstellingsverzoek binnen dertig dagen na ontvangst van de ingebrekestelling, wordt het verzoek geacht verworpen te zijn; 7° de kennisgeving van de beslissing vermeldt de mogelijke beroepsmiddelen alsook de termijnen waarbinnen deze beroepen moeten ingediend worden. Artikel. D.129. - Elke exploitant die acht dat zijn verzoek om terugbetaling in de zin van artikel D.126 of om vrijstelling in de zin van artikel D.128 genegeerd, ten onrechte (geheel of gedeeltelijk) verworpen werd of dat ze onvoldoende in aanmerking genomen werd of niet overeenkomstig deze titel behandeld werd, kan bij de Waalse Regering beroep instellen.

Op straffe van onontvankelijkheid wordt dit beroep naar de milieuadministratie gestuurd binnen tien werkdagen na ontvangst van de kennisgeving van de beslissing van de bevoegde instantie of, bij gebrek aan die beslissing, binnen tien dagen na afloop van de in de artikelen D.127 en D.128 bedoelde termijn.

De milieuadministratie stelt een verslag op dat ze binnen een termijn van vijftig dagen naar de Regering stuurt. De termijn gaat in op de eerste dag na ontvangst van het beroep. De milieuadministratie verwittigt de exploitant schriftelijk de dag waarop zij het rapport overmaakt.

De Regering stuurt haar beslissing naar de exploitant zodra het mogelijk is en, uiterlijk, binnen negentig dagen. De termijn gaat in op de eerste dag na ontvangst van het beroep. De beslissing van de Regering vermeldt de beroepsmodaliteiten.

Als de beslissing niet verzonden wordt binnen de termijn bedoeld in het vorige lid : 1° wordt de in eerste instantie genomen beslissing bevestigd; 2° wordt de beslissing geacht te zijn genomen op grond van de conclusies die in het rapport vastliggen indien de beslissing bedoeld in artikel D.127 of in artikel D.128 niet verstuurd wordt, als het rapport overeenkomstig het derde lid is verstuurd. Het rapport wordt door de milieuadministratie naar de exploitant gestuurd.

Artikel D.130. - De bevoegde instantie is gerechtigd tegen de exploitant of, indien van toepassing, een derde die de schade of de onmiddellijke dreiging van schade heeft veroorzaakt, de procedure in te leiden voor het verhalen van de kosten met betrekking tot alle uit hoofde van deze richtlijn genomen maatregelen voordat een periode van vijf jaar verstreken is, te rekenen vanaf de datum waarop de maatregelen geheel zijn voltooid of de datum waarop de aansprakelijke exploitant of derde is geïdentificeerd, indien die datum later is.

Titel IX. - Verzoeken om maatregelen Artikel D.131. - Natuurlijke of rechtspersonen die : 1° milieuschade lijden of dreigen te lijden dan wel;2° of een voldoende belang hebben bij de besluitvorming inzake de schade; kunnen bij de bevoegde instantie opmerkingen indienen betreffende gevallen van milieuschade waarvan zij kennis hebben en kunnen de bevoegde instantie verzoeken maatregelen te treffen krachtens dit deel.

De verenigingen die milieubescherming bevorderen worden geacht voldoende belang te hebben in de zin van het eerste lid, 1° van dit artikel voor zover zij over de rechtspersoonlijkheid beschikken en dat zij de milieubescherming in hun maatschappelijk doel hebben opgenomen.

Deze verenigingen bewijzen via hun activiteitenverslag of via elk ander stuk dat hun werkelijke activiteit in overeenstemming is met hun statutair doel.

Artikel D.132. - Het verzoek om maatregelen gaat vergezeld van de relevante informatie en gegevens ter ondersteuning van de opmerkingen die met betrekking tot de milieuschade in kwestie worden voorgelegd.

Indien een verzoek om maatregelen te algemeen of te vaag geformuleerd is, verzoekt de bevoegde instantie de aanvrager zo spoedig mogelijk, uiterlijk vóór het verstrijken van de termijn bedoeld in artikel D.134, § 1, tweede lid, 1°, zijn aanvraag te preciseren en helpt zij hem daarbij op gepaste wijze.

In geval van milieuschade aan de bodem is het verzoek om maatregelen bedoeld in artikel D.131 alleen van toepassing op de verontreiniging die een aanmerkelijk risico inhoudt voor negatieve effecten op de menselijke gezondheid.

