Etaamb.openjustice.be
Decreet van 26 april 2019
gepubliceerd op 19 juni 2019

Decreet houdende diverse bepalingen inzake omgeving, natuur en landbouw

bron
vlaamse overheid
numac
2019013160
pub.
19/06/2019
prom.
26/04/2019
ELI
eli/decreet/2019/04/26/2019013160/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

26 APRIL 2019. - Decreet houdende diverse bepalingen inzake omgeving, natuur en landbouw (1)


Het VLAAMS PARLEMENT heeft aangenomen en Wij, REGERING, bekrachtigen hetgeen volgt: Decreet houdende diverse bepalingen inzake omgeving, natuur en landbouw HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling

Artikel 1.Dit decreet regelt een gewestaangelegenheid. HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het Veldwetboek van 7 oktober 1886

Art. 2.In artikel 89 van het Veldwetboek van 7 oktober 1886, gewijzigd bij de wetten van 4 december 1961 en 8 april 1969 en het decreet van 12 juli 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° punt 8° wordt vervangen door wat volgt: "8° zij die op het veld vuur aansteken op minder dan honderd meter afstand van heiden;"; 2° er wordt een punt 9° toegevoegd, dat luidt als volgt: "9° zij die op het veld vuur aansteken op minder dan honderd meter afstand van huizen, boomgaarden, hagen, graan, stro, mijten of van plaatsen waar vlas te drogen is gelegd."; 3° er wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Het verbod, vermeld in het eerste lid, 9°, geldt niet voor kampvuren op toeristische logiezen als vermeld in artikel 3 van het decreet van 5 februari 2016 houdende het toeristische logies, als aan al de volgende voorwaarden is voldaan: 1° de eigenaar of exploitant staat kampvuren toe;2° de eigenaar of exploitant maakt schriftelijk melding bij het college van burgemeester en schepenen van de mogelijkheid om op zijn terrein kampvuren aan te steken;3° de burgemeester, het college van burgemeester en schepenen, de politie, brandweer of een andere verantwoordelijke instantie verbiedt het aansteken van kampvuren niet wegens brandgevaar; 4° eventuele bijkomende voorwaarden die de burgemeester, het college van burgemeester en schepenen, de politie, de brandweer of een andere verantwoordelijke instantie heeft opgelegd, worden gerespecteerd.". HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen van de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen

Art. 3.Aan artikel 1 van de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen, gewijzigd bij het decreet van 28 februari 2014, worden een punt 4 tot en met 13 toegevoegd, die luiden als volgt: "4. bedding van een onbevaarbare waterloop: de oppervlakte die gevormd wordt door de bodem en het gedeelte van de oeverzone van de waterloop dat onder de hoogste grens ligt die het stromend water kan bereiken zonder dat de waterloop overstroomt; 5. beheer van waterlopen: het geheel van maatregelen die tot doel hebben bij te dragen tot het behalen van de milieudoelstellingen, vermeld in artikel 1.7.2.1.1 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018, met inbegrip van het kwantiteitsbeheer en met inachtneming van de doelstellingen van het integraal waterbeleid, vermeld in artikel 1.2.2 van het voormelde decreet; 6. talud: strook land binnen de bedding van een oppervlaktewaterlichaam vanaf de bodem van de bedding tot aan het begin van het omgevende maaiveld of de kruin van de berm;7. betrokken publiek: elke natuurlijke persoon of rechtspersoon, die gevolgen ondervindt of waarschijnlijk ondervindt van of belanghebbende is bij de besluitvorming over de afgifte of bijstelling van een omgevingsvergunning of van vergunningsvoorwaarden waarbij niet-gouvernementele organisaties die zich voor milieubescherming inzetten, geacht worden belanghebbende te zijn;8. inrichtingswerken: de werken voor de aanleg of wijziging van de bedding, de oever, het tracé, de waterkerings- en de waterbeheersingsconstructies die zich op of langs de waterloop bevinden;9. onderhoud: de maatregelen, vermeld in artikel 6; 10. Vlaamse Milieumaatschappij: het intern verzelfstandigd agentschap, vermeld in artikel 10.2.1 van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid; 11. gracht: een afvoerweg tot afscheiding, tot afwatering of tot ontwatering van hemelwater, drainagewater, bemalingswater en in voorkomend geval ook effluentwater uit een waterzuiveringsinstallatie, of water afkomstig uit een overstort, die niet bij de waterwegen en ook niet bij de onbevaarbare waterlopen is ingedeeld;12. publieke gracht: een gracht die omwille van het algemeen belang door de gemeente, polder of watering beheerd wordt en als dusdanig wordt aangeduid; 13. constructie: constructie zoals gedefinieerd in artikel 4.1.1, 3°, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening.".

Art. 4.In artikel 4 van dezelfde wet, vervangen bij het decreet van 28 februari 2014, worden volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, vierde lid, wordt tussen de zinsnede "ligt." en het woord "Als" de zin "Binnen de werkingsgebieden van de polders en wateringen wordt ook aan die besturen advies gevraagd." ingevoegd; 2° in paragraaf 2, tweede lid, wordt tussen de zinsnede "ligt." en het woord "Als" de zin "Binnen de werkingsgebieden van de polders en wateringen wordt ook aan die besturen advies gevraagd." ingevoegd.

Art. 5.In artikel 4bis van dezelfde wet, ingevoegd bij het decreet van 28 februari 2014, worden volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, tweede lid, wordt tussen de zinsnede "ligt." en het woord "Als" de zin "Binnen de werkingsgebieden van de polders en wateringen wordt ook aan die besturen advies gevraagd." ingevoegd; 2° in paragraaf 2, tweede lid, wordt tussen de zinsnede "ligt." en het woord "Als" de zin "Binnen de werkingsgebieden van de polders en wateringen wordt ook aan die besturen advies gevraagd." ingevoegd; 3° aan paragraaf 3 wordt een punt 4° toegevoegd, dat luidt als volgt: "4° de betrokken polders en wateringen als het gaat om wijzigingen binnen de werkingsgebieden van deze besturen.".

Art. 6.Artikel 5 van dezelfde wet, gewijzigd bij het decreet van 28 februari 2014, wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 5.De Vlaamse Milieumaatschappij wordt ermee belast de digitale atlas van de gerangschikte onbevaarbare waterlopen en de publieke grachten op te maken en te actualiseren. De provincies leveren digitaal de gevalideerde informatie aan voor de waterlopen van de tweede en de derde categorie en de publieke grachten.

De Vlaamse Regering bepaalt de inhoud van de digitale atlas, de modaliteiten voor de opmaak en de bekendmaking ervan. De digitale atlas van de gerangschikte waterlopen en de publieke grachten vervangt bij bekendmaking ervan de tot dan geldende beschrijvende tabellen van de onbevaarbare waterlopen.

In afwijking van de procedure, bepaald in artikel 23ter, zullen de grachten gelegen binnen het werkingsgebied van de polders en wateringen en die overeenkomstig de wet van 3 juni 1957 betreffende de polders respectievelijk overeenkomstig de wet van 5 juli 1956 betreffende de wateringen aangeduid zijn als polder- of wateringgracht, op het tijdstip dat de digitale atlas, vermeld in het eerste lid, opgemaakt en bekendgemaakt is, het statuut van publieke gracht hebben.".

Art. 7.Het opschrift van hoofdstuk II. Gewone ruimings-, onderhouds- en herstellingswerken van dezelfde wet wordt vervangen door het opschrift "Onderhoud".

Art. 8.Artikel 6 van dezelfde wet wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 6.Onderhoud kan naargelang de omstandigheden een of meer van de volgende maatregelen inhouden: 1° slib uit de onbevaarbare waterloop verwijderen;2° de vegetatie op de waterbodem en het talud van de waterloop afmaaien en verwijderen;3° materialen, voorwerpen en plantenresten verwijderen;4° de doorgangen van de overwelfde vakken en andere constructies reinigen;5° struik- en houtgewas op het talud snoeien of wegnemen, ongeacht wie de eigenaar is van het aangrenzende perceel;6° ingezakte taluds herstellen, ongeacht wie de eigenaar is van het aangrenzende perceel;7° de goede werking van de constructies die zich op de waterlopen bevinden, garanderen, ongeacht of ze aan privaat- of publiekrechtelijke eigenaars toebehoren. De Vlaamse Regering kan de lijst, vermeld in het eerste lid, verder aanvullen.

De waterbeheerder verzamelt door inspecties of overleg met de andere waterbeheerders, gemeenten of andere betrokkenen de kennis en informatie die nodig is om zijn beheerstaken te plannen en uit te voeren.".

Art. 9.Artikel 7 van dezelfde wet, gewijzigd bij het decreet van 28 februari 2014, wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 7.Het beheer van de onbevaarbare waterlopen is de bevoegdheid van: 1° de Vlaamse Milieumaatschappij, voor de onbevaarbare waterlopen van de eerste categorie;2° de provincies, voor de onbevaarbare waterlopen van de tweede categorie op hun grondgebied met uitsluiting van de waterlopen van tweede categorie binnen het werkingsgebied van een polder of watering;3° de gemeenten, voor de onbevaarbare waterlopen van de derde categorie op hun grondgebied met uitsluiting van de waterlopen van derde categorie binnen het werkingsgebied van een polder of watering;4° de polders en de wateringen, voor onbevaarbare waterlopen van de tweede en derde categorie gelegen binnen hun werkingsgebied. De aangeduide instanties worden hierna de waterbeheerders genoemd.

In beginsel draagt de waterbeheerder de kosten tenzij anders overeengekomen. De provincies en gemeenten kunnen op vraag van de polders en wateringen beslissen de kosten voor het beheer van respectievelijk de onbevaarbare waterlopen van de tweede en derde categorie terug te betalen aan deze besturen. In dat geval betalen de betrokken provincies en gemeenten de redelijke kosten voor onderhoud terug aan deze besturen. De provincies en gemeenten kunnen echter ook beslissen om inrichtingswerken voor deze waterlopen te financieren. De Vlaamse Regering kan hiervoor nadere regels bepalen.

Voor grensvormende waterlopen worden tussen de betrokken waterbeheerders afspraken gemaakt over wie het beheer uitvoert en de kosten ervan draagt. Bij afwezigheid van consensus tussen de betrokken waterbeheerders kan de Vlaamse Regering de nodige regelingen opleggen.".

Art. 10.Artikel 8 van dezelfde wet, gewijzigd bij het decreet van 28 februari 2014, wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 8.De waterbeheerder kan de meerkosten voor de onderhoudswerken die veroorzaakt worden door een ingreep van een andere waterbeheerder dan de betrokken waterbeheerder of door een constructie die toebehoort aan andere personen dan de betrokken waterbeheerder, verhalen op degene die de meerkosten veroorzaakt.

De gebruiker van de waterloop in kwestie of de eigenaar van de constructie wordt met een verantwoordingsstaat op de hoogte gebracht van de meerkosten die de waterbeheerder bepaalt. De Vlaamse Regering kan daaromtrent nadere regels bepalen.

De Vlaamse Regering kan minimumbedragen bepalen waaronder de meerkosten niet worden gevorderd, en kan concrete richtlijnen bepalen over de toepassing van de inning van de meerkosten.".

Art. 11.Artikel 9 van dezelfde wet, gewijzigd bij het decreet van 28 februari 2014, wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 9.§ 1. De constructies op, in of over de onbevaarbare waterlopen worden onderhouden en hersteld door degenen aan wie ze toebehoren.

Als de eigenaar niet of in onvoldoende mate optreedt, maant de bevoegde waterbeheerder hem met een beveiligde zending aan om de vereiste werken uit te voeren. Met een beveiligde zending wordt de beveiligde zending overeenkomstig artikel 1.1.2, 3°, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening bedoeld.

De waterbeheerder omschrijft nauwkeurig welke werken uitgevoerd moeten worden en stelt een termijn vast waarin de werken uitgevoerd moeten zijn.

Als de eigenaar aan de aanmaning geen gevolg geeft, kan de bevoegde waterbeheerder ambtshalve in zijn plaats optreden en de kosten daarvoor op hem verhalen. § 2. De eigenaars of gebruikers van constructies op de onbevaarbare waterlopen zijn verplicht de constructies te laten functioneren volgens de instructies die ze daarvoor krijgen van de bevoegde waterbeheerder. Die instructies kunnen altijd en zelfs door mondeling bevel gewijzigd worden als het algemeen belang dat vereist.

De eigenaars of gebruikers van constructies zorgen ervoor dat de werking van de constructies geen schadelijke effecten veroorzaakt voor de aangelanden stroomopwaarts en stroomafwaarts.

De waterbeheerder kan de voorwaarden van het stuwrecht wijzigen voor het algemeen belang, na daarover voorafgaand een overleg te hebben georganiseerd met de houder van het stuwrecht.

In het derde lid wordt verstaan onder stuwrecht: het recht om het water van een waterloop tot op een bepaald peil op te stuwen en te gebruiken om het rad of de turbine van een watermolen in beweging te brengen op zodanige wijze dat het bereiken van de doelstellingen en beginselen, vermeld in artikel 1.2.2 en 1.2.3 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018, niet in het gedrang komt.".

Art. 12.Artikel 10 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 22 juli 1970 en de decreten van 28 februari 2014 en 24 februari 2017, wordt opgeheven.

Art. 13.In hoofdstuk III. Buitengewone werken van verbetering of wijziging van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het opschrift van hoofdstuk III.Buitengewone werken van verbetering of wijziging wordt vervangen door het opschrift "Inrichtingswerken"; 2° de opschriften van afdeling 1.Buitengewone werken van verbetering en -afdeling 2. Buitengewone werken van wijziging worden opgeheven.

Art. 14.Artikel 11 van dezelfde wet, gewijzigd bij het decreet van 28 februari 2014, wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 11.Onverminderd artikel 12 worden de inrichtingswerken uitgevoerd door en op kosten van de bevoegde waterbeheerder.

Voor grensvormende waterlopen worden de inrichtingswerken uitgevoerd door de waterbeheerder die conform artikel 7 verantwoordelijk is voor het beheer van de grensvormende waterloop.".

Art. 15.Artikel 12 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 22 juli 1970 en de decreten van 23 maart 2012, 28 februari 2014 en 30 juni 2017, wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 12.§ 1. Andere personen dan de bevoegde waterbeheerder mogen alleen inrichtingswerken of andere werken aan, over of onder de waterloop uitvoeren nadat ze daarvoor een machtiging van de bevoegde waterbeheerder hebben gekregen. De werken mogen de verwezenlijking van de goedgekeurde stroomgebiedbeheerplannen niet verhinderen en moeten verenigbaar zijn met de doelstellingen, vermeld in artikel 1.2.2 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018.

De machtiging kan voorwaarden opleggen om de vermelde werken in overeenstemming te brengen met de vereisten uit het eerste lid.

Als de bevoegde waterbeheerder een gunstig advies uitbrengt in het kader van de aanvraag van een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen of voor het verkavelen van gronden, geldt dat als machtiging als de eventuele voorwaarden waarvan het gunstige advies afhankelijk wordt gemaakt, in de vergunning in kwestie worden opgelegd.

Het derde lid doet geen afbreuk aan artikel 9, § 2, noch aan het precaire recht van gebruik op het domein van de waterbeheerder.

