Etaamb.openjustice.be
Decreet van 29 juni 2015
gepubliceerd op 14 september 2015

Decreet houdende maatregelen inzake onderwijs - 2015

bron
ministerie van de duitstalige gemeenschap
numac
2015204120
pub.
14/09/2015
prom.
29/06/2015
ELI
eli/decreet/2015/06/29/2015204120/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

29 JUNI 2015. - Decreet houdende maatregelen inzake onderwijs - 2015 (1)


Het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK 1. - Wijziging van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs

Artikel 1.In artikel 17, § 4, van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs, ingevoegd bij het decreet van 30 juni 2003 en laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 5 mei 2014, wordt het woord "alsmede" vervangen door de woorden "van het bestuurspersoneel, van het personeel van het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren, alsmede".

Art. 2.Artikel 17bis van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 21 juni 1962, wordt aangevuld met een tweede lid, luidende : « De diensten vermeld in de artikelen 16 en 17 worden erkend met terugwerking tot de eerste dag van de maand waarin de door het personeelslid gedateerde en ondertekende aanvraag samen met de vereiste dienstattesten bij het Onderwijsbestuur werd ingediend. » HOOFDSTUK 2. - Wijziging van het koninklijk besluit van 2 oktober 1968 tot vaststelling en rangschikking van de ambten der leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch en psychosociaal personeel bij de inrichtingen voor kleuteronderwijs, lager, gespecialiseerd, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, en van de ambten der leden van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze inrichtingen

Art. 3.In artikel 6 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1968 tot vaststelling en rangschikking van de ambten der leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch en psychosociaal personeel bij de inrichtingen voor kleuteronderwijs, lager, gespecialiseerd, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, en van de ambten der leden van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze inrichtingen worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in artikel 6, B), a), laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 21 april 2008, wordt een bepaling onder 4quater ingevoegd, luidende : « 4quater pedagoog voor specifieke onderwijsbehoeften in het gewoon basisonderwijs;» 2° in artikel 6, Dbis), b), ingevoegd bij het decreet van 24 juni 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in de bepaling onder 1° wordt de punt op het einde van de zin vervangen door een kommapunt;b) artikel 6, Dbis, b), wordt aangevuld met een bepaling onder 2°, luidende : « 2° coördinator van een centrum voor onderwijs met beperkt leerplan. » HOOFDSTUK 3. - Wijziging van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch en psychosociaal personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, gespecialiseerd, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen

Art. 4.In artikel 16 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch en psychosociaal personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, gespecialiseerd, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, vervangen bij het decreet van 26 juni 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het zesde lid, dat als vijfde lid was ingevoegd bij het decreet van 11 mei 2009, wordt vervangen als volgt : « In afwijking van het eerste lid, 5°, mogen alleen personen die op het ogenblik van de aanstelling houder zijn van het bekwaamheidsbewijs dat voor het te bekleden ambt vereist is, tijdelijk aangesteld worden in het ambt van pedagoog voor specifieke onderwijsbehoeften in het gewoon basisonderwijs, in het ambt van school- en leerbegeleider voor bevorderingspedagogiek en in het ambt van psychosociaal begeleider.» 2° het artikel wordt aangevuld met een zevende lid, luidende : « Personeelsleden die in het lager onderwijs het ambt van leermeester eerste vreemde taal bekleden, maar niet het diploma van onderwijzer voor het lager onderwijs voor dat ambt hebben, worden geacht te voldoen aan de voorwaarden vermeld in het eerste lid, 5°, a), b) en c), als ze reeds voldoen aan de voorwaarden vermeld in het eerste lid, 5°, voor het ambt van onderwijzer voor het lager onderwijs.»

Art. 5.In artikel 25 van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij het decreet van 26 juni 2006 en laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 25 mei 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de bepaling onder 1° wordt vervangen als volgt : « 1° bij de terugkeer van een titularis van een betrekking of van een personeelslid dat tijdelijk vervangen werd;» 2° in de bepalingen onder 2° en 3° worden de woorden "de betrekking" telkens vervangen door de woorden "een betrekking";3° de bepaling onder 5° wordt opgeheven;4° tussen het eerste en het tweede lid wordt een nieuw tweede lid ingevoegd, luidende : « In de gevallen vermeld in het eerste lid, 1° tot 3°, worden de betrekkingen in het betrokken ambt afgebouwd in omgekeerde volgorde van de rangschikking die voortvloeit uit de vergelijking van de titels en verdiensten vermeld in artikel 20.»

Art. 6.In artikel 39 van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij het decreet van 26 juni 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het tweede lid wordt aangevuld met de volgende zin : « Dat geldt niet voor personeelsleden die benoemd willen worden in het ambt van pedagoog voor specifieke onderwijsbehoeften in het gewoon basisonderwijs.» 2° het vierde lid, ingevoegd bij het decreet van 11 mei 2009, wordt vervangen als volgt : « In afwijking van het eerste lid, 5°, mogen alleen personen die op het ogenblik van de benoeming houder zijn van het bekwaamheidsbewijs dat voor het te bekleden ambt vereist is, vast benoemd worden in het ambt van pedagoog voor specifieke onderwijsbehoeften in het gewoon basisonderwijs, in het ambt van school- en leerbegeleider voor bevorderingspedagogiek en in het ambt van psychosociaal begeleider.» 3° het artikel wordt aangevuld met een vijfde lid, luidende : « Personeelsleden die in het lager onderwijs het ambt van leermeester eerste vreemde taal bekleden, maar niet het diploma van onderwijzer voor het lager onderwijs voor dat ambt hebben, worden geacht te voldoen aan de voorwaarden vermeld in het eerste lid, 5°, a), b) en c), als ze reeds voldoen aan de voorwaarden vermeld in het eerste lid, 5°, voor het ambt van onderwijzer voor het lager onderwijs.»

Art. 7.Artikel 41 van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij het decreet van 26 juni 2006 en gewijzigd bij het decreet van 28 oktober 2010, wordt aangevuld met een derde lid, luidende : « In afwijking van het eerste lid hebben de personeelsleden die benoemd zijn in het ambt van pedagoog voor specifieke onderwijsbehoeften in het gewoon basisonderwijs geen voorrang bij de aanvulling van hun benoeming in het betrokken ambt in de betrokken school. »

Art. 8.Artikel 91decies, § 4, tweede lid, van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij het decreet van 11 mei 2009, wordt vervangen als volgt : « In geval van verlof wegens ziekte of gebrekkigheid, tijdens een bevallingsverlof en tijdens de afwezigheden in het kader van een geboorte vermeld in de artikelen 42 tot 43bis van de Arbeidswet van 16 maart 1971 worden de premies vermeld in de §§ 1 en 2 verder uitbetaald, voor zover het departementshoofd niet door het ziekenfonds wordt vergoed. »

Art. 9.In artikel 91quinquiesdecies van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij het decreet van 24 juni 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bepaling onder 2° worden de woorden "secundaire school" vervangen door het woord "school" en wordt de punt op het einde van de zin vervangen door een kommapunt;2° het artikel wordt aangevuld met een bepaling onder 3°, luidende : « 3° werkzaam is in een ambt in de secundaire school waar de halve betrekking van coördinator vacant verklaard wordt.»

Art. 10.Artikel 91duodevicies, derde lid, van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij het decreet van 24 juni 2013, wordt vervangen als volgt : « In geval van verlof wegens ziekte of gebrekkigheid, tijdens een bevallingsverlof en tijdens de afwezigheden in het kader van een geboorte vermeld in de artikelen 42 tot 43bis van de Arbeidswet van 16 maart 1971 wordt de premie verder uitbetaald, voor zover de coördinator niet door het ziekenfonds wordt vergoed. »

Art. 11.In hetzelfde koninklijk besluit wordt een hoofdstuk VIIquater ingevoegd, dat artikel 91viciesbis bevat, luidende : « Hoofdstuk VIIquater - Bijzondere bepalingen voor coördinatoren van een centrum voor onderwijs met beperkt leerplan Art. 91viciesbis - Principe In afwijking van hoofdstuk VII zijn de artikelen 91quater tot 91nonies, 91undecies tot 91terdecies en 91dudevicies van toepassing op het ambt van coördinator van een centrum voor onderwijs met beperkt leerplan. »

Art. 12.Artikel 121nonies, § 4, tweede lid, van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij het decreet van 25 juni 2007, wordt vervangen als volgt : « In geval van verlof wegens ziekte of gebrekkigheid, tijdens een bevallingsverlof en tijdens de afwezigheden in het kader van een geboorte vermeld in de artikelen 42 tot 43bis van de Arbeidswet van 16 maart 1971 worden de premies vermeld in de §§ 1 en 2 verder uitbetaald, voor zover het inrichtingshoofd niet door het ziekenfonds wordt vergoed. »

Art. 13.Artikel 169quater, vierde lid, van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij het decreet van 24 juni 2013, wordt vervangen als volgt : « In afwijking van artikel 91duodevicies, eerste lid, bedraagt de maandelijkse premie voor de coördinator van een gewone secundaire school en voor de coördinator van een centrum voor onderwijs met beperkt leerplan 182,80 euro voor de periode van 1 januari 2014 tot 31 december 2017 en 184,66 euro voor de periode van 1 januari 2018 tot 31 december 2018. »

Art. 14.Hoofdstuk XIbis van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij het decreet van 25 mei 2009, wordt aangevuld met het volgende artikel : «

Artikel 169quinquies.In afwijking van de artikelen 91quinquies en 91sexies wijst de inrichtende macht het personeelslid dat in het schooljaar 2014-2015 het ambt vermeld in artikel 9, § 1, tweede lid, van het decreet van 25 juni 1996 betreffende de organisatie van een onderwijs met beperkt leerplan in het gewoon beroepssecundair onderwijs heeft bekleed, met ingang van 1 september 2015 aan als coördinator van een centrum voor onderwijs met beperkt leerplan. »

Art. 15.In hoofdstuk XIbis van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij het decreet van 25 mei 2009, wordt een artikel 169sexies ingevoegd, luidende : «

Artikel 169sexies.Diensten die tijdens de schooljaren 2010-2011 tot en met 2012-2013 in een ambt in het gespecialiseerd onderwijs gepresteerd werden door een personeelslid dat houder is van het bekwaamheidsbewijs dat voor het betrokken ambt noodzakelijk is - met uitzondering van het bewijs van het bestaan van een aanvullende opleiding van ten minste 10 ECTS-punten in de bevorderingspedagogiek, de heilpedagogie of de orthopedagogie vermeld in artikel 16, eerste lid, 5°, e), - mogen in aanmerking worden genomen voor de berekening van de anciënniteit vermeld in de artikelen 17 en 39. »

Art. 16.In hoofdstuk XIbis van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij het decreet van 25 mei 2009, wordt een artikel 169septies ingevoegd, luidende : «

Art. 169septies.Artikel 16, eerste lid, 5°, e), is niet van toepassing tijdens de schooljaren 2010-2011 tot en met 2012-2013.

In afwijking van het eerste lid is artikel 16, eerste lid, 5°, e), van toepassing op de voorrangsregeling vermeld in artikel 17. » HOOFDSTUK 4. - Wijziging van het koninklijk besluit van 22 april 1969 betreffende de bekwaamheidsbewijzen vereist van de leden van het bestuurspersoneel en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch en psychosociaal personeel der rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, lager, gespecialiseerd, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen

Art. 17.In artikel 7 van het koninklijk besluit van 22 april 1969 betreffende de bekwaamheidsbewijzen vereist van de leden van het bestuurspersoneel en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch en psychosociaal personeel der Rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, lager, gespecialiseerd, middelbaar, technisch onderwijs, kunstonderwijs en normaalonderwijs, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 24 juni 2013, wordt een bepaling onder 8° ingevoegd, luidende : « 8° pedagoog voor specifieke onderwijsbehoeften in het gewoon basisonderwijs : a) het diploma van onderwijzer voor het lager onderwijs, aangevuld met twee jaar beroepservaring als onderwijzer voor het lager onderwijs en het bewijs van het bestaan van een aanvullende opleiding van ten minste 15 ECTS-punten in de bevorderingspedagogiek, de heilpedagogie of de orthopedagogie dat door een hogeschool in de Duitstalige Gemeenschap wordt uitgereikt of over één of meer bewijzen die door de Regering als gelijkwaardig worden erkend, of b) het diploma van een master in de bevorderingspedagogiek, de heilpedagogie of de orthopedagogie of een bewijs dat door de Regering als gelijkwaardig wordt erkend.»