Artikel D.133. - Wanneer het verzoek om maatregelen en de bijbehorende opmerkingen en gegevens aannemelijk maken dat er milieuschade is, neemt de bevoegde instantie deze opmerkingen en dit verzoek om maatregelen in overweging. In dat geval biedt de bevoegde instantie de betrokken exploitant de gelegenheid zijn standpunt met betrekking tot het verzoek om maatregelen en de bijbehorende opmerkingen kenbaar te maken.

Artikel D.134. - § 1. De bevoegde instantie bericht ontvangst van het verzoek om maatregelen binnen tien werkdagen na ontvangst ervan.

De bevoegde instantie stelt de in artikel D.131 van dit deel bedoelde personen die opmerkingen bij haar hebben ingediend in kennis van haar beslissing inzake het al dan niet nemen van maatregelen en motiveert die beslissing : 1° zodra het mogelijk is, uiterlijk binnen een maand na ontvangst van het verzoek;2° of binnen twee maanden na ontvangst van het verzoek indien de aangeklaagde situatie zo omvangrijk en complex is dat de onder 1° bedoelde termijn van één maand niet haalbaar is;in dat geval geeft de overheidsinstantie zo spoedig mogelijk kennis van elke termijnverlenging en van de redenen daarvoor, hoe dan ook voordat de termijn van één maand bedoeld in 1° afloopt.

De kennisgeving van de met redenen omklede beslissing van de bevoegde instantie vermeldt de mogelijke beroepsmiddelen alsook de modaliteiten om deze beroepen in te stellen. § 2. Elke aanvrager die acht dat zijn verzoek om maatregelen genegeerd, ten onrechte (geheel of gedeeltelijk) verworpen werd of onvoldoende in aanmerking genomen werd of niet overeenkomstig deze titel behandeld werd, kan bij de Waalse Regering een beroep instellen.

Op straffe van onontvankelijkheid wordt dit beroep ingediend binnen tien werkdagen na ontvangst van de kennisgeving van de beslissing van de bevoegde instantie of, bij gebrek aan die beslissing, binnen tien dagen na afloop van de in de artikelen D.127 en D.128 bedoelde termijn.

De Waalse Regering doet uitspraak na het advies te hebben ingewonnen van de milieuadministratie en van elke persoon of instantie van wie zij het advies nuttig acht. Ze spreekt zich uit zodra het mogelijk is, uiterlijk binnen negentig dagen na ontvangst van het beroep.

De beslissing van de Waalse Regering wordt aan de aanvrager betekend met vermelding van de mogelijke beroepsmiddelen alsook de termijnen waarbinnen deze beroepen moeten ingediend worden.

Titel X. - Internationale en interregionale samenwerking Artikel D.135. - Wanneer milieuschade gevolgen heeft of dreigt te hebben voor meerdere lidstaten of regio's, waaronder het Waalse Gewest, werken de bevoegde instantie en, in voorkomend geval, de Waalse Regering samen met de andere lidstaten, onder andere door een geschikte uitwisseling van informatie, opdat preventieve maatregelen en zo nodig herstelmaatregelen met betrekking tot die milieuschade kunnen worden genomen.

Artikel D.136. - In geval van milieuschade onder de omstandigheden bedoeld in het vorige artikel verstrekt de bevoegde instantie of, in voorkomend geval, de Waalse Regering voldoende informatie aan de mogelijkerwijs getroffen regio' of lidstaten van de Europese unie.

In voorkomend geval verstrekt de bevoegde instantie voldoende informatie over de milieuschade aan de Waalse Regering.

Artikel D.137. - Wanneer de bevoegde instantie en, in voorkomend geval, de Waalse Regering binnen hun grenzen schade vaststellen die niet binnen hun grondgebied veroorzaakt is, kunnen zij dit aan de betrokken Staat of Regio melden; zij kunnen aanbevelingen doen inzake het nemen van preventieve of herstelmaatregelen en kunnen om terugbetaling verzoeken van hun kosten voor het nemen van preventieve of herstelmaatregelen.