De waterbeheerder oefent toezicht uit op de uitvoering van de werken zodat die verlopen volgens de afgeleverde machtiging en vergunningen.

Voor de waterlopen van de tweede en derde categorie bezorgt de machtigingverlener binnen zestig dagen na de uitvoering van de werken de nodige technische gegevens van de uitgevoerde werken op de waterlopen aan de provincie om de digitale atlas van de waterlopen en de publieke grachten te actualiseren. § 2. Tegen de beslissingen, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, kan beroep worden ingesteld bij de Vlaamse Regering door: 1° de aanvrager;2° de provincie;3° de gemeente, polder of watering;4° het betrokken publiek. Het beroep wordt ingesteld binnen dertig werkdagen na de kennisgeving van de bestreden beslissing.

De Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor het beroep.".

Art. 16.Artikel 13 van dezelfde wet, gewijzigd bij het decreet van 28 februari 2014, wordt opgeheven.

Art. 17.In hoofdstuk III van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 22 juli 1970 en de decreten van 23 maart 2012, 28 februari 2014, 24 februari 2017 en 30 juni 2017, wordt afdeling 2, die bestaat uit artikel 14 en 15, opgeheven.

Art. 18.Artikel 16 van dezelfde wet, gewijzigd bij het decreet van 28 februari 2014, wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 16.De onbevaarbare waterlopen maken deel uit van het openbaar domein van de overheid die de waterloop in kwestie beheert.

De bedding van een onbevaarbare waterloop wordt geacht toe te behoren aan de waterbeheerder.

Als de bedding van de onbevaarbare waterloop verlaten wordt, informeert de voormalige waterbeheerder de aangelanden daarvan.

Gedurende zes maanden vanaf de betekening van het bericht waarmee de voormalige waterbeheerder de aangelande daarvan inlicht, kunnen de aangelanden van de verlaten bedding die over een geldige eigendomstitel op de bedding beschikken die hun de naakte eigendom op de bedding toestaat, hun volle eigendomsrecht opeisen als ze de meerwaarde betalen die de grond krijgt door het verlaten van de bedding.

In het derde lid wordt verstaan onder verlaten bedding: de bedding van een onbevaarbare waterloop waarvan de klassering ontnomen is.".

Art. 19.Artikel 17 van dezelfde wet, gewijzigd bij de decreten van 21 april 1983, 18 juli 2003 en 28 februari 2014, wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 17.De aangelanden, de gebruikers en de eigenaars van de constructies op de waterlopen: 1° verlenen doorgang aan de waterbeheerder of aan de personen die de waterbeheerder aangesteld heeft, met het nodige materiaal en materieel om de waterlopen te beheren;2° laten het plaatsen van materiaal en materieel op hun gronden of eigendommen toe voor de duur van de werken;3° laten maaisel en onschadelijke ruimingsproducten die uit de bedding van de waterloop opgehaald zijn, op hun gronden of eigendommen plaatsen. De aangelanden, de gebruikers en de eigenaars van constructies kunnen aanspraak maken op een schadeloosstelling voor de schade die ze hebben geleden naar aanleiding van het beheer. Er is echter geen vergoeding verschuldigd voor de doorgang voor het beheer en de deponie van onschadelijke ruimingsproducten en maaisel binnen een strook van vijf meter vanaf het einde van de oeverzone.".

Art. 20.Artikel 18 van dezelfde wet, vervangen bij het decreet van 28 februari 2014, wordt opgeheven.

Art. 21.Artikel 19 van dezelfde wet, vervangen bij het decreet van 28 februari 2014 en gewijzigd bij het decreet van 30 juni 2017, wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 19.De beslissingen die genomen worden met toepassing van artikel 3, § 1, artikel 4, § 1 en § 2, en artikel 4bis, § 1 en § 4, worden voorafgegaan door een openbaar onderzoek in de betrokken gemeenten. De Vlaamse Regering kan nadere regels over het openbaar onderzoek bepalen inzake de procedurele voorschriften die nageleefd moeten worden bij het voeren van het openbaar onderzoek.

Naast het bestuurlijk toezicht, uitgeoefend op de provincie conform artikel 241 tot en met 253 van het Provinciedecreet van 9 december 2005 en op de gemeente conform artikel 326 tot en met 335 van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, kan bij de Vlaamse Regering beroep ingesteld worden tegen de beslissingen die genomen zijn met toepassing van artikel 3, § 1, en artikel 4, 8, 9 en 12.

Het beroep, vermeld in het tweede lid, moet ingesteld worden binnen zestig dagen vanaf de derde dag nadat de bestreden beslissing naar hen is gestuurd of nadat ze er op een andere manier kennis van hebben genomen, door: 1° de provincie;2° de gemeente;3° het betrokken publiek. Als de machtiging, vermeld in artikel 12, wordt geïntegreerd in de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen, vervallen de beroepsmogelijkheden, vermeld in het tweede en derde lid.".

Art. 22.Artikel 20 van dezelfde wet wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 20.Voor deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan verloopt het uitoefenen van toezicht, het opleggen van bestuurlijke maatregelen, het onderzoeken van milieu-inbreuken, het opleggen van bestuurlijke geldboeten, het innen en invorderen van verschuldigde bedragen, het opsporen van milieumisdrijven, het strafrechtelijk bestraffen van milieumisdrijven en het opleggen van veiligheidsmaatregelen conform de regels, vermeld in titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid.".

Art. 23.Artikel 21 van dezelfde wet, gewijzigd bij het decreet van 28 februari 2014, wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 21.De Vlaamse Regering zal een algemeen reglement van de onbevaarbare waterlopen en grachten opmaken. Het algemeen reglement moet aangelanden en gebruikers duidelijke richtlijnen bieden die gerespecteerd moeten worden om een goed beheer toe te laten. In dat reglement kunnen verdere bepalingen opgenomen worden over het beheer van en de toegankelijkheid tot de onbevaarbare waterlopen en grachten, waaronder kan worden begrepen: 1° de bepalingen over de afrastering langs waterlopen, zoals de nood tot plaatsing van afrastering, de nodige afstanden bij plaatsing en de wegneembaarheid met het oog op het uitvoeren van taken door de waterbeheerder;2° de aanwezigheid van beplantingen langs waterlopen;3° het peilbeheer;4° de bevaarbaarheid van onbevaarbare waterlopen; 5° het beheer van grachten, waaronder de maatregelen en procedures tot het behouden van de goede werking van de gracht voor de lokale waterhuishouding.".

Art. 24.In dezelfde wet worden de volgende artikelen opgeheven: 1° artikel 22, gewijzigd bij het decreet van 28 februari 2014;2° artikel 23, gewijzigd bij de decreten van 23 maart 2012, 28 februari 2014 en 30 juni 2017.

Art. 25.In dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 22 juli 1970 en 23 februari 1977 en door de decreten van 21 april 1983, 18 juli 2003, 23 maart 2012, 28 februari 2014, 24 februari 2017, 30 juni 2017 en 21 december 2018, wordt een artikel 23bis ingevoegd, dat luidt als volgt: "

Art. 23bis.De Vlaamse Regering stelt nadere regels vast die het onttrekken van water uit onbevaarbare waterlopen en de overeenkomstig artikel 23ter aangeduide publieke grachten verbieden of nader regelen.

Daartoe bepaalt de Vlaamse Regering ten minste de modaliteiten voor het capteren en de omstandigheden waarin de onttrekking van water uit de onbevaarbare waterlopen en de overeenkomstig artikel 23ter aangeduide publieke grachten niet toegelaten is en voor tijdelijke maatregelen in periodes van droogte en waterschaarste.".

Art. 26.In dezelfde wet wordt een artikel 23ter ingevoegd, dat luidt als volgt: "

Art. 23ter.§ 1. De gemeente kan het beheer van grachten overnemen van de eigenaars en gebruikers wanneer dit nuttig is voor het watersysteem zoals bedoeld in artikel 1.1.3, § 2, 17°, van het decreet van 18 juli 2003 houdende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018. De overname van het beheer van de grachten omvat het onderhouden ervan alsook het herstel ervan.

In hun werkingsgebied kunnen polders en wateringen het beheer van grachten overnemen van de eigenaars en gebruikers wanneer dit nuttig is voor het watersysteem zoals bedoeld in artikel 1.1.3, § 2, 17°, van het decreet van 18 juli 2003 houdende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018. De overname van het beheer van de grachten omvat het onderhouden ervan alsook het herstel ervan.

Dergelijke gracht wordt aangeduid als een publieke gracht. § 2. De gemeente, polder of watering kan ten behoeve van het beheer van de publieke grachten een erfdienstbaarheid opleggen met betrekking tot het recht van doorgang dat kan worden voorzien voor personeelsleden van het bestuur en de aangestelden met het nodige materieel die met de uitvoering van werken zijn belast en de deponie van ruimingproducten en maaisel uit de gracht. Er kan maximum een erfdienstbaarheidszone van vijf meter landinwaarts van de rand van de gracht bepaald worden. Andere erfdienstbaarheden of gebruiksbeperkingen kunnen niet opgelegd worden. Deze erfdienstbaarheden kunnen niet gezien worden als gebruiksbeperkingen die aanleiding kunnen geven tot financiële compensatie vanwege de overheid.

Anderen dan de beheerder van de publieke gracht mogen slechts inrichtingswerken of andere werken aan, over of onder de publieke grachten uitvoeren nadat ze daartoe een machtiging ontvingen van de betrokken gemeente, polder of watering. Een gunstig advies uitgebracht door de instantie die bevoegd is voor de aflevering van de machtiging in het kader van de aanvraag tot omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen of voor het verkavelen van gronden geldt als machtiging indien de eventuele voorwaarden waarvan het gunstig advies afhankelijk wordt gemaakt, in de betrokken vergunning worden opgelegd.

De erfdienstbaarheden die niet langer noodzakelijk zijn voor het onderhoud van het grachtenstelsel worden opgeheven door de gemeente, respectievelijk de polder of de watering. De eigenaar of gebruiker van het bezwaarde perceel kan om de opheffing van de nutteloos geworden erfdienstbaarheden verzoeken.

De Vlaamse Regering zal voor het opleggen en opheffen van deze erfdienstbaarheden nadere regels bepalen inzake de procedurele voorschriften die nageleefd moeten worden bij het opleggen en opheffen van dergelijke erfdienstbaarheden. § 3. De beslissing om het beheer over te nemen, bedoeld in paragraaf 1, en de beslissing om erfdienstbaarheden op te leggen die nuttig zijn voor het beheer, bedoeld in paragraaf 2, worden voorafgegaan door een openbaar onderzoek. De Vlaamse Regering zal hiervoor nadere regels bepalen.

Tegen de beslissingen, bedoeld in het eerste lid, kan beroep worden ingesteld bij de provincie binnen dertig dagen na de kennisname ervan door elke belanghebbende. De provincie doet uitspraak binnen zestig dagen na ontvangst van het beroepschrift. De Vlaamse Regering kan hiervoor nadere regels bepalen.

In afwijking van het eerste lid verkrijgen de grachten die reeds het statuut van gracht van algemeen belang hebben het statuut van publieke gracht.". HOOFDSTUK 4. - Wijzigingen van de Pachtwet van 4 november 1969

Art. 27.In artikel 2 van de Pachtwet van 4 november 1969, vervangen bij de wet van 7 november 1988, wordt punt 5° vervangen door wat volgt: "5° op de overeenkomsten tot oprichting van een erkende landbouwonderneming als vermeld in artikel 8:2 van het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen waarop de bepalingen van deze afdeling normaal van toepassing zouden zijn, maar die werd opgericht voor een duur van ten minste 27 jaar;".

Art. 28.In artikel 9 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 7 november 1988 en gewijzigd bij de wet van 3 mei 2003, wordt in het vijfde lid de eerste zin vervangen door wat volgt: "De rechtspersonen, vermeld in dit artikel, moeten zijn erkend als landbouwonderneming als vermeld in artikel 8:2 van het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen.". HOOFDSTUK 5. - Wijzigingen van de wet van 22 juli 1970 op de ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van de wet

Art. 29.In artikel 25, § 1, zevende lid, artikel 37, eerste en zesde lid, artikel 38, tweede lid, artikel 44, vijfde lid, artikel 45, § 1, vierde lid, en § 2, vijfde lid, artikel 52, vierde lid, en artikel 53, eerste en tweede lid, van de wet van 22 juli 1970 op de ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van de wet worden de woorden "het comité tot aankoop van onroerende goederen" telkens vervangen door de zinsnede "een Vlaamse commissaris als vermeld in artikel 2, 2°, van het decreet van 19 december 2014 houdende de Vlaamse Vastgoedcodex". HOOFDSTUK 6. Wijzigingen van de wet van 12 juli 1976 houdende bijzondere maatregelen inzake ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van de wet bij de uitvoering van grote infrastructuurwerken

Art. 30.In artikel 11, § 2, artikel 21, tweede lid, en artikel 40, vijfde lid, van de wet van 12 juli 1976 houdende bijzondere maatregelen inzake ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van de wet bij de uitvoering van grote infrastructuurwerken worden de woorden "Het comité tot aankoop van onroerende goederen" vervangen door de zinsnede "Een Vlaamse commissaris als vermeld in artikel 2, 2°, van het decreet van 19 december 2014 houdende de Vlaamse Vastgoedcodex".

Art. 31.In artikel 17, § 4, artikel 19, eerste en vijfde lid, artikel 38, § 1, zevende lid, artikel 52, § 1, eerste lid, § 2, vijfde lid, § 3, derde lid, artikel 53, tweede lid, artikel 55, eerste lid, artikel 63, vierde lid, en artikel 64, eerste en tweede lid, van dezelfde wet worden de woorden "het comité tot aankoop van onroerende goederen" telkens vervangen door de zinsnede "een Vlaamse commissaris als vermeld in artikel 2, 2°, van het decreet van 19 december 2014 houdende de Vlaamse Vastgoedcodex". HOOFDSTUK 7. Wijzigingen van de wet van 10 januari 1978 houdende bijzondere maatregelen inzake ruilverkaveling van landeigendommen in der minne

Art. 32.In artikel 22, eerste en vierde lid, artikel 43, eerste en vijfde lid, artikel 47, tweede lid, artikel 51, § 1, vierde lid, artikel 59, zesde lid, en artikel 60, eerste en tweede lid, van de wet van 10 januari 1978 houdende bijzondere maatregelen inzake ruilverkaveling van landeigendommen in der minne worden de woorden "het comité tot aankoop van onroerende goederen" telkens vervangen door de zinsnede "een Vlaamse commissaris als vermeld in artikel 2, 2°, van het decreet van 19 december 2014 houdende de Vlaamse Vastgoedcodex". HOOFDSTUK 8. - Wijziging van het decreet van 24 januari 1984 houdende maatregelen inzake het grondwaterbeheer

Art. 33.In artikel 7 van het decreet van 24 januari 1984 houdende maatregelen inzake het grondwaterbeheer, gewijzigd bij het decreet van 25 april 2014, wordt paragraaf 2 vervangen door wat volgt: " § 2. Voor de afbakening van de waterwingebieden en de beschermingszones wordt vastgesteld, wordt een openbaar onderzoek georganiseerd.

Gedurende het openbaar onderzoek kan iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon zijn standpunten, opmerkingen en bezwaren indienen.

