Etaamb.openjustice.be
Decreet van 27 mei 2004
gepubliceerd op 09 juli 2004

Decreet betreffende Boek I van het Milieuwetboek

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
2004027101
pub.
09/07/2004
prom.
27/05/2004
ELI
eli/decreet/2004/05/27/2004027101/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

27 MEI 2004. - Decreet betreffende Boek I van het Milieuwetboek (1)


De Waalse Gewestraad heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.De volgende bepalingen vormen het decretale gedeelte van Boek I van het Milieuwetboek : « BOEK I. - Algemene en gemeenschappelijke bepalingen DEEL I. - BEGINSELEN VAN HET MILIEURECHT EN ALGEMENE BEPALINGEN Titel I. - Beginselen

Artikel 1.Het leefmilieu, met name de open ruimtes, de landschappen, de natuurlijke hulpbronnen en milieus, de lucht, de grond, het water, de biologische diversiteit en evenwichten maken deel uit van het gemeenschappelijke patrimonium van de bewoners van het Waalse Gewest en vormen de basis van zijn bestaan, toekomst en ontwikkeling.

Het milieubeleid van het Gewest berust op het beginsel van de preventieve actie, waarbij schade eerder voorkomen dan hersteld moet worden.

Art. 2.Het Gewest en de andere overheden, elk in het kader van haar bevoegdheden en in samenwerking met het Gewest, beheren het milieu en staan in voor het behoud en desnoods voor het herstel ervan.

Eenieder zorgt voor de instandhouding van het milieu en draagt bij tot de bescherming ervan.

De vereisten bedoeld in het tweede lid worden in acht genomen bij de bepaling en de tenuitvoerlegging van de andere beleidslijnen van het Gewest.

Art. 3.Het milieubeleid van het Gewest berust ook op de drie volgende beginselen : 1° het voorzorgsbeginsel, waarbij het gebrek aan wetenschappelijke zekerheid geen rem mag zetten op het nemen van effectieve en evenredige maatregelen tot voorkoming van ernstige en onomkeerbare milieuschaderisico's tegen een sociaal en economisch aanvaardbare prijs;2° het beginsel « de vervuiler betaalt », waarbij de vervuiler opdraait voor de kosten gebonden aan het treffen van maatregelen tot voorkoming, vermindering en bestrijding van vervuiling;3° het beginsel waarbij milieubeschadigingen gecorrigeerd worden, bij voorrang aan de bron.

Art. 4.De overheid verleent het recht op milieuinformatie aan elke natuurlijke- of rechtspersoon zonder dat hij daarbij een belang moet laten gelden.

De overheid verspreidt de milieugegevens waarover ze beschikt en legt ze ter inzage van het publiek.

Art. 5.Milieueducatie en -opleiding dragen bij tot een vlottere uitoefening van de rechten en plichten bedoeld in deze titel.

Het Gewest stippelt zijn milieubeleid uit met inachtneming van de beschikbare technische en wetenschappelijke gegevens. Wetenschappelijk onderzoek en kennisontwikkeling moeten bijdragen tot de bescherming en de opwaardering van het leefmilieu.

Titel II - Begripsomschrijving

Art. 6.In de zin van deze Code wordt verstaan onder : 1° « CWATUP » : het Waalse wetboek van ruimtelijke ordening, stedenbouw en patrimonium;2° « aangifte » : handeling bedoeld in artikel 1, 2°, van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning;3° « CWEDD » : de Waalse milieuraad voor de duurzame ontwikkeling, zoals bedoeld in deel II van dit boek;4° « Waals Parlement » : de Waalse Gewestraad;5° « milieuvergunning » : beslissing bedoeld in artikel 1, 1°, van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning. DEEL II. - ADVIESINSTANTIE

Art. 7.Er wordt een Waalse milieuraad voor de duurzame ontwikkeling opgericht.

Art. 8.Die Raad heeft als opdracht de taken te vervullen die hem toevertrouwd worden bij de artikelen 30 tot 48, bij de artikelen 49 tot 81, alsmede alle andere taken die de Regering hem kan opdragen.

Art. 9.De Regering bepaalt de regels voor de samenstelling en de werking van de Raad.

Zij kan de Raad in gespecialiseerde secties indelen en de regels bepalen op grond waarvan die secties rechtsgeldig beraadslagen namens de Raad.

DEEL III. - INFORMATIE EN SENSIBILISERING INZAKE MILIEU Titel I. - Toegang tot milieu-informatie

Art. 10.Onverminderd de toepassing van de bepalingen betreffende de procedures inzake raadpleging van de bevolking en het nabuurschap worden de vrije toegang tot milieu-informatie en de verspreiding ervan overeenkomstig deze titel gewaarborgd.

Art. 11.In de zin van deze titel wordt verstaan onder : 1° "overheden" : de gemeentelijke, provinciale, gewestelijke overheden, alsmede de onder het toezicht van de overheden staande instellingen die openbare milieubevoegdheden uitoefenen. Deze bepaling slaat niet op personen die rechtelijke bevoegdheden uitoefenen, noch op de wetgevende instellingen; 2° "gegevens in het bezit van de overheden" : alle bestaande gegevens die door de in dit artikel, 1°, bedoelde instellingen ingezameld of uitgewerkt worden, met uitzondering van de voor het Parket bestemde processen-verbaal en verslagen, en die opgenomen worden in : a.geschreven documenten, zoals verslagen, studies, adviezen en beslissingen; b. databases voor geautomatiseerde informatieverwerking;c. visuele opnamen;d. geluidsopnamen. Wat betreft de informatie in het bezit van de gemeentelijke en provinciale overheden, alsmede van de onder het toezicht van de overheden staande instellingen die openbare milieubevoegdheden uitoefenen, slaat deze titel enkel op de documenten uitgewerkt of ingezameld met het oog op de toepassing van een regelgeving uitgevaardigd door het Gewest, of vóór de wetten tot hervorming der instellingen, door de Staat, in één van de in 3° bedoeld materies die onder de gewestelijke bevoegdheid vallen; 3° "milieu-informatie" : alle feitelijke of rechtelijke gegevens met betrekking tot één van de materies bedoeld in artikel 6, § 1, I, II, III, IV, V, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen betreffende : a.de staat van het water, de lucht, de fauna, de flora en de natuurlijke ruimten, alsmede de aantastingen daarvan; b. de projecten en activiteiten die het leefmilieu kunnen schaden of de menselijke gezondheid, de dier- of plantesoorten in gevaar kunnen brengen, inzonderheid wat betreft de emissie, het lozen of het vrijkomen van stralingsstoffen, trillingen, levende organismes of energie in het water, de lucht of de grond, alsmede de vervaardiging en het gebruik van gevaarlijke producten of stoffen;c. de maatregelen tot voorkoming, bescherming en verbetering van de kwaliteit van het water, de lucht, de grond, de fauna en de flora en de natuurlijke ruimten, alsmede de maatregelen tot voorkoming en herstel van schade die aangebracht kan worden.

Art. 12.§ 1. De gegevens vervat in de geschreven documenten bedoeld in artikel 11, 2°, a., kunnen ingekeken worden, hetzij gratis ter plaatse, hetzij d.m.v. toegezonden afschriften, waarvan de reële prijs door de aanvrager gedragen wordt. § 2. De gegevens vervat in de databases voor geautomatiseerde informatieverwerking en in de visuele en geluidsopnamen bedoeld in artikel 11, 2°, b tot d, kunnen meegedeeld worden d.m.v. van afschriften, waarvan de reële prijs door de aanvrager gedragen wordt.

Art. 13.§ 1. Elke aanvraag om kennisgeving van milieugegevens wordt schriftelijk ingediend en vermeldt haar voorwerp op gepaste wijze. § 2. De overheid bericht ontvangst van de aanvragen bedoeld in artikel 12 en in § 1 van dit artikel binnen een termijn van tien werkdagen na ontvangst van de aanvraag.

De beroepsmogelijkheden waarover de aanvrager beschikt en de desbetreffende modaliteiten worden duidelijk in het bericht van ontvangst aangegeven, alsook de termijn waarbinnen de gegevens hem overeenkomstig artikel 15 verstrekt kunnen worden.

Art. 14.De overheden treffen de nodige maatregelen om de documenten die de aangevraagde gegevens bevatten te identificeren en ter inzage van de aanvrager te leggen; zij kunnen de aanvraag evenwel als niet ontvankelijk verwerpen in geval van mededeling van onvolledige gegevens of documenten of van interne mededelingen of als de aanvraag duidelijk verkeerd of te algemeen opgesteld is.

Art. 15.§ 1. De overheid maakt de gegevens zo spoedig mogelijk over aan de aanvrager, uiterlijk binnen de maand na ontvangst van de aanvraag. § 2. De overheid kan de in paragraaf 1 bedoelde termijn met één maand verlengen als het materieel onmogelijk is toegang tot informatie te geven binnen de voorgeschreven termijn. Die onmogelijkheid wordt behoorlijk met redenen omkleed en schriftelijk aan de aanvrager meegedeeld. De beroepsmogelijkheden waarover de aanvrager beschikt en de desbetreffende modaliteiten worden duidelijk aangegeven door de overheid, overeenkomstig artikel 17.

Art. 16.§ 1. Elke gehele of gedeeltelijke weigering tot mededeling van gegevens is het voorwerp van een met redenen omklede beslissing, waarvan schriftelijk kennis gegeven wordt aan de aanvrager. § 2. De kennisgeving van de weigering maakt duidelijk melding van de beroepsmogelijkheden waarover de aanvrager beschikt en van de desbetreffende modaliteiten, overeenkomstig artikel 17.

Art. 17.§ 1. Elke natuurlijke of rechtspersoon die oordeelt dat de door de overheid krachtens artikel 15, § 2, vastgelegde termijn te lang is of dat haar aanvraag ten onrechte verworpen of verwaarloosd werd of dat ze geen voldoend antwoord van de overheid heeft gekregen, kan overeenkomstig de door de Regering bepaalde regels beroep instellen tegen de beslissing. § 2. Bij gebrek aan mededeling van informatie na afloop van de termijn die de overheid overeenkomstig artikel 15 vastlegt, heeft de aanvrager de mogelijkheid om beroep in te stellen overeenkomstig de regels die de Regering bepaalt.

