Etaamb.openjustice.be
Decreet van 29 november 2012
gepubliceerd op 11 maart 2013

Decreet tot wijziging van het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2013029148
pub.
11/03/2013
prom.
29/11/2012
ELI
eli/decreet/2012/11/29/2013029148/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

29 NOVEMBER 2012. - Decreet tot wijziging van het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd (1)


Het Parlement van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Er wordt een inleidende titel, luidend als volgt, ingevoegd in het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd : « Inleidende titel : algemeen kader waartoe het Decreet inzake hulpverlening aan de jeugd behoort.

Het decreet rust op de volgende beginsels : 1° De gespecialiseerde hulpverlening aan de jeugd is aanvullend en suppletoir bij de andere vormen van algemene maatschappelijke hulpverlening.2° De voorrang wordt aan de algemene preventie verleend.3° De hulpverlening aan de jeugd kadert in een aanpak tot onttrekking aan de gerechtelijke macht en subsidiariteit van de afdwingbare hulpverlening tegenover de vrijwillige hulpverlening.4° Elke opgelegde hulpverleningsmaatregel, met inbegrip van deze om voor de plaatsing van een kind te zorgen, in dringend noodgeval en bij gebrek aan een overeenkomst met de begunstigden van de hulpverlening, wordt door de Franse Gemeenschap uitgevoerd in het kader van een gerechtelijke beslissing.Hetzelfde geldt voor de plaatsing in een overheidsinstelling, de maatregel om intensief educatief begeleid te worden en om individueel begeleid te worden of de maatregel die een toezicht inhoudt of een toezicht van de dienst voor gerechtelijke bescherming. Elke betwisting betreffende de toekenning, de weigering tot toekenning en de nadere regels voor de toepassing van een maatregel tot individuele hulpverlening genomen in het kader van het decreet wordt aanhangig gemaakt bij de Jeugdrechtbank. 5° De hulpverlening moet prioritair plaatsvinden in de leefomgeving, waarbij de verwijdering van deze de uitzondering moet zijn.6° Jongeren en hun families hebben recht op gespecialiseerde hulpverlening en de inachtneming van hun rechten en vrijheden waaronder deze verwoord in de Grondwet en het Verdrag inzake de rechten van het kind, met inbegrip van de rechten van het kind dat gescheiden is van beide ouders of van één van beide om regelmatige persoonlijke relaties en directe contacten met ze te hebben, behoudens als dit tegen het hoger belang van het kind indruist alsook het recht op deelneming.7° Via de deelneming van de begunstigden, de vernieuwende en evaluerende praktijken werken de erkende en openbare diensten ten bate van de constante verbetering van de kwaliteit van de hulp verleend aan de jongeren en de families.8° De opvang door de al dan niet door de hulpverlening aan de jeugd erkende diensten en door de overheidsinstellingen beantwoordt aan erkende behoeften inzake jeugddelinquentie, met als doel de maatschappelijke herinschakeling van de jongere waaraan een educatieve en herstelgerichte aanpak ten grondslag ligt.9° De coördinatie en het overleg tussen de verschillende sectoren en instanties die bijdragen tot de toepassing van dit decreet worden beoogd.10° De Franse Gemeenschap zorgt voor het informeren en de opleiding bij de indiensttreding en de voortgezette opleiding van het personeel van de erkende diensten en van de openbare diensten van de sector van de hulpverlening aan de jeugd die bijdragen tot de toepassing van dit decreet.11° De Franse Gemeenschap staat in voor het informeren van het geheel van de burgers inzake hulpverlening aan de jeugd en de bescherming ervan.

Art. 2.In artikel 1 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 6 april 1998, 19 mei 2004 en 7 december 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° Het punt 5° wordt vervangen door het volgende punt : « 5° opvangouder : de persoon die vrijwillig, in het kader van een maatregel van gespecialiseerde hulpverlening voor de huisvesting van een kind zorgt voor wie ze niet over de ouderlijke macht beschikt ».2° Het punt 12° wordt door het volgende punt vervangen : « 12° algemeen afgevaardigde : algemeen afgevaardigde van de Franse Gemeenschap voor de rechten van het kind om de rechten te vrijwaren en de belangen te behartigen van alle kinderen en alle jongeren, inzonderheid in het kader van de hulpverlening aan de jeugd » 3° Het punt 14° wordt door het volgende punt vervangen : « 14° erkende diensten : de door de hulpverlening aan de jeugd erkende diensten die samenwerken aan de toepassing van het decreet of die bijdragen tot de omkadering van de maatregelen inzake jeugdbescherming » 4° Het punt 17° wordt door het volgende punt vervangen : « 17° postinstitutionele begeleiding : opvoedende begeleiding in de leefomgeving van de jongere uitgevoerd op het einde van de plaatsingsmaatregel van deze in een overheidsinstelling en waarvan de nadere regels bepaald worden in de pedagogische projecten van de overheidsinstellingen ».5° Bij punt 18° worden de woorden « de administratie die bevoegd is voor jeugdbescherming » vervangen door de woorden « de administratie die bevoegd is voor hulpverlening aan de jeugd en jeugdbescherming »;6° Het punt 20° wordt door het volgende punt vervangen : « 20° opvoedafdeling : afdeling voor intensieve begeleiding en mobilisatie, en voor observatie » 7° Artikel 1 van hetzelfde Decreet wordt met de volgende punten aangevuld : « 21° algemene preventie : alle acties gevoerd op het sociaal-opvoedende gebied zowel op plaatselijk niveau als op regionaal of gemeenschapsniveau die tot doel hebben de vermindering van het globale institutionele, symbolische, familiale of nog verder relationele geweld tegen kinderen en jongeren en om te vermijden dat de kinderen en de jongeren geweld plegen als reactie daarop;22° actieplan : plan met alle acties inzake algemene preventie geleid door de arrondissementsraad in samenwerking met de andere sectoren en met als doel het oplossen van de maatschappelijke problemen geïdentificeerd, door de sector voor hulpverlening aan de jeugd in overleg met de andere sectoren, als risico- of uitsluitingfactoren voor de jongeren en hun gezin;23° wet van 8 april 1965 : de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade;24° ordonnantie van 29 april 2004 : ordonnantie van 29 april 2004 inzake hulpverlening aan jongeren in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest;25° herstelgerichte aanpak : aanpak die prioritair gericht is op het herstel van de materiële en relationele schade verricht door een als misdrijf omschreven feit alsook van schade opgelopen door de collectiviteit;26° pedagogische raad : raad binnen elke erkende dienst, samengesteld uit de directie en het personeel en desgevallend de jongeren.»

Art. 3.In artikel 4 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het Decreet van 1 juli 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid worden de woorden « de diensten die hun medewerking verlenen » vervangen door de woorden « de al dan niet door de hulpverlening erkende diensten die hun medewerking verlenen » 2° Het derde lid wordt door het volgende lid vervangen : « Alle bij dit decreet, al dan niet door de hulpverlening aan de jeugd erkend, bedoelde diensten, met inbegrip van de overheidsinstellingen, zijn er bovendien toe gehouden zich te schikken naar de deontologieregels die op de voordracht van de Gemeenschapsraad door de Regering worden vastgesteld.» 3° Het vierde lid wordt aangevuld met een lid, luidend als volgt : « De jongere, zijn familie en zijn leefgenoten hebben het recht de niet-naleving van hun rechten bij de bevoegde administratie aanhangig te maken, via een brief gericht aan de leidend ambtenaar van de bevoegde administratie.».

Art. 4.In artikel 4bis van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het Decreet van 19 mei 2004 en gewijzigd bij het Decreet van 16 juni 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° bij § 1 worden de volgende wijzigingen aangebracht : in het eerste lid worden de woorden « »commissie deontologie » genoemd » opgeheven in het tweede lid worden de woorden « heeft de commissie deontologie als opdracht » vervangen door de woorden « heeft de commissie deontologie voor de hulpverlening aan de jeugd als opdracht » in het tweede lid worden de woorden « op aanvraag van de minister die belast is met de hulpverlening aan de jeugd » vervangen door de woorden « op aanvraag van de minister » 2° § 2 wordt door de volgende paragraaf vervangen : « § 2.De commissie deontologie voor hulpverlening aan de jeugd omvat tien stemgerechtigde leden, benoemd voor een mandaat van zes jaar door de Regering.