Als voor de afbakening een milieueffectrapport nodig is, behandelt het openbaar onderzoek ook de inhoud van dat rapport, tenzij dat rapport al goedgekeurd en nog actueel is.

De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels inzake de procedurele voorschriften die nageleefd moeten worden bij het voeren van het openbaar onderzoek.". HOOFDSTUK 9. - Wijzigingen van het Bosdecreet van 13 juni 1990

Art. 34.In artikel 50 van het Bosdecreet van 13 juni 1990, gewijzigd bij de decreten van 7 december 2007, 1 maart 2013 en 12 juli 2013, wordt het derde lid opgeheven.

Art. 35.Artikel 52 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 7 december 2007, wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 52.De Vlaamse Regering bepaalt de mogelijke manieren om bomen te merken als ze gekapt of verkocht worden of als ze voorbehouden zijn.".

Art. 36.In artikel 53 van hetzelfde decreet wordt het woord "openbaar" opgeheven.

Art. 37.In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 12 december 2017, wordt een artikel 53bis ingevoegd, dat luidt als volgt: "

Art. 53bis.Om beroepsmatig als koper of exploitant te kunnen optreden in de openbare bossen, is een erkenning nodig. De Vlaamse Regering stelt de procedure en de voorwaarden vast voor die erkenning.

De Vlaamse Regering kan bepalen dat de erkenning, vermeld in het eerste lid, niet nodig is in de volgende gevallen: 1° voor kopers of exploitanten die jaarlijks maximaal een beperkte hoeveelheid hout kopen of exploiteren.De Vlaamse Regering bepaalt die hoeveelheid; 2° om hout te kopen waarvoor geen bosexploitatiewerkzaamheden uitgevoerd hoeven te worden; 3° om resthout te versnipperen dat bestemd is voor de afvoer als biomassa, als het resthout versnipperd wordt op de wegen die bestemd zijn voor het houttransport of op een houtstapelplaats die daarvoor ingericht is, en er bij het proces geen bosexploitatiewerkzaamheden meer uitgevoerd hoeven te worden.".

Art. 38.In artikel 54 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 18 mei 1999 en 30 april 2004, worden de woorden "bij de openbare verkopingen van hout en van andere bosprodukten waarbij eigenaars van openbaar bos betrokken zijn" vervangen door de woorden "als hout en andere bosproducten worden verkocht".

Art. 39.In artikel 55 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 18 mei 1999 en 30 april 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° paragraaf 1 wordt vervangen door wat volgt: " § 1.Het hout wordt verkocht volgens de principes van openbaarheid, transparantie en mededinging."; 2° in paragraaf 2, eerste lid, 1, wordt de zinsnede "bij twee openbare verkopingen, die georganiseerd werden volgens de in § 1 hiervoor voorgeschreven procedure" vervangen door de woorden "bij verkoop volgens de principes van openbaarheid, transparantie en mededinging";3° in paragraaf 2, eerste lid, 2, worden de woorden "windworp in de reeds toegewezen kavel" vervangen door de woorden "windworp van niet-toegewezen bomen in de al toegewezen loten";4° in paragraaf 2, eerste lid, 4, wordt het woord "delicthout" vervangen door de woorden "hout dat op onrechtmatige wijze is gekapt";5° in paragraaf 2, tweede lid, wordt de zin "De prijzen van de verkoop uit de hand in de domeinbossen worden vastgesteld door de Vlaamse regering of haar afgevaardigde.Voor de andere openbare bossen worden deze prijzen vastgesteld door de eigenaar, op voorstel van het Agentschap." vervangen door de zin "De Vlaamse Regering bepaalt bij besluit de wijze waarop de marktconforme prijzen van onderhandse verkoop in domeinbossen worden vastgesteld.".

Art. 40.In hetzelfde decreet worden de volgende artikelen opgeheven: 1° artikel 56, gewijzigd bij de decreten van 18 mei 1999 en 7 december 2007;2° artikel 57, gewijzigd bij de decreten van 18 mei 1999 en 30 juni 2017;3° artikel 58;4° artikel 59;5° artikel 61, vervangen bij het decreet van 18 mei 1999 en gewijzigd bij het decreet van 7 december 2007.

Art. 41.Artikel 62 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 7 december 2007 en 30 april 2009, wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 62.Voor de loten die verkocht zijn bij een verkoop die het Agentschap georganiseerd heeft, mag niet begonnen worden met de kapping zonder een voorafgaande betalingsbevestiging van het Agentschap.

Voor de loten die verkocht zijn bij een verkoop die een ander openbaar bestuur of zijn aangestelde georganiseerd heeft, mag niet begonnen worden met de kapping zonder een voorafgaande betalingsbevestiging van het betrokken openbaar bestuur of de betrokken aangestelde.

De Vlaamse Regering bepaalt de modaliteiten voor de betalingsbevestiging, vermeld in het eerste lid.".

Art. 42.Artikel 63 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 7 december 2007 en 30 april 2009, wordt opgeheven.

Art. 43.Artikel 64 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 30 april 2009, wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 64.De Vlaamse Regering stelt nadere regels vast voor de volgende aspecten van de exploitatie: 1° de omgang met bomen die tijdens de exploitatie ten onrechte gekapt zijn;2° het vermijden van schade bij de uitvoering van de exploitatie;3° het tijdstip van de exploitatie;4° de termijn voor de uitvoering van de exploitatie;5° het transport van hout en andere bosproducten; 6° de controle van de exploitatie.".

Art. 44.In hetzelfde decreet worden de volgende artikelen opgeheven: 1° artikel 65, gewijzigd bij de decreten van 7 december 2007 en 30 april 2009;2° artikel 66, gewijzigd bij het decreet van 30 april 2009;3° artikel 67, gewijzigd bij het decreet van 30 april 2009;4° artikel 68, gewijzigd bij de decreten van 7 december 2007 en 30 april 2009;5° artikel 69, gewijzigd bij de decreten van 7 december 2007 en 30 april 2009;6° artikel 70, gewijzigd bij de decreten van 7 december 2007 en 30 april 2009;7° artikel 71, gewijzigd bij het decreet van 30 april 2009;8° artikel 72, gewijzigd bij het decreet van 30 april 2009;9° artikel 73, gewijzigd bij het decreet van 7 december 2007.

Art. 45.In artikel 74 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de woorden "de kavel" worden vervangen door de woorden "het lot"; 2° er wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "In voorkomend geval zijn aannemers van een exploitatie, bij bosmisdrijven als vermeld in het eerste lid, hoofdelijk aansprakelijk, samen met de koper.".

Art. 46.Artikel 75 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 18 mei 1999, 7 december 2007, 30 april 2009 en 20 april 2012, wordt opgeheven.

Art. 47.In hoofdstuk VI van hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 30 juni 2017, wordt afdeling 4, die bestaat uit artikel 76 tot en met 79, opgeheven.

Art. 48.In artikel 81 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 18 mei 1999, 7 december 2007, 30 april 2009, 20 april 2012, 1 maart 2013 en 12 juli 2013, wordt het zevende lid opgeheven.

Art. 49.In artikel 87, vierde lid, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 20 april 2012, worden de woorden "in agrarisch gebied" vervangen door de woorden "in agrarisch gebied of een daarmee gelijkgesteld bestemmingsgebied".

In artikel 87, vijfde lid, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 30 juni 2017, wordt tussen de woorden "spontane bebossing" en de zinsnede ", is in afwijking van" de zinsnede "met als bedoeling terug te keren naar gebruik als landbouwgrond als vermeld in artikel 2, 12°, van het decreet van 22 december 2006 houdende inrichting van een gemeenschappelijke identificatie van landbouwer, exploitatie en landbouwgrond in het kader van het meststoffenbeleid en van het landbouwbeleid" ingevoegd.

Art. 50.In artikel 90 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 18 mei 1999, 24 december 2004, 22 april 2005, 7 december 2007 en 23 december 2010, wordt het vijfde lid opgeheven.

Art. 51.Aan artikel 90bis, § 4, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 21 oktober 1997, vervangen bij het decreet van 17 juli 2000 en gewijzigd bij de decreten van 21 december 2001 en 9 mei 2014, wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Gronden die via eenvoudige melding als vermeld in artikel 87, vijfde lid, worden gerooid na inwerkingtreding van het decreet van 26 april 2019 houdende diverse bepalingen inzake omgeving, natuur en landbouw, komen niet in aanmerking voor compensatie in natura in de volgende gevallen: 1° gedurende 20 jaar na de melding indien de grond gelegen is in agrarisch gebied of een daarmee gelijkgesteld bestemmingsgebied; 2° tot aan de datum van inwerkingtreding van de bestemmingswijziging van de grond naar een bestemming die ressorteert onder de categorie van gebiedsaanduiding `bos', `overig groen' of `reservaat en natuur' of tot aan de datum van inwerkingtreding van de aanduiding van de grond als `watergevoelig openruimtegebied' conform artikel 5.6.8, § 1, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening.".

Art. 52.In artikel 91 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 19 mei 2006 en gewijzigd bij het decreet van 7 december 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° paragraaf 1 wordt vervangen door wat volgt: " § 1.In de volgende gevallen is de verwerver ertoe gehouden om de rechten en plichten na te leven die voortvloeien uit dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan, met inbegrip van de uitvoering van de bestuurlijke maatregelen die krachtens titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid opgelegd zijn wegens schendingen van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan, onverminderd de verplichting van de personen ten aanzien van wie de bestuurlijke maatregelen oorspronkelijk zijn opgelegd: 1° bij een overdracht of vestiging van een zakelijk recht op een onroerend goed waarop dit decreet van toepassing is, of bij een verdeling van een dergelijk goed, als de verwerver daarbij geheel of gedeeltelijk het beheer van het bos verkrijgt;2° bij iedere rechtshandeling waarbij het beheer van een onroerend goed waarop dit decreet van toepassing is, geheel of gedeeltelijk overgedragen wordt voor een duur van meer dan negen jaar. Het eerste lid is niet van toepassing op: 1° huwelijkscontracten en de wijzigingen ervan;2° contracten over de mandeligheid; 3° akten over de fusie van rechtspersonen en de met fusie gelijkgestelde verrichtingen."; 2° in paragraaf 2, eerste lid, worden de woorden "overdracht of verdeling" vervangen door de woorden "vestiging of overdracht van een zakelijk recht op of bij een verdeling";3° aan paragraaf 2, eerste lid, wordt de zinsnede ", met inbegrip van elke bestuurlijke maatregel die in voorkomend geval opgelegd is ten aanzien van dit goed wegens schending van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan" toegevoegd;4° in paragraaf 2, tweede lid, wordt de zinsnede "het eigendomsrecht van dergelijke onroerende goederen belast met zakelijke rechten in de mate dat daarbij het beheer van het bos wordt overgedragen, en" vervangen door de zinsnede "een zakelijk recht vestigt of overdraagt op dergelijke onroerende goederen als daarbij het beheer van het bos wordt overgedragen, alsook";5° paragraaf 3 wordt vervangen door wat volgt: " § 3.De instrumenterende ambtenaar gaat bij alle akten van verkoop of van verhuring voor meer dan negen jaar van een onroerend goed, van een inbreng in een vennootschap en ook in alle akten van vestiging, overdracht van vruchtgebruik, erfpacht of opstal, en in elke andere akte van een eigendomsoverdracht ten bezwarende titel bij het Agentschap na of er rechten, verplichtingen of bestuurlijke maatregelen als vermeld in paragraaf 1, van toepassing zijn op dat goed en neemt die in voorkomend geval op in de akte in een aparte rubriek `Bosdecreet'. In die rubriek neemt hij ook de verklaring op van de overdrager of verdeler dat hij zijn informatieplicht, vermeld in paragraaf 2, heeft nageleefd en, in voorkomend geval, de nodige stukken heeft overgedragen.

De beschikbaarheid van een bosbeheerplan en de referentiegegevens ervan, alsook de verplichtingen die volgen uit kapmachtigingen en bestuurlijke maatregelen, worden in de akte vermeld.

In het databestand van het Agentschap worden de persoonlijke identificatiegegevens opgenomen van eigenaars, in het bijzonder de naam, de voornaam en het rijksregisternummer samen met gegevens op perceelsniveau die verbonden zijn aan de in paragraaf 1 bedoelde rechten en plichten. Deze gegevens kunnen worden verstrekt aan de instrumenterend ambtenaar teneinde de in dit artikel vermelde informatieoverdracht te realiseren.

Deze verwerking is noodzakelijk voor de vervulling van een taak van algemeen belang. Het Agentschap is verwerkingsverantwoordelijke zoals vermeld in de algemene verordening gegevensbescherming, en voldoet aan de verplichtingen die in dat verband op hen rusten. De overdrager of verdeler is de betrokkene zoals vermeld in de algemene verordening gegevensbescherming.

Het Agentschap gebruikt de gegevens ten behoeve van het toezicht inzake naleving van de in paragraaf 1 beschreven rechten en plichten en om deze rechten en plichten die golden ten aanzien van de overdrager of verdeler tegenstelbaar te maken aan de verwerver.

De gegevens worden in het databestand bijgehouden gekoppeld aan het perceel zolang dat vereist is volgens de specifieke vereisten verbonden aan de genoemde rechten en plichten.".

Art. 53.In artikel 97 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 18 mei 1999, 7 december 2007, 30 april 2009, 23 december 2010, 1 maart 2013 en 12 juli 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, inleidende zin, wordt de zinsnede "en voor wat de bosreservaten betreft, de commissie gehoord," opgeheven;2° in paragraaf 1, 5, worden de woorden "op te richten" vervangen door de woorden "op te richten en in stand te houden";3° in paragraaf 2, 1, worden de woorden "op te richten" vervangen door de woorden "op te richten en in stand te houden";4° paragraaf 4 wordt opnieuw opgenomen in de volgende lezing: " § 4.De verboden, vermeld in paragraaf 1 en 2, gelden niet in de natuurreservaten, vermeld in artikel 16ter decies van het decreet Natuurbehoud.". HOOFDSTUK 1 0. - Wijziging van het decreet van 23 januari 1991 tot oprichting van het Fonds voor Preventie en Sanering inzake Leefmilieu en Natuur als Gewestdienst met Afzonderlijk Beheer

Art. 54.In artikel 3, 1°, van het decreet van 23 januari 1991 tot oprichting van het Fonds voor Preventie en Sanering inzake Leefmilieu en Natuur als Gewestdienst met Afzonderlijk Beheer wordt de zinsnede "decreet van 2 juli 1981 betreffende het beheer van afvalstoffen" vervangen door de zinsnede "decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen". HOOFDSTUK 1 1. - Wijziging van het Jachtdecreet van 24 juli 1991

Art. 55.Artikel 22, tweede lid, eerste streepje, van het Jachtdecreet van 24 juli 1991, gewijzigd bij het decreet van 18 december 2015, wordt vervangen door wat volgt: "- door personen die voldoen aan de voorwaarden opgelegd door de Vlaamse Regering tot het verkrijgen van een jachtverlof of, in geval dat het doden gebeurt met vuurwapens, door personen die in het bezit zijn van een jachtverlof of bijzondere veldwachters;". HOOFDSTUK 1 2. - Wijzigingen van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid

Art. 56.In artikel 3.2.1, § 4, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, ingevoegd bij het decreet van 19 april 1995 en gewijzigd bij de decreten van 23 december 2010 en 25 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het tweede lid worden de woorden "door de Vlaamse Regering aangewezen" vervangen door het woord "bevoegde"; 2° in het derde lid wordt de zin "In dit laatste geval wordt van de gezamenlijke aanstelling van de milieucoördinator door de exploitant onmiddellijk kennis gegeven aan de door de Vlaamse Regering aangewezen afdeling." opgeheven.

