Etaamb.openjustice.be
Decreet van 24 oktober 2008
gepubliceerd op 12 november 2008

Decreet tot bepaling van de voorwaarden voor de subsidiëring van de tewerkstelling in de socioculturele sectoren van de Franse Gemeenschap

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2008029570
pub.
12/11/2008
prom.
24/10/2008
ELI
eli/decreet/2008/10/24/2008029570/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

24 OKTOBER 2008. - Decreet tot bepaling van de voorwaarden voor de subsidiëring van de tewerkstelling in de socioculturele sectoren van de Franse Gemeenschap (1)


Het Parlement van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : TITEL I. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit decreet, wordt verstaan onder : 1° « Sectorregelingen » : de decreten en besluiten van de Franse Gemeenschap betreffende de activiteitensectoren vermeld in dit artikel;2° « de Regering » : de Regering van de Franse Gemeenschap van België;3° « het Bestuur » : de diensten van de Regering die betrekking hebben op de activiteitensectoren vermeld in dit artikel;4° « permanente opvoeding » : de activiteitensector geregeld bij het decreet van 17 juli 2003 met betrekking tot de steun aan het verenigingsleven op het gebied van de permanente opvoeding;5° « cultureel centrum » : de activiteitensector geregeld bij het decreet van 28 juli 1992 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning en de subsidiëring van de culturele centra;6° « jongerencentrum » : de activiteitensector geregeld bij het decreet van 20 juli 2000 tot bepaling van de voorwaarden voor de erkenning en de subsidiëring van jeugdhuizen, van ontmoetings- en huisvestingscentra, van informatiecentra voor jongeren en van hun federaties;7° « jeugdorganisaties » : de activiteitensector geregeld bij het decreet van 20 juni 1980 tot bepaling van de voorwaarden voor de erkenning en de subsidiëring van de jeugdorganisaties;8° « sportfederaties » : de activiteitensector geregeld bij het decreet van 8 december 2006 houdende organisatie en subsidiëring van de sport in de Franse Gemeenschap en het decreet van 30 maart 2007 tot organisatie van de erkenning en de subsidiëring van een vereniging van Franstalige sportfederaties, recreatieve sportfederaties en sportverenigingen;9° « openbare lectuurvoorziening » : de activiteitensector geregeld bij het decreet van 28 februari 1978 houdende organisatie van de openbare dienst voor openbare lectuurvoorziening, dat betrekking heeft op de privaatrechtelijke verenigingen en stichtingen die als openbare bibliotheken worden erkend, en bij het decreet van 14 maart 1995 betreffende de organisatie van de openbare dienst voor openbare lectuurvoorziening, dat betrekking heeft op de filialen en depots;10° « lokale televisiezenders en federatie van lokale televisiezenders » : de activiteitensector geregeld bij het decreet van 27 februari 2003 betreffende de radio-omroep;11° « productieateliers en gastateliers » : de activiteitensector geregeld bij het besluit van de Executieve van 26 juli 1990 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de productieateliers en de gastateliers voor films en videogrammen en bij het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 23 februari 2000 tot erkenning van de VZW "Atelier de création sonore et radiophonique" als onthaalstructuur inzake creatie op radio;12° « de mediatheek » : de mediatheek van de Franse Gemeenschap van België VZW, erkend bij het koninklijk besluit van 7 april 1971 tot vaststelling van de voorwaarden voor het verlenen van toelagen aan de Franstalige Mediatheek van België en van de voorwaarden voor de erkenning van en het verlenen van toelagen aan de regionale en plaatselijke instellingen die audiovisuele middelen uitlenen ter bevordering van de voortdurende scholing; 13° « paritair subcomité 329.02 » : het paritair subcomité voor de socioculturele sector van de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap en het Waalse Gewest, ingesteld bij het koninklijk besluit van 21 september 2004 tot oprichting van Paritaire Subcomités voor de socio-culturele sector en tot vaststelling van hun benaming en hun bevoegdheid; 14° « rangschikking van ambten » : de rangschikking van ambten zoals bedoeld bij de collectieve overeenkomst van 15 december 2003 tot bepaling van de rangschikking van ambten voor sommige sectoren van het paritair comité voor de culturele sector die onder de Franse Gemeenschap ressorteren;15° « voltijds equivalent » : breuk van de arbeidsduur van een werknemer, berekend op weekbasis ten opzichte van een voltijdse tewerkstelling in de vereniging. TITEL II. - Toepassingsgebied

Art. 2.De activiteitensectoren bedoeld bij dit decreet zijn : 1° de permanente opvoeding;2° de culturele centra;3° de jongerencentra;4° de jeugdorganisaties;5° de sportfederaties;6° de openbare lectuurvoorziening;7° de lokale televisiezenders en de federatie van lokale televisiezenders;8° de productieateliers en de gastateliers en het atelier voor radiofonische creatie;9° de Mediatheek;10° elke sector waarvoor een regeling inzake subsidiëring van de tewerkstelling tot toepassing van het decreet zou worden georganiseerd.

Art. 3.Om de subsidies bedoeld in de artikelen 4 en 5 te kunnen genieten, moet een vereniging vooraf door de Franse Gemeenschap worden erkend volgens de daartoe door de sectorregelingen nader bepaalde regels in één van de activiteitensectoren bedoeld in artikel 2.

TITEL III. - Subsidies HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Art. 4.Onder de door dit decreet bepaalde voorwaarden, kent de Regering aan de verenigingen die onder de activiteitensectoren bedoeld in artikel 2, 1° tot 8° en 10° ressorteren een jaarlijkse subsidie voor de tewerkstelling toe.

De subsidie bedoeld in het eerste lid omvat : 1° een bedrag, berekend op grond van het aantal punten toegekend krachtens de artikelen 16, § 1 en 17, 1°;2° een vaste vergoeding krachtens de artikelen 16, § 2 en 17, 2°;3° in voorkomend geval, een jaarbedrag, vastgesteld krachtens artikel 18.

Art. 5.De Mediatheek geniet een jaarsubsidie die wordt toegekend volgens door de Regering nader te bepalen regels.

Art. 6.De Regering keert jaarlijks een subsidie uit aan een vereniging zonder winstoogmerk in de zin van de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen, samengesteld uit vertegenwoordigers van de representatieve werkgeversorganisaties die daartoe speciaal door de Regering werden erkend, bij wijze van terugbetaling van de vakbondspremie. Die subsidie wordt berekend op grond van het bedrag van de vakbondspremie die bij het openbaar ambt van de Franse Gemeenschap wordt gebruikt, vermenigvuldigd met het aantal aangeslotenen bij een representatieve werkgeversorganisatie ressorterend onder het paritair subcomité 329.02 die werkelijk worden tewerkgesteld in een vereniging die door de Franse Gemeenschap wordt erkend in één van de activiteitensectoren bedoeld in artikel 1 in het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de subsidie werd uitgekeerd.