Art. 18.§ 1. Onverminderd de nationale bepalingen die in het Waalse Gewest van toepassing zijn, kan het recht op informatie waarin deze titel voorziet, beperkt worden voorzover de uitoefening ervan afbreuk kan doen : 1° aan het geheim van de beraadslagingen van de Regering, van het college van burgemeester en schepenen, van de bestendige deputatie;2° aan het geheim van de intergewestelijke, nationale, internationale onderhandelingen van het Gewest;3° aan het geheim van de voor de rechtbanken gevoerde procedures;4° aan het handels- en industrieel geheim;5° aan het geheim van het privé-leven, inzonderheid aan de naleving van de bepalingen betreffende de bescherming van de vertrouwelijkheid van de nominatieve gegevens, het archief en de administratieve bestanden. § 2. De documenten worden gedeeltelijk overgemaakt als de gegevens waarvan de verspreiding de in de vorige paragraaf bedoelde belangen zouden kunnen schaden, verwijderd kunnen worden uit de aan de aanvrager over te maken afschriften. § 3. Motieven die uit het geheim van het privé-leven of van het handels- of industrieel geheim voortkomen en die betrekking hebben op feiten die de aanvrager betreffen, kunnen hem niet tegengeworpen worden.

Art. 19.§ 1. Elke natuurlijke of rechtspersoon die vaststelt dat informatie waarover een overheid beschikt i.v.m hetzij de staat van het leefmilieu, hetzij zijn activiteiten, onjuist of onvolledig is, kan verzoeken om de schrapping van de vergissingen of om de rechtzetting van de informatie.

De geargumenteerde schriftelijke aanvraag is een stuk dat bij het dossier gevoegd moet worden om er noodzakelijk deel van uit te maken. § 2. De overheid die binnen een termijn van één maand niet ingaat op het verzoek om rechtzetting wordt geacht de rechtzetting te weigeren.

Art. 20.De Regering bepaalt het model van de te gebruiken documenten om de overheden in staat te stellen te voldoen aan de vereisten bedoeld in artikel 13, § 2, in artikel 15 en in artikel 16.

Titel II. - Milieu-initiatie

Art. 21.Deze titel beoogt de creatie van een netwerk van centra voor milieu-initiatie in het Waalse Gewest om het publiek inzake leefmilieu te informeren, te sensibiliseren en te vormen.

Art. 22.Voor de toepassing van deze titel decreet wordt verstaan onder : 1° v.z.w. : vereniging zonder winstoogmerk opgericht overeenkomstig de wet van 27 juni 1921 waarbij aan de verenigingen zonder winstgevend doel en aan de instellingen van openbaar nut rechtspersoonlijkheid wordt verleend; 2° "C.R.I.E. » : gewestelijk centrum voor milieu-initiatie.

Art. 23.De Regering verspreidt de "C.R.I.E. » op grond van de volgende criteria : 1° het geografische evenwicht;2° het belang van het natuurlijke patrimonium;3° de bevolkingsdichtheid.

Art. 24.Elk "C.R.I.E. » heeft als hoofdopdracht de algemene milieukennis te bevorderen bij jeugd- en volwassenenorganisaties, in scholen, gezinnen en administraties.

In dat verband wordt het centrum belast met : 1° het uitwerken van een animatiemethodologie en het ter beschikking stellen van didactisch en vulgarisatiemateriaal;2° de organisatie van sensibiliseringsactiviteiten en -animaties;3° de organisatie van stages;4° de organisatie van opleidingen. Elk "C.R.I.E. » is gespecialiseerd in ten minste één van de milieuaangelegenheden bedoeld in artikel 6, § 1, II, 1°, 2°, 3°, III, 2°, 3°, 4°, 5°, 6°, 7°, 8°, en V, 5°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen.

Art. 25.Na advies van het in artikel 9 bedoelde begeleidingscomité erkent de Regering volgens de door haar bepaalde procedure de v.z.w.'s die het beheer van de "C.R.I.E. » zullen waarnemen. Ze bepaalt in welke gevallen en volgens welke procedure de erkenning kan worden ingetrokken.

De erkenning wordt verleend voor drie jaar en is verlengbaar.

Om erkend te worden moet de v.z.w. aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° haar maatschappelijk doel voldoet aan de doelstellingen vermeld in artikel 21; 2° haar raad van bestuur telt onder zijn leden ten minste twee personen die houder zijn van een diploma in de pedagogie en twee die houder zijn van een diploma in de wetenschappen m.b.t. milieuaangelegenheden; 3° haar project past in het kader van de opdrachten bedoeld in artikel 24;4° haar financieel beheer is gezond. De erkenning slaat met name op de volgende gegevens : 1° het doel van de opdracht;2° de wijze waarop toezicht wordt gehouden op de vervulling van de opdracht; 3° de door de v.z.w. te verstrekken documenten, met name het activiteiten- en het boekhoudverslag; 4° de middelen die de v.z.w. ter beschikking stelt voor de vervulling van haar opdracht; 5° de respectieve verplichtingen van de Regering en van de v.z.w.

Art. 26.Zolang de erkenning loopt, verschaft de Regering de krachtens artikel 25 erkende v.z.w. de onroerende en roerende goederen die nodig zijn voor het vervullen van de opdrachten bedoeld in artikel 24.

Art. 27.De Regering komt tegemoet in de werking van het "C.R.I.E. » door de toekenning van een jaarlijkse toelage waarvan ze het bedrag per centrum bepaalt.

De Regering bepaalt de voorwaarden waaronder de jaarlijkse toelage wordt betaald.

Art. 28.De Regering wordt belast met de administratieve opvolging en de controle op het gebruik van de toelagen van het "C.R.I.E. » .

De Regering zorgt voor de jaarlijkse evaluatie van de binnen het "C.R.I.E. » uitgeoefende activiteiten, met name op grond van een activiteitenverslag dat de krachtens artikel 25 erkende v.z.w.'s haar jaarlijks overmaken.

Art. 29.Er wordt een begeleidingscomité opgericht dat moet zorgen voor de samenhang en de evaluatie van de binnen de "C.R.I.E. » uitgeoefende activiteiten en dat de Regering advies moet geven in het kader van de erkenningsprocedure.

De Regering bepaalt de samenstelling en de werkwijze van het comité.

DEEL IV. - MILIEUPLANNING IN HET KADER VAN DE DUURZAME ONTWIKKELING HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Art. 30.De milieuplanning beoogt : 1° de bescherming van de natuurlijke hulpbronnen en de ecosystemen;2° de voorkoming en de vermindering van de door menselijke activiteiten veroorzaakte milieuhinder;3° het in overweging nemen op gewestelijk niveau van het aspect duurzame ontwikkeling.

Art. 31.Milieuplanning omvat : 1° het jaarlijks uitwerken van het verslag over de staat van het Waalse leefmilieu;2° het vijfjaarlijks uitwerken van het milieubeleidsplan voor de duurzame ontwikkeling;3° het uitwerken van sectorale programma's;4° het opstellen van gemeentelijke plannen voor leefmilieu en natuurontwikkeling. HOOFDSTUK II. - Verslag over de staat van het Waalse leefmilieu

Art. 32.De Regering bezorgt het Waalse Parlement jaarlijks vóór de indiening van de begroting, uiterlijk 15 november, een verslag over "de staat van het Waalse leefmilieu", waarover het Waalse Parlement zich bij resolutie uitspreekt.

Art. 33.Het verslag over "de staat van het Waalse leefmilieu" bevat een kritische, evolutieve en prospectieve balans omtrent de verschillende milieucomponenten en de door menselijke activiteiten veroorzaakte belastingen.

Het bevat een analyse van het door de overheid, de bedrijven en de vrijwilligersverenigingen gevoerde milieubeleid. Het bevat eveneens een stand van zaken betreffende de omzetting van de Europese milieurichtlijnen en de inachtneming van de internationale milieuverbintenissen, alsmede een balans van de inspanningen die in het Waalse Gewest inzake de duurzame ontwikkeling zijn geleverd ter uitvoering van de in het kader van de Conferentie van Rio van juni 1992 uitgewerkte internationale overeenkomsten inzake milieu en ontwikkeling en van de in het programma "Action 21" omschreven beginselen.

Art. 34.Het verslag over "de staat van het Waalse leefmilieu" wordt door het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu opgesteld in nauwe samenwerking met de Franstalige universiteiten en onderzoekscentra van Wallonië en Brussel. De Regering bepaalt de praktische modaliteiten voor de opstelling van het verslag.

Art. 35.Het verslag wordt op initiatief van de Regering besproken en ter discussie gesteld op een rondetafelbijeenkomst waaraan de Sociaal-economische raad van het Waalse Gewest en de in artikel 7 bedoelde Waalse milieuraad voor de duurzame ontwikkeling deelnemen. De Waalse milieuraad voor de duurzame ontwikkeling (CWEDD) stelt een synthesenota op met de resultaten van de bespreking, alsmede een prospectnota met eventuele suggesties inzake bestrijding en voorkoming van milieuaantastingen.

Art. 36.Het verslag over "de staat van het Waalse leefmilieu" en de door de "CWEDD" uitgewerkte nota's worden op initiatief van de Regering op ruime schaal verspreid, met name onder de leden van het Waalse Parlement, de betrokken bedrijfs- en landbouwkringen, de verenigingen voor de consumentenbescherming en de educatieve kringen. HOOFDSTUK III. - Milieubeleidsplan voor de duurzame ontwikkeling

Art. 37.De Regering stelt een milieubeleidsplan voor de duurzame ontwikkeling op waarin de richtsnoeren worden gegeven voor de besluitvorming op middellange en lange termijn door de Regering, de gewestelijke administratie, de pararegionale ondernemingen, de met een openbare opdracht belaste particulieren en, in materies van gewestelijk belang, door de provincies, gemeenten en verenigingen van gemeenten.

Art. 38.Het plan berust met name op de overeenkomstig hoofdstuk II opgestelde verslagen over de staat van het Waalse leefmilieu en op de door de "CWEDD" uitgewerkte nota's, alsmede op de actieprogramma's die in het kader van de duurzame ontwikkeling door de algemene vergadering van de Verenigde Naties en de Raad van de Europese Unie worden vastgelegd.

Art. 39.Het plan omvat met name : 1° de voor de onderscheidene milieucomponenten te halen doelstellingen en de te ontwikkelen actiemiddelen;2° de gegevens aan de hand waarvan het milieu en de bescherming van de natuurlijke hulpbronnen kunnen worden opgenomen in het ontwikkelingsproces van het Gewest en in het geheel van de gewestelijke sectorale beleidslijnen.

