Etaamb.openjustice.be
Decreet van 25 november 2011
gepubliceerd op 23 februari 2012

Decreet betreffende het inschrijvingsrecht

bron
vlaamse overheid
numac
2012035065
pub.
23/02/2012
prom.
25/11/2011
ELI
eli/decreet/2011/11/25/2012035065/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

25 NOVEMBER 2011. - Decreet betreffende het inschrijvingsrecht (1)


Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : Decreet betreffende het inschrijvingsrecht HOOFDSTUK I. - Inleidende bepaling Artikel I.1. Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid. HOOFDSTUK II. - Wijzigingen in het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 Art. II.1. In artikel 3 van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, het laatst gewijzigd bij het decreet van 9 juli 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° er wordt een punt 4° quater ingevoegd, dat luidt als volgt : « 4° quater anderstalige nieuwkomer : a) een leerling die uiterlijk op 31 december van het lopende schooljaar vijf jaar of ouder is en die op de dag van inschrijving of op 1 september die volgt op de inschrijving, gelijktijdig aan de volgende voorwaarden voldoet : 1) hij is een nieuwkomer, dit wil zeggen dat hij maximaal één jaar ononderbroken in België verblijft;2) hij heeft niet het Nederlands als thuistaal of moedertaal;3) hij beheerst onvoldoende de onderwijstaal om met goed gevolg de lessen te kunnen volgen;4) hij is maximaal negen maanden ingeschreven, vakantiemaanden juli en augustus niet inbegrepen, in een school met het Nederlands als onderwijstaal;b) een leerling die officieel verblijft in een open asielcentrum, zijnde een collectieve opvangstructuur zoals bedoeld in artikel 2, 10°, van de wet van 12 januari 2007 betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde categorieën van vreemdelingen en die uiterlijk op 31 december van het lopende schooljaar vijf jaar of ouder is. Dat de leerling voldoet aan de voorwaarden, vermeld in punt a), 1) en 2), wordt bewezen aan de hand van een verklaring op eer van de ouders.

Met die verklaring op eer wordt voor het beantwoorden aan de voorwaarde vermeld in punt 1) echter geen rekening gehouden, als in het inschrijvings- of leerlingendossier documenten aanwezig zijn die deze verklaring tegenspreken. Dat de leerling voldoet aan de voorwaarde vermeld in punt b) wordt bewezen aan de hand van een attest, uitgereikt door het open asielcentrum waar hij officieel verblijft. De verklaringen die aantonen dat anderstalige nieuwkomers voldoen aan de voorwaarden, worden ten minste vijf jaar in de school bewaard en moeten eventueel ter verificatie worden voorgelegd. »; 2° er wordt een punt 9° quater ingevoegd, dat luidt als volgt : « 9° quater CLR : Commissie inzake Leerlingenrechten als vermeld in afdeling 2 van hoofdstuk IV van het decreet van 28 juni 2002 betreffende gelijke onderwijskansen-I;»; 3° er wordt een punt 24° bis ingevoegd, dat luidt als volgt : « 24° bis kadastraal perceel : een deel van het Belgisch grondgebied dat door een kadastraal perceelnummer wordt geïdentificeerd zoals gedefinieerd in het koninklijk besluit van 20 september 2002 tot vaststelling van de vergeldingen en de nadere regels voor de afgifte van kadastrale uittreksels en inlichtingen;»; 4° er wordt een punt 27° bis ingevoegd, dat luidt als volgt : « 27° bis leefeenheid : leerlingen met ten minste één gemeenschappelijke ouder, als vermeld in 41°, of leerlingen met eenzelfde hoofdverblijfplaats;»; 5° punt 36° wordt opnieuw opgenomen in de volgende lezing : « 36° LOP : lokaal overlegplatform als vermeld in hoofdstuk IV, afdeling 1, van het decreet van 28 juni 2002 betreffende gelijke onderwijskansen-I;»; 6° er wordt een punt 42° bis ingevoegd, dat luidt als volgt : « 42° bis pedagogisch project : het geheel van de fundamentele uitgangspunten voor een school en haar werking;».

Art. II.2. In artikel 32 van hetzelfde decreet wordt in paragraaf 1 het woord « scho(o)l(en) » vervangen door het woord « school ».

Art. II.3. In artikel 37 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 13 juli 2001, 28 juni 2002, 2 april 2004, 20 maart 2009, 8 mei 2009, 9 juli 2010 en 8 juli 2011 wordt paragraaf 4 geschrapt.

Art. II.4. Aan hoofdstuk IV - Leerlingen in het basisonderwijs, van hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 23 december 2010, wordt een afdeling 3 toegevoegd, die luidt als volgt : « Afdeling 3. - Recht op inschrijving ».

Art. II.5. In hetzelfde decreet wordt aan afdeling 3, toegevoegd bij artikel II.4, een onderafdeling A toegevoegd, die luidt als volgt : « Onderafdeling A. Beginselen ».

Art. II.6. In hetzelfde decreet wordt aan onderafdeling A - Beginselen, toegevoegd bij artikel II.2, een artikel 37bis toegevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 37bis.§ 1. Elke leerling heeft recht op inschrijving in de school of vestigingsplaats, gekozen door zijn ouders. Is de leerling 12 jaar of ouder, dan gebeurt de schoolkeuze in samenspraak met de leerling. Bij de keuze van vestigingsplaats wordt rekening gehouden met het aanwezige onderwijsaanbod zoals bepaald in afdeling 1 van hoofdstuk III. § 2. Voorafgaand aan een inschrijving biedt het schoolbestuur schriftelijk of via elektronische drager het pedagogisch project als vermeld in artikel 28, § 1, 2°, en 47, § 1, 1°, en het schoolreglement, vermeld in artikel 37, aan de ouders en de leerling aan en geeft hierbij, indien de ouders dit wensen, toelichting. Indien het schoolbestuur het pedagogisch project of het schoolreglement via elektronische drager ter beschikking stelt, vraagt het de ouders of ze een papieren versie wensen te ontvangen.

De inschrijving wordt genomen na ondertekening voor akkoord van de ouders van dit pedagogisch project en dit schoolreglement.

Bij elke wijziging van het pedagogisch project of het schoolreglement informeert het schoolbestuur de ouders schriftelijk of via elektronische drager over die wijziging en geeft hierbij, indien ouders dit wensen, toelichting. Ouders geven opnieuw schriftelijk akkoord. Ouders die erom verzoeken, ontvangen steeds een papieren versie van het pedagogisch project of het schoolreglement. Indien de ouders zich met de wijziging niet akkoord verklaren, dan wordt aan de inschrijving van het kind een einde gesteld op 31 augustus van het lopende schooljaar.

Een wijziging van het pedagogisch project of schoolreglement kan ten vroegste uitwerking hebben in het daaropvolgende schooljaar tenzij die wijziging het rechtstreekse gevolg is van nieuwe regelgeving. § 3. Inschrijvingen voor een bepaald schooljaar kunnen ten vroegste starten op de eerste schooldag van februari van het voorafgaande schooljaar.

De inschrijvingen voor de kleuters die tijdens een bepaald schooljaar wel twee jaar en zes maanden worden maar op de laatste instapdatum van dat schooljaar niet meer kunnen instappen, kunnen eveneens starten op de eerste schooldag van februari van het voorafgaande schooljaar.

Scholen maken de start van hun inschrijvingen bekend. Scholen die deel uitmaken van een LOP maken de start van hun inschrijvingen minstens via het LOP bekend. § 4. Behoudens de bij decreet of besluit bepaalde gevallen van uitschrijving of verwijdering, geldt een inschrijving van een leerling in een school voor de duur van de hele schoolloopbaan in die school.

Het behoud van de inschrijving geldt over de vestigingsplaatsen heen, tenzij de capaciteit van de vestigingsplaats is of wordt overschreden overeenkomstig artikel 37novies of de leerling er niet aan de toelatingsvoorwaarden voldoet. De voortgang van het leerproces, waarbij een verandering van vestigingsplaats noodzakelijk is, kan niet worden gestuit. § 5. In afwijking van paragraaf 4 kunnen schoolbesturen van basisscholen waarvan de maximumcapaciteit van het kleuteronderwijs groter is dan die van het lager onderwijs, opteren voor een nieuwe inschrijving bij de overgang tussen beide onderwijsniveaus. Een schoolbestuur dat van deze mogelijkheid gebruikmaakt, neemt dit op in zijn schoolreglement. § 6. Indien zijn betrokken scholen gelegen zijn binnen eenzelfde of aaneensluitende kadastrale percelen, of gescheiden zijn door hetzij maximaal twee kadastrale percelen hetzij door een weg, kan een schoolbestuur ervoor opteren om bij de overgang van een leerling van een autonome kleuterschool naar een lagere of basisschool de inschrijvingen van de ene naar de andere school te laten doorlopen.

Een schoolbestuur dat van deze mogelijkheid gebruikmaakt, neemt dit op in zijn schoolreglement. ».

Art. II.7. In hetzelfde decreet wordt aan afdeling 3, toegevoegd bij artikel II.4, een onderafdeling B ingevoegd, die luidt als volgt : « Onderafdeling B. - Voorrangsregelingen ».

Art. II.8. In hetzelfde decreet wordt aan onderafdeling B, toegevoegd bij artikel II.7, een artikel 37ter toegevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 37ter.§ 1. Elke inschrijvingsperiode begint met de verschillende voorrangsperiodes, waarbij voorrang wordt verleend aan de leerlingen, vermeld in artikel 37quater, 37quinquies, 37sexies en 37septies. Op voorwaarde dat geen enkele leerling, gevat door de betrokken voorrangsperiodes, geweigerd wordt omwille van de overschrijding van de bepaalde capaciteit, vermeld in artikel 37novies, § 4, kunnen twee of meerdere voorrangsperiodes voor de inschrijvingen voor een bepaald schooljaar samen genomen worden. Op voorwaarde dat geen enkele leerling, gevat door de betrokken voorrangsperiodes, geweigerd wordt omwille van de overschrijding van de bepaalde capaciteit, vermeld in artikel 37novies, § 4, kunnen twee of meerdere voorrangsperiodes voor de inschrijvingen voor een bepaald schooljaar samen of apart starten vanaf de eerste schooldag van september van het voorafgaande schooljaar.

Indien de betrokken scholen gelegen zijn in het werkingsgebied van een LOP, moet de voorrangsperiode voor de leerlingen vermeld in artikel 37septies starten overeenkomstig artikel 37bis, § 3.

Elke voorrangsperiode duurt minimaal twee weken. Binnen elke voorrangsperiode gebeuren de inschrijvingen chronologisch. § 2. Voor de scholen gelegen in het werkingsgebied van een LOP maakt het LOP afspraken over de voorrangsperiodes en worden deze minstens door het LOP bekendgemaakt aan alle belanghebbenden uit het werkingsgebied.

Voor scholen buiten een werkingsgebied van een LOP worden de voorrangsperiodes bepaald in overleg met de schoolbesturen van alle scholen binnen dezelfde gemeente. De schoolbesturen maken de voorrangsperiodes bekend aan alle belanghebbenden. ».

Art. II.9. In hetzelfde decreet wordt aan dezelfde onderafdeling een artikel 37quater toegevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 37quater.Elke leerling die tot dezelfde leefeenheid behoort als een reeds ingeschreven leerling, heeft bij voorrang op alle leerlingen, een recht op inschrijving in de betrokken school of de scholen die de inschrijvingen van de ene naar de andere school laten doorlopen op basis van artikel 37bis, § 6. ».

Art. II.10. In hetzelfde decreet wordt aan dezelfde onderafdeling een artikel 37quinquies toegevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 37quinquies.Met behoud van de toepassing van artikel 37quater geeft een schoolbestuur voor zijn scholen voorrang aan kinderen van personeelsleden van de school op voorwaarde dat er op het ogenblik van de inschrijving sprake is van een lopende tewerkstelling voor meer dan 104 dagen.

Met personeelsleden als vermeld in het eerste lid wordt bedoeld : 1° personeelsleden als vermeld in artikel 2 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs en in artikel 4 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding, voor zover ze geaffecteerd zijn aan of aangesteld zijn in de school;2° personeelsleden die via een arbeidsovereenkomst werden aangeworven door een schoolbestuur en tewerkgesteld worden in de school.».

Art. II.11. In hetzelfde decreet wordt aan dezelfde onderafdeling een artikel 37sexies toegevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 37sexies.§ 1. Met behoud van de toepassing van artikel 37quater en artikel 37quinquies, geven schoolbesturen voor hun scholen gelegen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, voorrang aan leerlingen met minstens één ouder, als vermeld in artikel 3, 41°, die het Nederlands in voldoende mate machtig is. § 2. Om van de voorrangsregeling, vermeld in paragraaf 1, gebruik te kunnen maken, toont de ouder op één van volgende wijzen aan dat hij het Nederlands in voldoende mate machtig is : 1° door het voorleggen van minstens het Nederlandstalig diploma van secundair onderwijs of daarmee gelijkwaardig Nederlandstalig studiebewijs;2° door het voorleggen van het Nederlandstalig studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad van het secundair onderwijs of daarmee gelijkwaardig Nederlandstalig studiebewijs;3° door het voorleggen van het bewijs dat hij het Nederlands beheerst minstens op niveau B1 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Talen.Dit gebeurt op basis van één van volgende stukken : a) een studiebewijs van door de Gemeenschap erkend, gefinancierd of gesubsidieerd onderwijs of een daarmee gelijkwaardig Nederlandstalig studiebewijs, dat het vereiste niveau van kennis van het Nederlands aantoont;b) een attest van niveaubepaling uitgevoerd door een Huis van het Nederlands dat het vereiste niveau van kennis van het Nederlands aantoont;4° door het voorleggen van het bewijs van voldoende kennis van het Nederlands na het afleggen van een taalexamen bij het Selectiebureau van de Federale Overheid;5° door het voorleggen van het bewijs dat hij 9 jaar als regelmatige leerling onderwijs heeft gevolgd in het Nederlandstalige lager én secundair onderwijs.Dit gebeurt op basis van attesten daartoe uitgereikt door de betrokken schoolbesturen. § 3. Schoolbesturen bepalen voor hun scholen gelegen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, een aantal leerlingen dat wordt vooropgesteld voor de inschrijving bij voorrang van leerlingen met minstens één ouder, als vermeld in artikel 3, 41°, die het Nederlands in voldoende mate machtig is.

Het aantal leerlingen vermeld in het eerste lid moet gericht zijn op het verwerven of het behoud van 55 % leerlingen in de school met minstens één ouder, als vermeld in artikel 3, 41°, die het Nederlands in voldoende mate machtig is. Binnen het LOP van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad kan afgesproken worden om een hoger percentage dan 55 te hanteren.

Het aantal leerlingen vermeld in het eerste lid kan door een schoolbestuur bepaald worden tot op de niveaus vermeld in artikel 37novies, § 1.

Het LOP maakt het overeengekomen percentage en de bepaalde aantallen bekend aan alle belanghebbenden.

Een leerling die tot dezelfde leefeenheid behoort als een reeds ingeschreven leerling die op basis van de op het moment van zijn inschrijving geldende regelgeving werd beschouwd als een leerling met de thuistaal Nederlands, mag beschouwd worden als een leerling met minstens één ouder, als vermeld in artikel 3, 41°, die het Nederlands in voldoende mate machtig is als vermeld in paragraaf 1. § 4. De leerling die naast de voorwaarde, als vermeld in paragraaf 2, ook beantwoordt aan één of meerdere van de indicatoren, als vermeld in artikel 37septies, § 3, telt niet mee voor het bereiken van het in paragraaf 3 vermelde aantal. ».

Art. II.12. In hetzelfde decreet wordt aan dezelfde onderafdeling een artikel 37septies toegevoegd, dat luidt als volgt : « Art. 37 septies. § 1. Een schoolbestuur bepaalt voor al zijn scholen gelegen in een werkingsgebied van een LOP twee contingenten die worden vooropgesteld voor de gelijktijdige inschrijving van leerlingen die ofwel voldoen aan één of meer ofwel niet voldoen aan de indicatoren, vermeld in paragraaf 3.

De vooropgestelde contingenten zijn gericht op het verkrijgen van een evenredige verdeling van de leerlingen vermeld in het eerste lid in de scholen in het werkingsgebied van het LOP. De twee contingenten samen vormen 100 % en kunnen door een schoolbestuur bepaald worden tot op de niveaus vermeld in artikel 37novies, § 1. De contingenten worden door het schoolbestuur bekendgemaakt aan alle belanghebbenden.

De reeds ingeschreven leerlingen worden op basis van het voldoen aan één of meer of het niet voldoen aan de indicatoren, vermeld in paragraaf 3, opgenomen in hun respectieve contingent.