Ze bestaat uit : 1° een jeugdmagistraat;2° een lid van de Liga voor de rechten van de Mens gekozen op een lijst van twee kandidaten voorgedragen door de Raad van bestuur ervan;3° drie personen uit de sector van het wetenschappelijk onderzoek gekozen op een lijst van drie kandidaten voorgedragen door iedere Franstalige universiteit gelegen op het grondgebied van de Franse Gemeenschap;4° een lid van de gemeenschapsraad gekozen op een lijst van twee kandidaten voorgedragen door de raad;5° een vertegenwoordiger van de adviseurs voor hulpverlening aan de jeugd gekozen op een lijst van drie kandidaten collegiaal voorgedragen door de adviseurs;6° een vertegenwoordiger van de directeurs voor hulpverlening aan de jeugd gekozen op een lijst van drie kandidaten collegiaal voorgedragen door de directeurs;7° een licentiaat of een houder van een master in de klinische psychologie of in de sociobiologie of in de wijsbegeerte of een doctor in de geneeskunde gespecialiseerd in psychiatrie die een professionele ervaring kan bewijzen op het gebied van de hulpverlening aan de jeugd en de jeugdbescherming gekozen op basis van de resultaten van een publieke oproep tot de kandidaten;8° een vertegenwoordiger van de erkende diensten gekozen op een lijst van drie kandidaten collegiaal voorgedragen door de vertegenwoordigers van de erkende diensten. Alle leden worden aangewezen onder de personen erkend voor hun bevoegdheden en/of ervaring inzake hulpverlening aan de jeugd en jeugdbescherming. Ze verbinden er zich toe bij hun deelneming aan de werkzaamheden van de commissie deontologie de beginsels van dit decreet in acht te nemen.

Worden eveneens benoemd door de Regering, om met raadgevende stem deel te nemen aan de vergaderingen, één personeelslid van het bevoegde bestuur en een directeur voor hulpverlening aan de jeugd, alsook een directeur van een overheidsinstelling.

Wanneer er een klacht wordt ingediend door een personeelslid van de Franse Gemeenschap tegen een ander personeelslid van de Franse Gemeenschap, overeenkomstig § 1, derde lid van dit artikel, nemen de twee leden bedoeld bij het vierde lid van § 2 van het bestuur deel aan de vergaderingen met raadgevende stem. ». 3° In § 3 worden de volgende wijzigingen aangebracht : Het tweede lid wordt door het volgende lid vervangen : « De commissie deontologie heeft haar zetel op het bevoegde bestuur.Ze wordt door de Voorzitter bijeengeroepen. Het secretariaat en het bewaren van het archief worden door het bevoegde bestuur waargenomen ».

In het derde lid worden, in de Franse tekst, de woorden « de chaque réunion est dressé » vervangen door de woorden « est établi pour chaque réunion. » In het derde lid worden de woorden « Een kopie van dit verslag wordt doorgegeven aan de minister belast met de hulpverlening aan de jeugd » opgeheven. 4° § 4 wordt door de volgende paragraaf vervangen : « § 4.De aanvragen om adviezen betreffende rechtsgedingen of deontologische kwesties bedoeld in § 1, tweede lid van dit artikel, worden aan de hand van een aangetekend schrijven aan de Voorzitter van de commissie deontologie gericht.

De commissie deontologie brengt haar advies uit binnen de zes maanden na de aanvraag. Deze termijn kan verlengd worden voor een periode van drie maanden, die hernieuwbaar is, op met redenen omklede beslissing van genoemde commissie.

Het advies betreffende een rechtsgeding of een deontologische kwestie wordt door de commissie deontologie voor hulpverlening aan de jeugd aan de Minister medegedeeld, alsook aan de al dan niet door de hulpverlening erkende betrokken personen en diensten. » 5° § 5 wordt door de volgende paragraaf vervangen : « § 5.De commissie deontologie wordt ertoe gehouden om het jaar de adviezen bekend te maken die zij gedurende het jaar heeft uitgebracht.

Deze worden aan de regering toegezonden die ze aan het Parlement meedeelt. » 6° § 6 wordt door de volgende paragraaf vervangen : « § 6.De regering bepaalt de andere nadere regels voor de werking van de commissie deontologie, het presentiegeld alsook de reisvergoeding waarop de leden ervan aanspraak kunnen maken. »

Art. 5.In artikel 5 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het Decreet van 5 mei 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste en derde lid worden de woorden « in artikel 1, 1° tot 5° » vervangen door de woorden « in artikel 1, 1° tot 4° » 2° in het derde lid worden de woorden « Deze akte wordt medegedeeld aan de jongere, aan de personen die het ouderlijk gezag uitoefenen en aan de personen die in rechte of in feite de jongere onder hun bewaring hebben, binnen een maximale termijn van dertig dagen vanaf de dag waarop de hulpverlening effectief verleend wordt en, desgevallend, overgezonden aan de advocaat van de jongere.».

Art. 6.In artikel 8, eerste lid, worden de woorden « kan zich laten begeleiden door de meerderjarige persoon van zijn keuze » vervangen door de woorden « kan zich laten begeleiden door de meerderjarige persoon van zijn keuze en, desgevallend, door zijn advocaat ».

Art. 7.In artikel 10 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 worden de woorden « van de artikelen 36, §§ 2, 6, 7 en 38 van het decreet » vervangen door de woorden « van de artikelen 36 en 38 van het decreet » 2° in § 2 worden de volgende wijzigingen aangebracht : het eerste lid wordt door het volgende lid vervangen : « Wanneer één van de maatregelen genomen krachtens titel II, hoofdstuk III, afdeling II van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming tot een plaatsing beslist of een toezicht of een controle van de dienst voor gerechtelijke bescherming inhoudt, of een maatregel tot opvoedende begeleiding en geïndividualiseerde begeleiding, legt de in artikel 33bis bedoelde dienst voor gerechtelijke bescherming aan de jeugdrechtbank een verslag over de toestand van de jongere ten aanzien van wie de maatregel is genomen, op.» b) in het tweede lid worden de woorden « na de datum van het vonnis of, bij gebreke, van de beschikking » vervangen door de woorden « na de datum van de gerechtelijke beslissing ».

Art. 8.In artikel 11 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het Decreet van 6 april 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « bij artikel 1, 1° tot 5° » vervangen door de woorden « in artikel 1, 1° tot 4° » 2° in het tweede lid worden de woorden « De betrokkenen kunnen zelf kennis nemen van de stukken die op hen betrekking hebben, met uitsluiting van de medisch-psychologische verslagen en de stukken die ter informatie door de gerechtelijke machten aan de adviseur of aan de directeur worden overhandigd » vervangen door de woorden « De betrokkenen kunnen, elk ogenblik, zelf kennis nemen van de stukken die op hen betrekking hebben, volgens nadere regels bepaald door de regering, met uitsluiting van de medisch-psychologische verslagen en de stukken die ter informatie door de gerechtelijke machten aan de adviseur of aan de directeur worden overhandigd ».3° het derde lid wordt door het volgende lid vervangen : « Onverminderd het eerste en het tweede lid, kan, wanneer een afschrift van de stukken ter inzage wordt aangevraagd, dit afschrift gratis bezorgd worden op de aanvraag van de betrokkenen of van hun advocaat, volgens de nadere regels bepaald door de regering.».

Art. 9.In artikel 12 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het Decreet van 19 mei 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, tweede lid, worden de woorden « Tenzij de bevoegde rechter een andersluidende, met redenen omklede, beslissing neemt, » vervangen door de woorden « Tenzij andersluidende beslissing bevestigd door de bevoegde rechter, » 2° in § 2, eerste lid, worden de woorden « in een residentiële dienst » vervangen door de woorden « een erkende residentiële dienst » 3° in § 2, eerste lid, worden de woorden « betreffende de jeugdbescherming » opgeheven 4° § 2 wordt aangevuld met een lid, luidend als volgt : « Daartoe nodigt de verantwoordelijke van de erkende residentiële dienst of de overheidsinstelling de jongere uit, zodra hij opgenomen wordt, een document te ondertekenen waardoor hij verklaart van dit recht op de hoogte gebracht te zijn geweest;hij geeft hem er afschrift van; hij bevordert de uitoefening van dit recht. ».