De Regering stelt het totale bedrag vast van de jaarsubsidie toegekend bij toepassing van dit artikel en bepaalt de nadere regels voor de uitbetaling en de verantwoording ervan.

Art. 7.De Regering keert elk jaar een subsidie uit aan een vereniging zonder winstoogmerk in de zin van de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen, die de werkgeversbonden van de in artikel 2 bedoelde sectoren bijeenbrengt, en die daartoe door de Regering speciaal werd erkend, om de verenigingen te informeren en te ondersteunen voor het nakomen van hun verbintenissen voortvloeiend uit de toepassing van : 1° dit decreet;2° het decreet van 19 oktober 2007 betreffende de invoering van een geïnformatiseerde databank voor tewerkstelling in de non-profit sector van de Franse Gemeenschap;3° de regelingen van het paritair comité 329 van de socioculturele sectoren en van zijn subcomités. De Regering stelt het bedrag vast van de jaarsubsidie die wordt uitgekeerd bij toepassing van dit artikel en bepaalt de nadere regels voor de uitbetaling en de verantwoording ervan.

Art. 8.De in de artikelen 4, 5, 6 en 7 bedoeld subsidies worden voor een burgerlijk jaar toegekend.

Voor de jeugdorganisaties, wordt het deel van de subsidie bedoeld in artikel 4 dat wordt uitgetrokken op de sectorbegroting betreffende de betrekkingen bedoeld in artikel 9, 1°, toegekend op grond van de periode bepaald in de sectorregeling. HOOFDSTUK II. - Toekenningsvoorwaarden

Art. 9.Onder de in de artikelen 10, 11 en 12 bepaalde voorwaarden, worden voor de toepassing van dit decreet in aanmerking genomen : 1° binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten, de door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde betrekkingen die worden toegekend door de sectorregelingen zoals deze gewijzigd zijn bij dit decreet of bij de artikelen 25 tot 28, hierna « permanente betrekkingen » genoemd.2° de betrekkingen die vooraf werden gesubsidieerd in het kader van het interdepartementaal begrotingsfonds voor bevordering van de tewerkstelling, hierna « ex-IBFT » genoemd, dit zijn : a) voor het Waalse Gewest, de betrekkingen waarvan het aantal op 31 december 2003 wordt vastgesteld, bedoeld in het decreet van het Waalse Gewest van 25 april 2002 betreffende de tegemoetkomingen ter bevordering van de indienstneming van niet-werkende werkzoekenden door de plaatselijke, gewestelijke en gemeenschapsoverheden, door bepaalde werkgevers in de niet-commerciële sector, het onderwijs en de commerciële sector, gewijzigd bij het besluit van 19 december 2002;b) voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de betrekkingen waarvan het aantal op 31 december 2003 wordt vastgesteld, bepaald in de overeenkomst nr.180 van 21 januari 2004, tussen de Regering van de Franse Gemeenschap en de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest tot toekenning van de geco-premies aan een aantal verenigingen die ressorteren onder door de Gemeenschappen geregelde activiteitensectoren; 3° de betrekkingen die in aanmerking worden genomen in het kader van de geïnformatiseerde databank die op 31 januari 2005 vastgesteld is, hierna « betrekkingen waarvoor een bijkomende subsidie kan worden toegekend » genoemd. De Regering kan beslissen een andere geïnformatiseerde databank van de werkgelegenheid die aan de bij dit decreet vastgestelde voorwaarden voldoet, in aanmerking te nemen.

Van het eerste lid worden uitgesloten : a) de betrekkingen waarvan de wekelijkse arbeidsduur bepaald in de arbeidsovereenkomst korter is dan deze die bepaald is in artikel 11bis, vijfde lid, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, behoudens afwijking bepaald in artikel 11bis, 7e en 8e leden van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten;b) de betrekkingen die werden toegekend en gesubsidieerd krachtens een erkenning in het kader van een andere regeling dan deze die in artikel 1 bedoeld is.

Art. 10.Om de in artikel 4 bedoelde subsidie te kunnen genieten : 1° moet de vereniging de werknemers onder arbeidsovereenkomst tewerkstellen.Voor de werknemers bedoeld in artikel 9, 1° en 2°, moet het gaan om een arbeidsovereenkomst voor bedienden; 2° voor de betrekkingen bedoeld in artikel 9, 1°, kan de vereniging niet één of meer andere structurele subsidie(s) voor de tewerkstelling genieten die door een overheid, fondsen of voorzieningen voor de subsidiëring van de tewerkstelling worden toegekend;3° voor andere betrekkingen dan deze die bedoeld zijn in artikel 9, 1°, kan de vereniging niet één of meer andere structurele subsidie(s) genieten die door een overheid, fondsen of voorzieningen voor de subsidiëring van de tewerkstelling worden toegekend, die, opgeteld bij de bij dit decreet bedoelde subsidie, de in aanmerking komende lasten bepaald in artikel 20 overschrijdt(en).

Art. 11.In afwijking van artikel 10, 1°, worden in artikel 9, 3° de betrekkingen opgeteld die bedoeld zijn bij artikel 69 van de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen, ter beschikking gesteld van een vereniging door een vóór 31 december 2003 opgerichte Sociale Maribel Groepering, voor zover : - de werknemer ressorteert onder de sociale Maribel van de socioculturele sector; - de betrokken groepering ressorteert onder het paritair comité voor de socioculturele sector; - de werknemer ter beschikking wordt gesteld van een vereniging die erkend wordt krachtens de sectorregeling.

Art. 12.§ 1. Een betrekking bedoeld in artikel 9 moet, voor het deel van de arbeidsduur die in voltijds equivalent wordt uitgedrukt en waarvoor de subsidie door dit decreet wordt toegekend, uitsluitend worden bestemd voor de opdrachten waarvoor de vereniging door de Franse Gemeenschap wordt erkend.

Een betrekking bedoeld in artikel 9, 1°, moet worden gerangschikt in één van de ambten in verband met het sociale doel zoals beschreven in de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 december 2003 tot bepaling van de rangschikking van de ambten voor sommige sectoren van het paritair comité voor de socioculturele sector die onder de Franse Gemeenschap ressorteren of in een ambt van : - directeur; - of hoofdredacteur in een lokale televisiezender; - of technisch verantwoordelijke in een lokale televisiezender; - of in een ambt van informaticus belast met het beheer van de databanken, de informaticanetwerken, de digitale openbare netwerken en de opleiding tot de informatie- en communicatietechnologieën in de sector van de openbare lectuurvoorziening.

Die betrekkingen worden ten minste in trap 4.1 gerangschikt.