Art. 18.Hoofdstuk VII van hetzelfde koninklijk besluit, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 5 mei 2014, wordt aangevuld met een artikel 17.2, luidende : « Art. 17.2. In het hoger secundair onderwijs geldt het diploma van onderwijzer voor het lager onderwijs in de schooljaren 2015-2017 als vereist bekwaamheidsbewijs voor het ambt van leraar technische en algemene vakken in het onderwijs met beperkt leerplan. »

Art. 19.In hoofdstuk VII van hetzelfde koninklijk besluit wordt een artikel 17.3 ingevoegd, luidende : « Art. 17.3. In afwijking van de omvang van de aanvullende opleiding vastgelegd in artikel 7, 8°, a), beslaat de aanvullende opleiding in het schooljaar 2015-2016 ten minste tien ECTS-punten. » HOOFDSTUK 5. - Wijziging van het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 tot vaststelling van het statuut van de leermeesters, de leraars en de inspecteurs katholieke, protestantse, Israëlite, orthodoxe, islamitische en anglicaanse godsdienst der onderwijsinrichtingen van de Duitstalige Gemeenschap

Art. 20.In de bijlage van het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 tot vaststelling van het statuut van de leermeesters, de leraars en de inspecteurs katholieke, protestantse, Israëlite, orthodoxe, islamitische en anglicaanse godsdienst der onderwijsinrichtingen van de Duitstalige Gemeenschap worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bepaling onder A), § 3, gewijzigd bij het decreet van 24 juni 2013, wordt een tweede lid ingevoegd, luidende : « De aanvullende opleiding vermeld in het eerste lid, d) en h), wordt gestaafd met een door een hogeschool in de Duitstalige Gemeenschap uitgereikt bewijs over het bestaan van een opleiding "katholieke godsdienst" van ten minste 15 ECTS-punten of met een bewijs dat door de bevoegde instantie van de betrokken eredienst als gelijkwaardig wordt beschouwd.» 2° in de bepaling onder A), § 4, gewijzigd bij het decreet van 24 juni 2013, wordt een tweede lid ingevoegd, luidende : « De aanvullende opleiding vermeld in het eerste lid, c) en f), wordt gestaafd met een door een hogeschool in de Duitstalige Gemeenschap uitgereikt bewijs over het bestaan van een opleiding "katholieke godsdienst" van ten minste 15 ECTS-punten of met een bewijs dat door de bevoegde instantie van de betrokken eredienst als gelijkwaardig wordt beschouwd.» HOOFDSTUK 6. - Wijziging van het koninklijk besluit van 15 januari 1974 genomen ter toepassing van artikel 160 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch en psychosociaal personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, gespecialiseerd, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen

Art. 21.In artikel 1, 1°, van het koninklijk besluit van 15 januari 1974 genomen ter toepassing van artikel 160 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch en psychosociaal personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, gespecialiseerd, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, vervangen bij het decreet van 6 juni 2005 en gewijzigd bij de decreten van 11 mei 2009 en 24 juni 2013, worden voor de woorden "de hoofdonderwijzers" de woorden "de coördinatoren van een centrum voor onderwijs met beperkt leerplan," ingevoegd.

In artikel 1, 2°, van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij het besluit van de Executieve van 1 september 1993 en gewijzigd bij de decreten van 11 mei 2009 en 24 juni 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het woord "en" tussen de woorden "de onderdirecteurs" en de woorden "de coördinatoren" wordt vervangen door een komma;2° na de woorden "gewone secundaire school" worden de woorden "en de coördinatoren van een centrum voor onderwijs met beperkt leerplan" ingevoegd. HOOFDSTUK 7. - Wijziging van het koninklijk besluit nr. 297 van 31 maart 1984 betreffende de opdrachten, de wedden, de weddetoelagen en de verloven voor verminderde prestatie in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra

Art. 22.In artikel 8, § 1, van het koninklijk besluit nr. 297 van 31 maart 1984 betreffende de opdrachten, de wedden, de weddetoelagen en de verloven voor verminderde prestatie in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra, vervangen bij het decreet van 25 juni 1996 en laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 16 juli 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, 2°, wordt het woord "twintig" vervangen door het getal "15";2° in artikel 8, § 1, wordt een nieuw vierde lid ingevoegd, luidende : « In afwijking van het eerste lid, 3°, geldt de maximale duur van 28 maanden niet voor personeelsleden die de terbeschikkingstelling die aan de pensionering voorafgaat, met ingang van 1 september 2015 aangevraagd hebben.» 3° het zesde lid wordt vervangen als volgt : « Voor de berekening van de dienstjaren bedoeld in het eerste lid, 2°, gelden de volgende bepalingen : 1° alleen de diensten gepresteerd in het onderwijs worden in aanmerking genomen;2° de diensten gepresteerd als gesubsidieerd contractueel personeelslid en als tijdelijk aangewezen personeelslid worden in aanmerking genomen vanaf het begin tot het einde van een ononderbroken periode van actieve dienst, met inbegrip van het ontspanningsverlof, de kerst- en paasvakantie, het bevallingsverlof, het voorbehoedend verlof, de periode tijdens welke het personeelslid van elk werk wordt vrijgesteld in het kader van de moederschapsbescherming of van de bedreiging door een beroepsziekte en het verlof voor de opvang met het oog op adoptie en pleegvoogdij, indien ze in deze periode vallen;Dit aantal dagen wordt met 1,2 vermenigvuldigd. Uitgesloten van deze vermenigvuldiging zijn de dienstdagen die gepresteerd worden door een personeelslid dat tot 31 augustus voor een doorlopende duur of voor een bepaalde duur aangesteld is en die betrekking hebben op een volledig academie- of schooljaar. 3° de diensten gepresteerd als vastbenoemd personeelslid worden in aanmerking genomen van het begin tot het einde van een ononderbroken periode van dienstactiviteit;Alle tijdspannen van terbeschikkingstelling waarin het personeelslid wachtgeld of wachtweddetoelage heeft ontvangen, worden ook in aanmerking genomen. 4° Een maand komt overeen met 30 dagen.5° De totale duur van de diensten verworven in twee of meer gelijktijdig uitgeoefende ambten met volledige of onvolledige prestaties mag nooit de duur overschrijden die in een gedurende dezelfde periode uitgeoefend ambt met volledige prestaties verworven is.6° Per kalenderjaar mag de totale duur van de diensten niet meer dan twaalf maanden bedragen.»

Art. 23.In artikel 10, § 1, van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij het decreet van 25 juni 1996 en laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 16 juli 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, 2°, wordt het woord "twintig" vervangen door het getal "15";2° in artikel 10, § 1, wordt een nieuw derde lid ingevoegd, luidende : « In afwijking van het eerste lid, 3°, geldt de maximale duur van 28 maanden niet voor personeelsleden die de terbeschikkingstelling die aan de pensionering voorafgaat, met ingang van 1 september 2015 aangevraagd hebben.» 3° het zevende lid, vervangen bij het decreet van 25 juni 1996, wordt vervangen als volgt : « Voor de berekening van de dienstjaren bedoeld in het eerste lid, 2°, is artikel 8, § 1, zesde lid, van toepassing.»

Art. 24.In artikel 10bis, § 1, van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij het decreet van 6 juni 2005 en vervangen bij het decreet van 27 juni 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, 1°, vervangen bij het decreet van 27 juni 2011, worden de woorden "en hebben de volle leeftijd van 60 jaar nog niet bereikt" opgeheven;2° in het eerste lid, 2°, wordt het woord "twintig" vervangen door het woord "tien";3° het vierde lid wordt vervangen als volgt : « Voor de berekening van de dienstjaren bedoeld in het eerste lid, 2°, is artikel 8, § 1, zesde lid, van toepassing.» HOOFDSTUK 8. - Wijziging van het decreet van 26 juni 1986 betreffende de toekenning van studietoelagen

Art. 25.In artikel 13bis, eerste lid, van het decreet van 26 juni 1986 betreffende de toekenning van studietoelagen, ingevoegd bij het decreet van 25 mei 2009, worden de woorden "Een bijkomende studietoelage kunnen die studenten krijgen" vervangen door de woorden "Een studietoelage kunnen die studenten krijgen die regelmatig ingeschreven zijn in een hogeschool in de Duitstalige Gemeenschap en". HOOFDSTUK 9. - Wijziging van het decreet van 19 juni 1990 houdende oprichting van een "Dienststelle der Deutschsprachigen Gemeinschaft für Personen mit einer Behinderung" (Dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor de personen met een handicap)

Art. 26.Artikel 6, 9°, van het decreet van 19 juni 1990 houdende oprichting van een "Dienststelle der Deutschsprachige Gemeinschaft für Personen mit einer Behinderung" (Dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor de personen met een handicap) wordt vervangen als volgt : « 9° een vertegenwoordiger van het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren; » HOOFDSTUK 1 0. - Wijziging van het decreet van 27 juni 1990 tot vaststelling van de wijze waarop de ambten van het personeel voor gespecialiseerd onderwijs worden bepaald

Art. 27.In artikel 53ter van het decreet van 27 juni 1990 tot vaststelling van de wijze waarop de ambten van het personeel in het gespecialiseerd onderwijs worden bepaald, ingevoegd bij het decreet van 17 mei 2004 en vervangen bij het decreet van 11 mei 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 2, eerste lid, wordt de formule vervangen als volgt : « 122 x A/B » 2° in § 3, eerste lid, wordt de formule vervangen als volgt : « 172 x A/B » 3° in § 7 worden de woorden "2010-2011 tot en met 2013-2014" vervangen door de woorden "2015-2016 tot en met 2016-2017". HOOFDSTUK 1 1. - Wijziging van het decreet van 18 april 1994 tot vaststelling van het bedrag van de werkingstoelagen voor het gesubsidieerd onderwijs

Art. 28.In artikel 6, derde lid, van het decreet van 18 april 1994 tot vaststelling van het bedrag van de werkingstoelagen voor het gesubsidieerd onderwijs, vervangen bij het decreet van 11 mei 2009 en gewijzigd bij het decreet van 16 juli 2012, worden de woorden "de vijfde schooldag van de maand oktober" vervangen door de woorden "30 september". HOOFDSTUK 1 2. - Wijziging van het besluit van de Regering van 9 november 1994 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra

Art. 29.Artikel 2 van het besluit van de Regering van 9 november 1994 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 16 juli 2012, wordt aangevuld met een bepaling onder 7°, luidende : « 7° het decreet van 31 maart 2014 betreffende het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren. »

Art. 30.In artikel 4quater, § 1, van hetzelfde regeringsbesluit worden de woorden "artikel 4ter" vervangen door de woorden "artikelen 4ter en 4ter/1" en worden de woorden "met toepassing van artikel 100 of artikel 102 van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen" opgeheven.

Art. 31.Artikel 12, tweede lid, van hetzelfde regeringsbesluit wordt vervangen als volgt : « De loopbaanonderbreking wordt, vanaf het tijdstip waarop de uitkering voor de loopbaanonderbreking geweigerd wordt tot het vastgelegd einde van die loopbaanonderbreking, van rechtswege omgezet in een terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden. » HOOFDSTUK 1 3. - Wijziging van het decreet van 5 februari 1996 betreffende de controle van de afwezigheden wegens ziekte voor de personeelsleden van de door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde onderwijsinrichtingen en PMS-Centra

Art. 32.In artikel 1 van het decreet van 5 februari 1996 betreffende de controle van de afwezigheden wegens ziekte voor de personeelsleden van de door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde onderwijsinrichtingen en PMS-Centra, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 24 juni 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bepaling onder 7° wordt de punt op het einde van de zin vervangen door een kommapunt;2° het artikel wordt aangevuld met een bepaling onder 8°, luidende : « 8° met toepassing van het decreet van 31 maart 2014 betreffende het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren in dienst genomen worden.» HOOFDSTUK 1 4. - Wijziging van het decreet van 25 juni 1996 betreffende de organisatie van een onderwijs met beperkt leerplan in het gewoon beroepssecundair onderwijs

Art. 33.In artikel 9 van het decreet van 25 juni 1996 betreffende de organisatie van een onderwijs met beperkt leerplan in het gewoon beroepssecundair onderwijs worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, tweede lid, worden de woorden "lestijden/leerkracht voor de pedagogische coördinatie" vervangen door de woorden "in het ambt van coördinator van een centrum voor onderwijs met beperkt leerplan";2° paragraaf 3 wordt opgeheven.

Art. 34.Artikel 14.1 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 5 mei 2014, wordt opgeheven. HOOFDSTUK 1 5. - Wijziging van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor de gewone en gespecialiseerde scholen

Art. 35.In artikel 97 van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor de gewone en gespecialiseerde scholen worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het enige lid wordt paragraaf 1;2° hetzelfde artikel wordt aangevuld met een paragraaf 2, luidende : « § 2.In afwijking van § 1 omvat de opdracht van de pedagoog voor specifieke onderwijsbehoeften in het gewoon basisonderwijs de volgende taken : 1° observeren van leseenheden, afzonderlijke leerlingen en groepen van leerlingen;2° adviseren en ondersteunen van het onderwijzend personeel bij het plannen en uitvoeren van doelgerichte differentiatie- of ondersteuningsmaatregelen tijdens de lessen voor afzonderlijke leerlingen of voor groepen van leerlingen;3° zoeken, voorbereiden, opmaken en invoeren van ondersteuningsmateriaal en ondersteuningsstrategieën;4° individueel werk met leerlingen en groepen van leerlingen;5° opmaken van individuele documentatie over de ontwikkeling van leerlingen;6° samenwerking, uitwisseling en coördinatie met de relevante partners;daartoe behoren onder meer de personen belast met de opvoeding, het onderwijzend personeel, het paramedisch of psychosociaal personeel, het opvoedend hulppersoneel, externe adviseurs of therapeuten; 7° deelnemen aan personeelsvergaderingen, vergaderingen van de klassenraad en coördinatievergaderingen;8° deelnemen aan bijscholingen, voortgezette opleidingen en pedagogische conferenties;9° opdrachten die tot de verwezenlijking van het schoolproject bijdragen. De pedagoog voor specifieke onderwijsbehoeften in het gewoon basisonderwijs mag in het kader van zijn werk geen ander personeelslid van het bestuurs- en onderwijzend personeel vervangen. » HOOFDSTUK 1 6. - Wijziging van het decreet van 14 december 1998 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs en van het gesubsidieerd vrij PMS-centrum

Art. 36.Artikel 33 van het decreet van 14 december 1998 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs en van het gesubsidieerd vrij PMS-centrum wordt gewijzigd als volgt : 1° het zesde lid, dat als vijfde lid was ingevoegd bij het decreet van 11 mei 2009, wordt vervangen als volgt : « In afwijking van het eerste lid, 5°, mogen alleen personen die op het ogenblik van de aanstelling houder zijn van het bekwaamheidsbewijs dat voor het te bekleden ambt vereist is, tijdelijk aangesteld worden in het ambt van pedagoog voor specifieke onderwijsbehoeften in het gewoon basisonderwijs, in het ambt van school- en leerbegeleider voor bevorderingspedagogiek en in het ambt van psychosociaal begeleider.» 2° het artikel wordt aangevuld met een zevende lid, luidende : « Personeelsleden die in het lager onderwijs het ambt van leermeester eerste vreemde taal bekleden, maar niet het diploma van onderwijzer voor het lager onderwijs voor dat ambt hebben, worden geacht te voldoen aan de voorwaarden vermeld in het eerste lid, 5°, a), b) en c), als ze reeds voldoen aan de voorwaarden vermeld in het eerste lid, 5°, voor het ambt van onderwijzer voor het lager onderwijs.»