Art. 10.In artikel 15, eerste lid van hetzelfde decreet, worden de woorden « Elke beslissing tot overplaatsing van een jongere van een residentiële dienst naar een andere wordt genomen door de administratieve of rechterlijke overheid die de plaatsing heeft uitgevoerd » vervangen door de woorden « Elke beslissing tot overplaatsing van een jongere van een erkende residentiële dienst naar een andere wordt genomen door de adviseur, de directeur of de jeugdrechtbank die de plaatsing heeft uitgevoerd ».

Art. 11.Het opschrift van afdeling 2 van Hoofdstuk II van Titel II van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het Decreet van 19 mei 2004, wordt door het volgende opschrift vervangen : « De bijzondere waarborgen inzake naleving van de rechten van de jongeren die toevertrouwd worden aan een overheidsinstelling, met open of gesloten stelsel of die een postinstitutionele begeleiding organiseren. ».

Art. 12.Artikel 16 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het Decreet van 19 mei 2004, wordt door de volgende bepaling vervangen : «

Art. 16.- § 1. De overheidsinstellingen worden, in het kader van de wet van 8 april 1965, belast met de opvang van jongeren in open of gesloten stelsel alsook met de postinstitutionele begeleiding van deze op het einde van de plaatsingsmaatregel.

De toegang tot de overheidsinstellingen wordt tot de jongeren beperkt die, vervolgd wegens als misdrijf omschreven feiten, het voorwerp uitmaken van een plaatsingsmaatregel genomen ter uitvoering van de artikelen 37, § 2, 8°, 49 of 52 van de wet van 8 april 1965. § 2. De opvang in gesloten stelsel op basis van de wet van 8 april 1965 kan enkel aan een overheidsinstelling voor jeugdbescherming toevertrouwd worden. Deze opvang wordt voorbehouden aan de jongere die vervolgd en geplaatst wordt in uitvoering van een gerechtelijke beslissing waarbij deze plaatsing uitdrukkelijk aanbevolen wordt. § 3. De overheidsinstellingen kunnen een jongere geplaatst met toepassing van § 1 niet weigeren om een andere reden dan het gebrek aan plaats. De gerechtelijke beslissing neemt het pedagogische project van de overheidsinstelling in aanmerking. § 4. De regering bepaalt de middelen die aan de overheidsinstellingen toegekend moeten worden om ze toe te laten hun pedagogische en opvoedende opdrachten te verwezenlijken. ».

Art. 13.Artikel 17 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het Decreet van 19 mei 2004, wordt door de volgende bepaling vervangen : «

Art. 17.- § 1. Over iedere jongere die voor een periode die langer is dan vijfenveertig dagen aan een overheidsinstelling wordt toevertrouwd, wordt een medisch-psychologisch verslag opgemaakt door de pluridisciplinaire ploeg van de instelling die hem opvangt.

Dit verslag wordt aan de jeugdrechtbank medegedeeld binnen de vijfenzeventig dagen vanaf de begindatum van de opvang.

Driemaandelijkse verslagen komen daarbij ook. § 2. Over iedere jongere die voor een periode die langer is dan vijfenveertig dagen aan de overheidsinstelling wordt toevertrouwd, wordt een sociale studie gemaakt door de sociale afdeling van de dienst voor gerechtelijke bescherming. De Regering bepaalt de rubrieken die de sociale studie moet omvatten.

Binnen vijfenzeventig dagen na de datum van opvang, wordt die studie aan de jeugdrechtbank en aan de overheidsinstelling medegedeeld. Ze wordt met driemaandelijkse studies aangevuld. § 3. De advocaat van de jongere ontvangt de conclusies van het medisch-psychologisch verslag en van de sociale studie, op grond waarvan hij een herziening van de maatregel kan aanvragen. § 4. Iedere jongere die voor een periode korter dan of gelijk aan 45 dagen toevertrouwd wordt, maakt het voorwerp van een observatie- of oriëntatieverslag uit opgesteld door de puridisciplinaire ploeg van de instelling die hem opvangt. ».

Art. 14.Artikel 18 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het Decreet van 19 mei 2004, wordt door de volgende bepaling vervangen : «

Art. 18.De pedagogische actie van de overheidsinstellingen beoogt de sociale herinschakeling van de jongere. Ze bevordert een herstelgerichte aanpak tegenover het slachtoffer en de maatschappij. ».

Art. 15.Artikel 19 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het Decreet van 19 mei 2004, wordt door de volgende bepaling vervangen : «

Art. 19.Een maatregel tot afzondering in specifieke lokalen kan door de directie van een overheidsinstelling ten aanzien van een jongere enkel in het kader van een plaatsingsmaatregel in open of gesloten stelsel binnen een overheidsinstelling worden genomen en alleen wanneer die jongere zijn lichamelijke veiligheid of die van de andere jongeren, van het personeel of van de bezoekers in het gedrang brengt.

De directie kan geen afzonderingsmaatregel als straf bevelen.

Er moet een pedagogische begeleiding gedurende de hele duur van de afzonderingsmaatregel gewaarborgd worden.

Aan de jongere wordt door de afzonderingsmaatregel geen bij dit hoofdstuk bedoeld recht ontnomen.

De directie informeert onverwijld de rechter belast met het dossier over de plaatsing van de jongere in afzondering. Ze geeft er ook kennis van aan zijn advocaat.

De directie bevestigt de maatregel door een schriftelijk verslag gericht aan de jeugdrechtbank en aan de advocaat van de jongere. Er wordt een schriftelijk verslag aan de bevoegde administratie overgezonden.

De directie mag de afzonderingsmaatregel niet boven een duur van 24 uur verlengen zonder de instemming van de rechter belast met de toestand van de jongere. Deze maatregel kan niet een termijn van drie dagen overschrijden.

Uitzonderlijk, wanneer geen andere vorm van opvang mogelijk is en om degelijk verantwoorde redenen, kan de directie de maatregel verlengen voor een bijkomende duur, mits schriftelijke instemming van de rechter belast met de toestand van de jongere. Daartoe wordt hem door de directie de aanvraag met de instemming van een arts na onderzoek van de jongere toegestuurd. De totale duur van de afzonderingsmaatregel zal in geen geval acht dagen overschrijden.

De maatregel wordt opgeheven zodra de toestand die ze verantwoordt, ophoudt. De directeur geeft er schriftelijk bericht van aan de rechter belast met de toestand van de jongere, alsook aan de bevoegde administratie en de advocaat van de jongere. ».

Art. 16.Er wordt een artikel 19bis, luidend als volgt, ingevoegd na artikel 19 en vóór Hoofdstuk III van Titel II van hetzelfde decreet : «

Art. 19bis.§ 1. De overheidsinstellingen worden ertoe gehouden de code voor de overheidsinstellingen vastgelegd door de regering in acht te nemen.

De code regelt : 1° de algemene principes;2° de inhoud en de nadere regels voor de goedkeuring van het reglement van de overheidsinstellingen;3° de elementen betreffende de pedagogische projecten;4° de samenstelling van de pluridisciplinaire ploeg;5° de nadere regels voor de opvang van de jongeren waaronder de opvang, de persoonlijke bezittingen waarover de jongere in het kader van de plaatsingsmaatregel mag beschikken, de godsdienstige en filosofische praktijk, het onderwijs, de gezondheid en hygiëne, en het zakgeld;6° de inhoud van de verslagen bedoeld bij artikel 17, § 1 en de frequentie, de inhoud en de termijnen voor de overzending van de verslagen bedoeld bij artikel 17, § 4;7° de nadere regels voor de contactopnemingen van de jongeren met de buitenwereld;8° de nadere regels voor het verlaten van de instelling;9° de lijfsvisitaties;10° de procedure rond de afzonderingsmaatregel en de controle ervan, de rechten van de jongeren in dit kader, de lokalen en de voorwaarden waaronder ze plaats moet vinden;11° de principes en de nadere regels voor de positieve of negatieve beoordeling van de gedragingen;12° de nadere regels voor de overzending van informaties betreffende niet-toegelaten afwezigheden alsook de termijn binnen welke de plaats van een jongere die afwezig is zonder toelating behouden blijft;13° de elementen met betrekking tot de samenwerking van de overheidsinstellingen met de gerechtelijke overheid en het geheel van de diensten van de sector voor hulpverlening aan de jeugd;14° de elementen betreffende de evaluatie, de deelneming en de vernieuwende praktijken in de overheidsinstellingen;15° de nadere regels voor de evaluatie van de inachtneming van de bepalingen van de code voor de overheidsinstellingen. Er wordt in een toegankelijke taal een document opgesteld waarin de elementen van de code opgenomen worden die verband houden met de rechten en de plichten van de jongere gedurende zijn plaatsing en met het verloop van de maatregel die hem opgelegd werd. Aan iedere jongere wordt het document afgegeven bij zijn opname in de overheidsinstelling. § 2. De regering bepaalt de nadere regels voor de maatregelen voor de begeleiding na het verblijf in een instelling. ».

