Etaamb.openjustice.be
Decreet van 30 april 2009
gepubliceerd op 30 juni 2009

Decreet houdende uitvoering van het Protocol van akkoord van 20 juni 2008 gesloten voor de periode 2009-2010 met de representatieve vakverenigingen van de onderwijssector

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2009029353
pub.
30/06/2009
prom.
30/04/2009
ELI
eli/decreet/2009/04/30/2009029353/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

30 APRIL 2009. - Decreet houdende uitvoering van het Protocol van akkoord van 20 juni 2008 gesloten voor de periode 2009-2010 met de representatieve vakverenigingen van de onderwijssector


Het Parlement van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : TITEL I. - De leden van het administratief personeel en het werkliedenpersoneel van de onderwijsinrichtingen en de psycho-medisch-sociale centra ingericht door de Franse Gemeenschap HOOFDSTUK I. - De tijdelijke aanstelling van de werkliedenpersoneelsleden van de onderwijsinrichtingen ingericht door de Franse Gemeenschap

Artikel 1.§ 2 van artikel 189 van het decreet van 12 mei 2004 tot bepaling van het statuut van de leden van het administratief personeel, het meester-, vak- en dienstpersoneel van de onderwijsinrichtingen ingericht door de Franse Gemeenschap, wordt door de §§ 2 en 2bis vervangen, luidend als volgt : « § 2. Een tijdelijke aanstelling in een vacante betrekking eindigt wanneer het vast benoemde lid van het werkliedenpersoneel of het tot de proeftijd toegelaten lid van het werkliedenpersoneel zijn functies in de betrokken betrekking weer opneemt.

Een tijdelijke aanstelling in een betrekking waarvan de titularis tijdelijk afwezig is, eindigt wanneer de betrokken titularis zijn functies weer opneemt. § 2bis. Elke tijdelijke aanstelling in een wervingsambt geschiedt ofwel voor een bepaalde duur ofwel voor een onbepaalde duur.

De tijdelijke aanstelling voor onbepaalde duur geschiedt zodra het personeelslid, op het ogenblik van zijn tijdelijke aanstelling, een ambtsanciënniteit van vijf jaar telt, berekend overeenkomstig artikel 197, § 1, en voor zover de aanstelling niet geschiedt in het kader van een vervanging.

De tijdelijke aanstelling voor bepaalde duur eindigt op de vervaldatum vermeld in de aanstellingsakte en ten laatste de dag voor het begin van het schooljaar of academiejaar volgend op de datum van de aanstelling. »

Art. 2.In artikel 191, § 1, van hetzelfde decreet, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In het tweede lid, worden de woorden « voor een termijn gelijk aan of langer dan » vervangen door de woorden « voor een bepaalde duur gelijk aan of langer dan »;2° Tussen het derde en vierde lid wordt een nieuw lid, luidend als volgt, ingevoegd : « Wanneer het werkliedenpersoneelslid een tijdelijke aanstelling voor onbepaalde duur geniet, wordt de duur van de opzegtermijn berekend overeenkomstig het vorige lid.»; 3° In het vierde lid, dat het vijfde lid is geworden, worden de woorden « voor een termijn korter dan » vervangen door de woorden « voor een bepaalde duur korter dan ».

Art. 3.In artikel 280, eerste lid, van hetzelfde decreet, worden de woorden « en, ten laatste, op de laatste dag van het lopende school- of academiejaar » vervangen door de woorden « en, wanneer het werliedenpersoneelslid tijdelijk voor bepaalde duur aangesteld is, ten laatste, op de laatste dag van het lopende school- of academiejaar ». HOOFDSTUK II. - De nadere regels voor de berekening van de administratieve en geldelijke anciënniteiten

Art. 4.In hetzelfde decreet wordt een artikel 347bis ingevoegd, luidend als volgt : «

Artikel 347bis.Voor de toepassing van de bepalingen van titel II van dit decreet die betrekking hebben op de berekening van de dienstanciënniteit, worden ook in aanmerking genomen de diensten gepresteerd als administratief beambte Geco/Steun voor bevordering van werkgelegenheid in het kader van de overeenkomsten genomen ter uitvoering van artikel 18 van het decreet van het Waalse Gewest van 25 april 2002 betreffende de tegemoetkomingen ter bevordering van de indienstneming van niet-werkende werkzoekenden door de plaatselijke, gewestelijke en gemeenschapsoverheden, door bepaalde werkgevers in de niet-commerciële sector, het onderwijs en de commerciële sector en van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende het stelsel van de gesubsidieerde contractuelen, op voorwaarde dat het in dat kader beklede ambt gelijk zou zijn aan een ambt bedoeld bij artikel 17, § 1, 1°. »