Art. 37.In artikel 40 van hetzelfde decreet, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 25 mei 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de bepaling onder 1° wordt vervangen als volgt : « 1° bij de terugkeer van een titularis van een betrekking of van een personeelslid dat tijdelijk vervangen werd;» 2° in de bepaling onder 2° worden de woorden "2° op het ogenblik dat de betrekking van het tijdelijk personeelslid geheel of gedeeltelijk wordt toegewezen aan een ander personeelslid : vervangen door de woorden "2° op het ogenblik dat een betrekking van een tijdelijk personeelslid geheel of gedeeltelijk wordt toegewezen aan een ander personeelslid :";3° in de bepaling onder 3° worden de woorden "het uitgeoefende ambt" vervangen door de woorden "een uitgeoefend ambt";4° de bepalingen onder 5° en 6° worden opgeheven.

Art. 38.Artikel 46, tweede lid, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 25 juni 2007, wordt aangevuld met een tweede zin, luidende : « Dat geldt niet voor de wervingsambten in de categorie van het administratief personeel. »

Art. 39.Artikel 49, § 1, van hetzelfde decreet wordt gewijzigd als volgt : 1° het tweede lid wordt aangevuld met de volgende zin : « Dat geldt niet voor personeelsleden die benoemd willen worden in het ambt van pedagoog voor specifieke onderwijsbehoeften in het gewoon basisonderwijs.» 2° het vierde lid, ingevoegd bij het decreet van 11 mei 2009, wordt vervangen als volgt : « In afwijking van het eerste lid, 5°, mogen alleen personen die op het ogenblik van de benoeming houder zijn van het bekwaamheidsbewijs dat voor het te bekleden ambt vereist is, vast benoemd worden in het ambt van pedagoog voor specifieke onderwijsbehoeften in het gewoon basisonderwijs, in het ambt van school- en leerbegeleider voor bevorderingspedagogiek en in het ambt van psychosociaal begeleider.» 3° het artikel wordt aangevuld met een vijfde lid, luidende : « Personeelsleden die in het lager onderwijs het ambt van leermeester eerste vreemde taal bekleden, maar niet het diploma van onderwijzer voor het lager onderwijs voor dat ambt hebben, worden geacht te voldoen aan de voorwaarden vermeld in het eerste lid, 5°, a), b) en c), als ze reeds voldoen aan de voorwaarden vermeld in het eerste lid, 5°, voor het ambt van onderwijzer voor het lager onderwijs.»

Art. 40.Artikel 53 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 28 oktober 2010, wordt aangevuld met een vierde lid, luidende : « In afwijking van het eerste lid hebben de personeelsleden die definitief aangesteld zijn in het ambt van pedagoog voor specifieke onderwijsbehoeften in het gewoon basisonderwijs geen voorrang bij de aanvulling van hun definitieve aanstelling in het betrokken ambt in de betrokken school. »

Art. 41.Artikel 62.9, § 4, tweede lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 11 mei 2009, wordt vervangen als volgt : « In geval van verlof wegens ziekte of gebrekkigheid, tijdens een bevallingsverlof en tijdens de afwezigheden in het kader van een geboorte vermeld in de artikelen 42 tot 43bis van de Arbeidswet van 16 maart 1971 worden de premies vermeld in de §§ 1 en 2 verder uitbetaald, voor zover het departementshoofd niet door het ziekenfonds wordt vergoed. »

Art. 42.In artikel 62.14 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 24 juni 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bepaling onder 2° worden de woorden "secundaire school" vervangen door het woord "school" en wordt de punt op het einde van de zin vervangen door een kommapunt;2° het artikel wordt aangevuld met een bepaling onder 3°, luidende : « 3° werkzaam is in een ambt in de secundaire school waar de halve betrekking van coördinator vacant verklaard wordt.»

Art. 43.Artikel 62.17, derde lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 24 juni 2013, wordt vervangen als volgt : « In geval van verlof wegens ziekte of gebrekkigheid, tijdens een bevallingsverlof en tijdens de afwezigheden in het kader van een geboorte vermeld in de artikelen 42 tot 43bis van de Arbeidswet van 16 maart 1971 wordt de premie verder uitbetaald, voor zover de coördinator niet door het ziekenfonds wordt vergoed. »

Art. 44.In titel I van hetzelfde decreet wordt een hoofdstuk IVquater ingevoegd, dat artikel 62.20 bevat, luidende : « Hoofdstuk IVquater - Bijzondere bepalingen voor coördinatoren van een centrum voor onderwijs met beperkt leerplan Art. 62.20 - Principe In afwijking van hoofdstuk IV zijn de artikelen 62.3 tot 62.8, 62.10 tot 62.12 en 62.17 van toepassing op het ambt van coördinator van een centrum voor onderwijs met beperkt leerplan. »

Art. 45.Artikel 69.8, § 4, tweede lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 25 juni 2007, wordt vervangen als volgt : « In geval van verlof wegens ziekte of gebrekkigheid, tijdens een bevallingsverlof en tijdens de afwezigheden in het kader van een geboorte vermeld in de artikelen 42 tot 43bis van de Arbeidswet van 16 maart 1971 worden de premies vermeld in de §§ 1 en 2 verder uitbetaald, voor zover het inrichtingshoofd niet door het ziekenfonds wordt vergoed. »

Art. 46.Artikel 119.3, vierde lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 24 juni 2013, wordt vervangen als volgt : « In afwijking van artikel 62.17, eerste lid, bedraagt de maandelijkse premie voor de coördinator van een gewone secundaire school en voor de coördinator van een centrum voor onderwijs met beperkt leerplan 182,80 euro voor de periode van 1 januari 2014 tot 31 december 2017 en 184,66 euro voor de periode van 1 januari 2018 tot 31 december 2018. »

Art. 47.Titel IV van hetzelfde decreet, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 5 mei 2014, wordt aangevuld met een artikel 119.6, luidende : « Art. 119.6. In afwijking van de artikelen 62.4 en 62.5 wijst de inrichtende macht het personeelslid dat in het schooljaar 2014-2015 het ambt vermeld in artikel 9, § 1, tweede lid, van het decreet van 25 juni 1996 betreffende de organisatie van een onderwijs met beperkt leerplan in het gewoon beroepssecundair onderwijs heeft bekleed, met ingang van 1 september 2015 aan als coördinator van een centrum voor onderwijs met beperkt leerplan. »

Art. 48.Titel IV van hetzelfde decreet, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 5 mei 2014, wordt aangevuld met een artikel 119.7, luidende : « Art. 119.7. Diensten die tijdens de schooljaren 2010-2011 tot en met 2012-2013 in een ambt in het gespecialiseerd onderwijs gepresteerd werden door een personeelslid dat houder is van het bekwaamheidsbewijs dat voor het betrokken ambt noodzakelijk is - met uitzondering van het bewijs van het bestaan van een aanvullende opleiding van ten minste 10 ECTS-punten in de bevorderingspedagogiek, de heilpedagogie of de orthopedagogie vermeld in artikel 33, eerste lid, 5°, e), - mogen in aanmerking worden genomen voor de berekening van de anciënniteit vermeld in de artikelen 35 en 49. »

Art. 49.Titel IV van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een artikel 119.8, luidende : « Art. 119.8. Artikel 33, eerste lid, 5°, e), is niet van toepassing tijdens de schooljaren 2010-2011 tot en met 2012-2013.

In afwijking van het eerste lid is artikel 33, eerste lid, 5°, e), van toepassing op de voorrangsregeling vermeld in artikel 35. » HOOFDSTUK 1 7. - Wijziging van het decreet van 26 april 1999 betreffende het gewoon basisonderwijs

Art. 50.Artikel 18, tweede lid, van het decreet van 26 april 1999 betreffende het gewoon basisonderwijs, vervangen bij het decreet van 16 juni 2008 en gewijzigd bij het decreet van 11 mei 2009, wordt vervangen als volgt : « Het bewijs van basisonderwijs wordt uitgereikt aan de regelmatige leerling die de verwachte competenties in de vakken resp. vakgebieden onderwijstaal, sport, muziek/kunst, wiskunde, eerste vreemde taal, geschiedenis/aardrijkskunde en natuurwetenschappen/techniek voldoende beheerst. Voor de uitreiking van dit bewijs wordt bijzondere aandacht besteed aan de vakken onderwijstaal, eerste vreemde taal en wiskunde. »

Art. 51.Artikel 20 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 25 mei 2009, wordt vervangen als volgt : «

Art. 20.Bewijs van basisonderwijs uitgereikt buiten schoolverband § 1. De Regering richt een examencommissie voor de uitreiking van bewijzen van basisonderwijs buiten schoolverband op die belast is met het uitwerken, organiseren en verbeteren van de examens en met het deelnemen aan de beraadslagingen, hierna examencommissie te noemen.

De examencommissie is samengesteld uit : 1° een voorzitter die wordt uitgekozen onder de personeelsleden van het departement van het Ministerie dat bevoegd is voor pedagogie;2° minstens een lid dat wordt uitgekozen onder de personeelsleden van het departement van het Ministerie dat bevoegd is voor pedagogie;3° minstens vier leden die worden uitgekozen onder de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel van de basisscholen in de Duitstalige Gemeenschap die in actieve dienst of gepensioneerd zijn. Voor elk werkend lid vermeld in het tweede lid wordt een plaatsvervangend lid aangewezen; het plaatsvervangend lid wordt volgens dezelfde criteria uitgekozen als het werkend lid dat het vervangt.

De examencommissie telt een secretaris en een plaatsvervangend secretaris die aangewezen worden onder de personeelsleden van het Ministerie; zij zijn niet stemgerechtigd.

De voorzitter zorgt voor het regelmatig verloop van de examens en leidt de beraadslagingen.

De Regering wijst de leden aan op voordracht van de onderwijsinspectie en bepaalt de vergoeding voor de leden vermeld in het tweede lid, 3°. § 2. De oproep voor de examens wordt bekendgemaakt in de pers en in elke andere passende vorm.

Tot de examens worden toegelaten de personen die ten minste tien jaar oud zijn op 31 december van het jaar waarin de examens plaatsvinden.

De kandidaten of, voor minderjarigen, de personen belast met hun opvoeding zenden hun inschrijving uiterlijk op 30 april van het lopende schooljaar per aangetekende brief aan de voorzitter van de examencommissie. Bij de inschrijving wordt een kopie van de identiteitskaart gevoegd.

De inschrijving geschiedt voor alle examenvakken bepaald in artikel 18, tweede lid. Er wordt geen vrijstelling toegekend.

Per schooljaar is er één examenzittijd in juni. In uitzonderlijke gevallen kan de voorzitter de leden van de examencommissie voor een buitengewone zittijd oproepen.

De voorzitter beslist, in afspraak met de secretaris, waar de examens plaatsvinden. § 3. De examencommissie gaat na of de kandidaten de verwachte competenties hebben bereikt in de vakken resp. vakgebieden vermeld in artikel 18, tweede lid, met uitzondering van de vakken muziek/kunst en sport. Duits is de onderwijstaal en Frans de eerste vreemde taal.

Alle examens zijn schriftelijk, met uitzondering van spreekvaardigheid in de onderwijstaal en in de eerste vreemde taal. Bij de mondelinge examens zijn altijd twee leden van de examencommissie aanwezig.

De examens zijn niet openbaar.

Wie te laat komt op een examen, kan de resterende tijd gebruiken om het examen af te leggen. De examentijd wordt niet verlengd en er is geen herkansingsexamen.

De kandidaat die afwezig is op het examen resp. de persoon die belast is met zijn opvoeding dient een medisch attest of een schriftelijke motivering voor zijn afwezigheid in bij de voorzitter. Indien een schriftelijke motivering wordt ingediend, beslist de voorzitter of die motivering aanvaard kan worden. Indien de kandidaat ongewettigd afwezig is, mag hij niet deelnemen aan de andere examengedeelten van de zittijd. § 4. De voorzitter en de betrokken examinator verbeteren en evalueren de examengedeelten en kennen een gezamenlijk cijfer toe.