Art. 40.Het planontwerp wordt door of in opdracht van de Regering opgesteld.

De Regering kan een beroep doen op de diensten van het Waalse Gewest, de pararegionale ondernemingen, de provincies, de gemeenten en de verenigingen van gemeenten, opdat ze haar alle voor het opstellen van het planontwerp vereiste informatie en gegevens zouden verstrekken.

De Regering kan tevens inlichtingen en gegevens bij de bedrijven inzamelen. Het is haar verboden fabricagegeheimen die de ingewonnen informatie eventueel bevat geheel dan wel gedeeltelijk te onthullen wanneer de bedrijven die de gegevens hebben verstrekt wijzen op die met een vertrouwelijk karakter en om geheimhouding vragen.

Art. 41.De Regering onderwerpt het planontwerp gedurende dertig dagen aan een openbaar onderzoek. De gemeentelijke overheden stellen de bevolking hiervan in kennis. Zij zamelen de opmerkingen van de bevolking in en zenden ze, eventueel met hun gemotiveerde adviezen, door naar de Regering.

Art. 42.Terwijl de Regering het planontwerp aan een openbaar onderzoek onderwerpt, wint ze de provincies, gemeenten, verenigingen van gemeenten om advies i.v.m. de waterproductie en -distributie. Wat afvalstoffen betreft, wint ze het advies in van de erkende zuiveringsinstellingen, de "CWEDD", de Sociaal-economische raad van het Waalse Gewest, alsmede van elke andere instantie waarvan zij het advies nuttig acht.

Die organen sturen desgevallend hun met redenen omkleed advies naar de Regering binnen twintig dagen na afloop van de termijn bedoeld in artikel 41.

Art. 43.De Regering neemt het plan aan bij een in haar midden genomen besluit.

De Regering onderwerpt het plan aan het Waalse Parlement, dat zich bij resolutie uitspreekt.

De Regering deelt het plan mee aan de overheden en instellingen bedoeld in artikel 37, alsook aan de andere instanties waarvan zij het advies nuttig acht.

Ze zorgt voor de bekendmaking ervan bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad.

Art. 44.De Regering kan bijzondere bepalingen vastleggen voor de procedure van aanneming van het plan.

Zij kan met name de termijnen van het openbaar onderzoek verlengen, alsook die voor de adviesverlening door de instanties die ze raadpleegt.

Art. 45.Het plan wordt om de vijf jaar opgesteld. Het blijft van toepassing zolang het niet vervangen wordt. De Regering kan de te ontwikkelen actiemiddelen jaarlijks opnieuw evalueren. HOOFDSTUK IV. - Sectorale programma's en plannen voor het beheer van de stroomgebieden

Art. 46.De Regering stelt de volgende sectorale programma's op : 1° een afvalbeheersplan, zoals bedoeld in het decreet van 27 juni 1996 met betrekking tot de afvalstoffen;2° een actieprogramma voor de luchtkwaliteit;3° een actieprogramma voor de bodemkwaliteit;4° een actieprogramma voor de natuurbescherming. Voor elk Waals stroomgebied stelt de overheid ervan een beheersplan op zoals bedoeld in artikel 24 van boek II.

Art. 47.De sectorale programma's kunnen afzonderlijk dan wel gegroepeerd worden opgesteld.

Zij voorzien in sectorale richtsnoeren, zoals bedoeld in artikel 37, en worden opgesteld overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 40 tot 45, met uitzondering van de bepalingen betreffende de uitwerkingsfrequentie en onverminderd de afwijkende bepalingen die de Regering vastlegt om rekening te houden met de eigenheden van betrokken sector.

Het plan voor het beheer van het Waalse stroomgebied wordt opgesteld overeenkomstig de bepalingen van artikel 26 en volgende van boek II. HOOFDSTUK V. - Gemeentelijke plannen voor leefmilieu en natuurontwikkeling

Art. 48.De gemeenteraad kan een gemeentelijk plan voor leefmilieu en natuurontwikkeling opstellen.

Dat plan bevat o.a. de volgende gegevens : 1° de door de gemeente gevoerde acties inzake de afval, het oppervlakte- en grondwater, het afvalwater, de geluidshinder, de lucht- en bodemverontreiniging, de natuurbescherming en -ontwikkeling, de volksgezondheid in het algemeen en de bewustmaking van de bevolking daaromtrent; 2° de te halen doelstellingen en de te ontwikkelen middelen i.v.m. de acties bedoeld in punt 1°, met inachtneming o.a. van het plan en de gewestelijke programma's bedoeld in de hoofdstukken III en IV. De Regering bepaalt de procedure voor de aanneming van het plan.

Het plan wordt opgesteld voor een periode van vijf jaar. Het blijft van toepassing zolang het niet vervangen wordt. De gemeenteraad kan de te ontwikkelen actiemiddelen jaarlijks opnieuw evalueren.

De gemeenteraad kan het gemeentelijk plan voor leefmilieu en natuurontwikkeling en het gemeentelijk structuurplan gezamenlijk aannemen. In dit geval is de enige goedkeuringsprocedure die waarin artikel 17 van het « CWATUP » voorziet.

De Regering kan onder de door haar bepaalde voorwaarden een toelage verlenen aan de gemeenten die een gemeentelijk plan voor leefmilieu en natuurontwikkeling opstellen.

DEEL V. - Evaluatie van de milieueffecten HOOFDSTUK I. - Begripsomschrijving en beginselen

Art. 49.Voor de toepassing van dit gedeelte wordt verstaan onder : 1° « bevoegde overheid » : elk al dan niet beraadslagend orgaan, met of zonder rechtspersoonlijkheid, dat met een openbare opdracht belast wordt en bevoegd is om de in dit artikel bedoelde vergunning te verlenen, met inbegrip van de inzake beroepen bevoegde overheid;2° « effectonderzoek » : wetenschappelijk onderzoek uitgevoerd door een erkende persoon, waarin de nadruk wordt gelegd op de milieueffecten van het project;3° « evaluatienota inzake milieueffecten » : document waarin de voornaamste ecologische parameters van het project opgenomen zijn en waarin de nadruk wordt gelegd op de milieueffecten ervan;4° « vergunningen » : a.de vergunningen verleend krachtens het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning; b. de vergunningen verleend krachtens de artikelen 84, 89 en 127 van het "CWATUP";c. de vergunningen voor de valorisatie van de steenbergen verleend krachtens het decreet van 9 mei 1985 betreffende de ontsluiting van de steenbergen;d. de door de Regering opgesomde en krachtens wetten, decreten en reglementen genomen bestuurshandelingen waarbij besloten wordt een project geheel of gedeeltelijk uit te voeren;5° « plan van aanleg » : plan van aanleg in de zin van het "CWATUP"; 6°. « plannen en programma's » : de plannen en programma's, alsook de wijzigingen ervan : a. uitgewerkt en/of aangenomen door een overheid, met name een privaat- of publiekrechtelijke natuurlijke of rechtspersoon, die een openbare opdracht op gewestelijk of plaatselijk niveau vervult, of uitgewerkt door een overheid met het oog op de aanneming ervan door het Waalse Parlement of de Waalse Regering en b.voorgeschreven krachtens decretale, reglementaire of administratieve bepalingen; 7° « project » : operatie, activiteit, werk, bouw, afbraak, verbouwing, uitbreiding of buitengebruikstelling van installaties, waardoor het leefmilieu wijzigingen ondergaat en waarvan de uitvoering gepland wordt door een privaat- of publiekrechtelijke natuurlijke of rechtspersoon;8° "publiek" : één of meer natuurlijke of rechtspersonen, alsmede de verenigingen, organisaties en groepen waarvan ze deel uitmaken;9° "milieueffectrapport" : deel van de documentatie betreffende het plan of het programma dat de in artikel 56 bedoelde informatie bevat;10° « niet-technische samenvatting » : het document bevattende de voornaamste resultaten van het effectenonderzoek, een synthese van de milieueffecten van het project, een lijst van de maatregelen die overwogen worden om de negatieve milieueffecten van het project te voorkomen, te beperken en, indien mogelijk, te verhelpen;11° « systeem voor de evaluatie van de milieueffecten van de plannen en programma's » : het uitwerken van een milieurapport, de organisatie van raadplegingen, het rekening houden met het milieurapport en de resultaten van de raadpleging bij de besluitvorming, alsmede het verstrekken van informatie over de beslissing, overeenkomstig de artikelen 52 tot 61;12° « systeem voor de evaluatie van de milieueffecten van de projecten » : de gezamenlijke procedures bedoeld in de decretale en reglementaire bepalingen van dit deel, op grond waarvan de milieueffecten van de projecten onderzocht worden vooraleer beslist wordt een vergunning te verlenen.

Art. 50.De tenuitvoerlegging van de procedures waarin dit deel voorziet beoogt voornamelijk : - de bescherming en de verbetering van de kwaliteit van het leefklimaat en de leefomstandigheden van de bevolking om haar een gezonde, veilige en aangename omgeving te verschaffen; - het beheer van de leefomgeving en de natuurlijke hulpbronnen met het oog op het behoud van de kwaliteiten ervan en op het rationeel en oordeelkundig gebruik van de potentialiteiten ervan; - de totstandbrenging van een evenwicht tussen de menselijke behoeften en het leefmilieu, waardoor de gezamenlijke bevolking op lange termijn zal kunnen genieten van een goed leefklimaat en van degelijke leefomstandigheden. - een hoog niveau van milieubescherming en het opnemen van milieuoverwegingen bij het uitwerken en aannemen van plannen en programma's die aanzienlijke milieueffecten kunnen hebben, met het oog op de bevordering van de duurzame ontwikkeling.

Art. 51.In het Waalse Gewest wordt een systeem voor de evaluatie van de milieueffecten van de plannen en programma's ingevoerd, alsook een systeem voor de evaluatie van de milieueffecten van de projecten. HOOFDSTUK II. - Systeem voor de evaluatie van de milieueffecten van de plannen en programma's

Art. 52.De milieueffecten van de plannen en programma's worden geëvalueerd wanneer het plan of het programma uitgewerkt wordt en voordat het aangenomen wordt of, desgevallend, aan de wettelijke procedure onderworpen wordt.

De termijnen voorgeschreven voor het uitwerken van de plannen en programma's worden opgeschort tussen de datum van het bij de Regering ingediende verzoek om vrijstelling bedoeld in artikel 53, §§ 1 en 2, of de datum van het verzoek om bepaling van de inhoud van het in artikel 55 bedoelde milieueffectrapport door de Regering en de datum van de aanneming van het milieueffectrapport.