Art. 5.Artikel 14 van het koninklijk besluit van 1 december 1970 houdende bezoldigingsregeling van het administratief personeel, het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs, zoals gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 5 november 1971 en 28 januari 1975 en bij het decreet van 4 mei 2005, wordt aangevuld met het volgende lid : « De in aanmerking te nemen diensten bedoeld bij het eerste lid kunnen in aanmerking genomen worden binnen de perken bepaald bij dit artikel wanneer ze verricht werden als tijdelijke, stagiair of vastbenoemde maar tevens als werknemer van het bijzonder tijdelijk kader (BTK), gesubsidieerde contractuele (Geco), tewerkgestelde werkloze (TWW), stagiair "Nationale Opvoeding" (STNO), stagiair Franse Gemeenschap (SOFG), stagiair RVA, ambtenaar in het kader van het DAC, ambtenaar in het kader van het doorstromingsprogramma (PTP), ambtenaar in het kader van APE-contracten, ambtenaar in het kader van een overeenkomst van eerste betrekking (ROSETTA) en ambtenaar in het kader van een arbeidsovereenkomst.

Nochtans, kunnen de diensten gepresteerd als TWW enkel in aanmerking genomen worden vanaf het ogenblik dat het personeelslid de hoedanigheid bekleedt van vastbenoemde en ten belope van een periode van zes jaar wanneer het personeelslid ook diensten kan laten gelden die eerder gepresteerd werden als Geco en van twee jaar in tegengesteld geval. » HOOFDSTUK III. - Diverse statutaire wijzigingen die toepasselijk zijn op de leden van het administratief en werkliedenpersoneel

Art. 6.In artikel 26, 8°, van hetzelfde decreet, worden de woorden « of van een afzetting » vervangen door de woorden « , van het ontslag bij tuchtmaatregel of van de afzetting ».

Art. 7.In artikel 39, eerste lid, 9°, van hetzelfde decreet, worden de woorden « of van een afzetting » vervangen door de woorden « , van het ontslag bij tuchtmaatregel of van de afzetting ».

Art. 8.In artikel 96 van hetzelfde decreet wordt punt 6° vervangen door de volgende punten : « 6° het ontslag bij tuchtmaatregel; 7° de afzetting.»

Art. 9.In artikel 127, tweede lid, 5°, van hetzelfde decreet, worden de woorden « 4°, 5° en 6° » vervangen door de woorden « 4°, 5°, 6° en 7°. »

Art. 10.In artikel 128, eerste lid, 1°, van hetzelfde decreet, worden de woorden « 4°, 5° en 6° » vervangen door de woorden « 4°, 5°, 6° en 7°. »

Art. 11.Artikel 136 van hetzelfde decreet wordt als volgt aangevuld : « 15° voor het afstaan van organen of weefsels ».

Art. 12.Artikel 137 van hetzelfde decreet wordt als volgt aangevuld : « 8° voor het afstaan van organen of weefsels ».

Art. 13.In artikel 170 van hetzelfde decreet wordt punt 4° vervangen door het volgende punt 4° : « 4° het ontslag bij tuchtmaatregel en de afzetting. »

Art. 14.In artikel 188, eerste lid, 6°, van hetzelfde decreet, worden de woorden « of van een afzetting » vervangen door de woorden « , van het ontslag bij tuchtmaatregel of van de afzetting ».

Art. 15.In artikel 195, eerste lid, 6°, van hetzelfde decreet, worden de woorden « of van een afzetting » vervangen door de woorden « , van het ontslag bij tuchtmaatregel of van de afzetting ».

Art. 16.In artikel 240 van hetzelfde decreet, wordt punt 6° vervangen door de volgende punten : « 6° het ontslag bij tuchtmaatregel; 7° de afzetting.»

Art. 17.In artikel 271, tweede lid, 5°, van hetzelfde decreet, worden de woorden « 4°, 5° en 6° » vervangen door de woorden « 4°, 5°, 6° en 7° ».

Art. 18.In artikel 272, eerste lid, 1°, van hetzelfde decreet, worden de woorden « 4°, 5° en 6° » vervangen door de woorden « 4°, 5°, 6° en 7° ».