Het bewijs van basisonderwijs wordt uitgereikt aan de kandidaat die de verwachte competenties in elk examenvak voldoende beheerst. Daarbij wordt bijzondere aandacht besteed aan de vakken onderwijstaal, eerste vreemde taal en wiskunde.

De examencommissie kan rechtsgeldig beraadslagen en besluiten, indien ten minste de helft van de leden vermeld in § 1, tweede lid, aanwezig is.

De beslissingen over de uitreiking van het bewijs van basisonderwijs worden in de beraadslagingen bij meerderheid van stemmen genomen. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend.

Stemonthoudingen zijn niet toegestaan. Stemgerechtigd zijn de voorzitter en de aanwezige examinatoren vermeld in § 1, tweede en derde lid. »

Art. 52.In artikel 30, § 1, tweede lid, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 16 januari 2012, worden de woorden "de vijfde schooldag van de maand oktober" vervangen door de woorden "30 september"; in artikel 30, § 2, tweede lid, van hetzelfde decreet, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 16 januari 2012, worden de woorden "de de vijfde schooldag van de maand oktober" vervangen door de woorden "30 september" en in § 3, derde lid, van hetzelfde decreet, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 16 januari 2012, worden de woorden "op de vijfde schooldag van de maand oktober" vervangen door de woorden "30 september".

Art. 53.In artikel 33 van hetzelfde decreet, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 16 januari 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, eerste lid, worden de woorden "op de vijfde schooldag van de maand oktober" vervangen door de woorden "op 30 september";in § 1, tweede lid, worden de woorden "tot de vijfde schooldag van de maand oktober" vervangen door de woorden "tot 30 september"; 2° in § 1, tweede lid, worden de woorden "vanaf de zesde schooldag van de maand oktober" vervangen door de woorden "vanaf 1 oktober";3° in § 2, eerste lid, worden de woorden "de vijfde schooldag van de maand februari" vervangen door de woorden "15 maart".

Art. 54.In artikel 34 van hetzelfde decreet, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 16 januari 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, tweede lid en derde lid, worden de woorden "tot de vijfde schooldag van de maand oktober" vervangen door de woorden "tot 30 september";2° in § 1, derde lid, worden de woorden "vanaf de zesde schooldag van de maand oktober" vervangen door de woorden "vanaf 1 oktober";3° in § 2, eerste lid, worden de woorden "de maanden januari en februari" vervangen door de woorden "de maand maart";voorts wordt § 2, eerste lid, aangevuld met de volgende zin : "Als teldag voor de berekening geldt telkens 15 maart van het voorafgaande schooljaar."

Art. 55.In artikel 35 van hetzelfde decreet, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 16 januari 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, § 2, eerste en tweede lid, en § 3, tweede lid, worden de woorden "de vijfde schooldag van de maand oktober" telkens vervangen door de woorden "30 september";2° in § 1 worden de woorden "vierde schooldag van de maand oktober" vervangen door de woorden "laatste schooldag voor 30 september".

Art. 56.In artikel 36 van hetzelfde decreet, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 16 januari 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, eerste en tweede lid, § 2, eerste, tweede en derde lid, en § 2.1, tweede lid, worden de woorden "de vijfde schooldag van de maand oktober" telkens vervangen door de woorden "30 september"; 2° in § 1, eerste lid, worden de woorden "vierde schooldag van de maand oktober" vervangen door de woorden "laatste schooldag voor 30 september".

Art. 57.In artikel 44, tweede lid, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 23 oktober 2000 en gewijzigd bij het decreet van 16 januari 2012, worden de woorden "de vijfde schooldag van de maand februari" vervangen door de woorden "15 maart".

Art. 58.In artikel 45, 1°, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 23 oktober 2000 en gewijzigd bij het decreet van 16 januari 2012, worden de woorden "tijdens de maand januari en tot de vijfde schooldag van de maand februari" vervangen door de woorden "tijdens de maand maart".

Art. 59.In artikel 49, tweede lid, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 23 oktober 2000 en gewijzigd bij het decreet van 16 januari 2012, worden de woorden "de vijfde schooldag van de maand februari" vervangen door de woorden "15 maart".

Art. 60.In artikel 50, 1°, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 23 oktober 2000 en gewijzigd bij het decreet van 16 januari 2012, worden de woorden "tijdens de maand januari en tot de vijfde schooldag van de maand februari" vervangen door de woorden "tijdens de maand januari en tot 15 maart".

Art. 61.In artikel 52.2, tweede lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 11 mei 2009 en gewijzigd bij het decreet van 16 januari 2012, worden de woorden "de vijfde schooldag van de maand februari" vervangen door de woorden "15 maart".

Art. 62.In artikel 52.3, 1°, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 11 mei 2009 en gewijzigd bij het decreet van 16 januari 2012, worden de woorden "tijdens de maand januari en tot de vijfde schooldag van de maand februari" vervangen door de woorden "tijdens de maand maart".

Art. 63.In artikel 52.4 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 11 mei 2009, worden de woorden "voor het lopend schooljaar" vervangen door de woorden "voor telkens vier opeenvolgende schooljaren".

Art. 64.In artikel 52.5 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 11 mei 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de bepalingen onder 1° en 2° vervangen als volgt : « 1° personeelsleden te vervangen die een beroep doen op het verlof bepaald in artikel 19 van het decreet van 11 mei 2009 over het centrum voor bevorderingspedagogiek, ter verbetering van de gespecialiseerde pedagogische ondersteuning in de gewone en gespecialiseerde scholen, evenals ter aanmoediging van de ondersteuning van leerlingen met een beperking of met aanpassings- of leermoeilijkheden in de gewone en gespecialiseerde scholen;2° personeelsleden in het ambt van pedagoog voor specifieke onderwijsbehoeften in het gewoon basisonderwijs aan te stellen.» 2° In het tweede lid worden de woorden "wordt niet in aanmerking genomen voor een vaste benoeming of een definitieve aanstelling" vervangen door de woorden "kan, met inachtneming van de wekelijkse werktijd vermeld in artikel 76, over verschillende personeelsleden verdeeld worden bij de tijdelijke aanwijzing of aanstelling, alsook bij de vaste benoeming of de definitieve aanstelling".

Art. 65.In artikel 55 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 23 oktober 2000 en laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 5 mei 2014, worden de woorden "de vijftiende schooldag in de maand maart" vervangen door de woorden "15 maart".

Art. 66.In artikel 56, § 1, eerste, tweede en derde lid, van hetzelfde decreet, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 16 januari 2012, worden de woorden "de vijfde schooldag van de maand oktober" vervangen door de woorden "30 september".

Art. 67.In artikel 57, § 2, eerste lid, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 30 juni 2003 en laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 5 mei 2014, en § 3, van dat artikel, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 16 januari 2012, worden de woorden "de zesde schooldag van de maand oktober" vervangen door de woorden "1 oktober".

Art. 68.In artikel 57bis, tweede lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 17 december 2001 en vervangen bij het decreet van 16 januari 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden "de vijfde schooldag van de maand oktober" worden vervangen door de woorden "30 september";2° de woorden "de zesde schooldag van de maand oktober" worden telkens vervangen door de woorden "1 oktober".

Art. 69.In artikel 60, eerste lid, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 23 oktober 2000 en gewijzigd bij het decreet van 16 januari 2012, worden de woorden "de vijfde schooldag van de maand februari" vervangen door de woorden "15 maart".

Art. 70.In artikel 60bis, eerste lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 23 oktober 2000 en laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 16 januari 2012, worden de woorden "op de vijfde schooldag van de maand oktober" vervangen door de woorden "op 30 september".

Art. 71.In artikel 61, § 2, eerste lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 23 oktober 2000 en gewijzigd bij het decreet van 16 januari 2012, worden de woorden "de zesde schooldag van de maand oktober" vervangen door de woorden "1 oktober".

Art. 72.In artikel 61bis, tweede lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 17 december 2001 en gewijzigd bij het decreet van 16 januari 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden "de vijfde schooldag van de maand oktober" worden telkens vervangen door de woorden "30 september";2° de woorden "de zesde schooldag van de maand oktober" worden vervangen door de woorden "1 oktober".

Art. 73.In artikel 67 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 23 oktober 2000 en gewijzigd bij het decreet van 16 januari 2012, worden de woorden "de vijfde schooldag van de maand oktober" vervangen door de woorden "30 september".

Art. 74.In artikel 70, § 1, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 23 oktober 2000 en laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 16 januari 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste en het tweede lid worden de woorden "de zesde schooldag van de maand oktober" vervangen door de woorden "1 oktober";2° in het eerste lid worden de woorden "de vijfde schooldag van de maand oktober" vervangen door de woorden "30 september".

Art. 75.Artikel 76 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 21 april 2008, wordt aangevuld met een derde en een vierde lid, luidende : « De pedagoog voor specifieke onderwijsbehoeften in het gewoon basisonderwijs presteert in het kader van een voltijdse betrekking gemiddeld 38 uren van 60 minuten per week. Het gemiddelde wordt op basis van een referentieperiode van vier maanden berekend. De pedagoog voor specifieke onderwijsbehoeften in het gewoon basisonderwijs presteert werkelijk ten minste 19 uren van 60 minuten per week bij één inrichtende macht.

De wekelijkse werktijd mag in geen geval 50 uur overschrijden. »

Art. 76.De artikelen 78 en 79 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 25 juni 2007, worden opgeheven. HOOFDSTUK 1 8. - Wijziging van het decreet van 25 mei 1999 houdende dringende maatregelen inzake onderwijs

Art. 77.Artikel 30 van het decreet van 25 mei 1999 houdende dringende maatregelen inzake onderwijs, vervangen bij het decreet van 25 juni 2007, wordt vervangen als volgt : «

Art. 30.Dit artikel is van toepassing op de personeelsleden van de onderwijsinrichtingen en psycho-medisch-sociale centra die door de Duitstalige georganiseerd of gesubsidieerd worden.

De door de Duitstalige Gemeenschap ten onrechte uitbetaalde salarissen, voorschotten op salarissen en vergoedingen, toelagen of uitkeringen die een toebehoren van de salarissen vormen of ermee gelijkstaan, vervallen definitief aan degenen die ze hebben ontvangen, indien de Regering de ten onrechte uitbetaalde bedragen niet van de personeelsleden terugvordert binnen een termijn van twee jaar te rekenen vanaf 1 januari van het jaar van de uitbetaling, in de vorm vermeld in artikel 16, § 2, eerste lid, van de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof.

Vanaf het tijdstip van de vraag om terugbetaling bedoeld in het tweede lid kan het ten onrechte uitbetaalde bedrag tijdens de termijn vermeld in artikel 16, § 2, tweede lid, van dezelfde wet teruggevorderd worden. »

Art. 78.Artikel 31, gewijzigd bij het decreet van 25 juni 2007, en artikel 32 van hetzelfde decreet worden opgeheven. HOOFDSTUK 1 9. - Wijziging van het decreet van 25 juni 2001 over bijzondere maatregelen in verband met de lerarenambten en houdende aanpassing van de bezoldigingsregeling

Art. 79.Artikel 5 van het decreet van 25 juni 2001 over bijzondere maatregelen in verband met de lerarenambten en houdende aanpassing van de bezoldigingsregeling wordt vervangen als volgt : «

Art. 5.Dit hoofdstuk is van toepassing op de wervingsambten van de categorie van het bestuurs- en onderwijzend personeel in het basisonderwijs, in het secundair onderwijs met volledig leerplan, in het secundair onderwijs met beperkt leerplan of in de voortgezette schoolopleiding en op de wervingsambten in het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren. » HOOFDSTUK 2 0. - Wijziging van het decreet van 16 december 2002 betreffende de toekenning van financiële middelen voor pedagogische doeleinden in het onderwijs

Art. 80.In artikel 4, § 1, derde lid, 1° en 2°, van het decreet van 16 december 2002 betreffende de toekenning van financiële middelen voor pedagogische doeleinden in het onderwijs, ingevoegd bij het decreet van 5 mei 2014, wordt het getal "20" vervangen door het getal "25" en wordt het getal "50" vervangen door het getal "100".

Art. 81.In artikel 5, § 1, eerste en tweede lid, § 2, eerste lid, 1° en 2°, en § 2, tweede lid, van hetzelfde decreet, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 16 december 2012, worden de woorden "de vijfde schooldag van de maand oktober" telkens vervangen door de woorden "30 september". HOOFDSTUK 2 1. - Wijziging van het decreet van 30 juni 2003 houdende dringende maatregelen inzake onderwijs 2003

Art. 82.Artikel 11 van het decreet van 30 juni 2003 houdende dringende maatregelen inzake onderwijs 2003 wordt aangevuld met een paragraaf 3, luidende : « § 3. Onder voorbehoud van de toepassing van § 1, eerste lid, kan een personeelslid dat werkzaam is in een hogeschool in de Duitstalige Gemeenschap en dat gedurende meer dan vijf opeenvolgende werkdagen afwezig is, op gelijk welk ogenblik in de loop van het academisch jaar worden vervangen. »

Art. 83.In artikel 11.1 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 16 juli 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bepaling onder 7° wordt de punt op het einde van de zin vervangen door een kommapunt;2° het artikel wordt aangevuld met een bepaling onder 8°, luidende : « 8° het decreet van 31 maart 2014 betreffende het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren.»