Leerlingen ingeschreven in toepassing van artikel 37quater, artikel 37quinquies, en in voorkomend geval artikel 37sexies, worden op basis van het voldoen aan één of meer of het niet voldoen aan de indicatoren, vermeld in paragraaf 3, opgenomen in hun respectieve contingent, zolang het contingent niet bereikt is.

De inschrijving van leerlingen die zich aandienen nadat het contingent waartoe zij behoren vol is, worden uitgesteld. Deze leerlingen worden chronologisch in het inschrijvingsregister, vermeld in artikel 37duodecies, als uitgesteld ingeschreven. Een uitgestelde inschrijving is niet gelijk aan een niet-gerealiseerde inschrijving als vermeld in artikel 37novies.

Indien, nog voor de voorrangsperiodes afgesloten worden, beide contingenten vol zijn, wordt voor alle leerlingen die in het inschrijvingsregister, vermeld in artikel 37duodecies, vermeld staan als uitgesteld de inschrijving geweigerd en wordt de uitgestelde inschrijving in het inschrijvingsregister gewijzigd in een niet-gerealiseerde inschrijving. De ouders van de leerlingen die op deze wijze niet ingeschreven kunnen worden en alle volgende leerlingen, ontvangen daarvan, in overeenstemming met artikel 37terdecies, § 1, een schriftelijke bevestiging.

Indien, op het moment dat de voorrangsperiodes afgesloten worden, het andere contingent niet vol is, worden de openstaande plaatsen opgevuld met leerlingen die in het inschrijvingsregister, vermeld in artikel 37duodecies, vermeld staan als uitgesteld, indien de ouders dit nog wensen en met respect voor de in het inschrijvingsregister opgenomen chronologie. De leerlingen die op deze wijze niet ingeschreven kunnen worden, worden geweigerd en de ouders ontvangen daarvan, in overeenstemming met artikel 37terdecies, § 1, een schriftelijke bevestiging.

Het LOP maakt voor de start van de inschrijvingen afspraken over : 1° de berekening van de relatieve aanwezigheid binnen het werkingsgebied of deelgebieden ervan, eventueel tot op de niveaus vermeld in artikel 37novies, § 1;2° de berekening van de relatieve aanwezigheid in vestigingsplaatsen en scholen, eventueel tot op de niveaus vermeld in artikel 37novies, § 1;3° de niveaus, vermeld in artikel 37novies, § 1, van de school waarop de contingenten bepaald zullen worden en de verschillen die er eventueel tussen de verschillende deelgebieden gemaakt worden;4° de wijze waarop de contingenten bepaald zullen worden;5° de wijze waarop enerzijds andere actoren betrokken zullen worden bij de werving, toeleiding en ondersteuning van ouders en anderzijds de ondersteuning van scholen zal gebeuren. Indien het LOP er om vraagt, stelt het AgODi de nodige cijfergegevens, afkomstig van de meest recente jaarlijkse centraal georganiseerde telling op de eerste schooldag van februari, ter beschikking. § 2. Een schoolbestuur kan voor een of meer van zijn scholen gelegen buiten een werkingsgebied van een LOP twee contingenten bepalen die worden vooropgesteld voor de gelijktijdige inschrijving van leerlingen die ofwel voldoen aan één of meer ofwel niet voldoen aan de indicatoren, vermeld in paragraaf 3.

De vooropgestelde contingenten zijn gericht op het verkrijgen van een evenredige verdeling van de leerlingen, vermeld in het eerste lid, in de scholen in de betrokken gemeente.

De twee contingenten samen vormen 100 % en kunnen door een schoolbestuur bepaald worden tot op de niveaus vermeld in artikel 37novies, § 1. De contingenten worden door het schoolbestuur bekendgemaakt aan alle belanghebbenden.

De reeds ingeschreven leerlingen worden op basis van het voldoen aan één of meer of het niet voldoen aan de indicatoren, vermeld in paragraaf 3, opgenomen in hun respectieve contingent.

Leerlingen ingeschreven in toepassing van artikel 37quater en artikel 37quinquies worden op basis van het voldoen aan één of meer of het niet voldoen aan de indicatoren, vermeld in paragraaf 3, opgenomen in hun respectieve contingent, zolang het contingent niet bereikt is.

De inschrijving van leerlingen die zich aandienen nadat het contingent waartoe zij behoren vol is, wordt uitgesteld. Deze leerlingen worden chronologisch in het inschrijvingsregister, vermeld in artikel 37duodecies, als uitgesteld ingeschreven. Een uitgestelde inschrijving is niet gelijk aan een niet-gerealiseerde inschrijving als vermeld in artikel 37novies.

Van zodra beide contingenten vol zijn, wordt voor alle leerlingen die in het inschrijvingsregister, vermeld in artikel 37duodecies, vermeld staan als uitgesteld de inschrijving geweigerd en wordt de uitgestelde inschrijving in het inschrijvingsregister gewijzigd in een niet-gerealiseerde inschrijving. De ouders van de leerlingen die op deze wijze niet ingeschreven kunnen worden en alle volgende leerlingen, ontvangen daarvan, in overeenstemming met artikel 37terdecies, § 1, een schriftelijke bevestiging.

Indien, op het moment dat de voorrangsperiodes afgesloten worden, het andere contingent niet vol is, worden de openstaande plaatsen opgevuld met leerlingen die in het inschrijvingsregister, vermeld in artikel 37duodecies, vermeld staan als uitgesteld, indien de ouders dit nog wensen en met respect voor de in het inschrijvingsregister opgenomen chronologie. De leerlingen die op deze wijze niet ingeschreven kunnen worden, worden geweigerd en de ouders ontvangen daarvan, in overeenstemming met artikel 37terdecies, § 1, een schriftelijke bevestiging.

De relatieve aanwezigheid in de school of vestigingsplaats is de procentuele verhouding tussen het aantal leerlingen dat beantwoordt aan één of meerdere van de indicatoren, vermeld in paragraaf 3, en het aantal leerlingen in een school of vestigingsplaats.

De relatieve aanwezigheid in de gemeente is de procentuele verhouding tussen het aantal leerlingen dat beantwoordt aan één of meerdere indicatoren als vermeld in paragraaf 3, en het totaal aantal leerlingen van alle scholen binnen de gemeente.

Indien een schoolbestuur er om vraagt, stelt het AgODi de nodige cijfergegevens, afkomstig van de meest recente jaarlijkse centraal georganiseerde telling op de eerste schooldag van februari, ter beschikking. § 3. De indicatoren op basis waarvan voorrang verleend wordt, zijn : 1° het gezin ontving in het schooljaar, voorafgaand aan het schooljaar waarop de inschrijving van de leerling betrekking heeft, minstens één schooltoelage zoals bedoeld in het decreet van 8 juni 2007 betreffende de studiefinanciering van de Vlaamse Gemeenschap, of het gezin heeft een beperkt inkomen;2° de leerling is tijdelijk of permanent buiten het eigen gezinsverband opgenomen door een gezin of persoon, een voorziening of een sociale dienst, bedoeld in de gecoördineerde decreten van 4 april 1990 inzake bijzondere jeugdbijstand, met uitzondering van de internaten gefinancierd of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap;3° de ouders behoren tot de trekkende bevolking;4° de moeder is niet in het bezit van een diploma van het secundair onderwijs of van een studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad van het secundair onderwijs of van een daarmee gelijkwaardig studiebewijs. § 4. De Vlaamse Regering kan de wijze waarop het voldoen aan de indicatoren, vermeld in paragraaf 3, aangetoond wordt, bepalen en kan hiervoor een procedure vastleggen.

Voor de indicator, vermeld in § 3, 1°, gelden dan de inkomensgrenzen van de regeling inzake schooltoelagen als richtinggevend. ».

Art. II.13. In hetzelfde decreet wordt aan afdeling 3, toegevoegd bij artikel II.4, een onderafdeling C toegevoegd, die luidt als volgt : « Onderafdeling C. - Weigeren ».

Art. II.14. In hetzelfde decreet wordt aan onderafdeling C, toegevoegd bij artikel II.13, een artikel 37octies toegevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 37octies.§ 1. Een schoolbestuur weigert de inschrijving van een onderwijszoekende die niet voldoet aan de toelatingsvoorwaarden, vermeld in hoofdstuk IV, afdeling 1.

Een inschrijving in de loop van het voorafgaande schooljaar is mogelijk onder de opschortende voorwaarde dat de onderwijszoekende op de dag van de effectieve instap aan de toelatingsvoorwaarden voldoet. § 2. Een schoolbestuur weigert de inschrijving van een leerling die in de loop van hetzelfde schooljaar van school verandert, als deze inschrijving tot doel heeft of er in de feiten toe leidt dat de betrokken leerling in dat schooljaar afwisselend naar verschillende scholen zal gaan. ».

Art. II.15. In hetzelfde decreet wordt aan dezelfde onderafdeling een artikel 37novies toegevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 37novies.§ 1. Een schoolbestuur bepaalt voorafgaand aan een inschrijvingsperiode als vermeld in artikel 37bis, § 3, voor al zijn scholen de capaciteit. Dit is het totaal aantal leerlingen dat het schoolbestuur per niveau, zoals bedoeld in het tweede, derde en vierde lid, als een maximaal aantal leerlingen ziet.

In het gewoon basisonderwijs bepaalt het schoolbestuur de capaciteit op het niveau van de school, van de vestigingsplaats, het niveau kleuteronderwijs en het niveau lager onderwijs. Het schoolbestuur kan de capaciteit voor het kleuteronderwijs ook op niveau van het geboortejaar en voor het lager onderwijs ook op niveau van het leerjaar bepalen.

Een schoolbestuur kan voor anderstalige nieuwkomers, als bedoeld in artikel 3, 4° quater, een capaciteit bepalen, enkel indien aldus geweigerde leerlingen een plaats gegarandeerd wordt binnen een school, gelegen op een redelijke afstand en rekening houdend met de vrije keuze van de ouders. Schoolbesturen met scholen gelegen in het werkingsgebied van een LOP maken daartoe binnen het LOP afspraken. Een schoolbestuur met scholen gelegen buiten het werkingsgebied van een LOP maakt daartoe afspraken met de schoolbesturen van scholen gelegen in dezelfde gemeente. De capaciteit voor anderstalige nieuwkomers kan nooit minder zijn dan acht leerlingen.

In het buitengewoon basisonderwijs bepaalt het schoolbestuur de capaciteit op het niveau van de school, van de vestigingsplaats, het niveau kleuteronderwijs, het niveau lager onderwijs en voor elk type afzonderlijk. § 2. Met toepassing van paragraaf 1 deelt een schoolbestuur voor al zijn scholen gelegen in een werkingsgebied van een LOP die capaciteiten die hij bepaald heeft mee aan dat LOP. § 3. In afwijking van paragraaf 1 kan een schoolbestuur, met toepassing van artikel 37duodecies, § 2, en met toepassing van de overeenkomstig artikel 37septies te bepalen contingenten, de capaciteit, vermeld in paragraaf 1, verhogen na de start van de inschrijvingen.

In gemeenten gelegen in een werkingsgebied van een LOP, moet de verhoging door het LOP zijn goedgekeurd. In gemeenten gelegen buiten het werkingsgebied van een LOP deelt het schoolbestuur de verhoging ter kennisgeving mee aan de schoolbesturen van de andere scholen gelegen in die gemeente. § 4. Een schoolbestuur weigert elke bijkomende inschrijving wanneer de capaciteit, als vermeld in paragraaf 1 en 3, overschreden wordt en als een bijkomende inschrijving na de start van de inschrijvingen voor volgend schooljaar er toe zou leiden dat de capaciteit, als vermeld in paragraaf 1 en 3, voor dat volgend schooljaar overschreden zou worden. § 5. In afwijking van paragraaf 4 kan een schoolbestuur in volgende situaties toch overgaan tot een inschrijving : 1° voor de toelating van een anderstalige nieuwkomer in het gewoon onderwijs;2° voor de toelating van leerlingen die : a) hetzij geplaatst zijn door de jeugdrechter of door de comités voor bijzondere jeugdzorg;b) hetzij als internen verblijven in een internaat verbonden aan de school;c) hetzij opgenomen zijn in een voorziening van residentiële opvang;3° voor de terugkeer van leerlingen in het buitengewoon onderwijs die in het lopende of het voorafgaande schooljaar in de school ingeschreven waren en die in het kader van geïntegreerd onderwijs, als vermeld in artikel 16, in een school voor gewoon onderwijs ingeschreven waren;4° voor de terugkeer van leerlingen in het gewoon onderwijs die in het lopende of het voorafgaande schooljaar in de school ingeschreven waren en die in een school voor buitengewoon onderwijs ingeschreven waren;5° voor de toelating van leerlingen die verblijven in een centrum voor kinderzorg en gezinsondersteuning;6° voor de toelating van kinderen die behoren tot dezelfde leefeenheid, indien de ouders deze kinderen wensen in te schrijven in hetzelfde niveau, vermeld in paragraaf 1, en slechts één van de kinderen ingeschreven kan worden omwille van de capaciteit, vermeld in paragraaf 1.».

Art. II.16. In hetzelfde decreet wordt aan dezelfde onderafdeling een artikel 37decies toegevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 37decies.Een schoolbestuur kan de inschrijving weigeren in een school waar de betrokken leerling het lopende, het vorige of het daaraan voorafgaande schooljaar, overeenkomstig artikel 32 en 33, definitief werd verwijderd. ».

Art. II.17. In hetzelfde decreet wordt aan dezelfde onderafdeling een artikel 37undecies toegevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 37undecies.§ 1. Het recht op inschrijving, vermeld in artikel 37bis, § 1, geldt onverkort voor leerlingen die blijkens een inschrijvingsverslag georiënteerd worden naar een type van het buitengewoon onderwijs. § 2. Leerlingen die blijkens een inschrijvingsverslag georiënteerd worden naar een type van buitengewoon onderwijs, type 8 uitgezonderd, worden door een schoolbestuur van een school voor gewoon basisonderwijs ingeschreven, onder de ontbindende voorwaarde van de vaststelling van onvoldoende draagkracht in de school om tegemoet te komen aan de noden op het vlak van onderwijs, therapie en verzorging van de betreffende leerling. § 3. Het schoolbestuur beslist tot weigering na overleg met de ouders en met het CLB dat de school begeleidt. Zij houdt daarbij ten minste rekening met de volgende elementen : 1° de verwachtingen van de ouders ten aanzien van het kind en ten aanzien van de school;2° de concrete ondersteuningsnoden van de leerling op het vlak van de leergebieden, sociaal functioneren, communicatie, mobiliteit;3° een inschatting van het regulier aanwezige draagvlak in de school inzake zorg.Het schoolteam concretiseert de mogelijkheden waarover ze beschikt om tegemoet te komen aan de noden van de betreffende leerling; 4° de beschikbare ondersteunende maatregelen binnen en buiten het onderwijs;5° het intensief betrekken van de ouders bij de verschillende fasen van het overleg- en beslissingsproces.».

Art. II.18. In hetzelfde decreet wordt aan afdeling 3, toegevoegd bij artikel II.4, een onderafdeling D toegevoegd, die luidt als volgt : « Onderafdeling D. Procedure ».

Art. II.19. In hetzelfde decreet wordt aan onderafdeling D, toegevoegd bij artikel II.18, een artikel 37duodecies toegevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 37duodecies.§ 1. Een schoolbestuur hanteert voor elk van zijn scholen en vestigingsplaatsen een inschrijvingsregister waarin hij alle gerealiseerde, uitgestelde en niet-gerealiseerde inschrijvingen chronologisch, in voorkomend geval per contingent, noteert. § 2. Met uitzondering van de inschrijvingen, vermeld in artikel 37novies, § 5, wordt voor inschrijvingen, door vrijgekomen plaatsen of door verhoogde capaciteit als vermeld in artikel 37novies, § 3, de volgorde van de niet-gerealiseerde inschrijvingen, in voorkomend geval per contingent, gerespecteerd en dit tot en met de laatste schooldag van oktober van het schooljaar waarop de inschrijving betrekking had.

Voor kleuters geboren in het meest recente kalenderjaar mogelijk voor de inschrijvingen van het betrokken schooljaar wordt deze volgorde gerespecteerd tot en met de laatste schooldag van juni van het schooljaar waarop de inschrijving betrekking had. § 3. De Vlaamse Regering bepaalt het model van inschrijvingsregister. § 4. Het verloop van gerealiseerde en niet-gerealiseerde inschrijvingen in een school of vestigingsplaats kan onderworpen worden aan een controle door het AgODi. ».