Art. 57.In artikel 3.2.3, § 3, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 19 april 1995 en gewijzigd bij het decreet van 23 december 2010, wordt de zin "De exploitant brengt de aanstelling van de milieucoördinator ter kennis van de door de Vlaamse Regering aangewezen afdeling." vervangen door de zin "De exploitant houdt het aanstellingsdossier op de exploitatiezetel ter beschikking van de bevoegde afdeling.".

Art. 58.In artikel 4.1.1, § 1, 4°, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, ingevoegd bij het decreet van 18 december 2002 en vervangen bij het decreet van 27 april 2007, wordt het woord "lokaal" vervangen door het woord "gemeentelijk".

Art. 59.In artikel 4.2.3, § 2 en § 3, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 18 december 2002, vervangen bij het decreet van 27 april 2007 en gewijzigd bij het decreet van 8 mei 2009, worden de woorden "klein gebied op lokaal niveau" uitgelegd als volgt: "klein gebied in een gemeentelijk of provinciaal plannings- of programma-initiatief".

Art. 60.In artikel 5.1.1, 12°, b) en c), van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 25 april 2014 en gewijzigd bij het decreet van 8 december 2017, worden de woorden "geldende vergunning of melding" vervangen door de woorden "geldende vergunning of meldingsakte".

Art. 61.In artikel 10.3.3, § 2, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 7 mei 2004 en gewijzigd bij de decreten van 25 mei 2007, 23 december 2011, 25 april 2014 en 18 december 2015, wordt punt 5° vervangen door wat volgt: "5° het behandelen van de aanvragen en het verlenen, schorsen en opheffen van de erkenningen, vermeld in artikel 7, 9, 32/1 en 33 van het Materialendecreet;".

Art. 62.In artikel 16.1.1, eerste lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 21 december 2007 en het laatst gewijzigd bij het decreet van 15 juli 2016, wordt een punt 5° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "5° /1 de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen;". HOOFDSTUK 1 3. - Wijzigingen van het decreet van 20 december 1996 tot regeling van de rol van de lokale adviescommissie in het kader van het recht op minimumlevering van elektriciteit, gas en water

Art. 63.In artikel 7, § 3, van het decreet van 20 december 1996 tot regeling van de rol van de lokale adviescommissie in het kader van het recht op minimumlevering van elektriciteit, gas en water, gewijzigd bij de decreten 25 mei 2007 en 19 juli 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het eerste lid wordt vervangen door wat volgt: "Voor de levering van water brengt de lokale adviescommissie binnen dertig kalenderdagen na de ontvangst van het verzoek en na een tegensprekelijk onderzoek een gemotiveerd advies uit over in voorkomend geval: 1° het verzoek van de exploitant om de levering van water bij een huishoudelijke abonnee te begrenzen in debiet of af te sluiten in de gevallen, vermeld in artikel 2.2.2, § 6, eerste lid, 7° tot en met 9°, 12° en 13°, van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018; 2° het verzoek om de begrenzing van het debiet weg te nemen of de huishoudelijke abonnee weer aan te sluiten na een weigering van de exploitant om de begrenzing van het debiet bij de huishoudelijke abonnee weg te nemen of de huishoudelijke abonnee weer aan te sluiten na beëindiging van de gevallen, vermeld in artikel 2.2.2, § 6, eerste lid, 7° tot en met 9°, 12° en 13°, van het voormelde decreet."; 2° in het vierde lid worden tussen het woord "tot" en het woord "heraansluiting" de woorden "wegnemen van de begrenzing van het debiet of" ingevoegd.

Art. 64.Artikel 8 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 25 mei 2007, wordt opgeheven. HOOFDSTUK 1 4. - Wijzigingen van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu

Art. 65.In artikel 16sedecies, § 2, van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, ingevoegd bij het decreet van 9 mei 2014 en gewijzigd bij het decreet van 30 juni 2017, wordt tussen het tweede en het derde lid een lid ingevoegd, dat luidt als volgt: "De terugvordering van de subsidie staat in verhouding tot de mate waarin de beheermaatregelen, opgenomen in het goedgekeurde natuurbeheerplan, niet zijn uitgevoerd, de verbintenissen niet zijn nageleefd, en de beheerdoelstellingen niet zijn bereikt.".

Art. 66.In artikel 25, § 3, eerste lid, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 19 juli 2002, 7 december 2007, 20 april 2012 en 9 mei 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in punt 1° wordt de zinsnede "het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen" vervangen door de woorden "het Mestdecreet";2° in punt 2° wordt punt 1) vervangen door wat volgt: "1) pesticiden te gebruiken op percelen waar de bemesting conform artikel 41bis en 41ter van het Mestdecreet beperkt is tot rechtstreekse uitscheiding bij begrazing, tot twee grootvee-eenheden per hectare op jaarbasis, in voorkomend geval vermeerderd met een supplementaire bemesting van maximaal 100 kg stikstof uit kunstmest per hectare per jaar.De Vlaamse Regering kan, voor bepaalde gevallen van percelen die niet onder dit verbod vallen, de modaliteiten of de middelen voor het gebruik van pesticiden nader specificeren, zonder dat ze echter tot een volledig verbod kan overgaan;".

Art. 67.Aan artikel 51, § 3, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 19 juli 2002, worden een tweede, derde en vierde lid toegevoegd, die luiden als volgt: "Met behoud van de bevoegdheden van de toezichthoudende ambtenaren krachtens andere wetten of decreten, kunnen ambtshalve op private terreinen door het agentschap of personen in opdracht van het agentschap maatregelen worden uitgevoerd inzake beheer en bestrijding van: 1° in het wild voorkomende, voor de Europese Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten.Dat zijn uitheemse soorten waarvan de negatieve effecten zodanig zijn dat conform artikel 4, lid 3, van verordening nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten, gezamenlijk optreden op het niveau van de Unie vereist is; 2° in het wild voorkomende, voor het Vlaamse Gewest zorgwekkende invasieve soorten.Dat zijn soorten die in het Vlaamse Gewest op een lijst zijn geplaatst als vermeld in artikel 12 van de voormelde verordening; 3° in het wild voorkomende, voor België zorgwekkende invasieve soorten.Dat zijn soorten die op een nationale lijst zijn geplaatst.

De maatregelen, vermeld in het tweede lid, kunnen alleen maatregelen zijn die zijn opgenomen in een beheerregeling die de Vlaamse Regering vaststelt.

De maatregelen, vermeld in het tweede lid, kunnen alleen ambtshalve worden uitgevoerd indien de eigenaar, de huurder, de exploitant of de grondgebruiker van een privaat terrein na schriftelijk verzoek niet zelf in beheer of bestrijding voorziet. Voor de ambtshalve uitvoering moet schriftelijke toestemming door de eigenaar, de huurder, de exploitant of de grondgebruiker zijn bekomen. Ingeval geen toestemming wordt bekomen, kan de eigenaar, de huurder, de exploitant of de grondgebruiker aansprakelijk worden gesteld voor de beheerkosten of herstelkosten die voortkomen uit de populatie van de betreffende soort op zijn terrein.".

Art. 68.In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 22 december 2017, wordt een artikel 57ter ingevoegd, dat luidt als volgt: "

Art. 57ter.§ 1. Een bestuurlijke maatregel ingevolge schendingen van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan, opgelegd met toepassing van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, wordt uitgevoerd door de verwerver van een zakelijk recht op een onroerend goed waarop een dergelijke bestuurlijke maatregel rust, onverminderd de verplichting van de personen ten aanzien van wie de bestuurlijke maatregelen oorspronkelijk zijn opgelegd.

De instrumenterende ambtenaar vermeldt in alle akten van verkoop of van verhuring voor meer dan negen jaar van een onroerend goed of van een inbreng in een vennootschap, en ook in alle akten van vestiging, overdracht van vruchtgebruik, erfpacht of opstal, en in elke andere akte van een eigendomsoverdracht ten bezwarende titel het bestaan van een bestuurlijke maatregel die de verwerver van het zakelijk recht moet uitvoeren, met een omschrijving van de verplichtingen die overgaan op de verwerver van het zakelijk recht.

Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op: 1° huwelijkscontracten en de wijzigingen ervan;2° contracten over de mandeligheid;3° akten over de fusie van rechtspersonen en de met fusie gelijkgestelde verrichtingen. § 2. In het databestand van het agentschap worden de persoonlijke identificatiegegevens opgenomen van eigenaars, in het bijzonder de naam, de voornaam en het rijksregisternummer. Deze gegevens worden verstrekt aan de instrumenterend ambtenaar, met het doeleinde na te gaan of er bestuurlijke maatregelen van toepassing zijn op het over te dragen perceel en ten behoeve van de overdracht van de in artikel 16novies, § 2, vermelde gegevens.

Deze verwerking is noodzakelijk voor de vervulling van een taak van algemeen belang. Het agentschap is verwerkingsverantwoordelijke zoals vermeld in de algemene verordening gegevensbescherming, en voldoet aan de verplichtingen die in dat verband op hen rusten. De verkoper is de betrokkene zoals vermeld in de algemene verordening gegevensbescherming.

Het agentschap gebruikt de in het eerste lid vermelde gegevens om bestuurlijke maatregelen die opgelegd werden ten aanzien van de vorige overdrager en het bestaan van een natuurbeheerplan en de erfdienstbaarheid, vermeld in artikel 16quaterdecies, § 2, tegenstelbaar te maken aan de verwerver.

De gegevens worden in het databestand bijgehouden, gekoppeld aan het perceel zolang dat vereist is volgens de verplichtingen volgend uit het natuurbeheerplan, de erfdienstbaarheid, vermeld in artikel 16quaterdecies, § 2, en het naleven van de bestuurlijke maatregelen.". HOOFDSTUK 1 5. - Wijzigingen van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018

Art. 69.Aan artikel 1.3.3.3.2 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018, waarvan de bestaande tekst paragraaf 1 zal vormen, wordt een paragraaf 2 toegevoegd, die luidt als volgt: " § 2. Elke verzekeraar van een zaakverzekeringsovereenkomst met betrekking tot het gevaar brand die op het grondgebied van het Vlaamse Gewest de waarborg biedt tegen de natuurrampen, vermeld in artikel 123 van de wet van 4 april 2014 betreffende verzekeringen, stelt op eenvoudig verzoek van de CIW alle informatie waarover hij beschikt en die nodig is voor de vaststelling van de mogelijk of effectief overstromingsgevoelig gebieden, vermeld in paragraaf 1, ter beschikking van de CIW. In het kader van de informatieoverdracht, vermeld in het eerste lid, worden de geografische gegevens die kunnen leiden tot de identificatie van natuurlijke personen verwerkt met toepassing van de regelgeving inzake de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens. De CIW wordt hierbij aangewezen als verwerkingsverantwoordelijke. Die geografische gegevens worden verwerkt om de vaststelling van de mogelijk of effectief overstromingsgevoelige gebieden, vermeld in paragraaf 1, te realiseren. De bewaartermijn van die geografische gegevens is tien jaar na de ontvangst ervan.

De Vlaamse Regering kan de voorwaarden bepalen waaronder die informatie ter beschikking wordt gesteld.".

Art. 70.In artikel 1.5.3.1, vijfde lid, van hetzelfde decreet worden de woorden "de algemene bekkenvergadering en het bekkenbureau" vervangen door de woorden "het bekkenbestuur".

Art. 71.In artikel 1.7.6.1, tweede lid, 4°, van hetzelfde decreet wordt de zinsnede ", de kwetsbare zones ecologische waardevolle agrarische gebieden en de kwetsbare zones natuur, bedoeld in artikel 15bis en 15ter van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen" vervangen door de zinsnede "en de gebieden, vermeld in artikel 41bis en 41ter van het Mestdecreet van 22 december 2006".

Art. 72.Aan artikel 2.2.1, § 3, van hetzelfde decreet wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "De Vlaamse Regering stelt nadere regels vast over de tijdelijke beperkingen van het gebruik in het geval de levering van water bestemd voor menselijke consumptie vanuit kwantitatief oogpunt in het gedrang komt.".

Art. 73.In artikel 2.2.2 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 3 worden na de woorden "Behalve in de gevallen" de woorden "waarbij tot afsluiting wordt overgegaan" ingevoegd;2° paragraaf 6 wordt vervangen door wat volgt: " § 6.De exploitant mag op zijn initiatief de waterlevering bij een huishoudelijke abonnee alleen in de onderstaande gevallen en volgens de onderstaande voorwaarden begrenzen in debiet of afsluiten: 1° afsluiten bij werkzaamheden voor herstelling, vernieuwing, wijziging, verplaatsing, onderhoud of exploitatie van het openbaar waterdistributienetwerk;2° afsluiten bij een onmiddellijke en ernstige bedreiging voor de volksgezondheid, zolang die toestand duurt; 3° begrenzen in debiet of afsluiten als de huishoudelijke abonnee of de eigenaar bij een bedreiging voor de volksgezondheid en de veiligheid van de watervoorziening als vermeld in artikel 2.3.2, § 4, en artikel 2.3.4, tweede lid, weigert gevolg te geven aan de geadviseerde herstelmaatregelen voor het huishoudelijk leidingnet; 4° begrenzen in debiet of afsluiten als de huishoudelijke abonnee of de eigenaar niet toestemt in of zich verzet tegen de keuring van het huishoudelijk leidingnet, vermeld in artikel 2.2.1, § 2, 1°, en de inventarisatie, controle- en onderhoudstaken, vermeld in artikel 2.4.1, § 1 en § 2; 5° begrenzen in debiet of afsluiten als uit de keuring van het huishoudelijk leidingnet, vermeld in artikel 2.2.1, § 2, 1°, blijkt dat die niet conform is; 6° afsluiten bij fraude van de huishoudelijke abonnee of de eigenaar;7° begrenzen in debiet of afsluiten als de huishoudelijke abonnee of de eigenaar weigert om aan de exploitant of zijn aangestelde toegang te geven tot de ruimte waarin de watermeter is opgesteld voor de controle van de watermeter en van de aansluiting;8° begrenzen in debiet of afsluiten als de huishoudelijke abonnee weigert om met de exploitant een regeling uit te werken voor de betaling van openstaande facturen of de regeling niet nakomt;9° begrenzen in debiet of afsluiten als de verbruiker weigert om de procedures na te komen die de Vlaamse Regering heeft vastgesteld voor de tegensprekelijke overname van de waterlevering of een vernieuwde indienststelling van de waterlevering;10° afsluiten bij een vermoeden dat een onroerend goed onbewoond of in onbruik is;11° begrenzen in debiet of afsluiten als de huishoudelijke abonnee of de eigenaar de verplichtingen op het vlak van bemetering die zijn bepaald ter uitvoering van paragraaf 2, weigert na te komen;12° afsluiten als de huishoudelijke abonnee niet toestemt in of zich verzet tegen de plaatsing van een debietsbegrenzing naar aanleiding van een overeenkomstig gemotiveerd advies van een lokale adviescommissie;13° afsluiten als de exploitant vaststelt dat de huishoudelijke abonnee op een onrechtmatige wijze de begrenzing van het debiet, geplaatst naar aanleiding van een overeenkomstig gemotiveerd advies van een lokale adviescommissie, heeft gemanipuleerd of heeft weggenomen. In de gevallen, vermeld in het eerste lid, 3° tot en met 5° en 11°, is de begrenzing van het debiet of de afsluiting pas mogelijk na de ontvangst van een overeenkomstig bevel van de toezichthoudende ambtenaar.