Art. 84.In artikel 11.9, § 5, tweede lid, 1°, van hetzelfde decreet worden de woorden "voor een doorlopende duur" vervangen door de woorden "voor een doorlopende duur of voor een bepaalde duur tot 31 augustus". HOOFDSTUK 2 2. - Wijziging van het decreet van 29 maart 2004 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd officieel onderwijs en van de gesubsidieerde officiële psycho-medisch-sociale centra

Art. 85.In artikel 20, § 1, van het decreet van 29 maart 2004 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd officieel onderwijs en van de gesubsidieerde officiële psycho-medisch-sociale centra worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het vijfde lid, ingevoegd bij het decreet van 11 mei 2009, wordt vervangen als volgt : « In afwijking van het eerste lid, 5°, mogen alleen personen die op het ogenblik van de aanstelling houder zijn van het vereiste bekwaamheidsbewijs of van een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs dat overeenstemt met het te bekleden ambt, tijdelijk aangesteld worden in het ambt van pedagoog voor specifieke onderwijsbehoeften in het gewoon basisonderwijs, in het ambt van school- en leerbegeleider voor bevorderingspedagogiek en in het ambt van psychosociaal begeleider.» 2° het artikel wordt aangevuld met een zesde lid, luidende : « Personeelsleden die in het lager onderwijs het ambt van leermeester eerste vreemde taal bekleden, maar niet het diploma van onderwijzer voor het lager onderwijs voor dat ambt hebben, worden geacht te voldoen aan de voorwaarden vermeld in het eerste lid, 5°, a), b) en c), als ze reeds voldoen aan de voorwaarden vermeld in het eerste lid, 5°, voor het ambt van onderwijzer voor het lager onderwijs.»

Art. 86.In artikel 29 van hetzelfde decreet, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 25 mei 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de bepaling onder 1° wordt vervangen als volgt : « 1° bij de terugkeer van een titularis van een betrekking of van een personeelslid dat tijdelijk vervangen werd;» 2° in de bepalingen onder 2° en 3° worden de woorden "de betrekking" telkens vervangen door de woorden "een betrekking";3° de bepalingen onder 5° en 6° worden opgeheven;4° het artikel wordt aangevuld met een tweede lid, luidende : « In de gevallen vermeld in het eerste lid, 1° tot 3°, worden de betrekkingen in het betrokken ambt afgebouwd in omgekeerde volgorde van de rangschikking die voortvloeit uit de vergelijking van de titels en verdiensten vermeld in artikel 23.»

Art. 87.Artikel 36, tweede lid, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 25 juni 2007, wordt aangevuld met een tweede zin, luidende : « Dat geldt niet voor de wervingsambten in de categorie van het administratief personeel. »

Art. 88.Artikel 37 van hetzelfde decreet wordt gewijzigd als volgt : 1° het tweede lid, ingevoegd bij het decreet van 23 juni 2008, wordt aangevuld met de volgende zin : « Dat geldt niet voor personeelsleden die benoemd willen worden in het ambt van pedagoog voor specifieke onderwijsbehoeften in het gewoon basisonderwijs.» 2° het vijfde lid, ingevoegd bij het decreet van 11 mei 2009 en gewijzigd bij het decreet van 5 mei 2014, wordt vervangen als volgt : « In afwijking van het eerste lid, 5°, mogen alleen personen die op het ogenblik van de benoeming houder zijn van het vereiste bekwaamheidsbewijs of van een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs dat overeenstemt met het te bekleden ambt, vast benoemd worden in het ambt van pedagoog voor specifieke onderwijsbehoeften in het gewoon basisonderwijs, in het ambt van godsdienstleerkracht, in het ambt van school- en leerbegeleider voor bevorderingspedagogiek en in het ambt van psychosociaal begeleider.» 3° het artikel wordt aangevuld met een zesde lid, luidende : « Personeelsleden die in het lager onderwijs het ambt van leermeester eerste vreemde taal bekleden, maar niet het diploma van onderwijzer voor het lager onderwijs voor dat ambt hebben, worden geacht te voldoen aan de voorwaarden vermeld in het eerste lid, 5°, a), b) en c), als ze reeds voldoen aan de voorwaarden vermeld in het eerste lid, 5°, voor het ambt van onderwijzer voor het lager onderwijs.»

Art. 89.Artikel 41 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 26 juni 2006 en 28 oktober 2010, wordt aangevuld met een derde lid, luidende : « In afwijking van het eerste lid hebben de personeelsleden die benoemd zijn in het ambt van pedagoog voor specifieke onderwijsbehoeften in het gewoon basisonderwijs geen voorrang bij de aanvulling van hun benoeming in het betrokken ambt in de betrokken school. »

Art. 90.Artikel 56.8, § 4, tweede lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 23 maart 2009, wordt vervangen als volgt : « In geval van verlof wegens ziekte of gebrekkigheid, tijdens een bevallingsverlof en tijdens de afwezigheden in het kader van een geboorte vermeld in de artikelen 42 tot 43bis van de Arbeidswet van 16 maart 1971 worden de premies vermeld in de §§ 1 en 2 verder uitbetaald, voor zover de administratief hoofdsecretaris niet door het ziekenfonds wordt vergoed. »

Art. 91.In hetzelfde decreet wordt een hoofdstuk IVquinquies ingevoegd, dat artikel 56.14 bevat, luidende : « Hoofdstuk IVquinquies - Bijzondere bepalingen voor coördinatoren van een centrum voor onderwijs met beperkt leerplan Art. 56.14. In afwijking van hoofdstuk IV wordt het ambt van coördinator van een centrum voor onderwijs met beperkt leerplan toegewezen in de vorm van een aanstelling van doorlopende duur en in de vorm van een vaste benoeming overeenkomstig de voorwaarden die gelden in het gesubsidieerd vrij onderwijs. »

Art. 92.Artikel 64.8, § 4, tweede lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 23 maart 2009, wordt vervangen als volgt : « In geval van verlof wegens ziekte of gebrekkigheid, tijdens een bevallingsverlof en tijdens de afwezigheden in het kader van een geboorte vermeld in de artikelen 42 tot 43bis van de Arbeidswet van 16 maart 1971 worden de premies vermeld in de §§ 1 en 2 verder uitbetaald, voor zover de academiedirecteur niet door het ziekenfonds wordt vergoed. »

Art. 93.Artikel 64.19, § 4, tweede lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 28 juni 2010, wordt vervangen als volgt : « In geval van verlof wegens ziekte of gebrekkigheid, tijdens een bevallingsverlof en tijdens de afwezigheden in het kader van een geboorte vermeld in de artikelen 42 tot 43bis van de Arbeidswet van 16 maart 1971 worden de premies vermeld in de §§ 1 en 2 verder uitbetaald, voor zover het inrichtingshoofd niet door het ziekenfonds wordt vergoed. »

Art. 94.In hoofdstuk XIV van hetzelfde decreet wordt een artikel 111septies ingevoegd, luidende : «

Art. 111septies.Diensten die tijdens de schooljaren 2010-2011 tot en met 2012-2013 in een ambt in het gespecialiseerd onderwijs gepresteerd werden door een personeelslid dat houder is van het bekwaamheidsbewijs dat voor het betrokken ambt noodzakelijk is - met uitzondering van het bewijs van het bestaan van een aanvullende opleiding van ten minste 10 ECTS-punten in de bevorderingspedagogiek, de heilpedagogie of de orthopedagogie vermeld in artikel 20, § 1, eerste lid, 5°, e), - mogen in aanmerking worden genomen voor de berekening van de anciënniteit vermeld in de artikelen 22 en 37. »

Art. 95.In hetzelfde hoofdstuk wordt een artikel 111octies ingevoegd, luidende : «

Art. 111octies.Artikel 20, § 1, eerste lid, 5°, e), is niet van toepassing tijdens de schooljaren 2010-2011 tot en met 2012-2013.

In afwijking van het eerste lid is artikel 20, § 1, eerste lid, 5°, e), van toepassing op de voorrangsregeling vermeld in artikel 22. » HOOFDSTUK 2 3. - Wijziging van het decreet van 19 april 2004 betreffende de taaloverdracht en het gebruik van de talen in het onderwijs

Art. 96.Artikel 1 van het decreet van 19 april 2004 betreffende de taaloverdracht en het gebruik van de talen in het onderwijs wordt vervangen als volgt : «

Artikel 1.Dit decreet is van toepassing op de scholen, de centra voor onderwijs met beperkt leerplan en de internaten van het gewoon en gespecialiseerd onderwijs, op de psycho-medisch-sociale centra die door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerd, gesubsidieerd of erkend worden en op het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren. »

Art. 97.In artikel 6 van hetzelfde decreet, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 25 juni 2012, wordt de § 2.1 ingevoegd, luidende : « § 2.1. In afwijking van § 2, eerste en derde lid, en in afwijking van artikel 4, § 2, tweede lid, kan de Regering een inrichtende macht in het kader van een proefproject de toestemming geven om in alle of in bepaalde vestigingen of taalafdelingen resp. in bepaalde klassen de vakken wiskunde, geschiedenis/aardrijkskunde en natuurwetenschappen/techniek in de eerste vreemde taal te geven, op voorwaarde dat de omvang van de vakken die in de eerste vreemde taal gegeven worden, hoogstens 40 procent van het totale aantal lesuren vertegenwoordigt en op voorwaarde dat de volgende voorwaarden vervuld zijn : 1° de onderwijsinspectie heeft een positief advies gegeven over het hierover uitgewerkte pedagogische concept; 2° het project is de voortzetting van een proefproject dat de gewone lagere school overeenkomstig artikel 6, § 1.2, in het kleuteronderwijs uitgevoerd heeft; 3° het project voorziet in wetenschappelijke begeleiding;4° de onderwijsinspectie evalueert het project na elk schooljaar. Het in het eerste lid, 1°, vermelde concept bevat bijzondere stimuleringsmaatregelen voor leerlingen die een andere moedertaal dan het Duits of het Frans hebben.

De beslissing geldt telkens voor drie schooljaren. »

Art. 98.In artikel 12 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het vijfde lid wordt vervangen als volgt : « Indien in het gewoon lager onderwijs activiteiten in de vakken sport en muziek/kunst in de eerste vreemde taal worden gegeven, hebben de leerkrachten een grondige kennis van die taal en voldoende kennis van de onderwijstaal.» 2° het artikel wordt aangevuld met een zesde lid, luidende : « Indien in het gewoon lager onderwijs, in het kader van een door de Regering goedgekeurd proefproject, de vakken wiskunde, aardrijkskunde/geschiedenis of natuurwetenschappen/techniek in de eerste vreemde taal gegeven worden, hebben de leerkrachten een grondige kennis van die taal en voldoende kennis van de onderwijstaal. »

Art. 99.In hetzelfde decreet wordt een ondertitel IV.1 ingevoegd, die artikel 24.1 bevat, luidende : « Ondertitel IV.1 - Wervingsambten voor het personeel van het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren Art. 24.1. Voorwaarde De personeelsleden hebben een grondige kennis van het Duits.

Begeleidt het centrum een Franstalige of Nederlandstalige basisschool of basisschoolafdeling, dan zorgt de inrichtende macht van het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren ervoor dat de leerlingen in de betrokken taal begeleid worden. »

Art. 100.Artikel 52 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 6 juni 2005 en 21 april 2008, wordt aangevuld met een achtste lid, luidende : « Voor de personeelsleden die vóór 1 september 2014 in het onderwijs in de Duitstalige Gemeenschap in dienst waren en die vóór 1 september 2014 houder waren van een DELF-DALF diploma waaruit blijkt dat ze aan het niveau C1 of C2 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor talen voldoen, wordt ervan uitgegaan dat de voorwaarde vermeld in artikel 26, § 1, bepaling onder 5.1, b), vervuld is. »

Art. 101.In titel X van hetzelfde decreet wordt een artikel 52.1 ingevoegd, luidende : « Art. 52.1. Overgangsbepaling voor het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren In afwijking van artikel 26, § 1, wordt een certificaat over de kennis van het Duits dat vóór 1 september 2014 op het vereiste kennisniveau door het selectiebureau van de federale overheid werd afgegeven, beschouwd als een bewijs van de grondige kennis van het Duits voor de personeelsleden vermeld in artikel 10.2 van het decreet van 31 maart 2014 betreffende het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren.