Art. II.20. In hetzelfde decreet wordt aan dezelfde onderafdeling een artikel 37terdecies toegevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 37terdecies.§ 1. Een schoolbestuur dat een leerling weigert, deelt haar beslissing binnen een termijn van vier kalenderdagen bij aangetekend schrijven of tegen afgiftebewijs mee aan de ouders van de leerling en volgens afspraak aan de voorzitter van het lokaal overlegplatform. Indien de school of vestigingsplaats gelegen is buiten het werkgebied van een LOP, meldt het schoolbestuur de niet-gerealiseerde inschrijving aan het AgODi. § 2. De Vlaamse Regering bepaalt het model waarmee het schoolbestuur de niet-gerealiseerde inschrijving meedeelt aan de ouders en in voorkomend geval het LOP of het AgODi.

Het model, vermeld in het eerste lid, bevat zowel de feitelijke als de juridische grond van de beslissing tot weigering en bevat de melding dat de ouders voor informatie of bemiddeling een beroep kunnen doen op een LOP of klacht kunnen indienen bij de CLR en de wijze waarop men met een van beide in contact kan treden.

Indien de weigering gebeurde op basis van artikel 37novies, of 37vicies quater, deelt het schoolbestuur mee op welke plaats onder de geweigerde leerlingen opgenomen in het inschrijvingsregister, vermeld in artikel 37duodecies, § 1, de betrokken leerling staat. § 3. De ouders krijgen op hun verzoek toelichting bij de beslissing van het schoolbestuur. ».

Art. II.21. In hetzelfde decreet wordt aan dezelfde onderafdeling een artikel 37quater decies toegevoegd, dat luidt als volgt : « Art. 37quater decies. § 1. Ouders en andere belanghebbenden kunnen naar aanleiding van een niet-gerealiseerde inschrijving, een schriftelijke klacht indienen bij de CLR. Klachten die na de termijn van dertig kalenderdagen na de vaststelling van de betwiste feiten ingediend worden, zijn onontvankelijk. § 2. De CLR oordeelt binnen een termijn van eenentwintig kalenderdagen, die ingaat de dag na die van betekening of van poststempel van de schriftelijke klacht, over de gegrondheid van de niet-gerealiseerde inschrijving.

Het oordeel van de CLR wordt uiterlijk binnen een termijn van zeven werkdagen bij aangetekend schrijven verstuurd naar de betrokkenen en de voorzitter van het LOP. § 3. Indien de CLR de niet-gerealiseerde inschrijving gegrond acht, schrijven de ouders de leerling in een andere school in.

Indien het om een niet-gerealiseerde inschrijving gaat op basis van artikel 37undecies, schrijven de ouders de leerling in een andere school in uiterlijk vijftien schooldagen na de schriftelijke kennisgeving van het oordeel van de CLR, vermeld in paragraaf 2, tweede lid.

Op vraag van de ouders worden zij bij het zoeken naar een andere school bijgestaan door het LOP, inzonderheid door de CLB's die deel uitmaken van dat LOP. § 4. Indien de CLR de niet-gerealiseerde inschrijving niet of niet afdoende gemotiveerd acht, kan de leerling zijn recht op inschrijving in de school laten gelden. ».

Art. II.22. In hetzelfde decreet wordt aan dezelfde onderafdeling een artikel 37quindecies toegevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 37quindecies.§ 1. In geval van een niet-gerealiseerde inschrijving op basis van artikel37undecies, start het LOP een bemiddeling om een oplossing voor de geweigerde leerling te zoeken.

Het LOP organiseert daartoe een bemiddelingscel, waarvan het de samenstelling en de werkingsprincipes bepaalt.

Bij een niet-gerealiseerde inschrijving op basis van andere bepalingen dan deze van artikel 37undecies, start het LOP een bemiddeling wanneer de ouders er uitdrukkelijk om verzoeken. § 2. Het LOP bemiddelt binnen een termijn van tien kalenderdagen, die ingaat op de dag na de betekening of afgifte, als vermeld in artikel 37terdecies, tussen de leerling en zijn ouders en de schoolbesturen van de scholen binnen het werkingsgebied, met het oog op een definitieve inschrijving van de leerling in een school.

De bemiddeling schort de termijn van dertig kalenderdagen, als vermeld in artikel 37quater decies, § 1, op. § 3. Wanneer de bemiddeling van het LOP binnen de termijn, als vermeld in § 2, niet resulteert in een definitieve inschrijving, wordt de CLR gevat om haar oordeel uit te spreken over de gegrondheid van de weigeringsbeslissing. De CLR formuleert dit oordeel binnen een termijn van eenentwintig kalenderdagen die ingaat de dag na het verstrijken van de termijn, als vermeld in § 2.

Het oordeel van de CLR wordt uiterlijk binnen een termijn van zeven werkdagen bij aangetekend schrijven verstuurd naar de betrokkenen en de voorzitter van het LOP. § 4. Indien de CLR de weigeringsbeslissing gegrond acht, schrijven de ouders de leerling in een andere school in.

Indien het gaat om een niet-gerealiseerde inschrijving op basis van artikel 37undecies, schrijven de ouders de leerling in een andere school in uiterlijk vijftien schooldagen na de schriftelijke kennisgeving van het oordeel van de CLR, als vermeld in § 3, tweede lid.

De ouders kunnen bij het zoeken naar een andere school bijgestaan worden door het LOP, inzonderheid door de CLB's die deel uitmaken van dat LOP. § 5. Indien de CLR de niet-gerealiseerde inschrijving niet of niet afdoende gemotiveerd acht, kan de leerling zijn recht op inschrijving in de school laten gelden. ».

Art. II.23. In hetzelfde decreet wordt aan dezelfde onderafdeling een artikel 37sedecies toegevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 37sedecies.§ 1. De CLR kan in een situatie als vermeld in artikel 37quindecies, § 5, de Vlaamse Regering adviseren een bedrag op de werkingsmiddelen van het schooljaar waarop de inschrijving betrekking had van de school terug te vorderen of in te houden.

De CLR stelt de Vlaamse Regering onverwijld in kennis van dit advies. § 2. Binnen een termijn van veertien kalenderdagen, die ingaat de dag na de ontvangst van het advies, beslist de Vlaamse Regering over het opleggen van een financiële sanctie die kan bestaan uit een terugvordering of inhouding op de werkingsmiddelen van de school.

Voorafgaandelijk aan het opleggen van een sanctie gaat de Vlaamse Regering na of de betrokken leerling alsnog in de betrokken school werd ingeschreven. § 3. De terugvordering of inhouding, als vermeld in paragraaf 1 en 2 : 1° kan niet meer bedragen dan tien procent van het werkingsbudget van de school;2° kan er niet toe leiden dat het aandeel in de werkingsmiddelen dat bestemd is voor personeelsaangelegenheden in absolute cijfers kleiner wordt dan wanneer de maatregel niet zou zijn getroffen.».

Art. II.24. In hetzelfde decreet wordt aan dezelfde onderafdeling een artikel 37septies decies toegevoegd, dat luidt als volgt : « Art. 37septies decies. Voor de toepassing van de bemiddeling, vermeld in artikel 37quindecies duidt de Vlaamse Regering per provincie, een LOP-deskundige en een onderwijsinspecteur aan die voor de gemeenten buiten het werkingsgebied van een LOP de taken van het LOP opnemen. ».

Art. II.25. In hetzelfde decreet wordt aan dezelfde onderafdeling een artikel 37duodevicies toegevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 37duodevicies.Voor de toepassing van artikel 37quater decies tot en met artikel 37septies decies bepaalt de Vlaamse Regering de nadere procedureregelen. Zij garandeert daarbij de hoorplicht. ».

Art. II.26. Aan hoofdstuk IV van hetzelfde decreet wordt een afdeling 4 toegevoegd, die luidt als volgt : « Afdeling 4. - Aanmeldingsprocedures ».

Art. II.27. In hetzelfde decreet wordt in afdeling 4, toegevoegd bij artikel II.26, een onderafdeling A toegevoegd, die luidt als volgt : « Onderafdeling A. - Beginselen ».

Art. II.28. In hetzelfde decreet wordt aan onderafdeling A, toegevoegd bij artikel II.27, een artikel 37undevicies toegevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 37undevicies.§ 1. Aanmelden is het kenbaar maken van een intentie tot inschrijven in een of meerdere scholen of vestigingsplaatsen waarbij een volgorde van keuze wordt aangegeven. § 2. De aanmeldingsperiode voor de inschrijvingen van een bepaald schooljaar kan ten vroegste starten op de eerste schooldag van februari van het voorafgaande schooljaar. De aanmeldingsperiode kan bestaan uit meerdere deelperiodes voor de leerlingen vermeld in artikel 37quater, artikel 37quinquies, artikel 37sexies en artikel 37septies. Met respect voor de bepaalde volgorde kunnen twee of meerdere deelperiodes tegelijk plaatsvinden.

Voorafgaand aan en tijdens de aanmeldingsperiode kunnen er geen inschrijvingen gebeuren. Indien de aanmeldingsperiode bestaat uit meerdere deelperiodes mogen de betrokken leerlingen na elke deelperiode, overeenkomstig artikel 37vicies quater, ingeschreven worden.

Een schoolbestuur kan voorafgaand aan de aanmeldingsperiode leerlingen als vermeld in artikel 37quater en artikel 37quinquies inschrijven vanaf de eerste schooldag van september van het voorafgaande schooljaar onder de voorwaarde dat geen enkele van de betrokken leerlingen geweigerd wordt omwille van de overschrijding van de capaciteit, bedoeld in artikel 37novies, § 4.

Na de aanmeldingsperiode gebeuren de inschrijvingen, in afwijking van artikel 37ter, § 1, chronologisch. ».

Art. II.29. In hetzelfde decreet wordt aan dezelfde onderafdeling een artikel 37vicies toegevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 37vicies.Een schoolbestuur kan in één van de volgende situaties een aanmeldingsprocedure instellen : 1° voor het optimaliseren van het inschrijvingsproces;2° voor het streven naar een evenredige verdeling, zoals bedoeld in artikel 37septies.».

Art. II.30. In hetzelfde decreet wordt aan dezelfde onderafdeling een artikel 37vicies semel toegevoegd, dat luidt als volgt : « Art. 37vicies semel. § 1. In gemeenten waar een LOP aanwezig is, moet de aanmeldingsprocedure bij een dubbele meerderheid door het LOP zijn goedgekeurd.

De dubbele meerderheid is bereikt wanneer de goedkeuring verleend wordt door, enerzijds meer dan de helft van de participanten, vermeld in artikel IV.3, § 1, 1°, 2° en 3°, van het decreet van 28 juni 2002 betreffende gelijke onderwijskansen-I, en anderzijds, meer dan de helft van de participanten, vermeld in artikel IV.3, § 1, 4° tot en met 12°, van voormeld decreet. § 2. In gemeenten zonder LOP kan een schoolbestuur of kunnen meerdere schoolbesturen samen na kennisgeving aan de schoolbesturen van de andere scholen actief binnen die gemeenten een aanmeldingsprocedure instellen.

In gemeenten buiten, maar grenzend aan, een werkingsgebied van een LOP, kan een schoolbestuur, mits akkoord van het betrokken LOP, aansluiten bij de door dat LOP goedgekeurde aanmeldingsprocedure, als vermeld in paragraaf 1.

In het geval van aansluiting bij de door het LOP goedgekeurde aanmeldingsprocedure van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, blijven de respectieve ordeningscriteria zoals opgenomen in artikel 37vicies bis en artikel 37vicies ter, onverminderd gelden. § 3. De Vlaamse Regering kan, in situaties als vermeld in artikel 37vicies, 1°, een schoolbestuur of meerdere schoolbesturen samen verplichten tot het instellen van een aanmeldingsprocedure voor hun scholen wanneer de vragen tot inschrijving van onderwijszoekenden de door de schoolbesturen, overeenkomstig artikel 37novies bepaalde capaciteit, benaderen of overschrijden en er als dusdanig een capaciteitsprobleem dreigt of heerst waardoor het recht op inschrijving vermeld in afdeling 3 van dit hoofdstuk niet meer kan worden gegarandeerd.

In afwijking van het eerste lid moeten de schoolbesturen die een school hebben binnen het werkingsgebied van het lokaal overlegplatform Antwerpen, Brussel-Hoofdstad of Gent een aanmeldingsprocedure instellen die geldt voor alle scholen gelegen binnen dat respectieve werkingsgebied. § 4. De Vlaamse Regering kan binnen de beschikbare begrotingskredieten middelen voorzien ter ondersteuning van het instellen van een aanmeldingsprocedure, en bepaalt hiervoor de nadere modaliteiten. ».

Art. II.31. In hetzelfde decreet wordt aan dezelfde afdeling een onderafdeling B toegevoegd, die luidt als volgt : « Onderafdeling B. Ordeningscriteria ».

Art. II.32. In hetzelfde decreet wordt aan onderafdeling B, toegevoegd bij artikel II.31, een artikel 37vicies bis toegevoegd, dat luidt als volgt : « Art. 37vicies bis. § 1. Op het einde van de aanmeldingsperiode of een deelperiode ordent het schoolbestuur of, mits akkoord van de betrokken schoolbesturen, het LOP voor elk van zijn scholen gelegen in het Vlaamse Gewest alle aangemelde leerlingen als volgt : 1° eerst de kinderen van dezelfde leefeenheid, zoals bepaald in artikel 37quater;2° dan de kinderen van personeelsleden van de school, zoals bepaald in artikel 37sexies;3° dan de overige kinderen aan de hand van één of een combinatie van volgende ordeningscriteria : a) afstand van het domicilieadres van de leerling tot de school of vestigingsplaats;b) afstand van het werkadres van één van beide ouders tot de school of vestigingsplaats;c) de plaats van de school of vestigingsplaats binnen de rangorde in keuze gemaakt door de ouders.Dit ordeningscriterium kan enkel gekozen worden in combinatie met minstens ordeningscriterium a) en/of b); d) toeval, enkel als laatste ordeningscriterium. Voor alle betrokken scholen en vestigingsplaatsen geldt hetzelfde ordeningscriterium of dezelfde combinatie van ordeningscriteria.

Daarvan kan, op school- of vestigingsplaatsniveau, gemotiveerd afgeweken worden. § 2. Indien de vooraf bepaalde capaciteit zoals bepaald in artikel 37novies, § 1, bereikt wordt in een eerder te ordenen groep, zoals opgenomen in § 1, dan wordt binnen die groep aangemelde leerlingen geordend volgens de volgende stappen binnen de in § 1 beschreven procedure. § 3. Van zodra de vooraf bepaalde capaciteit, als vermeld in artikel 37novies, § 1, bereikt wordt, worden de resterende aangemelde leerlingen geordend met toepassing van paragraaf 1 en 2 van dit artikel, en zo in het aanmeldingsregister, als vermeld in artikel 37vicies quater, § 1, opgenomen. § 4. Bij de toepassing van paragraaf 1 tot en met 3 moet een schoolbestuur of, mits akkoord van de betrokken schoolbesturen, het LOP betrokken bij een aanmeldingsprocedure de aangemelde leerlingen ordenen met het oog op een evenredige verdeling overeenkomstig artikel 37septies. ».

Art. II.33. In hetzelfde decreet wordt aan dezelfde onderafdeling een artikel 37vicies ter toegevoegd, dat luidt als volgt : « Art. 37vicies ter. § 1. Op het einde van de aanmeldingsperiode ordent het schoolbestuur of, mits akkoord van de betrokken schoolbesturen, het LOP voor elk van zijn scholen gelegen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad alle aangemelde leerlingen als volgt : 1° eerst de kinderen van dezelfde leefeenheid, zoals bepaald in artikel 37quater;2° dan de kinderen van personeelsleden van de school, zoals bepaald in artikel 37quinquies;3° dan kinderen van ouders die in overeenstemming met artikel 37sexies het Nederlands in voldoende mate machtig zijn;4° dan de overige kinderen aan de hand van één of een combinatie van volgende ordeningscriteria : a) afstand van het domicilieadres van de leerling tot de school of vestigingsplaats;b) afstand van het werkadres van één van beide ouders tot de school of vestigingsplaats;c) de plaats van de school of vestigingsplaats binnen de rangorde in keuze gemaakt door de ouders.Dit ordeningscriterium kan enkel gekozen worden in combinatie met minstens ordeningscriterium a) en/of b); d) toeval, enkel als laatste ordeningscriterium. Voor alle betrokken scholen en vestigingsplaatsen geldt hetzelfde ordeningscriterium of dezelfde combinatie van ordeningscriteria.

Daarvan kan, op school- of vestigingsplaatsniveau, gemotiveerd afgeweken worden. § 2. Indien de vooraf bepaalde capaciteit, als vermeld in artikel 37novies, § 1, bereikt wordt in een eerder te ordenen groep, zoals opgenomen in paragraaf 1, dan wordt binnen die groep aangemelde leerlingen geordend volgens de volgende stappen binnen de procedure, als vermeld in paragraaf 1.