Art. 3.Een bijlage I wordt bij het decreetgevende deel van Boek I van het Milieuwetboek gevoegd, luidend als volgt : "Bijlage I : activiteiten bedoeld in artikel D.95 1. De exploitatie van de volgende installaties die aan een milieuvergunning onderworpen zijn overeenkomstig artikel 10 van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning : 1.Energie-industrie 1.1. Verbrandingsinstallaties met een warmtevermogen hoger dan 50 MW. 1.2. Aardolie- en gasraffinaderijen. 1.3. Cokesfabrieken; 1.4. Installaties voor het vergassen en vloeibaar maken van steenkool. 2. Productie en verwerking van metalen 2.1. installaties voor het roosten of sinteren van metaalhoudend mineraal, met inbegrip van zwavelhoudend erts. 2.2. Installaties voor de productie van gietijzer of staal (primaire of secundaire smelting), met inbegrip van uitrustingen voor continu gieten, met een capaciteit van meer dan 2,5 ton per uur. 2.3. Installaties voor verwerking van ferrometalen door : a. warmwalsen met een capaciteit van meer dan 20 ton ruwstaal per uur;b. smeden met hamers met een slagarbeid van meer dan 50 kilojoule per hamer, wanneer een thermisch vermogen van meer dan 20 MW wordt gebruikt;c. het aanbrengen van deklagen van gesmolten metaal, met een verwerkingscapaciteit van meer dan 2 ton ruwstaal per uur. 2.4. Smelterijen van ferrometalen met een productiecapaciteit van meer dan 20 ton per dag. 2.5. Installaties : a. voor de winning van ruwe non-ferrometalen uit erts, concentraat of secundaire grondstoffen met metallurgische, chemische of elektrolytische procédés;b. voor het smelten van non-ferrometalen, met inbegrip van legeringen, inclusief terugwinningproducten (affineren, vormgieten) met een smeltcapaciteit van meer dan 4 ton per dag voor lood en cadmium of 20 ton per dag voor alle andere metalen. 2.6. Installaties voor oppervlaktebehandeling van metalen en kunststoffen door middel van een elektrolytisch of chemisch procédé, wanneer de inhoud van de gebruikte behandelingsbaden meer dan 30 m3 bedraagt. 3. Minerale industrie 3.1. installaties voor de productie van cementklinkers in draaiovens met een productiecapaciteit van meer dan 500 ton per dag, of van kalk in draaiovens met een productiecapaciteit van meer dan 50 ton per dag, of in andere soorten ovens met een productiecapaciteit van meer dan 50 ton per dag. 3.2. Installaties voor de winning van asbest en de fabricage van asbestproducten. 3.3. Installaties voor de fabricage van glas, met inbegrip van installaties voor de fabricage van glasvezels, met een smeltcapaciteit van meer dan 20 ton per dag. 3.4. Installaties voor het smelten van minerale stoffen, met inbegrip van installaties voor de fabricage van mineraalvezels, met een smeltcapaciteit van meer dan 20 ton per dag. 3.5. Installaties voor het fabriceren van keramische producten door middel van verhitting, met name dakpannen, bakstenen, vuurvaste stenen, tegels, aardewerk of porselein, met een productiecapaciteit van meer dan 75 ton per dag, en/of een ovencapaciteit van meer dan 4 m3 en met een plaatsingsdichtheid per oven van meer dan 300 kg/m3. 4. Chemische industrie Onder productie in de zin van de categorieën activiteiten bedoeld in deze rubriek wordt verstaan de productie op industriële schaal door chemische omzetting van stoffen of groepen van stoffen bedoeld in de punten 4.1. tot 4.6. 4.1. Chemische installaties voor de fabricage van organisch-chemische basisproducten, zoals : a. eenvoudige koolwaterstoffen (lineaire of cyclische, verzadigde of onverzadigde, alifatische of aromatische);b. zuurstofhoudende koolwaterstoffen, zoals alcoholen, aldehyden, ketonen,carbonzuren, esters, acetaten, ethers, peroxyden, epoxyharsen;c. zwavelhoudende koolwaterstoffen;d. stikstofhoudende koolwaterstoffen, zoals aminen, amiden, nitroso-, nitroen, nitraatverbindingen, nitrillen, cyanaten, isocyanaten;e. fosforhoudende koolwaterstoffen;f. halogeenhoudende koolwaterstoffen;g. organometaalverbindingen;h. kunststof-basisproducten (polymeren, kunstvezels, cellulosevezels);i. synthetische rubber;j. kleurstoffen en pigmenten;k. tensioactieve stoffen en tensiden. 4.2. Chemische installaties voor de fabricage van anorganisch-chemische basisproducten, zoals : a. gassen, zoals ammoniak, chloor of chloorwaterstof, fluor of fluorwaterstof, kooloxiden, zwavelverbindingen, stikstofoxiden, waterstof, zwaveldioxide, carbonyldichloride;b. zuren, zoals chroomzuur, fluorwaterstofzuur, fosforzuur, salpeterzuur, zoutzuur, zwavelzuur, oleum, zwaveligzuur, c.basen, zoals ammoniumhydroxide, kaliumhydroxide, natriumhydroxide; d. zouten, zoals ammoniumchloride, kaliumchloraat, kaliumcabonaat, natriumcarbonaat, perboraat, zilvernitraat;e. niet-metalen, metaaloxiden of andere anorganische verbindingen, zoals calciumcarbide, silicium, siliciumcarbide. 4.3. Chemische installaties voor de fabricage van fosfaat-, stikstof- of kaliumhoudende meststoffen (enkelvoudige of samengestelde meststoffen). 4.4. Chemische installaties voor de fabricage van basisproducten voor gewasbescherming en van biociden. 4.5. Installaties voor de fabricage van farmaceutische basisproducten die een chemisch of biologisch procédé gebruiken. 4.6. Chemische installaties voor de fabricage van explosieven. 5. Afvalbeheer Onverminderd punt 2 hieronder : 5.1. Installaties voor de wegwerking of de valorisatie van gevaarlijke afvalstoffen. 5.2. Installaties voor de verbranding van huishoudelijk afval met een capaciteit van meer dan 3 ton per uur. 5.3. Installaties voor de wegwerking van ongevaarlijke afvalstoffen met een capaciteit van meer dan 50 ton per dag. 5.4. Stortplaatsen die meer dan 10 ton per dag ontvangen of een totale capaciteit van meer dan 25 000 ton hebben, met uitzondering van de stortplaatsen voor inerte afvalstoffen. 6. Overige activiteiten 6.1. Industriële installaties voor de fabricage van : a. papierpulp uit hout of uit andere vezelstoffen;b. papier en karton met een productiecapaciteit van meer dan 20 ton per dag. 6.2. Installaties voor de voorbehandeling (wassen, bleken, merceriseren) of het verven van vezels of textiel met een verwerkingscapaciteit van meer dan 10 ton per dag. 6.3. Installaties voor het looien van huiden met een verwerkingscapaciteit van meer dan 12 ton eindproducten per dag. 6.4. a. Abattoirs met een productiecapaciteit van meer dan 50 ton per dag geslachte dieren. b. Bewerking en verwerking voor de fabricage van levensmiddelen op basis van : - dierlijke grondstoffen (andere dan melk) met een productiecapaciteit van meer dan 75 ton per dag eindproducten; - plantaardige grondstoffen met een productiecapaciteit van meer dan 300 ton per dag eindproducten (gemiddelde waarde op driemaandelijkse basis). c. Bewerking en verwerking van melk, met een hoeveelheid ontvangen melk van meer dan 200 ton per dag (gemiddelde waarde op jaarbasis). 6.5. Installaties voor de destructie of de nuttige toepassing van kadavers en dierlijk afval met een verwerkingscapaciteit van meer dan 10 ton per dag. 6.6. Installaties voor intensieve pluimvee- of varkenshouderij met meer dan : a. 40 000 plaatsen voor pluimvee;b. 2 000 plaatsen voor mestvarkens (van meer dan 30 kg);c. of 750 plaatsen voor zeugen. 6.7. Installaties voor de oppervlaktebehandeling van stoffen, voorwerpen of producten, waarin organische oplosmiddelen worden gebruikt, in het bijzonder voor het appreteren, bedrukken, het aanbrengen van een laag, het ontvetten, het vochtdicht maken, lijmen, verven, reinigen of impregneren, met een verbruikscapaciteit van meer dan 150 kg oplosmiddel per uur, of meer dan 200 ton per jaar. 6.8. Installaties voor de fabricage van koolstof (harde gebrande steenkool) of elektrografiet door verbranding of grafitisering.