Onverminderd artikel 26, § 1, kunnen de personeelsleden vermeld in artikel 10.2 van het decreet van 31 maart 2014 betreffende het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren die - om te voldoen aan het statuut dat tot 1 september 2014 op hen van toepassing was - hun grondige kennis van het Duits vóór 1 september 2014 konden bewijzen met een certificaat over hun kennis van het Duits dat op het vereiste kennisniveau door het selectiebureau van de federale overheid werd afgegeven, dat blijven doen. HOOFDSTUK 2 4. - Wijziging van het decreet van 1 juni 2004 betreffende de gezondheidspromotie en inzake medische preventie

Art. 102.In artikel 8, § 1, van het decreet van 1 juni 2004 betreffende de gezondheidspromotie en inzake medische preventie worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bepaling onder 5° worden de woorden "twee vertegenwoordigers van de psycho-medisch-sociale centra en van de gezondheidscentra;" vervangen door de woorden "een vertegenwoordiger van het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren;"; 2° de bepaling onder 6° wordt opgeheven. HOOFDSTUK 2 5. - Wijziging van het decreet van 6 juni 2005 houdende maatregelen inzake onderwijs 2005

Art. 103.Het eerste lid van artikel 24 van het decreet van 6 juni 2005 houdende maatregelen inzake onderwijs 2005 wordt vervangen als volgt : « De inrichtende macht geeft de in artikel 22 vermelde personeelsleden die in actieve dienst zijn, uitzonderlijk verlof wegens overmacht indien : 1° één van de hierna volgende personen, die met het personeelslid onder één dak woont, ziek of gestorven is.De personen zijn : de echtgenoot, de levensgezel, een verwante, een door huwelijk verwante, een verwante van de levensgezel, een persoon opgenomen in het kader van adoptie of pleegzorg; of 2° een familielid van de eerste graad van het personeelslid dat niet met het personeelslid onder één dak woont, maar ziek of gestorven is. » HOOFDSTUK 2 6. - Wijziging van het decreet van 27 juni 2005 houdende oprichting van een autonome hogeschool

Art. 104.In artikel 5.23 van het decreet van 27 juni 2005 houdende oprichting van een autonome hogeschool worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de bepaling onder 1° wordt vervangen als volgt : « 1° bij de terugkeer van een titularis van een betrekking of van een personeelslid dat tijdelijk vervangen werd;» 2° in de bepalingen onder 2° en 3° worden de woorden "de betrekking" telkens vervangen door de woorden "een betrekking";3° de bepaling onder 5° wordt opgeheven; 4° het artikel wordt aangevuld met een tweede lid, luidende : « In de gevallen vermeld in het eerste lid, 1° tot 3°, worden de betrekkingen in het betrokken ambt afgebouwd in omgekeerde volgorde van de rangschikking die voortvloeit uit de vergelijking van de aanspraken en verdiensten vermeld in artikel 5.17bis. »

Art. 105.Het tweede en het derde lid van artikel 5.33 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 25 mei 2009, worden opgeheven.

Art. 106.Artikel 5.90, vierde lid, van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt : « In geval van verlof wegens ziekte of gebrekkigheid, tijdens een bevallingsverlof en tijdens de afwezigheden in het kader van een geboorte vermeld in de artikelen 42 tot 43bis van de Arbeidswet van 16 maart 1971 wordt de premie verder uitbetaald, voor zover het departementshoofd niet door het ziekenfonds wordt vergoed. »

Art. 107.Artikel 5.100, zesde lid, van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt : « In geval van verlof wegens ziekte of gebrekkigheid, tijdens een bevallingsverlof en tijdens de afwezigheden in het kader van een geboorte vermeld in de artikelen 42 tot 43bis van de Arbeidswet van 16 maart 1971 wordt de premie verder uitbetaald, voor zover de directeur niet door het ziekenfonds wordt vergoed. »

Art. 108.In artikel 5.105 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 25 oktober 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1 wordt aangevuld met een tweede lid, luidende : « In afwijking van het eerste lid ontvangt een externe evaluator die na 1 september 2014 in dat ambt aangesteld wordt, een wedde op basis van de volgende weddeschalen vermeld in de bijlage bij het koninklijke besluit van 27 juni 1974 waarbij op 1 april 1972 worden vastgesteld de schalen verbonden aan de ambten van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch en psychosociaal personeel bij de rijksonderwijsinrichtingen, aan de ambten van de leden van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze inrichtingen en aan de ambten van de leden van de inspectiedienst van het schriftelijk onderwijs en van het gesubsidieerd lager onderwijs, en de schalen verbonden aan de graden van het personeel van de psycho-medisch-sociale centra van de Staat : 1° externe evaluator die ten minste een diploma van het hoger onderwijs van de tweede graad bezit 471 2° externe evaluator die niet ten minste een diploma van het hoger onderwijs van de tweede graad bezit 270 » 2° paragraaf 2, derde lid, van hetzelfde artikel wordt vervangen als volgt : « In geval van verlof wegens ziekte of gebrekkigheid, tijdens een bevallingsverlof en tijdens de afwezigheden in het kader van een geboorte vermeld in de artikelen 42 tot 43bis van de Arbeidswet van 16 maart 1971 worden de premies vermeld in de §§ 1 en 2 verder uitbetaald, voor zover de externe evaluator niet door het ziekenfonds wordt vergoed.»

Art. 109.De artikelen 7.7 en 7.8 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 25 juni 2007, worden opgeheven.

Art. 110.In artikel 7.9, § 1, en artikel 7.10, § 1, van hetzelfde decreet wordt de inleidende zin telkens vervangen als volgt : « Op de volgende overtredingen staan strafmaatregelen : » HOOFDSTUK 2 7. - Wijziging van het decreet van 25 juni 2007 houdende maatregelen inzake onderwijs 2007

Art. 111.In artikel 73 van het decreet van 25 juni 2007 houdende maatregelen inzake onderwijs 2007 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de bepaling onder 3° wordt vervangen als volgt : « 3° de personeelsleden van het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren;» 2° het artikel wordt aangevuld met een bepaling onder 4°, luidende : « 4° de inrichtende machten van de onderwijsinrichtingen of PMS-centra waar de personeelsleden vermeld in de bepalingen onder 1° tot 3° werkzaam zijn en waar studenten overeenkomstig dit hoofdstuk begeleid worden.»

Art. 112.In artikel 74 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bepalingen onder 3° en 4° wordt het woord "Franse" vervangen door de woorden "Franse of Vlaamse";2° de bepaling onder 5° wordt opgeheven.

Art. 113.In artikel 76, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt het woord "scholen" vervangen door het woord "onderwijsinrichtingen". HOOFDSTUK 2 8. - Wijziging van het decreet van 21 april 2008 houdende valorisatie van het lerarenberoep

Art. 114.In artikel 103 van het decreet van 21 april 2008 houdende valorisatie van het lerarenberoep, gewijzigd bij het decreet van 23 maart 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bepaling onder 4° wordt de punt op het einde van de zin vervangen door een kommapunt;2° het artikel wordt aangevuld met een bepaling onder 5°, luidende : « 5° de personeelsleden in het wervingsambt van coördinator van een centrum voor onderwijs met beperkt leerplan dat door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd wordt.»

Art. 115.Artikel 104 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 11 mei 2009, wordt aangevuld met een derde lid, luidende : « Wanneer het gaat om personeelsleden die houder zijn van een buitenlands studiegetuigschrift geschiedt de rangschikking in het diplomaniveau vermeld in het eerste lid op basis van de verkregen gelijkstelling van diploma's met terugwerking tot de eerste dag van de maand waarin de door het personeelslid gedateerde en ondertekende aanvraag om gelijkstelling van diploma's, samen met de vereiste stukken, bij het Onderwijsbestuur werd ingediend. »

Art. 116.Artikel 111.7, eerste lid, 2°, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 16 juli 2012, wordt vervangen als volgt : « 2° zich in actieve dienst bevinden of ter beschikking gesteld zijn wegens ontstentenis van betrekking en wachtgeld of een wachtweddetoelage ontvangen. »

Art. 117.Artikel 111.9 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 31 maart 2014, wordt aangevuld met een paragraaf 5, luidende : « § 5. De personeelsleden vermeld in artikel 10.2 van het decreet van 31 maart 2014 betreffende het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren die onder de artikelen 6.44 en 6.48 tot 6.51 van hetzelfde decreet vallen, worden in het betrokken ambt alleen dan overeenkomstig de in de §§ 1 tot 4 bepaalde weddeschalen bezoldigd indien de waarden van die nieuwe weddeschalen hoger zijn dan die van de weddeschalen die ze tot de inwerkingtreding van hetzelfde decreet hadden. » HOOFDSTUK 2 9. - Wijziging van het decreet van 11 mei 2009 over het centrum voor bevorderingspedagogiek, ter verbetering van de gespecialiseerde pedagogische ondersteuning in de gewone en gespecialiseerde scholen, evenals ter aanmoediging van de ondersteuning van leerlingen met een beperking of met aanpassings- of leermoeilijkheden in de gewone en gespecialiseerde scholen

Art. 118.In artikel 7, § 1, eerste lid, van het decreet van 11 mei 2009 over het Centrum voor bevorderingspedagogiek, ter verbetering van de gespecialiseerde pedagogische ondersteuning in de gewone en gespecialiseerde scholen, evenals ter aanmoediging van de ondersteuning van leerlingen met een beperking of met aanpassings- of leermoeilijkheden in de gewone en gespecialiseerde scholen, gewijzigd bij de decreten van 28 juni 2010 en 31 maart 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bepaling onder 15° wordt de punt op het einde van de zin vervangen door een kommapunt;2° het artikel wordt aangevuld met een bepaling onder 16°, luidende : « 16° een vertegenwoordiger van het departement van het Ministerie dat bevoegd is voor jeugdbijstand.» HOOFDSTUK 3 0. - Winziging van het decreet van 25 mei 2009 over maatregelen inzake onderwijs en opleiding 2009

Art. 119.In artikel 18, eerste lid, van het decreet van 25 mei 2009 over maatregelen inzake onderwijs en opleiding 2009 wordt de bepaling onder 1° vervangen als volgt : « 1. de inrichting van hun werkplek; ». HOOFDSTUK 3 1. - Wijziging van het decreet van 25 oktober 2010 houdende pedagogische en administratieve vernieuwingen in het onderwijs

Art. 120.In hoofdstuk 1 van het decreet van 25 oktober 2010 houdende pedagogische en administratieve vernieuwingen in het onderwijs, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 5 mei 2014, wordt een artikel 3.1 ingevoegd, luidende : « Artikel 3.1. Houder van een diploma van onderwijzer voor het lager onderwijs Personeelsleden die één van de ambten vermeld in artikel 1, § 2, 3°, a), tot c), of 4°, a), tot d), bekleden, worden geacht te voldoen aan de voorwaarde vermeld in artikel 1, § 1, 3°, 4° en 5°, als ze een diploma van onderwijzer voor het lager onderwijs hebben. » HOOFDSTUK 3 2. - Wijziging van het decreet van 25 juni 2012 over de onderwijsinspectie en het adviespunt voor schoolontwikkeling

Art. 121.In artikel 23, § 2, eerste lid, van het decreet van 25 juni 2012 over de onderwijsinspectie en het adviespunt voor schoolontwikkeling, gewijzigd bij het decreet van 24 juni 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bepaling onder 6° wordt de punt op het einde van de zin vervangen door een kommapunt;2° artikel 23, § 2, eerste lid, wordt aangevuld met een bepaling onder 7°, luidende : « 7° vanaf 59 jaar : 32 dagen.» HOOFDSTUK 3 3. - Wijziging van het decreet van 31 maart 2014 betreffende het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren

Art. 122.In artikel 3.3 van het decreet van 31 maart 2014 betreffende het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bepaling onder 7° wordt de punt op het einde van de zin vervangen door een kommapunt;2° het artikel wordt aangevuld met een bepaling onder 8°, luidende : « 8° aan de dienst die door de Regering belast is met het toezicht op de jeugdkampen advies te verstrekken omtrent artikel 14 van het decreet van 6 december 2011 ter ondersteuning van het jeugdwerk.»

Art. 123.Artikel 6.2, 1°, d), van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt : « d) adjunct »

Art. 124.In artikel 6.3, § 1, van hetzelfde decreet wordt de bepaling onder 4° vervangen als volgt : « 4° adjunct : ten minste een diploma van het hoger onderwijs van de tweede graad; »

Art. 125.In artikel 6.16 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het derde lid wordt aangevuld met de volgende zin : « De kandidaat bewijst zijn toereikende diensten door onder meer de attesten vermeld in artikel 6.30 bij te voegen. » 2° het artikel wordt aangevuld met een vierde lid, luidende : « Werd een personeelslid al één keer voor een doorlopende duur aangesteld, dan geldt deze aanstelling vanaf dit ogenblik als een over de volgende schooljaren heen lopende kandidatuur voor het betrokken ambt.»

Art. 126.Artikel 6.21 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.

Art. 127.In artikel 6.47 van hetzelfde decreet wordt het tweede lid vervangen als volgt : « Een personeelslid heeft recht op verlof onder dezelfde voorwaarden als het bestuurs- en onderwijzend personeel in het gemeenschapsonderwijs, met uitzondering van het jaarlijks vakantieverlof. »

Art. 128.In artikel 6.49, eerste lid, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bepaling onder 6° wordt de punt op het einde van de zin vervangen door een kommapunt; 2° artikel 6.49, eerste lid, wordt aangevuld met een bepaling onder 7°, luidende : « 7° vanaf 59 jaar : 32 dagen. »

Art. 129.Artikel 6.51 van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt : « Art. 6.51. § 1. Bovenop de wettelijke feestdagen hebben de personeelsleden dienstvrijstelling op 2 en 15 november, op 26 december, op carnavalsmaandag, op carnavalsdinsdag en op de dag van de Duitstalige Gemeenschap.

De kermismaandag in de plaats waar zich de centrale hoofdvestiging of de lokale vestiging bevindt, is voor de betrokken personeelsleden een verlofdag. Indien de sluiting van de centrale hoofdvestiging of van de lokale vestiging in het belang van de dienst onmogelijk is, kan de verlofdag gecompenseerd worden onder de voorwaarden bepaald in § 2. § 2. Indien een wettelijke feestdag of een in § 1, eerste lid, bepaalde dag met een zaterdag of een zondag samenvalt, kan een vrij te bepalen dag compensatieverlof worden genomen; voor de aanvraag van dat compensatieverlof gelden dezelfde regels als voor de aanvraag van jaarlijks vakantieverlof. In geval van deeltijds werk wordt het recht op compensatieverlof proportioneel verminderd.