In voorkomend geval gelden de aantallen en het percentage, vermeld in artikel 37sexies, § 3, niet, binnen de groep aangemelde leerlingen van eenzelfde leefeenheid, als vermeld in artikel 37ter. § 3. Van zodra de vooraf bepaalde capaciteit, als vermeld in artikel 37novies, § 1, bereikt wordt, worden de resterende aangemelde leerlingen geordend met toepassing van paragraaf 1 en 2, en zo in het aanmeldingsregister, als vermeld in artikel 37vicies quater, § 1, opgenomen. § 4. Bij de toepassing van paragraaf 1 tot en met 3 moet een schoolbestuur of, mits akkoord van de betrokken schoolbesturen, het LOP betrokken bij een aanmeldingsprocedure de aangemelde leerlingen ordenen met het oog op een evenredige verdeling overeenkomstig artikel 37septies. ».

Art. II.34. In hetzelfde decreet wordt aan dezelfde afdeling een onderafdeling C toegevoegd, die luidt als volgt : « Onderafdeling C. Het beëindigen van de aanmeldingsprocedure en het inschrijven van de leerlingen ».

Art. II.35. In hetzelfde decreet wordt in onderafdeling C, toegevoegd bij artikel II.34, een artikel 37vicies quater toegevoegd, dat luidt als volgt : « Art. 37vicies quater. § 1. Een schoolbestuur hanteert voor elk van zijn scholen of vestigingsplaatsen betrokken bij de aanmeldingsprocedure, een aanmeldingsregister.

Een schoolbestuur komt, per school of vestigingsplaats, met toepassing van artikel 37vicies bis of 37vicies ter tot een gunstige of niet-gunstige rangschikking van alle aangemelde leerlingen en neemt die rangschikking op in het aanmeldingsregister. Mits akkoord van de betrokken schoolbesturen, kan het LOP de rangschikking van de aangemelde leerlingen in het aanmeldingsregister uitvoeren. § 2. Van de scholen of vestigingsplaatsen waar de aangemelde leerling een gunstige rangschikking heeft gekregen, wijst het schoolbestuur of, mits akkoord van de betrokken schoolbesturen, het LOP de aangemelde leerling toe aan de school of vestigingsplaats van de hoogste keuze die de ouders bij de aanmelding opgaven.

Deze leerling wordt vervolgens verwijderd uit het aanmeldingsregister van de verschillende scholen en vestigingsplaatsen waarvoor de ouders een lagere keuze gemaakt hebben. De daardoor vrijgekomen plaatsen in de aanmeldingsregisters worden, voor zover mogelijk, ingenomen door de op basis van dezelfde combinatie van ordeningscriteria eerstvolgend gerangschikte leerling.

Het innemen van vrijgekomen plaatsen in het aanmeldingsregister wordt herhaald totdat geen toewijzingen als vermeld in het eerste lid meer mogelijk zijn.

De ouders krijgen binnen vier werkdagen na de aldus bekomen definitieve toewijzing een schriftelijke melding over de school of vestigingsplaats waaraan de aangemelde leerling is toegewezen en over de periode waarbinnen de ouders de aangemelde leerling kunnen inschrijven. Die periode duurt minimaal vijftien schooldagen.

Aan de ouders wordt tevens meegedeeld welke plaats bij de niet-toegewezen leerlingen in het aanmeldingsregister van de verschillende scholen of vestigingsplaatsen waarvoor de ouders een hogere keuze gemaakt hadden dan de toegewezen school of vestigingsplaats, de aangemelde leerling heeft ingenomen.

Indien de ouders binnen de periode, vermeld in het tweede lid, geen gebruik maken van de mogelijkheid tot inschrijving, dan vervalt het recht op inschrijving dat ze via de aanmeldingsprocedure hebben verworven.

Indien bij de inschrijving blijkt dat de leerling niet voldoet aan de door de ouders opgegeven ordeningscriteria die aanleiding gaven tot de gunstige rangschikking en toewijzing, overeenkomstig § 1, dan vervalt het recht op inschrijving dat ze via de aanmeldingsprocedure hebben verworven, tenzij de behandeling van disfuncties en eerstelijnsklachten, bedoeld in artikel 37vivies quinquies, § 2, 10°, b), leidt tot een andere beslissing.

In afwijking van artikel 37duodecies, § 2, worden leerlingen wiens recht op inschrijving, overeenkomstig het zesde en zevende lid komt te vervallen, voor zover mogelijk, vervangen door de op basis van dezelfde combinatie van ordeningscriteria eerstvolgend gerangschikte leerlingen. Deze ouders krijgen binnen vier werkdagen na de nodige vaststellingen door de school of het LOP een schriftelijke melding dat de aangemelde leerling alsnog is toegewezen. Deze melding bevat informatie over de periode waarbinnen de ouders de betrokken leerling kunnen inschrijven. Die periode duurt minimaal vijf schooldagen. § 3. In het geval van niet-gunstige rangschikking in geen enkele school of vestigingsplaats, krijgen de ouders binnen vier werkdagen, een schriftelijke melding over het niet kunnen toewijzen van de aangemelde leerling aan een door de ouders gekozen school of vestigingsplaats.

Aan de ouders wordt tevens meegedeeld welke plaats bij de niet-toegewezen leerlingen in het aanmeldingsregister van de verschillende scholen of vestigingsplaatsen waarvoor de ouders hadden gekozen, de aangemelde leerling heeft ingenomen. § 4. Mits akkoord van de betrokken schoolbesturen, kan het LOP de schriftelijke meldingen, vermeld in paragraaf 2 en 3, uitvoeren. § 5. Overeenkomstig artikel 37duodecies en artikel 37vivies quinquies, § 2, 8°, wordt per school of vestigingsplaats de volgorde van de aanmeldingen overgenomen in het inschrijvingsregister. ».

Art. II.36. In hetzelfde decreet wordt aan dezelfde afdeling een onderafdeling D toegevoegd, die luidt als volgt : « Onderafdeling D. - Goedkeuring aanmeldingsprocedures ».

Art. II.37. In hetzelfde decreet wordt aan onderafdeling D, toegevoegd bij artikel II.36, een artikel 37vicies quinquies toegevoegd, dat luidt als volgt : « Art. 37vicies quinquies. § 1. Uiterlijk op 1 september van het schooljaar voorafgaand aan het schooljaar waarvoor de inschrijvingen gelden, legt een schoolbestuur, meerdere schoolbesturen samen of het LOP een voorstel van aanmeldingsprocedure voor aan de CLR. § 2. Het dossier daartoe bevat minstens de volgende onderdelen : 1° de start en de duur van de aanmeldingsperiode of alle deelperiodes en de motivering ervan, overeenkomstig artikel 37undevicies;2° het middel of de middelen tot aanmelden;3° de wijze waarop scholen hun capaciteit, hun aanmeldingsmiddelen, de aanmeldingsperiode of alle deelperiodes en inschrijvingsperiodes bekendmaakt;4° een regeling die de mogelijkheid geeft om een leerling in één aanmeldingsdossier voor verschillende scholen of vestigingsplaatsen tegelijk aan te melden, indien de aanmeldingsprocedure geldt voor meerdere scholen en vestigingsplaatsen, en tegelijkertijd vermijdt dat voor eenzelfde leerling meerdere aanmeldingsdossiers aangelegd kunnen worden binnen het eigen aanmeldingssysteem;5° een regeling waarbij de aanmeldingen van kinderen uit één leefeenheid, als vermeld in artikel 37quater, aan elkaar gekoppeld kunnen worden, of een motivering om deze regeling niet te voorzien;6° de regeling om bij verschillende scholen of vestigingsplaatsen een duidelijke voorkeurorde op te geven;7° een regeling voor de communicatie aan de ouders, als vermeld in artikel 37vicies quater;8° een regeling over het bijhouden van het aanmeldingsregister per school of vestigingsplaats en de overdracht van de informatie over de aangemelde leerlingen aan het schoolbestuur;9° de verdere concretisering van de ordeningscriteria.Dit bestaat uit : a) het bepalen van de wijze waarop de noties afstand, in afwijking van artikel 3, 4°, en werkadres, bedoeld in artikel 37vicies bis, § 1, 3°, en artikel 37vicies ter, § 1, 4°, gehanteerd worden;b) de hantering van de plaats van de school of vestigingsplaats binnen de rangorde in keuze gemaakt door de ouders bij de ordening en de toewijzing, als vermeld in artikel 37vicies quater;c) het bepalen van de verhouding en de volgorde tussen de verschillende gekozen ordeningscriteria;d) het maken van afspraken rond het bepalen van de evenredige verdeling, als vermeld in artikel 37septies, van de scholen en vestigingsplaatsen, met onder meer het bepalen van de geografische omschrijving waarbinnen de toetsing zal gebeuren;e) het bepalen van de mate waarin scholen de vrijheid hebben om hun instroom met het oog op de evenredige verdeling, als vermeld in artikel 37septies, te sturen;f) de gemotiveerde afwijking, vermeld in artikel 37vicies bis, § 1, tweede lid, en artikel 37vicies ter, § 1, tweede lid;10° beslissingen aangaande de uitvoeringsmodaliteiten : a) de wijze waarop ouders en scholen bij de aanmeldingsprocedure ondersteund zullen worden en wie daarbij betrokken zal zijn;b) de wijze waarop zal omgegaan worden met de behandeling van disfuncties en eerstelijnsklachten over het verloop van de aanmeldingsprocedure;c) de wijze waarop enerzijds de werving, de toeleiding en de ondersteuning van ouders en anderzijds de ondersteuning van scholen zal gebeuren met het oog op de evenredige verdeling, als vermeld in artikel 37septies;d) de wijze waarop de aanmeldingsprocedure gemonitord en geëvalueerd zal worden;11° de wijze waarop over de aanmeldingsprocedure en alle genomen beslissingen daarin gecommuniceerd wordt aan alle belanghebbenden. § 3. De CLR toetst het voorstel van aanmeldingsprocedure aan de bepalingen inzake het recht op inschrijving en de aanmeldingsprocedures, vermeld in afdelingen 3 en 4, en de volgende uitgangspunten : 1° het realiseren van optimale leer- en ontwikkelingskansen voor alle leerlingen en dit, voor zover mogelijk, in een school in hun buurt;2° het vermijden van uitsluiting, segregatie en discriminatie;3° het bevorderen van sociale mix en cohesie;4° voor het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad daarnaast ook de bescherming van de gelijke onderwijs- en inschrijvingskansen van Nederlandstaligen en het behoud van het Nederlandstalige karakter van het door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierd of gesubsidieerd onderwijs. § 4. De CLR neemt over het voorstel van aanmeldingsprocedure een besluit uiterlijk op 1 oktober van het schooljaar voorafgaand aan het schooljaar waarvoor de inschrijvingen gelden. ».

Art. II.38. In hetzelfde decreet wordt aan dezelfde onderafdeling een artikel 37vicies sexies toegevoegd, dat luidt als volgt : « Art. 37vicies sexies. Bij een negatief besluit van de CLR over het voorstel van aanmeldingsprocedure kan het betrokken schoolbestuur, de meerdere betrokken schoolbesturen samen of het betrokken LOP uiterlijk op 30 november van het schooljaar voorafgaand aan het schooljaar waarvoor de inschrijvingen gelden, een van volgende beslissingen nemen : 1° een aangepast voorstel van aanmeldingsprocedure indienen bij de CLR.In dat geval toetst de CLR het voorstel overeenkomstig artikel 37vicies quinquies, § 3. De CLR neemt over het aangepaste voorstel van aanmeldingsprocedure een besluit uiterlijk dertig kalenderdagen volgend op de dag van de indiening ervan; 2° het voorstel van aanmeldingsprocedure, vermeld in artikel 37vicies quinquies voorleggen aan de Vlaamse Regering.In dat geval toetst de Vlaamse Regering het voorstel overeenkomstig artikel 37vicies quinquies, § 3. De Vlaamse Regering neemt over het voorstel van aanmeldingsprocedure een besluit uiterlijk dertig kalenderdagen volgend op de dag van de indiening ervan. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regelen inzake het verloop van de procedure. ».

Art. II.39. In hetzelfde decreet wordt aan dezelfde onderafdeling een artikel 37vicies septies toegevoegd, dat luidt als volgt : « Art. 37vicies septies. Bij een positief besluit van de CLR of de Vlaamse Regering blijft de aanmeldingsprocedure van kracht voor de inschrijvingen voor de schooljaren volgend op het schooljaar waarin het positief besluit werd genomen, totdat : 1° de betrokken regelgeving gewijzigd wordt;2° het betrokken schoolbestuur, groep schoolbesturen of het LOP de lopende aanmeldingsprocedure wil wijzigen of stopzetten.». HOOFDSTUK III. - Wijzigingen in het decreet van 28 juni 2002 betreffende gelijke onderwijskansen-I Art. III.1. In artikel 1.3 van het decreet van 28 juni 2002 betreffende gelijke onderwijskansen-I wordt het eerste lid vervangen door wat volgt : « De bepalingen van dit decreet moeten worden gelezen in het licht van : 1° het realiseren van optimale leer- en ontwikkelingskansen voor alle leerlingen en dit voor het basisonderwijs, voor zover mogelijk, in een school in hun buurt;2° het vermijden van uitsluiting, segregatie en discriminatie;3° het bevorderen van sociale mix en cohesie;4° onverminderd de toepassing van punt 1°, 2°, en 3°, voor het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, daarnaast ook de bescherming van de gelijke onderwijs- en inschrijvingskansen van Nederlandstaligen en het behoud van het Nederlandstalige karakter van het door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierd of gesubsidieerd onderwijs.».

Art. III.2. In artikel II.1 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 15 juli 2005 en gewijzigd bij de decreten van 6 maart 2009, 8 mei 2009 en 9 juli 2010, worden de punten 1°, 2°, 3° bis, 6°, 9°, 15°, 17°, 21°, 22° en 23° opgeheven.

Art. III.3. In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 9 juli 2010, wordt hoofdstuk III, dat bestaat uit artikel III.1 tot en met III.13, opgeheven.

Art. III.4. In artikel IV.4 van hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 20 maart 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in punt 4° wordt de zinsnede « artikel III.4, § 1 » vervangen door de zinsnede « artikel 37septies, § 3, van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, en artikel 110/7, § 3, van de Codex Secundair Onderwijs »; 2° in punt 7° wordt de zinsnede « hoofdstuk III, afdeling 2, » vervangen door de zinsnede « hoofdstuk IV, afdeling 3, onderafdeling B, van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, en hoofdstuk 1/1, afdeling 2, van de Codex Secundair Onderwijs » en wordt de zinsnede « artikel III.4, § 1 » vervangen door de zinsnede « artikel 37septies, § 3, van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, en artikel 110/7, § 3, van de Codex Secundair Onderwijs »; 3° in punt 9° wordt de zinsnede « artikel III.9, § 2 » vervangen door de zinsnede « artikel 110/10, § 2, van de Codex Secundair Onderwijs ».

Art. III.5. In artikel IV.6 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 15 juli 2005, worden de woorden « Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap » vervangen door de woorden « Agentschap voor Onderwijsdiensten ».

Art. III.6. In het artikel IV.7 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 15 juli 2005 en gewijzigd bij het decreet van 22 juni 2007, worden de woorden « Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap » vervangen door de woorden « Agentschap voor Onderwijsdiensten ».

Art. III.7. In artikel IV.8 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 15 juli 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid wordt de zinsnede « artikelen V.1 en V.4 » vervangen door de zinsnede « artikel 37quater decies en artikel 37sedecies van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, en artikel 110/14 en 110/16 van de Codex Secundair Onderwijs »; 2° het tweede lid wordt opgeheven. Art. III.8. In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 9 juli 2010, wordt een artikel IV.8bis ingevoegd, dat luidt als volgt : « Art. IV.8bis. De Commissie toetst een voorstel van aanmeldingsprocedure aan de uitgangspunten van dit decreet, als vermeld in artikel 1.3, en de bepalingen inzake de aanmeldingsprocedures en het inschrijvingsrecht, als vermeld in afdelingen 3 en 4 van hoofdstuk IV van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, en deel III, titel 2, hoofdstukken 1/1 en 1/2, van de Codex Secundair Onderwijs. ».

Art. III.9. In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 9 juli 2010, wordt hoofdstuk V, dat bestaat uit artikel V.1 tot en met V.6, opgeheven.