Art. 53.§ 1. De milieueffecten van de plannen en programma's worden overeenkomstig de artikelen 52 tot 61 geëvalueerd voor de plannen en programma's, alsmede de wijzigingen ervan, waarvan lijst I door de Regering samengesteld is en : 1° die uitgewerkt worden voor de sectoren landbouw, bosbouw, visserij, energie, industrie, vervoer, afvalbeheer, waterbeheer, bodems, telecommunicatie, toerisme en het kader bepalen waarin de projecten die op de krachtens artikel 66, § 2, samengestelde lijst voorkomen voortaan uitgevoerd zullen mogen worden;2° die aan een evaluatie onderworpen worden krachtens artikel 29 van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud. Als een plan of een programma bedoeld in het eerste lid voorziet in het gebruik van kleine gebieden op plaatselijk niveau of kleine wijzigingen aanbrengt in de plannen en programma's bedoeld in het eerste lid of het kader niet bepaalt waarin de projecten die op de krachtens artikel 66, § 2, samengestelde lijst voorkomen voortaan uitgevoerd zullen mogen worden, en dat de opsteller ervan acht dat bedoeld plan of programma niet vatbaar is voor aanzienlijke milieueffecten, kan de opsteller de Regering erom verzoeken het plan of programma niet aan een milieueffectenevaluatie te onderwerpen. De opsteller van het plan of het programma wettigt zijn verzoek op grond van de criteria die de vermoedelijke omvang van de in artikel 54 bedoelde effecten helpen bepalen. De Regering wint het advies in van de « CWEDD », van de betrokken gemeenten en de personen en instanties waarvan zij het advies nuttig acht. De adviezen worden toegezonden binnen dertig dagen na het verzoek van de Regering. Na afloop van die termijn worden de adviezen geacht gunstig te zijn. De Regering beslist over het verzoek om vrijstelling binnen dertig dagen na het sluiten van de raadplegingen. De beslissing van de Regering en de redenen waarom beslist werd het plan of het programma niet aan een milieueffectevaluatie te onderwerpen worden bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. § 2. De plannen en programma's die niet in § 1 voorkomen en die het kader bepalen waarin projecten voortaan uitgevoerd zullen mogen worden, worden aan een milieueffectevaluatie onderworpen als zij vatbaar zijn voor aanzienlijke milieueffecten. De Regering stelt lijst II van die plannen en programma's samen op grond van de criteria die de vermoedelijke reikwijdte van de in artikel 54 bedoelde effecten helpen bepalen en wint het advies in van de « CWEDD », van de betrokken gemeenten en de personen en instanties waarvan zij het advies nuttig acht. De adviezen worden toegezonden binnen dertig dagen na het verzoek van de Regering. Na afloop van die termijn worden de adviezen geacht gunstig te zijn.

Als de opsteller van een op lijst II voorkomend plan of programma acht dat het niet vatbaar is voor aanzienlijke milieueffecten, kan hij de Regering erom verzoeken het plan of het programma van een milieueffectevaluatie vrij te stellen. Hij wettigt zijn verzoek op grond van de criteria die de vermoedelijke reikwijdte van de in artikel 54 bedoelde effecten helpen bepalen. De Regering wint het advies in van de « CWEDD », van de betrokken gemeenten en de personen en instanties waarvan zij het advies nuttig acht. De adviezen worden toegezonden binnen dertig dagen na het verzoek van de Regering. Na afloop van die termijn worden de adviezen geacht gunstig te zijn. De Regering beslist over het verzoek om vrijstelling binnen dertig dagen na het sluiten van de raadplegingen. De beslissing van de Regering en de redenen waarom beslist werd het plan of het programma niet aan een milieueffectevaluatie te onderwerpen worden bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. § 3. De Regering kan krachtens dit hoofdstuk een milieueffectevaluatie opleggen voor de plannen en programma's die vatbaar zijn voor aanzienlijke milieueffecten en die niet vastgelegd zijn bij decretale, reglementaire of administratieve bepalingen. § 4. Er wordt geen milieueffectevaluatie krachtens dit artikel opgelegd voor de volgende plannen en programma's : 1° plannen en programma's die uitsluitend bestemd zijn voor landsverdediging en de burgerlijke bescherming;2° financiële of begrotingsplannen en -programma's;3° plannen en programma's medegefinancierd door de Europese Unie in het kader van de lopende programmeringsperioden betreffende respectievelijk de verordeningen nr.1260/1999 en nr. 1257/1999 van de Raad; 4° het plan van de centra voor technische ingraving bedoeld in artikel 24, § 2, van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen. § 5. De plannen en programma's waarvan de milieueffectevaluatie door het « CWATUP » geregeld wordt, vallen niet onder dit artikel.

Art. 54.Om te bepalen of de plannen en programma's vatbaar zijn voor aanzienlijke milieueffecten wordt rekening gehouden met de volgende criteria bij de vaststelling van de vermoedelijke reikwijdte ervan : 1° de kenmerken van de plannen en programma's, meer bepaald : a.de mate waarin het plan of het programma een kader bepaalt voor andere projecten of activiteiten wat betreft de lokalisatie, de aard, de omvang en de werkingsvoorwaarden of door een toewijzing van hulpbronnen; b. de mate waarin een plan of een programma een weerslag heeft op andere plannen en programma's, met inbegrip van die welke deel uitmaken van een hiërarchisch geheel;c. de adequatie tussen het plan of het programma en het opnemen van milieuoverwegingen, met name om de duurzame ontwikkeling te bevorderen; d. de milieuproblemen i.v.m. het plan of het programma; e. de adequatie tussen het plan of het programma en de toepassing van de milieuwetgeving;2° de kenmerken van de effecten en van het gebied dat getroffen kan worden, meer bepaald : a) de kans op effecten, de duur, de frequentie en het omkeerbaar karakter ervan;b) het cumulatieve karakter van de effecten;c) het grensoverschrijdende karakter van de effecten;d) de risico's voor de menselijke gezondheid of het milieu; e) de omvang en het geografische ruimtelijk bereik van de effecten (m.a.w. het geografische gebied en de bevolkingsomvang die getroffen kunnen worden); f) de waarde en de kwetsbaarheid van het gebied dat getroffen kan worden vanwege : - natuurlijke kenmerken of een bijzonder cultureel erfgoed; - een overschrijding van de milieukwaliteitsnormen of van de grenswaarden; - een intensief grondgebruik; g) de effecten op gebieden en landschappen die beschermd worden op nationaal, Europees of internationaal niveau.

Art. 55.Als de opsteller van een plan of programma waarvoor artikel 53 een milieueffectevaluatie oplegt, niet de Regering is, legt hij het plan- of programmaontwerp over aan de Regering of aan de daartoe gemachtigde persoon opdat zij de inhoud van het milieueffectrapport overeenkomstig artikel 56 kan bepalen.

Art. 56.§ 1. Als een milieueffectevaluatie van de plannen en programma's krachtens artikel 53 gevorderd wordt, stelt de opsteller ervan een milieueffectrapport op waarin de vermoedelijke aanzienlijke milieueffecten als gevolg van de uitvoering van het plan of het programma alsmede de redelijke alternatieven, die rekening houden met de doelstellingen en het geografische toepassingsveld van het plan of het programma, geïdentificeerd, omschreven en geëvalueerd worden. § 2. De Regering, of de daartoe gemachtigde persoon, bepaalt welke gegevens in het krachtens § 1 uitgewerkte milieueffectrapport moeten voorkomen, rekening houdende met de huidige stand van kennis en evaluatiemethoden, met de inhoud en de precisiegraad van het plan of programma, met de vordering van het besluitvormingsproces en met het feit dat sommige aspecten misschien beter in andere fasen van dat proces worden geëvalueerd om herhaling van de evaluatie te voorkomen. § 3. De krachtens § 2 te verstrekken gegevens zijn hoe dan ook : 1° een samenvatting van de inhoud, een omschrijving van de voornaamste doelstellingen van het plan of van het programma en het verband met andere relevante plannen en programma's;2° de relevante aspecten van de milieutoestand en de vermoedelijke ontwikkeling ervan als het plan of het programma niet wordt uitgevoerd;3° de milieukenmerken van de gebieden die behoorlijk getroffen kunnen worden; 4° de bestaande milieuproblemen i.v.m. het plan of het programma, meer bepaald die betreffende de gebieden die van bijzonder belang zijn voor het milieu, bijv. de gebieden aangewezen overeenkomstig de richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG; 5° de relevante doelstellingen inzake milieubescherming en de wijze waarop rekening wordt gehouden met die doelstellingen en de milieuoverwegingen bij de voorbereiding van het plan of het programma;6° de vermoedelijke aanzienlijke milieueffecten, meer bepaald de permanente en tijdelijke, zowel positieve als negatieve, secundaire, cumulatieve, synergetische milieueffecten op korte, middellange en lange termijn, ook op de biodiversiteit, de bevolking, de gezondheid van de mens, de fauna, de flora, de grond, het water, de lucht, de klimaatfactoren, de materiële goederen, het culturele erfgoed, architectonisch en archeologisch erfgoed inbegrepen, de landschappen en de wisselwerkingen tussen die factoren;7° de maatregelen om elk aanzienlijk negatief milieueffect als gevolg van de uitvoering van het plan of programma te voorkomen, te beperken of binnen de mogelijkheden te compenseren;8° een verklaring met opgave van de redenen waarom gekozen werd voor de geplande alternatieven en een omschrijving van de wijze waarop de evaluatie is doorgevoerd, met inbegrip van de moeilijkheden ondervonden bij het inzamelen van de vereiste gegevens, zoals technische tekortkomingen of gebrek aan knowhow;9° een omschrijving van de opvolgingsmaatregelen gepland overeenkomstig artikel 10;10° een niet-technische samenvatting van bovenbedoelde gegevens. De nuttige informatie over de milieueffecten van de plannen en programma's die op andere besluitvormingsniveaus of krachtens andere wetgevingen ingewonnen wordt, kan gebruikt worden om de in het vorige lid bedoelde gegevens te verstrekken. § 4. De Regering, of de persoon die ze daartoe machtigt, legt het ontwerp van de inhoud van het milieueffectrapport samen met het plan- en programmaontwerp voor advies over aan de « CWEDD », aan de betrokken gemeenten en aan de personen en instanties waarvan zij het advies nuttig acht. De adviezen hebben betrekking op de omvang en de nauwkeurigheid van de gegevens die in het milieueffectrapport moeten voorkomen.