In afwijking van het eerste lid kan de raad van bestuur de compensatiedagen vastleggen. De personeelsleden die op die dagen toch moeten werken, kunnen die dagen inhalen; voor de aanvraag van dat compensatieverlof gelden de regels bepaald in het eerste lid. »

Art. 130.Artikel 6.87, § 2, tweede lid, van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt : « In geval van verlof wegens ziekte of gebrekkigheid, tijdens een bevallingsverlof en tijdens de afwezigheden in het kader van een geboorte vermeld in de artikelen 42 tot 43bis van de Arbeidswet van 16 maart 1971 wordt de premie verder uitbetaald, voor zover de coördinator, het hoofd van een lokale vestiging resp. de directeur niet door het ziekenfonds wordt vergoed. »

Art. 131.Titel 6 van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een ondertitel 11, luidende : « Ondertitel 11 - Opdracht van het personeel »

Art. 132.In titel 6, ondertitel 11, van hetzelfde decreet wordt een artikel 6.90 ingevoegd, luidende : « Art. 6.90 - Algemeen Tot de opdrachten van de personeelsleden behoren de diensten die noodzakelijkerwijs bij de uitoefening van het respectieve ambt horen en andere taken die bijdragen tot de verwezenlijking van de opdrachten vermeld in titel 3 en de activiteiten van het centrum, alsook tot de vervulling van de verplichtingen van de personeelsleden vermeld in de artikelen 6.4 tot 6.9. »

Art. 133.Dezelfde ondertitel wordt aangevuld met een artikel 6.91, luidende : « Art. 6.91 - Vastlegging Na overleg met de betrokken personeelsleden legt de directeur de opdrachten, waarvoor de personeelsleden al hun beroepscompetenties moeten benutten, schriftelijk vast. »

Art. 134.Dezelfde ondertitel wordt aangevuld met een artikel 6.92, luidende : « Art. 6.92 - Directeur Onder voorbehoud van de toepassing van artikel 17 van het bijzonder decreet omvat de opdracht van de directeur de volgende taken : 1° zorgen voor de inhoudelijke en organisatorische leiding van het centrum in opdracht van de raad van bestuur;2° ervoor zorgen dat het centrum zijn opdracht vervult;3° het personeel van het centrum leiden en begeleiden;4° het centrum naar buiten vertegenwoordigen;5° vergaderingen, alsook conferenties voor de organisatorische en inhoudelijke coördinatie van het centrum leiden en organiseren;6° de taakverdeling binnen de diensten regelen in overleg met de coördinatoren, de hoofden van de lokale vestigingen en de personeelsleden;7° nagaan of de wettelijke en reglementaire bepalingen en het interne arbeidsreglement nageleefd worden;8° de samenwerking organiseren en waarborgen met en tussen de personeelsleden, de raad van bestuur en alle relevante partners; daartoe behoren onder meer de inrichtende machten van de scholen, de schoolhoofden, andere diensten die kinderen en jongeren ondersteunen en begeleiden, externe deskundigen; 9° het correcte verloop van interne en externe evaluaties van projecten betreffende de bevordering van de gezonde ontwikkeling en het werk van het centrum organiseren en waarborgen;10° bijscholingen en voortgezette opleidingen organiseren;11° zich permanent bijscholen en voortgezette opleidingen volgen.»

Art. 135.Dezelfde ondertitel wordt aangevuld met een artikel 6.93, luidende : « Art. 6.93 - Coördinator Onder voorbehoud van de toepassing van artikel 17 van het bijzonder decreet omvat de opdracht van de coördinator de volgende taken : 1° zorgen voor de inhoudelijke en organisatorische leiding van het centrum binnen het door de directeur toegewezen takenpakket;2° de conceptuele, organisatorische en inhoudelijke voorschriften binnen het toegewezen takenpakket uitwerken, coördineren en uitvoeren in samenwerking met de directie;3° de hoofden van de lokale vestigingen ondersteunen en nauw met hen samenwerken;4° het personeel begeleiden en ondersteunen, in samenwerking met de directie en de hoofden van de lokale vestigingen;5° de vakkennis van de personeelsleden binnen hun gebied bevorderen en verruimen door bijscholingen en voortgezette opleidingen te organiseren en door inhoudelijke normen binnen hun gebied uit te werken en toe te passen;6° de samenwerking organiseren en waarborgen met en tussen de personeelsleden, de raad van bestuur en alle relevante partners voor hun gebied;daartoe behoren onder meer de inrichtende machten van de scholen, de schoolhoofden, andere diensten die kinderen en jongeren ondersteunen en begeleiden, externe deskundigen; 7° deelnemen aan personeelsvergaderingen, coördinatievergaderingen, werkgroepen en het centrum vertegenwoordigen in organen;8° meewerken aan interne en externe evaluaties van projecten betreffende de bevordering van de gezonde ontwikkeling en het werk van het centrum;9° zich permanent bijscholen en voortgezette opleiding volgen;10° taken uitvoeren die het centrum in staat stellen zijn opdracht te vervullen.»

Art. 136.Dezelfde ondertitel wordt aangevuld met een artikel 6.94, luidende : « Art. 6.94 - Hoofd van een lokale vestiging De opdracht van het hoofd van een lokale vestiging omvat de volgende taken : 1° zorgen voor de inhoudelijke en organisatorische leiding van zijn lokale vestiging binnen het door de directie toegewezen takenpakket;2° de conceptuele, organisatorische en inhoudelijke voorschriften binnen zijn lokale vestiging organiseren, coördineren en uitvoeren in samenwerking met de directie;3° het personeel begeleiden en ondersteunen, in samenwerking met de directie;4° de taakverdeling binnen zijn lokale vestiging regelen;5° de vakkennis van de personeelsleden ondersteunen en verruimen en inhoudelijke normen binnen zijn lokale vestiging toepassen, in samenwerking met de directie;6° de samenwerking organiseren en waarborgen met en tussen de personeelsleden en alle relevante partners voor zijn lokale vestiging; daartoe behoren onder meer de inrichtende machten van de scholen, de schoolhoofden, andere diensten die kinderen en jongeren ondersteunen en begeleiden; 7° deelnemen aan personeelsvergaderingen, coördinatievergaderingen, werkgroepen en het centrum vertegenwoordigen in organen;8° meewerken aan interne en externe evaluaties van projecten betreffende de bevordering van de gezonde ontwikkeling en het werk van het centrum;9° zich permanent bijscholen en voortgezette opleiding volgen;10° taken uitvoeren die het centrum in staat stellen zijn opdracht te vervullen.»

Art. 137.Dezelfde ondertitel wordt aangevuld met een artikel 6.95, luidende : « Art. 6.95 - Adjunct De opdracht van de adjunct omvat de volgende taken : 1° de directie ondersteunen bij de inhoudelijke en organisatorische leiding van het centrum binnen het hem toegewezen takenpakket;2° informatie over thema's die te maken hebben met de bevordering van een gezonde ontwikkeling zoeken, uitwerken en bekendmaken in nauwe samenwerking met de directie, de personeelsleden van het centrum en relevante partners;daartoe behoren onder meer externe deskundigen en andere diensten; 3° de communicatie met de pers organiseren voor het centrum, in nauwe samenwerking met de directie;4° de technische en logistieke kant van openbare en interne evenementen van het centrum regelen, in samenwerking met de directie en de personeelsleden;5° interne dienstinformatie opstellen en voorbereiden;6° de personeelsleden van de dienst ondersteunen bij vragen over de interne communicatie binnen de dienst;daartoe behoren onder meer hulp bij het gebruik van telefoon, mobiele telefoon, PC, laptop of hardware met de mogelijkheid om een beroep te doen op IT-deskundigen buiten het centrum; 7° het interne en externe presentatieplatform op het internet maken en bijhouden;8° deelnemen aan personeelsvergaderingen, coördinatievergaderingen, werkgroepen en het centrum vertegenwoordigen in organen;9° meewerken aan interne en externe evaluaties van projecten betreffende de bevordering van de gezonde ontwikkeling en het werk van het centrum;10° zich permanent bijscholen en voortgezette opleidingen volgen;11° taken uitvoeren die het centrum in staat stellen zijn opdracht te vervullen.»

Art. 138.Dezelfde ondertitel wordt aangevuld met een artikel 6.96, luidende : « Art. 6.96 - Opsteller De opdracht van de opsteller omvat de volgende taken : 1° de directie resp.de leiding van de lokale vestiging ondersteunen bij de inhoudelijke en organisatorische leiding van het centrum resp. de lokale vestiging binnen het hem toegewezen takenpakket; 2° secretariaatswerk organiseren en uitvoeren;3° de boekhouding organiseren en bijhouden;daartoe behoort onder meer : bestellingen opmaken, aannemen en controleren, geleverde goederen verdelen, de interne en externe boekhouding uitvoeren en ondersteunen; 4° evaluatie- en jaarverslagen voorbereiden en opvolgen, alsook statistieken over specifieke onderwerpen opmaken en bewerken, zo nodig in samenwerking met andere personeelsleden;5° vergaderingen en conferenties plannen, organiseren en daarbij assisteren;6° voor de administratieve en logistieke planning, de organisatie en de ondersteuning zorgen bij medische en preventieve onderzoeken in de lokale vestigingen of in de preventiediensten, in samenwerking met de bevoegde personeelsleden;daartoe behoort onder meer het volgende : dossiers voorbereiden, lijsten opmaken, het vervoer van de kinderen en de jongeren regelen; 7° deelnemen aan personeelsvergaderingen, coördinatievergaderingen, werkgroepen en het centrum vertegenwoordigen in organen;8° meewerken aan interne en externe evaluaties van projecten betreffende de bevordering van de gezonde ontwikkeling en het werk van het centrum;9° zich permanent bijscholen en voortgezette opleidingen volgen;10° taken uitvoeren die het centrum in staat stellen zijn opdracht te vervullen.»

Art. 139.Dezelfde ondertitel wordt aangevuld met een artikel 6.97, luidende : « Artikel 6.97 - Psycho-pedagogisch assistent, pedagogisch adviseur en psycholoog De opdracht van de psycho-pedagogisch assistent, de pedagogisch adviseur en de psycholoog omvat de volgende taken : 1° kinderen en jongeren adviseren, begeleiden en op weg helpen bij vragen en noden om hun gezonde ontwikkeling te waarborgen en te bevorderen in nauwe samenwerking met zijn collega's en met de relevante partners;daartoe behoren onder meer personen belast met de opvoeding, schoolhoofden, leerkrachten, andere diensten die kinderen en jongeren ondersteunen en begeleiden, therapeuten, externe deskundigen; 2° personen belast met de opvoeding, families en personeelsleden van de onderwijsinstellingen adviseren, begeleiden en op weg helpen;3° de psychosociale competenties van kinderen, jongeren, personen belast met de opvoeding, families en medewerkers van de onderwijsinstellingen ondersteunen en versterken;4° samenwerken met zijn collega's en met de relevante partners;5° deelnemen aan personeelsvergaderingen, coördinatievergaderingen, werkgroepen en het centrum vertegenwoordigen in organen;6° meewerken aan interne en externe evaluaties van projecten betreffende de bevordering van de gezonde ontwikkeling en het werk van het centrum;7° zich permanent bijscholen en voortgezette opleidingen volgen;8° taken uitvoeren die het centrum in staat stellen zijn opdracht te vervullen.»

Art. 140.Dezelfde ondertitel wordt aangevuld met een artikel 6.98, luidende : « Art. 6.98 - Maatschappelijk assistent De opdracht van de maatschappelijk assistent omvat de volgende taken : 1° kinderen en jongeren adviseren, begeleiden en op weg helpen bij vragen en noden om hun gezonde ontwikkeling te waarborgen en te bevorderen in nauwe samenwerking met zijn collega's en met de relevante partners;daartoe behoren onder meer personen belast met de opvoeding, schoolhoofden, leerkrachten, andere diensten die kinderen en jongeren ondersteunen en begeleiden, therapeuten, externe deskundigen; 2° personen belast met de opvoeding, families en personeelsleden van de onderwijsinstellingen adviseren, begeleiden en op weg helpen;3° de sociale competenties van kinderen, jongeren, personen belast met de opvoeding, families en medewerkers van de onderwijsinstellingen ondersteunen en versterken;4° samenwerken met zijn collega's en met de relevante partners;5° deelnemen aan personeelsvergaderingen, coördinatievergaderingen, werkgroepen en het centrum vertegenwoordigen in organen;6° meewerken aan interne en externe evaluaties van projecten betreffende de bevordering van de gezonde ontwikkeling en het werk van het centrum;7° zich permanent bijscholen en voortgezette opleidingen volgen;8° taken uitvoeren die het centrum in staat stellen zijn opdracht te vervullen.»