Deze bijlage is niet van toepassing op installaties of gedeelten van installaties die gebruikt worden voor het uitzoeken, ontwikkelen en uitproberen van nieuwe producten en processen. 2. Alle afvalbeheeractiviteiten, zoals de inzameling, het vervoer, de nuttige toepassing en de verwijdering van afvalstoffen, met inbegrip van het toezicht op dergelijke activiteiten en de nazorg op de verwijderingslocaties, die onderworpen zijn aan een milieuvergunning, een vergunnings- of registratieplicht.Deze activiteiten omvatten onder meer de exploitatie van centra voor technische ingraving en en de exploitatie van verbrandingsinstallaties. 3. Lozingen op landoppervlaktewateren die aan een milieuvergunning zijn onderworpen.4. Lozingen of injectie van verontreinigende of gevaarlijke stoffen op of in oppervlaktewateren of het grondwater die aan een milieuvergunning zijn onderworpen.5. Alle wateronttrekking en -opstuwing die aan een milieuvergunning onderworpen zijn.6. De fabricage, het gebruik, de opslag, de verwerking, de storting, de emissie in het milieu en het vervoer op het terrein van de onderneming, van : a.gevaarlijke stoffen in de zin van de reglementering inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen; b. gevaarlijke preparaten in de zin van de reglementering inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke preparaten;c. gewasbeschermingsmiddelen als gedefinieerd in de reglementering betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen;d. biociden als gedefinieerd in de reglementering betreffende het op de markt brengen van biociden.7. Het vervoer over de weg, per spoor, over de binnenwateren, over zee of in de lucht van gevaarlijke of verontreinigende goederen in de zin van de reglementering inzake het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg, per spoor, of de minimumeisen voor schepen die gevaarlijke of verontreinigende goederen vervoeren en die naar of uit de zeehavens van de Gemeenschap varen.8. De exploitatie van installaties die overeenkomstig de reglementering betreffende de bestrijding van door industriële inrichtingen veroorzaakte luchtverontreiniging aan een vergunningsplicht zijn onderworpen, meer bepaald met betrekking tot de uitstoot in de lucht van onder de bovengenoemde richtlijn vallende verontreinigende stoffen.9. Het ingeperkt gebruik, met inbegrip van vervoer, van genetisch gemodificeerde micro-organismen in de zin van de reglementering inzake het ingeperkte gebruik van genetisch gemodificeerde micro-organismen.10. Elke grensoverschrijdende overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Unie waarvoor een vergunning is vereist dan wel een verbod geldt in de zin van de reglementering betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap.11. Het beheer van mijnbouwafval overeenkomstig Richtlijn 2006/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 betreffende het beheer van afval van winningsindustrieën.»