De adviezen worden binnen dertig dagen na het verzoek aan de Regering overgemaakt. Bij gebreke daarvan bepaalt de Regering of de daartoe gemachtigde persoon de inhoud van het milieueffectrapport.

Art. 57.§ 1. Het plan- of programmaontwerp wordt samen met het milieueffectrapport door de opsteller van het plan of programma overgemaakt aan het college van burgemeester en schepenen van elke gemeente die betrokken is bij de milieueffecten van het plan- of programmaontwerp en op het grondgebied waarvan een openbaar onderzoek van minstens zestig dagen georganiseerd moet worden. § 2. Het openbaar onderzoek wordt volgens de door de Regering bepaalde modaliteiten aangekondigd in elke gemeente die betrokken is bij de milieueffecten van het plan- of programmaontwerp, zowel door aanplakking als d.m.v. een bericht in minstens twee dagbladen verspreid in het Waalse Gewest, waarvan één Duitstalig. Het begin en het einde van de onderzoekstermijn worden in de aankondiging vermeld.

De onderzoekstermijn wordt opgeschort tussen 16 juli en 15 augustus.

Opmerkingen worden schriftelijk bij het college van burgemeester en schepenen ingediend vóór het einde van de termijn van het openbaar onderzoek. Ze worden gevoegd bij het proces-verbaal tot sluiting van het openbaar onderzoek, dat binnen acht dagen na de sluiting door het college van burgemeester en schepenen opgesteld wordt. Het college van burgemeester en schepenen stuurt de opmerkingen en het proces-verbaal tot sluiting van het openbaar onderzoek binnen vijfenveertig dagen naar de opsteller van het plan of van het programma. § 3. Het plan- of programmaontwerp en het milieueffectrapport worden, zodra ze door de opsteller van het plan of programma aangenomen worden, voor advies voorgelegd aan de « Cwedd », de betrokken gemeenten en de andere personen en instanties waarvan de Regering het advies nuttig acht.

De adviezen worden binnen zestig dagen na het verzoek aan de opsteller van het plan of programma overgemaakt.

Bij gebreke daarvan worden de adviezen geacht gunstig te zijn.

Art. 58.§ 1. Terwijl de Regering overeenkomstig artikel 56, § 2, beslist, gaat ze desgevallend na of de uitvoering van een plan of programma dat uitgewerkt wordt aanzienlijke milieueffecten kan hebben in een ander Gewest, een andere lid-Staat van de Europese Unie of een andere Staat die partij is bij het Espoo-verdrag van 25 februari 1991 inzake milieueffectrapportage in grensoverschrijdend verband.

In dit geval wordt het plan- of programmaontwerp samen met het milieueffectrapport en de eventuele gegevens over grensoverschrijdende effecten overgemaakt aan de bevoegde overheden van het andere Gewest, de andere Lidstaat van de Europese Unie of de andere Staat die partij is bij het Espoo-verdrag.

De Regering kan bepalen : 1° welke instanties het plan- of programmaontwerp samen met het milieueffectrapport en de eventuele gegevens over de grensoverschrijdende effecten overmaken aan de overheden bedoeld in het eerste lid;2° volgens welke modaliteiten de bevoegde overheden van het Gewest of de Staat die getroffen kunnen worden, kunnen deelnemen aan de procedure voor de milieueffectevaluatie;3° volgens welke modaliteiten de in het eerste lid bedoelde overheden in kennis gesteld worden van de gegevens bedoeld in artikel 60, derde lid. § 2. Als de uitvoering van een plan of programma dat uitgewerkt wordt op het grondgebied van een ander Gewest, van een andere lid-Staat van de Europese Unie of een andere Staat die partij is bij het Espoo-verdrag van 25 februari 1991 inzake milieueffectrapportage in grensoverschrijdend verband, aanzienlijke milieueffecten kan hebben in het Waalse Gewest, wordt het plan- of programmaontwerp, dat samen met het milieueffectrapport overgemaakt wordt aan de bevoegde overheden van het andere Gewest of van de andere Staat, ter inzage gelegd van het publiek en van de door de Regering aangewezen instanties.

De Regering bepaalt : 1° volgens welke modaliteiten de in het eerste lid bedoelde gegevens ter inzage worden gelegd van het publiek en de instanties bedoeld in het eerste lid;2° volgens welke modaliteiten het advies van het publiek en van de geraadpleegde instanties ingewonnen en meegedeeld wordt.

Art. 59.Bij het uitwerken van het plan of het programma en vooraleer het aangenomen of desgevallend aan een wettelijke procedure onderworpen wordt, houdt de opsteller ervan rekening met het milieueffectrapport, met de resultaten van de krachtens artikel 57 uitgebrachte adviezen en met de krachtens artikel 58 uitgevoerde grensoverschrijdende raadplegingen.

Hij bepaalt eveneens de voornaamste opvolgingsmaatregelen voor de aanzienlijke milieueffecten als gevolg van de tenuitvoerlegging van het plan of het programma, onder meer om onvoorziene negatieve gevolgen in een vroeg stadium te identificeren en om de herstelmaatregelen te kunnen nemen die hij geschikt acht.

Art. 60.Als de opsteller een plan of een programma aanneemt, bezorgt hij een milieuverklaring waarin hij aangeeft hoe de milieuoverwegingen in het plan of het programma opgenomen werden en hoe het milieueffectrapport en de overeenkomstig de artikelen 57 en 58 uitgebrachte adviezen in overweging genomen werden, en waarom gekozen werd voor het plan of het programma zoals het aangenomen werd, rekening houdende met de andere mogelijke oplossingen die overwogen werden.

Het plan of het programma, zoals het aangenomen wordt, de milieuverklaring en de vastgelegde matregelen betreffende de opvolging overeenkomstig artikel 59 worden bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

De opsteller van het plan of het programma stuurt binnen tien dagen na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad een afschrift van het plan of het programma, de milieuverklaring en de vastgelegde opvolgingsmaatregelen bij aangetekend schrijven naar de betrokken gemeenten, de « CWEDD », de andere personen en instanties waarvan de Regering het advies nuttig acht, en desgevallend, naar het Gewest of de Staat waarvan het advies overeenkomstig artikel 58 ingewonnen werd.

Art. 61.§ 1. De in een plan of een programma opgenomen projecten die reeds het voorwerp hebben uitgemaakt van een krachtens artikel 53 voorgeschreven milieueffectevaluatie voor plannen en programma's en die onderworpen worden aan het in hoofdstuk III bedoelde systeem voor de evaluatie van de milieueffecten van projecten, worden niet vrijgesteld van de evaluatie. § 2. Als de plannen en de programma's deel uitmaken van een hiërarchisch ingedeeld geheel kan de milieueffectevaluatie ervan, ten einde een nieuwe evaluatie te voorkomen, uitgevoerd worden o.a. op grond van de nuttige gegevens die eerder ingezameld werden bij het aannemen van een ander plan of programma van hetzelfde hiërarchisch ingedeelde gedeelte. § 3. De plannen en programma's waarvoor dit hoofdstuk en andere wetgevingen voorzien in een verplichte milieueffectevaluatie, in een openbaar onderzoek of een raadpleging van dezelfde overheden, worden onderworpen aan een gecoördineerde of gemeenschappelijke procedure die aan de strengste relevante wetsbepalingen voldoet om onder meer te voorkomen dat verschillende evaluaties worden uitgevoerd.

Dat houdt in : - dat één enkel openbaar onderzoek georganiseerd wordt; - dat dezelfde overheden één enkele keer verzocht worden advies uit te brengen over het plan of programma dat verder uitgewerkt wordt; - dat één enkel verslag opgesteld wordt met alle gegevens waarin de desbetreffende wetgevingen voorzien. HOOFDSTUK III. - Systeem voor de evaluatie van de milieueffecten van projecten

Art. 62.De afgifte van elke vergunning is onderworpen aan de tenuitvoerlegging van het in dit hoofdstuk bedoelde systeem voor de evaluatie van de milieueffecten van de projecten.

Als blijkt dat de uitvoering van het project verschillende vergunningen vereist, wordt het systeem voor de milieueffectevaluatie één enkele keer toegepast en slaat de evaluatie op de gezamenlijke milieueffecten die het project zou kunnen hebben.

De Regering bepaalt de toepassingsvoorwaarden van dit artikel op grond van algemene normen.

Art. 63.De inzake beroepen bevoegde overheid en de administratieve rechter kunnen iedere vergunning die verleend wordt in strijd met de bepalingen van artikel 62, eerste lid, nietig verklaren.

De nietigheid wordt hoe dan ook in de volgende gevallen uitgesproken : 1° bij gebrek aan een korte uiteenzetting als ze krachtens de bepalingen van dit hoofdstuk wordt vereist;2° in geval van overtreding van één van de bepalingen van artikel 74;3° bij gebrek aan een effectonderzoek als het vereist wordt bij of krachtens de bepalingen van dit hoofdstuk;4° als de met het onderzoek belaste persoon niet erkend is;5° bij gebrek aan een niet-technische samenvatting;6° bij gebrek aan de in artikel 71 bedoelde bevolkingsraadpleging.

Art. 64.De vergunning en de vergunningsweigering worden met redenen omkleed, met name op grond van de milieueffecten en van de doelstellingen bedoeld in artikel 50.

Art. 65.Elke vergunningsaanvraag gaat vergezeld, hetzij van een evaluatienota inzake milieueffecten, hetzij van een milieueffectonderzoek.

Art. 66.§ 1. Onverminderd de artikelen 42 en 50 van het "CWATUP" en ongeacht of het gaat om de evaluatienota inzake milieueffecten of om het effectonderzoek, identificeert, beschrijft en evalueert de effectevaluatie op gepaste wijze en al naar gelang elk specifiek geval de rechtstreekse en onrechtstreekse effecten, op korte, middellange en lange termijn, van de implementering en de tenuitvoerlegging van het project op : 1° de mens, de fauna en de flora;2° de bodem, het water, de lucht, het klimaat en de landschappen;3° de materiële goederen en het culturele patrimonium;4° de wisselwerking tussen de factoren bedoeld in 1°, 2° en 3°, van dit lid. § 2. De Regering bepaalt de lijst van de projecten die vanwege hun aard, omvang of lokalisatie aan een milieueffectonderzoek onderworpen worden.

