Etaamb.openjustice.be
Decreet van 22 november 2018
gepubliceerd op 18 december 2018

Decreet betreffende de onteigeningsprocedure

bron
waalse overheidsdienst
numac
2018206236
pub.
18/12/2018
prom.
22/11/2018
ELI
eli/decreet/2018/11/22/2018206236/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

22 NOVEMBER 2018. - Decreet betreffende de onteigeningsprocedure (1)


Het Waals Parlement heeft aangenomen en Wij, Waalse Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSUTK I. - Algemene bepalingen en begripsomschrijving

Artikel 1.In de zin van dit decreet wordt verstaan onder: 1° onteigeningsbesluit : de beslissing die de vorm aanneemt van een beraadslaging van de gemeenteraad of van een besluit van de Waalse Regering waarbij de onteigenaar gemachtigd wordt om de onteigening voort te zetten;2° onteigening : de minnelijke of gedwongen overdracht van een recht op een onroerend goed die ten algemenen nutte nut wordt verricht;3° onteigende persoon: de persoon die houder is van de in artikel 2 vermelde rechten of van de rechten geraakt door de in artikel 3 bedoelde tijdelijke bezetting of door de in artikel 2, § 2, bedoelde erfdienstbaarheden;4° onteigenaar: de persoon bevoegd om ten algemenen nutte te onteigenen;5° de Administratie: de door de Regering aangewezen dienst(en); 6° de gemachtigd ambtenaar : de ambtenaar aangewezen overeenkomstig artikel D.I.3 van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling; 7° de ambtenaar bevoegd voor handelsvestigingen : de ambtenaar aangewezen overeenkomstig artikel 1, 11°, van het decreet van 5 februari 2015 betreffende de handelsvestigingen;8° wederoverdracht: de verrichting waarbij een onteigenaar de eigendom van een onteigend goed overdraagt aan zijn voormalige eigenaar of aan zijn rechtsopvolgers.

Art. 2.§ 1. De onteigening kan als doel hebben : 1° de overdracht van een eigendomsrecht op een oproerend goed;2° de afschaffing van een gesplitst zakelijk recht, van een onverdeeld recht van een zakelijk recht of van een persoonlijk recht op het goed ten einde de onteigenaar in staat te stellen het geheel van de rechten op het onteigende goed in zijn handen te verenigen. De onteigening kan tot een ondergronds volume beperkt worden. § 2. Het onteigeningsbesluit kan erfdienstbaarheden opleggen die nodig zijn voor de verwezenlijking van het doel van algemeen nut.

Het onteigeningsbesluit bepaalt het gebruik en de omvang van deze erfdienstbaarheden alsook de daarmee bezwaarde goederen.

Art. 3.Het onteigeningsbesluit kan de tijdelijke bezetting van onroerende goederen machtigen ten einde de uitvoering van de handelingen of werken gepland voor de verwezenlijking van het doel van algemeen nut mogelijk te maken of te vergemakkelijken.

Het onteigeningsbesluit bepaalt de betrokken goederen en de maximale duur van de bezetting. Deze bezetting kan vastgelegd worden onder verwijzing naar het einde van de geplande handelingen en werken zonder dat een datum nader bepaald wordt.

Art. 4.Wanneer een onteigeningsbesluit betrekking heeft op een deel van een bouwwerk bestemd om gesloopt of verwijderd te worden, wordt het saldo van het goed door de onteigenaar verworven indien de eigenaar het eist. Behalve indien de onteigenaar zich daartegen verzet, heeft deze verwerving ook betrekking op het terrein dat de grondslag vormt van de te slopen of te verwijderen bouwwerk.

De vergoeding wordt bepaald overeenkomstig de bepalingen die van toepassing zijn op de door de onteigenaar gevraagde onteigeningen.

Art. 5.§ 1. Voor de berekening van de termijnen: 1° wordt de dag van verzending of ontvangst die als begindatum van de termijn geldt, niet meegerekend;2° is de vervaldag van een termijn in die termijn inbegrepen;indien die dag evenwel een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag is, wordt de vervaldag uitgesteld tot de volgende werkdag. § 2. De in de artikelen 11 en 13 bedoelde raadplegings- en informatietermijnen alsook de in artikel 50, eerste lid, bedoelde indieningstermijn worden tussen 16 juli en 15 augustus en tussen 24 december en 1 januari opgeschort.

Indien de laatste dag van de periode waarin de opmerkingen of de adviezen kunnen worden gezonden een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag is, wordt de periode verlengd tot de eerstvolgende werkdag.

Bij opschorting of verlenging van termijn zoals bedoeld in de eerste en tweede leden, worden de termijnen voor de verzending van het syntheseverslag en van het voorstel tot beslissing alsook van de kennisgeving van de beslissing, bedoeld in de artikelen 16, tweede lid, en 17, § 1, verlengd met de duur van de opschorting of de verlenging. § 3. Wanneer de termijnen voor de behandeling van het in artikel 7 bedoelde dossier met de noodzakelijkheid van het algemeen nut onverenigbaar zijn, worden ze verkort als volgt : 1° de in artikel 9, § 2, bedoelde termijnen bedragen acht dagen;2° de in artikel 11, eerste lid, bedoelde termijn bedraagt vijftien dagen;3° de in artikel 13 bedoelde termijn bedraagt vijftien dagen;4° de in artikel 16, tweede lid, bedoelde termijn bedraagt vijfenveertig dagen;5° de in artikel 17, § 1 bedoelde termijn bedraagt zestig dagen. Bij toepassing van het eerste lid vindt de in § 2 bedoelde opschorting van termijnen niet plaats. HOOFDSTUK II. - Administratieve procedure Afdeling 1. - Bevoegde overheden

Art. 6.§ 1. De gemeenteraad van de gemeente op het grondgebied waarvan het bij de onteigening betrokken onroerend goed gelegen is, neemt het onteigeningsbesluit aan wanneer de onteigenaar één van de volgende instellingen is : 1° de gemeente;2° het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van de gemeente, een autonoom gemeentebedrijf, een kerkfabriek voor zover het project van algemeen nut zich op goederen die exclusief op het grondgebied van de betrokken gemeente gelegen zijn, uitstrekt. In alle andere gevallen neemt de Regering het onteigeningsbesluit aan.

In afwijking van het eerste lid neemt de Regering het onteigeningsbesluit aan wanneer het project van algemeen nut zich uitstrekt op goederen die op het grondgebied van meerdere gemeenten gelegen zijn. § 2. In geval van op eenzelfde onroerend goed concurrerende projecten die voor de ene tot de bevoegdheid van de Regering en voor de andere van de gemeenteraad van de gemeente behoren, prevaleert het eerste op het tweede.

De Regering kan het onteigeningsbesluit dat het eerste lid schendt, op elk ogenblik en tot de uitvoering ervan in de zin van artikel 2, § 1, tweede lid, nietig verklaren. Afdeling 2. - Onteigeningsbesluit

Art. 7.§ 1. De onteigenaar richt de Administratie een dossier dat de volgende gegevens bevat : 1° een toelichting die het algemeen nut om te onteigenen rechtvaardigt;2° een onteigeningsplan met vermelding van : a) de omtrek van de onroerende goederen betrokken bij de rechten waarvan de onteigening wordt gevraagd;b) in voorkomend geval, de omtrek van de in artikel 3 bedoelde tijdelijke bezetting en de grondslag van de erfdienstbaarheid bedoeld in artikel 2, § 2;c) de tabel van de grondinnemingen waarin de identiteit van de houders van de in artikel 2 bedoelde rechten, de grootten en de bestemming van de te onteigenen onroerende goederen, die volgens de kadastergegevens worden vastgesteld, worden vermeld. § 2. In voorkomend geval bevat het dossier : 1° een indicatieve beschrijving van de door de onteigenaar te verrichten handelingen en werken, met vermelding van hun ligging, hun afmeting en hun bestemming;2° de maximale duur van de in artikel 3 bedoelde tijdelijke bezetting en de rechtvaardiging ervan;3° het gebruik, de omvang en de rechtvaardiging van de oprichting van de in artikel 2, § 2, bedoelde erfdienstbaarheid;4° het tracé van de wegen die afgedankt zouden worden door de aanneming van het onteigeningsbesluit alsook de eventuele overwogen compensatiemaatregelen;5° de rechtvaardiging van de onverenigbaarheid van de termijnen met de noodzakelijkheid van het in artikel 5, § 3, bedoelde algemeen nut. § 3. De Regering kan de in § 2 bedoelde opsomming aanvullen, de inhoud en de vorm van de bij het dossier te voegen documenten alsook het aantal exemplaren van het dossier nader bepalen.

