Etaamb.openjustice.be
Decreet van 30 april 2009
gepubliceerd op 15 juni 2009

Decreet betreffende de coördinatiecentra voor thuiszorg en -hulp met het oog op de toekenning van subsidies

bron
waalse overheidsdienst
numac
2009202584
pub.
15/06/2009
prom.
30/04/2009
ELI
eli/decreet/2009/04/30/2009202584/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

30 APRIL 2009. - Decreet betreffende de coördinatiecentra voor thuiszorg en -hulp met het oog op de toekenning van subsidies (1)


Het Waals Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Dit decreet regelt overeenkomstig artikel 138 van de Grondwet een materie bedoeld in artikel 128, § 1, ervan.

Art. 2.In de zin van dit decreet wordt verstaan onder : 1° de "coördinatie van de thuiszorg en -hulp" : het gezamenlijke proces inzake situatieanalyse en besluitvorming waarbij beroepsbeoefenaars hun kennis, expertises en vaardigheden kunnen bundelen en delen om ze ter beschikking van de begunstigden te stellen ten einde samen een project inzake begeleiding, thuishulp en -zorg uit te werken en uit te voeren;2° het "coördinatiecentrum voor thuishulp en -zorg" : het centrum dat alleen of in vereniging instaat voor de coördinatie zoals bedoeld in het vorige lid;3° de "thuiszorg- en -hulpdiensten" : elke al dan niet aan een erkenning onderworpen structuur die hulpdiensten en verzorging aan huis verleent, met als doelstelling de continuïteit en de kwaliteit van de thuishandhaving;4° de "thuiszorg of -hulpverleners" : elke beroepsbeoefenaar die als zelfstandige hulpdiensten of verzorging aan huis verleent, met als doelstelling de continuïteit en de kwaliteit van de thuishandhaving;5° de "begunstigde" : elke persoon, ongeacht de leeftijd, die ziek is of die tijdelijk of blijvend zijn autonomie verliest of een instelling "intramuros" verlaat, die thuis wenst te leven maar niet in staat is zijn thuishandhaving zelf te organiseren en voor wie een oplossing ten uitvoer gelegd kan worden dankzij de coördinatie;6° de "vertegenwoordiger" : a) de wettelijke of gerechtelijke vertegenwoordiger van de begunstigde;b) de gevolmachtigde afgevaardigd door de begunstigde, met uitzondering van elke persoon die zijn activiteit in het coördinatiecentrum uitoefent of die er medebeheerder van is, of die aan het gezag van de beheerder ervan onderworpen is; 7° de "entourage" : elke door de begunstigde aangewezen persoon die niet beroepshalve tussenkomt, met als doelstelling de continuïteit en de kwaliteit van de thuishandhaving, o.a. de naaste hulpverlener in de zin van het decreet van 6 december 2007 betreffende de hulpdiensten voor gezinnen en bejaarde personen; 8° het eerste niveau : het eerste interventieniveau, met name hulp- en zorgverleners, al dan niet beroepshalve, die hun activiteit uitoefenen met het oog op de bevordering van de thuishandhaving van de persoon en, meer bepaald van de contacten tussen de patiënt en de hulp- of zorgverleners;9° het tweede niveau : het tweede interventieniveau, met name de plaats van de coördinatie en van het pluridisciplinaire overleg, wanneer ze nodig blijkt te zijn,tussen de verschillende actoren die de begunstigde omringen;10° het derde niveau : het derde interventieniveau, met name de geïntegreerde thuiszorgdienst, hierna "het derde niveau" genoemd, met name het geheel van de actoren van het eerste en het tweede niveau binnen een bepaalde geografische zone;11° het netwerk van de instellingen "intramuros" : het geheel van de instellingen die inspelen op de behoeften aan tenlasteneming van de persoon, zowel inzake zorg- als hulpverlening in het kader van dagelijkse handelingen, zoals een verzorgings-, huisvestings-, onthaalinrichting of een rustoord;12° het netwerk van de instellingen "extramuros" : het geheel van de instellingen of diensten die inspelen op de behoeften aan tenlasteneming van de persoon, zowel inzake zorg- als hulpverlening in het kader van dagelijkse handelingen, die aan huis verzorgen of op ambulante wijze tussenkomen;13° de "levensplaats" : de plaats waar de begunstigde doorgaans daadwerkelijk woont, met uitzondering van de instellingen die deel uitmaken van het netwerk intramuros;14° de "huisarts" : de huisarts aangewezen door de begunstigde;15° de "coördinator" : het personeelslid belast met de coördinatie dat voldoet aan de criteria bepaald bij of overeenkomstig dit decreet;16° de "geïntegreerde dienst voor thuisverzorging", hierna de "SISD" genoemd : de door de Regering erkende verzorgingsinstelling waarvan de opdrachten vastgelegd zijn bij het koninklijk besluit van 8 juli 2002 tot vaststelling van de normen voor de bijzondere erkenning van geïntegreerde diensten voor thuisverzorging;17° de "zorgzone" : de zorgzone zoals bedoeld in het besluit van de Waalse Regering van 18 december 2003 betreffende de bijzondere erkenning van de rust- en verzorgingstehuizen, dagverzorgingscentra voor bejaarden, psychiatrische verzorgingstehuizen en geïntegreerde diensten voor thuisverzorging;18° het "netwerk" : het netwerk voor hulp- en zorgverlening aan huis : het geheel van de personen, zoals de huisarts, de diensten, de thuiszorg of -hulpverleners en de entourage, het netwerk extramuros, waarvan de activiteiten rond de begunstigde georganiseerd zijn naar gelang van zijn behoeften en de evolutie hiervan.

