Etaamb.openjustice.be
Decreet van 25 april 2014
gepubliceerd op 30 juni 2014

Decreet houdende wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 4 april 2003 betreffende de oppervlaktedelfstoffen

bron
vlaamse overheid
numac
2014203449
pub.
30/06/2014
prom.
25/04/2014
ELI
eli/decreet/2014/04/25/2014203449/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

25 APRIL 2014. - Decreet houdende wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 4 april 2003Relevante gevonden documenten type decreet prom. 04/04/2003 pub. 25/08/2003 numac 2003035691 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet betreffende de oppervlaktedelfstoffen sluiten betreffende de oppervlaktedelfstoffen


Het VLAAMS PARLEMENT heeft aangenomen en Wij, REGERING, bekrachtigen hetgeen volgt: Decreet houdende wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 4 april 2003Relevante gevonden documenten type decreet prom. 04/04/2003 pub. 25/08/2003 numac 2003035691 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet betreffende de oppervlaktedelfstoffen sluiten betreffende de oppervlaktedelfstoffen

Artikel 1.Dit decreet regelt een gewestaangelegenheid.

Art. 2.In artikel 2 van het decreet van 4 april 2003Relevante gevonden documenten type decreet prom. 04/04/2003 pub. 25/08/2003 numac 2003035691 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet betreffende de oppervlaktedelfstoffen sluiten betreffende de oppervlaktedelfstoffen, gewijzigd bij het decreet van 7 december 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in punt 11° wordt het woord "oppervlaktedelfstoffenplan" vervangen door de woorden "algemeen oppervlaktedelfstoffenplan"; 2° er wordt een punt 13° toegevoegd, dat luidt als volgt: "13° oppervlaktedelfstoffennota: visienota, opgesteld door de minister, over de aanbodgedreven planning van ontginningsgebieden en het beheer van oppervlaktedelfstoffen in een samenhangend oppervlaktedelfstoffengebied.".

Art. 3.In artikel 3 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid wordt de zinsnede "om, ten behoeve van de huidige en toekomstige generaties, op een duurzame wijze te voorzien in de behoefte aan oppervlaktedelfstoffen" vervangen door de woorden "om op een duurzame wijze te voorzien in de oppervlaktedelfstoffen die nodig zijn om aan de huidige en toekomstige maatschappelijke behoefte aan materialen te voldoen";2° in het tweede lid, 2°, worden de woorden "het verzekeren van de ontwikkelingsperspectieven voor" vervangen door de woorden "het bieden van ontwikkelingsperspectieven aan";3° in het tweede lid wordt punt 5° vervangen door wat volgt: "5° het aanmoedigen van het gebruik van volwaardige alternatieven voor oppervlaktedelfstoffen.Daarbij wordt in het bijzonder rekening gehouden met de doelstellingen van het duurzaam materialenbeheer, vermeld in artikel 4, § 3, van het decreet van 23 december 2011Relevante gevonden documenten type decreet prom. 23/12/2011 pub. 28/02/2012 numac 2012035118 bron vlaamse overheid Decreet betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen sluiten betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen;".

Art. 4.In hoofdstuk III van hetzelfde decreet wordt het opschrift van afdeling I vervangen door wat volgt: "Afdeling 1. Het algemeen oppervlaktedelfstoffenplan".

Art. 5.Artikel 4 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 4.§ 1. De Vlaamse Regering stelt een algemeen oppervlaktedelfstoffenplan op dat uitvoering geeft aan de doelstellingen, vermeld in artikel 3. Het plan is gebaseerd op de ontwikkelingsperspectieven voor een termijn van minimaal 25 jaar en bevat acties voor de komende vijf jaar, zodat het een basis vormt voor de sectorale voorstellen over ruimtelijke ordening en mee de basis vormt voor de opmaak van andere specifieke beleidsplannen.

Het algemeen oppervlaktedelfstoffenplan wordt door de Vlaamse Regering vijfjaarlijks geëvalueerd, rekening houdend met de doelstellingen, vermeld in artikel 3. § 2. Er wordt een ontwerp van het algemeen oppervlaktedelfstoffenplan opgemaakt op basis van een goed onderbouwde behoefte aan oppervlaktedelfstoffen voor de vooropgestelde termijn. Dat gebeurt op grond van economische studies, marktverkennende onderzoeken en overleg.

De administraties, instellingen en organisaties die bevoegd zijn voor of betrokken zijn bij het duurzaam materialenbeleid, stellen op eenvoudig verzoek van het departement alle informatie waarover ze beschikken over oppervlaktedelfstoffenvervangende grondstoffen, kosteloos ter beschikking.