Art. 19.Artikel 284 van hetzelfde decreet wordt als volgt aangevuld : « 15° voor het afstaan van organen of weefsels. »

Art. 20.Artikel 285 van hetzelfde decreet wordt als volgt aangevuld : « 8° voor het afstaan van organen of weefsels. »

Art. 21.In artikel 316 van hetzelfde decreet wordt punt 4° vervangen door het volgende punt 4° : « 4° het ontslag bij tuchtmaatregel en de afzetting. »

Art. 22.De personeelsleden die, op de dag voor de inwerkingtreding van dit decreet, een betrekking bekleden in een kwalificatieambt van computeropsteller binnen een inrichting voor gespecialiseerd onderwijs ingericht door de Franse Gemeenschap, worden geacht, op 1 september 2009, het ambt van opsteller uit te oefenen bedoeld bij artikel 17, § 1, 1°, c), van het decreet van 12 mei 2004 tot bepaling van het statuut van de leden van het administratief personeel, het meester-, vak- en dienstpersoneel van de onderwijsinrichtingen ingericht door de Franse Gemeenschap.

Op 1 september 2009, worden ze geacht aangesteld te zijn binnen de onderwijsinrichting bedoeld bij het eerste lid en vast benoemd te zijn in genoemd ambt van opsteller voor zover ze op die datum aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° Belg zijn of onderdaan van een andere lidstaat van de Europese Unie, behoudens afwijking toegestaan door de Regering;2° van onberispelijk gedrag zijn;3° de burgerlijke en politieke rechten genieten;4° voldaan hebben aan de dienstplichtwetten;5° voldoen aan de wets- en reglementaire bepalingen inzake taalstelsel. De betrekking van het ambt van opsteller bekleed door het personeelslid wordt in de personeelsformatie van de inrichting behouden waarbinnen het personeelslid aangesteld is tot de datum waarop het definitief de uitoefening van zijn ambt eindigt.

TITEL II. - De module voor de opleiding tot de pedagogie van het basisonderwijs of het lager secundair onderwijs ter bestemming van de geaggregeerden van het hoger secundair onderwijs en de houders van een diploma van universitair niveau aangevuld met het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid of het getuigschrift van middelbare technische normaalleergangen

Art. 23.In deze titel, 1° Onder module dient verstaan te worden, de module voor de opleiding tot de pedagogie van het basisonderwijs of het lager secundair onderwijs ter bestemming van de geaggregeerden van het hoger secundair onderwijs en de houders van een diploma van universitair niveau aangevuld met het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid (CAP) of het getuigschrift van middelbare technische normaalleergangen (CNTM);2° Onder IFC dient verstaan te worden, het instituut voor opleidingen tijdens de loopbaan opgericht door het decreet van 11 juli 2002 betreffende de opleiding tijdens de loopbaan in het gespecialiseerd onderwijs, het gewoon secundair onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra en tot oprichting van een instituut voor opleidingen tijdens de loopbaan.

Art. 24.§ 1. De module beoogt het aanwerven, door het personeelslid bedoeld bij artikel 25, § 2, van de vaardigheden die onder de algemene bepalingen van toepassing inzake pedagogie betreffende het basisonderwijs of het lager secundair onderwijs ressorteren.

Daartoe bevat de module twee luiken : 1° Een luik besteed aan de cognitieve psychologie van het kind;2° Een luik besteed aan de didactiek van het onderwezen vak. § 2. Het luik bedoeld bij § 1, tweede lid, 1° wordt ingericht zodat er twee verschillende groepen zijn waarvan één bestemd is voor de cognitieve psychologie van het kind van het niveau van het basisonderwijs en de andere groep bestemd voor de cognitieve psychologie van het kind van het niveau van het lager secundair onderwijs.

Het luik bedoeld bij § 1, tweede lid, 2° wordt vak per vak ingericht. § 3. De module bevat 60 uren verdeeld als volgt : 1° 20 uren besteed aan het luik bedoeld bij § 1, tweede lid, 1°;2° 40 uren besteed aan het luik bedoeld bij § 1, tweede lid, 2°.

Art. 25.§ 1. De module wordt ingericht door het IFC op basis van het opleidingsplan bedoeld bij § 3 van dit artikel.