Art. 3.Het coördinatiecentrum voorziet alle akten en andere stukken, advertenties en aanplakkingen die van hem uitgaan van de melding "centre de coordination des soins et de l'aide et de soins à domicile agréé et subventionné par la Région wallonne" (coördinatiecentrum voor thuiszorg en -hulp erkend en gesubsidieerd door het Waalse Gewest). HOOFDSTUK II. - Voorwaarden van erkenning van de coördinatiecentra voor thuiszorg en -hulp Afdeling 1. - Opdrachten

Art. 4.De coördinatiecentra worden belast met de begeleiding van elke begunstigde die in zijn levensplaats wenst te blijven of ze wenst te herintegreren, met als doelstellingen de continuïteit en de kwaliteit van de thuishandhaving, en vervullen de volgende taken : a) de toestand analyseren met de begunstigde of met diens vertegenwoordiger via een onderzoek van de al dan niet gedekte behoeften aan hulp- en zorgverlening, van zijn moeilijkheden en omgevingsituatie;b) een aan de begunstigde over te leggen interventieplan uitwerken;c) de interventies in overleg met de diensten en dienstverleners plannen;d) wanneer de diensten tot stand gebracht zijn, op verzoek of op eigen initiatief regelmatig de toestand van de begunstigde naar gelang van de evolutie van zijn behoeften evalueren, telkens als nodig en minstens één keer per jaar.De situatie wordt geëvalueerd aan de hand van de meest geschikte middelen en op zijn minst via de organisatie van coördinatievergaderingen met de leden van de netwerken. Voor de evaluatie wordt een herevaluatieplan opgesteld; e) steeds de situatie van de begunstigde beschermen bij de totstandbrenging van de diensten, via de meest geschikte middelen, door zijn autonomie te stimuleren;f) in geval van geschil tussen de leden van het netwerk en de begunstigde, op verzoek of op eigen initiatief als bemiddelaar optreden in het belang van de begunstigde;g) telkens als nodig voor elke begunstigde op verzoek van de geïntegreerde dienst voor thuisverzorging overgaan tot het pluridisciplinair overleg bedoeld in artikel 9 van het koninklijk besluit van 8 juli 2002 tot vaststelling van de normen voor de bijzondere erkenning van geïntegreerde diensten voor thuisverzorging tussen de verschillende actoren die hem omringen;h) wanneer de begunstigde of zijn vertegenwoordiger erom verzoekt of wanneer de situatie het rechtvaardigt, de begunstigde en zijn entourage bijstaan in de keuzen met het oog op de voorbereiding van de overgang van de levensplaats naar een tenlasteneming in een instelling. Behalve de acties i.v.m. zijn coördinatieopdrachten geeft het coördinatiecentrum elke persoon die erom verzoekt kennis van de mogelijkheden inzake handhaving of terugkeer in de levensplaats, oriënteert het de aanvraag wanneer ze betrekking heeft op het verkrijgen van één of meer diensten. De aanvraag kan door het centrum ook opgehelderd of heroriënteerd worden, al naar gelang van het geval.

De Regering bepaalt de modaliteiten voor de uitoefening van de coördinatieopdracht en voor de uitvoering van de informatieacties, o.a. de inhoud van de stukken i.v.m. het beheer van de situatie van de begunstigde.

Art. 5.Het coördinatiecentrum oefent de in artikel 4 bedoelde opdrachten zelf uit of delegeert een gedeelte of het geheel ervan krachtens een overeenkomst.

Art. 6.Het coördinatiecentrum werkt mee aan het opmaken van de opleidingsprogramma's van de diensten en de verleners van thuiszorg en - hulp ten einde de kwaliteit van de tenlasteneming aan huis te verbeteren en te bevorderen.