De betrekkingen bedoeld in artikel 9, 2°, moeten worden gerangschikt in één van de ambten in verband met het sociale doel of in logistieke ambten van bestuur zoals beschreven in de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 december 2003 tot bepaling van de rangschikking van de ambten voor sommige sectoren van het paritair comité voor de socioculturele sector die onder de Franse Gemeenschap ressorteren of in een ambt van : - directeur; - of hoofdredacteur in een lokale televisiezender; - of technisch verantwoordelijke in een lokale televisiezender;

Die betrekkingen worden ten minste in trap 3 gerangschikt.

De Regering kan de lijst van de ambten bedoeld in de tweede en derde leden wijzigen op grond van de evolutie van de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 december 2003 tot bepaling van de rangschikking van de ambten voor sommige sectoren van het paritair comité voor de socioculturele sector die onder de Franse Gemeenschap ressorteren. § 2. Bij wijze van afwijkingsmaatregel en betreffende de werknemers die op 31 december 2007 onder arbeidsovereenkomst aangeworven zijn, voor een betrekking bedoeld in artikel 9, 1° en 2°, kan de vereniging die niet voldoet aan de voorwaarden voor de rangschikking in een barematrap bedoeld in § 1, tweede en derde leden, die behouden tot het einde van de arbeidsovereenkomst van de betrokken werknemer, voor zover het ambt niet gewijzigd is.

Bij wijze van afwijkingsmaatregel, kunnen de verenigingen die meer dan één voltijds equivalente betrekking bedoeld in artikel 9, 1° en 2° genieten hoogstens 1/3 van die betrekkingen respectievelijk over de trappen 3 en 2 voor een maximumduur van 3 jaar rangschikken op voorwaarde dat dit rangschikkingsniveau werkelijk overeenstemt met het ambt dat door de werknemer wordt uitgeoefend en dat deze een kwalificerende opleiding volgt waardoor hij respectievelijk tot de trappen 4.1. en 3 toegang kan krijgen.

Art. 13.Om de subsidie te kunnen genieten, moet de vereniging, voor de betrekkingen die bij toepassing van dit decreet worden gesubsidieerd, de barema's in acht nemen die bepaald zijn in de collectieve arbeidsovereenkomst(en) van het paritair subcomité nr. 329.02 betreffende de barema's van de sectoren die onder de Franse Gemeenschap ressorteren.

Bij gebrek aan een collectieve overeenkomst binnen het paritair subcomité nr. 329.02, voor de betrekkingen die gesubsidieerd worden bij toepassing van dit decreet, moet de vereniging in 2009 minstens 93,25 % van de barema's aan 100 % toepassen, zoals vermeld in bijlage 2 van de collectieve overeenkomst van 16 september 2002, gesloten binnen het paritair comité voor de socioculturele sector, tot bepaling van de rangschikking van ambten en van de bezoldigingsvoorwaarden voor de sectoren van het paritair comité voor de socioculturele sector die onder het Waalse Gewest ressorteren : de bedrijven voor vorming door arbeid, de instellingen voor maatschappelijke integratie en inschakeling in het arbeidsproces, de gewestcentra voor de integratie van personen van buitenlandse herkomst, de gewestelijke zendingen voor arbeidsbemiddeling en de centra voor beroepsopleiding en/of omscholing van de minder-validen die werden erkend door het Waals agentschap voor de integratie van gehandicapte personen.

Als de vereniging niet onder dat subcomité ressorteert, moet ze minstens de barema's toepassen die bedoeld zijn in de eerste en tweede leden voor de betrekkingen die krachtens artikel 9, 1° en 2°, worden gesubsidieerd. HOOFDSTUK III. - Nadere regels voor de toekenning Afdeling I. - Algemene bepalingen

Art. 14.Op 1 januari 2008, is een punt 2.959,75 euro waard.

De waarde van een punt wordt jaarlijks geïndexeerd volgens de indexering van de algemene begroting van de primaire uitgaven van de Franse Gemeenschap (gezondheidsindex), voor de eerste keer vanaf 1 januari 2009.

Vanaf 2010 kan de Regering de waarde van het punt bedoeld in het eerste lid verhogen.

Art. 15.Indien de vereniging in vereffening wordt gesteld, in staat van kennelijk onvermogen geraakt, beslist dat ze wordt ontbonden, of indien haar erkenning ingetrokken wordt bij toepassing van de sectorregeling, behoudt ze, als werkgeefster, haar rechten op de subsidie alleen om de vergoedingen te dekken voor de verbreking of de opzegging van de lopende arbeidsovereenkomsten, als ze in overeenstemming zijn met de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, voor een duur van hoogstens 6 maanden, onverminderd de gunstigere bepalingen die bij de sectorregelingen bepaald kunnen zijn.

De periode van 6 maanden gaat, naar gelang van het geval, in vanaf de datum van de rechterlijke beslissing, van de beslissing van de algemene vergadering of van die van de Minister. Afdeling II. - Permanente personeelsleden

Art. 16.§ 1. Met uitsluiting van de sportfederaties en onverminderd de gunstigere bepalingen bedoeld bij de sectorregelingen, geniet de vereniging, voor elke voltijds equivalente betrekking bedoeld in artikel 9, 1° : 1° In 2008, 10 punten en 2,5 bijkomende punten voor permanente personeelsleden;2° Vanaf 2009, 10 punten en 4,75 bijkomende punten voor permanente personeelsleden. § 2. Voor elke voltijds equivalente betrekking bedoeld in artikel 9, 1°, geniet de vereniging een vaste vergoeding van ten minste 162,83 euro bij wijze van tegemoetkoming in de uitgaven voor het sociaal secretariaat.

Die vergoeding wordt geïndexeerd volgens de nadere regels bedoeld in artikel 14, tweede lid, vanaf 1 januari 2009.