Art. 8.§ 1. Voor de behoeften van de vaststelling van het onteigeningsbesluit kan de onteigenaar toegang hebben tot de betrokken onroerende goederen. § 2. In geval van verzet of indien de plaatsen waarvan sprake een woonplaats vormen, machtigt de politierechtbank die naar gelang van de ligging van het goed bevoegd is, de onteigenaar om toegang tot bedoeld goed te hebben. Deze rechtbank wordt aangezocht bij eenzijdig verzoekschrift.

Het door de politierechtbank uitgesproken bevel maakt de onteigenaar het mogelijk om, indien nodig, een beroep te doen op de openbare macht. § 3. De onteigenaar verricht de handelingen en tussenkomsten die nodig zijn voor de samenstelling van het onteigeningsbesluit na de vaststelling van een plaatsbeschrijving. De onteigenaar deelt op een eerste verzoek en zo spoedig mogelijk de identiteit van de houders van zakelijke en persoonlijke rechten op het goed aan de onteigenaar mede.

Bij gebrek aan overmaking is de plaatsbeschrijving jegens hen tegenstelbaar. De plaatsbeschrijving wordt door de onteigenaar verricht nadat de eigenaar en de houders van zakelijke en persoonlijke rechten er minstens twintig dagen tevoren bij aangetekend schrijven om verzocht zijn om op de dag en om het uur vastgesteld in de oproepingsbrief deel te nemen aan die plaatsbeschrijving en verwittigd zijn dat er tot bedoelde plaatsbeschrijving zal worden overgegaan zelfs indien ze afwezig zijn. Indien ze afwezig zijn, is de plaatsbeschrijving hun tegenstelbaar.

Art. 9.§ 1. De onteigenaar richt het in artikel 7 bedoelde onteigeningsdossier bij aangetekend schrijven met ontvangstbericht of via neerlegging tegen ontvangstbewijs aan de Administratie. § 2. Binnen vijftien dagen na ontvangst van het dossier richt de Administratie, indien ze acht dat het dossier volledig is of dat bedoeld dossier het mogelijk maakt met kennis van zaken uitspraak te doen, een ontvangstbewijs bij aangetekend schrijven aan de onteigenaar.

Indien de Administratie acht dat het dossier onvolledig is of dat bedoeld dossier het niet mogelijk maakt met kennis van zaken uitspraak te doen, richt ze binnen de in het eerste lid bedoelde termijn een aangetekend schrijven aan de onteigenaar waarin ze om de ontbrekende informatie verzoekt. Binnen vijftien dagen na ontvangst van deze informatie die overeenkomstig § 1 gericht of neergelegd wordt, richt de Administratie een ontvangstbewijs bij aangetekend schrijven aan de onteigenaar. § 3. Onder voorbehoud van artikel 22 kunnen tekortkomingen in de samenstelling van het dossier slechts een gevolg hebben op het wettelijk karakter van het onteigeningsbesluit wanneer bewezen is dat de gemeenteraad van de gemeente of de Regering niet met kennis van zaken uitspraak heeft kunnen doen. § 4. De Regering kan de modaliteiten en de voorwaarden voor de indiening van het onteigeningsdossier en van de behandeling ervan langs elektronische weg bepalen. Afdeling 3. - Raadpleging en informatie

Art. 10.Tegelijk met de zending van het ontvangstbewijs aan de onteigenaar richt de Administratie bij aangetekend schrijven met ontvangstbericht een afschrift van het dossier, met inbegrip van het in artikel 9, § 2, bedoelde ontvangstbewijs, aan : 1° het gemeentecollege van elke gemeente op het grondgebied waarvan het dossier zich uitstrekt;2° de gemachtigd ambtenaar en de ambtenaar bevoegd voor handelsvestigingen wanneer hij de overheid is die bevoegd is voor de verstrekking van de vergunning of wanneer hij er verplicht verzocht wordt om advies uit te brengen krachtens het decreet van 5 februari 2015 betreffende de handelsvestigingen;3° de andere diensten, commissies en overheden aangewezen door de Regering of die de Administratie nuttig acht te raadplegen.

Art. 11.De instanties, overheden, diensten en commissies bedoeld in artikel 10 maken hun advies aan de Administratie over binnen dertig dagen na ontvangst van het onteigeningsbesluit. Bij gebreke daarvan wordt de procedure voortgezet.

In het kader van zijn advies spreken de gemachtigd ambtenaar en de ambtenaar bevoegd voor handelsvestigingen zich alleen op basis van de in het dossier vermelde elementen uit.

Art. 12.§ 1. Binnen de in artikel 9, § 2, bedoelde termijn stelt de Administratie bij aangetekend schrijven met ontvangstbewijs de houders van de rechten op het te onteigenen goed, zoals geïdentificeerd in het onteigeningsbesluit, in kennis van de indiening ervan.

Onder hun volledige verantwoordelijkheid en zonder dat het wettelijk karakter van het onteigeningsbesluit betwist kan worden, richten de houders van de rechten die de informatie hebben ontvangen, zo spoedig mogelijk een afschrift aan de derden die een persoonlijk of zakelijk recht hebben op het onroerend goed. § 2. De in § 1 bedoelde informatie bevat minstens : 1° de uiterste datum waarop opmerkingen kunnen worden gezonden;2° de identiteit van de onteigenaar en van de bij het onteigeningsbesluit betrokken onteigende personen;3° de beknopte beschrijving van het doel van algemeen nut;4° de vermelding volgens welke het doel van de aanvraag het verkrijgen van een onteigeningsbesluit is;5° de verplichting voor zijn bestemmeling om zo spoedig mogelijk een afschrift daarvan over te maken aan derden die een persoonlijk of zakelijk recht hebben op het onroerend goed en die in de informatie niet zijn aangegeven;6° de dagen, uren en plaats waar(op) de houders van rechten op het te onteigenen onroerend goed het dossier kunnen raadplegen;7° het adres waarop de opmerkingen van de houders van rechten op het te onteigenen onroerend goed het dossier kunnen worden gericht. De gegevens bedoeld in het eerste lid kunnen door de Regering nader bepaald en aangevuld worden.

Art. 13.Binnen dertig dagen na ontvangst van de in artikel 12, § 1, eerste lid, bedoelde zending, kunnen de houders van rechten op het te onteigenen onroerend goed hun schriftelijke opmerkingen aan de Administratie richten. Elke opmerking gezonden na die termijn wordt niet in aanmerking genomen.

Art. 14.Wanneer het onteigeningsdossier tegelijk met de aanneming van een plan, een structuurplan, een omtrek of een administratieve vergunning die nodig is voor de verwezenlijking van het doel van algemeen nut wordt behandeld, kunnen ze samen onderworpen worden aan de regels voorzien voor de aanneming van het plan, het structuurplan of de omtrek of voor de verlening van de administratieve vergunning.

Art. 15.De wijzigingen die na raadpleging en informatie in het dossier kunnen worden aangebracht, vloeien uit de adviezen of opmerkingen uitgebracht tijdens de ene of de andere voort. De wijzigingen kunnen niet als gevolg hebben dat de omtrek van de overwogen onteigeningen wordt verhoogd zonder de instemming van de houders van rechten op het onroerend goed betrokken bij de overwogen uitbreiding. Afdeling 4. - Syntheseverslag van de Administratie

Art. 16.Op basis van de opmerkingen en adviezen uitgebracht in de loop van de procedure maakt de Administratie een syntheseverslag op dat haar advies en een beslissingsvoorstel bevat.

De Administratie richt dat verslag aan de gemeente of aan de Regering en aan de onteigenaar binnen vijfentachtig dagen na het bericht van ontvangst van het in artikel 9, § 1, bedoelde dossier. Bij gebreke daarvan wordt de procedure voortgezet. Afdeling 5. - Beslissing omtrent het onteigeningsdossier

Art. 17.§ 1. Binnen dertig dagen na het bericht van ontvangst van het in artikel 9, § 1, bedoelde dossier deelt de gemeente of de Regering bij aangetekend schrijven haar beslissing aan de onteigenaar mede.

De Regering of de gemeente gaan in de vormen en binnen de termijnen bedoeld in de artikelen 10 tot 13 over tot de raadplegingen en informatie die de Administratie niet heeft verricht. In dit geval wordt de in het eerste lid bedoelde termijn met dertig dagen verlengd.

Bij gebrek aan zending van de beslissing binnen de in de eerste en tweede leden bedoelde termijn en indien een beslissingsvoorstel binnen de in artikel 16, tweede lid, bedoelde termijn door de Administratie aan de gemeente of aan de Regering is gericht, geldt bedoeld voorstel als beslissing.