Art. 7.§ 1. Om zijn opdracht uit te oefenen en een erkenning te genieten werkt het coördinatiecentrum mee met de huisarts die de begunstigde gekozen heeft, met inachtneming van de rol van de verzorgingscoördinator. § 2. Het coördinatiecentrum neemt zelf of via een overeenkomst een thuisverpleegdienst waar, alsook een door de Regering erkende gezinshulpdienst, een centrum voor sociale dienst of elke andere sociale dienst met algemene bestemming, een dienst voor tele-bio-waakzaamheid en minstens vier van de volgende diensten : - thuisoppas; - het uitlenen en het vervoer van sanitair materiaal; - de maaltijddistributie aan huis; - de inrichting of de aanpassing van de lokalen; - de apotheek; - de ergotherapie; - een dienst ter ondersteuning van de entourage; - het vervoer van personen, o.a. het medisch-sanitair vervoer bedoeld in het decreet van 20 november 2008 betreffende de organisatie van het medisch-sanitair vervoer; - een centrum voor geestelijke gezondheidszorg; - de kinesitherapeut; - een ploeg voor palliatieve verzorging.

De Regering bepaalt de minimuminhoud van elke samenwerkingsovereenkomst en op zijn minst de modaliteiten inzake verstrekking en deling van de informatie, met inbegrip van die betreffende de veiligheid van de werknemers van de diensten of van de zorgverleners, de permanentie, de interventiesnelheid, de beschikbaarheid, de veiligheid van de tenlasteneming, de conformiteit met de sociale wetgeving, de evaluatie van de samenwerking en de inachtneming van de deontologische regels eigen aan elk beroep.

In voorkomend geval is het voordeel van een erkenning door een overheid een bijkomend beoordelingscriterium bij de keuze van de diensten en zorgverleners. § 3. Bovendien kan het centrum, al naar gelang van de behoeften van elke begunstigde, samenwerken met andere diensten of zorgverleners die plaatselijk op de levensplaats tussenkomen of, desgevallend, met de organen die hen op plaatselijk vlak vertegenwoordigen, activiteiten organiseren, waaronder : - tandverzorging; - logopedie; - pedicurie; - kapsel. § 4. De Regering stuurt de lijsten van de diensten en zorgverleners bedoeld in de §§ 2 en 3 bij op grond van de evolutie van de vraag, de behoeften en het aanbod van diensten. § 5. Het coördinatiecentrum respecteert de vrije keuze van de begunstigde of van zijn vertegenwoordiger indien hij wenst beroep te doen of beroep doet op andere diensten of zorgverleners dan die welke georganiseerd worden door het centrum of waarmee het centrum overeenkomsten heeft gesloten.

Art. 8.§ 1. Het coördinatiecentrum waarborgt de continuïteit en de kwaliteit van de coördinatie van de tenlasteneming inzake aangewende middelen, levensplaats en bij elke overdracht van tenlasteneming.

Daartoe neemt het zelf of via een overeenkomst een telefonische permanentie waar (24 uur op 24 en zeven dagen op zeven).

De Regering bepaalt de minimale voorwaarden voor de werking van die permanentie.

Die telefonische permanentie kan met andere diensten en zorgverleners of door verschillende coördinatiecentra gedeeld worden. § 2. Het coördinatiecentrum waarborgt dat het verzoek binnen 24 uur ingewilligd wordt wanneer de situatie de dringende totstandbrenging van diensten en prestaties vereist.

Art. 9.Het coördinatiecentrum waarborgt zijn interventie op het gezamenlijke grondgebied waarvoor het de erkenning verkregen heeft. Afdeling 2. - Werking van het coördinatiecentrum

Art. 10.§ 1. Het coördinatiecentrum legt in een huishoudelijk reglement of in elke overeenkomst met een dienst of verlener van thuiszorg of -hulp het beginsel van de gezamenlijke tenlasteneming vast, alsook de desbetreffende modaliteiten, en bepaalt daarbij de rol van iedereen met inachtneming van dit decreet en van de bepalingen aangenomen overeenkomstig dit decreet.

Wanneer het gaat om een overeenkomst tussen het coördinatiecentrum en een dienst of een verlener van thuiszorg of -hulp, vermeldt ze : - de identiteit van de partijen; - het doel van de dienstverstrekking; - het interventieplan; - de plaats van de dienstverstrekking; - de plichten van de partijen, met name die betreffende de modaliteiten inzake gegevens- en informatieverstrekking; - het beginsel van de inachtneming van het decreet en van de bepalingen genomen ter uitvoering ervan; - de duur van de overeenkomst; - de voorwaarden van opzegging van de overeenkomst; - de bevoegde instanties in geval van geschil. § 2. Wanneer de overeenkomst betrekking heeft op de gezamenlijke uitoefening of de delegatie van het geheel of van een gedeelte van de in artikel 5 bedoelde opdrachten van het coördinatiecentrum vermeldt ze bovendien : - de modaliteiten voor de verdeling van de taken; - de voorwaarden waaronder de aanvragen van de begunstigden behandeld worden; - de bewaring van de dossiers; - de wijze waarop de subsidies verdeeld en gerechtvaardigd worden.