In de gevallen, vermeld in het eerste lid, 7° tot en met 9°, 12° en 13°, is de begrenzing van het debiet of de afsluiting pas mogelijk na een overeenkomstig gemotiveerd advies van de lokale adviescommissie en conform de procedure en de voorwaarden, vermeld in het decreet van 20 december 1996 tot regeling van de rol van de lokale adviescommissie in het kader van het recht op minimumlevering van elektriciteit, gas en water.

In het derde lid wordt verstaan onder lokale adviescommissie: een lokale adviescommissie als vermeld in artikel 7 van het voormelde decreet.

De Vlaamse Regering kan nadere procedures over de begrenzing van het debiet en de afsluiting van de waterlevering bij een huishoudelijke abonnee bepalen.

In het geval, vermeld in het eerste lid, 1°, komen de kosten die verbonden zijn aan de afsluiting en de heraansluiting, niet ten laste van de huishoudelijke abonnee of de eigenaar.

In het geval, vermeld in het eerste lid, 2°, zijn de kosten die verbonden zijn aan de afsluiting en de heraansluiting, ten laste van de veroorzaker van de situatie van onmiddellijke en ernstige bedreiging voor de volksgezondheid. Als die veroorzaker niet bekend is, zijn die kosten ten laste van de exploitant.

In de gevallen, vermeld in het eerste lid, 3° tot en met 7° en 11°, zijn de kosten die verbonden zijn aan de begrenzing van het debiet en de wegneming van de begrenzing van het debiet of de afsluiting en de heraansluiting, ten laste van de huishoudelijke abonnee of de eigenaar wanneer kan worden vastgesteld dat deze laatste verantwoordelijk is voor het niet in regel zijn.

In de gevallen, vermeld in het eerste lid, 8°, zijn de kosten die verbonden zijn aan de afsluiting en de heraansluiting, ten laste van de huishoudelijke abonnee. De kosten die verbonden zijn aan de begrenzing van het debiet of de wegneming ervan, zijn ten laste van de exploitant.

In het geval, vermeld in het eerste lid, 9°, zijn de kosten die verbonden zijn aan de afsluiting en de heraansluiting, ten laste van de verbruiker. De kosten die verbonden zijn aan de begrenzing van het debiet of de wegneming ervan, zijn ten laste van de exploitant.

In het geval, vermeld in het eerste lid, 10°, zijn de kosten die verbonden zijn aan de afsluiting en de heraansluiting, ten laste van de eigenaar.

In de gevallen, vermeld in het eerste lid, 12° en 13°, zijn de kosten die verbonden zijn aan de afsluiting en de heraansluiting, ten laste van de huishoudelijke abonnee.

In afwijking van het zesde tot en met het twaalfde lid zijn de kosten die verbonden zijn aan de begrenzing van het debiet en de wegneming van de begrenzing van het debiet of de afsluiting en de heraansluiting, altijd ten laste van de exploitant als blijkt dat de huishoudelijke abonnee ten onrechte is afgesloten of ten onrechte een begrenzing van het debiet kreeg opgelegd."; 3° in paragraaf 7 worden tussen de zinsnede ", kan" en het woord "afsluiten" de woorden "begrenzen in debiet of" ingevoegd;4° in paragraaf 8 worden tussen het woord "effectieve" en het woord "afsluiting" de woorden "begrenzing van het debiet of" ingevoegd.

Art. 74.In artikel 2.3.4, tweede lid, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° tussen de woorden "openbaar waterdistributienetwerk" en het woord "door" worden de woorden "of voor de goede werking ervan" ingevoegd;2° tussen de woorden "openbaar waterdistributienetwerk" en het woord "weg" worden de woorden "of de goede werking ervan" ingevoegd.

Art. 75.In artikel 4.2.2.1.7 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° paragraaf 4 wordt vervangen door wat volgt: " § 4.De heffingsplichtige die het huishoudelijk afvalwater dat afkomstig is van zijn woongelegenheid, heeft gezuiverd in een individuele behandelingsinstallatie voor afvalwater als vermeld in paragraaf 1 en 2, en die de vrijstelling, vermeld in paragraaf 1 en 2 wil krijgen, moet, op straffe van verval van het recht op vrijstelling, uiterlijk binnen drie maanden vanaf de derde werkdag die volgt op de dag waarop het heffingsbiljet aan de postdiensten overhandigd is, een schriftelijke aanvraag indienen bij het college van burgemeester en schepenen van het ambtsgebied waar de installatie ligt.

Als het gaat om een inrichting of activiteit als vermeld op de indelingslijst, vermeld in artikel van 5.2.1, § 1, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, wordt bij die aanvraag een afschrift gevoegd van de melding of de lopende vergunning voor de exploitatie van de individuele behandelingsinstallatie voor afvalwater.

De burgemeester onderzoekt de aanvraag en reikt een attest uit als de individuele behandelingsinstallatie voor afvalwater is gebouwd en wordt geëxploiteerd conform een code van goede praktijk, overeenkomstig de voorschriften van titel II van het VLAREM. Binnen drie maanden vanaf de dag na de ontvangst van de aanvraag bezorgt de burgemeester de exploitant van een openbaar waterdistributienetwerk van zijn ambtsgebied de aanvraag en het attest of de beslissing waarbij de aflevering van een attest wordt geweigerd.

Hij stuurt een kopie van de aanvraag en het attest of de weigeringsbeslissing naar de heffingsplichtige.

De exploitant van een openbaar waterdistributienetwerk stuurt die stukken onmiddellijk door naar de Vlaamse Milieumaatschappij als die ervoor bevoegd is de vrijstelling te verlenen.

Het voormelde attest heeft in ieder geval een maximale geldigheidsduur van vijf jaar vanaf 1 januari van het jaar waarvoor de burgemeester het attest heeft uitgereikt, tenzij de Vlaamse Milieumaatschappij beschikt over gegevens waaruit blijkt dat de waterzuiveringsinfrastructuur tijdens die periode niet wordt uitgebaat conform een code van goede praktijk, overeenkomstig de voorschriften van titel II van het VLAREM, of gewijzigd is.

Als aan de Vlaamse Milieumaatschappij een voormeld attest wordt bezorgd, kan deze de heffingsplichtige automatisch vrijstellen van heffing zonder dat de heffingsplichtige een schriftelijke aanvraag indient. In voorkomend geval ontvangt de heffingsplichtige geen heffingsbiljet. Voor heffingsplichtigen die gedurende de geldigheidstermijn van het attest een heffingsbiljet hebben gekregen, wordt de vrijstelling alleen op schriftelijke aanvraag verleend.

Daarin mag worden verwezen naar het eerder ingediende attest."; 2° paragraaf 5 wordt vervangen door wat volgt: " § 5.De Vlaamse Milieumaatschappij kan een heffingsplichtige die het huishoudelijk afvalwater dat afkomstig is van zijn woongelegenheid, heeft gezuiverd in een individuele behandelingsinstallatie voor afvalwater als vermeld in paragraaf 1 en 2, automatisch vrijstellen op basis van de inlichtingen die ze heeft ingewonnen bij de gemeenten of, als de installatie gebouwd of beheerd wordt door de exploitant van een openbaar waterdistributienetwerk, op basis van de inlichtingen die ze ingewonnen heeft bij de exploitant van een openbaar waterdistributienetwerk.

Als de vrijstelling automatisch wordt toegekend, ontvangt de rechthebbende geen heffingsbiljet.

Voor heffingsplichtigen die een heffingsbiljet hebben gekregen, wordt de voormelde vrijstelling alleen op schriftelijke aanvraag verleend.

De heffingsplichtigen moeten hun aanvraag uiterlijk binnen drie maanden vanaf de derde werkdag nadat het heffingsbiljet aan de postdiensten overhandigd is, bij de Vlaamse Milieumaatschappij indienen.".

Art. 76.In artikel 4.3.3.4 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de paragrafen 1 tot en met 3 worden vervangen door wat volgt: " § 1.De abonnee, respectievelijk de gebruiker van een private waterwinning, vermeld in artikel 4.2.2.2.1, die al het huishoudelijke afvalwater dat afkomstig is van zijn woongelegenheid, heeft gezuiverd in een individuele behandelingsinstallatie voor afvalwater, hetzij in eigen beheer of gemeenschappelijk beheer, hetzij gebouwd of geëxploiteerd door de gemeente, het gemeentebedrijf, de intercommunale of het intergemeentelijk samenwerkingsverband, de exploitant van een openbaar waterdistributienetwerk of een entiteit die de gemeente na publieke marktbevraging heeft aangesteld als vermeld in artikel 1.1.2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, en die aan de voorwaarden, vermeld in het derde lid, voldoet, wordt door de exploitant van het openbare waterdistributienetwerk vrijgesteld van betaling van de bovengemeentelijke bijdrage of vergoeding, vermeld in artikel 4.3.1.1.1 en 4.3.1.2.1 van dit decreet. § 2. Elke verbruiker die al het huishoudelijke afvalwater dat afkomstig is van zijn woongelegenheid, heeft gezuiverd op de wijze, vermeld in paragraaf 1, en die de vrijstelling, vermeld in het eerste lid, niet kan krijgen, heeft recht op een compensatie in zijn aandeel in de bovengemeentelijke bijdrage of vergoeding, vermeld in artikel 4.3.1.1.1, 4.3.1.2.1 en 4.3.2.1, volgens de voorwaarden, vermeld in artikel 4.3.3.3, en die berekend wordt met de formule C = A + M x 0,75 x Tkvc, waarbij: 1° C: de compensatie; 2° A: het vastrecht, vermeld in artikel 4.3.1.1.3 als dat van toepassing is; 3° M: het aantal gedomicilieerden van het gezin van de compensatiegerechtigde op 1 januari van het kalenderjaar op het domicilieadres van de compensatiegerechtigde; 4° Tkvc: a) voor de klanten, vermeld in afdeling 1: het tarief Tkv, vermeld in artikel 4.3.1.1.4; b) voor de klanten, vermeld in afdeling 2: het tarief Tgv, vermeld in artikel 4.3.2.2, verhoogd met het tarief Tgvg, vermeld in artikel 4.3.2.3.

De individuele behandelingsinstallaties voor afvalwater moeten aan al de volgende voorwaarden voldoen: 1° als het gaat om een hinderlijk ingedeelde inrichting conform bijlage 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, gemeld of vergund zijn conform de voorschriften, vermeld in titel V van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid;2° gebouwd zijn en geëxploiteerd worden volgens een code van goede praktijk, conform de voorschriften, vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne. De vrijstelling, vermeld in paragraaf 1, of de compensatie, vermeld in het eerste lid, kan ook worden toegekend aan de abonnee of de gebruiker van een private waterwinning van wie de woongelegenheid met een gecertificeerde individuele behandelingsinstallatie voor afvalwater is uitgerust en onderhouden wordt volgens de door de Vlaamse Regering vastgestelde regels.

De vrijstelling, respectievelijk de compensatie, geldt niet voor individuele behandelingsinstallaties voor afvalwater die zijn aangelegd nadat de woongelegenheid al aangesloten kon worden op een rioolwaterzuiveringsinstallatie.

De vrijstelling geldt maximaal vijf jaar nadat de woning aansluitbaar is op de riolering.

Als de exploitant van een openbaar waterdistributienetwerk, of de gemeente of een gemeentelijke rioolbeheerder, instaat voor de bouw of exploitatie van de individuele behandelingsinstallaties voor afvalwater, kent de exploitant automatisch de vrijstelling, vermeld in paragraaf 1, of de compensatie, vermeld in het eerste lid, toe als de installatie voldoet aan de voorwaarden, vermeld in het tweede lid. § 3. In alle overige gevallen dient de vrijstellingsgerechtigde respectievelijk de compensatiegerechtigde die de vrijstelling, respectievelijk de compensatie, vermeld in dit artikel wil krijgen, op straffe van verval van het recht op die vrijstelling of die compensatie, binnen twaalf maanden na de aanrekening van de bovengemeentelijke bijdrage of de vergoeding door de exploitant van het openbare waterdistributienetwerk een schriftelijke aanvraag in bij het college van burgemeester en schepenen van het ambtsgebied waar de installatie ligt.

Als het gaat om een inrichting of activiteit als vermeld op de indelingslijst, vermeld in artikel 5.2.1, § 1, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, wordt bij de aanvraag, vermeld in het achtste lid, een afschrift gevoegd van de melding of de lopende vergunning voor de exploitatie van de individuele behandelingsinstallatie voor afvalwater. De burgemeester onderzoekt de aanvraag en reikt een attest uit als de individuele behandelingsinstallatie voor afvalwater is gebouwd en wordt geëxploiteerd volgens een code van goede praktijk, overeenkomstig de voorschriften van titel II van het VLAREM. Binnen drie maanden vanaf de dag na de ontvangst van de aanvraag bezorgt de burgemeester de exploitant van een openbaar waterdistributienetwerk van zijn ambtsgebied de aanvraag en het attest of de beslissing waarbij de aflevering van een attest wordt geweigerd. Hij zendt een kopie van de aanvraag en het attest of van de beslissing waarbij het attest wordt geweigerd aan de vrijstellingsgerechtigde of de compensatiegerechtigde.

Als de exploitant van een openbaar waterdistributienetwerk niet bevoegd is voor de beslissing over die aanvraag, worden de stukken onmiddellijk doorgestuurd naar de Vlaamse Milieumaatschappij.

Het attest, vermeld in het tweede lid, heeft in ieder geval een maximale geldigheidsduur van vijf jaar vanaf 1 januari van het jaar waarvoor de burgemeester het attest heeft uitgereikt, tenzij de exploitant van het openbare waterdistributienetwerk beschikt over gegevens waaruit blijkt dat de waterzuiveringsinstallatie tijdens die periode niet wordt uitgebaat conform een code van goede praktijk, conform de voorschriften, vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, of substantieel is gewijzigd.

De vrijstelling en de compensatie worden pro rata temporis toegekend op het verbruik vanaf de datum van ingebruikname van de waterzuiveringsinstallatie.

De vrijstelling en de compensatie zijn niet cumuleerbaar met het sociale tarief en de compensatie, vermeld in de artikelen 4.3.3.1 tot en met 4.3.3.3."; 2° aan paragraaf 4 wordt een derde lid toegevoegd dat luidt als volgt: "Tot de Vlaamse Regering gebruikmaakt van de bevoegdheden zoals vermeld in het eerste en het tweede lid worden voor het vaststellen van die correcties, de correcties overgenomen zoals vermeld in artikel 4.2.1.1.2 tot en met artikel 4.2.1.1.5, artikel 4.2.2.1.4 tot en met artikel 4.2.2.1.8, artikel 4.2.2.3.5 tot en met artikel 4.2.2.3.7 en artikel 4.2.2.4.1 tot en met artikel 4.2.2.4.3, met dien verstande dat de woorden "de heffing", "het heffingsbiljet", "het heffingsjaar" en "de heffingsplichtige" vervangen worden door respectievelijk de woorden "de bijdrage of vergoeding", "de waterfactuur", "het facturatiejaar", "de abonnee of gebruiker van een private waterwinning".".