Art. 141.Dezelfde ondertitel wordt aangevuld met een artikel 6.99, luidende : « Art. 6.99 - Verpleegkundige De opdracht van de verpleegkundige omvat de volgende taken : 1° kinderen en jongeren adviseren, begeleiden en op weg helpen bij vragen en noden om hun gezonde ontwikkeling te waarborgen en te bevorderen in nauwe samenwerking met zijn collega's en met de relevante partners;daartoe behoren onder meer personen belast met de opvoeding, schoolhoofden, leerkrachten, andere diensten die kinderen en jongeren ondersteunen en begeleiden, therapeuten, externe deskundigen, artsen; 2° personen belast met de opvoeding, families en personeelsleden van de onderwijsinstellingen adviseren, begeleiden en op weg helpen;3° medische en preventieve onderzoeken organiseren en uitvoeren in de lokale vestiging en in preventiediensten, in samenwerking met artsen;4° in samenwerking met artsen en via de scholen medische en preventieve onderzoeken organiseren en uitvoeren in de lokale vestiging, op school, in preventiediensten en zo nodig in het kader van huisbezoeken;5° statistieken opmaken over zijn werkterrein volgens de aanwijzingen van de directie en van het hoofd van de lokale vestiging;6° het medisch dossier opmaken en aanvullen, in samenwerking met de bevoegde arts;7° eerste hulp verlenen aan zieke of gewonde kinderen, jongeren, collega's en personeelsleden van de onderwijsinstellingen;8° samenwerken met zijn collega's en met de relevante partners;9° deelnemen aan personeelsvergaderingen, coördinatievergaderingen, werkgroepen en het centrum vertegenwoordigen in organen;10° meewerken aan interne en externe evaluaties van projecten betreffende de bevordering van de gezonde ontwikkeling en het werk van het centrum;11° zich permanent bijscholen en voortgezette opleidingen volgen;12° taken uitvoeren die het centrum in staat stellen zijn opdracht te vervullen.»

Art. 142.Dezelfde ondertitel wordt aangevuld met een artikel 6.100, luidende : « Art. 6.100 - Adviseur voor vroegkinderlijke ontwikkeling De opdracht van de adviseur voor vroegkinderlijke ontwikkeling omvat de volgende taken : 1° in de lokale vestiging, in het kader van initiatieven waarbij men zelf naar de mensen toe gaat en in het kader van telefonische adviesverlening zwangere vrouwen, paren, families, personen belast met de opvoeding van baby's en peuters adviseren, begeleiden en op weg helpen bij vragen en noden om hun gezonde ontwikkeling te waarborgen en te bevorderen in nauwe samenwerking met zijn collega's en met de relevante partners;daartoe behoren onder meer vroedvrouwen, verpleegkundigen, kinderverzorgers, andere diensten die kinderen en jongeren ondersteunen en begeleiden, families en baby's en peuters, therapeuten, externe deskundigen, artsen; 2° in samenwerking met artsen, medische en preventieve onderzoeken organiseren en uitvoeren in de lokale vestiging, in preventiediensten en in het kader van initiatieven waarbij men zelf naar de mensen toe gaat;3° de opvoedingscompetenties en het zelfvertrouwen van personen belast met de opvoeding en families versterken;4° zwangere vrouwen alsook moeders en vaders die zich in een precaire levenssituatie bevinden adviseren, begeleiden en op weg helpen;5° zelfstandige onthaalouders begeleiden en adviseren, alsook adviezen opmaken over de zelfstandige onthaalouders in de Duitstalige Gemeenschap;6° statistieken opmaken over zijn werkterrein volgens de aanwijzingen van de directie en van het hoofd van de lokale vestiging;7° het medisch dossier opmaken en aanvullen, in samenwerking met de bevoegde arts;8° samenwerken met zijn collega's en met de relevante partners;9° deelnemen aan personeelsvergaderingen, coördinatievergaderingen, werkgroepen en het centrum vertegenwoordigen in organen;10° meewerken aan interne en externe evaluaties van projecten betreffende de bevordering van de gezonde ontwikkeling en het werk van het centrum;11° zich permanent bijscholen en voortgezette opleidingen volgen;12° taken uitvoeren die het centrum in staat stellen zijn opdracht te vervullen.»

Art. 143.Dezelfde ondertitel wordt aangevuld met een artikel 6.101, luidende : « Art. 6.101 - Medewerker voor tandverzorging op school De opdracht van de medewerker voor tandverzorging op school omvat de volgende taken : 1° kinderen en jongeren, personen belast met de opvoeding, families en personeelsleden van de onderwijsinstellingen adviseren, begeleiden en op weg helpen op het gebied van mond- en tandhygiëne, in nauwe samenwerking met zijn collega's en met de relevante partners;daartoe behoren onder meer artsen, verpleegkundigen, begeleiders, opvoeders, externe deskundigen; 2° personeelsleden van de onderwijsinstellingen, personen belast met de opvoeding en families sensibiliseren voor en informeren over mond- en tandhygiëne;3° in de onderwijsinstellingen activiteiten uitvoeren ter bevordering van een gezonde mond- en tandhygiëne;gezond eetgedrag, beweging en een gezonde schoolomgeving, in samenwerking met zijn collega's, de personeelsleden van de onderwijsinstellingen en de relevante partners; 4° bijlessen over mond- en tandhygiëne organiseren en geven;5° de noodzakelijke verslagen en dossiers over mond- en tandhygiëne opmaken en aanvullen;6° samenwerken met zijn collega's en met de relevante partners;7° deelnemen aan personeelsvergaderingen, coördinatievergaderingen, werkgroepen en het centrum vertegenwoordigen in organen;8° meewerken aan interne en externe evaluaties van projecten betreffende de bevordering van de gezonde ontwikkeling en het werk van het centrum;9° zich permanent bijscholen en voortgezette opleidingen volgen;10° taken uitvoeren die het centrum in staat stellen zijn opdracht te vervullen.»

Art. 144.In artikel 7.3 van hetzelfde decreet worden de woorden "vijf betrekkingen en een halve betrekking" vervangen door de woorden "zes betrekkingen".

Art. 145.In artikel 7.5, § 1, van hetzelfde decreet wordt het getal "35" vervangen door het getal "36".

Art. 146.De artikelen 8.6 en 8.7 van hetzelfde besluit worden opgeheven.

Art. 147.In titel 8 van hetzelfde decreet wordt een ondertitel 6 ingevoegd, die artikel 8.10 bevat, luidende : « Ondertitel 6 - Presentiegeld en reiskostenvergoeding voor de leden van de raad van bestuur Art. 8.10 - Principe De Regering legt het presentiegeld en de reiskostenvergoeding vast waarop de leden van de raad van bestuur van het centrum recht hebben. »

Art. 148.In artikel 10.4, § 2, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het tweede lid wordt vervangen als volgt : « Het personeelslid dat een beroep doet op de regeling vermeld in § 1, eerste lid, en dat overgenomen is van de instelling vermeld in artikel 10.2, § 1, tweede lid, 4°, wordt vanaf de uitwerkingsdatum bezoldigd volgens het administratief statuut van de stad Eupen van 3 juni 1996. » 2° artikel 10.4, § 2, wordt aangevuld met een derde en een vierde lid, luidende : « Het personeelslid dat een beroep doet op de regeling vermeld in § 1, eerste lid, en dat overgenomen is van de instelling vermeld in artikel 10.2, § 1, tweede lid, 5°, wordt vanaf de uitwerkingsdatum bezoldigd overeenkomstig het besluit van de Regering van 22 juni 2001 tot vaststelling van de berekeningsgrondslagen voor de subsidiëring van de personeelskosten in de sectoren "sociale aangelegenheden" en "gezondheid".

Het personeelslid dat een beroep doet op de regeling vermeld in § 1, eerste lid, en dat overgenomen is van een inrichting vermeld in artikel 10.2, § 1, tweede lid, 6° tot 7°, wordt vanaf de uitwerkingsdatum bezoldigd overeenkomstig het besluit van de Regering van 27 december 1996 houdende organisatie van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap en houdende regeling van de aanwerving, de loopbaan en de bezoldiging van de ambtenaren of overeenkomstig het besluit van de Regering van 17 juli 2003 tot bepaling van de rechtspositie van het contractueel personeel van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap en van bepaalde organismen van openbaar nut. »

Art. 149.Artikel 10.7 van hetzelfde decreet wordt aangevuld met de paragrafen 3 en 4, luidende : « § 3. Indien de eerste coördinatoren of eerste hoofden van een lokale vestiging op de datum van inwerkingtreding van dit decreet definitief benoemd zijn in het ambt van directeur van een psycho-medisch-sociaal centrum, worden ze in afwijking van artikel 6.87, § 1, eerste lid, bezoldigd overeenkomstig de weddeschaal 471 vermeld in de bijlage bij het koninklijk besluit van 27 juni 1974 waarbij op 1 april 1972 worden vastgesteld de schalen verbonden aan de ambten van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch en psychosociaal personeel bij de rijksonderwijsinrichtingen, aan de ambten van de leden van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze inrichtingen en aan de ambten van de leden van de inspectiedienst van het schriftelijk onderwijs en van het gesubsidieerd lager onderwijs, en de schalen verbonden aan de graden van het personeel van de psycho-medisch-sociale centra van de Staat, verhoogd met een maandelijkse premie van 357,09 euro.

Indien de aanwijzing van de eerste coördinatoren of eerste hoofden van een lokale vestiging vermeld in het eerste lid eindigt na het verstrijken van de periode bepaald in de oprichtingsovereenkomst vermeld in § 1, eerste lid, en indien diezelfde persoon met toepassing van titel 6, ondertitel 10, door de raad van bestuur opnieuw aangewezen wordt, wordt die persoon overeenkomstig het eerste lid bezoldigd tot zijn definitieve ambtsneerlegging. § 4. Indien een personeelslid vermeld in artikel 10.2 dat door de oprichtingspartners in de oprichtingsovereenkomst vermeld in § 1, eerste lid, als eerste hoofd van een lokale vestiging of eerste coördinator aangewezen werd, zijn oorspronkelijke ambt hervat, kan het beslissen om de regeling van de wekelijkse arbeidstijd en de regeling van de jaarlijkse vakantie van de overgenomen instelling, alsook de door de vroegere werkgever toegekende voordelen tot zijn definitieve ambtsneerlegging te behouden. Om in aanmerking te komen voor die regeling, deelt het personeelslid zijn beslissing uiterlijk twee maanden voor de hervatting van zijn oorspronkelijke ambt schriftelijk mee aan de raad van bestuur.

Het personeelslid dat gebruik maakt van de regeling vermeld in het eerste lid, wordt vanaf de hervatting van zijn oorspronkelijke ambt bezoldigd overeenkomstig artikel 10.4, § 2. »

Art. 150.Artikel 10.8 van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een derde lid, luidende : « In afwijking van het eerste lid kunnen vroegere personeelsleden van één van de overgenomen inrichtingen die houder zijn van het bekwaamheidsbewijs vermeld in artikel 6.3, § 1, 6°, tijdelijk aangesteld of vast benoemd worden in het ambt vermeld in artikel 6.2, 1°, f), indien ze tussen 1 september 2012 en 31 augustus 2014 minstens 15 weken lang en minstens voor een halve opdracht bij een van de overgenomen inrichtingen in dienst waren. »

Art. 151.Artikel 10.10 van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt : « Art. 10.10 - Inwerkingtreding Dit decreet treedt in werking op 1 juli 2014, met uitzondering van artikel 4.11, § 1, tweede lid, dat in werking treedt op 1 september 2016 en met uitzondering van de artikelen 10.2 tot 10.9, die in werking treden op 1 september 2014. » HOOFDSTUK 3 4. - Slotbepalingen

Art. 152.Het koninklijk besluit van 30 januari 1979 betreffende de toekenning van een vakantiegeld aan het personeel van 's lands algemeen bestuur wordt opgeheven voor het onderwijs.

Art. 153.De artikelen 61 en 62 van het decreet van 23 maart 2009 betreffende de organisatie van het deeltijdse kunstonderwijs worden opgeheven.

Art. 154.Dit decreet treedt in werking op 1 september 2015, met uitzondering van : 1. artikel 116, dat uitwerking heeft met ingang van 1 januari 2013;2. artikel 100, dat uitwerking heeft met ingang van 1 januari 2014;3. artikel 147, dat uitwerking heeft met ingang van 15 juni 2014;4. de artikelen 1, 29, 32, 79, 82, 83, 84, 96, 99, 101, 117, 119, 127, 129, 144, 148, 149, eerste lid, en 150, die uitwerking hebben met ingang van 1 september 2014;5. de artikelen 122 en 149, tweede lid, die op 1 juli 2015 in werking treden;6. artikel 4, 2°, artikel 6, 3°, artikel 18, artikel 20, artikel 36, 2°, artikel 38, artikel 39, 3°, artikel 85, 2°, artikel 87, artikel 88, 3°, en artikel 120, die in werking treden op 1 januari 2016. Wij kondigen dit decreet af en bevelen dat het door het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Eupen, 29 juni 2015.

O. PAASCH De Minister-President Mevr. I. WEYKMANS De Viceminister-President, Minister van Cultuur, Werkgelegenheid en Toerisme A. ANTONIADIS De Minister van Gezin, Gezondheid en Sociale Aangelegenheden H. MOLLERS De Minister van Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek _______ Nota (1) Zitting 2014-2015. Parlementaire stukken : 64 (2014-2015), nr. 1. Ontwerp van decreet. 64 (2014-2015), nr. 2. Voorstellen tot wijziging. 64 (2014-2015), nr. 3. Voorstellen tot wijziging. 64 (2014-2015), nr. 4. Voorstellen tot wijziging. 64 (2014-2015), nr. 5. Verslag. 64 (2014-2015), nr. 6. Voorstellen tot wijziging van de door de commissie aangenomen tekst.

Integraal verslag : 29 juni 2015, nr. 15. Bespreking en aanneming.

^