Art. III.10. In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 9 juli 2010, wordt hoofdstuk VI, dat bestaat uit artikel VI.1 tot en met VI.28, opgeheven. HOOFDSTUK IV. - Wijzigingen in het decreet van 10 juli 2008 betreffende het stelsel van leren en werken in de Vlaamse Gemeenschap Art. IV.1. Artikel 37 van het decreet van 10 juli 2008 betreffende het stelsel van leren en werken in de Vlaamse Gemeenschap, wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 37.Voor het deeltijds beroepssecundair onderwijs moeten de bepalingen van deze onderafdeling samengelezen worden met deel III, titel 2, hoofdstuk 1/1, van de Codex Secundair Onderwijs en met het decreet van 28 juni 2002 betreffende gelijke onderwijskansen-I. ».

Art. IV.2. Artikel 48 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 9 juli 2010, wordt opgeheven.

Art. IV.3. In artikel 58 van hetzelfde decreet worden het eerste en tweede lid vervangen door wat volgt : « Van zodra hij met de effectieve lesbijwoning start, moet de jongere een opleiding of vorming in een centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs of in een centrum voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen volledig en daadwerkelijk volgen, behoudens in geval van gewettigde afwezigheid. ». HOOFDSTUK V. - Wijzigingen in de Codex Secundair Onderwijs Art. V.1. Aan artikel 2, § 1, van de Codex Secundair Onderwijs wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « De artikelen 110/1 tot en met 110/18 gelden ook voor de leertijd, vermeld in artikel 26, 1°, van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Vlaams Agentschap voor Ondernemingsvorming Syntra Vlaanderen. De artikelen 110/19 tot en met 110/27 gelden niet voor het deeltijds beroepssecundair onderwijs. ».

Art. V.2. In artikel 3 van dezelfde codex worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° punt 1° wordt vervangen door wat volgt : « 1° administratieve groep : entiteit binnen de onderwijsstructuur geïdentificeerd door een uniek administratief groepsnummer;»; 2° er wordt een punt 1° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt : « 1° /1 afstand : de kortst mogelijke afstand tussen de hoofdingang van de hoofdvestigingsplaats van de ene school tot de hoofdingang van de hoofdvestigingsplaats van de andere school gemeten langs de rijbaan, zoals omschreven in artikel 2 van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende het algemeen reglement op de politie van het wegverkeer, zonder rekening te houden met wegomleggingen, verkeersvrije straten, eenrichtingsverkeer en autosnelwegen;»; 3° er wordt een punt 2° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt : « 2° /1 anderstalige nieuwkomer : a) in het voltijds gewoon secundair onderwijs : een leerling die bij de start van het onthaalonderwijs gelijktijdig aan de volgende voorwaarden voldoet : 1) op 31 december volgend op de aanvang van het schooljaar enerzijds minstens twaalf jaar en anderzijds geen achttien jaar geworden is;2) een nieuwkomer is, dat wil zeggen maximaal één jaar ononderbroken in België verblijven;3) niet het Nederlands als thuistaal of moedertaal heeft;4) onvoldoende de onderwijstaal beheerst om met goed gevolg de lessen te kunnen volgen;5) maximaal negen maanden ingeschreven is (vakantiemaanden juli en augustus niet inbegrepen) in een onderwijsinstelling met het Nederlands als onderwijstaal;b) in het deeltijds beroepssecundair onderwijs : een leerling zoals gedefinieerd in artikel 3, 1°, het decreet van 10 juli 2008 betreffende het stelsel van leren en werken in de Vlaamse Gemeenschap; »; 4° er wordt een punt 10° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt : « 10° /1 CLR : Commissie inzake Leerlingenrechten als vermeld in hoofdstuk IV, afdeling 2, van het decreet van 28 juni 2002 betreffende gelijke onderwijskansen-I;»; 5° er wordt een punt 16° /2 ingevoegd, dat luidt als volgt : « 16° /2 kadastraal perceel : een deel van het Belgisch grondgebied dat door een kadastraal perceelnummer wordt geïdentificeerd zoals gedefinieerd in het koninklijk besluit van 20 september 2002 tot vaststelling van de vergeldingen en de nadere regels voor de afgifte van kadastrale uittreksels en inlichtingen;»; 6° er wordt een punt 17° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt : « 17° /1 leefeenheid : leerlingen met ten minste één gemeenschappelijke ouder of leerlingen met eenzelfde hoofdverblijfplaats;»; 7° er wordt een punt 19° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt : « 19° /1 LOP : lokaal overlegplatform als vermeld in hoofdstuk IV, afdeling 1, van het decreet van 28 juni 2002 betreffende gelijke onderwijskansen-I;»; 8° er wordt een punt 33° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt : « 33° /1 pedagogisch project : het geheel van de fundamentele uitgangspunten voor een school, een centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs of, voor wat de opleiding in de leertijd betreft, een centrum voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen, en haar werking;»; 9° punt 38° wordt vervangen door wat volgt : « 38° school : een autonome entiteit die voltijds gewoon of buitengewoon secundair onderwijs organiseert en die door de Vlaamse Gemeenschap wordt erkend, gefinancierd of gesubsidieerd en daartoe aan de hand van een uniek nummer wordt geïdentificeerd.Voor de toepassing van deel III, titel II, hoofdstuk 1/1, wordt onder school en school voor gewoon secundair onderwijs ook een centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs en voor wat de opleiding in de leertijd betreft ook een centrum voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen begrepen; »; 10° punt 40° wordt vervangen door wat volgt : « 40° schoolbestuur : één of meerdere inrichtende machten zoals bedoeld in artikel 24, § 4, van de gecoördineerde Grondwet;dit is de rechtspersoon of de natuurlijke persoon die verantwoordelijk is voor één of meerdere scholen. Voor de toepassing van deel III, titel II, hoofdstuk 1/1, wordt onder schoolbestuur ook het bestuur van een centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs en voor wat de opleiding in de leertijd betreft ook het bestuur van een centrum voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen begrepen; ».

Art. V.3. In deel III, titel 2, van dezelfde codex wordt een hoofdstuk 1/1 ingevoegd, dat luidt als volgt : « HOOFDSTUK 1/ 1. - Recht op inschrijving ».

Art. V.4. In dezelfde codex wordt in hoofdstuk 1/1, ingevoegd bij artikel V.3, een afdeling 1 ingevoegd, die luidt als volgt : « Afdeling 1. - Beginselen ».

Art. V.5. In dezelfde codex wordt in afdeling 1, ingevoegd bij artikel V.4, een artikel 110/1 ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 110/1.§ 1. Elke leerling heeft recht op inschrijving in de school of vestigingsplaats, gekozen door zijn ouders. Is de leerling twaalf jaar of ouder, dan gebeurt de schoolkeuze in samenspraak met de leerling. Bij de keuze van de vestigingsplaats wordt rekening gehouden met het aanwezige onderwijsaanbod.

De inschrijving wordt genomen na ondertekening voor akkoord van de ouders van het pedagogisch project en school- of centrumreglement. § 2. Inschrijvingen voor een bepaald schooljaar kunnen ten vroegste starten : 1° op de eerste schooldag van februari van het voorafgaande schooljaar in de eerste graad van het gewoon secundair onderwijs en in het buitengewoon secundair onderwijs;2° op de eerste schooldag na de paasvakantie van het voorafgaande schooljaar in het secundair onderwijs dat niet onder toepassing valt van 1° en in de leertijd. Een schoolbestuur maakt de start van de inschrijvingen bekend. Een schoolbestuur dat deel uitmaakt van een LOP, maakt de start van de inschrijvingen alleszins via het LOP bekend. § 3. Behoudens de bij decreet of besluit bepaalde gevallen van uitschrijving, geldt een inschrijving van een leerling in een school voor de duur van de hele schoolloopbaan in die school.

Het behoud van de inschrijving geldt over de vestigingsplaatsen en de structuuronderdelen heen, tenzij de capaciteit van de vestigingsplaats of het structuuronderdeel is of wordt overschreden, overeenkomstig artikel 110/9. Indien de voortgang van het leerproces, met inachtname van de studiebewijzen waarover de leerling beschikt en met inachtname van de regelgeving betreffende de toelatings- of instapvoorwaarden in het secundair onderwijs, het behoud of de verandering van vestigingsplaats of structuuronderdeel noodzakelijk maakt, dan kan die niet worden gestuit. Indien zich daarbij verschillende keuzemogelijkheden qua structuuronderdeel voordoen, dan kan de leerling niet tot een welbepaald structuuronderdeel worden gedwongen. § 4. Een schoolbestuur met scholen waarvan één of meerdere vestigingsplaatsen gelegen zijn binnen eenzelfde of aaneensluitende kadastrale percelen, of gescheiden zijn door hetzij maximaal twee kadastrale percelen hetzij door een weg, kan ervoor opteren om bij de overgang van een leerling van de ene secundaire school naar de andere secundaire school de inschrijvingen te laten doorlopen. Een schoolbestuur dat van deze mogelijkheid gebruikmaakt, neemt dit op in zijn schoolreglement. ».

Art. V.6. In dezelfde codex wordt in hoofdstuk 1/1, ingevoegd bij artikel V.3, een afdeling 2 ingevoegd, die luidt als volgt : « Afdeling 2. Voorrangsregelingen ».

Art. V.7. In dezelfde codex wordt in afdeling 2, ingevoegd bij artikel V.6, een artikel 110/2 ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 110/2.§ 1. Elke inschrijvingsperiode begint met opeenvolgende voorrangsperiodes, waarbij : 1° in de eerste graad van het gewoon secundair onderwijs en in het buitengewoon secundair onderwijs voorrang wordt verleend aan de leerlingen, vermeld in artikel 110/3 tot en met 110/7;2° in het gewoon secundair onderwijs dat niet onder toepassing valt van 1°, en in de leertijd voorrang wordt verleend aan de leerlingen, vermeld in artikel 110/5. Op voorwaarde dat geen enkele leerling, gevat door de betrokken voorrangsperiodes, geweigerd wordt omwille van de overschrijding van de bepaalde capaciteit, vermeld in artikel 110/9, § 4, kunnen twee of meerdere voorrangsperiodes voor de inschrijvingen voor een bepaald schooljaar samen genomen worden.

Op voorwaarde dat geen enkele leerling geweigerd wordt omwille van de overschrijding van de bepaalde capaciteit, vermeld in artikel 110/9, § 4, kunnen twee of meerdere voorrangsperiodes voor de inschrijvingen voor een bepaald schooljaar samen of apart starten vanaf de eerste schooldag na de kerstvakantie van het voorafgaande schooljaar. Indien de betrokken scholen gelegen zijn in het werkingsgebied van een LOP, moet de voorrangsperiode voor de leerlingen, vermeld in artikel 110/7, starten, overeenkomstig artikel 110/1, § 2.

Elke voorrangsperiode duurt minimaal twee weken. Binnen elke voorrangsperiode gebeuren de inschrijvingen chronologisch. § 2. Voor scholen gelegen in het werkingsgebied van een LOP, maakt het LOP afspraken over de voorrangsperiodes en worden deze minstens door het LOP bekendgemaakt aan alle belanghebbenden uit het werkingsgebied.

Voor scholen buiten een werkingsgebied van een LOP worden de voorrangsperiodes bepaald in overleg met de schoolbesturen van alle scholen binnen dezelfde gemeente. De schoolbesturen maken de voorrangsperiodes bekend aan alle belanghebbenden. ».

Art. V.8. In dezelfde codex wordt in dezelfde afdeling 2 een artikel 110/3 ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 110/3.Elke leerling die tot dezelfde leefeenheid behoort als een reeds ingeschreven leerling, heeft bij voorrang op alle leerlingen, in de eerste graad van het gewoon secundair onderwijs en in het buitengewoon secundair onderwijs, een recht op inschrijving in de betrokken school of de scholen die de inschrijvingen van de ene naar de andere school laten doorlopen, als vermeld in artikel 110/1, § 4. ». Art. V.9. In dezelfde codex wordt in dezelfde afdeling 2 een artikel 110/4 ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 110/4.Een schoolbestuur verleent, met behoud van de toepassing van artikel 110/3, voor zijn scholen in de eerste graad van het gewoon secundair onderwijs en in het buitengewoon secundair onderwijs voorrang aan kinderen van personeelsleden van de school op voorwaarde dat er op het ogenblik van de inschrijving sprake is van een lopende tewerkstelling voor meer dan 104 dagen.

Met personeelsleden als vermeld in het eerste lid wordt bedoeld : 1° personeelsleden als vermeld in artikel 2 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs en in artikel 4 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding, voor zover ze geaffecteerd zijn aan of aangesteld zijn in een school;2° personeelsleden die via een arbeidsovereenkomst werden aangeworven door een schoolbestuur en tewerkgesteld worden in de school. De kinderen van de in artikel 1 vermelde personeelsleden hebben voorrang in de scholen of instellingen waar het betrokken personeelslid tewerkgesteld is. ».

Art. V.10. In dezelfde codex wordt in dezelfde afdeling 2 een artikel 110/5 ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 110/5.§ 1. Een schoolbestuur verleent, in voorkomend geval met behoud van de toepassing van artikel 110/3 en 110/4, voor zijn scholen, gelegen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, voorrang aan leerlingen met minstens één ouder die het Nederlands in voldoende mate machtig is. § 2. Om van de voorrangsregeling, vermeld in paragraaf 1, gebruik te kunnen maken, toont de ouder op één van volgende wijzen aan dat hij het Nederlands in voldoende mate machtig is : 1° door het voorleggen van het Nederlandstalig diploma van secundair onderwijs of daarmee gelijkwaardig Nederlandstalig studiebewijs;2° door het voorleggen van minstens het Nederlandstalig studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad van het secundair onderwijs of daarmee gelijkwaardig Nederlandstalig studiebewijs;3° door het voorleggen van het bewijs dat hij het Nederlands beheerst op minstens niveau B1 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Talen.Dit gebeurt op basis van één van volgende stukken : a) een studiebewijs van door de Vlaamse Gemeenschap erkend, gefinancierd of gesubsidieerd onderwijs of een daarmee gelijkwaardig Nederlandstalig studiebewijs, dat het vereiste niveau van kennis van het Nederlands aantoont;b) een attest van niveaubepaling uitgevoerd door een Huis van het Nederlands dat het vereiste niveau van kennis van het Nederlands aantoont;4° door het voorleggen van het bewijs van voldoende kennis van het Nederlands na het afleggen van een taalexamen bij het Selectiebureau van de Federale Overheid;5° door het voorleggen van het bewijs dat hij negen jaar als regelmatige leerling onderwijs heeft gevolgd in het Nederlandstalige lager en secundair onderwijs.Dit gebeurt op basis van attesten daartoe uitgereikt door de betrokken schoolbesturen. § 3. Een schoolbestuur bepaalt voor zijn scholen gelegen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, een aantal leerlingen dat wordt vooropgesteld voor de inschrijving bij voorrang van leerlingen met minstens één ouder die het Nederlands in voldoende mate machtig is.

Het aantal leerlingen, vermeld in het eerste lid, moet gericht zijn op het verwerven of het behoud van 55 % leerlingen in de school met minstens één ouder die het Nederlands in voldoende mate machtig is.

Binnen het LOP van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad kan afgesproken worden om een hoger percentage dan 55 te hanteren.

Het aantal leerlingen, vermeld in het eerste lid, kan door een schoolbestuur bepaald worden tot op de niveaus vermeld in artikel 110/9, § 1.

Het LOP maakt het overeengekomen percentage en de bepaalde aantallen bekend aan alle belanghebbenden.

Een leerling die tot dezelfde leefeenheid behoort als een reeds ingeschreven leerling die op basis van de op het moment van zijn inschrijving geldende regelgeving werd beschouwd als een leerling met de thuistaal Nederlands, mag beschouwd worden als een leerling met minstens één ouder die het Nederlands in voldoende mate machtig is, als vermeld in paragraaf 1. § 4. De leerling die naast de voorwaarde, als vermeld in paragraaf 2, ook beantwoordt aan één of meerdere van de indicatoren, als vermeld in artikel 110/7, § 3, telt niet mee voor het bereiken van het in paragraaf 3 vermelde aantal. ».

Art. V.11. In dezelfde codex wordt in dezelfde afdeling 2 een artikel 110/6 ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 110/6.Een schoolbestuur met scholen gelegen in het werkingsgebied van een LOP en waarvan één of meerdere vestigingsplaatsen gelegen zijn binnen eenzelfde of aaneensluitende kadastrale percelen, of gescheiden zijn door hetzij maximaal twee kadastrale percelen hetzij door een weg, kan, met behoud van de toepassing van artikel 110/3, 110/4, en in voorkomend geval artikel 110/5, voorrang verlenen aan leerlingen bij de overgang van het basisonderwijs naar de eerste graad van het gewoon secundair onderwijs of naar het buitengewoon secundair onderwijs.