Daartoe, minstens om de twee jaar, maakt de Regering, via het IFC, een oproep tot de kandidaten. § 2. Niemand kan zich inschrijven voor de module als, op de datum van indiening van zijn participatieaanvraag, hij niet voldoet of niet meer voldoet aan alle hierna opgesomde voorwaarden : 1° Houder zijn van het bekwaamheidsbewijs van geaggregeerde van het hoger secundair onderwijs of een diploma van universitair niveau aangevuld met het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid (CAP) of het getuigschrift van middelbare technische normaalleergangen (CNTM);2° Houder zijn van het bekwaamheidsbewijs vereist voor het ambt van het hoger secundair onderwijs dat analoog is met het overeenstemmende ambt van het lager secundair niveau of van het basisniveau, zoals bepaald door de Regering. Hebben voorrang bij de toegang tot de module, de personeelsleden bedoeld bij het eerste lid die tijdelijk aangesteld of aangeworven worden, in een ambt op het niveau van het basisonderwijs of het lager secundair onderwijs. § 3. Op basis van een advies uitgebracht door het IFC, bepaalt de Regering het opleidingsplan van de module waarin onder andere de inhoud van de opleiding, alsook de doelstellingen van de opleiding en de te verwerven vaardigheden vastgelegd worden.

Art. 26.Voor de inrichting en de certificatie van de module, beroept het IFC zich op : a) de hogescholen;b) de onderwijsinrichtingen voor sociale promotie;c) de universiteiten.

Art. 27.Aan een personeelslid dat zijn ambt uitoefent bij één van de onderwijsinrichtingen bedoeld bij artikel 26 kan door diezelfde onderwijsinrichting geen attest uitgereikt worden.

Art. 28.Behoudens noodzaak verbonden aan de inhoud ervan, wordt de module ingericht buiten de normale werktijd van de schoolinrichtingen.

De personeelsleden die de module volgen, worden geacht als zijnde in dienstactiviteit.

Art. 29.Ieder luik van de module bedoeld bij artikel 24 eindigt met een proef bekrachtigd door een slaagattest.

Art. 30.Alle kandidaten die de twee luiken van de module hebben gevolgd, krijgen een bezoekattest voor ieder van deze luiken. Enkel de kandidaten die een attest indienen waarbij gestaafd wordt dat zij werkelijk minstens 75 % van de duur van ieder luik van de module hebben gevolgd, worden toegelaten tot de proef die ieder luik van de module bekrachtigt.

Art. 31.Ieder luik van de module wordt bekrachtigd met de volgende proeven : 1° een onderhoud;2° een schriftelijke proef. Beide types proeven hebben betrekking op het verwerven van de vaardigheden bepaald bij de artikelen 24, § 1 en 25, § 3.

Voor iedere proef worden de kandidaten ofwel toegelaten, ofwel geweigerd.

Art. 32.De beroepsmiddelen die gewoon geldig zijn binnen de onderwijsinrichtingen bedoeld bij artikel 26 zijn van toepassing wat betreft de beslissingen getroffen door deze inrichtingen in het kader van de certificatie van de modules die zij verstrekken krachtens dit decreet. Desnoods worden de nadere regels voor de toepassing van deze beroepsmiddelen door deze inrichtingen aan de bijzonderheden van deze titel aangepast.

Art. 33.De Algemene dienst Inspectie en de toezichtsdiensten, ieder wat hem betreft, worden belast met het toezicht, volgens de nadere regels die door de Regering bepaald worden, op de tenuitvoerlegging, met inachtneming van de bepalingen van deze titel, van het opleidingsplan bedoeld bij artikel 25, § 3.

Art. 34.Het IFC brengt, op eigen initiatief of op aanvraag van de Regering, adviezen uit over de toepassing van de artikelen die de luiken van de modules en de proeven ter bekrachtiging ervan inrichten.

Art. 35.Ieder jaar zendt het IFC aan de Sturingscommissie opgericht door het decreet van 27 maart 2002 betreffende de sturing van het onderwijssysteem van de Franse Gemeenschap, een evaluatieverslag over omtrent de inrichting en de certificatie van de module.

De Sturingscommissie kan, in haar jaarlijkse verslag, een advies uitbrengen of voorstellen verwoorden ter bestemming van de Regering inzake coherentie van de inrichting en de certificatie van de ingerichte module overeenkomstig deze titel.

TITEL III. - Het onderwijs voor sociale promotie HOOFDSTUK I. - Wijziging van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving

Art. 36.In artikel 12 van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, wordt paragraaf 3 vervangen als volgt : « § 3. Per schooljaar wordt het bedrag van het inschrijvingsgeld in het onderwijs voor sociale promotie bepaald op grond van het totaal van de lestijden van 50 minuten in de afdelingen, opleidingen en opleidingseenheden waar een student zich inschrijft en waarvan de datum van het eerste tiende in dat schooljaar valt.