Bij de bepaling van de aan een milieueffectonderzoek te onderwerpen projecten houdt de Regering rekening met de volgende relevante selectiecriteria : 1° de kenmerken van bovenvermelde projecten worden in overweging genomen met inachtneming van o.a. : - de omvang van het project - de cumulatie met andere projecten; - het gebruik van de natuurlijke hulpbronnen; - de afvalproductie; - vervuiling en hinder; - ongevallenrisico's, gezien o.a. de gebruikte stoffen of technologieën; 2° de milieugevoeligheid van de geografische gebieden die door het project kunnen worden getroffen, wordt in overweging genomen met inachtneming van : - de bezetting van de bestaande gronden; - de relatieve rijkdom, de kwaliteit en het regeneratievermogen van de natuurlijke hulpbronnen van het gebied; - het belastingsvermogen van de natuurlijke omgeving; 3° de noemenswaardige effecten die een project zou kunnen hebben worden in overweging genomen op grond van de criteria bedoeld onder 1° en 2°, meer bepaald : - de reikwijdte van het effect (geografisch gebied en omvang van de getroffen bevolking) - het grensoverschrijdende karakter van het effect; - de reikwijdte en de complexiteit van het effect; - de kans op een effect; - de duur, de frequentie en de omkeerbaarheid van het effect. § 3. Er wordt een evaluatienota inzake milieueffecten vereist : 1° voor vergunningsaanvragen betreffende projecten die niet in § 2 bedoeld worden;2° de in § 2 bedoelde aanvragen die voldoen aan de voorwaarden vermeld in § 4, eerste lid;3° de vergunningsaanvragen betreffende projecten die in § 2 bedoeld worden en die voldoen aan de voorwaarden bedoeld in artikel 26, § 4, van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen. § 4. Als de vergunningsaanvraag voldoet aan de voorschriften van een plan van aanleg dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een effectonderzoek overeenkomstig artikel 42 of 50 van het « CWATUP », legt de overheid die nagaat of het aanvraagdossier volledig is, geen effectonderzoek op zoals voorgeschreven in de bepalingen van dit hoofdstuk, voorzover het effectonderzoek dat aan de aanneming van het plan voorafgaat de gezamenlijke gegevens bevat die vereist zouden worden voor het effectonderzoek betreffende de aanvraag.

Als de voorwaarden van het eerste lid niet vervuld zijn, kan het effectonderzoek betreffende de vergunningsaanvraag uitgaan van de nuttige gegevens die ingezameld werden tijdens het (de) effectonderzoek(en) of bij het opstellen van het milieueffectrapport vóór de aanneming van een plan van aanleg, een gemeentelijk plan van aanleg, een gewestelijk ruimtelijk ontwikkelingsplan of een gemeentelijk structuurplan.

Art. 67.§ 1. De Regering bepaalt de vorm en de minimale inhoud van de evaluatienota inzake milieueffecten. Ze kan beslissen dat het dossier van de vergunningsaanvraag gelijk staat met de evaluatienota inzake milieueffecten. § 2. De Regering kan de vorm en de minimale inhoud van het milieueffectonderzoek bepalen. § 3. De evaluatienota inzake milieueffecten of het milieueffectonderzoek bevat hoe dan ook de volgende gegevens : 1° een omschrijving van het project, met gegevens over de site, het ontwerp en de omvang ervan;2° de vereiste gegevens voor de opsporing en de evaluatie van de voornaamste milieueffecten van het project;3° een omschrijving van de geplande maatregelen om ernstige negatieve effecten te voorkomen en te beperken en, indien mogelijk, te verhelpen;4° een overzicht van de voornaamste alternatieve oplossingen die de aanvrager heeft onderzocht en een opgave van de voornaamste redenen voor zijn keuze, rekening houdende met de milieueffecten;5° een niet-technische samenvatting van de bovenvermelde gegevens. Als de aanvrager de bevoegde overheid om advies vraagt over de in het kader van de korte uiteenzetting van de evaluatie of van het milieueffectonderzoek te verstrekken informatie, bepaalt de Regering hoe advies wordt uitgebracht.

Art. 68.Als een vergunningsaanvraag het voorwerp uitmaakt van een evaluatienota inzake milieueffecten, onderzoekt de overheid die nagaat of het aanvraagdossier volledig is, op grond van die evaluatie en rekening houdende met de relevante selectiecriteria bedoeld in artikel 66, § 2, of het project aanzienlijke milieueffecten kan hebben. Als ze vaststelt dat zulks het geval is, geeft ze de aanvrager kennis daarvan wanneer ze hem meedeelt dat het dossier volledig is.

Tegelijkertijd geeft ze de "CWEDD » kennis daarvan en laat ze hem weten dat hij inzage kan nemen van het aanvraagdossier en dat zijn advies geacht wordt gunstig te zijn als het niet binnen dertig dagen na ontvangst van de kennisgeving bij ter post aangetekend schrijven of tegen ontvangbewijs toegezonden wordt.

Art. 69.De bevoegde overheid evalueert de effecten van het project op grond van het milieueffectonderzoek of van de evaluatienota inzake milieueffecten, van de ingewonnen adviezen en van elk ander gegeven dat ze nuttig acht.

Als de bevoegde overheid of de door de Regering aangewezen organen die bij de behandeling van de aanvraag betrokken worden, niet beschikken over de vereiste gegevens, kunnen ze bijkomende informatie verlangen van de aanvrager of de uitvoerder van het onderzoek.

De projectontwikkelaar kiest een krachtens artikel 70 erkende persoon om het onderzoek uit te voeren en geeft de Regering en de door haar aangewezen personen onmiddellijk kennis van zijn keuze bij ter post aangetekend schrijven. Als de projectontwikkelaar de wraking waarin artikel 70, tweede lid, voorziet niet bij aangetekend schrijven ontvangt binnen vijftien dagen na bovenbedoelde kennisgeving, wordt zijn keuze geacht gunstig te zijn.

Art. 70.De Regering erkent, volgens de door haar bepaalde criteria en procedure, de natuurlijke en rechtspersonen die belast kunnen worden met milieueffectonderzoeken; zij bepaalt de regels voor de toekenning en de intrekking van de erkenning. De erkenning kan namelijk tijdelijk of definitief worden ingetrokken als de Regering na een eerste behoorlijk betekende waarschuwing vaststelt dat een onderzoek kwalitatief duidelijk te wensen overlaat. Elke intrekking van erkenning vereist het advies van de "CWEDD", ingesteld bij de artikelen 7 tot 9, alsook van de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening als het effectonderzoek dat kwalitatief duidelijk te wensen overlaat, betrekking heeft op een plan van aanleg of een ontwerp van ruimtelijke ordening, stedenbouw of infrastructuur.

De Regering bepaalt de gevallen waarin een erkende persoon onbevoegd kan worden verklaard voor de uitvoering van een onderzoek.

Art. 71.Wat betreft de aan een effectonderzoek onderworpen projecten, wordt de bevolking geraadpleegd vóór de indiening van de vergunningsaanvraag. De raadpleging dient met name om te wijzen op specifieke punten die zouden kunnen worden aangesneden in het effectonderzoek, en om alternatieven voor te leggen die de projectontwikkelaar redelijkerwijs in overweging zou kunnen nemen bij de uitvoering van het effectonderzoek.

De Regering bepaalt : 1° de modaliteiten voor de kennisgeving van die alternatieven aan de met het onderzoek belaste persoon;2° de modaliteiten van de raadpleging en de maatregelen om het publiek daarover te informeren.

Art. 72.De « CWEDD » of zijn afgevaardigde alsmede, in het geval van een effectonderzoek betreffende een plan van aanleg of een project van ruimtelijke ordening, stedenbouw of infrastructuur, de gemeentelijke adviescommissie voor ruimtelijke ordening of de gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening hebben het recht de betrokken openbare overheden, de aanvrager en de uitvoerder van het onderzoek om elk gegeven te verzoeken i.v.m. de vergunningsaanvraag en het verloop van het effectonderzoek. Zij mogen alle nuttige opmerkingen en suggesties i.v.m. het effectonderzoek aan de Regering en aan de bevoegde overheid richten.

Art. 73.Het project dat het voorwerp is van de vergunningsaanvraag, kan wijzigingen bevatten i.v.m. het project dat het voorwerp heeft uitgemaakt van het effectonderzoek, als de wijzigingen gegrond zijn op suggesties van de uitvoerder van het onderzoek. Als de vergunningsaanvrager ondanks de suggesties van de uitvoerder van het effectonderzoek weigert wijzigingen aan te brengen in zijn project, dient hij zijn weigering met redenen te omkleden in zijn aanvraag.

Art. 74.§ 1. De vergunningsaanvragen die het voorwerp van een effectonderzoek uitmaken, worden aan een openbaar onderzoek onderworpen. § 2. De vergunningsaanvragen die het voorwerp zijn van een evaluatienota inzake milieueffecten, worden aan een openbaar onderzoek onderworpen : 1° als de overheid die nagaat of het aanvraagdossier volledig is, overeenkomstig artikel 68 vaststelt dat het project aanzienlijke milieueffecten kan hebben;2° in de andere gevallen, als de desbetreffende wetgeving het oplegt. § 3. De openbare onderzoeken bedoeld in de §§ 1 en 2 nemen hoe dan ook de volgende beginselen in acht : 1° het dossier van de vergunningsaanvraag, de niet-technische samenvatting, de evaluatienota inzake milieueffecten of het effectonderzoek wordt bekendgemaakt;2° het openbaar onderzoek duurt vijftien dagen voor projecten onderworpen aan een korte uiteenzetting van de evaluatie en dertig dagen voor projecten onderworpen aan een effectonderzoek;3° het openbaar onderzoek wordt opgeschort tussen 16 juli en 15 augustus. Voor de aan een effectevaluatie onderworpen projecten kan de Regering bijkomende regels opleggen naast die waarin andere wetten, decreten of besluiten voorzien voor een openbaar onderzoek.

De Regering kan regels voor de organisatie van het openbaar onderzoek opleggen als de overheid die voor de organisatie instaat haar verplichtingen niet nakomt.