Art. 77.In artikel 5.2.1.2, § 2, van hetzelfde decreet wordt na het punt 5° een punt 6° ingevoegd, dat luidt als volgt: "6° weigert om de door de Vlaamse Regering vastgestelde verplichting voor de bemetering van het waterverbruik na te komen;".

Art. 78.In artikel 5.2.2.1 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in punt 2° wordt tussen de zinsnede "artikel 2.2.1, § 3," en de woorden "en zijn uitvoeringsbesluiten" de zinsnede ", eerste lid," ingevoegd; 2° er wordt een punt 4° toegevoegd, dat luidt als volgt: "4° de abonnee of de verbruiker die de beperkingen die zijn vastgelegd ter uitvoering van artikel 2.2.1, § 3, tweede lid, niet respecteert."; 3° aan de bestaande tekst, die paragraaf 1 zal vormen, wordt een paragraaf 2 toegevoegd, die luidt als volgt: " § 2.In afwijking van de straf, vermeld in paragraaf 1, 4°, kunnen gemeenten voor kleine vormen van openbare overlast ten gevolge van het niet naleven van de vastgelegde beperkingen van het gebruik die zijn vastgelegd ter uitvoering van artikel 2.2.1, § 3, tweede lid, van dit decreet, gemeentelijke sancties bepalen conform artikel 119bis van de Nieuwe Gemeentewet van 24 juni 1988.

Als de gemeente geen gemeentelijke sancties conform artikel 119bis van de Nieuwe Gemeentewet van 24 juni 1988 heeft bepaald, worden die kleine vormen van openbare overlast in die gemeente bestraft met een geldboete van maximaal 43,75 euro.".

Art. 79.Aan artikel 5.4.1.2 van hetzelfde decreet worden een paragraaf 4 en een paragraaf 5 toegevoegd, die luiden als volgt: " § 4. De aangiften die de heffingsplichtigen hebben ingediend, vermeld in artikel 4.2.4.1, en de documenten en bewijsstukken die daarbij worden gevoegd, die de ambtenaren, bevoegd voor de vestiging van de heffingen, fotografisch, optisch, elektronisch of met een andere informatica- of telegeleidingstechniek registreren, bewaren of weergeven, alsook de weergave ervan op een leesbare drager, hebben bewijskracht voor de toepassing van de bepalingen van hoofdstuk II van titel IV en de uitvoeringsbesluiten ervan. § 5. Onverminderd de toepassing van paragraaf 4 hebben de gegevens en de documenten die de ambtenaren, bevoegd voor de vestiging, inning of invordering van de heffingen, hebben ontvangen, opgesteld of verzonden in het kader van de toepassing van hoofdstuk II van titel IV, en de uitvoeringsbesluiten ervan, en die ze fotografisch, optisch, elektronisch of met een andere informatica- of telegeleidingstechniek registreren, bewaren of weergeven, alsook de weergave ervan op een leesbare drager, bewijskracht.".

Art. 80.Artikel 3.4.1 van hetzelfde decreet, gecoördineerd op 15 juni 2018, wordt opgeheven. HOOFDSTUK 1 6. - Wijzigingen van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006

Art. 81.Aan artikel 8 van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006, vervangen bij het decreet van 20 april 2012 en gewijzigd bij het decreet van 8 december 2017, wordt een derde en vierde lid toegevoegd, die luiden als volgt: "De Vlaamse Milieumaatschappij is erkend als bodemsaneringsdeskundige voor de uitvoering van de volgende aspecten van de taken van een erkend bodemsaneringsdeskundige in het kader van dit decreet en zijn uitvoeringsbesluiten: 1° de monsterneming van de waterbodem en het opmaken van het verslag van de monsterneming conform het Compendium voor Monsterneming en Analyse;2° de bepaling van het waterbodemvolume. De bepalingen van titel V, hoofdstuk 6, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid zijn niet van toepassing op de erkenning van de Vlaamse Milieumaatschappij.".

Art. 82.In artikel 8bis van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 8 december 2017, wordt het derde lid vervangen door wat volgt: "De Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen over de inhoud en de uitvoering van de audit, het auditverslag, de corrigerende maatregelen en het plan van aanpak. Verder kan de Vlaamse Regering bepalen onder welke voorwaarden en in welke mate de OVAM bij de invulling van haar audit rekening kan houden met een externe auditering van de bodemsaneringsdeskundige.".

Art. 83.Aan artikel 67, § 3, van hetzelfde decreet wordt de volgende zin toegevoegd: "Een verslag van het eindevaluatieonderzoek wordt opgemaakt en bij de OVAM ingediend door de bodemsaneringsdeskundige conform de voormelde standaardprocedure.".

Art. 84.In artikel 69, § 3, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 25 april 2014, worden de woorden "het conformiteitsattest" vervangen door de zinsnede "de beslissing van de OVAM, vermeld in paragraaf 1,".

Art. 85.In artikel 70, § 3, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 25 april 2014, worden de woorden "het conformiteitsattest" vervangen door de zinsnede "de beslissing van de OVAM, vermeld in paragraaf 1 of 2,".

Art. 86.Aan artikel 102, § 1, tweede lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 28 maart 2014 en vervangen bij het decreet van 8 december 2017, wordt de volgende zin toegevoegd: "Als voor de overdracht van een privatief deel met toepassing van artikel 30 geen oriënterend bodemonderzoek hoeft te worden uitgevoerd, zijn de bepalingen van artikel 104 tot en met 115 ook niet van toepassing op die overdracht.".

Art. 87.Aan artikel 164 van hetzelfde decreet wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "De verbintenis tot uitvoering van een bodemonderzoek, bodemsanering en eventuele nazorg die in het kader van een overeenkomst met toepassing van het eerste lid wordt aangegaan, moet worden uitgevoerd conform de voorwaarden en de termijn van de voormelde overeenkomst.". HOOFDSTUK 1 7. - Wijziging van het decreet van 22 december 2006 houdende inrichting van een gemeenschappelijke identificatie van landbouwers, exploitaties en landbouwgrond in het kader van het meststoffenbeleid en van het landbouwbeleid

Art. 88.In het decreet van 22 december 2006 houdende inrichting van een gemeenschappelijke identificatie van landbouwers, exploitaties en landbouwgrond in het kader van het meststoffenbeleid en van het landbouwbeleid, gewijzigd bij het decreet van 18 december 2015 en 30 juni 2017, wordt een artikel 3/1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "

Art. 3/1.Een eigenaar kan op uitdrukkelijk verzoek, gericht aan de bevoegde instantie, vermeld in artikel 3, de naam en het adres verkrijgen van de persoon die of het bedrijf dat zijn percelen aangeeft in de verzamelaanvraag, vermeld in artikel 11 van gedelegeerde verordening (EU) nr. 640/2014 van de Commissie van 11 maart 2014 tot aanvulling van verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het geïntegreerd beheers- en controlesysteem en de voorwaarden voor weigering of intrekking van betalingen en voor administratieve sancties in het kader van rechtstreekse betalingen, plattelandsontwikkelingsbijstand en de randvoorwaarden.

De persoon of het bedrijf waarvan gegevens worden meegedeeld, wordt van die mededeling op de hoogte gebracht.

De Vlaamse Regering kan: 1° de indieningswijze van het verzoek, vermeld in het eerste lid, uitwerken;2° bepalen op welke wijze het eigenaarschap wordt aangetoond;3° de procedure voor de beoordeling van het verzoek, vermeld in het eerste lid, verder uitwerken; 4° bepalen op welke wijze de landbouwer van het verzoek, vermeld in het eerste lid, op de hoogte wordt gebracht.". HOOFDSTUK 1 8. - Wijzigingen van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening

Art. 89.In artikel 1.3.3 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, gewijzigd bij het decreet van 8 december 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 4, eerste lid, wordt de zinsnede "artikel 255, § 1, van het Gemeentedecreet van 15 juli 2005" vervangen door de zinsnede "artikel 332 van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur";2° in paragraaf 6 wordt de zinsnede "artikel 200, § 2, van het Gemeentedecreet van 15 juli 2005" vervangen door de zinsnede "artikel 304, § 3, tweede lid, van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur".

Art. 90.In artikel 2.1.1, § 3, tweede lid, van dezelfde codex, vervangen bij het decreet van 8 december 2017, wordt het woord "Gemeentedecreet" vervangen door de woorden "decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur".

Art. 91.In artikel 2.2.1, § 1, tweede lid, van dezelfde codex, vervangen bij het decreet van 1 juli 2016, wordt de zinsnede "en § 6" opgeheven.

Art. 92.In artikel 2.2.10, § 4, tweede lid, van dezelfde codex, vervangen bij het decreet van 1 juli 2016, worden de woorden "uiterlijk de derde werkdag" vervangen door de woorden "binnen tien dagen".

Art. 93.In artikel 2.2.12, § 2, vierde lid, van dezelfde codex, ingevoegd bij het decreet van 1 juli 2016, worden de woorden "drie dagen" vervangen door de woorden "tien dagen".

Art. 94.In artikel 2.2.14 van dezelfde codex, vervangen bij het decreet van 1 juli 2016 en gewijzigd bij het decreet van 8 december 2017, wordt het derde lid vervangen door wat volgt: "Uiterlijk tijdens de plenaire vergadering brengt het departement advies uit over de onverenigbaarheid, de strijdigheid of de niet-naleving, vermeld in artikel 2.2.16, § 3, eerste lid, 1° en 2°. ".

Art. 95.In artikel 2.2.15, § 4, van dezelfde codex, ingevoegd bij het decreet van 1 juli 2016 en gewijzigd bij het decreet van 8 december 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het tweede lid worden de woorden "uiterlijk de derde werkdag" vervangen door de woorden "binnen tien dagen"; 2° het vierde lid wordt vervangen door wat volgt: "Het departement bezorgt de provinciale commissie voor ruimtelijke ordening binnen de termijn, vermeld in paragraaf 3, een advies over de onverenigbaarheid, de strijdigheid of de niet-naleving, vermeld in artikel 2.2.16, § 3, eerste lid, 1° en 2°. ".

Art. 96.In artikel 2.2.18, § 2, vierde lid, van dezelfde codex, ingevoegd bij het decreet van 1 juli 2016, worden de woorden "drie dagen" vervangen door de woorden "tien dagen".

Art. 97.In artikel 2.2.20 van dezelfde codex, ingevoegd bij het decreet van 1 juli 2016 en gewijzigd bij het decreet van 8 december 2017, wordt het derde lid vervangen door wat volgt: "Uiterlijk tijdens de plenaire vergadering brengt het departement advies uit over de onverenigbaarheid, de strijdigheid of de niet-naleving, vermeld in artikel 2.2.23, § 2, eerste lid, 1° en 2°. ".

Art. 98.In artikel 2.2.21, § 4, van dezelfde codex, ingevoegd bij het decreet van 1 juli 2016 en gewijzigd bij het decreet van 8 december 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het tweede lid worden de woorden "uiterlijk de derde werkdag" vervangen door de woorden "binnen tien dagen"; 2° het derde lid wordt vervangen door wat volgt: "De deputatie van de provincie waarin de gemeente ligt, bezorgt de gemeentelijke commissie voor ruimtelijke ordening binnen de termijn, vermeld in paragraaf 3, een advies over de onverenigbaarheid, de strijdigheid of de niet-naleving, vermeld in artikel 2.2.23, § 2, eerste lid, 1° en 2°. "; 3° het vijfde lid wordt vervangen door wat volgt: "Het departement bezorgt de gemeentelijke commissie voor ruimtelijke ordening en het planteam binnen de termijn, vermeld in paragraaf 3, een advies over de onverenigbaarheid, de strijdigheid of de niet-naleving, vermeld in artikel 2.2.23, § 2, eerste lid, 1° en 2°. ".

Art. 99.In artikel 2.3.2 van dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 8 december 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, vierde lid, wordt de zinsnede "in paragraaf 1/1, tweede lid" vervangen door de zinsnede "in paragraaf 1/1, tweede lid, 1° tot en met 5° ";2° in paragraaf 2, zesde lid, wordt de zinsnede "in paragraaf 2/1, derde lid" vervangen door de zinsnede "in paragraaf 2/1, derde lid, 1° tot en met 5° ";3° aan paragraaf 2, zesde lid, wordt de volgende zin toegevoegd: "De adviezen worden binnen dertig dagen na de ontvangst van het dossier naar het college van burgemeester en schepenen gestuurd.Als er geen advies is verleend binnen die termijn, mag aan de adviesvereisten worden voorbijgegaan.".

Art. 100.In artikel 2.4.1, vierde lid, van dezelfde codex wordt de zin "De brief vermeldt de adressen van de instantie of instanties die moeten aangeschreven worden voor een eventueel aanbod van het voorkooprecht." vervangen door de zin "De brief vermeldt de adressen van een of meer instanties die begunstigde zijn van het voorkooprecht.".

Art. 101.In artikel 4.1.1 van dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 8 december 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in punt 12° wordt het woord "gevelisolatie" vervangen door het woord "isolatie";2° in punt 17° wordt tussen de woorden "binnen een" en de woorden "niet-vervallen verkaveling" de woorden "minder dan vijftien jaar oude" ingevoegd.

Art. 102.In artikel 4.3.1 van dezelfde codex, gewijzigd bij de decreten van 16 juli 2010, 4 april 2014, 25 april 2014, 8 december 2017 en 15 juni 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 wordt tussen het derde en het vierde lid een lid ingevoegd, dat luidt als volgt: "De gemeenteraad kan gemotiveerd beslissen dat de voorschriften van een verkaveling in afwijking op het eerste lid, 1°, c), behouden blijven als weigeringsgrond voor zover van die verkavelingsvoorschriften niet op geldige wijze is afgeweken.Deze gemeenteraadsbeslissing wordt bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. Ze treedt in werking veertien dagen na de bekendmaking ervan en is van toepassing op vergunningsaanvragen die worden ingediend vanaf de inwerkingtreding ervan."; 2° aan paragraaf 2, eerste lid, 3°, wordt de volgende zin toegevoegd: "Het vergunningverlenende bestuursorgaan kan gemotiveerd beslissen dat bepaalde voorschriften van verkavelingen ouder dan vijftien jaar, zoals bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, 1°, c), of voorschriften van bijzondere plannen van aanleg ouder dan vijftien jaar, waarvan op grond van artikel 4.4.9/1 op rechtsgeldige wijze kan worden afgeweken, nog steeds de criteria van goede ruimtelijke ordening weergeven.".

Art. 103.In artikel 4.4.1, § 2, 3°, van dezelfde codex, ingevoegd bij het decreet van 8 december 2017, wordt het woord "gevelisolatie" vervangen door het woord "isolatie".

Art. 104.In artikel 4.4.26, § 1, eerste lid, van de dezelfde codex worden de woorden "een voorontwerp van ruimtelijk uitvoeringsplan of bijzonder plan van aanleg op te maken" vervangen door de zinsnede "advies te vragen over de startnota voor het ruimtelijk uitvoeringsplan overeenkomstig artikel 2.2.7, § 2, eerste lid, artikel 2.2.12, § 2, eerste lid, of artikel 2.2.18, § 2, eerste lid".