Dat inschrijvingsgeld wordt berekend als volgt : 1° een vast deel van 20 euro;2° een deel berekend in functie van het aantal lestijden van 50 minuten waarop de inschrijving betrekking heeft : a) in het secundair onderwijs voor sociale promotie : 0,18 euro per lestijd van 50 minuten tot de 800e lestijd.Verder wordt geen ander inschrijvingsgeld geïnd; b) in het hoger onderwijs voor sociale promotie : vanaf 1 september 2009 : 0,20 euro per lestijd van 50 minuten tot de 750e lestijd.Verder wordt geen ander inschrijvingsgeld geïnd; vanaf 1 september 2010 : 0,24 euro per lestijd van 50 minuten tot de 750e lestijd. Verder wordt geen ander inschrijvingsgeld geïnd; vanaf 1 september 2011 : 0,28 euro per lestijd van 50 minuten tot de 750e lestijd. Verder wordt geen ander inschrijvingsgeld geïnd.

Wanneer een student zich simultaan inschrijft in een van de afdelingen of opleidingseenheden van het secundair onderwijs en het hoger onderwijs voor sociale promotie, worden, om het bedrag te bepalen van het inschrijvingsgeld, de lestijden van het secundaire niveau in aanmerking genomen voor de lestijden van het hogere niveau.

Indien inschrijvingen voor de secundaire en hogere niveaus in twee of meerdere inrichtingen geschieden, is de bepaling bedoeld bij het vorige lid van toepassing binnen ieder van de betrokken inrichtingen, in de chronologische volgorde van de inschrijvingen.

Boven 800 lestijden wordt geen enkel inschrijvingsgeld geïnd.

Wanneer een student zich simultaan inschrijft in twee of meerdere inrichtingen, wordt het vaste deel van het inschrijvingsgeld verschuldigd in de inrichting waar de eerste inschrijving plaats heeft gevonden.

Vanaf 1 september 2012, worden de bedragen bepaald bij het tweede lid, 1° en 2°, verbonden aan het indexcijfer van de consumptieprijzen. Jaarlijks worden ze aangepast in functie van de evolutie van dit indexcijfer zoals bepaald op 1 januari van hetzelfde kalenderjaar.

Worden echter vrijgesteld van de betaling van het inschrijvingsgeld bedoeld bij het tweede lid, 1° en 2° : - de minderjarigen die leerplichtig zijn; - de uitkeringsgerechtigde volledig werklozen, met uitsluiting van de werklozen in beroepsopleiding met een overeenkomst voor individuele opleiding in een bedrijf die ze bijkomende inkomsten garandeert, met uitsluiting van de tewerkgestelde werklozen en de personen met brugpensioen; - de niet-werkende verplicht ingeschreven werkzoekenden krachtens de reglementeringen inzake arbeidsvoorziening en werkloosheid, gehandicapten of maatschappelijk welzijn; - de gehandicapten, ingeschreven bij het gemeenschapsfonds voor sociale en beroepsintegratie, wanneer dit fonds van oordeel is dat de inschrijving in de beschouwde afdeling, opleiding of opleidingseenheid een vereiste is voor hun integratie in het beroepsleven; - de personen die het leefloon (vroeger bestaansminimum) genieten; - de dienstplichtigen; - de leden van het bestuurs-, onderwijzend en opvoedend hulppersoneel van het ingericht of gesubsidieerd onderwijs, voor wie de afdeling, opleiding of opleidingseenheid waar zij zich inschrijven, erkend is voor de voortgezette vorming of de vorming tijdens de loopbaan van de leerkrachten; - de personeelsleden van het door de Franse Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd onderwijs, voor wie de beschouwde afdeling, opleiding of opleidingseenheid een bijscholing in het kader van hun onderwijsambt uitmaakt; - de personen onderworpen aan een door een overheid opgelegde verplichting.

Het inschrijvingsgeld wordt betaald voor het eerste tiende van de duur van de gekozen afdeling, opleiding of opleidingseenheid.

De leerlingen en studenten die zonder vrijstelling het inschrijvingsgeld bedoeld in het 2e lid, 1° of 2° niet betaald hebben in de in het vorige lid bepaalde termijn komen niet in aanmerking voor de berekening van de omkadering, de aanpassing van de lestijdendotatie en het bedrag van de werkingskredieten of -toelagen.

De som van de bedragen van de inschrijvingsgelden berekend voor alle leerlingen en studenten, vermeld in de jaarlijkse documenten tot vaststelling van de schoolbevolking bij het eerste tiende van alle afdelingen, opleidingen of opleidingseenheden, waarvan het eerste tiende van de werkingsduur tijdens het schooljaar valt, is het bedrag van het vastgestelde inschrijvingsgeld voor de inrichting voor het schooljaar.