Art. 17.Het opschrift van Hoofdstuk III van Titel II van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het Decreet van 19 februari 2009, wordt door het volgende opschrift vervangen : « Hoofdstuk III. - Het verlaten van de overheidsinstellingen met gesloten stelsel door de jongeren ».

Art. 18.Artikel 19bis van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het Decreet van 19 februari 2009, wordt artikel 19ter, waaraan de volgende wijzigingen worden aangebracht : 1° in § 1, eerste lid, worden de woorden « betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade, » opgeheven.2° in § 1, 2°, worden de woorden « bij gemotiveerde beslissing voor één of meer van de redenen genoemd in paragraaf 2 » opgeheven.

Art. 19.De artikelen 20 tot 25 van TITEL III. - De arrondissementsraad voor hulpverlening aan de jeugd van hetzelfde decreet, vervangen bij het Decreet van 29 maart 2001 en gewijzigd bij de Decreten van 12 mei 2004, 19 mei 2004 en 1 juli 2003, worden door de volgende bepalingen vervangen : «

Art. 20.In de hoofdplaats van elk arrondissement wordt een arrondissementsraad voor hulpverlening aan de jeugd opgericht.

Wanneer de bevolkingsdichtheid of de geografische configuratie dit vergt, kan de Regering andere raden in het arrondissement oprichten volgens door haar nader te bepalen regels. Zij bepaalt de gemeenten waarin de bevoegdheden van de nieuwe raad kunnen worden uitgeoefend.

Art. 21.De arrondissementsraad moedigt de algemene preventie aan en neemt deel aan de tenuitvoerlegging ervan, zoals bedoeld bij artikel 1, 21°, op de schaal van het arrondissement.

Hij zorgt voor het kaderen van zijn actie in een bestendig proces van deelneming van de jongeren.

De arrondissementsraad heeft tot opdracht : 1° het opmaken van een maatschappelijke diagnose met inbegrip van al de op schaal van het arrondissement relevante elementen op basis van de vaststellingen van de verscheidene erkende diensten en de openbare diensten van de sector voor hulpverlening aan de jeugd en namelijk de maatschappelijke diagnoses van de diensten voor hulpverlening in open milieu alsook de vaststellingen van de andere sectoren;2° het opmaken en coördineren van een driejarenactieplan zoals bepaald bij artikel 1, 22°, waarvan de acties uitgevoerd zullen kunnen worden op een jaarlijkse, tweejaarlijkse of driejaarlijkse basis, en in dat kader de bestemming van de beschikbare begroting voor te stellen;3° het bevorderen van het overleg en de samenwerking van alle belanghebbenden van het arrondissement inzake algemene preventie;4° het informeren en desgevallend het interpelleren van de overheden op alle machtsniveaus en het geheel van de overheden en lokale actoren omtrent zijn maatschappelijke diagnose en omtrent elke ongunstige toestand voor de persoonlijke ontwikkeling van de jongeren en hun sociale integratie op het grondgebied van het arrondissement.Hij geeft er ook bericht van aan de Minister en de gemeenschapsraad.

Art. 22.§ 1. De arrondissementsraad is samengesteld uit zestien tot twintig werkende leden. De leden worden door de Regering voor een periode van zes jaar benoemd. § 2. De arrondissementsraad is samengesteld uit : 1° twee tot drie vertegenwoordigers van de erkende diensten voor hulpverlening in open milieu voorgedragen door deze laatste;2° twee tot vier vertegenwoordigers van de erkende diensten, waaronder minstens één vertegenwoordiger van de diensten voor Gezinsplaatsing als er een bestaat in het arrondissement, die voor de opvang zorgen van de minderjarigen buiten hun leefomgeving, voorgedragen door deze laatste;3° twee tot drie vertegenwoordigers van de erkende diensten die zorgen voor de begeleiding van de minderjarigen in hun leefomgeving, voorgedragen door deze diensten;4° één vertegenwoordiger van een overheidsinstelling of van een erkende dienst die herstelgerichte voorstellen en maatregelen implementeert;5° één vertegenwoordiger van de diensten voor schoolherinschakeling als er een in het arrondissement bestaat;6° een deskundige met een nuttige ervaring inzake opleiding, onderzoek of evaluatie in de sector van de hulpverlening aan de jeugd en de jeugdbescherming;7° de adviseur van het arrondissement of zijn adjunct;8° de directeur van het arrondissement of zijn adjunct;9° twee jeugdmagistraten, één van de zetel, aangewezen door de Voorzitter van de Rechtbank van Eerste aanleg van het arrondissement en de andere van het openbare ministerie, aangewezen door de Procureur des Konings bij de Rechtbank van Eerste aanleg van het arrondissement;10° twee medevoorzitters van de platformen bedoeld bij artikel 23 en 23bis, die niet uit de sector voor hulpverlening aan de jeugd voortkomen. De leden bedoeld bij het 6° en 7°, 8° en 9° nemen met raadgevende stem deel aan de werkzaamheden van de raad.

Met uitzondering van de leden bedoeld bij 7°, 8° en 9°, benoemt de regering, voor elk werkend lid, een gelijk aantal plaatsvervangers volgens dezelfde procedure als voor de werkende leden. § 3. De regering benoemt de voorzitter en de twee ondervoorzitters van de raad op basis van een dubbele lijst van drie kandidaten door de arrondissementsraad overgezonden. Deze kandidaten worden gekozen onder de leden van de categorieën beschreven bij § 2, 1°, 2° en 3° van dit artikel. § 4. De raad kan elke natuurlijke of rechtspersoon die hem zou kunnen belichten in zijn opdrachten bedoeld bij artikel 21 horen of uitnodigen op zijn werkzaamheden, uit eigen initiatief of op hun aanvraag. § 5. Minstens een keer per jaar roept de raad alle al dan niet door de hulpverlening aan de jeugd erkende diensten en de openbare diensten van het arrondissement bijeen om hun vaststellingen en voorstellen te horen inzake algemene preventie zoals bepaald bij artikel 1, 21°.

Art. 23.Binnen elk arrondissement wordt een overlegplatform voor Hulpverlening aan de jeugd/O.C.M.W. ingesteld. Dit platform bestaat, enerzijds, uit leden van de arrondissementsraad of door hem afgevaardigde personen en, anderzijds, uit de voorzitters van de O.C.M.W.'s of de personen die door ze worden afgevaardigd. Dat platform wordt mede door een vertegenwoordiger van de sector van de hulpverlening aan de jeugd en een vertegenwoordiger van de O.C.M.W.'s voorgezeten; het vergadert minstens vier keer per jaar.

Art. 23bis.Voor zover het niet ingesteld wordt in een intersectorieel decreet, wordt er een overlegplatform met alle relevante actoren inzake schoolherinschakeling op arrondissementsschaal opgericht.

Dit platform wordt mede door een vertegenwoordiger van de sector van de hulpverlening aan de jeugd en een vertegenwoordiger van de onderwijssector voorgezeten. Het vergadert minstens vier keer per jaar.

Art. 23ter.Elke raad beschikt over de mogelijkheid om één of meerdere overlegplatformen op te richten in functie van de maatschappelijke diagnose bedoeld bij artikel 21, 1° of het actieplan bedoeld bij artikel 21, 2°.

De samenstelling, de nadere regels voor de aanwijzing en de nadere regels voor de werking van de platformen bedoeld bij het eerste lid worden door de raad vastgelegd.

Art. 24.De overlegplatformen bedoeld bij de artikelen 23, 23bis en 23ter hebben tot opdracht : 1° het aanmoedigen en bevorderen van netwerkvormingen en de samenwerking van de betrokken actoren;2° desgevallend, het evalueren van de implementatie in het arrondissement van intersectoriele samenwerkingsovereenkomsten gesloten tussen de sector voor hulpverlening aan de jeugd en andere sectoren;3° het overmaken aan de arrondissementsraad van hun aanbevelingen om de maatschappelijke diagnose en de evaluatie van het actieplan inzake algemene preventie te staven;4° het overmaken aan de arrondissementsraad van hun adviezen in het kader van het uitwerken van zijn actieplan inzake algemene preventie en, desgevallend, het voorstellen van de implementatie van acties inzake algemene preventie;5° het overmaken aan de arrondissementsraad van elk element dat hem ertoe in staat stelt zijn informatie- of interpellatieopdracht uit te voeren zoals bepaald bij artikel 21, 4°.