Art. 75.De bevolking kan tijdens de openingsuren inzage nemen van een dossier op een plaats die de bevoegde overheid bepaalt. Dat dossier bevat het originele exemplaar van de vergunningsaanvraag, de niet-technische samenvatting, de korte uiteenzetting van de evaluatie of het effectonderzoek of een door de opsteller voor eensluidend verklaard afschrift, een afschrift van de adviezen en briefwisselingen die overeenkomstig de artikelen 68, 71 en 72 door de burgers en de verschillende betrokken diensten of instellingen toegezonden worden.

De overheid laat het dossier vergezeld gaan van de briefwisselingen en de geschreven adviezen die ze in het kader van het openbaar onderzoek ontvangt.

Art. 76.§ 1. Als de overheid die nagaat of het aanvraagdossier volledig is, vaststelt dat een in het Waalse Gewest uit te voeren project aanzienlijke milieueffecten kan hebben in een ander Gewest, een andere lid-Staat van de Europese Unie of een Staat die partij is bij het Espoo-Verdrag van 25 februari 1991 inzake milieueffectrapportage in grensoverschrijdend verband, wordt het dossier betreffende de vergunningsaanvraag, samen met ofwel de evaluatienota inzake milieueffecten, ofwel het effectonderzoek, en de eventuele gegevens over de grensoverschrijdende effecten overgemaakt aan de bevoegde overheden van het andere Gewest, de andere lid-Staat van de Europese Unie of de andere Staat die partij is bij het Espoo-Verdrag.

De Regering bepaalt : 1° welke organen belast worden met de overdracht van het dossier aan de overheden bedoeld in het eerste lid;2° de modaliteiten voor de deelneming van de bevoegde overheden van het betrokken Gewest of de betrokken Staat aan de procedure voor de milieueffectevaluatie;3° de modaliteiten voor de kennisgeving van de in artikel 77 bedoelde gegevens aan de overheden bedoeld in het eerste lid. § 2. Als een project dat uitgevoerd moet worden op het grondgebied van een ander Gewest, een andere lid-Staat van de Europese Unie of een Staat die partij is bij het Espoo-Verdrag, schade kan toebrengen aan het leefmilieu van het Waalse Gewest, worden de gegevens bedoeld in artikel 7.3 van richtlijn 85/337/EEG betreffende de waardering van de weerslagen van sommige openbare en privé-ontwerpen op het leefmilieu, zoals gewijzigd bij richtlijn 97/11/EEG, overgemaakt door de bevoegde overheden van het andere Gewest of de andere Staat en ter inzage gelegd van de betrokken bevolking en de door de Regering aangewezen organen.

De Regering bepaalt : 1° de modaliteiten volgens dewelke de in het eerste lid bedoelde gegevens ter inzage worden gelegd van de bevolking en van de instanties bedoeld in het eerste lid;2° de modaliteiten volgens dewelke het advies van de bevolking en de geraadpleegde organen wordt ingewonnen en meegedeeld.

Art. 77.De Regering bepaalt de modaliteiten voor de bekendmaking van : 1° de beslissing van de bevoegde overheid, in voorkomend geval vergezeld van de exploitatienormen;2° de grondslag van de beslissing;3° in voorkomend geval, een beschrijving van de voornaamste maatregelen die getroffen moeten worden om de belangrijke negatieve effecten van het project te voorkomen, te beperken en, indien mogelijk, te compenseren. HOOFDSTUK IV. - Strafbepalingen

Art. 78.De belemmering van de uitvoering van het openbaar onderzoek of het onttrekken van stukken van het in artikel 75 bedoelde dossier aan het openbaar onderzoek, wordt gestraft met een gevangenisstraf van één tot zes maanden en met een geldboete van 100 EUR tot 250 EUR, of met één van die straffen.

De met het effectonderzoek belaste personen worden gelijkgesteld met "personen belast met een openbare dienst" voor de toepassing van Titel IV, hoofdstuk IV, van het Strafwetboek, dat omkoping bestraft. HOOFDSTUK V. - Overgangsbepalingen

Art. 79.De verplichting bedoeld in artikel 52, eerste lid, is van toepassing op de plannen en programma's waarvan de eerste formele daad van voorbereiding van na 21 juli 2004 dateert. De plannen en programma's waarvan de eerste daad van voorbereiding aan die datum voorafgaat en die meer dan vierentwintig maanden na die datum worden aangenomen of overgelegd, vallen onder de verplichting bedoeld in artikel 52, eerste lid, tenzij de Regering geval per geval beslist dat zulks niet mogelijk is en het publiek kennis geeft van haar met redenen omklede beslissing door een bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.

Art. 80.Onverminderd de mogelijkheid waarover de Regering krachtens artikel 70 beschikt om een erkenning tijdelijk of definitief in te trekken, blijven de vóór 1 oktober 2002 verleende vergunningen geldig tot afloop van de termijn waarvoor ze verleend worden.

Art. 81.De vergunningsaanvragen en de georganiseerde administratieve beroepen die vóór 1 oktober 2002 ingediend werden, worden behandeld volgens de procedure van kracht op de dag van de indiening van de aanvraag.

Deel VI. - MILIEUOVEREENKOMSTEN

Art. 82.Onder milieuovereenkomst wordt verstaan elke overeenkomst tussen, enerzijds, het Gewest, dat door de Waalse Regering wordt vertegenwoordigd, en, anderzijds, één of meer instellingen die ondernemingen vertegenwoordigen, hierna "de instelling" genoemd, om milieuverontreiniging te voorkomen, om de gevolgen ervan te beperken of te neutraliseren of om een doeltreffend milieubeheer te bevorderen.

De milieuovereenkomst vermeldt met name : 1° haar doel, met inbegrip van de Europese of gewestelijke wetsbepalingen waarvan ze de uitvoering beoogt, alsmede de te halen doelstellingen, desgevallend m.i.v. de tussendoelstellingen; 2° de modaliteiten voor haar wijziging overeenkomstig de regels die vastliggen in de bepalingen van dit deel;3° de modaliteiten voor haar vernieuwing overeenkomstig de regels die vastliggen in de bepalingen van dit deel;4° de modaliteiten voor haar ontbinding overeenkomstig de regels die vastliggen in de bepalingen van dit deel;5° in geval van ontbinding, de modaliteiten volgens dewelke de partij die de overeenkomst ontbindt, voldoet aan de decretale en reglementaire bepalingen waarvan de overeenkomst de uitvoering beoogt;6° de modaliteiten voor de controle op de naleving van haar bepalingen;7° de modaliteiten voor de oplossing van de moeilijkheden die de interpretatie van de bepalingen doet rijzen;8° de strafbedingen als ze niet wordt uitgevoerd;9° de redenen waarom en de voorwaarden waaronder er een einde aan kan worden gemaakt. De milieuovereenkomst kan de wijze formaliseren waarop de betrokken partij(en) haar (hun) verplichtingen uitvoert (uitvoeren).

De Regering kan de inhoud van de door haar bepaalde milieuovereenkomsten vastleggen.

Art. 83.Een instelling kan met het Gewest een milieuovereenkomst sluiten, wijzigen of vernieuwen, voor zover ze aan de volgende voorwaarden voldoet : 1° ze heeft de rechtspersoonlijkheid;2° ze vertegenwoordigt instellingen die een gelijkaardige activiteit uitoefenen of die met een gemeenschappelijk milieuprobleem geconfronteerd worden;3° ze is gemandateerd door een deel of het geheel van haar leden.

Art. 84.Zolang de milieuovereenkomst loopt, neemt het Gewest geen reglementaire bepalingen bij besluit die voor de bij de overeenkomst geregelde aangelegenheden restrictievere voorwaarden zouden opleggen dan die waarin ze reeds voorziet.

Mits voorafgaande raadpleging van de betrokken partijen, blijft het Gewest evenwel bevoegd om de nodige reglementaire bepalingen te nemen in geval van dringende noodzakelijkheid of wegens algemeen belang, of om de door het internationale of Europese recht oplegde verplichtingen na te komen.

Het Gewest blijft zelfs voor de geldigheidsduur van de milieuovereenkomst bevoegd om de voorschriften van een milieuovereenkomst geheel of gedeeltelijk in een besluit op te nemen.

Art. 85.De milieuovereenkomst verbindt de betrokken partijen tien dagen na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad. Ze kan voorzien in een langere termijn.

De milieuovereenkomst wordt van rechtswege opgelegd aan alle ondernemingen die na het sluiten ervan tot de instelling toetreden, behoudens afwijking waarin de toetredingsakte of de overeenkomst voorziet.

De onderneming die niet langer aangesloten is bij een instelling die een milieuovereenkomst heeft gesloten, blijft voldoen aan de verplichtingen die de overeenkomst haar oplegt.

De milieuovereenkomst kan rechten of verplichtingen met zich meebrengen voor derden die bij de uitvoering ervan betrokken zijn.

Art. 86.§ 1. De milieuovereenkomst wordt uitgewerkt volgens de modaliteiten bedoeld in de paragrafen 2 tot 4. § 2. Een ontwerp van milieuovereenkomst wordt opgesteld door de Regering en één of meer instellingen bedoeld in artikel 83.

Het ontwerp wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad, alsmede op de website van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu en van het Directoraat-generaal Technologieën, Onderzoek en Energie. Binnen zeven dagen na de aanneming van het ontwerp van overeenkomst kondigt de Regering de bekendmaking ervan aan via een bericht in twee Franstalige dagbladen en een Duitstalig dagblad. Het bericht vermeldt hoe dan ook het doel en de draagwijdte van de milieuovereenkomst, alsmede de plaats en het tijdstip waarop inzage kan worden genomen van het ontwerp.

Opmerkingen kunnen binnen dertig dagen na de bekendmaking van het ontwerp van milieuovereenkomst in het Belgisch Staatsblad schriftelijk worden ingediend bij de bevoegde diensten van de Regering die in het bericht worden vermeld. § 3. De Regering kan het ontwerp van milieuovereenkomst overleggen aan de door haar aangewezen personen en instellingen. Die personen en instellingen brengen advies uit binnen dertig dagen na ontvangst van het verzoek om advies.

Als het advies niet binnen die termijn wordt uitgebracht, wordt het geacht gunstig te zijn.

De Regering en de instellingen die het ontwerp van milieuovereenkomst hebben opgesteld, onderzoeken de opmerkingen bedoeld in § 2 en de adviezen bedoeld in § 3. Desgevallend brengen ze wijzigingen aan in het ontwerp en nemen ze de milieuovereenkomst aan.