De voorrang, vermeld in het eerste lid, moet bij een dubbele meerderheid door het LOP zijn goedgekeurd na positief advies bij meerderheid van het LOP basisonderwijs.

De dubbele meerderheid te bereiken door het LOP secundair onderwijs is bereikt wanneer de goedkeuring, vermeld in het tweede lid, verleend wordt door, enerzijds meer dan de helft van de participanten, vermeld in artikel IV.3, § 1, 1°, 2° en 3°, van het decreet van 28 juni 2002 betreffende gelijke onderwijskansen-I, en anderzijds, meer dan de helft van de participanten, vermeld in artikel IV.3, § 1, 4° tot en met 12°, van voormeld decreet. De meerderheid van het LOP basisonderwijs is bereikt wanneer het positief advies, vermeld in het tweede lid, verleend wordt door enerzijds meer dan de helft van de participanten, vermeld in artikel IV.3, § 1, 1°, 2° en 3°, van voormeld decreet, en anderzijds meer dan de helft van alle participanten, vermeld in artikel IV.3, § 1, van voormeld decreet. ».

Art. V.12. In dezelfde codex wordt in dezelfde afdeling 2 een artikel 110/7 ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 110/7.§ 1. Een schoolbestuur bepaalt voor al zijn scholen gelegen in een werkingsgebied van een LOP, twee contingenten die worden vooropgesteld voor de gelijktijdige inschrijving van leerlingen die ofwel voldoen aan één of meer ofwel niet voldoen aan de indicatoren, vermeld in paragaaf 3.

De vooropgestelde contingenten zijn gericht op het verkrijgen van een evenredige verdeling van de leerlingen, vermeld in het eerste lid, in de scholen in het werkingsgebied van het LOP. De twee contingenten vormen samen 100 % en kunnen door een schoolbestuur bepaald worden tot op de niveaus, vermeld in artikel 110/9, § 1. De contingenten worden door het schoolbestuur bekendgemaakt aan alle belanghebbenden.

De reeds ingeschreven leerlingen worden op basis van het voldoen aan één of meer of het niet voldoen aan de indicatoren, vermeld in paragraaf 3, opgenomen in hun respectieve contingent.

Leerlingen die in voorkomend geval zijn ingeschreven in toepassing van artikel 110/3, 110/4, 110/5 en 110/6 worden op basis van het voldoen aan één of meer of het niet voldoen aan de indicatoren, vermeld in paragraaf 3, opgenomen in hun respectieve contingent, zolang het contingent niet bereikt is.

De inschrijving van leerlingen die zich aandienen nadat het contingent waartoe zij behoren vol is, wordt uitgesteld. Deze leerlingen worden chronologisch in het inschrijvingsregister, vermeld in artikel 110/12, als uitgesteld ingeschreven. Een uitgestelde inschrijving is niet gelijk aan een niet-gerealiseerde inschrijving als vermeld in artikel 110/9.

Indien beide contingenten, nog voor de voorrangsperiodes afgesloten worden, vol zijn, wordt voor alle leerlingen die in het inschrijvingsregister, vermeld in artikel 110/12, vermeld staan als uitgesteld de inschrijving geweigerd en wordt de uitgestelde inschrijving in het inschrijvingsregister gewijzigd in een niet-gerealiseerde inschrijving. De ouders van de leerlingen die op deze wijze niet ingeschreven kunnen worden en alle volgende leerlingen, ontvangen daarvan, in overeenstemming met artikel 110/13, § 1, een schriftelijke bevestiging.

Indien, op het moment dat de voorrangsperiodes afgesloten worden, het andere contingent niet vol is, worden de openstaande plaatsen opgevuld met leerlingen die in het inschrijvingsregister, vermeld in artikel 110/12, vermeld staan als uitgesteld, indien de ouders dit nog wensen en met respect voor de in het inschrijvingsregister opgenomen chronologie. De leerlingen die op deze wijze niet ingeschreven kunnen worden, worden geweigerd en de ouders ontvangen daarvan, in overeenstemming met artikel 110/13, § 1, een schriftelijke bevestiging.

Het LOP maakt, voor de start van de inschrijvingen, afspraken over : 1° de berekening van de relatieve aanwezigheid binnen het werkingsgebied of deelgebieden ervan, eventueel tot op de niveaus, vermeld in artikel 110/9, § 1;2° de berekening van de relatieve aanwezigheid in vestigingsplaatsen en scholen, eventueel tot op de niveaus, vermeld in artikel 110/9, § 1;3° de niveaus, vermeld in artikel 110/9, § 1, van de school waarop de contingenten bepaald zullen worden en de verschillen die er eventueel tussen de verschillende deelgebieden gemaakt worden;4° de wijze waarop de contingenten bepaald zullen worden;5° de wijze waarop enerzijds andere actoren betrokken zullen worden bij enerzijds de werving, toeleiding en ondersteuning van ouders en anderzijds de ondersteuning van scholen zal gebeuren. Indien het LOP er om vraagt, stelt het Agentschap voor Onderwijsdiensten de nodige cijfergegevens, afkomstig van de meest recente jaarlijkse centraal georganiseerde telling op de eerste schooldag van februari, ter beschikking. § 2. Een schoolbestuur kan, voor een of meer van zijn scholen gelegen buiten het werkingsgebied van een LOP, twee contingenten bepalen die worden vooropgesteld voor de gelijktijdige inschrijving van leerlingen die ofwel voldoen aan één of meer ofwel niet voldoen aan de indicatoren, vermeld in paragraaf 3.

De vooropgestelde contingenten zijn gericht op het verkrijgen van een evenredige verdeling van de leerlingen, vermeld in het eerste lid, in de scholen in de betrokken gemeente.

De twee contingenten samen vormen 100 % en kunnen door een schoolbestuur bepaald worden tot op de niveaus, vermeld in artikel 110/9, § 1. De contingenten worden door het schoolbestuur bekendgemaakt aan alle belanghebbenden.

De reeds ingeschreven leerlingen worden op basis van het voldoen aan één of meer of het niet voldoen aan de indicatoren, vermeld in paragraaf 3, opgenomen in hun respectieve contingent.

Leerlingen die in voorkomend geval zijn ingeschreven in toepassing van artikel 110/3, 110/4 en 110/6 worden op basis van het voldoen aan één of meer of het niet voldoen aan de indicatoren, vermeld in paragraaf 3, opgenomen in hun respectieve contingent, zolang het contingent niet bereikt is.

De inschrijving van leerlingen die zich aandienen nadat het contingent waartoe zij behoren vol is, wordt uitgesteld. Deze leerlingen worden chronologisch in het inschrijvingsregister, vermeld in artikel 110/12, als uitgesteld ingeschreven. Een uitgestelde inschrijving is niet gelijk aan een niet-gerealiseerde inschrijving als vermeld in artikel 110/9.

Van zodra beide contingenten vol zijn, wordt voor alle leerlingen die in het inschrijvingsregister vermeld in artikel 110/12 vermeld staan als uitgesteld de inschrijving geweigerd en wordt de uitgestelde inschrijving in het inschrijvingsregister gewijzigd in een niet-gerealiseerde inschrijving. De ouders van de leerlingen die op deze wijze niet ingeschreven kunnen worden en alle volgende leerlingen ontvangen daarvan, in overeenstemming met artikel 110/13, § 1, een schriftelijke bevestiging.

Indien, op het moment dat de voorrangsperiodes afgesloten worden, het andere contingent niet vol is, worden de openstaande plaatsen opgevuld met leerlingen die in het inschrijvingsregister, vermeld in artikel 110/12, vermeld staan als uitgesteld, indien de ouders dit nog wensen en met respect voor de in het inschrijvingsregister opgenomen chronologie. De leerlingen die op deze wijze niet ingeschreven kunnen worden, worden geweigerd en de ouders ontvangen daarvan, in overeenstemming met artikel 110/13, § 1, een schriftelijke bevestiging.

De relatieve aanwezigheid in de school of vestigingsplaats is de procentuele verhouding tussen het aantal leerlingen dat beantwoordt aan één of meerdere indicatoren als vermeld in paragraaf 3, en het aantal leerlingen in een school of vestigingsplaats.

De relatieve aanwezigheid in de gemeente is de procentuele verhouding tussen het aantal leerlingen dat beantwoordt aan één of meerdere indicatoren als vermeld in paragraaf 3, en het totaal aantal leerlingen van alle scholen binnen de gemeente.

Indien een schoolbestuur er om vraagt, stelt het Agentschap voor Onderwijsdiensten de nodige cijfergegevens, afkomstig van de meest recente jaarlijkse centraal georganiseerde telling op de eerste schooldag van februari, ter beschikking. § 3. De indicatoren op basis waarvan voorrang verleend wordt, zijn : 1° het gezin ontving in het schooljaar, voorafgaand aan het schooljaar waarop de inschrijving van de leerling betrekking heeft, minstens één schooltoelage zoals bedoeld in het decreet van 8 juni 2007 betreffende de studiefinanciering van de Vlaamse Gemeenschap, of het gezin heeft een beperkt inkomen;2° de leerling is tijdelijk of permanent buiten het eigen gezinsverband opgenomen door een gezin of persoon, een voorziening of een sociale dienst, bedoeld in de gecoördineerde decreten van 4 april 1990 inzake bijzondere jeugdbijstand, met uitzondering van de internaten gefinancierd of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap;3° de ouders behoren tot de trekkende bevolking;4° de moeder is niet in het bezit van een diploma van het secundair onderwijs of een studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad van het secundair onderwijs of van een daarmee gelijkwaardig studiebewijs. § 4. De Vlaamse Regering kan de wijze waarop het voldoen aan de in paragraaf 3 opgesomde indicatoren aangetoond wordt, bepalen en kan hiervoor een procedure vastleggen.

Voor de indicator, vermeld in § 3, 1°, gelden de inkomensgrenzen van de regeling inzake schooltoelagen als richtinggevend. ».

Art. V.13. In dezelfde codex wordt in hoofdstuk 1/1, ingevoegd bij artikel V.3, een afdeling 3 ingevoegd, die luidt als volgt : « Afdeling 3. Weigeren ».

Art. V.14. In dezelfde codex wordt in afdeling 3, ingevoegd bij artikel V.13, een artikel 110/8 ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 110/8.§ 1. Een schoolbestuur kan de inschrijving van een onderwijszoekende die niet voldoet aan de bij decreet of besluit bepaalde toelatings-, overgangs- of instapvoorwaarden weigeren.

Een inschrijving in de loop van het voorafgaande schooljaar of in het lopende schooljaar vindt plaats onder de opschortende voorwaarde dat de onderwijszoekende hetzij bij de effectieve start van de lesbijwoning hetzij bij beslissing van de toelatingsklassenraad, aan desbetreffende toelatings-, overgangs- of instapvoorwaarden voldoet. § 2. Een schoolbestuur weigert de inschrijving van een leerling die in de loop van hetzelfde schooljaar van school verandert, als deze inschrijving tot doel heeft of er in de feiten toe leidt dat de betrokken leerling in dat schooljaar afwisselend naar verschillende scholen zal gaan. ».

Art. V.15. In dezelfde codex wordt in dezelfde afdeling 3 een artikel 110/9 ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 110/9.§ 1. Een schoolbestuur kan, en in voorkomend geval moet het schoolbestuur, voorafgaand aan een inschrijvingsperiode als vermeld in artikel 110/1, § 2, voor al zijn scholen de capaciteit bepalen, dit is het totaal aantal leerlingen dat het schoolbestuur per niveau als vermeld in het tweede, derde en vierde lid, als maximaal aantal leerlingen ziet.

In de eerste graad van het voltijds gewoon secundair onderwijs bepaalt het schoolbestuur de capaciteit op het niveau van de school, de vestigingsplaats of het structuuronderdeel. Voor de andere graden van het voltijds gewoon secundair onderwijs kan het schoolbestuur de capaciteit bepalen op het niveau van de school, de vestigingsplaats of het structuuronderdeel.

In het buitengewoon secundair onderwijs bepaalt het schoolbestuur de capaciteit op het niveau van de school, de vestigingsplaats, de opleidingsvorm, het type, het structuuronderdeel of de pedagogische eenheid, zoals bepaald in artikel 11 van het koninklijk besluit van 28 juni 1978 houdende de omschrijving van de types en de organisatie van het buitengewoon onderwijs.

In het deeltijds beroepssecundair onderwijs en in de leertijd kan het centrumbestuur de capaciteit op het niveau van het centrum, de vestigingsplaats en het structuuronderdeel bepalen. § 2. Met toepassing van paragraaf 1 deelt een schoolbestuur voor al zijn scholen gelegen in het werkingsgebied van een LOP de capaciteiten die het bepaald heeft mee aan dat LOP. § 3. In afwijking van paragraaf 1 kan een schoolbestuur, met toepassing van artikel 110/12, § 2, en met toepassing van de overeenkomstig artikel 110/7 te bepalen contingenten, de capaciteit verhogen na de start van de inschrijvingen.

In gemeenten gelegen in een werkingsgebied van een LOP, moet de verhoging door het LOP zijn goedgekeurd. In gemeenten gelegen buiten het werkingsgebied van een LOP deelt het schoolbestuur de verhoging ter kennisgeving mee aan de schoolbesturen van de andere scholen gelegen in die gemeente. § 4. Een schoolbestuur weigert elke bijkomende inschrijving wanneer de capaciteit, vermeld in paragraaf 1 en 3, overschreden wordt. § 5. In afwijking van paragraaf 4, kan een schoolbestuur in volgende situaties toch overgaan tot een inschrijving : 1° voor de toelating van leerlingen in het secundair onderwijs die : a) hetzij geplaatst zijn door de jeugdrechter of door de comités voor bijzondere jeugdzorg;b) hetzij als internen verblijven in een internaat verbonden aan de school;c) hetzij opgenomen zijn in een voorziening van residentiële opvang;2° voor de terugkeer van leerlingen in het buitengewoon secundair onderwijs die in het lopende of het voorafgaande schooljaar in de school ingeschreven waren en die gedurende die periode in het kader van geïntegreerd onderwijs in een school voor gewoon secundair onderwijs ingeschreven waren;3° voor de toelating in een school in de eerste graad van het gewoon secundair onderwijs en in het buitengewoon secundair onderwijs van kinderen die behoren tot dezelfde leefeenheid, indien de ouders deze kinderen wensen in te schrijven in hetzelfde niveau, vermeld in paragraaf 1, en slechts een van de kinderen ingeschreven kan worden omwille van de capaciteit, vermeld in paragraaf 1.».

Art. V.16. In dezelfde codex wordt in dezelfde afdeling 3 een artikel 110/10 ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 110/10.§ 1. Een schoolbestuur kan de inschrijving weigeren in een school waar de betrokken leerling het lopende, het vorige of het daaraan voorafgaande schooljaar werd uitgeschreven als gevolg van definitieve uitsluiting als tuchtmaatregel. Dergelijke weigering van inschrijving kan eveneens in een school waar de inschrijving van de ene naar de andere school doorloopt op basis van artikel 110/1, § 4. § 2. Een schoolbestuur van een school voor gewoon secundair onderwijs waarvan de draagkracht onder druk staat, kan slechts na overleg en goedkeuring binnen het LOP de inschrijving in de loop van het schooljaar weigeren van een leerling die elders werd uitgeschreven als gevolg van definitieve uitsluiting als tuchtmaatregel. Deze weigering moet gebaseerd zijn op en conform zijn aan vooraf door het LOP bepaalde criteria.

Voor het bepalen van deze criteria wordt ten minste rekening gehouden met de volgende elementen : 1° enkel voor het voltijds gewoon secundair onderwijs : het aantal leerlingen dat voldoet aan de indicatoren, vermeld in artikel 110/7, § 3;2° het aantal leerlingen met een begeleidingsdossier in het kader van problematische afwezigheden;3° het aantal eerder in de loop van het schooljaar ingeschreven leerlingen die in hetzelfde schooljaar elders werden uitgesloten.».

Art. V.17. In dezelfde codex wordt in dezelfde afdeling 3 een artikel 110/11 ingevoegd dat luidt als volgt : «

Art. 110/11.§ 1. Het recht op inschrijving, vermeld in artikel 110/1, § 1, geldt onverkort voor leerlingen die blijkens een inschrijvingsverslag georiënteerd worden naar een type van het buitengewoon onderwijs. § 2. Leerlingen die blijkens een inschrijvingsverslag georiënteerd worden naar een type van buitengewoon onderwijs, type 8 uitgezonderd, worden door een schoolbestuur van een school voor gewoon secundair onderwijs ingeschreven, onder de ontbindende voorwaarde van de vaststelling van onvoldoende draagkracht in de school om tegemoet te komen aan de noden op het vlak van onderwijs, therapie en verzorging van de betreffende leerling. § 3. Het schoolbestuur beslist tot weigering na overleg met de ouders en met het centrum voor leerlingenbegeleiding dat de school begeleidt.

