Etaamb.openjustice.be
Decreet van 27 maart 2009
gepubliceerd op 04 mei 2009

Decreet houdende wijziging van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, wat betreft de aanvulling met een regeling inzake erkenningen, en houdende wijziging van diverse andere wetten en decreten

bron
vlaamse overheid
numac
2009035361
pub.
04/05/2009
prom.
27/03/2009
ELI
eli/decreet/2009/03/27/2009035361/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

27 MAART 2009. - Decreet houdende wijziging van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, wat betreft de aanvulling met een regeling inzake erkenningen, en houdende wijziging van diverse andere wetten en decreten (1)


Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : Decreet houdende wijziging van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, wat betreft de aanvulling met een regeling inzake erkenningen, en houdende wijziging van diverse andere wetten en decreten. HOOFDSTUK I. - Inleidende bepaling

Artikel 1.Dit decreet regelt een gewestaangelegenheid. HOOFDSTUK II. - Wijzigingen van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning

Art. 2.In het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning wordt een hoofdstuk IIIbis, bestaande uit artikelen 22ter tot 22novies ingevoegd, dat luidt als volgt : « HOOFDSTUK IIIbis. - Erkenningen

Artikel 22ter.De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op de erkenningen, voorgeschreven bij of krachtens dit decreet.

De bepalingen van dit hoofdstuk zijn eveneens van toepassing op de erkenningen, voorgeschreven bij of krachtens andere wetten en decreten, voor zover die wetten en decreten naar de toepassing van de bepalingen van dit hoofdstuk verwijzen.

Artikel 22quater.§ 1. Het uitoefenen van bepaalde functies, het verstrekken van opleidingen, het nemen van monsters en het uitvoeren van metingen, beproevingen en analyses door rechtspersonen of natuurlijke personen, kan afhankelijk worden gemaakt van het voorafgaand verkrijgen van een erkenning. § 2. De erkenningen worden op grond van hun aard in categorieën ingedeeld. § 3. De rechtspersonen of natuurlijke personen die in het bezit zijn van een bepaalde titel die door de Vlaamse overheid of door een door haar erkende organisatie is uitgereikt, krijgen een erkenning van rechtswege. § 4. Rechtspersonen of natuurlijke personen die in het bezit zijn van een bepaalde titel die in een andere Europese lidstaat of in België werd uitgereikt, door een andere overheid of organisatie dan de overheid of organisatie vermeld in § 3, en waarvan ten aanzien van een bepaalde erkenning voorafgaandelijk de gelijkwaardigheid werd vastgesteld, krijgen een erkenning van rechtswege. § 5. In afwijking van § 1 kan, bij een tijdelijke en incidentele uitoefening van de erkenningsplichtige handelingen vermeld in § 1, door een persoon die niet is gevestigd in het Vlaamse Gewest alleen een voorafgaande kennisgeving worden vereist. Die procedure wordt ingesteld op voorwaarde dat door de aard van de specifieke handelingen een tijdelijke en incidentele uitoefening in redelijkheid mogelijk is en de voorwaarden alleen betrekking hebben op het bezit van beroepskwalificaties. § 6. De Vlaamse Regering bepaalt voor welke functies, opleidingen en handelingen vermeld in § 1, de erkenningsplicht en, in voorkomend geval, de kennisgevingsplicht, vermeld in § 5, geldt. Ze stelt tevens de nadere regels vast met het oog op de uitvoering van de bepalingen van § 2, § 3, § 4 en § 5.

Artikel 22quinquies.§ 1. De Vlaamse Regering stelt voor de verschillende categorieën van erkenningen de nadere regels vast voor de aanvraag, weigering of verlening en bekendmaking van erkenningen.