Art. 11.§ 1. Het coördinatiecentrum sluit een overeenkomst met de huisartsenkring(en), bedoeld in artikel 1, 2°, van het ministerieel besluit van 28 juni 2002 tot vaststelling van de voorwaarden tot het verkrijgen van de erkenning van huisartsenkringen, die zijn grondgebied dekt (dekken), alsook met de SISD. Die overeenkomst voorziet op zijn minst in de modaliteiten inzake deling en verstrekking van de informatie, waarvan de Regering de minimuminhoud bepaalt.

De verplichting bedoeld in het eerste lid wordt beschouwd als nagekomen door het coördinatiecentrum dat bewijst dat het ze niet kan nakomen wegens gebrek aan reactie of ingevolge de weigering van betrokken kring(en). § 2. Het coördinatiecentrum legt de functionele contacten met de sector van het onthaal en de huisvesting van de bejaarden bedoeld in het decreet van 5 juni 1997 betreffende de rustoorden, de serviceflats en de dagcentra voor bejaarden en houdende oprichting van de "Conseil wallon du troisième âge" (Waalse raad voor de derde leeftijd) § 3. Het coördinatiecentrum neemt deel aan elk overlegorgaan aangewezen door de Regering.

Art. 12.Het coördinatiecentrum registreert de gegevens en de specificiteiten van de thuiszorg- en thuishulpdiensten en -verstrekkers die op de levensplaats kunnen tussenkomen en zorgt voor de bijwerking ervan.

Art. 13.Het coördinatiecentrum oefent geenszins een hiërarchisch gezag op de leden van het netwerk uit.

Art. 14.De leden van het netwerk voor zorg- en hulpverlening kunnen zich niet beroepen op hun samenwerking met het coördinatiecentrum op commercieel of publicitair vlak.

Art. 15.Het coördinatiecentrum is niet verantwoordelijk voor de daden van de leden van het netwerk. Afdeling 3. - Personeel van het coördinatiecentrum

Art. 16.Het coördinatiecentrum beschikt in ieder geval over voldoende personeel in aantal en kwaliteit om zijn opdrachten te vervullen in het territoriale kader dat het heeft vastgelegd.

Het personeel van het coördinatiecentrum bestaat uit werknemers aangesteld voor opdrachten inzake directie, coördinatie en logistiek.

Behalve door de Regering bepaalde buitengewone of tijdelijke omstandigheden zijn de verstrekkingen van de werknemers die met een coördinatieopdracht belast worden steeds overwegend t.o.v. de twee overige categorieën van dienstverstrekkingen.

Dat overwicht wordt geëvalueerd op basis van de arbeidscontracten of van elk stuk dat de Regering gelijkwaardig acht.

Art. 17.Het personeel wordt door het coördinatiecentrum op grond van een contract in dienst genomen of onder statuut aangeworven.

Het coördinatiecentrum kan een beroep doen op personeel dat wettelijk te zijner beschikking wordt gesteld voor zover de samenwerkingsmodaliteiten duidelijk vastliggen en het voorwerp kunnen uitmaken van dezelfde controle als in geval van indienstneming op grond van een arbeidscontract.

Als het gaat om statutair personeel, identificeert het coördinatiecentrum duidelijk de opdrachten toegewezen aan de betrokken werknemers in een document dat elk ogenblik afgeleverd kan worden.

Het coördinatiecentrum kan een beroep doen op dienstverstrekkingen in het kader van een vereniging bedoeld in artikel 30, 2°, a), voor zover de samenwerkingsmodaliteiten duidelijk vastliggen en het voorwerp kunnen uitmaken van dezelfde controle als in geval van rechtstreekse indienstneming.

Art. 18.§ 1. Om zijn opdrachten te vervullen beschikt een coördinatiecentrum over minstens één werknemer wiens prestaties uitsluitend aan de coördinatieopdracht gewijd worden. § 2. De diensten i.v.m. de coördinatieopdracht worden verstrekt door één of meer coördinatoren die houder zijn van een diploma van minstens het niet universitair hoger onderwijs, met paramedische of sociale oriëntering.

Rekening houdend met de evolutie van de onderwijsfilières legt de Regering desgevallend andere diploma's op.

Ze kan de coördinator deontologische regels opleggen.

Art. 19.De coördinator is een verbindingsagent tussen de leden van de netwerken. Hij oefent geen hiërarchisch op de diensten of dienstverstrekkers uit maar neemt in het belang van de begunstigde de coördinatie waar volgens de consensus- en bemiddelingsregels.

Hij neemt kennis van de behoeften van de begunstigde en van diens entourage en tracht ook hun welzijn in stand te houden.

Hij voert zijn taak uit los van de beheersimperatieven van de diensten en dienstverstrekkers.