Art. 4.In artikel 1bis, 5°, van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud worden de woorden "waar het verdrag van toepassing is op het grondgebied van het Waalse Gewest of op het natuurlijke verspreidingsgebied van die habitat" toegevoegd na de woorden "op het Europese grondgebied van de Lidstaten van de Europese Gemeenschappen".

Art. 5.In artikel 1bis, 9°, van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud worden de woorden "waarop het verdrag van toepassing is, hetzij op het grondgebied van het Waalse Gewest, hetzij op het natuurlijke verspreidingsgebied van die habitat" toegevoegd na de woorden "Lidstaten van de Europese Gemeenschappen".

Art. 6.Dit decreet is van toepassing op de uitvoering van de activiteit bedoeld in punt 11 van bijlage I bij het decreetgevende deel van Boek I van het Milieuwetboek op de datum bepaald door de Regering.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Namen, 22 november 2007.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Huisvesting, Vervoer en Ruimtelijke Ontwikkeling, A. ANTOINE De Minister van Begroting, Financiën en Uitrusting, M. DAERDEN De Minister van Binnenlandse Aangelegenheden en Ambtenarenzaken, Ph. COURARD De Minister van Economie, Tewerkstelling, Buitenlandse Handel en Patrimonium, J.-C. MARCOURT De Minister van Onderzoek, Nieuwe Technologieën en Buitenlandse Betrekkingen, Mevr. M.-D. SIMONET De Minister van Vorming, M. TARABELLA De Minister van Gezondheid, Sociale Actie en Gelijke Kansen, P. MAGNETTE De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, B. LUTGEN _______ Nota (1) Zitting 2006-2007. Stukken van het Waals Parlement, 646 (2007-2008). Nrs 1, 1bis en 2.

Volledig verslag, openbare vergadering van 21 november 2007 Bespreking - Stemmingen.

^