Ze bepaalt de adviezen die worden ingewonnen en de wijze waarop ze worden uitgebracht. Ze wijst tevens de overheden en organisaties aan die over de erkenningsaanvragen met een met redenen omkleed besluit uitspraak doen. § 2. Op zijn verzoek wordt de aanvrager van een erkenning gehoord door de overheden of organisaties, vermeld in § 1. Die overheden of organisaties kunnen zelf het initiatief nemen om de aanvrager over zijn aanspraken op een erkenning te horen. § 3. De erkenning wordt verleend als voldaan is aan de voorwaarden die per categorie van erkenning of per erkenning door de Vlaamse Regering zijn vastgesteld en die voorafgaand aan de erkenningsaanvraag zijn bekendgemaakt. § 4. Bij de toepassing van de voorwaarden, vermeld in § 3, wordt rekening gehouden met gelijkwaardige voorwaarden waaraan de aanvrager in een andere Europese lidstaat of in een ander gewest in België al heeft voldaan.

Artikel 22sexies.§ 1. De overheid of organisatie die over de erkenningsaanvraag uitspraak moet doen, bevestigt binnen dertig dagen de ontvangst van het dossier van de aanvrager en deelt in voorkomend geval mee welke documenten ontbreken. Binnen een termijn van negentig dagen na de indiening van het volledige dossier wordt door de bevoegde overheid of organisatie uitspraak gedaan. De bevoegde overheid of organisatie kan die termijn met maximaal dertig dagen verlengen. § 2. De Vlaamse Regering kan de erkenningen aanwijzen die geacht worden stilzwijgend te zijn verkregen als geen beslissing over de erkenningsaanvraag wordt betekend binnen de door haar vastgestelde termijn.

De Vlaamse Regering kan daartoe alleen besluiten nadat ze tot de vaststelling is gekomen dat de belangenafweging door de overheden en organisaties, vermeld in artikel 22quinquies, § 1, bij hun beslissingen over erkenningsaanvragen, niet in alle gevallen noodzakelijk is om dwingende reden van algemeen belang, met inbegrip van een rechtmatig belang van een derde partij.

Artikel 22septies.Het gebruik van erkenningen kan aan gebruikseisen worden onderworpen. Die gebruikseisen kunnen periodieke evaluaties inhouden waarvan het resultaat het verval van rechtswege van de erkenning tot gevolg kan hebben.

De Vlaamse Regering stelt de gebruikseisen vast, alsook de nadere regels voor het verval van rechtswege van de erkenningen.

Artikel 22octies.Met behoud van de toepassing van de bepalingen van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid kunnen de door de Vlaamse Regering aangewezen overheden de erkenning schorsen of opheffen.

De Vlaamse Regering kan bepalen in welke gevallen tot schorsing of opheffing kan worden overgegaan. De houder van de erkenning wordt gehoord op zijn verzoek. De Vlaamse Regering stelt de nadere regels vast voor de bij schorsing of opheffing van de erkenning te volgen procedure.

Artikel 22novies.Aan elke rechtspersoon of natuurlijke persoon die een erkenningsaanvraag indient, kan voor de behandeling van de erkenningsaanvraag een retributie worden gevraagd. Dezelfde retributie kan worden gevraagd voor de uitoefening van het toezicht op de erkennings- en gebruikseisen. De Vlaamse Regering bepaalt voor welke erkenningen of toezichtsverplichtingen een retributie is verschuldigd en stelt de bedragen vast, alsook de wijze waarop aan de retributie moet worden voldaan. ». HOOFDSTUK III. - Wijzigingen van diverse regelingen Afdeling I. - Wijzigingen van de wet van 28 december 1964 betreffende

de bestrijding van de luchtverontreiniging

Art. 3.Artikel 3 van de wet van 28 december 1964 betreffende de bestrijding van de luchtverontreiniging wordt opgeheven.

Art. 4.Artikel 5 van dezelfde wet wordt vervangen door wat volgt : «

Artikel 5.De Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu en het waterbeleid, is belast met de coördinatie van de acties van de Vlaamse overheden ter bestrijding van de luchtverontreiniging.

De Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu en het waterbeleid, kan daarvoor een beroep doen op de diensten van deskundigen of op laboratoria die daartoe in het Vlaamse Gewest zijn erkend met toepassing van de bepalingen van hoofdstuk IIIbis van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning. » Afdeling II. - Wijzigingen van de wet van 18 juli 1973 betreffende de

bestrijding van de geluidshinder

Art. 5.Artikel 5 van de wet van 18 juli 1973 betreffende de bestrijding van de geluidshinder wordt vervangen door wat volgt : «

Artikel 5.De Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu en het waterbeleid, is belast met de coördinatie van de acties van de Vlaamse overheden ter bestrijding van de geluidshinder.

De Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu en het waterbeleid, kan daarvoor een beroep doen op de diensten van deskundigen of op laboratoria die daartoe in het Vlaamse Gewest zijn erkend met toepassing van de bepalingen van hoofdstuk IIIbis van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning. »

Art. 6.In artikel 6 van dezelfde wet wordt het derde lid opgeheven.

Art. 7.Artikel 7 van dezelfde wet wordt vervangen door wat volgt : «

Artikel 7.De Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu en het waterbeleid, kan daarvoor een beroep doen op personen of laboratoria die daartoe in het Vlaamse Gewest zijn erkend met toepassing van de bepalingen van hoofdstuk IIIbis van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning.

Die erkende deskundigen of laboratoria worden overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk IIIbis van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning ermee belast apparaten en inrichtingen die lawaai kunnen veroorzaken, die bestemd zijn om het lawaai te dempen, op te slorpen, te meten of de hinder ervan te verhelpen, te beproeven of te controleren. »

Art. 8.Artikel 8 van dezelfde wet wordt opgeheven. Afdeling III. - Wijzigingen van het decreet van 24 januari 1984

houdende maatregelen inzake grondwaterbeheer

Art. 9.In artikel 12 van het decreet van 24 januari 1984 houdende maatregelen inzake het grondwaterbeheer worden het derde en het vierde lid vervangen door wat volgt : « Het nemen van monsters en hun ontleding wordt verricht door een laboratorium dat daartoe in het Vlaamse Gewest is erkend met toepassing van de bepalingen van hoofdstuk IIIbis van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning.

De Vlaamse Regering bepaalt, onder vrijwaring van de rechten van de verdediging, de wijze waarop de monsters worden genomen. Ze kan eveneens de ontledingsmethodes vaststellen. » Afdeling IV. - Wijzigingen van het decreet van 5 april 1995 houdende

algemene bepalingen inzake milieubeleid

Art. 10.Aan artikel 3.2.1 van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, ingevoegd bij het decreet van 19 april 1995, worden een § 6 tot § 11 toegevoegd, die luiden als volgt : « § 6. De instemming wordt verleend als voldaan is aan de voorwaarden die door de Vlaamse Regering zijn vastgesteld en die voorafgaand aan de instemmingsaanvraag zijn bekendgemaakt. § 7. De Vlaamse Regering stelt de nadere regels vast voor de aanvraag, weigering of verlening en bekendmaking van de instemmingen. Op zijn verzoek wordt de aanvrager van een instemming gehoord door de door de Vlaamse Regering aangewezen overheid. De voormelde overheid kan eveneens de aanvrager horen. § 8. De Vlaamse Regering kan bepalen dat de instemming wordt geacht stilzwijgend te zijn verkregen als door de overheid geen beslissing aan de aanvrager wordt betekend binnen de door haar vastgestelde termijn.

De Vlaamse Regering kan daartoe alleen besluiten nadat ze tot de vaststelling is gekomen dat een belangenafweging door de overheid, vermeld in § 4, bij haar beslissingen over aanvragen tot instemming met de meervoudige aanstelling van milieucoördinatoren, niet in alle gevallen noodzakelijk is om dwingende reden van algemeen belang, met inbegrip van een rechtmatig belang van een derde partij. § 9. De Vlaamse Regering kan voor het gebruik van de instemmingen gebruikseisen vaststellen. § 10. Met behoud van de toepassing van de bepalingen van titel XVI kan de door de Vlaamse Regering aangewezen overheid de instemming schorsen of opheffen.