Bij gebrek aan beslissingsvoorstel gezonden binnen de in artikel 16, tweede lid, bedoelde termijn en aan beslissing gezonden binnen de in het eerste of tweede lid bedoelde termijn wordt de onteigening geacht geweigerd te zijn. § 2. Op hetzelfde ogenblik als ze aan de onteigenaar wordt betekend, wordt de in § 1, eerste lid, bedoelde beslissing gericht aan de Regering, de Administratie en de gemeenten op het grondgebied waarvan het project van algemeen nut zich uitstrekt.

De beslissing wordt tijdens dertig dagen op de websites van de gemeenten, indien ze bestaan, of bij gebreke daarvan, op de gewoonlijke aanplakkingsplaatsen bekendgemaakt.

De Regering kan de modaliteiten van die bekendmaking bepalen. § 3. Op initiatief van de Administratie wordt het onteigeningsbesluit bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.

Art. 18.Het onteigeningsbesluit dat vóór de verstrekking van de administratieve vergunningen die nodig zijn voor de verwezenlijking van het doel van algemeen nut, aangenomen kan worden, vermeldt in voorkomend geval : 1° de maximale duur van de in artikel 3 bedoelde tijdelijke bezetting;2° het gebruik en de omvang van de in artikel 2, § 2, bedoelde erfdienstbaarheden;3° de wegen, met inbegrip van hun afbakening, waarvan het de afdanking als gevolg heeft alsook de eventuele opgelegde compensatiemaatregelen;4° de rechtvaardiging van de in artikel 5, § 3, bedoelde verkorting van de termijnen. Bij het onteigeningsplan wordt het in artikel 7, § 1, 2°, bedoelde onteigeningsplan gevoegd.

Art. 19.De in artikel 18, eerste lid, 3°, bedoelde wegen worden afgedankt op de dag van de in artikel 17, § 3, bedoelde bekendmaking.

Art. 20.§ 1. Het onteigeningsbesluit vervalt indien het niet uitgevoerd wordt binnen tien jaar na de kennisgeving daarvan of na de daarvoor voorziene termijn aan de onteigenaar.

Het onteigeningsbesluit wordt uitgevoerd via de minnelijke overdracht van de in artikel 2 bedoelde rechten die onmiddellijk na het sluiten van een akkoord tussen de onteigenaar en de onteigende persoon plaatsvindt, of door de indiening van het onteigeningsverzoek overeenkomstig artikel 28.

Het onteigeningsbesluit vervalt voor het niet-uitgevoerde deel.

Het verval gebeurt van rechtswege. § 2. Op verzoek van de onteigenaar kan het onteigeningsbesluit nochtans voor twee jaar verlengd worden. De aanvraag wordt ingediend uiterlijk negentig dagen vóór het verstrijken van de verjaringstermijn bedoeld in paragraaf 1.

De verlenging wordt toegekend door de gemeenteraad of, in de gevallen bedoeld in artikel 6, § 1, tweede en derde leden, door de Regering.

De verlenging wordt aan de onteigenaar en aan de onteigende personen meegedeeld. § 3. Wanneer een beroep tegen het onteigeningsbesluit voor de Raad van State wordt ingediend of wanneer zijn wettelijk karakter voor elke andere rechtbank betwist wordt, wordt de vervaltermijn van rechtswege opgeschort vanaf de indiening van het gedinginleidend stuk tot aan de kennisgeving of de betekening van de definitieve beslissing. HOOFDSTUK III. - Gerechtelijke procedure Afdeling 1. - Algemene bepalingen

Art. 21.Overeenkomstig artikel 6quater van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen is de bij dit Hoofdstuk georganiseerde gerechtelijke procedure van toepassing in geval van onteigening ten algemenen nutte van een in het Waalse Gewest gelegen goed behalve indien de onteigenaar de federale overheid is of een rechtspersoon die bij of krachtens de federale wet gemachtigd is om tot onteigeningen over te gaan.

Art. 22.Het onwettelijk karakter van de onteigening kan slechts worden verklaard indien het ingeroepen motief de betekenis van de genomen beslissing in casu heeft kunnen beïnvloeden, de betrokken personen van een garantie heeft beroofd of als gevolg heeft de bevoegdheid van de persoon die de handeling heeft gepleegd, aan te tasten.

Art. 23.Elk in kracht van gewijsde gegaan vonnis of arrest m.b.t. zakelijke rechten wordt in het register van de hypotheekbewaarder overgeschreven en heeft ten aanzien van derden dezelfde gevolgen als de overschrijving van een akte van overdracht.

Het vonnis of het provisioneel arrest heeft als gevolg het onroerend goed te zuiveren van alle zakelijke en persoonlijke rechten die daarop betrekking hebben.

De voorkeursrechten van de ingeschreven schuldeisers worden overgedragen naar de onteigeningsvergoeding.

Art. 24.De kennisgevingen door de griffie worden bij aangetekend schrijven of bij gerechtsbrief verricht.

In afwijking van het eerste lid wordt de kennisgeving van het in artikel 34, tweede lid, bedoelde proces-verbaal tot verschijning ter plaatse en van het in artikel 35, vierde lid, bedoelde vonnis over het wettelijk karakter van de onteigening bij aangetekend schrijven met ontvangstbericht verricht.

Art. 25.De gerechtelijke procedure kan worden ingeleid zelfs indien de onteigenaar niet beschikt over alle administratieve vergunningen vereist voor de verwezenlijking van het doel van algemeen nut. Afdeling 2. - Poging tot minnelijke overdracht

Art. 26.§ 1. Het onteigeningsverzoek is slechts ontvankelijk indien een poging tot minnelijke overdracht vooraf heeft plaatsgevonden.

Dit verzoekschrift kan zich beperken tot de zending door de onteigenaar van een aanbod van overdracht van de in het onteigeningsbesluit bedoelde rechten, dat minstens de volgende gegevens bevat : 1° de identificatie van de betrokken onroerende goederen en van de te onteigenen rechten;2° het bedrag van het aanbod, met inbegrip van alle sommen;dit bedrag kan tot nul teruggebracht worden indien het goed onderworpen is aan beperkingen waarvan de financiële gevolgen groter zijn dan de waarde van het recht waarop het onteigeningsbevel betrekking heeft; 3° de vermelding van de termijn waarover de in het derde lid bedoelde personen beschikken om zich uit te spreken;die termijn is niet kleiner dan vijftien dagen; 4° de vermelding van de in § 2 bedoelde verplichting. Het in het tweede lid bedoelde aanbod wordt bij aangetekend schrijven gericht aan iedere persoon voor wie door het kadaster is meegedeeld dat hij houder is van de rechten, en aan iedere persoon die zich tijdens de in de artikelen 12 en 13 in die hoedanigheid kenbaar zou hebben gemaakt of die als dusdanig aangeduid zou worden.

In afwijking van het eerste lid is het verzoek dat niet voorafgegaan is door een aanbod, ontvankelijk indien de onteigenaar niet in staat is de onteigende persoon of de plaats waarin het aanbod hem kan worden gericht, te identificeren. § 2. De houders van de rechten die overeenkomstig artikel 12, § 1, tweede lid, de informatie hebben verkregen, brengen de onteigenaar op de hoogte van de identiteit van derden die een zakelijk of persoonlijk recht hebben op het onroerend goed en waarvan ze kennis hebben. Bij gebreke daarvan zijn die personen deze derden de vergoeding die ze zouden hebben kunnen innen, verschuldigd, en ze kunnen daartoe partij zijn in de gerechtelijke procedure zonder evenwel het wettelijk karakter van de onteigening te kunnen betwisten.

Art. 27.§ 1. Wanneer de onteigende persoon het wettelijk karakter van de onteigening niet betwist, kunnen de partijen overeenkomen dat de onteigenaar de onroerende goederen in bezit neemt vóór de verwezenlijking van de formaliteiten vereist voor de oprichting of de overdracht van de rechten. § 2. De overeenkomst tussen de partijen bepaalt dat de onteigende persoon definitief afziet van de betwisting van het wettelijk karakter van de onteigening en van het recht van natrekking bedoeld in de artikelen 552 tot 555 van het Burgerlijk Wetboek ten opzichte van de beplantingen, bouwwerken en werken die op het onroerend goed zouden worden uitgevoerd.

De overeenkomst bepaalt de financiële tegenpartij gestort door de onteigenaar als compensatie van de vervroegde inbezitneming, de stortingsmodaliteiten ervan en haar maximale duur. De Regering kan de inhoud van die overeenkomst bepalen, met inbegrip van de bedragen van de financiële compensatie naar gelang van de huurwaarde van de onroerende goederen die betrokken zouden kunnen worden.