Art. 25.Ieder overlegplatform kan elke natuurlijke of rechtspersoon die hem zou kunnen belichten in zijn opdrachten bedoeld bij artikel 24 horen of uitnodigen op zijn werkzaamheden, uit eigen initiatief of op hun aanvraag.

Art. 25bis.De arrondissementsraad stelt een evaluatieverslag op van zijn driejaarlijks actieplan bedoeld bij artikel 21, 2° op en zendt het aan de bevoegde administratie over. Deze stelt, om de drie jaar, een globaal verslag op betreffende de algemene preventie op basis, onder andere, van de evaluatieverslagen van iedere arrondissementsraad.

Het globale verslag wordt aan de gemeenschapsraad overgezonden.

Art. 25ter.De regering bepaalt : 1° de werking van de arrondissementsraad en van de platformen bedoeld bij de artikelen 23 en 23bis;2° de nadere regels voor het uitwerken van de maatschappelijke diagnose en het actieplan door de arrondissementsraad;3° de inhoud en termijnen van de door de arrondissementsraad ingediende verslagen;4° de procedure voor de benoeming van de leden van de arrondissementsraad;5° de samenstelling, de procedure voor de benoeming van de overlegplatformen bedoeld bij de artikelen 23 en 23bis;6° de vergoedingen toegekend aan de leden van de arrondissementsraad en de platformen bedoeld bij de artikelen 23 en 23bis;7° de nadere regels voor de arrondissementsraden om uitgaven voor te kunnen stellen;8° de verdeling van de begroting voor ieder arrondissement.».

Art. 20.Artikel 26 wordt vervangen als volgt : « Er wordt een gemeenschapsraad voor hulpverlening aan de jeugd ingesteld. De leden van deze raad worden voor een periode van zes jaar door de Regering benoemd.

Art. 21.§ 2 van artikel 27 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 19 mei 2004, wordt vervangen als volgt : « § 2. Deze bevoegdheid houdt inzonderheid de volgende opdrachten in om : 1° adviezen uit te brengen over elk voorontwerp van decreet, elk ontwerp van reglementair besluit betreffende de hulpverlening aan de jeugd alsook over de adviezen en voorstellen van de thematische afdelingen bedoeld in artikel 29bis;2° adviezen uit te brengen op eigen initiatief of op aanvraag van de regering over : a) de organisatie, de coördinatie en de personeelsformatie van de overheidsinstellingen, de dienst voor gerechtelijke bescherming en de dienst voor hulpverlening aan de jeugd;b) de regelgeving betreffende de overheidsinstellingen ten minste om de drie jaar;c) de beginsels van de programmering betreffende de erkende diensten, instellingen en andere middelen die aangewend worden voor de toepassing van dit decreet, zoals bedoeld in artikel 43bis;d) de programma's voor de preventie en de oprichting van de coördinatiecel van de hulpverlening aan kinderen die het slachtoffer zijn van mishandeling ten minste om de drie jaar;3° alle voorstellen te doen, op eigen initiatief of op aanvraag van de minister, over de algemene oriëntatie op het gebied van de hulpverlening aan de jeugd;4° een verslag uit te brengen om de drie jaar over het type en het aantal nodige plaatsen binnen de overheidsinstellingen voor jeugdbescherming;5° in voorkomend geval, in overleg met één of meer arrondissementsraden, de openbare overheden aanspreken van alle machtsniveaus en het geheel van de diensten die al dan niet erkend worden door de hulpverlening aan de jeugd en de overheidsdiensten, over elke toestand die ongunstig is voor de persoonlijke ontwikkeling van jongeren en hun sociale integratie op het grondgebied van de Franse Gemeenschap.»

Art. 22.In artikel 28 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 6 april 1998, 30 juni 1998, 12 mei 2004, aangevuld bij het decreet van 19 mei 2004 en gewijzigd bij het decreet van 30 april 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1 wordt vervangen als volgt : « § 1.De gemeenschapsraad is samengesteld uit : 1) één lid van elke arrondissementsraad, gekozen uit een lijst van drie kandidaten voorgedragen door elke raad;2) een vertegenwoordiger per organisatie of federatie van de erkende diensten, gekozen uit een lijst van drie kandidaten voorgedragen door elke organisatie of federatie;3) drie vertegenwoordigers van de representatieve werknemersorganisaties van de privé-sector op het vlak van hulpverlening aan de jeugd en jeugdbescherming, gekozen uit een lijst van drie kandidaten voorgedragen door elke organisatie;4) drie vertegenwoordigers van de representatieve werknemersorganisaties van de openbare sector op het vlak van hulpverlening aan de jeugd en jeugdbescherming, gekozen uit een lijst van drie kandidaten voorgedragen door elke organisatie;5) één vertegenwoordiger van de « Commission consultative des Organisations de Jeunesse », gekozen uit een lijst van drie kandidaten voorgedragen door die Commissie en één vertegenwoordiger van de « Commission consultative des Maisons et Centres de Jeunes », gekozen uit een lijst van drie kandidaten voorgedragen door die Commissie;6) een vertegenwoordiger van de " Office de la Naissance et de l'Enfance " (Dienst voor Geboorte en Kinderwelzijn van de Franse Gemeenschap), gekozen uit een lijst van drie kandidaten voorgedragen door de raad van bestuur van die Dienst;7) twee vertegenwoordigers van de teams SOS Kinderen gekozen uit een lijst van zes kandidaten, die wordt voorgelegd door de representatieve organisaties van de teams SOS Kinderen;8) een vertegenwoordiger van het Comité voor de begeleiding van het mishandelde kind gekozen uit een lijst van drie kandidaten die aangewezen worden uit zijn midden;9) een vertegenwoordiger van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, gekozen uit een lijst van drie kandidaten voorgedragen door de Vereniging van Steden en Gemeenten van Wallonië;10) een vertegenwoordiger van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, gekozen uit een lijst van drie kandidaten voorgedragen door de Vereniging van Steden en Gemeenten van Brussel;11) een vertegenwoordiger van de "Ligue des familles", gekozen uit een lijst van drie kandidaten voorgedragen door zijn raad van bestuur;12) een vertegenwoordiger van de Hoge Raad voor adoptie, gekozen uit een lijst van drie kandidaten voorgedragen door zijn voorzitter;13) twee adviseurs gekozen uit een lijst van zes kandidaten die door de adviseurs collegiaal wordt voorgedragen;14) twee directeurs gekozen uit een lijst van zes kandidaten die door de directeurs collegiaal wordt voorgedragen;15) twee vertegenwoordigers van de " Union des magistrats de la jeunesse francophone " (Bond van Franstalige jeugdmagistraten), onder wie een jeugdrechter en een magistraat van het openbaar ministerie, gekozen uit een dubbele lijst voorgedragen door die bond;16) een lid van het parket-generaal, voorgedragen door de procureurs-generaal van de Hoven van beroep te Brussel, Luik en Bergen;17) een adviseur van een jeugdkamer van het Hof van beroep die door de adviseurs van de jeugdkamers van beroep te Brussel, Luik en Bergen collegiaal wordt voorgedragen;18) een vertegenwoordiger van de Hoge Raad voor de psycho-medisch-sociale centra;19) een vertegenwoordiger van de afgevaardigden van de diensten voor hulpverlening aan de jeugd en de diensten voor gerechtelijke bescherming, gekozen uit een lijst van drie kandidaten die door de afgevaardigden collegiaal wordt voorgedragen;20) de voorzitter van elke van de afdelingen opgericht binnen de gemeenschapsraad bedoeld in artikel 29;21) een vertegenwoordiger aangesteld door elke minister die lid is van de Regering;22) de leidend ambtenaar van de bevoegde administratie of zijn afgevaardigde;23) drie personen van de sector van het wetenschappelijk onderzoek die aangesteld worden op voorstel van de Regering;24) de algemeen afgevaardigde;25) de Minister van Justitie of zijn vertegenwoordiger;26) een personeelslid van het Waarnemingscentrum voor Kind, Jeugd en Hulpverlening aan de Jeugd;27) de leiden ambtenaar van de Algemene Directie leerplichtonderwijs of zijn afgevaardigde;28) de leidend ambtenaar van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid of zijn afgevaardigde; 28bis) de leidend ambtenaar van de algemene operationele directie van de plaatselijke overheden, de sociale actie en de gezondheid of zijn afgevaardigde; 28ter) de leidend ambtenaar van de gezondheidsdienst van de administratie van de Franse Gemeenschapscommissie of zijn afgevaardigde; 29) een directeur van de overheidsinstellingen of zijn vertegenwoordiger;30) een vertegenwoordiger van de Brusselse dienst « Personne Handicapée Autonomie Recherchée »;31) een vertegenwoordiger van het « Agence wallonne pour l'intégration des personnes handicapées « (Waals Agentschap voor de integratie van Personen met een Handicap); De voorzitter kan voor de werkzaamheden van de gemeenschapsraad, op eigen initiatief of op hun aanvraag, elke persoon of dienst die al dan niet erkend wordt door de hulpverlening aan de jeugd uitnodigen die hem zou kunnen ophelderen in zijn opdrachten bedoeld in artikel 27.