Zij houdt daarbij ten minste rekening met de volgende elementen : 1° de verwachtingen van de ouders ten aanzien van de leerling en ten aanzien van de school;2° de concrete ondersteuningsnoden van de leerling op het vlak van de leergebieden, sociaal functioneren, communicatie en mobiliteit;3° een inschatting van het reguliere aanwezige draagvlak in de school inzake zorg.Het schoolteam concretiseert de mogelijkheden waarover ze beschikt om tegemoet te komen aan de noden van de betreffende leerling; 4° de beschikbare ondersteunende maatregelen binnen én buiten het onderwijs;5° het intensief betrekken van de ouders bij de verschillende fasen van het overleg- en beslissingsproces.».

Art. V.18. In dezelfde codex wordt in hoofdstuk 1/1, ingevoegd bij artikel V.3, een afdeling 4 ingevoegd, die luidt als volgt : « Afdeling 4. - Procedure ».

Art. V.19. In dezelfde codex wordt in afdeling 4, ingevoegd bij artikel V.18, een artikel 110/12 ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 110/12.§ 1. Een schoolbestuur hanteert voor elk van zijn scholen en vestigingsplaatsen een inschrijvingsregister waarin het alle gerealiseerde, uitgestelde en niet-gerealiseerde inschrijvingen chronologisch, in voorkomend geval per contingent, noteert. § 2. Met uitzondering van de inschrijvingen, vermeld in artikel 110/9, § 5, wordt voor inschrijvingen door vrijgekomen plaatsen of door verhoogde capaciteit als vermeld in artikel 110/9, § 3, de volgorde van de niet-gerealiseerde inschrijvingen, in voorkomend geval per contingent, gerespecteerd en dit tot en met de laatste schooldag van oktober van het schooljaar waarop de inschrijving betrekking had. § 3. De Vlaamse Regering bepaalt het model van inschrijvingsregister. § 4. Het verloop van gerealiseerde en niet-gerealiseerde inschrijvingen in een school of vestigingsplaats kan onderworpen worden aan een controle door het Agentschap voor Onderwijsdiensten. ».

Art. V.20. In dezelfde codex wordt in afdeling 4 een artikel 110/13 ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 110/13.§ 1. Een schoolbestuur dat een leerling weigert, deelt zijn beslissing binnen een termijn van vier kalenderdagen bij aangetekend schrijven of tegen afgiftebewijs mee aan de ouders van de leerling en volgens afspraak aan de voorzitter van het LOP. Indien de school of vestigingsplaats gelegen is buiten het werkingsgebied van een LOP, meldt het schoolbestuur de niet-gerealiseerde inschrijving aan het Agentschap voor Onderwijsdiensten. § 2. De Vlaamse Regering bepaalt het model waarmee het schoolbestuur de niet-gerealiseerde inschrijving meedeelt aan de ouders en in voorkomend geval het LOP of het Agentschap voor Onderwijsdiensten.

Het model, vermeld in het eerste lid, bevat zowel de feitelijke als de juridische grond van de beslissing tot weigering en bevat de melding dat de ouders voor informatie of bemiddeling een beroep kunnen doen op een LOP of klacht kunnen indienen bij de CLR en de wijze waarop men met één van beide in contact kan treden.

Indien de weigering gebeurde op basis van artikel 110/9 of 110/24, deelt het schoolbestuur mee op welke plaats onder de geweigerde leerlingen opgenomen in het inschrijvingsregister, vermeld in artikel 110/12, § 1, de betrokken leerling staat. § 3. De ouders krijgen op hun verzoek toelichting bij de beslissing van het schoolbestuur. ».

Art. V.21. In dezelfde codex wordt in dezelfde afdeling 4 een artikel 110/14 ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 110/14.§ 1. Ouders en andere belanghebbenden kunnen naar aanleiding van een niet-gerealiseerde inschrijving een schriftelijke klacht indienen bij de CLR. Klachten die na de termijn van dertig kalenderdagen na de vaststelling van de betwiste feiten ingediend worden, zijn onontvankelijk. § 2. De CLR oordeelt binnen een termijn van eenentwintig kalenderdagen, die ingaat de dag na die van betekening of van poststempel van de schriftelijke klacht, over de gegrondheid van de niet-gerealiseerde inschrijving.

Het oordeel van de CLR wordt uiterlijk binnen een termijn van zeven werkdagen bij aangetekend schrijven verstuurd naar de betrokkenen en de voorzitter van het LOP. § 3. Indien de CLR de niet-gerealiseerde inschrijving gegrond acht, schrijven de ouders de leerling in een andere school in.

Indien het gaat om een niet-gerealiseerde inschrijving op basis van artikel 110/11, § 3, schrijven de ouders de leerling in een andere school in uiterlijk vijftien schooldagen na de schriftelijke kennisgeving van het oordeel van de CLR, vermeld in paragraaf 2, tweede lid.

Op vraag van de ouders worden zij bij het zoeken naar een andere school bijgestaan door het LOP, inzonderheid door de CLB die deel uitmaken van het LOP. § 4. Indien de CLR de niet-gerealiseerde inschrijving niet of niet afdoende gemotiveerd acht, kan de leerling zijn recht op inschrijving in de school laten gelden. ».

Art. V.22. In dezelfde codex wordt in dezelfde afdeling 4 een artikel 110/15 ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 110/15.§ 1. In geval van een niet-gerealiseerde inschrijving op basis van artikel 110/10 of 110/11, start het LOP een bemiddeling om een oplossing voor de geweigerde leerling te zoeken. Het LOP organiseert daartoe een bemiddelingscel, waarvan het de samenstelling en de werkingsprincipes bepaalt.

Bij een niet-gerealiseerde inschrijving op basis van andere bepalingen dan deze van artikel 110/10 of 110/11 start het LOP een bemiddeling wanneer de ouders er uitdrukkelijk om verzoeken. § 2. Het LOP bemiddelt binnen een termijn van tien kalenderdagen, die ingaat op de dag na die van de betekening of afgifte, vermeld in artikel 110/13, § 1, tussen de leerling en zijn ouders en de schoolbesturen van de scholen binnen het werkingsgebied, met het oog op een definitieve inschrijving van de leerling in een school.

De bemiddeling schort de termijn van dertig kalenderdagen, vermeld in artikel 110/14, § 1, op. § 3. Wanneer de bemiddeling van het LOP binnen de termijn, vermeld in paragraaf 2, niet resulteert in een definitieve inschrijving, wordt de CLR gevat om haar oordeel uit te spreken over de gegrondheid van de weigeringsbeslissing. De CLR formuleert dit oordeel binnen een termijn van eenentwintig kalenderdagen die ingaat de dag na het verstrijken van de termijn, vermeld in paragraaf 2.

Het oordeel van de CLR wordt uiterlijk binnen een termijn van zeven werkdagen bij aangetekend schrijven verstuurd naar de betrokkenen en de voorzitter van het LOP. § 4. Indien de CLR de weigeringsbeslissing gegrond acht, schrijven de ouders de leerling in een andere school in.

Indien het gaat om een niet-gerealiseerde inschrijving op basis van artikel 110/10 schrijven de ouders de leerling in een andere school in uiterlijk vijftien schooldagen na de schriftelijke kennisgeving van het oordeel van de CLR, vermeld in paragraaf 3, tweede lid.

De ouders kunnen bij het zoeken naar een andere school bijgestaan worden door het LOP, inzonderheid door de centra voor leerlingenbegeleiding die deel uitmaken van dat LOP. § 5. Indien de CLR de niet-gerealiseerde inschrijving niet of niet afdoende gemotiveerd acht, kan de leerling zijn recht op inschrijving in de school laten gelden. ».

Art. V.23. In dezelfde codex wordt in dezelfde afdeling 4 een artikel 110/16 ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 110/16.§ 1. De CLR kan in een situatie als vermeld in artikel 110/15, § 5, de Vlaamse Regering adviseren een bedrag op de werkingsmiddelen van het schooljaar waarop de inschrijving betrekking had van de school terug te vorderen of in te houden.

De CLR stelt de Vlaamse Regering onverwijld in kennis van dit advies. § 2. Binnen een termijn van veertien kalenderdagen, die ingaat de dag na de ontvangst van het advies, beslist de Vlaamse Regering over het opleggen van een financiële sanctie die kan bestaan uit een terugvordering of inhouding op de werkingsmiddelen van de school.

Voorafgaandelijk aan het opleggen van een sanctie gaat de Vlaamse Regering na of de betrokken leerling alsnog in de betrokken school werd ingeschreven. § 3. De terugvordering of inhouding, vermeld in paragraaf 1 en 2; 1° kan niet meer bedragen dan tien procent van het werkingsbudget van de school;2° kan er niet toe leiden dat het aandeel in de werkingsmiddelen dat bestemd is voor personeelsaangelegenheden in absolute cijfers kleiner wordt dan wanneer de maatregel niet zou zijn getroffen.».

Art. V.24. In dezelfde codex wordt in dezelfde afdeling 4 een artikel 110/17 ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 110/17.Voor de toepassing van de bemiddeling, vermeld in artikel 110/15, duidt de Vlaamse Regering per provincie een LOP-deskundige en een onderwijsinspecteur aan die voor de gemeenten buiten het werkingsgebied van een LOP de taken van het LOP opnemen. ».

Art. V.25. In dezelfde codex wordt in dezelfde afdeling 4 een artikel 110/18 ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 110/18.Voor de toepassing van artikel 110/14 tot en met artikel 110/17 bepaalt de Vlaamse Regering de nadere procedureregelen.

Zij garandeert daarbij de hoorplicht. ».

Art. V.26. In deel III, titel 2, van dezelfde codex wordt een hoofdstuk 1/2 ingevoegd, dat luidt als volgt : « HOOFDSTUK 1/ 2. - Aanmeldingsprocedures voor de eerste graad van het gewoon secundair onderwijs en voor het buitengewoon secundair onderwijs ».

Art. V.27. In dezelfde codex wordt in hoofdstuk 1/2, ingevoegd bij artikel V.26, een afdeling 1 ingevoegd, die luidt als volgt : « Afdeling 1. - Beginselen ».

Art. V.28. In dezelfde codex wordt in afdeling 1, ingevoegd bij artikel V.27, een artikel 110/19 ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 110/19.§ 1. Aanmelden is het kenbaar maken van een intentie tot inschrijven in één of meerdere scholen of vestigingsplaatsen waarbij een volgorde van keuze wordt aangegeven. § 2. De aanmeldingsperiode voor de inschrijvingen van een bepaald schooljaar kan ten vroegste starten op de eerste schooldag van februari van het voorafgaande schooljaar. De aanmeldingsperiode kan bestaan uit meerdere deelperiodes voor de leerlingen, vermeld in artikel 110/3 tot en met artikel 110/7. Met respect voor de bepaalde volgorde kunnen twee of meerdere deelperiodes tegelijk plaatsvinden.

Voorafgaand aan en tijdens de aanmeldingsperiode kunnen geen inschrijvingen gebeuren. Indien de aanmeldingsperiode uit meerdere deelperiodes bestaat, mogen de betrokken leerlingen na elke deelperiode, overeenkomstig artikel 110/24, ingeschreven worden.

Een schoolbestuur kan voorafgaand aan de aanmeldingsperiode leerlingen als vermeld in artikel 110/3 en 110/4, inschrijven vanaf de eerste schooldag na de kerstvakantie van het voorafgaande schooljaar onder de voorwaarde dat geen enkele van de betrokken leerlingen geweigerd wordt omwille van de overschrijding van de capaciteit, vermeld in artikel 110/9, § 4.

Na de aanmeldingsperiode gebeuren de inschrijvingen, in afwijking van artikel 110/2, § 1, chronologisch. ».

Art. V.29. In dezelfde codex wordt in dezelfde afdeling 1 een artikel 110/20 ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 110/20.Een schoolbestuur kan in één van volgende situaties een aanmeldingsprocedure instellen : 1° voor het optimaliseren van het inschrijvingsproces;2° voor het streven naar een evenredige verdeling als vermeld in artikel 110/7.».

Art. V.30. In dezelfde codex wordt in dezelfde afdeling 1 een artikel 110/21 ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 110/21.§ 1. In gemeenten waar een LOP aanwezig is, moet de aanmeldingsprocedure bij een dubbele meerderheid door het LOP zijn goedgekeurd.

De dubbele meerderheid is bereikt wanneer de goedkeuring verleend wordt door enerzijds meer dan de helft van de participanten, vermeld in artikel IV.3, § 1, 1°, 2° en 3°, van het decreet van 28 juni 2002 betreffende gelijke onderwijskansen-I, en anderzijds meer dan de helft van de participanten, vermeld in artikel IV.3, § 1, 4° tot en met 12°, van voormeld decreet. § 2. In gemeenten zonder LOP kan een schoolbestuur of kunnen meerdere schoolbesturen samen, na kennisgeving aan de schoolbesturen van de andere scholen actief in die gemeente, een aanmeldingsprocedure instellen.

In gemeenten buiten maar grenzend aan het werkingsgebied van een LOP, kan een schoolbestuur, mits akkoord van het betrokken LOP, aansluiten bij de door dat LOP goedgekeurde aanmeldingsprocedure als vermeld in paragraaf 1.

In het geval van aansluiting bij de door het LOP goedgekeurde aanmeldingsprocedure van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, blijven de respectieve ordeningscriteria, vermeld in artikel 110/22 en 110/23, onverminderd gelden. § 3. De Vlaamse Regering kan naar aanleiding van de situatie vermeld in artikel 110/20, 1°, een schoolbestuur of meerdere schoolbesturen samen verplichten tot het instellen van een aanmeldingsprocedure voor hun scholen wanneer de vragen tot inschrijving van onderwijszoekenden de door de schoolbesturen, overeenkomstig artikel 110/9 bepaalde capaciteit, benaderen of overschrijden en er als dusdanig een capaciteitsprobleem dreigt of heerst waardoor het recht op inschrijving, vermeld in hoofdstuk 1/1 van dit deel, niet meer kan worden gegarandeerd. § 4. De Vlaamse Regering kan binnen de beschikbare begrotingskredieten middelen voorzien ter ondersteuning van het instellen van een aanmeldingsprocedure, en bepaalt hiervoor de nadere modaliteiten. ».

Art. V.31. In dezelfde codex wordt in hoofdstuk 1/2, ingevoegd bij artikel V.26, een afdeling 2 ingevoegd, die luidt als volgt : « Afdeling 2. - Ordeningscriteria ».

Art. V.32. In dezelfde codex wordt in afdeling 2, ingevoegd bij artikel V.31, een artikel 110/22 ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 110/22.§ 1. Op het einde van de aanmeldingsperiode of een deelperiode ordent het schoolbestuur, of, mits akkoord van de betrokken schoolbesturen, het LOP, voor zijn school of voor elk van zijn scholen gelegen in het Vlaamse Gewest alle aangemelde leerlingen als volgt : 1° eerst de leerlingen van dezelfde leefeenheid, vermeld in artikel 110/3;2° dan de kinderen van personeelsleden van de school, vermeld in artikel 110/4;3° dan, in voorkomend geval, bij overgang van basisonderwijs naar de eerste graad van het gewoon secundair onderwijs of naar het buitengewoon secundair onderwijs : de leerlingen, vermeld in artikel 110/6;4° dan de overige leerlingen aan de hand van één of een combinatie van volgende ordeningscriteria : a) de chronologie van aanmelding via een telefonisch aanmeldingssysteem;b) de plaats van de school of vestigingsplaats binnen de rangorde in keuze gemaakt door de ouders of de leerlingen.Dit ordeningscriterium kan enkel gekozen worden in combinatie met het ordeningscriterium, vermeld in punt a).

Voor alle betrokken scholen en vestigingsplaatsen geldt hetzelfde ordeningscriterium of dezelfde combinatie van ordeningscriteria.

Daarvan kan op school- of vestigingsplaatsniveau, gemotiveerd afgeweken worden. § 2. Indien de vooraf bepaalde capaciteit, vermeld in artikel 110/9, § 1, bereikt wordt in een eerder te ordenen groep als vermeld in paragraaf 1, dan wordt binnen die groep aangemelde leerlingen geordend volgens de volgende stappen binnen de procedure, vermeld in paragraaf 1. § 3. Zodra de vooraf bepaalde capaciteit, vermeld in artikel 110/9, § 1, bereikt wordt, worden de resterende aangemelde leerlingen geordend met toepassing van paragrafen 1 en 2 en in het aanmeldingsregister, vermeld in artikel 110/24, § 1, opgenomen. § 4. Bij de toepassing van paragraaf 1 tot en met 3, moet een schoolbestuur, of mits akkoord van de betrokken schoolbesturen, het LOP, betrokken bij een aanmeldingsprocedure de aangemelde leerlingen ordenen met het oog op een evenredige verdeling als vermeld in artikel 110/7. ».