Art. 20.Het personeel van het coördinatiecentrum volgt regelmatig een voortgezette opleidingsprogramma in alle domeinen van de thuishandhaving en van de informatieverstrekking, onder de verschillende aspecten ervan.

Het programma inzake voortgezette opleiding van het personnel van het coördinatiecentrum duurt minstens twee en hoogstens vijf dagen per jaar en per in dienst genomen of voltijds statutair werknemer.

Het wordt jaarlijks meegedeeld aan de Regering, die de verzendingstermijn vastlegt.

Art. 21.Het personeel van het coördinatiecentrum is gehouden tot het beroepsgeheim. Afdeling 4. - De begunstigde

Art. 22.Het verzoek om informatie, oriëntering, tenlasteneming of evaluatie tijdens de tenlasteneming wordt door de begunstigde zelf of zijn vertegenwoordiger, zijn entourage, een ander coördinatiecentrum, één van de leden van het netwerk voor thuiszorg en -hulp of het netwerk intramuros ingediend bij een coördinatiecentrum van de zone waar de levensplaats van de begunstigde gevestigd is.

Wanneer de begunstigde in de zone waar zijn levensplaats gevestigd is geen coördinatiecentrum vindt dat aan zijn vrije keuze beantwoordt, kan hij een beroep doen op een erkend coördinatiecentrum in een aangrenzende zone.

Art. 23.Het coördinatiecentrum moet elk verzoek aannemen, zonder voorafgaande voorwaarde van aansluiting bij om het even welke structuur of van exclusief beroep op de diensten verstrekt door zijn inrichtende macht en zonder onderscheid van politieke, filosofische of religieuze overtuiging.

Het handelt altijd in het belang van de begunstigde, los van elk belang i.v.m. het beheer van de thuiszorg of thuishulpdiensten of -verstrekkers, met inachtneming van de vrije keuze van de begunstigde.

Art. 24.Bij het begin van de tenlasteneming door het coördinatiecentrum ontvangt de begunstigde of zijn vertegenwoordiger een informatiedocument met de werkwijze van het coördinatiecentrum waarop hij een beroep doet, alsook elk gegeven dat nuttig is voor zijn tenlasteneming.

Dat document bevat een melding betreffende de door de Regering verleende erkenning, de prijs die eventueel door de begunstigde betaald moet worden en de bepalingen inzake de indiening van een klacht tegen het coördinatiecentrum.

De minimuminhoud van het informatiedocument wordt nader bepaald door de Regering.

Art. 25.De begunstigde of zijn vertgenwoordiger wordt betrokken bij elke beslissing die hem betreft. Afdeling 5. - Boekhouding

Art. 26.Het erkende coördinatiecentrum dat zijn recht op subsidies laat gelden houdt boeken met, per boekjaar, de financiële resultaten van zijn beheer en maakt de boekhoudkundige en financiële gegevens aan de Regering over op de wijze en binnen de termijn die zij vastlegt.

De Regering legt een boekhoudkundig plan vast. HOOFDSTUK III. - Erkenning Afdeling 1. - Programmering

Art. 27.De activiteiten van elk coördinatiecentrum stroken geheel of gedeeltelijk met de zorgzones vastgelegd voor de SISD. Indien het coördinatiecentrum zijn activiteit gelijktijdig in meer dan één zorgzone uitoefent, wordt het in aanmerking genomen in de programmering van elke zorgzone, met dien verstande dat die zorgzones aangrenzend zijn.

Voor zover het erkende coördinatiecentrum zijn activiteit in hoogstens vier gemeenten van de aangrenzende zone uitoefent door delegatie van een ander erkend coördinatiecentrum in de zone, wordt het niet in aanmerking genomen in de programmering van de zone.

Art. 28.In elke zorgzone wordt het aantal coördinatiecentra die erkend kunnen worden bepaald door het aantal aangesneden schijven van 100 000 inwoners, met inachtneming van de volgende regels : - een zorgzone telt minstens drie en hoogstens vijf centra; - elke zorgzone telt hoogstens twee centra van dezelfde federatie bedoeld in hoofdstuk V van dit decreet; - de bevolking van zestig jaar en meer wordt voor twee gerekend.

Art. 29.De programmering wordt voor een periode van zes jaar bepaald op basis van de bevolkingscijfers die door het Directoraat-generaal Statistiek en Economische informatie van de Federale Overheidsdienst Economie zijn vastgelegd op 1 januari van het recentste jaar dat beschikbaar is op het tijdstip van de vastlegging.

In de loop van het jaar vóór de inwerkingtreding van een nieuwe programmering maakt de Regering een bericht in het Belgisch Staatsblad bekend waarin sprake is van de vastlegging en van de modaliteiten voor de indiening van de erkenningsaanvragen.