Over het algemeen oppervlaktedelfstoffenplan wordt vooroverleg georganiseerd met de betrokken administraties, instellingen en organisaties.

De Vlaamse Regering legt het algemeen oppervlaktedelfstoffenplan vast, na advies van de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen (Minaraad) en de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV). § 3. Het algemeen oppervlaktedelfstoffenplan omvat minimaal: 1° een beschrijvend gedeelte met: a) algemene gegevens over in- en uitvoer van oppervlaktedelfstoffen, het gebruik van alternatieven en de mate waarin ze invulling geven aan de totale oppervlaktedelfstoffenbehoefte;b) samenvattende gegevens, kaarten, geologische informatie en tabellen voor het hele Vlaamse Gewest, die de delfstoffenbehoeftebepalingen gemotiveerd en onderbouwd weergeven, zowel aan de vraag- als aan de aanbodzijde;c) de onderlinge verbanden tussen de verschillende oppervlaktedelfstoffengebieden;d) een beschrijving van de oppervlaktedelfstoffenstromen met algemene verwachtingen en trends voor de volgende vijf jaar;2° een gedeelte dat de maatregelen en acties beschrijft die op het niveau van het Vlaamse Gewest zullen worden genomen om de doelstellingen, vermeld in artikel 3, te realiseren.Het beschrijft daarnaast ook per Vlaamse oppervlaktedelfstoffensoort de indicatieve hoeveelheid die voor een termijn van 25 jaar verzekerd moet worden bij wijze van langetermijndoelstelling en bevat daarvoor een actieprogramma met een minimale hoeveelheid die voor de komende vijf jaar verzekerd moet worden.

De in het eerste lid vermelde gedeelten van het algemeen oppervlaktedelfstoffenplan zijn niet juridisch bindend, behoudens de bepalingen met betrekking tot de minimale hoeveelheden die voor de komende vijf jaar verzekerd moeten worden. De bepalingen met betrekking tot de minimale hoeveelheden blijven gelden tot het algemeen oppervlaktedelfstoffenplan door een ander wordt vervangen. De bepalingen met betrekking tot de minimale hoeveelheden kunnen te allen tijde door de Vlaamse Regering worden herzien volgens de procedure voor het herzien van het algemeen oppervlaktedelfstoffenplan. § 4. De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen over de procedure en de inhoud van het algemeen oppervlaktedelfstoffenplan.".

Art. 6.In hoofdstuk III van hetzelfde decreet wordt tussen artikel 4 en 5 een nieuwe afdeling 2 ingevoegd, die luidt als volgt: "Afdeling 2. De oppervlaktedelfstoffennota's".

Art. 7.Artikel 5 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 5.De minister stelt oppervlaktedelfstoffennota's op die uitvoering geven aan de doelstellingen, vermeld in artikel 3. De nota's zijn gebaseerd op ontwikkelingsperspectieven voor een termijn van minimaal 25 jaar.

De oppervlaktedelfstoffennota's worden door de minister minstens vijfjaarlijks geëvalueerd, rekening houdend met de doelstellingen, vermeld in artikel 3.".

Art. 8.Artikel 6 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 6.Van elke oppervlaktedelfstoffennota wordt een ontwerp opgemaakt op basis van een goed onderbouwde behoefte aan de desbetreffende oppervlaktedelfstof voor de vooropgestelde termijn. Dat gebeurt op grond van economische studies, marktverkennende onderzoeken en overleg met de betrokken administraties, instellingen en organisaties. De oppervlaktedelfstoffennota's houden rekening met de inzet van volwaardige alternatieven, en met de in- en uitvoer van oppervlaktedelfstoffen. De oppervlaktedelfstoffennota's bevatten een beschrijving van de acties en maatregelen die op het niveau van het Vlaamse Gewest zullen worden genomen om de doelstellingen, vermeld in artikel 3, te realiseren. De oppervlaktedelfstoffennota's kunnen een voorstel van zoekzones bevatten die een ruimtelijke vertaling zijn van de geologische kennis, de onderbouwde behoefte aan oppervlaktedelfstoffen en de ruimtelijke context, met inbegrip van het mobiliteitsaspect.

De minister legt de oppervlaktedelfstoffennota's vast, na advies van de Strategische Adviesraad voor Ruimtelijke Ordening (SARO) en maakt ze ter informatie over aan de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen (Minaraad) en de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV).

De minister deelt de vastlegging van de oppervlaktedelfstoffennota's mee aan de Vlaamse Regering.".