De Regering benoemt voor elk stemgerechtigd lid een plaatsvervangend lid volgens dezelfde procedure als deze voor de werkende leden. » 2° In § 2 worden de woorden « in § 1, 14°, 17°, 18°, 19°, 20° en 21° van dit artikel » vervangen door de woorden « in § 1, 21°, 22°, 23°, 24°, 25°, 26°, 27°, 28°, 28bis°, 28ter°, 30° en 31 van dit artikel.»

Art. 23.Artikel 29 van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt : «

Art. 29.De Regering regelt de werking van de Gemeenschapsraad en bepaalt de vergoedingen die aan zijn leden worden toegekend. Zij bepaalt de termijnen waarin de adviezen moeten worden uitgebracht en bepaalt de te volgen procedure als de termijnen niet worden nageleefd.

Art. 24.Er wordt een artikel 29bis ingevoegd na artikel 29 en vóór artikel 30 van hetzelfde decreet, luidend als volgt : «

Art. 29bis.Thematische afdelingen kunnen worden opgericht binnen de gemeenschapsraad op initiatief van de regering.

Er wordt een thematische afdeling van de gemeenschapsraad voor de gezinsopvang opgericht.

De thematische afdelingen zijn bevoegd om op eigen initiatief of op aanvraag van de Minister of van de gemeenschapsraad adviezen en voorstellen voor te leggen over elke aangelegenheid die interessant is voor de thematiek waarvoor ze opgericht werden. Ze bezorgen hun adviezen en voorstellen simultaan aan de Minister en de gemeenschapsraad voor hulpverlening aan de jeugd. De gemeenschapsraad, na onderzoek van de adviezen en voorstellen van de thematische afdeling, brengt een advies uit aan de minister.

De Regering bepaalt de opdrachten, de samenstelling, de werking en de vergoedingen die toegekend worden aan de leden van de thematische afdelingen.

Werkgroepen kunnen opgericht worden binnen de gemeenschapsraad op eigen initiatief. »

Art. 25.TITEL IVbis van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 7 december 2007, alsook de artikelen 30bis tot 30quater van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 7 december 2007, worden opgeheven.

Art. 26.Artikel 31 van dit decreet wordt aangevuld met een lid, luidend als volgt : Een afdeling van gespecialiseerde dienst wordt georganiseerd binnen de sociale afdeling volgens de voorwaarden bepaald door de regering. »

Art. 27.§ 2 van artikel 32 van dit decreet wordt vervangen als volgt : « § 2. De adviseur : 1° onderzoekt de aanvragen om hulp en stelt, zo nodig, de hulpverlenende maatregelen bedoeld in artikel 36 vast;2° voert, in het kader van de algemene preventie zoals bedoeld in artikel 1, 21°, een programma voor algemene preventie dat hij bepaalt rekening houdend met de sociale diagnose en het actieplan bedoeld in artikel 21;3° stelt om de drie jaar een evaluatieverslag van zijn programma van algemene preventie op;4° beslist, binnen de door de Regering vast te stellen perken, over de uitgaven die te doen zijn met het oog op de individuele hulpverlening toegekend met toepassing van dit decreet, en levert de bewijsstukken aan de diensten af die al dan niet erkend worden door de hulpverlening aan de jeugd;5° brengt het Openbaar Ministerie op de hoogte van de toestanden bedoeld in de artikelen 38 en 39 van het decreet of in de artikelen 8 en 9 van de ordonnantie van 29 april 2004;6° ontvangt de aanvragen om inlichtingen van de jongere, van een lid van zijn gezin of van één van zijn leefgenoten, alsook de aanvragen om interpellatie en onderzoek van de algemeen afgevaardigde, en geeft er gevolg aan overeenkomstig artikel 36, § 5;7° neemt deel aan de uitwerking van de sociale diagnose en het actieplan bedoeld in artikel 21, zorgt voor de uitvoering van de beslissingen van de arrondissementsraad en neemt het secretariaat van deze raad waar. Het evaluatieverslag bedoeld in 3° wordt bezorgd aan de bevoegde administratie die om de drie jaar een globaal verslag betreffende de algemene preventie opstelt op basis onder andere van de evaluatieverslagen van elke adviseur.

Het globaal verslag wordt aan de gemeenschapsraad bezorgd. »

Art. 28.In artikel 33 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het derde lid worden de woorden « die al dan niet erkend worden door de hulpverlening aan de jeugd » toegevoegd tussen de woorden « de diensten » en de woorden « de bewijsstukken » 2° in het vierde lid worden de woorden « in artikel 51 » vervangen door de woorden « in artikel 33bis ».

Art. 29.Er wordt een artikel 33bis ingevoegd na artikel 33 en vóór artikel 34 van hetzelfde decreet, luidend als volgt : «

Art. 33bis.Een dienst voor gerechtelijke bescherming geleid door de directeur, wordt ter beschikking gesteld van elke jeugdrechtbank : Hij bevat twee afdelingen : 1° de sociale afdeling;2° de administratieve afdeling; Een opvoedende afdeling wordt binnen de dienst voor gerechtelijke bescherming georganiseerd volgens de voorwaarden bepaald door de Regering.

De jeugdrechtbank brengt ter hoogte van de directeur de maatregelen die hij neemt overeenkomstig de artikelen 38 van het decreet alsook deze die hij neemt overeenkomstig Titel II hoofdstuk III afdeling II van de wet van 8 april 1965 wanneer ze een plaatsing voorschrijven of een toezicht of een controle inhouden van de dienst voor gerechtelijke bescherming of een maatregel voor de intensieve opvoedende begeleiding en de geïndividualiseerde omkadering.

De dienst voor gerechtelijke bescherming stelt maatregelen in het werk die genomen worden door de jeugdrechtbank overeenkomstig Titel II hoofdstuk III afdeling II van de wet van 8 april 1965 wanneer ze een maatregel voor een intensieve opvoedende begeleiding en voor een geïndividualiseerde omkadering voorschrijven of wanneer ze een toezicht of een controle inhouden van de dienst voor gerechtelijke bescherming. »

Art. 30.In artikel 36 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 16 maart 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 2, 1° worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de woorden « , die al dan niet in het kader van dit decreet erkend is, » worden opgeheven;b) de woorden « sociale hulp » worden vervangen door de woorden « sociale actie » 2° in § 4 worden de woorden « die al dan niet door de hulpverlening aan de jeugd erkend worden » ingevoegd tussen de woorden « de verschillende diensten » en de woorden « die moeten optreden » 3° in § 5 worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de woorden « voor de rechten van het kind en bij de hulpverlening aan de jeugd » worden opgeheven;b) de woorden « in het kader van dit decreet » worden opgeheven;c) de woorden « privé dienst » worden vervangen door de woorden « dienst die al dan niet door de hulpverlening aan de jeugd erkend wordt ».4° § 6 wordt vervangen als volgt : « Wanneer aan al de voorwaarden bedoeld in artikel 7, eerste lid, van dit decreet voldaan is, kan de adviseur, nadat hij heeft vastgesteld dat geen andere dienst of particulier er op dat ogenblik in staat toe is een aangepaste hulp aan de jongere te verlenen, uitzonderlijk en voorlopig, zolang de stappen bedoeld in § 2 niet tot resultaten hebben geleid, aan de diensten die al dan niet door de hulpverlening aan de jeugd erkend worden en aan de particulieren die hun medewerking verlenen voor de toepassing van dit decreet, opdracht geven de aangepaste hulp te verlenen gedurende de nodige periode.» 5° in § 7 worden de woorden « betreffende de jeugdbescherming » opgeheven.