De partijen maken een tegensprekelijke plaatsbeschrijving voor de inbezitneming van de onteigenaar op, die, in voorkomend geval, als omschrijvende staat in de zin van artikel 44 geldt. De plaatsbeschrijving omvat een volledige fotoreportage die een gedetailleerd overzicht van de plaatsen mogelijk maakt, en vermeldt de identiteit van de aanwezige personen. § 3. Bij gebrek aan overeenstemming over de onteigeningsvergoeding wordt de onteigening voortgezet om ze naar gelang van de oorspronkelijke staat van de goederen, zoals blijkt uit de tegensprekelijke plaatsbeschrijving, te bepalen. Afdeling 3. - Indiening van de instantie

Art. 28.Naast het onteigeningsbesluit en het in artikel 7, § 1, 2°, bedoelde onteigeningsplan legt de onteigenaar bij de griffie van de rechtbank van eerste aanleg van het ambtsgebied waar de goederen zijn gelegen, een eenzijdig verzoekschrift neer tot vaststelling van de dagen en uren waarop de onteigende persoon opgeroepen wordt om ter plaatse te verschijnen.

Het verzoekschrift moet niet door een advocaat ondertekend worden.

Het onteigeningsbesluit en het plan blijven bij de griffie neergelegd waarin de betrokkenen gratis kennis daarvan kunnen nemen tot het einde van de onteigeningsprocedure.

Art. 29.Het eenzijdig verzoekschrift identificeert de onteigende persoon naar gelang van de vermeldingen van het kadaster tenzij een andere persoon zich gemanifesteerd heeft of in die hoedanigheid ten opzichte van de onteigenaar aangeduid is.

Art. 30.Binnen acht dagen na de indiening van het verzoekschrift bepaalt de rechtbank bij beschikking de dagen en uren van de verschijning ter plaatse. Deze verschijning vindt plaats uiterlijk op de 21ste dag na de indiening van het verzoekschrift.

In dezelfde beschikking wijst de rechtbank de deskundige aan die ermee belast de omschrijvende staat van de onroerende goederen op te maken en de onteigeningsvergoeding te evalueren.

De griffie deelt de beschikking zo spoedig mogelijk aan de onteigenaar mede.

Art. 31.Minstens acht dagen vóór de dag bepaald voor de verschijning roept de onteigenaar de onteigende persoon op om aanwezig te zijn op de plaatsen op de door de rechtbank vastgestelde dagen en uren.

Bij de verschijning wordt een afschrift van de volgende documenten gevoegd: 1° het onteigeningsbesluit;2° het in artikel 7, § 1, 2°, bedoelde onteigeningsplan;3° het in artikel 28 bedoelde verzoekschrift;4° de in artikel 30 bedoelde beschikking. De verschijning vermeldt het aanbod gedaan door de onteigenaar aan de onteigende persoon. Onder voorbehoud van wat voorzien is in artikel 35, derde lid, bindt dit aanbod de rechtbank of de deskundige niet.

De deskundige wordt door de rechtbank voor de verschijning ter plaatse opgeroepen. Afdeling 4. - Tussenkomst van de betrokken derden

Art. 32.Na ontvangst van de in artikel 31 bedoelde verschijning informeert de opgeroepen partij de derden die een persoonlijk of zakelijk recht op het onroerend goed hebben, over de voortgezette onteigening en over de dagen, uren en plaats van de verschijning ter plaatse.

De derden die wensen tussenbeide te komen, doen het via verzoekschrift behalve tijdens de verschijning ter plaatse tijdens welke bedoelde tussenkomst plaatsvindt zonder enige andere formaliteit dan bij vermelding in het proces-verbaal van bedoelde verschijning.

Wanneer wegens de nalatigheid van de opgeroepen partij de in het eerste lid bedoelde derden voor de rechtbank niet verschijnen vóór de uitspraak van het in artikel 49 bedoelde vonnis tot vaststelling van de vergoeding, is deze partij de vergoeding die ze hadden kunnen innen, tegen hen verschuldigd. Afdeling 5. - Verschijning ter plaatse

Art. 33.Onverminderd de in artikel 27, § 1, bedoelde afstand delen de opgeroepen partij en de tussenkomende partijen tijdens de verschijning ter plaatse hun voornemen mede om het wettelijk karakter van de procedure te betwisten, bij gebreke waarvan zij daarvan worden uitgesloten.

Art. 34.De verschijning ter plaatse maakt het voorwerp uit van een proces-verbaal met vermelding van : 1° de verrichte handelingen;2° de tijdens deze verschijning gedane vaststellingen;3° de eventuele tussenkomst van de betrokken derden;4° de eventuele betwisting van het wettelijk karakter van de onteigening;5° in geval van betwisting van het wettelijk karakter, de datum van de overeenkomstig artikel 36, § 1, eerste lid, vastgestelde pleitzitting en, in voorkomend geval, de instemming van de partijen met het tijdschema voor de in artikel 36, § 1, tweede alinea, bedoelde uitwisseling van conclusies. De griffie betekent dit proces-verbaal aan de partijen en aan hun advocaten binnen vijf dagen die volgen op de verschijning ter plaatse. Afdeling 6. - Vonnis en provisioneel arrest

Onderafdeling 1. - Provisioneel vonnis

Art. 35.Wanneer geen enkele partij te kennen heeft gegeven dat zij bij de verschijning ter plaatse voornemens is het wettelijk karakter van de onteigening te betwisten, beslist de rechtbank binnen acht dagen na de verschijning over het onteigeningsverzoek.

Wanneer hij gevolg geeft aan het verzoek van de onteigenaar, stelt hij in hetzelfde vonnis via een beknopte evaluatie het bedrag vast van de provisionele vergoeding die de onteigenaar ten opzichte van de onteigende persoon en de tussenkomende partijen verschuldigd is.

Het bedrag van de vergoeding is niet kleiner dan negentig procent van de som aangeboden door de onteigenaar overeenkomstig artikel 26, § 1, tweede lid, 2°. Tenzij door de partijen anders is overeengekomen, verdeelt het vonnis de vergoeding niet tussen hen.

De griffie betekent het vonnis aan de partijen binnen vijf dagen na de uitspraak ervan.

Binnen dezelfde termijn bezorgt de griffie de onteigenaar het afschrift en zoveel eensluidend verklaarde afschriften van het vonnis als er onteigende personen en als tussenkomend erkende partijen zijn rekening houdende met de eventuele keuze van de woonplaats.

Art. 36.§ 1. Wanneer één van de partijen meedeelt dat ze zij bij de verschijning ter plaatse voornemens is het wettelijk karakter van de onteigening te betwisten, bepaalt de rechtbank de datum van de pleitzitting die niet meer dan één maand na de verschijning ter plaatse kan plaatsvinden.

De datum van de pleitzitting en de eventuele instemming van de partijen met het tijdschema voor de uitwisseling van de besluiten worden in het proces-verbaal tot verschijning ter plaatse geacteerd. § 2. Bij gebrek aan overeenstemming van de partijen met het tijdschema voor de uitwisseling van de besluiten bepaalt de rechtbank waarin de termijnen concluderen.

De griffie voegt de ordonnantie tot vaststelling van de termijnen om te besluiten bij het aangetekend schrijven waarbij hij het proces-verbaal tot verschijning ter plaatse betekent. Die verzending vindt plaats binnen vijf dagen na de verschijning ter plaatse. § 3. Gezien de door de onteigenaar aangebrachte rechtvaardigingen bepaalt de rechtbank met inachtneming van § 1, eerste lid, de terechtzitting op een datum die rekening houdt met de noodzakelijkheid van het algemeen nut in het geding.

Wanneer het verzoek om een onteigeningsbesluit onder artikel 5, § 3, valt, wordt de pleitzitting in afwijking van § 1, eerste lid, bepaald op uiterlijk acht dagen na de verschijning ter plaatse. § 4. De partijen kunnen overeenkomen om het tijdschema voor de uitwisseling van de besluiten te wijzigen, ongeacht of het op minnelijke wijze of door de rechtbank is vastgesteld.

Art. 37.De pleitzitting mag niet het voorwerp uitmaken van een uitstel of een voortzetting tenzij ze met de instemming van de onteigenaar is beslist.

Art. 38.Het vonnis over de betwisting van het wettelijk karakter van de onteigening wordt binnen twintig dagen na het sluiten van de debatten uitgesproken. Wanneer hij gevolg geeft aan het onteigeningsverzoek, stelt de rechtbank in hetzelfde vonnis via een beknopte evaluatie het bedrag vast van de provisionele vergoeding waarvan de onteigenaar ten opzichte van de onteigende persoon en de als tussenkomend erkende partijen verschuldigd is, met inachtneming van artikel 35, derde lid.