Art. 105.In artikel 4.4.5 van dezelfde codex worden tussen het eerste en het tweede lid twee leden ingevoegd, die luiden als volgt: "In alle bestemmingsgebieden, gelegen binnen een kavelplan, vastgesteld overeenkomstig artikel 11, tweede lid, van de wet van 22 juli 1970 op de ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van wet, kan de Vlaamse Regering bij haar beslissing met toepassing van artikel 65, eerste lid, van de voormelde wet van 22 juli 1970 om over te gaan tot ruilverkaveling, beslissen dat, naast handelingen die gericht zijn op de verwezenlijking van de bestemming, ook handelingen kunnen worden vergund die gericht zijn op de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van de natuur en het natuurlijk milieu en van landschapswaarden.

De Vlaamse Regering kan bij haar beslissing met toepassing van artikel 65 van de voormelde wet van 22 juli 1970 om over te gaan tot ruilverkaveling, beslissen dat de bevoegde overheid voor het geheel of een gedeelte van de ruilverkaveling binnen de drie jaar na het verlijden van de ruilverkavelingsakte zoals bedoeld in artikel 37 van de voormelde wet van 22 juli 1970, een ontwerp van ruimtelijk uitvoeringsplan voorlopig moet vaststellen.".

Art. 106.Aan artikel 4.4.9/1 van dezelfde codex, ingevoegd bij het decreet van 8 december 2017, wordt een lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "De gemeenteraad kan gemotiveerd beslissen dat voor een bijzonder plan van aanleg, de afwijkingsmogelijkheid, vermeld in het eerste lid, niet kan worden toegepast. Deze gemeenteraadsbeslissing wordt bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. Ze treedt in werking veertien dagen na de bekendmaking ervan en is van toepassing op vergunningsaanvragen die worden ingediend vanaf de inwerkingtreding ervan.".

Art. 107.Aan artikel 4.4.20, § 1, eerste lid, 2°, van dezelfde codex, gewijzigd bij het decreet van 25 april 2014, wordt de volgende zinsnede toegevoegd: "of wordt ingediend binnen een termijn van een jaar na de dag waarop het arrest van de Raad voor Vergunningsbetwistingen waarbij de initiële omgevingsvergunning wordt vernietigd, definitief wordt".

Art. 108.Aan artikel 5.1.1, § 1, eerste lid, van dezelfde codex, gewijzigd bij de decreten van 25 april 2014 en 8 december 2017, wordt een punt 8° toegevoegd, dat luidt als volgt: "8° de beslissing van de gemeenteraad inzake de afwijkingsmogelijkheid van een bijzonder plan van aanleg ouder dan vijftien jaar, conform artikel 4.4.9/1, laatste lid, van deze codex.".

Art. 109.In artikel 5.1.1, § 2, tweede lid, van dezelfde codex wordt de zinsnede "artikel 261 van het Gemeentedecreet van 15 juli 2005" vervangen door de zinsnede "artikel 335 van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur".

Art. 110.In artikel 5.1.2, § 2, tweede lid, van dezelfde codex wordt de zinsnede "artikel 261 van het Gemeentedecreet van 15 juli 2005" vervangen door de zinsnede "artikel 335 van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur".

Art. 111.Aan artikel 5.1.4, § 1, vierde lid, van dezelfde codex, ingevoegd bij het decreet van 16 juli 2010 en gewijzigd bij de decreten van 25 april 2014, wordt de volgende zinsnede toegevoegd: "of het decreet van 4 april 2014 betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges".

Art. 112.Aan artikel 5.2.1, § 1/1, van dezelfde codex, ingevoegd bij het decreet van 18 december 2015, worden een punt 4° tot en met 7° toegevoegd, die luiden als volgt: "4° akten betreffende de uitvoering van de wet van 22 juli 1970 op de ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van de wet en van de wet van 12 juli 1976 houdende bijzondere maatregelen inzake ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van de wet bij de uitvoering van grote infrastructuurwerken, voor zover deze onbebouwde percelen betreffen; 5° akten tot vaststelling van een ruilverkaveling of herverkaveling met het oog op de realisatie van een ruimtelijk uitvoeringsplan als vermeld in hoofdstuk II van titel II van deze codex, voor zover deze onbebouwde percelen betreffen; 6° akten houdende herverkaveling uit kracht van de wet en de akten houdende herverkaveling uit kracht van de wet met planologische ruil, vermeld in artikel 2.1.18, artikel 2.1.48 en artikel 2.1.66, van het decreet van 28 maart 2014 betreffende de landinrichting, voor zover deze onbebouwde percelen betreffen; 7° natuurinrichtingsakten houdende kavelruil uit kracht van wet, met inbegrip van herverkaveling, vermeld in artikel 47 van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijke milieu, voor zover deze onbebouwde percelen betreffen.".

Art. 113.In artikel 5.6.1 van dezelfde codex worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid wordt de zinsnede "het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking" vervangen door de zinsnede "deel 3, titel 3, van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur";2° in het vijfde lid wordt de zinsnede "artikel 261 van het Gemeentedecreet van 15 juli 2005" vervangen door de zinsnede "artikel 335 van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur" en wordt de zinsnede "artikel 75 van het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking" vervangen door de zinsnede "artikel 470 van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur".

Art. 114.In artikel 5.6.8 van dezelfde codex, ingevoegd bij het decreet van 8 december 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 2, derde lid, worden tussen de woorden "openruimtegebieden wordt" en de woorden "gepubliceerd in" de woorden "bij uittreksel" ingevoegd; 2° aan paragraaf 3, tweede lid, wordt een punt 5° toegevoegd, dat luidt als volgt: "5° handelingen voor natuurbehoud en landschapszorg.".

Art. 115.In artikel 6.2.2 van dezelfde codex, toegevoegd bij het decreet van 25 april 2014 en gewijzigd bij het decreet van 8 juni 2018, wordt in punt 3° de zinsnede "betekening van de meldingsakte" vervangen door de zinsnede "voorafgaande uitdrukkelijke of stilzwijgende aktename".

Art. 116.In artikel 6.2.5, eerste lid, van dezelfde codex, ingevoegd bij het decreet van 25 april 2014, wordt de zinsnede "De verbalisanten ruimtelijke ordening" vervangen door de zinsnede "De agenten en de officieren van gerechtelijke politie en de verbalisanten ruimtelijke ordening".

Art. 117.In artikel 6.2.5/1, § 3, tweede lid, van dezelfde codex, toegevoegd bij het decreet van 25 april 2014, wordt de zinsnede "artikel 106 van het Gemeentedecreet" vervangen door de zinsnede "artikel 187 van het decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017".

Art. 118.In artikel 6.4.4 van dezelfde codex, ingevoegd bij het decreet van 25 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 2, eerste lid, wordt de zinsnede "Het proces-verbaal van de vaststelling" vervangen door de zinsnede "Het proces-verbaal of verslag van vaststelling inzake de misdrijven of inbreuken, vermeld in paragraaf 1";2° in paragraaf 2, tweede lid, wordt na het woord "proces-verbaal" de zinsnede "of verslag van vaststelling" ingevoegd;3° in paragraaf 3 wordt na het woord "proces-verbaal" de zinsnede "of verslag van vaststelling" ingevoegd.

Art. 119.Aan artikel 6.5.1 van dezelfde codex, ingevoegd bij het decreet van 25 april 2014, wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "In afwijking van het eerste lid en onverminderd artikel 6.4.16 worden de bestuurlijke dwangsommen opgelegd bij bestuurlijke maatregel van last onder dwangsom, vermeld in artikel 6.4.14, verhoogd met de invorderingskosten, die door de burgemeester of gemeentelijke stedenbouwkundige inspecteur, vermeld in artikel 6.1.1, 1°, worden geïnd en ingevorderd, toegewezen aan de gemeente op wiens grondgebied de bestuurlijke dwangsom is opgelegd.". HOOFDSTUK 1 9. - Wijzigingen van het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen

Art. 120.In artikel 6, § 1, eerste lid, van het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen, gewijzigd bij het decreet van 1 maart 2013, wordt de zinsnede "het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning" vervangen door de zinsnede "het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning".

Art. 121.In artikel 9 van hetzelfde decreet wordt paragraaf 2 vervangen door wat volgt: " § 2. De natuurlijke personen of rechtspersonen die een kringloopcentrum uitbaten waar voorwerpen die in aanmerking komen voor producthergebruik worden ingezameld voor selectie met het oog op hergebruik, of worden opgeslagen, gesorteerd, gereinigd of hersteld en verkocht, moeten beschikken over een erkenning. De Vlaamse Regering stelt de nadere regels voor de erkenning vast. Ze bepaalt de voorwaarden en de procedure tot erkenning en de voorwaarden en de procedure tot opheffing, intrekking en schorsing ervan.".

Art. 122.Aan artikel 20 van hetzelfde decreet wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Om uitvoering te geven aan de maatregelen, vermeld in artikel 21, § 1, kan de Vlaamse Regering voorzien in de mogelijkheid om convenanten te sluiten. De Vlaamse Regering kan aan het sluiten van een convenant voorwaarden opleggen en kan nadere regels vaststellen over de inhoud, wijze van totstandkoming, bekendmaking, wijziging en opzegging van een convenant.". HOOFDSTUK 2 0. - Wijzigingen van het decreet van 28 juni 2013 betreffende het landbouw- en visserijbeleid

Art. 123.In artikel 4 van het decreet van 28 juni 2013 betreffende het landbouw- en visserijbeleid, gewijzigd bij het decreet van 30 juni 2017, wordt punt 1° vervangen door wat volgt: "1° alle maatregelen nemen voor de uitvoering van de Europese en andere internationale akten die het Europese en internationale landbouw- en visserijbeleid vorm geven, en die: a) de garantie en de verdeling regelen van het inkomen van de actoren die actief zijn in de landbouwsector;b) het beheer van de vissersvloot en de visbestanden regelen, en die de voorwaarden daarvoor bepalen;c) de productie van aquacultuurproducten, zowel op land als op zee, regelen, en die de voorwaarden daarvoor bepalen;d) de werking van de markt van landbouw-, visserij- en aquacultuurproducten ondersteunen of stabiliseren;e) de ontwikkeling van het Europese platteland stimuleren en leefbare plattelandsgemeenschappen ondersteunen, en die de voorwaarden daarvoor bepalen;f) een dynamische visserijsector bevorderen en leefbare visserijgemeenschappen waarborgen;g) het kader vormen waarin de landbouw-, aquacultuur- en visserijsector ondersteund kan worden door de toekenning van staatssteun;h) toelaten reclame te voeren en de afzet te bevorderen voor landbouw-, visserij- en aquacultuurproducten binnen de Europese markt;i) de kwaliteit en de diversiteit van de Europese landbouw-, visserij- en aquacultuurproducten garanderen; j) het financierings- en toezichtskader daarbij vormen;".

Art. 124.Artikel 6 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 6.De Vlaamse Regering kan alle verplichtingen uitvoeren die voortvloeien uit de toepassing van het Europese staatssteunkader.".

Art. 125.In artikel 14, eerste lid, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 30 juni 2017, wordt punt 2° vervangen door wat volgt: "2° ze stelt op eenvoudig verzoek alle gegevens ter beschikking die nodig zijn voor de controle op en de uitvoering van de activiteiten waarvoor ze erkend is;".

Art. 126.In artikel 17, eerste lid, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 30 juni 2017, wordt punt 2° vervangen door wat volgt: "2° ze stelt op eenvoudig verzoek alle gegevens ter beschikking die nodig zijn voor de controle op en de uitvoering van de activiteiten waarvoor ze erkend is;".

Art. 127.In artikel 20, eerste lid, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 30 juni 2017, wordt punt 2° vervangen door wat volgt: "2° ze stelt op eenvoudig verzoek alle gegevens ter beschikking die nodig zijn voor de controle op en de uitvoering van de activiteiten waarvoor ze erkend is;".

Art. 128.In hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 30 juni 2017, wordt een artikel 44/1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "

Art. 44/1.De statutaire en contractuele personeelsleden die de Vlaamse Regering aanwijst, kunnen in het kader van een onderzoek door het Europees Bureau voor fraudebestrijding, zoals opgericht bij het besluit van de Europese Commissie van 28 april 1999 houdende oprichting van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF), bijstand verlenen aan de toezichthouders van het OLAF. De toezichthouders van het OLAF kunnen bij hun onderzoeken de toezichtsmogelijkheden vermeld in artikel 43 tot 54 en artikel 64 en 65 toepassen.".

Art. 129.In artikel 53 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 30 juni 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het eerste lid wordt opgeheven;2° in het derde lid wordt het woord "derde" vervangen door het woord "tweede".

Art. 130.Artikel 54 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 54.De toezichthouders kunnen, bij administratieve maatregel, bewarend beslag leggen op producten, grondstoffen en productiemiddelen die het resultaat zijn van of gebruikt worden voor de activiteiten, vermeld in artikel 3, § 1, waarvan ze vermoeden dat het gebruik of de productie niet beantwoordt aan de bepalingen van dit decreet, de uitvoeringsbesluiten ervan en de bepalingen van het Europese landbouw- of zeevisserijbeleid, als dat noodzakelijk is voor de opsporing, voor het onderzoek, voor het leveren van het bewijs voor de inbreuken of als het gevaar bestaat dat met die zaken de inbreuken worden voortgezet of nieuwe inbreuken zullen worden gepleegd.

De duur van het bewarend beslag mag niet meer bedragen dan dertig dagen, tenzij een langere periode noodzakelijk is om het monster te analyseren. De toezichthouders geven de beslagene een kopie van het schriftelijke bewijs van inbeslagname met een inventaris van de in beslag genomen goederen. Het bewarend beslag wordt gelicht bij beslissing van de persoon die het heeft gelegd, door het verstrijken van de termijn of door het beslag, vermeld in artikel 62.".

Art. 131.In artikel 56 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 wordt punt 1° vervangen door wat volgt: "1° inbreuken op administratieve verplichtingen die voortvloeien uit dit decreet, de uitvoeringsbesluiten ervan, het Europese Gemeenschappelijk Landbouwbeleid of het Gemeenschappelijk Visserijbeleid;"; 2° in paragraaf 3 wordt het bedrag "15.000 euro" vervangen door het bedrag "250.000 euro".