Art. 30.Wanneer het aantal erkenningsaanvragen voor dezelfde zorgzone hoger is dan het aantal coördinatiecentra dat in de programmering vastligt, worden de coördinatiecentra gescheiden op basis van de volgende criteria, opgegeven in de orde van voorrang : 1° de verzoekende inrichtende macht dekt het grondgebied waarvoor het vraagt om erkend te worden in de vorm van een vereniging bedoeld in hoofdstuk XII van de wet van 8 juli 1976 tot organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en dekt de zorgzone waarvoor ze haar erkenning aanvraagt territoriaal minstens even wijd als de overige verzoekende coördinatiecentra;2° het verzoekende centrum vervult de twee volgende cumulatieve voorwaarden : a) het resulteert uit een fusie met één of meer centra die erkend waren krachtens het decreet van de Franse Gemeenschap van 19 juni 1989 houdende organisatie van de erkenning en de toekenning van toelagen aan de centra voor coördinatie van thuisverzorging en thuisdiensten, hierna "decreet van de Franse Gemeenschap van 19 juni 1989" genoemd, of uit een vereniging van minstens twee centra die erkend waren krachtens het decreet van de Franse Gemeenschap van 19 juni 1989;b) het is niet betrokken bij één van de procedures bedoeld in de artikelen 36, 37 of 47 van het decreet;3° het verzoekende centrum was krachtens het decreet van de Franse Gemeenschap van 19 juni 1989 erkend voor het geheel of een gedeelte van de zone waarvoor het verzoeker is en is niet betrokken bij één van de procedures bedoeld in de artikelen 36, 37 of 47 van het decreet;4° het centrum dekt het hoogste aantal gemeenten van de zone waarvoor het zijn erkenning aanvraagt. In geval van arbitrage tussen verschillende centra bij de toepassing van de criteria bedoeld onder 2° of 3°, wordt de voorrang gegeven aan het centrum dat de zone territoriaal en inzake dienstenaanbod het wijdst dekt.

Het centrum geeft kennis van de wijze waarop het de zone dekt en vermeldt : - het geografische grondgebied dat het bedient; - de bevolkingsomvang van dat grondgebied; - de overeenkomsten gesloten tussen het coördinatiecentrum en de zorg- en hulpverleners, alsook de identificatie van de diensten die het zelf of in vereniging met een derde organiseert. Afdeling 2. - Erkenningsprocedure

Art. 31.Om de erkenning als coördinatiecentrum te verkrijgen en te behouden moet het coördinatiecentrum voldoen aan de normen bedoeld in hoofdstuk II van dit decreet.

Art. 32.De coördinatiecentra zijn rechtspersonen opgericht door de provincies, gemeenten, openbare centra voor maatschappelijk welzijn, verenigingen zonder winstoogmerk, stichtingen, intercommunales of de verenigingen bedoeld in hoofdstuk XII van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.

Art. 33.De erkenningsaanvraag wordt ingediend uiterlijk binnen drie maanden na bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het bericht tot vastlegging van de programmering, op straffe van nietigheid.

Indien de programmering na afloop van de procedure niet bereikt is, kan elk ogenblik een nieuwe erkenningsaanvraag ingediend worden.

De Regering bepaalt de indieningsmodaliteiten.

Art. 34.De erkenning wordt door de Regering voor een onbepaalde duur toegekend.

Wanneer na herziening van de programmering blijkt dat het aantal erkende coördinatiecentra hoger is dan het aantal waarin ze voorziet, wordt artikel 30 toegepast om de doorslag te geven.

Art. 35.Er wordt een tijdelijke erkenning voor de duur van één jaar verleend aan het coördinatiecentrum dat voor het eerst om een erkenning verzoekt op voorwaarde dat het zich integreert in de programmering opgemaakt door de Regering ter uitvoering van afdeling 1 van hoofdstuk III van dit decreet.

Bij gebrek aan andersluidende beslissing na afloop van de tijdelijke erkenning wordt de tijdelijke erkenning behouden totdat een beslissing genomen wordt i.v.m. de erkenning voor onbepaalde duur.

Art. 36.Indien de normen bedoeld in hoofdstuk II van dit decreet niet in acht genomen worden, kan de Regering de erkenning of de tijdelijke erkenning intrekken of opschorten.

Art. 37.De Regering bepaalt de procedures tot toekenning, opschorting en intrekking van de erkenning en de tijdelijke erkenning.

Ze geeft betrokken coördinatiecentrum o.a. de mogelijkheid om zijn standpunt te laten gelden vóór elke intrekking van de erkenning of voorlopige erkenning. HOOFDSTUK IV. - Subsidies

Art. 38.§ 1. De subsidies worden binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten berekend overeenkomstig de volgende regels : 1° 30 % van de beschikbare begroting is bestemd voor de territoriale dekking en 70 % voor de omvang van de activiteit;2° de territoriale dekking van elke zorgzone wordt bepaald door de bevolking van zestig jaar en meer voor twee te tellen. De bevolkingscijfers worden door het Directoraat-generaal Statistiek en Economische Informatie van de Federale Overheidsdienst Economie vastgelegd op 1 januari van het recentste jaar dat beschikbaar is op het tijdstip van de vastlegging.