Art. 31.In artikel 39, tweede lid, worden de woorden « erkende residentiële dienst » vervangen door de woorden « residentiële dienst die al dan niet door de hulpverlening aan de jeugd erkend wordt. »

Art. 32.In artikel 43 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « natuurlijke of rechtspersoon » vervangen door de woorden « rechtspersoon »;2° in het eerste lid worden de woorden « met de steun van toelage, » opgeheven;3° het tweede lid wordt opgeheven.

Art. 33.Er wordt een artikel 43bis ingevoegd na artikel 43 en vóór artikel 44 van hetzelfde decreet, luidend als volgt : «

Art. 43bis.De rechtspersonen bedoeld in artikel 43 worden erkend op basis van de beginsels van programmering. Deze worden bepaald door de Regering na advies van de gemeenschapsraad overeenkomstig artikel 27, § 2, en maken het mogelijk voor elke persoon bedoeld in artikel 1, 1° tot 4°, om in aanmerking te komen voor de aangepaste begeleiding door een erkende dienst. »

Art. 34.In artikel 44 van hetzelfde decreet wordt een punt 2bis ingevoegd tussen de punten 2° en 3°, luidend als volgt : « 2bis de instelling van een pedagogische raad »;

Art. 35.Er wordt een artikel 45bis ingevoegd na artikel 45 en vóór artikel 46 van hetzelfde decreet : «

Art. 45bis.De Regering bepaalt de algemene erkenningsvoorwaarden en stelt de erkenningsprocedure vast van de instellingen die als opdracht hebben voor de opleiding en de bijscholing te zorgen van het personeel van verschillende sectoren, zowel openbaar als privé, van de hulpverlening aan de jeugd, de jeugdbescherming en de algemene sociale hulpverlening na het advies te hebben ingewonnen van de gemeenschapsraad en dit, onverminderd de opleidingen voor het personeel van de overheidsdienst die georganiseerd worden door de bevoegde administratie. Ze beslist over de erkenningsaanvragen na het advies van de erkenningscommissie bedoeld in artikel 46 te hebben ingewonnen. »

Art. 36.Artikel 46 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 6 april 1998 en 5 mei 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In § 1, tweede lid, van artikel 46 worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de woorden « tweeëndertig leden « worden vervangen door de woorden « zevenentwintig leden »;b) onder punt 1° worden de woorden « de voorzitter van de gemeenschapsraad » vervangen door de woorden « een vertegenwoordiger van de erkende diensten die een bijzonder opvoedingsproject ten uitvoer brengen;c) onder punt 2° worden de woorden « een jeugdrechter in hoger beroep, gekozen uit een dubbele lijst, collegiaal voorgedragen door de jeugdrechters in hoger beroep » vervangen door de woorden « een adviseur van een jeugdkamer van een hof van beroep, collegiaal voorgedragen door de adviseurs van jeugdkamers in hoger beroep van Brussel, Luik en Bergen »;d) onder punt 5° worden de woorden « twee jeugdmagistraten » vervangen door de woorden « twee vertegenwoordigers van de « Union francophone des magistrats de la jeunesse » waarvaan één van de zetel, de andere van het openbaar ministerie;e) onder punt 7° worden de woorden « twee vertegenwoordigers » vervangen door de woorden « een vertegenwoordiger »;f) onder punt 8° worden de woorden « zeven vertegenwoordigers » vervangen door de woorden « zes vertegenwoordigers »;g) onder punt 9° worden de woorden « een vertegenwoordiger van de gezinsvervangende tehuizen » vervangen door de woorden « een vertegenwoordiger van de adoptie-instellingen »;h) onder punt 10° worden de woorden « een vertegenwoordiger van de adoptie-instellingen » vervangen door de woorden « drie vertegenwoordigers van de instellingen die huisvesting verlenen aan jongeren »;i) onder punt 11° worden de woorden « drie vertegenwoordigers van de instellingen die huisvesting verlenen aan de jongeren » vervangen door de woorden « drie vertegenwoordigers van de representatieve werknemersorganisaties van de privé-sector »;j) onder punt 12° worden de woorden « drie vertegenwoordigers van de representatieve werknemersorganisaties van de privé-sector » vervangen door de woorden « twee ambtenaren van de bevoegde administratie, waarvan één belast is met het secretariaat van de commissie met raadgevende stem »;k) onder punt 13° worden de woorden « een vertegenwoordiger van de " Office de la Naissance et de l'Enfance " op de voordracht van de raad van bestuur van deze dienst » vervangen door de woorden « een vertegenwoordiger van de Minister met raadgevende stem »;l) de punten 14° tot 16° worden opgeheven.2° In § 2 worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de woorden « De leden bedoeld in § 1, 1° tot 14°, worden voor een hernieuwbare termijn van zes jaar benoemd.» worden vervangen door de woorden « De leden bedoeld in § 1, 1° tot 12° worden voor een periode van zes jaar benoemd ». b) de woorden « De Regering benoemt de leden bedoeld in § 1, 5° tot 11°, uit een dubbele lijst van kandidaten, voorgedragen door de representatieve bonden en federaties.» worden vervangen door de woorden « De Regering benoemt de werkende leden en hun plaatsvervangers bedoeld in § 1, 1° en 3° tot 11°, uit twee dubbele lijsten van kandidaten voorgedragen door de representatieve bonden en federaties. » 3° In § 3 worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) In het tweede lid worden de woorden « op grond van de programmatiecriteria bepaald door de Gemeenschapsraad voor hulpverlening aan de jeugd.» vervangen door de woorden « op grond van de programmatieprincipes bepaald door de Regering krachtens artikel 43bis. » b) In het vierde lid worden de woorden « de naleving van de normen inzake erkenning en toelagen.» vervangen door de woorden « de naleving van de algemene erkenningsvoorwaarden zoals bepaald door de Regering. »

Art. 37.Er wordt een artikel 46bis ingevoegd na artikel 46 en vóór artikel 47 van hetzelfde decreet, luidend als volgt : « Art. 46bis.Wanneer vastgesteld wordt dat de erkende dienst niet meer voldoet aan de erkenningsvoorwaarden of dat hij weigert of nalaat te voldoen aan de verplichtingen bepaald in artikel 44, kan de Regering indien zij die dienst in gebreke gesteld heeft, de erkenning intrekken volgens de nadere regels die ze bepaalt.

Bij vervanging van de natuurlijke persoon die de dienst beheert en er de werkelijke leiding van heeft, kan de Minister volgens de nadere regels bepaald door de regering, ofwel de erkenning bevestigen, ofwel deze schorsen in afwachting van de instelling van een directie die aan de bepalingen vastgesteld door de regering beantwoordt.

Art. 38.Er wordt een hoofdstuk Ibis ingevoegd na artikel 46bis en artikel 47 van hetzelfde decreet, luidend als volgt : HOOFDSTUK Ibis : De subsidies van de erkende en niet-erkende diensten ».

Art. 39.Artikel 47 van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt : «

Art. 47.§ 1. De Regering bepaalt de voorwaarden waaraan de erkende diensten in aanmerking kunnen komen voor subsidies overeenkomstig dit decreet voor de begeleiding van jongeren die hen toevertrouwd worden.

De rechtspersonen die gedeeltelijk of toevallig hun steun verlenen aan de toepassing van dit decreet, kunnen in aanmerking komen voor subsidies volgens de nadere regels bepaald door de Regering zonder trouwens erkend te worden. § 2. De subsidies bevatten naargelang het geval een variabel gedeelte en een vast gedeelte. Het variabel gedeelte bestaat uit een vast bedrag dat de gewone en bijzondere kosten in verband met het onderhoud en de opvoeding van de jongere dekt. Het vast gedeelte dekt de personeelskosten en de werkingskosten van de dienst.