Art. 132.In hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 30 juni 2017, wordt een artikel 58/1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "

Art. 58/1.§ 1. Het personeelslid, vermeld in artikel 58, kan besluiten dat de beslissing tot oplegging van een exclusieve bestuurlijke geldboete, vermeld in artikel 56, niet of maar gedeeltelijk zal worden uitgevoerd als tijdens de periode van vijf jaar die aan de nieuwe inbreuk voorafgaat: 1° aan de overtreder geen administratieve geldboete als vermeld in artikel 56, is opgelegd;2° de overtreder niet veroordeeld is tot een strafrechtelijke geldboete van 50 tot 500 euro, van 100 tot 1000 euro, van 600 tot 6000 euro, of een gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar. Een strafrechtelijke sanctie of exclusieve bestuurlijke geldboete die vroeger uitgesproken is of opgelegd is voor feiten die voortvloeien uit hetzelfde misdadige opzet, vormt geen beletsel om uitstel te verlenen. § 2. Het personeelslid, vermeld in artikel 58, verleent het uitstel bij dezelfde beslissing als de beslissing waarbij hij de exclusieve bestuurlijke geldboete oplegt. § 3. De referteperiode mag niet korter dan een jaar en niet langer dan drie jaar zijn vanaf de datum van de kennisgeving van de beslissing tot oplegging van de exclusieve bestuurlijke geldboete. § 4. Het uitstel wordt van rechtswege herroepen als gedurende de referteperiode een nieuwe inbreuk begaan wordt waarvoor een hogere exclusieve bestuurlijke geldboete geldt dan de exclusieve bestuurlijke geldboete waarvoor uitstel is verleend. § 5. Het uitstel kan herroepen worden als gedurende de referteperiode een nieuwe inbreuk begaan wordt waarvoor dezelfde of een lagere exclusieve bestuurlijke geldboete geldt dan de exclusieve bestuurlijke geldboete waarvoor uitstel is verleend. § 6. Het uitstel wordt herroepen bij dezelfde beslissing als die waarbij de exclusieve bestuurlijke geldboete voor de nieuwe inbreuk die begaan is tijdens de referteperiode, wordt opgelegd.

De herroeping van het uitstel in de beslissing wordt zowel vermeld als de herroeping van rechtswege gebeurt, als wanneer de bevoegde administratie de herroeping beoordeelt. § 7. De exclusieve bestuurlijke geldboete die uitvoerbaar wordt als gevolg van de herroeping van het uitstel, wordt zonder beperking samengevoegd met de exclusieve bestuurlijke geldboete die opgelegd is wegens de nieuwe inbreuk.".

Art. 133.Artikel 59 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 59.Degene aan wie een exclusief bestuurlijke geldboete als vermeld in artikel 56, is opgelegd, kan op straffe van verval binnen zestig dagen vanaf de kennisgeving van de beslissing beroep aantekenen bij de Raad van State, die oordeelt met volle rechtsmacht. Dat beroep schorst de beslissing.". HOOFDSTUK 2 1. - Wijzigingen van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning

Art. 134.In artikel 2, eerste lid, 6°, van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning worden tussen de woorden "de bevoegde overheid" en de woorden "akte heeft genomen" de woorden "uitdrukkelijk of stilzwijgend" ingevoegd.

Art. 135.In artikel 6, tweede lid, van hetzelfde decreet worden de woorden "voorafgaande meldingsakte" vervangen door de woorden "voorafgaande uitdrukkelijke of stilzwijgende aktename".

Art. 136.Aan artikel 7 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de huidige tekst wordt paragraaf 1;2° er wordt een paragraaf 2 toegevoegd, die luidt als volgt: " § 2.Als het project elementen bevat die onderworpen zijn aan meerdere vergunnings- of meldingsplichten, bij of krachtens de decreten, vermeld in artikel 5, en die aspecten onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn, omvat de vergunningsaanvraag de betrokken aspecten op straffe van onontvankelijkheid als minstens één element van de aanvraag vergunningsplichtig is.

De verplichting tot gezamenlijke indiening, vermeld in het eerste lid, geldt niet voor het aanvragen of melden van stedenbouwkundige handelingen en exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten die alleen nodig zijn tijdens de uitvoeringsfase van het project. Als voor het project een milieueffectrapport moet worden opgesteld en het milieueffectrapport relevante uitspraken doet over de uitvoeringswijze, wordt gestreefd naar een gezamenlijke indiening voor wat betreft de aspecten die in het milieueffectrapport worden behandeld.".

Art. 137.In artikel 14/1 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 18 december 2015 en gewijzigd bij het decreet van 3 februari 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het tweede lid, 4°, wordt de zinsnede "van de eerste of de tweede klasse, als vermeld in artikel 5.2.1 van het DABM" opgeheven; 2° in het derde lid wordt het woord "aanvragen" vervangen door het woord "dossiers".

Art. 138.In artikel 18 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 15 juli 2016 en 8 december 2017, worden het tweede en het derde lid opgeheven.

Art. 139.In artikel 37 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 15 juli 2016 en 8 december 2017, worden het tweede en het derde lid opgeheven.

Art. 140.In artikel 66, § 4, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 18 december 2015, 7 juli 2017, 8 december 2017 en 13 juli 2018, wordt de zinsnede "Artikel 33 en 34" vervangen door de zinsnede "Artikel 33, 34, 47 en 48".

Art. 141.In het opschrift van afdeling 1 van hoofdstuk 6 van hetzelfde decreet wordt het woord "milieuvoorwaarden" vervangen door het woord "voorwaarden".

Art. 142.In artikel 82, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt de zinsnede "de vergunninghouder of de exploitant;" opgeheven.

Art. 143.In hetzelfde decreet wordt een artikel 82/1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "

Art. 82/1.De bevoegde overheid, vermeld in artikel 15, kan de voorwaarden die in de omgevingsvergunning zijn opgelegd, wijzigen of aanvullen op gemotiveerd verzoek van de vergunninghouder of de exploitant.

Het bijstellen van de omgevingsvergunning, vermeld in dit artikel, verloopt overeenkomstig de bepalingen van afdeling 4 en 5.".

Art. 144.In artikel 100 van hetzelfde decreet wordt het tweede lid vervangen door wat volgt: "In geval de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van een project door een wijziging van de indelingslijst of door een gedeeltelijke stopzetting van klasse 1 of 2 naar klasse 3 overgaat, geldt de vergunning als meldingsakte en blijven de bijzondere voorwaarden gelden.".

Art. 145.In artikel 101, tweede lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 18 december 2015 en gewijzigd bij de decreten van 8 december 2017 en 13 juli 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de zinsnede "artikel 5.4.8" wordt vervangen door de zinsnede "artikel 5.4.9"; 2° de zinsnede "artikel 5.4.16" wordt vervangen door de zinsnede "artikel 5.4.17".

Art. 146.In artikel 103, tweede lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 18 december 2015 en gewijzigd bij het decreet van 13 juli 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de zinsnede "artikel 5.4.8" wordt vervangen door de zinsnede "artikel 5.4.9"; 2° de zinsnede "artikel 5.4.16" wordt vervangen door de zinsnede "artikel 5.4.17".

Art. 147.In artikel 105 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 18 december 2015, 15 juli 2016, 9 december 2016, 27 oktober 2017 en 8 december 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° paragraaf 1 wordt vervangen door wat volgt: " § 1.De volgende beslissingen kunnen worden bestreden bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen, vermeld in titel IV, hoofdstuk VIII, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening: 1° de uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissing betreffende een omgevingsvergunningsaanvraag, genomen in laatste administratieve aanleg;2° de beslissing over een verzoek of initiatief tot het opleggen, wijzigen of aanvullen van de voorwaarden in laatste administratieve aanleg;3° de beslissing over een aanvraag tot afwijking van de algemene en sectorale milieuvoorwaarden; 4° de uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissing betreffende een melding, vermeld in artikel 111 van dit decreet."; 2° in paragraaf 2, tweede lid, wordt het woord "vergunningsbeslissing" vervangen door het woord "beslissing".

Art. 148.In artikel 107 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 8 december 2017, wordt het eerste lid vervangen door wat volgt: "Het college van burgemeester en schepenen of zijn omgevingsambtenaar is bevoegd voor de aktename van meldingsplichtige handelingen en de meldingsplichtige exploitatie of de weigering ervan.".

Art. 149.In artikel 111 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 8 december 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het tweede en het derde lid worden vervangen door wat volgt: "De bevoegde overheid, vermeld in artikel 107, neemt een beslissing over de melding binnen een termijn van: 1° twintig dagen als de melding louter betrekking heeft op de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van de derde klasse;2° dertig dagen in alle andere gevallen. Deze overheid stelt de persoon die de melding heeft verricht binnen dezelfde termijn daarvan in kennis. De termijnen, vermeld in het tweede lid, gaan in op de dag na de datum van de melding."; 2° een vierde lid wordt toegevoegd, dat luidt als volgt: "Als geen beslissing is genomen en ter kennis gebracht aan de persoon die de melding heeft verricht binnen de termijn, vermeld in het tweede lid, wordt de melding geacht te zijn geakteerd.".

Art. 150.In artikel 112 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 8 december 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° aan het eerste lid worden de woorden "dan wel de dag na het verstrijken van de beslissingstermijn als de melding geacht wordt te zijn geakteerd" toegevoegd;2° in het tweede lid worden de woorden "tot en met" vervangen door het woord "en". HOOFDSTUK 2 2. - Wijziging van het decreet van 9 mei 2014 tot wijziging van de regelgeving inzake natuur en bos

Art. 151.Aan artikel 107 van het decreet van 9 mei 2014 tot wijziging van de regelgeving inzake natuur en bos worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het tweede lid, 2°, wordt de zin "Het agentschap beslist binnen een termijn van zes maanden vanaf de ontvangst van het aangepaste beheerplan." vervangen door de zinnen "Het agentschap beslist binnen zes maanden vanaf de ontvangst van het aangepaste beheerplan, en vanaf die beslissing geldt het aangepaste plan als een natuurbeheerplan voor de resterende looptijd van het oorspronkelijke beheerplan, vermeld in het eerste lid. Als de beheerder binnen zes maanden geen aangepast beheerplan indient, neemt het agentschap een beslissing waardoor het oorspronkelijke plan als een natuurbeheerplan geldt voor de resterende looptijd van het oorspronkelijke beheerplan, vermeld in het eerste lid en waardoor het oorspronkelijke plan aangepast wordt volgens de noodzakelijke wijzigingen of aanvullingen uit het evaluatieverslag. De beheerder beschikt dan over een termijn van dertig dagen na kennisgeving van de beslissing door het agentschap om via beveiligde zending aan het agentschap te laten weten dat hij het beheerplan stopzet. Het agentschap noteert de stopzetting in het register zoals bedoeld in artikel 16octies, § 4, en deelt dit mee aan de gemeente of gemeenten waarin het terrein geheel of gedeeltelijk ligt."; 2° in het vijfde lid wordt de zinsnede "dat geldt voor een periode van 24 jaar, tenzij bij goedkeuring anders bepaald" vervangen door de zinsnede "dat geldt voor de resterende looptijd van het oorspronkelijke beheerplan, tenzij bij goedkeuring anders is bepaald". HOOFDSTUK 2 3. - Wijziging van het decreet van 13 juli 2018 houdende de wijziging van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 naar aanleiding van de ex-postevaluatie

Art. 152.In artikel 67 van het decreet van 13 juli 2018 houdende de wijziging van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 naar aanleiding van de ex-post-evaluatie, dat wijzigingen aanbrengt aan het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, wordt de zinsnede "artikel 45, § 3" vervangen door de zinsnede "artikel 46, § 3". HOOFDSTUK 2 4. - Wijziging van het decreet van 8 december 2017 houdende wijziging van diverse bepalingen inzake ruimtelijke ordening, milieu en omgeving

Art. 153.In artikel 238 van het decreet van 8 december 2017 houdende wijziging van diverse bepalingen inzake ruimtelijke ordening, milieu en omgeving wordt de zinsnede "85," vervangen door de zinsnede "85, 2°, ". HOOFDSTUK 2 5. - Bekrachtiging van de bijdragen van het Vlaams Centrum voor Agro- en Visserijmarketing

Art. 154.Het besluit van de Vlaamse Regering van 17 november 2017 tot wijziging van bijlage I, IV, V, VI, VIII en X bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 1997 betreffende de verplichte bijdragen bestemd voor de promotie en afzetbevordering van de Vlaamse producten van de sectoren landbouw, tuinbouw en visserij wordt bekrachtigd conform artikel 11, derde lid, van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het privaatrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap `Vlaams Centrum voor Agro- en Visserijmarketing'. HOOFDSTUK 2 6. - Wijziging van de wet van 18 juli 1973 betreffende de bestrijding van de geluidshinder

Art. 155.Aan artikel 1 van de wet van 18 juli 1973 betreffende de bestrijding van de geluidshinder, gewijzigd bij de wet van 21 december 1998, wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Ter uitvoering van het eerste lid kan de Vlaamse Regering aan de gemeenten opdragen om taken uit te voeren.". HOOFDSTUK 2 7. - Wijziging van het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen

Art. 156.In artikel 46, § 1, van het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen wordt het vierde lid vervangen door wat volgt: "In afwijking van de gevallen, vermeld in het eerste lid, 16° en 17°, geldt met ingang van het heffingsjaar 2019 voor de verwerking van verpulpingsresidu's en ontinktingsslib van papier- en kartonafval die ontstaan bij bedrijven die papier- en kartonafval gebruiken als grondstof voor de aanmaak van nieuwe stoffen of producten, een heffingstarief van 0 euro per ton.

In afwijking van de gevallen, vermeld in het eerste lid, 16° en 17°, geldt voor recyclageresidu's van kunststofafval van bedrijven die kunststofafval gebruiken als grondstof voor de aanmaak van nieuwe stoffen of producten, met ingang van het heffingsjaar 2010, een heffingstarief van 3,69 euro per ton.". HOOFDSTUK 2 8. - Slotbepalingen

Art. 157.Artikel 91 van het Bosdecreet van 13 juni 1990 en artikel 57ter van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, zoals van kracht vóór de inwerkingtreding van artikel 52 en 68 van dit decreet, zijn van toepassing op: 1° een authentieke akte van overdracht of vestiging van een zakelijk recht op een onroerend goed als vermeld in artikel 91, § 3, van het Bosdecreet van 13 juni 1990 en artikel 57ter van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, die wordt verleden vóór de inwerkingtreding van dit decreet;2° de openbare verkopingen van dergelijke onroerende goederen, waarvan de verkoopsverrichtingen zijn aangevat vóór de inwerkingtreding van dit decreet.

Art. 158.Meldingen die zijn verricht voor de datum van inwerkingtreding van artikel 149 van dit decreet, worden behandeld overeenkomstig de bepalingen die geldig waren op het tijdstip waarop de melding werd ingediend.

Art. 159.Artikel 6, 24, 2°, 33, 52 en 68 treden in werking op een door de Vlaamse Regering vast te stellen datum. HOOFDSTUK 4 treedt in werking op 1 januari 202 0.

Artikel 76, 2°, wordt geacht in werking te treden op 1 januari 2019.

Artikel 152 heeft uitwerking vanaf 31 maart 2019.

De artikelen 145 en 146 hebben uitwerking vanaf 1 april 2019.

Art. 160.De Vlaamse Regering bepaalt de datum van inwerkingtreding van de volgende bepalingen van dit decreet: 1° artikel 60, 134, 135, 137, 147 tot en met 150;2° artikel 141 tot en met 143. Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 26 april 2019.

De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw, K. VAN DEN HEUVEL _______ Nota (1) Zitting 2018-2019 Stukken: - Ontwerp van decreet : 1875 - Nr.1 Advies van de Gegevensbeschermingscommissie : 1875 - Nr. 2 Amendementen : 1875 - Nrs. 3 t.e.m. 5 Verslag : 1875 - Nr. 6 - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering : 1875 - Nr. 7 Handelingen - Bespreking en aanneming: Vergadering van 3 april 2019.

^