De griffie betekent het vonnis aan de partijen binnen vijf dagen na de uitspraak ervan.

Binnen dezelfde termijn bezorgt de griffie de onteigenaar het afschrift en zoveel eensluidend verklaarde afschriften van het vonnis als er onteigende personen en als tussenkomend erkende partijen zijn rekening houdende met de eventuele keuze van de woonplaats.

Onderafdeling 2. - Provisioneel arrest

Art. 39.De partijen kunnen zich middels een verzoekschrift tot het Hof van beroep wenden of erbij hoger beroep instellen : 1° indien ze de ordonnantie tot vaststelling van de termijnen om te besluiten niet binnen acht dagen na de verschijning ter plaatse hebben ontvangen;2° indien de pleitzitting niet binnen de maand na de verschijning ter plaatse is vastgesteld;3° indien ze geen betekening van het vonnis hebben ontvangen binnen de maand na het sluiten van de debatten;4° over het provisioneel vonnis wegens uitsluitend zijn overwegingen over het wettelijk karakter van de onteigening. Tegen het provisionele vonnis staat geen ander rechtsmiddel open en dit vonnis is niet uitvoerbaar bij voorraad, niettegenstaande hoger beroep.

Art. 40.De termijn om zich tot het Hof van beroep te wenden of om hoger beroep in te stellen bedraagt vijftien dagen met rekenen van: 1° het verstrijken van de termijn van acht dagen, in het geval bedoeld in artikel 39, eerste lid, 1°;2° de ontvangst van het proces-verbaal tot verschijning ter plaatse of van elke andere latere kennisgeving tot uitstel van de pleitzitting, in het geval bedoeld in artikel 39, eerste lid, 2°;3° het verstrijken van de termijn van één maand bedoeld in artikel 39, eerste lid, 3°;4° de ontvangst van de in artikel 38, tweede lid, bedoelde kennisgeving, in het geval bedoeld in artikel 39, eerste lid, 4°.

Art. 41.Op het hoger beroep wordt beschikt op de inleidende terechtzitting of uiterlijk binnen één maand na de indiening van het verzoek. Indien nodig en gezien de rechtvaardigingen van de onteigenaar stelt het hof de terechtzitting vast op een datum die rekening houdt met de noodzaak van het algemeen nut in het geding.

Wanneer gevolg wordt gegeven aan het onteigeningsverzoek, : 1° omvat het arrest de door de rechtbank vastgestelde provisionele vergoeding of, bij gebreke daarvan, bepaalt het via een beknopte evaluatie het bedrag vast van de provisionele vergoeding waarvan de onteigenaar ten opzichte van de onteigende persoon en de als tussenkomend erkende partijen verschuldigd is, met inachtneming van artikel 35, derde lid;2° verwijst het arrest de zaak naar de rechtbank opdat bedoelde rechtbank overeenkomstig artikel 49 de vergoeding bepaalt. De griffie betekent het arrest aan de partijen binnen vijf dagen na de uitspraak ervan.

Binnen dezelfde termijn bezorgt de griffie de onteigenaar het afschrift en zoveel eensluidend verklaarde afschriften van het arrest als er onteigende personen en als tussenkomend erkende partijen zijn rekening houdende met de eventuele keuze van de woonplaats.

Art. 42.Alleen de onteigenaar kan cassatieberoep instellen tegen het krachtens artikel 41 uitgesproken arrest.

Onderafdeling 3. - Storting van de provisionele vergoeding

Art. 43.Krachtens het provisionele vonnis of arrest legt de onteigenaar, zonder dat een voorafgaande kennisgeving nodig is, de provisionele vergoeding neer bij de Deposito- en Consignatiekas, hierna "de Kas" genoemd.

De ordonnantie van betaling uitgegeven met het oog op de storting, is vrijgesteld van elke voorafgaande formaliteit.

Binnen vijf dagen na de storting richt de Kas zoveel voor eensluidend verklaarde afschriften van het bewijs van de storting van de provisionele vergoeding als er onteigende personen en als tussenkomend erkende partijen zijn, aan de onteigenaar.

Op zicht van het vonnis of van het arrest en het getuigschrift uitgereikt na de datum van overschrijving van de beslissing ten blijke dat het onteigende goed vrij is van hypotheek, is de beambte van de Deposito- en Consignatiekas gehouden het bedrag van de gestorte vergoeding aan de onteigende personen en tussenkomende partijen over te maken indien er geen beslag op of verzet tegen de gestorte geldsommen bestaat.

Wordt het in het derde lid bedoelde getuigschrift niet voorgelegd of wordt niet bewezen dat het beslag of het verzet is opgeheven of heeft het vonnis of het arrest, dat de vergoeding bepaalt, de respectieve rechten van de onteigende personen of van de als tussenkomend erkende partijen, niet geregeld, dan kan de betaling slechts plaatshebben krachtens een rechterlijke beschikking.

Onderafdeling 4. - Omschrijvende staat en inbezitneming

Art. 44.§ 1. Indien het vonnis of het arrest gevolg geeft aan het onteigeningsverzoek, stelt de door de rechtbank aangewezen deskundige, behalve in het geval bedoeld in artikel 27, § 2, derde lid, de omschrijvende staat van de onroerende goederen vast.

De onteigenaar kan beslissen dat de omschrijvende staat vastgesteld wordt zonder te wachten dat het provisionele vonnis of arrest uitgesproken wordt. Hij deelt zijn beslissing bij aangetekend schrijven aan de deskundige, de onteigende persoon, en in voorkomend geval, aan de tussenkomende partij mede. § 2. De in § 1 bedoelde omschrijvende staat omvat minstens een volledige fotoreportage en de identificatie van de aanwezige personen. § 3. De partijen kunnen deze verrichtingen bijwonen en in de omschrijvende staat alle nuttige opmerkingen doen aantekenen.

De derden die bij de verschijning ter plaatse niet tussenbeide zijn gekomen, kunnen erkend worden als tussenkomende partij bij het opmaken van de omschrijvende staat, doch zonder dat zulks een vertraging in de verrichting ten gevolge mag hebben. § 4. De omschrijvende staat wordt door de deskundige ter griffie neergelegd binnen vijftien dagen na, volgens het geval : 1° de kennisneming door de deskundige van de beslissing van de onteigenaar om de omschrijvende staat te laten vaststellen zonder te wachten dat het provisionele vonnis of arrest uitgesproken wordt;2° de kennisgeving van het provisionele vonnis of arrest die door de meest gerede partij wordt verricht. Op de dag zelf van de indiening van de omschrijvende staat ter griffie zendt de deskundige vier voor eensluidend verklaarde afschriften van de omschrijvende staat bij aangetekende brief aan de onteigenaar. Op verzoek van de onteigenaar maakt de deskundige zo spoedig mogelijk elk bijkomend voor eensluidend verklaard afschrift van de omschrijvende staat over.

Binnen de in het tweede lid bedoelde termijn richt de deskundige een afschrift van de omschrijvende staat aan de onteigende persoon.

Art. 45.De onteigenaar neemt bezit van het onteigende goed, met inbegrip van het goed bestemd om tijdelijk te worden bewoond, zonder andere formaliteit dan de betekening per deurwaardersexploot aan de onteigende persoon en aan de als tussenkomend erkende partijen van een voor eensluidend verklaard afschrift van: 1° het in kracht van gewijsde gegaan provisionele vonnis of arrest;2° het getuigschrift van de neerlegging van de provisionele vergoeding bij de Deposito- en Consignatiekas tenzij het vonnis of het provisionele arrest in een vergoeding gelijk aan nul voorziet;3° de omschrijvende staat van het onroerend goed. Mits het vervullen van de in het eerste lid bedoelde formaliteiten zullen de in artikel 2, § 2, bedoelde erfdienstbaarheden, zoals omschreven in het onteigeningsbesluit, volkomen gevolg hebben.

Art. 46.§ 1. Wanneer de onteigenaar geen afschrift van de omschrijvende staat binnen vijf dagen na de in artikel 44, § 4, eerste lid, bedoelde termijn heeft ontvangen, kan de onteigenaar de omschrijvende staat vaststellen nadat de onteigende persoon en de als tussenkomend erkende partijen minstens vier dagen van tevoren erom verzocht zijn om op de dag en om het uur vastgesteld in de oproepingsbrief deel te nemen aan de vaststelling van die omschrijvende staat en verwittigd zijn dat er tot bedoelde omschrijvende staat zal worden overgegaan zelfs indien ze afwezig zijn.