De bedragen van het inschrijvingsgeld verschuldigd krachtens het eerste lid van deze paragraaf worden afgetrokken van de bedragen van de werkingskredieten van de inrichtingen voor sociale promotie ingericht door de Franse Gemeenschap en van de toelagen van de inrichtingen voor sociale promotie gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap.

Wanneer de bedragen van het krachtens het eerste lid van deze paragraaf verschuldigde inschrijvingsgeld hoger zijn dan de bedragen van de werkingskredieten van de inrichtingen voor sociale promotie ingericht door de Franse Gemeenschap of van de toelagen van de inrichtingen voor sociale promotie gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, wordt het verschil tussen het bedrag van het inschrijvingsgeld en het bedrag van de werkingskredieten of -toelagen op de middelenbegroting van de Franse Gemeenschap gestort. » HOOFDSTUK II. - Wijziging van het decreet van 16 april 1991 houdende organisatie van het onderwijs voor sociale promotie

Art. 37.In artikel 111bis van het decreet van 16 april 1991 houdende organisatie van het onderwijs voor sociale promotie, wordt een tweede lid ingevoegd, luidend als volgt : « Het eerste lid is niet van toepassing als, krachtens de statuten en de bepalingen die op hem toepasselijk zijn, een personeelslid om minstens 55 jaar vast benoemd of aangeworven moet zijn. » HOOFDSTUK III. - Statutaire wijzigingen

Art. 38.In artikel 42, § 1, van het decreet van 1 februari 1993 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In het eerste lid, wordt punt 11° geschrapt;2° Het tweede lid wordt geschrapt.

Art. 39.In artikel 30, § 1, van het decreet van 6 juni 1994 tot vaststelling van de rechtspositie van de gesubsidieerde personeelsleden van het officieel gesubsidieerd onderwijs, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In het eerste lid, wordt punt 12° geschrapt;2° Het tweede lid wordt geschrapt. HOOFDSTUK IV. - Wijziging van het decreet van 30 juni 1998 met betrekking tot de bijscholing van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel en het opvoedend hulppersoneel in het onderwijs voor sociale promotie

Art. 40.In het decreet van 30 juni 1998 met betrekking tot de bijscholing van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel en het opvoedend hulppersoneel in het onderwijs voor sociale promotie, wordt een hoofdstuk VIbis ingevoegd, luidend als volgt : « HOOFDSTUK VIbis. - Over de toegang van de personeelsleden van het onderwijs voor sociale promotie tot de opleidingen ingericht door het Instituut voor de opleiding tijdens de loopbaan (IFC) opgericht bij artikel 25 van het decreet van 11 juli 2002 betreffende de opleiding tijdens de loopbaan in het buitengewoon onderwijs, het gewoon secundair onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra en tot oprichting van een instituut voor opleidingen tijdens de loopbaan

Art. 15bis.De Regering van de Franse Gemeenschap bepaalt de opleidingsthema's onder de opleidingen ingericht door het Instituut voor de opleiding tijdens de loopbaan opgericht bij artikel 25 van het voornoemde decreet die toegankelijk zijn voor de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel en het opvoedend hulppersoneel in het onderwijs voor sociale promotie. » HOOFDSTUK V. - Wijziging van het decreet van 17 juli 2002 tot bepaling van het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid voor het hoger onderwijs (CAPAES - "Certificat d'aptitude pédagogique approprié à l'enseignement supérieur") in de hogescholen en in het hoger onderwijs voor sociale promotie en van de voorwaarden voor het verkrijgen ervan

Art. 41.In artikel 6, § 2, van het decreet van 17 juli 2002 tot bepaling van het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid voor het hoger onderwijs (CAPAES - "Certificat d'aptitude pédagogique approprié à l'enseignement supérieur") in de hogescholen en in het hoger onderwijs voor sociale promotie en van de voorwaarden voor het verkrijgen ervan, wordt een zesde lid, luidend als volgt, ingevoegd : « De inrichting die het hoger onderwijs voor sociale promotie inricht waar de kandidaat voor het CAPAES zijn ambt uitoefent, kent uren toe voor pedagogische en technische expertise aan het personeelslid dat voor de begeleiding van de praktijk van de kandidaat voor het CAPAES zorgt gedurende een deel van zijn prestaties. Er worden maximum acht uur toegekend per kandidaat voor het CAPAES en per academiejaar. » HOOFDSTUK VI. - Opheffings- en overgangsbepalingen

Art. 42.Het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 14 september 2004 houdende de lijst van de beroepsgerichte afdelingen of opleidingseenheden in het onderwijs voor sociale promotie van stelsel 2 en stelsel 1, wordt opgeheven.