Art. 9.In hoofdstuk III van hetzelfde decreet wordt het opschrift van afdeling II vervangen door wat volgt: "Afdeling 3. Procedure voor de totstandkoming van gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen voor ontginningsgebieden".

Art. 10.In hoofdstuk III van hetzelfde decreet wordt in afdeling 3, ingevoegd bij artikel 9, een onderafdeling 1 ingevoegd, die luidt als volgt: "Onderafdeling 1. Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen op basis van oppervlaktedelfstoffennota's".

Art. 11.Artikel 7 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 7.§ 1. De minister kan voor een of meer zoekzones die in een of meer oppervlaktedelfstoffennota's zijn opgenomen, een vraag tot opname van de desbetreffende zoekzones in een gebiedsgericht ruimtelijk planningsproces of in een ruimtelijk uitvoeringsplan met betrekking tot aanbodgedreven planning van ontginningsgebieden, ter goedkeuring voorleggen aan de Vlaamse Regering met het oog op het nemen van een startbeslissing om binnen de zoekzones locatievoorstellen als ontginningsgebied te bestemmen. § 2. De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen voor het proces van de voorbereiding van een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan met betrekking tot aanbodgedreven planning van ontginningsgebieden. § 3. De bijzondere oppervlaktedelfstoffenplannen die werden goedgekeurd voor 1 januari 2013, blijven hun rechtskracht behouden en kunnen mee de basis vormen voor de opmaak van de gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen met betrekking tot ontginningen.".

Art. 12.In hoofdstuk III van hetzelfde decreet wordt het opschrift van afdeling III vervangen door wat volgt: "Onderafdeling 2. Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen op basis van vraaggestuurde ontginningsprojecten".

Art. 13.Artikel 8 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 8.§ 1. Elke natuurlijke persoon of rechtspersoon kan een onderbouwd verzoek tot het opstarten van een vraaggestuurd ontginningsproject bezorgen aan de minister.

Het verzoek tot het starten van een vraaggestuurd ontginningsproject moet minstens volgende informatie bevatten: 1° de aard en de hoeveelheid van de oppervlaktedelfstoffen die zullen kunnen worden gevaloriseerd;2° de wijze waarop het ontginningsproject rekening houdt met de huidige bestemming van het gebied en het landgebruik;3° de mogelijke nabestemming die kan worden gecreëerd;4° de effecten van het ontginningsproject op de omgeving en de activiteiten in de omgeving;5° informatie die aantoont dat met betrekking tot het voorgenomen ontginningsproject een grote mate van consensus bestaat bij de lokale belanghebbenden. De minister kan, voor zover dat verzoek in overeenstemming is met het oppervlaktedelfstoffenbeleid, een vraag tot opname van een vraaggestuurd ontginningsproject in een gebiedsgericht ruimtelijk planningsproces of in een ruimtelijk uitvoeringsplan met betrekking tot een vraaggestuurd ontginningsproject, ter goedkeuring voorleggen aan de Vlaamse Regering met het oog op het nemen van een startbeslissing om het gebied waarop het verzoek tot het opstarten van het vraaggestuurd ontginningsproject betrekking heeft, als ontginningsgebied te bestemmen.

Als het ontginningsproject betrekking heeft op oppervlaktedelfstoffen waarvoor al een of meer oppervlaktedelfstoffennota's zijn goedgekeurd, evalueert de minister deze oppervlaktedelfstoffennota's vooraleer hij het verzoek tot het starten van het vraaggestuurd ontginningsproject ter goedkeuring voorlegt aan de Vlaamse Regering.

Als het ontginningsproject in een bredere context kadert dan alleen de ontginningsactiviteit op zich, kan de in het derde lid vermelde startbeslissing een onderdeel vormen van de startbeslissing van een strategisch of complex project. In dat geval verloopt de verdere besluitvorming over de noodzakelijke bestemmingswijziging voor het vraaggestuurd ontginningsproject volledig volgens de besluitvormingsprocedure die van toepassing is voor de noodzakelijke bestemmingswijzigingen voor het betrokken strategisch of complex project. § 2. De Vlaamse Regering bepaalt nadere regels voor het proces van de voorbereiding van een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan met betrekking tot een vraaggestuurd ontginningsproject.".

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 25 april 2014.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, J. SCHAUVLIEGE _______ Nota Zitting 2013-2014 Stukken - Voorstel van decreet: 2511 - Nr. 1 - Verslag: 2511 - Nr. 2 - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering: 2511 - Nr. 3 Handelingen - Bespreking en aanneming: Vergadering van 23 april 2014.

^