De sportfederaties behouden de vaste vergoeding bedoeld in § 2, eerste lid voor de betrekkingen die deze op 31 december 2007 genoten. Afdeling III. - Ex-IBFT

Art. 17.De vereniging geniet, voor elke voltijdse equivalente betrekking, bedoeld in artikel 9, 2° : 1° 1 punt.2° een vaste vergoeding van minstens 162,83 euro bij wijze van tegemoetkoming in de uitgaven voor het sociaal secretariaat. Die vergoeding wordt geïndexeerd volgens de nadere regels bepaald in artikel 14, tweede lid, vanaf 1 januari 2009. Afdeling IV. - Betrekking die recht geeft op een bijkomende subsidie

Art. 18.De vereniging geniet, voor elke voltijds equivalente betrekking bedoeld in artikel 9, 3° : 1° in 2008, minstens 1,271 punten;2° vanaf 2009, minstens 1,293 punten. De Regering kan, voor elke voltijds equivalente betrekking, het aantal toegekende punten verhogen. HOOFDSTUK IV. - Nadere regels voor de uitbetaling en de verantwoording

Art. 19.§ 1. Vanaf 1 januari van elk jaar en voor zover de algemene uitgavenbegroting vooraf werd aangenomen, betaalt de Regering de in artikel 4 bedoelde subsidie in twee schijven uit : 1° de eerste schijf van 85 % wordt voor uiterlijk 31 maart van hetzelfde jaar uitbetaald;2° na verificatie van het verantwoordingsdossier van het voorafgaande jaar, wordt de tweede schijf, dit is 15 %, gestort aan de verenigingen voor 15 december van hetzelfde jaar. In afwijking van het eerste lid, wordt de in artikel 4 bedoelde subsidie, in het eerste jaar van de toepassing van het decreet, uiterlijk voor 15 december aan de verenigingen gestort. § 2. De Regering bezorgt de vereniging een afrekening van de subsidies die bij de uitbetaling van elke schijf werden toegekend.

Art. 20.De subsidie bedoeld in artikel 4 wordt verantwoord door de in aanmerking komende lasten, bepaald als volgt : 1° de bruto jaarlijkse bezoldiging zoals vermeld en opgenomen door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid in het kader van de multifunctionele aangifte onder de bezoldigingscodes 1, 7, 11 en 12;2° het gewaarborgde loon dat niet onderworpen is aan de socialezekerheidsbijdragen ten laste van de werkgever, verschuldigd bij toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomsten nr.12bis en 13bis van 26 februari 1979; 3° de eventuele eindejaarstoelage;4° het dubbel vakantiegeld van de bedienden, verschuldigd krachtens de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers gecoördineerd op 28 juni 1971;5° de socialezekerheidsbijdragen ten laste van de werkgever, verschuldigd op grond van de in aanmerking komende lasten bedoeld in 1° en 3°, met inbegrip van de jaarlijkse bijdrage bestemd voor de jaarlijkse vakantieregeling van de handarbeiders;6° de werkgeverstegemoetkoming in de kosten voor de reizen van de woonplaats naar de arbeidsplaats, verschuldigd krachtens de collectieve overeenkomsten gesloten binnen de Nationale Arbeidsraad en/of het paritair comité 329 voor de socioculturele sector en zijn subcomités bevoegd voor de sectoren bedoeld in artikel 2;7° de verzekering tegen de arbeidsongevallen die door de werkgever moeten worden aangegaan krachtens de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971;8° de kosten voor het sociaal secretariaat ten beloop van het bedrag dat in de artikelen 16, § 2, en 17, 2°, wordt vastgesteld. De Regering kan de lijst van de in aanmerking komende lasten bedoeld in het eerste lid bijstellen of deze uitbreiden tot gegevens die van dezelfde aard zijn als deze die in het eerste lid vermeld zijn.

Art. 21.De in artikel 4 bedoelde subsidie, toegekend voor één jaar, wordt verantwoord door de uitgaven in verband met hetzelfde jaar.

Voor de jeugdorganisaties, wordt het deel van de subsidie dat uitgetrokken wordt op de sectorbegroting betreffende de permanente personeelsleden wordt verantwoord op grond van de periode bepaald in de sectorregeling.

Het aantal betrekkingen bedoeld in artikel 9, 1°, wordt verantwoord voor een volledig jaar. Bij gedeeltelijke tewerkstelling, is de subsidie bedoeld in artikel 16, § 1, verschuldigd op grond van de berekening van het tewerkstellingspercentage in verhouding tot een voltijds equivalent zoals bepaald door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en uitgelegd in artikel 2, 2°, g) van het koninklijk besluit tot uitvoering van het Hoofdstuk 7 van Titel IV van de programmawet van 24 december 2002 (I), betreffende de harmonisering en vereenvoudiging van de regelingen inzake verminderingen van de sociale zekerheidsbijdragen.

Art. 22.De vereniging verantwoordt eerst het deel van de subsidie toegekend voor een betrekking bedoeld in artikel 9, 1° op grond van de in aanmerking komende lasten betreffende dezelfde betrekking. De vereniging verantwoordt minstens 10 punten voor elk permanent voltijds equivalent. Het eventuele saldo wordt opgeteld bij de subsidiedelen toegekend voor de betrekkingen bedoeld in artikel 9, 2° en 3°.

De vereniging verantwoordt vervolgens de aldus gekregen som door : 1° het eventuele saldo van de in aanmerking komende lasten betreffende de betrekkingen bedoeld in artikel 9, 1°;2° de in aanmerking komende lasten betreffende de andere betrekkingen als deze die bedoeld zijn in artikel 9, 1°, voor het aantal voltijdse equivalenten opgenomen in de geïnformatiseerde databank op 31 januari 2005 die aan de voorwaarden van het decreet voldoen, met aftrek van de structurele subsidies voor de tewerkstelling afkomstig uit een overheid, fondsen of voorzieningen voor subsidiëring van de tewerkstelling, bestemd voor die betrekkingen. Ingeval de vereniging de aanwending van de subsidie niet verantwoordt, vordert het bestuur de niet verantwoorde bedragen terug door aftrek ervan op de subsidies van het lopende jaar.

In voorkomend geval, worden die bedragen bestemd voor de verhoging van het aantal punten bedoeld in artikel 18.

Art. 23.De vereniging deelt de Regering uiterlijk op 31 mei van het jaar volgend op het jaar gedurende hetwelk ze de subsidie geniet, de gegevens vermeld in de artikelen 20, 21 en 22 mee.

Voor de jeugdorganisaties, moet de vereniging die gegevens voor uiterlijk 30 september meedelen.

De Regering stelt het model van het verantwoordingsdossier vast. HOOFDSTUK V. - Toezicht op de naleving van de voorwaarden bepaald bij dit decreet

Art. 24.Volgens de door de Regering nader bepaalde regels, levert de vereniging elk jaar het bewijs dat ze de voorwaarden vervult die door het decreet vastgesteld zijn, uiterlijk op 31 mei van het jaar volgend op het jaar gedurende hetwelk ze de subsidie geniet bij toepassing van het decreet.

TITEL IV. - Bijzondere bepalingen

Art. 25.In de sector van de openbare lectuurvoorziening, wat betreft de netten samengesteld uit publiekrechtelijke en privaatrechtelijke bibliotheken, worden de betrekkingen die krachtens artikel 9 in aanmerking worden genomen, beperkt tot de betrekkingen bezet in de privaatrechtelijke bibliotheken zoals bedoeld in hun overeenkomst.

Wat betreft de bibliotheken die een programmaovereenkomst genieten krachtens een proefproject, worden de betrekkingen die krachtens artikel 9 in aanmerking worden genomen, beperkt tot de betrekkingen bezet in de privaatrechtelijke bibliotheken zoals bedoeld in hun overeenkomst.