Art. 43.Bij wijze van overgangsmaatregel, blijven de bepalingen betreffende het beroepsgerichte inschrijvingsgeld en, bijgevolg, betreffende het recht vastgesteld voor een inrichting en voor een schooljaar, geldig tot 30 juni 2010.

TITEL IV. - Diverse wijzigingsbepalingen

Art. 44.In artikel 122 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, wordt punt 8 door de volgende punten vervangen : « 8° het ontslag bij tuchtmaatregel; 9° de afzetting.»

Art. 45.In artikel 157quater, eerste lid, 5° van hetzelfde koninklijk besluit, worden de woorden « 5°, 7° en 8° » vervangen door de woorden « 5°, 7°, 8° en 9° ».

Art. 46.In artikel 157quinquies, eerste lid, 1°, van hetzelfde koninklijk besluit, worden de woorden « 5°, 7° en 8° » vervangen door de woorden « 5°, 7°, 8° en 9° ».

Art. 47.In artikel 169 van hetzelfde koninklijk besluit, wordt punt 4° vervangen door het volgende punt 4° : « 4° het ontslag bij tuchtmaatregel en de afzetting.»

Art. 48.In artikel 130 van het koninklijk besluit van 27 juli 1979 tot vaststelling van het statuut van de leden van het technisch personeel van de psycho-medisch-sociale centra van de Franse Gemeenschap en van de leden van de inspectiedienst belast met het toezicht op de psycho-medisch-sociale centra, wordt punt 8° door de volgende punten vervangen : « 8° het ontslag bij tuchtmaatregel; 9° de afzetting.»

Art. 49.In artikel 165ter, eerste lid, 5°, van hetzelfde koninklijk besluit, worden de woorden « 5°, 7° en 8° » vervangen door de woorden « 5°, 7°, 8° en 9° ».

Art. 50.In artikel 165quater, eerste lid, 1°, van hetzelfde koninklijk besluit, worden de woorden « 5°, 7° en 8° » vervangen door de woorden « 5°, 7°, 8° en 9° ».

Art. 51.In artikel 197 van hetzelfde koninklijk besluit, wordt punt 4° vervangen door het volgende punt 4° : « 4.het ontslag bij tuchtmaatregel en de afzetting. »

Art. 52.In artikel 72, § 1, 9° van het decreet van 1 februari 1993 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs, worden de woorden « het ontslag van ambtswege » vervangen door de woorden « het ontslag bij tuchtmaatregel ».

Art. 53.In artikel 73, § 1, van hetzelfde decreet, wordt punt 7° vervangen door het volgende punt 7° : « 7° het ontslag bij tuchtmaatregel ».

Art. 54.In artikel 59, § 1, 9° van het decreet van 6 juni 1994 tot vaststelling van de rechtspositie van de gesubsidieerde personeelsleden van het officieel gesubsidieerd onderwijs, worden de woorden « het ontslag van ambtswege » vervangen door de woorden « het ontslag bij tuchtmaatregel ».

Art. 55.In artikel 64 van hetzelfde decreet, wordt punt 7° vervangen door het volgende punt 7° : « 7° het ontslag bij tuchtmaatregel ».

Art. 56.Het tweede lid van artikel 5 van het decreet van 5 juli 2000 houdende de regeling inzake verlof en disponibiliteit wegens ziekte of invaliditeit van sommige personeelsleden uit het onderwijs, wordt vervangen door de volgende leden : « Vanaf de zesde week of, in geval van meerlingengeboorte, vanaf de achtste week vóór de vermoedelijke bevallingsdatum, en tot de datum waarop het bevallingsverlof begint, worden de afwezigheidsdagen die rechtstreeks verband houden met de zwangerschapstoestand van het personeelslid niet in aanmerking genomen bij de berekening van het aantal dagen ziekte- of invaliditeitsverlof waarvan het personeelslid krachtens dit decreet geniet, wanneer een controle verricht door een orgaan bedoeld bij het eerste lid, bevestigt dat deze afwezigheid te wijten is aan de zwangerschapstoestand van het personeelslid.