De aldus verkregen bevolkingsomvang wordt gecorrigeerd met een coëfficiënt 1,5 voor de zorgzones met minder dan 100 inwoners per km2.

De beschikbare begroting voor de territoriale dekking wordt onder de zorgzones verdeeld naar rato van de omvang van hun bevolking.

Binnen elke zorgzone ontvangt elk coördinatiecentrum het begrotingsaandeel dat overeenstemt met de bevolkingsomvang die het dekt; 3° a) de begroting bestemd voor de omvang van de activiteit wordt opgedeeld in twee enveloppes, één van 70 %, de andere van 30 %;b) de eerste enveloppe stemt overeen met de gemiddelde activiteit van het coördinatiecentrum. Ze wordt verkregen met inachtneming van het geheel van de begunstigden voor wie tijdens het afgelopen boekjaar een nieuw dossier werd geopend of een herevaluatie werd doorgevoerd.

Een coördinatiedossier wordt als geopend beschouwd na ontmoeting met de begunstigde, op zijn levensplaats of in een instelling die deel uitmaakt van het netwerk intramuros.

De herevaluatie wordt in aanmerking genomen indien ze het voorwerp van een coördinatievergadering met de begunstigde heeft uitgemaakt.

De Regering is bevoegd om de voor elke begunstigde verrichte activiteit uitvoerig te beschrijven aan de hand van een indicator, uitgewerkt in overleg met de federaties, waarbij rekening wordt gehouden met de arbeidslast inherent aan elke situatie en voorrang wordt gegeven aan de activiteit gevoerd tijdens de coördinatievergaderingen, m.i.v. de betrokkenheid van de begunstigde.

Het aldus berekende percentage wordt op de eerste enveloppe toegepast; c) de tweede enveloppe stemt overeen met het dynamisme van het coördinatiecentrum, berekend op basis van het aantal nieuwe dossiers geopend in de loop van het afgelopen boekjaar. De activiteit i.v.m. de informatie en de oriëntering wordt forfaitair ten laste genomen naar rato van het aantal nieuwe dossiers.

De Regering bepaalt het forfaitaire bedrag.

De Regering is bevoegd om de voor elke nieuwe begunstigde verrichte activiteit uitvoerig te beschrijven aan de hand van een indicator, uitgewerkt in overleg met de federaties, waarbij rekening wordt gehouden met de arbeidslast inherent aan elke situatie en voorrang wordt gegeven aan de activiteit gevoerd tijdens de coördinatievergaderingen, m.i.v. de betrokkenheid van de begunstigde.

Het aldus berekende percentage wordt op de eerste enveloppe toegepast; d) het activiteitspercentage berekend onder b) en c) wordt gecorrigeerd met een coëfficiënt 1,5 voor de zorgzones met minder dan 100 inwoners per km2;4° de aldus vastgelegde bedragen worden opgeteld om de aan het coördinatiecentrum toegekende subsidie te berekenen. De aldus berekende subsidie wordt gebruikt om de opdrachten op globale wijze te vervullen, zonder voorafgaande en verplichte bestemming voor elk van de opdrachten. § 2. Voor de toekenning van een eerste subsidie legt de Regering, bij gebrek aan gegevens over het vorige boekjaar, een gemiddelde vast voor elk criterium bedoeld in § 1, 3°, b), c) en d), om de omvang van de activiteit te bepalen rekening houdend met de activiteitenverslagen van het geheel van de erkende coördinatiecentra.

Art. 39.De subsidie wordt geïndexeerd overeenkomstig de modaliteiten vastgelegd bij de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, subsidies en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen.

Art. 40.De subsidieperiode gaat in op 1 januari en eindigt op 31 december.

Indien de erkenning in de loop van het boekjaar wordt verleend, wordt het bedrag naar rato van de gedekte periode toegekend.

Art. 41.De subsidie wordt in de vorm van een voorschot gelijk aan 80 % van het totaalbedrag gestort uiterlijk 1 maart van het boekjaar waarop ze betrekking heeft en het saldo na overlegging van de bewijsstukken volgens de modaliteiten die door de Regering bepaald worden.

Art. 42.De aanvaardbare uitgaven van een coördinatiecentrum worden verdeeld op grond van de volgende categorieën : - de algemene kosten en de werkingskosten; - de personeelsuitgaven; - de afschrijvingen van roerende goederen.