Wat betreft de Verbonden van bibliotheken erkend krachtens het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 24 december 1997 betreffende de beroepsverenigingen van bibliothecarissen en bibliotheken, worden de krachtens artikel 9, 3°, in aanmerking genomen betrekkingen deze waarvan de prestaties verricht worden in de aangesloten bibliotheken.

Art. 26.Iedere plaatselijke televisie geniet minstens één voltijds equivalent zoals bedoeld bij artikel 9, 1°.

De lokale televisiezenders behouden minstens het globale bedrag van de subsidies bedoeld bij artikel 9, 1° dat ze op 31 december 2007 genoten.

De federatie van de lokale televisiezenders geniet een voltijds equivalent bedoeld bij artikel 9, 1°, en de subsidies bepaald bij artikel 9, 2° en 3°.

Art. 27.Vanaf 1 januari 2008, wordt het aantal permanente personeelsleden per lokale televisiezender erkend op die datum bepaald als volgt : Antenne Centre : 1;

Canal C : 1;

Canal Zoom : 2;

No Télé : 7;

RTC : 3;

Télé MB : 1;

Télésambre : 1;

Télévesdre : 1;

TV Com : 1;

Ma Télé (Vidéoscope) : 1;

TV Lux : 1;

Télé Bruxelles : 2.

Art. 28.Ieder erkende productie- en gastatelier en het atelier voor radiocreatie genieten één voltijds equivalent bedoeld bij artikel 9, 1°, en dit vanaf 1 juli 2008.

TITEL V. - Wijzigings- en opheffingsbepalingen

Art. 29.Artikel 8, 1° van het decreet van 28 februari 1978 tot instelling van de Openbare Dienst voor openbare lectuurvoorziening, wordt door de volgende bepaling vervangen : « 1° voor de openbare bibliotheken opgericht door de gemeenten, de provincies, de verenigingen van gemeenten en provincies, de agglomeraties of federaties van gemeenten, de Franse Gemeenschapscommissie en erkend door de Franse Gemeenschap, forfaitaire subsidies waarvan zij het aantal en het bedrag bepaalt volgens criteria die zij vaststelt als tegemoetkoming in de bezoldiging van het technisch en leidend personeel.

Voor de privaatrechtelijke verenigingen en stichtingen erkend als openbare bibliotheken, permanente personeelsleden waarvan zij het aantal bepaalt en voor wie de betrokken verenigingen en stichtingen subsidies genieten volgens de nadere regels bepaald bij het decreet van 24 oktober 2008 tot bepaling van de voorwaarden voor de subsidiëring van de tewerkstelling in de socioculturele sectoren van de Franse Gemeenschap ».

Art. 30.In artikel 42 van het besluit van 14 maart 1995 van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende de organisatie van de openbare dienst voor lectuurvoorziening, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In het eerste lid, worden de woorden « aan de erkende plaatselijke, hoofd-, centrale, speciale en rondreizende openbare bibliotheken » vervangen door de woorden « aan de openbare bibliotheken opgericht door de gemeenten, de provincies, de verenigingen van gemeenten en provincies, de agglomeraties of federaties van gemeenten, de Franse Gemeenschapscommissie en erkend door de Franse Gemeenschap » 2° Er wordt een vierde lid toegevoegd, luidend als volgt : « Voor de privaatrechtelijke verenigingen en stichtingen erkend als openbare bibliotheken, kent de Minister permanente personeelsleden toe waarvan het aantal bepaald wordt bij de artikelen 47, 50, 51, 52, 53 en voor wie de betrokken verenigingen en stichtingen subsidies genieten volgens de nadere regels bepaald bij het decreet van 24 oktober 2008 tot bepaling van de voorwaarden voor de subsidiëring van de tewerkstelling in de socioculturele sectoren van de Franse Gemeenschap.De Minister kent een gelijk aantal forfaitaire werkingssubsidies toe waarvan het bedrag in het eerste lid bepaald wordt. ».

Art. 31.Artikel 44, derde lid, van het besluit van 14 maart 1995 van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende de organisatie van de openbare dienst voor openbare lectuurvoorziening, wordt door de volgende bepaling vervangen : « Voor de openbare bibliotheken opgericht door de gemeenten, de provincies, de verenigingen van gemeenten en provincies, de agglomeraties of federaties van gemeenten, de Franse Gemeenschapscommissie en erkend door de Franse Gemeenschap, wanneer de inrichtende macht enkel gedeeltelijk bijdraagt tot de loonlasten van het personeel, zoals bedoeld bij artikel 40, § 1, mogen de forfaitaire subsidies als tegemoetkoming in de bezoldiging van het technisch of leidend personeel niet hoger oplopen dan de uitgaven die werkelijk door de inrichtende macht werden besteed, ongeacht het aantal leden van dit personeel. ».

Art. 32.Artikel 7, tweede lid, van het decreet van 20 juni 1980 dat de erkenningsvoorwaarden voor het toekennen van toelagen aan jeugdverenigingen bepaalt, wordt door de volgende bepaling vervangen : « Het bedrag, de nadere regels voor de toekenning, de uitbetaling en de verantwoording van de jaarlijkse subsidie bedoeld in het eerste lid, worden krachtens het decreet van 24 oktober 2008 tot bepaling van de voorwaarden voor de subsidiëring van de tewerkstelling in de socioculturele sectoren van de Franse Gemeenschap, bepaald. ».

Art. 33.In artikel 8, § 2, 1°, van het decreet van 20 juni 1980 dat de erkenningsvoorwaarden voor het toekennen van toelagen aan jeugdverenigingen bepaalt, worden de woorden « het decreet van 17 december 2003 betreffende de werkgelegenheid in de sociaal-culturele sector en houdende diverse bepalingen » vervangen door de woorden « het decreet van 24 oktober 2008 tot bepaling van de voorwaarden voor de subsidiëring van de tewerkstelling in de socioculturele sectoren van de Franse Gemeenschap. ».

Art. 34.De artikelen 7, 2°, 8 en 9 van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 26 juli 1990 betreffende de erkenning en de betoelaging van de productieateliers en de gastateliers voor films en videogrammen, worden opgeheven.

Art. 35.In artikel 10, tweede lid van het decreet van 28 juli 1992 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning en de toekenning van toelagen aan de culturele centra, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° punt 2 wordt vervangen door « personeel in dienst te nemen waarvan een percentage, bepaald door de Regering, animatiepersoneel is met bevoegdheden die erkend zijn overeenkomstig de bepalingen genomen door de Regering, om de opdrachten te vervullen bepaald door dit decreet en hun programmaovereenkomst uit voeren.». 2° punt 3 wordt geschrapt.