Artikel 44, §§ 2 tot 4, eerste lid, is van toepassing op de door de onteigenaar vastgestelde omschrijvende staat. § 2. De onteigenaar kan, ondanks elke betwisting die hem zou worden gericht, bezit nemen van het onteigende goed nadat hij aan de onteigende persoon en aan de als tussenkomend erkende partijen een voor eensluidend verklaar afschrift heeft betekend van : 1° het in kracht van gewijsde gegaan provisionele vonnis of arrest;2° het getuigschrift van de neerlegging van de provisionele vergoeding bij de Kas tenzij het provisionele vonnis of arrest in geen enkele vergoeding voorziet voor de partij die de betekening heeft ontvangen;3° de door hem opgestelde omschrijvende staat. Mits het vervullen van de in het eerste lid bedoelde formaliteiten zullen de in artikel 2, § 2, bedoelde erfdienstbaarheden, zoals omschreven in het onteigeningsbesluit, volkomen gevolg hebben. § 3. Op verzoek van de meest gerede partij herroept de rechtbank de deskundige van ambtswege wanneer de onteigenaar niet binnen vijf dagen na het verstrijken van de in artikel 44, § 4, eerste lid, bedoelde termijn het afschrift van de omschrijvende staat heeft ontvangen.

Bij hetzelfde vonnis wijst de rechtbank een nieuwe deskundige aan om het verslag dat de evaluatie van de vergoeding omvat, overeenkomstig artikel 48 op te maken.

De griffie deelt zo spoedig mogelijk het vonnis mee aan de aangewezen deskundige en aan de partijen.

Art. 47.Na de in artikel 45, eerste lid, of artikel 46, § 2, bedoelde betekening en zonder andere formaliteit kan de onteigenaar elke deurwaarder of openbare macht verzoeken om, indien nodig, over te gaan tot de uitzetting van de onteigende persoon, alsmede van allen die zich in de plaatsen zouden kunnen bevinden, en om de plaatsen van het meubilair of de inboedel vrij te geven.

In afwijking van het eerste lid kan de uitzetting, wanneer het onroerend goed tot hoofdverblijfplaats is bestemd, plaatsvinden uiterlijk dertig dagen na de betekening bedoeld in artikel 45, eerste lid, of artikel 46, § 2.

Onderafdeling 5. - Opmaking van het evaluatieverslag

Art. 48.§ 1. Aan het einde van zijn werken en van een eventuele uitwisseling van nota's van voorlichtende en beslissingsvoorbereide feiten door de partijen zendt de deskundige zijn vaststellingen die hij bij een voorlopig advies voegt, aan deze partijen en aan hun raadslieden.

De deskundige maakt de partijen en hun technische raadslieden het mogelijk om hun opmerkingen betreffende zijn vaststellingen en zijn voorlopig advies te formuleren. Daartoe bepaalt hij een redelijke termijn rekening houdende met de complexiteit van de zaak. § 2. De deskundige legt ter griffie een verslag neer dat de definitieve evaluatie van de onteigeningsvergoeding die hij voorstelt, alsook alle nuttige inlichtingen voor de bepaling van deze vergoeding bevat. § 3. De neerlegging van het verslag bij de griffie wordt uitgevoerd binnen zes maanden volgend op, volgens het geval, de neerlegging van de omschrijvende staat bedoeld in artikel 44, § 4, eerste lid, of in artikel 46, § 1, of van de in artikel 46, § 3, derde lid, bedoelde kennisgeving.

Alleen de rechtbank mag die termijn verlengen. Indien hij een nieuwe termijn aan de deskundige verleent, heeft de niet-naleving van die vervaldatum zijn herroeping door de rechtbank van ambtswege als gevolg. Deze herroeping vindt plaats op verzoek van de meest gerede partij. Bij hetzelfde vonnis wijst de rechtbank een nieuwe deskundige aan om het verslag dat de evaluatie van de vergoeding omvat op te maken. Afdeling 7. - Vonnis en arrest over de vergoedingen

Onderafdeling 1. - Vonnis over de vergoedingen

Art. 49.Na de instaatstelling stelt de rechtbank de dag en het tijdstip van de pleitzitting vast.

Op die terechtzitting ontvangt de rechtbank eventueel als tussenkomende partijen de betrokken derden die daarom verzoeken, zonder dat daaruit vertraging mag voortvloeien.

Na de aanwezige partijen en de deskundige te hebben gehoord, bepaalt de rechtbank het bedrag van de vergoeding die uit hoofde van de onteigening verschuldigd is.

Behalve instemming of verzoek van de partijen in dat opzicht verdeelt het vonnis de vergoeding niet tussen hen.

Art. 50.Krachtens dat vonnis en zonder dat een voorafgaande kennisgeving nodig is, legt de eigenaar binnen vijfenveertig dagen na de uitspraak van het vonnis het bedrag van de vergoeding die hoger is dan het bedrag van de provisionele vergoeding bij de Deposito- en Consignatiekas neer.

Binnen tien dagen na de neerlegging richt de onteigenaar een afschrift van het getuigschrift van neerlegging bij de Kas van de eventuele bijkomende vergoeding aan de partijen aan wie de sommen zijn bestemd.

De opvraging van de gestorte bedragen bij de Deposito- en Consignatiekas heeft plaats onder de voorwaarden en modaliteiten bepaald in artikel 43.

Onderafdeling 2. - Beroepsmiddelen tegen het vonnis over de vergoedingen

Art. 51.De beroepsmiddelen tegen het vonnis over de vergoedingen worden geregeld bij de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek.

De artikelen 49, vierde lid, en 50 zijn van toepassing op het arrest over de vergoeding. Afdeling 8. - Procedurekosten en -vergoeding

Art. 52.De kosten van de procedure in eerste aanleg zijn ten laste van de onteigenaar.

De kosten van het hoger beroep worden overeenkomstig het Gerechtelijk Wetboek geregeld.

De procedurevergoeding wordt bepaald naar gelang van de bedragen betreffende de zaken die in geld waardeerbaar zijn. HOOFDSTUK IV. - Onteigeningsvergoeding

Art. 53.De verkoopwaarde van de onroerende goederen is het bedrag verkregen door de verkoop van het onroerend goed in normale bekendmakingomstandigheden bij een voldoende toeloop van gegadigden.

Ze wordt geschat door ze minstens te vergelijken met overdrachten van goederen of soortgelijke rechten die plaatsgevonden hebben op de vroegst mogelijke datum van het provisionele vonnis of arrest, behalve wanneer er geen sprake is van dergelijke overdrachten.

De vergelijking wordt gerechtvaardigd door een gedetailleerde analyse van de voordelen en nadelen van de goederen betrokken bij de vergelijkingspunten ten opzichte van het onteigende goed.

Art. 54.De waarde van de onroerende goederen wordt verminderd naar gelang van de kosten van de te verrichten onderzoeken en werken die ten laste zijn van de onteigende persoon of waarmee elke potentiële aankoper rekening zou houden.

Art. 55.In geval van opeenvolgende onteigeningen om eenzelfde doel van algemeen nut te verwezenlijken, houdt de vergoeding rekening met de staat van het onroerend goed en van zijn omgeving op de dag van de eerste onteigening, zelfs indien de onteigeningen op basis van verschillende plannen, structuurplannen of omtrekken, van verschillende onteigeningsbesluiten worden uitgevoerd of indien ze door verschillende onteigenaars worden verricht.

Art. 56.Wanneer de onteigening wordt verricht om een structuurplan, een plan of een omtrek bedoeld in artikel D.VI.1. van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling uit te voeren, wordt geen rekening gehouden de meerwaarde of de minderwaarde aangebracht door bedoeld structuurplan, plan of omtrek.

Er wordt geen rekening gehouden met de meerwaarde of de minderwaarde aangebracht door de uitvoering van het doel van algemeen nut.

Art. 57.Bij het schatten van de waarde van het onteigende onroerend goed wordt geen rekening gehouden met de waardevermeerdering die dat goed heeft gekregen ten gevolge van werken of wijzigingen uitgevoerd na afloop van de in de artikelen 12 en 13 bedoelde informatie, behalve indien ze nodig zijn voor de bewaring en het onderhoud van het onroerend goed.