De overeenkomst wordt gesloten na de ondertekening ervan door de partijen. § 4. De milieuovereenkomst wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad, alsmede op de website van het Directoraat-Generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu en van het Directoraat-generaal Technologieën, Onderzoek en Energie. § 5. De Regering bezorgt het Waalse Parlement een tweejarig verslag over de stand van vordering van de verschillende lopende milieuovereenkomsten. Dat verslag vermeldt met name in hoeverre de tussendoelstellingen gehaald werden als ze door de overeenkomst opgelegd worden.

Art. 87.Een instelling die ondernemingen groepeert en de in artikel 83 bedoelde voorwaarden vervult, mag met de toestemming van het Gewest en volgens de door de Regering bepaalde procedure instemmen met een milieuovereenkomst.

De instemming wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en op de website van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu en van het Directoraat-generaal Technologieën, Onderzoek en Energie.

De milieuovereenkomst verbindt de instemmende instelling vanaf de dag waarop het bericht over de instemming in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 88.§ 1. Elke milieuovereenkomst wordt gesloten voor een beperkte periode van maximum tien jaar.

De milieuovereenkomst wordt geëvalueerd na het verstrijken ervan en minstens één keer om de vijf jaar. Bij de evaluatie wordt met name nagegaan of de doelstellingen gehaald werden. § 2. Het Gewest en één of meer betrokken instellingen kunnen een milieuovereenkomst vernieuwen mits bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van een bericht waarbij de vernieuwing van de overeenkomst zes maanden vóór de vervaldatum ervan aangekondigd wordt en mits voorlichting van het publiek d.m.v. een bericht in twee Franstalige dagbladen en een Duitstalig dagblad. Dat bericht vermeldt hoe dan ook de doelstelling en de algemene draagwijdte van de milieuovereenkomst en de plaats en het tijdstip waarop inzage kan worden genomen van de milieuovereenkomst waarvan de vernieuwing wordt overwogen.

De Regering kan ook de door haar aangewezen personen en instellingen om advies verzoeken over de vernieuwing. Die personen en instellingen brengen advies uit binnen dertig dagen na ontvangst van het verzoek om advies.

Als het advies niet binnen die termijn wordt uitgebracht, wordt het geacht gunstig te zijn.

Opmerkingen kunnen binnen dertig dagen na de bekendmaking van het ontwerp van milieuovereenkomst in het Belgisch Staatsblad schriftelijk worden ingediend bij de bevoegde diensten van de Regering die in het bericht worden vermeld.

De Regering en de instellingen die de overeenkomst hebben gesloten, onderzoeken de opmerkingen en adviezen en stemmen in met de vernieuwing van de milieuovereenkomst, desgevallend gewijzigd op grond van de ingediende opmerkingen.

De door de Regering goedgekeurde vernieuwing van de milieuovereenkomst maakt het voorwerp uit van een aanhangsel dat door de betrokken partijen ondertekend wordt en dat in het Belgisch Staatsblad en op de website van het Directoraat-Generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu en van het Directoraat-generaal Technologieën, Onderzoek en Energie bekendgemaakt wordt.

Art. 89.De betrokken partijen mogen een milieuovereenkomst wijzigen tijdens de geldigheidsduur ervan, mits bekendmaking van een wijzigingsbericht in het Belgisch Staatsblad en mits voorlichting van het publiek d.m.v. een bericht in twee Franstalige dagbladen en een Duitstalig dagblad. Het bericht vermeldt hoe dan ook de doelstelling en de algemene draagwijdte van de milieuovereenkomst en van de overwogen wijziging, alsmede de plaats en het tijdstip waarop inzage kan worden genomen van de milieuovereenkomst waarvan de wijziging wordt overwogen.

Dat bericht is bestemd voor personen die gebonden zijn door de milieuovereenkomst en die niet meer aangesloten zijn bij een instelling die de overeenkomst heeft ondertekend.

De Regering kan ook de door haar aangewezen personen en instellingen om advies verzoeken over het ontwerp van wijziging. Die personen en instellingen brengen advies uit binnen dertig dagen na ontvangst van het verzoek om advies.

Het advies wordt geacht gunstig te zijn als het niet binnen die termijn wordt uitgebracht.

Opmerkingen kunnen binnen dertig dagen na de bekendmaking van het wijzigingsbericht in het Belgisch Staatsblad schriftelijk worden ingediend bij de bevoegde diensten van de Regering die in het bericht worden vermeld.

De Regering en de instellingen die de overeenkomst hebben gesloten, onderzoeken de opmerkingen en adviezen en stemmen in met de wijziging van de milieuovereenkomst, desgevallend gewijzigd op grond van de ingediende opmerkingen.

De door de Regering goedgekeurde wijziging van de milieuovereenkomst maakt het voorwerp uit van een aanhangsel bij de overeenkomst, dat door de betrokken partijen wordt ondertekend.

Het aanhangsel wordt door de Regering bij ter post aangetekend schrijven gericht aan de personen bedoeld in het tweede lid. Binnen vijftien dagen na ontvangst van het aanhangsel laten de geadresseerden weten of ze wensen hetzij niet langer gebonden te zijn door de aldus gewijzigde overeenkomst, hetzij gebonden te worden door de aangebrachte wijziging. Bij gebrek aan antwoord binnen bovenbedoelde termijn worden ze geacht in te stemmen met de wijziging.

Het aanhangsel wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en op de website van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu en van het Directoraat-generaal Technologieën, Onderzoek en Energie.

De wijziging treedt in werking tien dagen na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad en verbindt elke persoon die eerder door de overeenkomst gebonden was, onverminderd het zevende lid.

Art. 90.De betrokken partijen kunnen elk ogenblik een milieuovereenkomst in onderlinge overeenstemming ontbinden voor zover ze een ontbindingstermijn in acht nemen.

De ontbindingstermijn bedraagt zes maanden, behoudens andersluidende clausule in de overeenkomst. De in de milieuovereenkomst vastgelegde ontbindingstermijn mag niet langer zijn dan één jaar. De ontbinding van de overeenkomst wordt, op straffe van nietigheid, bij ter post aangetekend schrijven meegedeeld aan de personen die de overeenkomst gesloten hebben. De ontbindingstermijn begint te lopen op de eerste dag van de maand na die van de kennisgeving.

De ontbinding van de overeenkomst wordt bij een bericht van de Regering bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en op de website van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu en van het Directoraat-generaal Technologieën, Onderzoek en Energie. Dat bericht vermeldt de reden van de ontbinding van de overeenkomst en de datum waarop ze ingaat.

Art. 91.Elke milieuovereenkomst eindigt met de instemming van de betrokken partijen, op de vervaldatum ervan of door ontbinding.

Art. 92.De bepalingen van dit deel zijn van openbare orde. Ze zijn toepasselijk op de overeenkomsten die na 16 februari 2002 gesloten worden.

De overeenkomsten gesloten vóór 16 februari 2002 mogen niet gewijzigd of vernieuwd worden, behalve als de wijziging of de vernieuwing voldoet « aan de bepalingen van dit deel en aan de reglementaire uitvoeringsbepalingen ervan. Ze blijven van kracht tot hun vervaldatum, uiterlijk 16 februari 2007 ».

Art. 2.Opgeheven worden : 1° het decreet van 11 september 1985 tot organisatie van de waardering van de weerslagen op het leefmilieu in het Waalse Gewest, gewijzigd bij de decreten van 21 april 1994, 11 maart 1999 en 15 mei 2003;2° het decreet van 13 juni 1991 met betrekking tot de vrije toegang van de burgers tot informatie betreffende het leefmilieu, gewijzigd bij het programmadecreet van 19 december 1996;3° het decreet van 21 april 1994 betreffende de milieuplanning in het kader van de duurzame ontwikkeling, gewijzigd bij de decreetprogramma's van 19 december 1996 en 17 december 1997 en bij de decreten van 22 januari 1998 en 15 april 1999;4° het decreet van 6 mei 1999 betreffende milieu-initiatie in het Waalse Gewest;5° het decreet van 20 december 2001 betreffende de milieuovereenkomsten.

Art. 3.§ 1. De Regering kan de decretale bepalingen bedoeld in artikel 1 coördineren en in overeenstemming brengen met de besluiten van de Waalse Regering die hetzelfde onderwerp betreffen door er de nodige wijzigingen in aan te brengen met het oog op een formele vereenvoudiging, zonder dat afbreuk kan worden gedaan aan de beginselen van de decretale bepalingen.

Daartoe kan zij : 1° de volgorde, de nummering en, in het algemeen, de presentatie van de te coördineren bepalingen wijzigen;2° een onderscheid maken tussen de decretale en de reglementaire bepalingen : a.onder de titel « Decretale bepalingen » en « Reglementaire bepalingen »; b. met de letter « D » en de letter « R » aan het hoofd van elk artikelnummer;3° de verwijzingen die de te coördineren bepalingen zouden bevatten, wijzigen om ze in overeenstemming te brengen met de nieuwe nummering. De coördinatie heeft het volgende opschrift : « Boek I van het Milieuwetboek : Algemene en gemeenschappelijke bepalingen ». § 2. De Regering kan wijzigingen aanbrengen in de verwijzingen die zouden voorkomen in de wets- en decreetsbepalingen die niet het voorwerp uitmaken van de coördinatie bedoeld in § 1, om ze in overeenstemming te brengen met de nummering van boek I van het Milieuwetboek.

Art. 4.Dit decreet treedt in werking op de door de Regering bepaalde datum. De Regering kan een afzonderlijke datum van inwerkingtreding vastleggen per artikel of per bepaling van een artikel.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Namen, 27 mei 2004.

De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Economie, K.M.O.'s, Onderzoek en Nieuwe Technologieën, S. KUBLA De Minister van Vervoer, Mobiliteit en Energie, J. DARAS De Minister van Begroting, Huisvesting, Uitrusting en Openbare Werken, M. DAERDEN De Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Leefmilieu, M. FORET De Minister van Landbouw en Landelijke Aangelegenheden, J. HAPPART De Minister van Binnenlandse Aangelegenheden en Ambtenarenzaken, Ch. MICHEL De Minister van Sociale Aangelegenheden en Gezondheid, Th. DETIENNE De Minister van Tewerkstelling, Vorming en Huisvesting, Ph. COURARD _______ Nota's (1) Zitting 2003-2004. Stukken van de Raad 695 (2003-2004) nrs. 1 en 2.

Volledig verslag, openbare vergadering van 13 mei 2004;

Bespreking - Stemming.

^