Art. 36.Artikel 27bis van het decreet van 28 juli 1992 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning en de toekenning van toelagen aan de culturele centra, wordt door de volgende bepaling vervangen : «

Art. 27bis.De in de zin van dit decreet erkende culturele centra ontvangen subsidies voor de tewerkstelling overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 24 oktober 2008 tot bepaling van de voorwaarden voor de subsidiëring van de tewerkstelling in de socioculturele sectoren van de Franse Gemeenschap, waaronder de subsidie bedoeld bij artikel 16 voor een permanent animator-director.

Wanneer de animator-director door de gemeente krachtens artikel 26 ter beschikking wordt gesteld, genieten de erkende culturele centra de subsidie voor de tewerkstelling bedoeld bij artikel 9, 1° niet. ».

Art. 37.In artikel 44 van het decreet van 20 juli 2000 tot bepaling van de voorwaarden voor de erkenning en de subsidiëring van jeugdhuizen, van ontmoetings- en huisvestingscentra, van informatiecentra voor jongeren en van hun federaties, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In § 1, eerste lid, 1°, wordt littera a) vervangen door de volgende bepaling : « a) ongeacht het niveau waarin het vierjarenactieplan is erkend, een subsidie voor een permanent voltijds equivalent zoals bepaald in het decreet van 24 oktober 2008 tot bepaling van de voorwaarden voor de subsidiëring van de tewerkstelling in de socioculturele sectoren van de Franse Gemeenschap »;2° In § 1, eerste lid, 1°, wordt littera f) vervangen door de volgende bepaling : « f) desgevallend, een subsidie voor een bijkomend permanent voltijds equivalent zoals bepaald in het decreet van 24 oktober 2008 tot bepaling van de voorwaarden voor de subsidiëring van de tewerkstelling in de socioculturele sectoren van de Franse Gemeenschap »;3° In § 1, eerste lid, 1°, wordt littera g) vervangen door de volgende bepaling : « g) desgevallend, een subsidie voor een ander permanent voltijds equivalent zoals bepaald in het decreet van 24 oktober 2008 tot bepaling van de voorwaarden voor de subsidiëring van de tewerkstelling in de socioculturele sectoren van de Franse Gemeenschap »;4° In 2°, wordt littera a) vervangen door de volgende bepaling : « a) een subsidie voor een permanent halftijds personeelslid zoals bepaald in het decreet van 24 oktober 2008 tot bepaling van de voorwaarden voor de subsidiëring van de tewerkstelling in de socioculturele sectoren van de Franse Gemeenschap ».

Art. 38.Het vierde lid van artikel 49 van het decreet van 20 juli 2000 tot bepaling van de voorwaarden voor de erkenning en de subsidiëring van jeugdhuizen, van ontmoetings- en huisvestingscentra, van informatiecentra voor jongeren en van hun federaties, wordt door de volgende bepaling vervangen : « Het bedrag, de nadere regels voor de toekenning, de uitbetaling en de verantwoording van de subsidies bedoeld bij artikel 44, § 1, eerste lid, 1°, a), f), g) en 2° a) worden door het decreet van 24 oktober 2008 tot bepaling van de voorwaarden voor de subsidiëring van de tewerkstelling in de socioculturele sectoren van de Franse Gemeenschap, bepaald. ».

Art. 39.De artikelen 9 tot 15 van het decreet van 17 juli 2003 met betrekking tot de steun aan het verenigingsleven op het gebied van de permanente opvoeding, worden door de volgende bepalingen vervangen : « Sectie 1. - De subsidies aan verenigingen die erkend zijn voor onbepaalde duur

Art. 9.Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten, verleent de Regering aan elke erkende vereniging : 1. een jaarlijkse forfaitaire subsidie voor activiteiten, verbonden aan de voorlegging, door de vereniging, van een meerjarenproject met een duur van vijf jaar dat overeenstemt met het actiedomein of de actiedomeinen die gedekt worden door de vereniging;2. een jaarlijkse forfaitaire werkingssubsidie;3. indien de vereniging een actiegebied dekt van minstens een provincie of een gewest waarvan het aantal inwoners minstens gelijk is aan het aantal dat bepaald werd door de Regering, een jaarlijkse vaste subsidie voor de tewerkstelling.

Art. 10.Het bedrag van de subsidies bedoeld bij artikel 9, 1°, wordt berekend door aan de verenigingen een forfaitair aantal activiteitenpunten toe te kennen dat varieert in functie van de categorie waarin de vereniging ingeschreven staat.

De Regering bepaalt de waarde van het activiteitenpunt.

Bovendien, bepaalt de Regering de kwantitatieve en kwalitatieve criteria die toegang bieden tot elk van deze categorieën. Deze criteria zijn afhankelijk van de elementen bedoeld bij artikel 3, 1°, vijfde lid, bij artikel 3, 2°, vijfde lid, bij artikel 3, 3°, zevende lid, en bij artikel 3, 4°, vierde lid.