Art. 58.De vergoeding voor de in artikel 3 bedoelde tijdelijke bezetting wordt bepaald naar belang van de huurwaarde van het goed en van de daaruit voortvloeiende eventuele schade. Indien deze schade na de uitspraak van het arrest over de vergoedingen word aangericht, wordt het herstel ervan overeenkomstig het gemeen recht voortgezet. HOOFDSTUK V. - Wederoverdracht

Art. 59.§ 1. Het recht van wederoverdracht ontstaat als binnen een termijn van vijf jaar na de inbezitneming van het onroerend goed of van het laatste perceel in geval van opeenvolgende onteigeningen : 1° ofwel de overdracht aan een derde wiens activiteit het doel van algemeen nut verwezenlijkt, niet is uitgevoerd;2° ofwel de bestemming voor het doel van algemeen nut van een onteigening niet is verwezenlijkt;3° ofwel de handelingen of werken nodig voor de realisatie van het doel van algemeen nut niet zijn begonnen. De termijn van vijf jaar wordt opgeschort indien de onteigenaar blootgesteld is aan een geval van overmacht.

De gedeeltelijke of tijdelijke uitvoering van het doel van algemeen nut betreffende een onroerend goed belemmert de wederoverdracht van het geheel. § 2. De wederoverdracht beoogt alleen het recht van eigendom van het onteigende onroerend goed.

De wederoverdracht kan slechts plaatsvinden in het betrokken goed geheel of gedeeltelijk aan een derde door de onteigenaar is overgedragen.

Hij komt aan de onteigende of aan zijn rechtsopvolgers ten goede tenzij ze daarvan hebben afgezien.

Hij is van toepassing op de minnelijke of gerechtelijke overdrachten behalve indien ze overeenkomstig artikel 4 plaatsvinden.

Wanneer er meerdere begunstigden van de wederoverdracht bestaan, betrekt degene die de procedure inleidt, alle onder hen in het geding. § 3. De wederoverdracht vervalt van rechtswege wanneer het in artikel 60, § 2, bedoelde aangetekend schrijven niet binnen drie jaar na het ontstaan ervan wordt gezonden.

Art. 60.§ 1. Wanneer het recht van wederoverdracht ontstaat, brengt de onteigenaar bij aangetekend schrijven de begunstigde op de hoogte van de mogelijkheid die hij heeft om dit recht uit te oefenen.

Op straffe van verval moet de begunstigde van de wederoverdracht binnen twee maanden na de in het eerste lid bedoelde kennisgeving en bij aangetekend schrijven de onteigenaar in kennis stellen van zijn voornemen om de eigendom van het onroerend goed terug te vorderen. § 2. In geval van niet-naleving van de in § 1, eerste lid, bedoelde verplichting maant de begunstigde van de wederoverdracht binnen de in artikel 59, § 3, bedoelde termijn bij aangetekend schrijven de onteigenaar om tot deze wederoverdracht over te gaan. § 3. De overdracht van het onroerend goed aan de begunstigde van de wederoverdracht moet plaatsvinden binnen vier maanden na ontvangst door de onteigenaar van de in § 1, tweede lid, of in § 2 bedoelde kennisgeving.

Art. 61.Wanneer de in artikel 59 bedoelde voorwaarden zijn vervuld en in geval van niet-naleving van de in artikel 60, § 3, bedoelde verplichting kan de begunstigde van de wederoverdracht zich binnen zes maanden na de zending van de in artikel 60, § 1, tweede lid, of § 2, wenden tot de rechtbank zodat de onteigenaar gedwongen wordt om hem het onteigende goed over te dragen.

Wanneer gevolg wordt gegeven aan het verzoek om wederoverdracht leidt het in kracht van gewijsde gegaan vonnis of, in geval van hoger beroep, het arrest tot een overdracht de eigendom aan de begunstigde en wordt het in het register van de hypotheekbewaarder overgeschreven.

De vordering wordt door de regels van het Gerechtelijk Wetboek geregeld.

Art. 62.De prijs van de onroerende goederen die het voorwerp uitmaken van een wederoverdracht, stemt overeen met de verkoopwaarde van het goed op de dag van de in artikel 60, § 3, bedoelde overdracht of van het vonnis of het arrest tot beslissing van de wederoverdracht zonder hoger te mogen zijn dan het bedrag van de door de onteigende persoon ontvangen vergoeding. HOOFDSTUK VI. - Minnelijke overdracht en het verlijden van de akten

Art. 63.Onverminderd andere wettelijke of reglementaire bepalingen geeft de onteigenaar voor de schatting en de onderhandeling met het oog op een minnelijke overdracht alsook het verlijden van de akten bedoeld in de artikelen 26 en 27 opdracht aan: 1° het aankoopcomité om in zijn naam en voor zijn rekening te handelen;2° een college van drie notarissen die wegens hun door bewijsstukken vastgestelde bijzondere vaardigheden aangewezen zijn om de schatting uit te voeren en aan één van de drie notarissen van dit college om de akten te onderhandelen, vast te stellen en te verlijden. De Regering bepaalt de tussenkomstmodaliteiten, de procedure voor de selectie van de notarissen met inachtneming van de wetgeving over de overheidsopdrachten en de voorwaarden van samenstelling van het college van drie notarissen. HOOFDSTUK VII. - Diverse bepalingen

Art. 64.Er wordt een gespecialiseerde opleiding van de gerechtelijke deskundigen georganiseerd, met als hoofddoel de beheersing van de concepten en evaluatiemethoden die specifiek zijn voor de onteigening.

De Regering bepaalt de toegangsvoorwaarden, de organisatiemodaliteiten en de eventuele evaluatieproef van die opleiding.

Wanneer opgeleide deskundigen hun bedrijfszetel hebben in het ambtsgebied van de bevoegde rechtbank en over de nodige tijd beschikken om de zaak te behandelen, worden ze bij voorkeur aangewezen. HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen Afdeling 1 - Wijzigingsbepalingen

Art. 65.Artikel 51 van de wet van 16 september 1807 betreffende het droogleggen van moerassen wordt opgeheven.

Art. 66.De artikelen 1 tot 8 en 10 tot 12 van de wet van 27 mei 1870 houdende vereenvoudiging van de administratieve formaliteiten inzake onteigening ten algemenen nutte worden opgeheven.

Art. 67.In artikel 569, 10° van het Gerechtelijk Wetboek worden de woorden ", onverminderd de bevoegdheid die krachtens artikel 595 aan de vrederechter is toegekend" opgeheven.

Art. 68.Artikel 595 van hetzelfde Wetboek wordt opgeheven.

Art. 69.In artikel 629 van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) de punten 3° en 4° worden opgeheven; b) punt 5° wordt vervangen als volgt : " 5° vorderingen ingesteld op grond van het decreet van 22 november 2018 betreffende de onteigeningsprocedure;"

Art. 70.In artikel 11, 2de streepje, van het decreet van 9 mei 1985 betreffende de ontsluiting van de steenbergen worden de woorden "overeenkomstig de wet van 26 juli 1962" opgeheven.

Art. 71.In artikel 13 van het decreet van 7 juli 1993 tot oprichting van vijf publiekrechterlijke vennootschappen voor het beheer van de schoolgebouwen van het door de overheid gesubsidieerd onderwijs worden de woorden "overeenkomstig de bepalingen van de wet van 26 juli 1962 betreffende de rechtspleging bij hoogdringende omstandigheden inzake onteigeningen ten algemene nutte" opgeheven.

Art. 72.In artikel 10bis, § 1, derde lid, van het decreet van 12 april 2001 betreffende de organisatie van de gewestelijke elektriciteitsmarkt, ingevoegd bij het decreet van 17 juli 2008, wordt de zin "De rechtspleging ingevoerd bij de wet van 26 juli 1962 betreffende de rechtspleging bij hoogdringende omstandigheden inzake onteigening om reden van algemeen nut is van toepassing op de onteigeningen bedoeld in lid 1." opgeheven.

Art. 73.In artikel 25 van hetzelfde decreet wordt de zin "De rechtspleging bij hoogdringende omstandigheden inzake onteigeningen ten algemene nutte ingevoerd bij de wet van 26 juli 1962 betreffende de rechtspleging bij hoogdringende omstandigheden inzake onteigening ten algemene nutte is van toepassing op deze onteigeningen" opgeheven.

Art. 74.In artikel 6, derde lid, van het decreet van 4 juli 2002 op de groeven en houdende wijziging van sommige bepalingen van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning worden de woorden "overeenkomstig de procedure bepaald bij de wet van 26 juli 1962 betreffende de spoedprocedure inzake onteigening ten algemenen nutte" vervangen door de woorden "overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 22 november 2018 betreffende de onteigeningsprocedure".

Art. 75.In artikel 7 van hetzelfde decreet wordt het tweede lid opgeheven.

Art. 76.Artikel 8 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.

Art. 77.In artikel 9 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 31 mei 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1 wordt opgeheven; 2° in paragraaf 2 wordt de letter "a." opgeheven; 3° in paragraaf 2 worden de punten b.en c. opgeheven.