De in dit artikel bedoelde afwezigheidsperiodes worden bezoldigd en met periodes van actieve dienst gelijkgesteld. »

Art. 57.In artikel 69 van het decreet van 31 januari 2002 tot vaststelling van het statuut van de leden van het gesubsidieerd technisch personeel van de gesubsidieerde officiële psycho-medisch-sociale centra, wordt punt 6° vervangen door het volgende punt 6° : « 6° het ontslag bij tuchtmaatregel ».

Art. 58.In artikel 100, 14°, van hetzelfde decreet, worden de woorden « het ontslag van ambtswege » vervangen door de woorden « het ontslag bij tuchtmaatregel ».

Art. 59.In artikel 81 van het decreet van 31 januari 2002 tot vaststelling van het statuut van de leden van het gesubsidieerd technisch personeel van de gesubsidieerde vrije psycho-medisch-sociale centra, wordt punt 6° vervangen door het volgende punt 6° : « 6° het ontslag bij tuchtmaatregel; 7° de afdanking wegens ernstige tekortkoming.»

Art. 60.In artikel 94, tweede lid, 5°, van hetzelfde decreet, worden de woorden « 4°, 5° en 6° » vervangen door de woorden « 4°, 5°, 6° en 7° ».

Art. 61.In artikel 95, § 1, eerste lid, 1°, van hetzelfde decreet, worden de woorden « 4°, 5° en 6° » vervangen door de woorden « 4°, 5°, 6° en 7° ».

Art. 62.Artikel 110, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt met een punt 15°, luidend als volgt, aangevuld : « 15° in geval van ontslag bij tuchtmaatregel, overeenkomstig artikel 81. » Art.63. In artikel 37 van het decreet van 10 maart 2006 betreffende de statuten van de leermeesters godsdienst en de leraars godsdienst, wordt punt 6° vervangen door het volgende punt 6° : « 6° het ontslag bij tuchtmaatregel; ».

Art. 64.In artikel 111, eerste lid, 12° van hetzelfde decreet, worden de woorden « het ontslag van ambtswege » vervangen door de woorden « het ontslag bij tuchtmaatregel ».

Art. 65.In artikel 74 van het decreet van 8 maart 2007 betreffende de algemene inspectiedienst, de dienst voor pedagogische raadgeving en begeleiding van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs, de cellen voor pedagogische raadgeving en begeleiding van het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde onderwijs en betreffende het statuut van de personeelsleden van de algemene inspectiedienst en van de pedagogische adviseurs, worden de woorden « 4° tot 6° » vervangen door de woorden « 4° tot 7° ».

Art. 66.In artikel 100, tweede lid, van hetzelfde decreet, worden de woorden « 4° tot 6° » vervangen door de woorden « 4° tot 7° ».

Art. 67.In artikel 116 van hetzelfde decreet, wordt punt 6° vervangen door de volgende punten : « 6° het ontslag bij tuchtmaatregel; 7° de afzetting ».

Art. 68.In artikel 146, tweede lid, 5°, van hetzelfde decreet, worden de woorden « 4°, 5° en 6° » vervangen door de woorden « 4°, 5°, 6° en 7° ».

Art. 69.In artikel 147, § 1, eerste lid, 1°, van hetzelfde decreet, worden de woorden « 4°, 5° en 6° » vervangen door de woorden « 4°, 5°, 6° en 7° ».

Art. 70.In artikel 148, 10°, van hetzelfde decreet, worden de woorden « de afzetting » vervangen door de woorden « het ontslag bij tuchtmaatregel of de afzetting ».

Art. 71.Dit decreet treedt in werking op 1 september 2009, met uitzondering van Titel II en van artikel 56 die op 1 mei 2009 in werking treden en van artikel 5 dat uitwerking heeft met ingang van 1 september 2008.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel op 30 april 2009.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Vice-Presidente en Minister van Hoger Onderwijs, Wetenschappelijk Onderzoek en Internationale Betrekkingen, Mevr. M.-D. SIMONET De Vice-President en Minister van Begroting, Financiën, Ambtenarenzaken en Sport, M. DAERDEN De Minister van Leerplichtonderwijs, C. DUPONT De Minister van Cultuur en de Audiovisuele Sector, Mevr. F. LAANAN De Minister van Kinderwelzijn, Hulpverlening aan de Jeugd en Gezondheid, Mevr. C. FONCK De Minister van Jeugd en Onderwijs voor Sociale Promotie, M. TARABELLA Nota (1) Zitting 2008-2009. Stukken van het Parlement. - Ontwerp van decreet, nr.702-1. - Verslag, nr. 702-2.

Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 28 april 2009.

^