De Vlaamse Regering kan bepalen in welke gevallen tot schorsing of opheffing kan worden overgegaan. De exploitanten en de milieucoördinator worden gehoord op hun verzoek. De Vlaamse Regering stelt de nadere regels vast voor de bij schorsing of opheffing van de instemming te volgen procedure. § 11. Een persoon die geen werknemer is van de exploitant en met toepassing van § 4 in twee of meer inrichtingen die samen geen milieutechnische eenheid vormen, als milieucoördinator wil worden aangesteld, moet voorafgaand aan de aanstelling als milieucoördinator zijn erkend.

Op de erkenning als milieucoördinator zijn de bepalingen van hoofdstuk IIIbis van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning van toepassing. »

Art. 11.In artikel 3.3.2 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 19 april 1995 en gewijzigd bij het decreet van 6 februari 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 5 wordt vervangen door wat volgt : « § 5.Voor de validatie van de decretaal verplichte milieuaudit wordt een beroep gedaan op een milieuverificateur die erkend is met toepassing van hoofdstuk IIIbis van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning. »; 2° § 6 wordt opgeheven.

Art. 12.Artikel 4.6.1 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 18 december 2002, wordt vervangen door wat volgt : « Artikel 4.6.1. Op de erkenning van deskundigen en coördinatoren zijn de bepalingen van hoofdstuk IIIbis van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, van toepassing. » HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen

Art. 13.De aanvragen tot erkenning die werden ingediend voor de datum van de inwerkingtreding van dit decreet, worden behandeld overeenkomstig de bepalingen die van kracht zijn op het ogenblik dat de aanvraag wordt ingediend.

De aanvragen tot instemming met de gezamenlijke aanstelling als milieucoördinator die werden ingediend voor de datum van de inwerkingtreding van dit decreet, worden behandeld overeenkomstig de bepalingen die van kracht zijn op het ogenblik dat de aanvraag wordt ingediend.

Art. 14.§ 1. De erkenningen die werden of worden verleend op grond van de bepalingen die van toepassing zijn voor de datum van de inwerkingtreding van dit decreet, blijven geldig voor de vastgestelde duur van de erkenning. Op de houders van die erkenningen kan binnen het voorwerp van hun erkenning een beroep worden gedaan. § 2. De instemmingen die werden of worden verleend met toepassing van de bepalingen die gelden voor de datum van de inwerkingtreding van dit decreet blijven geldig. § 3. Vanaf de datum van inwerkingtreding van dit decreet zijn de bepalingen van artikel 22quater, § 2, artikel 22septies, artikel 22octies en artikel 22novies, van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning van toepassing op de erkenningen, vermeld in § 1, met dien verstande dat de Vlaamse Regering voor de gebruikseisen van erkenningen kan voorzien in de nodige overgangsmaatregelen.

Vanaf de datum van inwerkingtreding van dit decreet zijn de bepalingen van artikel 3.2.1, § 9 en § 10, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid van toepassing op de instemmingen vermeld in § 2, met dien verstande dat de Vlaamse Regering voor de gebruikseisen van instemmingen kan voorzien in de nodige overgangsmaatregelen.

Art. 15.De Vlaamse Regering bepaalt de datum waarop dit decreet in werking treedt.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 27 maart 2009.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, H. CREVITS Nota (1) Zitting 2008-2009 Stukken.- Voorstel van decreet : 2053 - Nr. 1. - Verslag : 2053 - Nr. 2. - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering : 2053 - Nr.3.

Handelingen. - Bespreking en aanneming : Vergadering van 18 maart 2009.

^