Art. 78.In artikel 10bis, § 1, derde lid, van het decreet van 19 december 2002 betreffende de organisatie van de gewestelijke gasmarkt, ingevoegd bij het decreet van 17 juli 2008, wordt de zin "De rechtspleging ingevoerd bij de wet van 26 juli 1962 betreffende de rechtspleging bij hoogdringende omstandigheden betreffende onteigening om reden van algemeen nut is van toepassing op de onteigeningen bedoeld in lid 1." opgeheven.

Art. 79.In artikel 25 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 17 juli 2008, wordt de zin "De rechtspleging bij hoogdringende omstandigheden inzake onteigeningen ten algemene nutte, ingevoerd bij de wet van 26 juli 1962 betreffende de rechtspleging bij hoogdringende omstandigheden inzake onteigening ten algemene nutte, is van toepassing op die onteigeningen" opgeheven.

Art. 80.In artikel D.29-1, § 4, a., van Boek I van het Milieuwetboek, ingevoegd bij het decreet van 31 mei 2007, wordt punt 8° opgeheven.

Art. 81.In artikel D.53-11 van Boek II van het Milieuwetboek, ingevoegd bij het decreet van 4 februari 2010, wordt paragraaf 3 opgeheven.

Art. 82.In artikel D.227 van hetzelfde Boek wordt de zin " De rechtspleging bij hoogdringende omstandigheden bepaald bij de artikelen 2 à 20 van de wet van 26 juli 1962 betreffende de rechtspleging bij hoogdringende omstandigheden inzake onteigeningen ten algemenen nutte is toepasselijk op die onteigeningen" opgeheven.

Art. 83.In artikel D.338, § 2, van hetzelfde Boek worden de woorden "op grond van de wet van 26 juli 1962 betreffende de onteigeningen ten algemenen nutte" opgeheven.

Art. 84.In artikel 74, § 1, zesde lid, van het decreet van 5 december 2008 betreffende het bodembeheer worden de woorden "volgens de regels bepaald bij de wet van 26 juli 1962 betreffende de rechtspleging bij hoogdringende omstandigheden inzake onteigening ten algemenen nutte" opgeheven.

Art. 85.In artikel 37 van het decreet van 6 februari 2014 betreffende de gemeenteweg wordt het tweede lid opgeheven.

Art. 86.In hetzelfde decreet worden de volgende artikelen opgeheven : 1° de artikelen 38 tot 40;2° artikel 42;3° artikel 44;4° artikel 45, gewijzigd bij het decreet van 20 juli 2016.

Art. 87.In artikel 46 van hetzelfde decreet worden de woorden "Onverminderd het recht van wederafstand ten gunste van de oude eigenaars bedoeld in artikel 23 van de wet van 17 april 1835 op de onteigening ten algemenen nutte" vervangen door de woorden "Onverminderd de artikelen 59 tot 62 van het decreet van 22 november 2018 betreffende de onteigeningsprocedure".

Art. 88.In artikel D.355, § 2, tweede lid, van het Waalse Landbouwwetboek worden de woorden "overeenkomstig de wet van 26 juli 1962 betreffende de rechtspleging bij hoogdringende omstandigheden inzake onteigening van algemeen nut" vervangen door de woorden "overeenkomstig het decreet van 22 november 2018 betreffende de onteigeningsprocedure".

Art. 89.In artikel D.359, eerste lid, van het Waalse Landbouwwetboek worden de woorden "volgens de regels bedoeld in de wet van 26 juli 1962 betreffende de rechtspleging bij hoogdringende omstandigheden inzake onteigening van algemeen nut" vervangen door de woorden "volgens de regels bedoeld in het decreet van 22 november 2018 betreffende de onteigeningsprocedure".

Art. 90.In Boek VI, Titel I, van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling, wordt Hoofdstuk III, dat de artikelen D.VI.3 tot D.VI.5 omvat, opgeheven.

Art. 91.In Boek VI, Titel I, van hetzelfde Wetboek, wordt Hoofdstuk IV dat artikel D.VI.6 omvat, opgeheven.

Art. 92.In Boek VI, Titel I, van hetzelfde Wetboek, wordt Hoofdstuk V dat de artikelen D.VI.7 tot D.VI.10 omvat, opgeheven.

Art. 93.Artikel 24 van het decreet van 2 februari 2017 betreffende de ontwikkeling van bedrijfsparken wordt opgeheven.

Art. 94.In Titel III, Hoofdstuk II, van hetzelfde decreet, wordt Afdeling 2, die de artikelen 25 tot 32 omvat, opgeheven.

Art. 95.In Titel III, Hoofdstuk II, van hetzelfde decreet, wordt Afdeling 3, die de artikelen 33 tot 36 omvat, opgeheven.

Art. 96.In artikel 38, eerste lid, van hetzelfde decreet worden de woorden "door de Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat" opgeheven.

Art. 97.In artikel 81, § 3, eerste lid, van het decreet van 1 maart 2018 betreffende bodembeheer en bodemsanering worden de woorden "volgens de regels bepaald bij de wet van 26 juli 1962 betreffende de rechtspleging bij hoogdringende omstandigheden inzake onteigening ten algemenen nutte" opgeheven. Afdeling 1. - Opheffingsbepalingen

Art. 98.De wet van 17 april 1835 op de onteigening ten algemene nutte, laatst gewijzigd bij de wet van 6 april 2000, wordt opgeheven.

Art. 99.De wet van 1 juli 1858 betreffende de onteigening met het oog op de sanering van de ongezonde wijken wordt opgeheven.

Art. 100.De gecoördineerde wetten van 15 november 1867 betreffende de onteigening bij stroken voor werken van gemeentelijk nut worden opgeheven.

Art. 101.De wet van 10 mei 1926 tot instelling van een rechtspleging bij dringende omstandigheden inzake onteigening ten algemenen nutte, gewijzigd bij de wet van 10 oktober 1967, wordt opgeheven.

Art. 102.De wet van 28 juni 1930, betreffende onteigening bij stroken van algemeen of provinciaal belang wordt opgeheven.

Art. 103.De wet van 26 juli 1962 betreffende de rechtspleging bij hoogdringende omstandigheden inzake onteigening ten algemenen nutte, gewijzigd bij de wet van 6 april 2000, wordt opgeheven.

Art. 104.Het decreet van 30 april 2009 houdende bepalingen in verband met de vaststelling van een orgaan verantwoordelijk voor het beoordelen en het voeren van de procedure inzake onteigeningen en aankopen van onroerende goederen door het Waalse Gewest en diens instellingen wordt opgeheven. Afdeling 3. - Overgangsbepaling

Art. 105.De dossiers en verzoeken om onteigeningsbesluiten neergelegd of ingediend vóór de inwerkingtreding van dit decreet worden verder behandeld op grond van de bij de neerlegging of de indiening ervan vigerende bepalingen.

De gerechtelijke procedures die volgen op dossiers of aanvragen bedoeld in het eerste lid blijven geregeld bij de bepalingen die van kracht waren bij de neerlegging of de indiening van deze dossiers of aanvragen.

De onteigeningsbesluiten gegrond op dossiers of aanvragen bedoeld in het eerste lid blijven geregeld bij de bepalingen die van kracht waren bij de neerlegging of de indiening van deze dossiers of aanvragen. Afdeling 4. - Inwerkingtreding

Art. 106.Dit decreet treedt in werking op de door de Regering bepaalde datum.

De Regering kan een inwerkingtredingsdatum voor elke bepaling ervan vaststellen.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Namen, 22 november 2018.

De Minister-President, W. BORSUS De Minister van Sociale Actie, Gezondheid, Gelijke Kansen, Ambtenarenzaken en Administratieve vereenvoudiging, A. GREOLI De Minister van Economie, Industrie, Onderzoek, Innovatie, Digitale Technologieën, Tewerkstelling en Vorming, P.-Y. JEHOLET De Minister van Leefmilieu, Ecologische Overgang, Ruimtelijke Ordening, Openbare Werken, Mobiliteit, Vervoer, Dierenwelzijn en Industriezones, C. DI ANTONIO De Minister van Begroting, Financiën, Energie, Klimaat en Luchthavens, J.-L. CRUCKE De Minister van Landbouw, Natuur, Bossen, Landelijke Aangelegenheden, Toerisme, Erfgoed en afgevaardigd bij de Grote Regio, R. COLLIN De Minister van de Plaatselijke Besturen, Huisvesting en Sportinfrastucturen, V. DE BUE _______ Nota (1) Zitting 2018-2019. Stukken van het Waals Parlement 1170 (2018-2019) Nrs. 1, 1bis tot 4.

Volledig verslag, plenaire vergadering van 21 november 2018.

Bespreking.

Stemming.

^