Art. V.33. In dezelfde codex wordt in dezelfde afdeling 2 een artikel 110/23 ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 110/23.§ 1. Op het einde van de aanmeldingsperiode ordent het schoolbestuur, of, mits akkoord van de betrokken schoolbesturen, het LOP, voor zijn school of voor elk van zijn scholen in de eerste graad van het gewoon secundair onderwijs gelegen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, alle aangemelde leerlingen als volgt : 1° eerst de leerlingen van dezelfde leefeenheid, vermeld in artikel 110/3;2° dan de kinderen van personeelsleden van de school, vermeld in artikel 110/4;3° dan de kinderen van ouders die in overeenstemming met artikel 110/5 het Nederlands in voldoende mate machtig zijn;4° dan, in voorkomend geval, bij overgang van basisonderwijs naar de eerste graad van het gewoon secundair onderwijs of naar het buitengewoon secundair onderwijs : de leerlingen, vermeld in artikel 110/6;5° dan de overige leerlingen aan de hand van één of een combinatie van volgende ordeningscriteria : a) de chronologie van aanmelding via een telefonisch aanmeldingssysteem;b) de plaats van de school of vestigingsplaats binnen de rangorde in keuze gemaakt door de ouders of de leerlingen.Dit ordeningscriterium kan enkel gekozen worden in combinatie met het ordeningscriterium, vermeld in punt a).

Voor alle betrokken scholen en vestigingsplaatsen geldt hetzelfde ordeningscriterium of dezelfde combinatie van ordeningscriteria.

Daarvan kan op school- of vestigingsplaatsniveau, gemotiveerd afgeweken worden. § 2. Indien de vooraf bepaalde capaciteit, als vermeld in artikel 110/9, § 1, bereikt wordt in een eerder te ordenen groep, als vermeld in paragraaf 1, dan wordt binnen die groep aangemelde leerlingen geordend volgens de volgende stappen binnen de procedure, vermeld in paragraaf 1.

In voorkomend geval gelden de aantallen en het percentage, vermeld in artikel 110/5, § 3, niet binnen de groep aangemelde leerlingen van eenzelfde leefeenheid, vermeld in artikel 110/3. § 3. Zodra de vooraf bepaalde capaciteit, als vermeld in artikel 110/9, § 1, bereikt wordt, worden de resterende aangemelde leerlingen geordend met toepassing van paragraaf 1 en 2, en in het aanmeldingsregister, vermeld in artikel 110/24, § 1, opgenomen. § 4. Bij de toepassing van paragraaf 1 tot en met 3, moet een schoolbestuur, of mits akkoord van de betrokken schoolbesturen, het LOP, betrokken bij een aanmeldingsprocedure de aangemelde leerlingen ordenen met het oog op een evenredige verdeling als vermeld in artikel 110/7. ».

Art. V.34. In dezelfde codex wordt in hoofdstuk 1/2, ingevoegd bij artikel V.26, een afdeling 3 ingevoegd, die luidt als volgt : « Afdeling 3. - Het beëindigen van de aanmeldingsprocedure en het inschrijven van de leerlingen ».

Art. V.35. In dezelfde codex wordt in afdeling 3, ingevoegd bij artikel V.34, van hoofdstuk 1/2, een artikel 110/24 ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 110/24.§ 1. Een schoolbestuur hanteert voor elk van zijn scholen of vestigingsplaatsen, betrokken bij de aanmeldingsprocedure, een aanmeldingsregister.

Een schoolbestuur komt, per school of vestigingsplaats, op basis van artikel 110/22 of 110/23, tot een gunstige of niet-gunstige rangschikking van alle aangemelde leerlingen en neemt die rangschikking op in het aanmeldingsregister. Mits akkoord van de betrokken schoolbesturen, kan het LOP de rangschikking van alle aangemelde leerlingen in het aanmeldingsregister uitvoeren. § 2. Van de scholen of vestigingsplaatsen waar de aangemelde leerling een gunstige rangschikking heeft gekregen, wijst het schoolbestuur, of mits akkoord van de betrokken schoolbesturen, het LOP, de aangemelde leerling toe aan de school of vestigingsplaats van de hoogste keuze die de ouders of de leerling bij de aanmelding opgaven.

Deze leerling wordt vervolgens verwijderd uit het aanmeldingsregister van de verschillende scholen en vestigingsplaatsen waarvoor de ouders of de leerling een lagere keuze gemaakt hebben. De daardoor vrijgekomen plaatsen in de aanmeldingsregisters worden, voor zover mogelijk, ingenomen door de op basis van dezelfde combinatie van ordeningscriteria eerstvolgend gerangschikte leerlingen.

Het innemen van vrijgekomen plaatsen in het aanmeldingsregister wordt herhaald totdat er geen toewijzingen als vermeld in het eerste lid meer mogelijk zijn.

De aangemelde leerling en zijn ouders krijgen binnen vier werkdagen na de aldus bekomen definitieve toewijzing een schriftelijke melding over de school of vestigingsplaats waaraan de aangemelde leerling is toegewezen en over de periode waarbinnen de ouders de aangemelde leerling kunnen inschrijven. Die periode duurt minimaal vijftien schooldagen.

Aan de aangemelde leerling en zijn ouders wordt tevens meegedeeld welke plaats bij de niet-toegewezen leerlingen in het aanmeldingsregister van de verschillende scholen of vestigingsplaatsen waarvoor de aangemelde leerling of zijn ouders een hogere keuze gemaakt hadden dan de toegewezen school of vestigingsplaats, de aangemelde leerling heeft ingenomen.

Indien de aangemelde leerling en zijn ouders binnen de periode, vermeld in het tweede lid, geen gebruik maken van de mogelijkheid tot inschrijving, dan vervalt het recht op inschrijving dat ze via de aanmeldingsprocedure hebben verworven.

Indien bij de inschrijving blijkt dat de leerling niet voldoet aan door de ouders opgegeven ordeningscriteria die aanleiding gaven tot de gunstige rangschikking en toewijzing, overeenkomstig § 1, dan vervalt het recht op inschrijving dat ze via de aanmeldingsprocedure hebben verworven, tenzij de behandeling van disfuncties en eerstelijnsklachten, vermeld in artikel 110/25, § 2, 10°, b), leidt tot een andere beslissing.

In afwijking van artikel 110/12, § 2, worden leerlingen wiens recht op inschrijving, overeenkomstig het zesde en zevende lid komt te vervallen, voor zover mogelijk vervangen door de op basis van dezelfde combinatie van ordeningscriteria eerstvolgend gerangschikte leerlingen. Deze leerlingen en hun ouders krijgen binnen vier werkdagen na de nodige vaststellingen door de school of het LOP een schriftelijke melding dat de aangemelde leerling alsnog is toegewezen.

Deze melding bevat informatie over de periode waarbinnen de ouders de aangemelde leerling kunnen inschrijven. Die periode duurt minimaal vijf schooldagen. § 3. In het geval van niet-gunstige rangschikking in geen enkele school of vestigingsplaats, krijgen de aangemelde leerling en zijn ouders binnen vier werkdagen, een schriftelijke melding over het niet kunnen toewijzen van de aangemelde leerling aan een door de ouders of leerling gekozen school of vestigingsplaats.

Aan de aangemelde leerling en zijn ouders wordt tevens meegedeeld welke plaats bij de niet-toegewezen leerlingen in het aanmeldingsregister van de verschillende scholen of vestigingsplaatsen waarvoor de aangemelde leerling of zijn ouders hadden gekozen, de aangemelde leerling heeft ingenomen. § 4. Mits akkoord van de betrokken schoolbesturen, kan het LOP de schriftelijke meldingen, vermeld in paragraaf 2 en 3, uitvoeren. § 5. Overeenkomstig artikel 110/12 en artikel 110/25, § 2, 8°, wordt per school of vestigingsplaats de volgorde van de aanmeldingen overgenomen in het inschrijvingsregister. ».

Art. V.36. In dezelfde codex wordt in hoofdstuk 1/2, ingevoegd bij artikel V.26, een afdeling 4 ingevoegd, die luidt als volgt : « Afdeling 4. - Goedkeuring aanmeldingsprocedures ».

Art. V.37. In dezelfde codex wordt in afdeling 4, ingevoegd bij artikel V.36, van hoofdstuk 1/2, een artikel 110/25 ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 110/25.§ 1. Uiterlijk op 1 september van het schooljaar voorafgaand aan het schooljaar waarvoor de inschrijvingen gelden, legt een schoolbestuur, meerdere schoolbesturen samen of het LOP een voorstel van aanmeldingsprocedure voor aan de CLR. § 2. Het dossier daartoe bevat ten minste de volgende onderdelen : 1° de start en de duur van de aanmeldingsperiode of alle deelperiodes en de motivering ervan, overeenkomstig artikel 110/19;2° de wijze waarop een telefonisch aanmeldingssysteem als vermeld in artikel 110/22, § 1, en artikel 110/23, § 1, als aanmeldingsmiddel zal worden opgezet waarbij er aangegeven wordt hoe de objectiviteit en de controleerbaarheid ervan gegarandeerd zal worden;3° de wijze waarop de capaciteit, het aanmeldingsmiddel, de aanmeldingsperiode of alle deelperiodes en de inschrijvingsperiodes door het betrokken schoolbestuur of de betrokken schoolbesturen worden bekendgemaakt;4° een regeling om een leerling in één aanmeldingsdossier voor verschillende scholen of vestigingsplaatsen tegelijk te kunnen laten aanmelden, indien de aanmeldingsprocedure geldt voor meerdere scholen en vestigingsplaatsen, en tegelijkertijd om te vermijden dat voor eenzelfde leerling meerdere aanmeldingsdossiers aangelegd kunnen worden binnen het eigen aanmeldingssysteem;5° een regeling waarbij de aanmeldingen van leerlingen uit eenzelfde leefeenheid, vermeld in artikel 110/3, aan elkaar gekoppeld kunnen worden, of een motivering om deze regeling niet te voorzien;6° een regeling waarbij ouders of leerlingen bij verschillende scholen of vestigingsplaatsen een duidelijke voorkeurorde kunnen opgeven;7° een regeling voor de communicatie naar de ouders of de leerlingen, vermeld in artikel 110/24;8° een regeling voor het bijhouden van een aanmeldingsregister per school of vestigingsplaats en de overdracht van de informatie over de aangemelde leerlingen aan het schoolbestuur;9° de verdere concretisering van de ordeningscriteria.Dit bestaat uit : a) het hanteren van de plaats van de school of vestigingsplaats binnen de rangorde in keuze gemaakt door de ouders of de leerling bij de ordening en de toewijzing, vermeld in artikel 110/24;b) het bepalen van de verhouding tussen en de volgorde van de verschillende gekozen ordeningscriteria;c) het maken van afspraken rond het bepalen van de evenredige verdeling, vermeld in artikel 110/7, van de scholen en vestigingsplaatsen, met onder meer het bepalen van de geografische omschrijving waarbinnen de toetsing zal gebeuren;d) het bepalen van de mate waarin scholen de vrijheid hebben om hun instroom met het oog op de evenredige verdeling, vermeld in artikel 110/7, te sturen;e) de gemotiveerde afwijking, vermeld in artikel 110/22, § 1, tweede lid, en artikel 110/23, § 1, tweede lid;10° beslissingen aangaande de volgende uitvoeringsmodaliteiten : a) de wijze waarop ouders en schoolbesturen bij de aanmeldingsprocedure ondersteund zullen worden en wie daarbij betrokken zal zijn;b) de wijze waarop zal omgegaan worden met de behandeling van disfuncties bij en eerstelijnsklachten over het verloop van de aanmeldingsprocedure;c) de wijze waarop enerzijds de werving, de toeleiding en de ondersteuning van ouders en anderzijds de ondersteuning van de schoolbesturen zal gebeuren met het oog op een evenredige verdeling als vermeld in artikel 110/7;d) de wijze waarop de aanmeldingsprocedure gemonitord en geëvalueerd zal worden;11° de wijze waarop over de aanmeldingsprocedure en alle genomen beslissingen daarin gecommuniceerd wordt aan alle belanghebbenden. § 3. De CLR toetst het voorstel van aanmeldingsprocedure aan de bepalingen inzake het recht op inschrijving en de aanmeldingsprocedures, vermeld in hoofdstuk 1/1 en 1/2, en de volgende uitgangspunten : 1° het realiseren van optimale leer- en ontwikkelingskansen voor alle leerlingen;2° het vermijden van uitsluiting, segregatie en discriminatie;3° het bevorderen van sociale mix en cohesie;4° voor het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, daarnaast ook de bescherming van de gelijke onderwijs- en inschrijvingskansen van Nederlandstaligen en het behoud van het Nederlandstalige karakter van het door de Vlaamse Gemeenschap erkend, gefinancierd of gesubsidieerd onderwijs. § 4. De CLR neemt over het voorstel van aanmeldingsprocedure een besluit uiterlijk op 1 oktober van het schooljaar voorafgaand aan het schooljaar waarvoor de inschrijvingen gelden. ».

Art. V.38. In dezelfde codex wordt in dezelfde afdeling 4 een artikel 110/26 ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 110/26.§ 1. Bij een negatief besluit van de CLR over het voorstel van aanmeldingsprocedure kan het betrokken schoolbestuur, de meerdere betrokken schoolbesturen samen of het betrokken LOP, uiterlijk op 30 november van het schooljaar voorafgaand aan het schooljaar waarvoor de inschrijvingen gelden een van de volgende beslissingen nemen : 1° een aangepast voorstel van aanmeldingsprocedure indienen bij de CLR.In dat geval toetst de CLR het voorstel overeenkomstig artikel 110/25, § 3. De CLR neemt over het aangepaste voorstel van aanmeldingsprocedure een besluit uiterlijk dertig kalenderdagen volgend op de dag van de indiening ervan; 2° het voorstel van aanmeldingsprocedure, vermeld in artikel 110/25, voorleggen aan de Vlaamse Regering.In dat geval toetst de Vlaamse Regering het voorstel overeenkomstig artikel 110/25, § 3. De Vlaamse Regering neemt over het voorstel van aanmeldingsprocedure een besluit uiterlijk dertig kalenderdagen volgend op de dag van de indiening ervan. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels inzake het verloop van de procedure. ».

Art. V.39. In dezelfde codex wordt in dezelfde afdeling 4 een artikel 110/27 ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 110/27.Bij een positief besluit van de CLR of de Vlaamse Regering in hoger beroep, blijft de aanmeldingsprocedure van kracht voor de inschrijvingen voor de schooljaren volgend op het schooljaar waarin het positief besluit werd genomen, totdat de aanmeldingsprocedure gewijzigd wordt tenzij de CLR of de Vlaamse Regering anders beslist, totdat : 1° de betrokken regelgeving gewijzigd wordt;2° het betrokken schoolbestuur, groep schoolbesturen of het LOP de lopende aanmeldingsprocedure wil wijzigen of stopzetten.».

Art. V.40. In artikel 252, § 1, van dezelfde codex worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in punt a) wordt punt 2) vervangen door wat volgt : « 2) van zodra met de effectieve lesbijwoning wordt gestart, de vorming van dit leerjaar volledig en daadwerkelijk volgen, behoudens in geval van gewettigde afwezigheid;»; 2° in punt b) wordt punt 2) vervangen door wat volgt : « 2) van zodra met de effectieve lesbijwoning wordt gestart, het leerprogramma dat voor hem of haar individueel is bepaald door de klassenraad volledig en daadwerkelijk volgen, behoudens in geval van gewettigde afwezigheid.». HOOFDSTUK VI. - Slotbepaling Art. VI.1. Dit decreet treedt in werking op 1 september 2012.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 25 november 2011.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, P. SMET _______ Nota (1) Zitting 2010-2011. Stukken. - Voorstel van decreet, 1042 - Nr. 1. - Advies van de Raad van State + Erratum + Erratum, 1042 - Nr. 2. - Advies van de Vlaamse Onderwijsraad, 1042 - Nr. 3. - Amendementen, 1042 - Nrs. 4 en 5. - Motie houdende verzoek tot raadpleging van de Raad van State, 1042 - Nr. 6. - Amendementen, 1042 - Nr. 7. - Verslag over hoorzitting, 1042 - Nr. 8. - Advies van de Raad van State, 1042 - Nr. 9. - Amendementen, 1042 - Nr. 10 en 11.

Zitting 2011-2012.

Stukken. - Verslag, 1042 - Nr. 12. - Reflectienota, 1042 - Nr. 13. - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering, 1042 - Nr. 14.

Handelingen. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 9 november 2011.

^