De Regering bepaalt, in voorkomend geval, de aard van de gegevens afkomstig uit de geïnformatiseerde databank voor tewerkstelling zoals bedoeld in het decreet van de Franse Gemeenschap van 19 oktober 2007 betreffende de invoering van een geïnformatiseerde databank voor tewerkstelling in de non-profit sector van de Franse Gemeenschap en die bezorgd worden aan de bevoegde administratie om de personeelskosten vast te stellen. De gegevens worden bezorgd en gebruikt met inachtneming van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid en haar uitvoeringsbesluiten. § 3. De subsidies worden uitbetaald in de vorm van maandelijkse voorschotten. »

Art. 40.Artikel 48 van het decreet, gewijzigd bij het decreet van 6 april 1998, wordt opgeheven.

Art. 41.Artikel 49 van het decreet wordt opgeheven.

Art. 42.Er wordt een Titel VIIIbis ingevoegd na artikel 52 en vóór artikel 51 van het decreet, luidend als volgt : « TITEL VIIIbis. - De evaluatie, de deelname en de innoverende praktijken van de sector voor hulpverlening aan de jeugd. HOOFDSTUK I. - De evaluatie van de erkende diensten, de diensten voor hulpverlening aan de jeugd en de gerechtelijke bescherming en de overheidsinstellingen. Afdeling 1. - De externe evaluatie.

Art. 50bis.Ten minste om de twee jaar evalueert elke erkende dienst het opvang- en begeleidingssysteem bij de vergadering van zijn pedagogische raad en met het geheel van de betrokken personen.

Deze evaluatie heeft ten doel de werking van de dienst en de kwaliteit van de hulp verleend aan de personen bedoeld in artikel 1, 1° tot 4° te verbeteren.

De resultaten van deze evaluatie zijn uitsluitend voorbehouden aan het interne gebruik van de erkende dienst.

De nadere regels voor deze evaluatie hebben ten minste betrekking op de 6 volgende criteria : 1° het inaanmerkingnemen van het woord van de personen bedoeld in artikel 1, 1° tot 4° in de evolutie van de praktijken en het pedagogische project;2° de ontwikkeling van de innoverende praktijken bedoeld in artikel 50sexies, tweede lid of van de nieuwe nadere regels van de begeleiding;3° de samenwerking met de al dan niet erkende diensten door de hulpverlening aan de jeugd of met de andere sectoren betrokken bij de hulpverlening aan de jeugd;4° de samenwerking, naargelang het geval, met de adviseur, de directeur, de jeugdrechtbank of de erkende diensten;5° de coherentie tussen de werking van de erkende dienst en zijn opdrachten en praktijken;6° de overeenstemming tussen het publiek bedoeld bij het pedagogische project en het publiek dat werkelijk begeleid wordt.

Art. 50ter.Elke dienst voor hulpverlening aan de jeugd en voor gerechtelijke bescherming en elke overheidsinstelling gaat over tot de interne evaluatie om zijn werking en de kwaliteit van de steun verleend aan de personen bedoeld in artikel 1, 1° tot 4° te verbeteren.

Deze evaluatie wordt gevoerd volgens de regelgevingen en bestuursbepalingen die in de diensten van de Regering gelden. Afdeling 2. - De evaluatie van de uitvoering van de beginsels van het

decreet.

Art. 50quater.De Regering leidt een externe wetenschappelijke evaluatie in, in samenwerking met de bevoegde administratie die ten doel heeft de relevantie en de doeltreffendheid van de maatregelen te evalueren die uitgevoerd worden door het geheel van de sector om aan de beginsels van het decreet bedoeld in de inleidende titel in acht te nemen. Daarom worden onderzoekers aangesteld ten gevolge van een openbare aanbesteding.

In dit kader wordt een comité belast met de omkadering van deze evaluatie ingesteld volgens de nadere regels bepaald in de aanbesteding. Dit comité is ten minste samengesteld uit : 1° vertegenwoordigers van het Waarnemingscentrum voor Kind, Jeugd en Hulpverlening aan de Jeugd;2° een vertegenwoordiger van de minister;3° vertegenwoordigers van de bevoegde administratie;4° een vertegenwoordiger van de erkende diensten. Het eindverslag wordt ten laatste halverwege de legislatuur aan de Regering bezorgd. Binnen de drie maanden na de ontvangst van het verslag bezorgt de Regering het verslag ter informatie aan de gemeenschapsraad en het Parlement. HOOFDSTUK II. - De deelname van de personen bedoeld in artikel 1, 1° tot 4°.

Art. 50quinquies.De erkende diensten, de diensten voor hulpverlening aan de jeugd en voor gerechtelijke bescherming, alsook de overheidsinstellingen organiseren doorlopend de deelname van de personen bedoeld in artikel 1, 1° tot 4°.

Dankzij deze deelname kan elke persoon bedoeld in artikel 1, 1° tot 4° haar mening vrij geven en gehoord worden over de manier waarop ze de tegemoetkoming geniet waarvoor ze in aanmerking komt en de gevolgen die ze geeft.

Elke pedagogische raad onderzoekt thans elk jaar de deelnemingsprocedures die ingesteld worden door de erkende dienst met de personen bedoeld in artikel 1, 1° tot 4° van dit decreet, de vaststellingen waartoe ze leiding geven en de manier waarop ze in aanmerking worden genomen om de praktijken van de erkende dienst te verbeteren. HOOFDSTUK III. - De innoverende praktijken.

Art. 50sexies.De regering steunt binnen de perken van de begrotingskredieten de innoverende praktijken inzake de begeleiding bij jongeren en gezinnen volgens de nadere regels die ze bepaalt, met ten minste één oproep tot project om de twee jaar.

Deze praktijken hebben tot doel een antwoord te geven aan de al dan niet nieuwe behoeftes en de bestaande praktijken te verbeteren. »

Art. 43.In artikel 52 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het punt 1° wordt vervangen als volgt : « de erkende diensten in het kader van het decreet »;2° onder punt 3° worden de woorden « voor jeugdbescherming » opgeheven;3° 4° wordt vervangen als volgt : « de niet-erkende diensten door de hulpverlening aan de jeugd en de personen die toevallig hun medewerking verlenen voor de toepassing van het decreet.»

Art. 44.Artikel 53 van hetzelfde decreet, opgeheven bij het decreet van 6 april 1998 en hersteld bij het decreet van 19 mei 2004, wordt vervangen als volgt : «

Artikel 53.Samenwerkingsprotocollen worden afgesloten tussen de sector van de hulpverlening aan de jeugd en andere sectoren om de algemene preventie te versterken zoals bedoeld in artikel 1, 21° of om de begeleiding van de jongeren en de gezinnen bedoeld in het decreet te verbeteren.

De Regering neemt alle nodige maatregelen om deze protocollen af te sluiten of te verbeteren in het bijzonder met de sectoren van het kind, de gehandicapten, de geestelijke gezondheid, de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en onderwijs. »

Art. 45.Artikel 54 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 19 mei 2004, wordt opgeheven.

Art. 46.In artikel 55 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « betreffende de jeugdbescherming » opgeheven;2° in het tweede lid worden de woorden « overeenkomstig artikel 48 van dit decreet » opgeheven.

Art. 47.In artikel 57 van hetzelfde decreet worden de woorden « is artikel 458 van het Strafwetboek toepasselijk » vervangen door de woorden « zijn de artikelen 458 en 458bis van het Strafwetboek toepasselijk ».

Art. 48.In artikel 58 worden de woorden « met geldboete van zesentwintig frank tot vijfduizend frank » vervangen door de woorden « met geldboete van zesentwintig euro tot vijfduizend euro ».

Art. 49.In artikel 59 van hetzelfde decreet worden de woorden « vijftig frank tot vijfhonderd frank » vervangen door de woorden « vijftig euro tot vijfhonderd euro ».

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 29 november 2012.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Vice-President en Minister van Kind, Onderzoek en Ambtenarenzaken, J.-M. NOLLET De Vice-President en Minister van Begroting, Financiën en Sport, A. ANTOINE De Vice-President en Minister van Hoger Onderwijs, J.-Cl. MARCOURT De Minister van Jeugd, Mevr. E. HUYTEBROECK De Minister van Cultuur, Audiovisuele Sector, Gezondheid en Gelijke Kansen, Mevr. F. LAANAN De Minister van Leerplichtonderwijs en van Onderwijs voor Sociale Promotie, Mevr. M.-D. SIMONET _______ Nota (1) Zitting 2012-2013. Stukken van het Parlement. - Ontwerp van decreet, nr. 416-1. - Commissieamendementen, nr. 416-2. - Verslag, nr. 416-3. - Vergaderingsamendement, nr. 416-4.

Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 28 november 2012.

^