De categorieën zijn de volgende : 1° Voor de verenigingen erkend krachtens artikel 4, in het kader van het actiedomein 1 : 1) Voor de verenigingen waarvan de territoriale impact van de activiteiten verwezenlijkt wordt op een grondgebied waarvan het minimum aantal inwoners bepaald wordt door de Regering, met een minimum van 50 000 inwoners of, voor de streken van minstens 75 inwoners per vierkante kilometer, op een grondgebied van minstens zes gemeenten, worden vier forfaitaire categorieën opgericht : a) 10 activiteitenpunten;b) 15 activiteitenpunten;c) 20 activiteitenpunten;d) 25 activiteitenpunten.2) Voor de verenigingen waarvoor de territoriale impact van de activiteiten verwezenlijkt wordt over het geheel van het grondgebied van de Franse Gemeenschap, worden drie forfaitaire categorieën opgericht : a) 25 activiteitenpunten;b) 35 activiteitenpunten;c) 60 activiteitenpunten.2° Voor de verenigingen erkend krachtens artikel 5 in het kader van het actiedomein 1 : 1) Voor de verenigingen met drie tot vijf aangesloten afhankelijke verenigingen, worden drie forfaitaire categorieën opgericht : a) 70 activiteitenpunten;b) 95 activiteitenpunten;c) 120 activiteitenpunten.2) Voor de verenigingen met zes tot acht aangesloten afhankelijke verenigingen, worden drie forfaitaire categorieën opgericht : a) 145 activiteitenpunten;b) 170 activiteitenpunten;c) 195 activiteitenpunten.3) Voor de verenigingen met negen en meer aangesloten afhankelijke verenigingen, worden drie forfaitaire categorieën opgericht : a) 220 activiteitenpunten;b) 245 activiteitenpunten;c) 270 activiteitenpunten.3° Voor de verenigingen erkend krachtens artikel 4 of artikel 5 in het kader van het actiedomein 2, worden drie forfaitaire categorieën opgericht : a) 15 activiteitenpunten;b) 30 activiteitenpunten;c) 45 activiteitenpunten.4° Voor de verenigingen erkend krachtens artikel 4 of artikel 5 in het kader van het actiedomein 3, worden twee forfaitaire categorieën opgericht : a) 20 activiteitenpunten;b) 30 activiteitenpunten.5° Voor de verenigingen erkend krachtens artikel 4 of artikel 5 in het kader van het actiedomein 4, wordt 1 forfaitaire categorie opgericht : 20 activiteitenpunten.6° Voor de verenigingen erkend in het kader van verschillende actiedomeinen, worden de verschillende forfaitaire categorieën waarop zij recht hebben, toegevoegd bij de berekening van de forfaitaire categorieën bedoeld bij artikel 9, eerste lid. § 2. Bij wijze van uitzondering op § 1, voor de verenigingen erkend krachtens artikel 4 in het kader van het actiedomein 1 bedoeld bij artikel 3, en waarvan de territoriale impact de Gemeente, het dorp of de wijk is, bepaalt de Regering drie forfaitaire categorieën. De Regering bepaalt ook de kwantitatieve en kwalitatieve criteria die toegang bieden tot elk van deze categorieën. Deze criteria zijn afhankelijk van de elementen bedoeld bij artikel 3, 1°, vijfde lid. § 3. De subsidies toegekend door de Franse Gemeenschap krachtens artikel 9, 1°, worden toegekend ter uitvoering van een programmaovereenkomst voor een duur van vijf jaar. De Regering, bepaalt, op voorstel van de Raad, het model van de programmaovereenkomst.

Het bevat minstens : - de inhoud van het meerjarenproject voorgelegd door de vereniging, met name het globale strategische plan van de vereniging met zijn doelstellingen en de middelen om deze laatste te verwezenlijken; - de herhaling van de aan de vereniging toegekende bedragen die verbonden zijn aan de erkenning ervan krachtens dit decreet; - de nadere regels en de procedure voor de herziening van de programmaovereenkomst; - de nadere regels en de procedure voor het toezicht op en de evaluatie van de uitvoering van de programmaovereenkomst;

De nadere regels en de procedure voor de evaluatie van de programmaovereenkomst worden door de Regering overeenkomstig hoofdstuk IV van dit decreet bepaald.

Art. 11.Het bedrag van de subsidies bedoeld bij artikel 9, tweede lid, wordt als volgt berekend : 1° Voor de verenigingen erkend krachtens artikel 4 in het kader van het actiedomein 1 bedoeld bij artikel 3, en waarvan de territoriale impact van de activiteiten de gemeente, het dorp of de wijk betreft, bepaalt de Regering drie categorieën van forfaitaire categorieën.De Regering bepaalt ook de kwantitatieve en kwalitatieve criteria die toegang bieden tot elk van deze categorieën. Deze criteria zijn afhankelijk van de elementen bedoeld bij artikel 3, 1°, vijfde lid. 2° Voor alle andere verenigingen erkend krachtens artikel 4 of artikel 5, stemt het forfaitaire bedrag, met een maximum waarde van 105.083,25 euro, overeen met 50 procent van de waarde van het forfaitaire bedrag vastgesteld bij artikel 10.

Art. 12.§ 1. De subsidie bedoeld bij artikel 9, derde lid, wordt berekend door aan de vereniging een aantal permanente personeelsleden toe te kennen dat verandert in functie van het totale aantal activiteitenpunten toegekend krachtens artikel 10.

Voor elk voltijds equivalent geniet de vereniging tien punten permanente tewerkstelling en acht bijkomende punten voor permanente personeelsleden.

De verenigingen die erkend zijn krachtens dit decreet in een van de categorieën bedoeld bij artikel 10, die op 31 december 2007 een gunstigere forfaitaire subsidie voor de tewerkstelling genoten, behouden deze subsidie.

Het bedrag, de nadere regels voor de toekenning, de uitbetaling en de verantwoording van de subsidie worden bepaald door het decreet van 24 oktober 2008 tot bepaling van de voorwaarden voor de subsidiëring van de tewerkstelling in de socioculturele sectoren van de Franse Gemeenschap.

Het aantal permanente personeelsleden wordt bepaald als volgt : - voor 10 en 15 activiteitenpunten : 0,50 permanent VE (voltijds equivalent) - voor 20 en 25 activiteitenpunten : 1,00 permanent VE - voor 30 en 35 activiteitenpunten : 1,50 permanent VE's - voor 40 activiteitenpunten : 2,00 permanente VE's - voor 45 en 50 activiteitenpunten : 2,50 permanente VE's - voor 50 en 55 activiteitenpunten : 3,00 permanente VE's - voor 65 en 70 activiteitenpunten : 3,50 permanente VE's - voor 75 en 80 activiteitenpunten : 4,00 permanente VE's - voor 90 activiteitenpunten : 5,00 permanente VE's - voor 105 activiteitenpunten : 5,50 permanente VE's - voor 110 en 115 activiteitenpunten : 6,00 permanente VE's - voor 120 en 125 activiteitenpunten : 6,50 permanente VE's - voor 130 activiteitenpunten : 7,00 permanente VE's - voor 135 en 140 activiteitenpunten : 7,50 permanente VE's - voor 145 en 150 activiteitenpunten : 8,00 permanente VE's - voor 155 en 160 activiteitenpunten : 8,50 permanente VE's - voor 165 en 170 activiteitenpunten : 9,00 permanente VE's - voor 175 activiteitenpunten : 9,50 permanente VE's - voor 180 en 185 activiteitenpunten : 10,00 permanente VE's - voor 190 en 195 activiteitenpunten : 10,50 permanente VE's - voor 200 en 205 activiteitenpunten : 11,00 permanente VE's - voor 210 en 215 activiteitenpunten : 11,50 permanente VE's - voor 220 activiteitenpunten : 12,00 permanente VE's - voor 225 en 230 activiteitenpunten : 12,50 permanente VE's - voor 235 en 240 activiteitenpunten : 13,00 permanente VE's - voor 245 en 250 activiteitenpunten : 13,50 permanente VE's - voor 255 en 260 activiteitenpunten : 14,00 permanente VE's - voor 265 activiteitenpunten : 14,50 permanente VE's - voor 270 en 275 activiteitenpunten : 15,00 permanente VE's - voor 280 en 285 activiteitenpunten : 15,50 permanente VE's - voor 290 en 295 activiteitenpunten : 16,00 permanente VE's - voor 300 en 305 activiteitenpunten : 16,50 permanente VE's - voor 310 activiteitenpunten : 17,00 permanente VE's - voor 315 en 320 activiteitenpunten : 17,50 permanente VE's - voor 325 en 330 activiteitenpunten : 18,00 permanente VE's - voor 335 en 340 activiteitenpunten : 18,50 permanente VE's - voor 345 en 350 activiteitenpunten : 19,00 permanente VE's - voor 355 activiteitenpunten : 19,50 permanente VE's voor 360 en 365 activiteitenpunten : 20,00 permanente VE's. § 2. Bij wijze van uitzondering op § 1, kunnen de verenigingen bedoeld bij artikel 10, 1°, 1), a), van een forfaitaire subsidie genieten voor specifieke activiteiten voor een bedrag equivalent aan de subsidie voor de tewerkstelling bedoeld bij § 1, op de volgende voorwaarden : 1° Geen personeel aanwerven bezoldigd overeenkomstig een arbeidsovereenkomst onderworpen aan de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten;2° Deze vragen bij het indienen van de aanvraag tot erkenning. De verenigingen die ressorteren onder het eerste lid kunnen geen subsidies voor tewerkstelling genieten.

Deze maatregel is van toepassing minstens het eerste jaar van de programmaovereenkomst bedoeld bij artikel 10, § 3.

Indien de vereniging van het voordeel van de toepassing van deze paragraaf wenst af te zien, dient zij daartoe een aanvraag in minstens drie maanden voor het begin van het kalenderjaar gedurende hetwelk deze afstand in werking treedt. Elk verzaken in de zin van deze paragraaf is onomkeerbaar.

Voor de verenigingen die onderhevig zijn aan het eerste lid, worden de subsidies bedoeld bij artikel 9, 1° en 2°, berekend op basis van het forfaitaire bedrag voor de activiteiten bedoeld in het eerste lid.

Art. 13.De bedragen van de subsidies bedoeld bij de artikelen 9, 1° en 2°, 10, en 11 worden jaarlijks geïndexeerd op basis van de indexering van de algemene begroting van de primaire uitgaven van de Franse Gemeenschap (gezondheidsindexcijfer) en dit, voor de eerste keer vanaf 1 januari 2009.

Art. 14.Vanaf de eerste januari van ieder jaar, en voor zover de algemene uitgavenbegroting tevoren werd aangenomen, beschikt de Regering over maximum zes maanden om de bij artikel 9, 1° en 2° bedoelde subsidies uit te betalen.

Deze subsidies worden toegekend voor een kalenderjaar.

De Regering bepaalt de nadere regels van de verantwoording.

Sectie 2. - Subsidies aan voorlopig erkende verenigingen

Art. 15.§ 1. Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten, kent de Regering aan de verenigingen die voorlopig erkend zijn overeenkomstig artikel 6 een forfaitaire subsidie toe voor hun activiteiten. § 2. Deze subsidie maakt het voorwerp uit van een overeenkomst, voor een duur van maximum twee jaar, eenmaal hernieuwbaar, ingeval van verlenging van de voorlopige erkenning. Deze is gelijkwaardig aan de subsidie bepaald bij artikel 9, 1°, berekend overeenkomstig artikel 10. § 3. De Regering stelt, op voorstel van de Raad, het model van deze overeenkomst vast.

Het bevat minstens : - de beschrijving van de activiteiten van de vereniging die het voorwerp uitmaken van de overeenkomst; - de perspectieven en doelstellingen van ontwikkeling van de vereniging in het kader van de actiedomeinen bepaald bij artikel 3 waarvoor zij een erkenning heeft aangevraagd en in het kader van de categorieën bepaald door de Regering; - de regels voor de uitbetaling van de volgende subsidies : 85 procent van de subsidie zal uitbetaald worden tijdens het eerste kwartaal van het lopende jaar; de overige 15 procent zal uitbetaald worden tijdens het eerste kwartaal van het volgende jaar, op voorlegging van de bewijsstukken en de rekeningen en balansen van de vereniging afgesloten op 31 december van het voorbije jaar; - de nadere regels en de procedure van herziening van de overeenkomst; - de nadere regels en de procedure van controle en evaluatie over de uitvoering van de overeenkomst. § 4. De nadere regels en de procedure voor de evaluatie van de overeenkomst worden door de Regering bepaald overeenkomstig de artikelen 20 en 21. § 5. De Regering bepaalt het percentage van de begroting dat zij jaarlijks toekent met het oog op de toepassing van dit artikel. »

Art. 40.Artikel 23 van het decreet van 17 juli 2003 met betrekking tot de steun aan het verenigingsleven op het gebied van de permanente opvoeding, wordt door de volgende bepaling vervangen : «

Art. 23.Indien een krachtens dit decreet erkende vereniging of gesubsidieerde vereniging in vereffening gesteld wordt of haar activiteiten stopzet of niet meer aan de voorwaarden voldoet om het voordeel van de erkenning te behouden, wordt elke erkenning en elke subsidie onmiddellijk ingetrokken, met uitzondering van de subsidies bedoeld bij artikel 9, 3°, en dit, op de voorwaarden bepaald bij het decreet van 24 oktober 2008 tot bepaling van de voorwaarden voor de subsidiëring van de tewerkstelling in de socioculturele sectoren van de Franse Gemeenschap. ».

Art. 41.Bij wijze van overgangsmaatregel, hebben de privaatrechtelijke verenigingen en stichtingen die erkend werden als openbare bibliotheken, tot 31 december 2009 de tijd om zich naar artikel 10, 2°, van het decreet van 24 oktober 2008 tot bepaling van de voorwaarden voor de subsidiëring van de tewerkstelling in de socioculturele sectoren van de Franse Gemeenschap, te schikken.

Art. 42.Het decreet van 17 december 2003 betreffende de werkgelegenheid in de sociaal-culturele sector en houdende diverse bepalingen, wordt opgeheven.

Art. 43.Dit decreet heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2008.

Een evaluatie van de tenuitvoerlegging van het decreet zal door de Regering ten laatste tegen 31 december 2009 gebeuren, na het advies van de sociale partners te hebben genomen.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 24 oktober 2008.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Vice-Presidente, Minister van Hoger Onderwijs, Wetenschappelijk Onderzoek en Internationale Betrekkingen, Mevr. M.-D. SIMONET De Vice-President, Minister van Begroting, Financiën, Ambtenarenzaken en Sport, M. DAERDEN De Minister van Leerplichtonderwijs, Ch. DUPONT De Minister van Cultuur en Audiovisuele Sector, Mevr. F. LAANAN De Minister van Kinderwelzijn, Hulpverlening aan de Jeugd en Gezondheid, Mevr. C. FONCK De Minister van Jeugd en Onderwijs voor sociale promotie, M. TARABELLA

^