De Regering bepaalt de inhoud van elke categorie en de afschrijvingsregels. HOOFDSTUK V. - Federaties van coördinatiecentra

Art. 43.De coördinatiecentra kunnen bij een federatie aansluiten of hun belangen toevertrouwen aan een federatie die kan vragen om erkend te worden door de Regering.

Om erkend te worden is de federatie opgericht als een vereniging zonder winstoogmerk en vervult ze minstens de volgende opdrachten : - de voortgezette opleiding en de supervisie van het personeel van de coördinatiecentra organiseren; - logistieke en technische steun verlenen aan de coördinatiecentra, o.a. inzake informatisering en technologieën i.v.m. informatiecommunicatie; - de coördinatiecentra vertegenwoordigen wanneer ze erom vragen; die vertegenwoordiging betreft zowel de inidividuele procedures als de collectieve aspecten i.v.m. het beheer van de coördinatiecentra.

Rekening houdend met de evolutie van de behoeften van de verenigde coördinatiecentra kan de Regering voorzien in bijkomende opdrachten voor het geheel van de federaties.

De Regering bepaalt de modaliteiten voor de uitoefening van die opdrachten.

Art. 44.§ 1. De federatie die wenst erkend te worden verstrekt : 1° de identificatie van de inrichtende macht;2° de lijst van haar leden;3° haar activiteitenprogramma waarin melding wordt gemaakt van de wijze waarop de opdrachten uitgevoerd worden qua inhoud, doelstellingen, beoordeling of ze bereikt zijn in de vorm van indicatoren en qua begroting. De Regering bepaalt het model en de inhoud van het activiteitenprogramma.

Zodra de federatie erkend is, mag ze niet verzoeken om een bijdrage ten laste van de gewestelijke subsidie die aan de coördinatiecentra wordt toegekend. De erkenning wordt voor de programmeringsperiode verleend. Ze is hernieuwbaar. § 2. In het Belgisch Staatsblad wordt een oproep tot indiening van de erkenningsaanvraag bekendgemaakt, samen met een formulier waarvan de Regering het model bepaalt.

De federatie richt het ingevulde formulier en haar activiteitenprogramma aan de Regering, die er ontvangst van bericht binnen de termijn die zij bepaalt. Dezelfde bepalingen zijn van toepassing in geval van hernieuwing van de erkenning. De hernieuwingsaanvraag wordt aangevuld met de evaluatie van de al dan niet gehaalde doelstellingen.

De Regering beslist binnen twee maanden na ontvangst van de aanvraag. § 3. De beslissing tot erkenning bevat het activiteitenprogramma dat door de Regering is goedgekeurd voor de erkenningsperiode. § 4. De Regering organiseert jaarlijks de evaluatie van de activiteit van de federatie, behalve buitengewone of bijzondere omstandigheden.

De evaluatie bestaat in : - de kwalitatieve en kwantitatieve evaluatie van de middelen aangewend voor de opdrachten en van de inhoud van de uitgevoerde acties; - het meten van de al dan niet gehaalde doelstellingen op basis van de indicatoren die bij de erkenning aanvaard worden.

Wanneer de Regering nalatigheden vaststelt bij de tenuitvoerlegging van het activiteitenprogramma, verwittigt ze de federatie en laat ze haar weten binnen welke termijn ze orde op zaken moet stellen.

Indien de federatie na afloop van die termijn geen orde op zaken heeft gesteld, wordt een voorstel tot intrekking van de erkenning voorgelegd aan de Regering, die binnen een termijn van twee maanden beslist.

Art. 45.Binnen de perken van de begrotingskredieten verleent de Regering een subsidie van minstens veertigduizend euro aan de erkende federatie, voor zover het aantal verenigde leden of het aantal leden dat haar een mandaat heeft verleend hoger is dan of gelijk is aan het aantal bepaald door de Regering op de datum van inwerkingtreding van de programmering zoals vastgelegd op basis van de activiteit van de coördinatiecentra verenigd binnen haar midden, met dien verstande dat een coördinatiecentrum slechts door één enkele federatie vertegenwoordigd mag worden..

Het bedrag van de subsidie bedoeld in het vorige lid kan door de Regering verhoogd worden om de federaties in staat te stellen de in artikel 43 bedoelde bijkomende opdrachten te vervullen.

De subsidie wordt geïndexeerd overeenkomstig de modaliteiten vastgelegd bij de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, subsidies en tegemoetkomingen ten laste van de Openbare Schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen.

De subsidie wordt in de vorm van een voorschot gelijk aan 80 % van het totaalbedrag gestort uiterlijk 1 april van het boekjaar waarop ze betrekking heeft en het saldo na overlegging van de bewijsstukken volgens de modaliteiten die door de Regering bepaald worden.

Art. 46.Zodra de federatie haar erkenning heeft aangevraagd, onderwerpt ze zich aan de controle georganiseerd door de Regering, die daartoe ambtenaren en personeelsleden aanwijst. HOOFDSTUK VI. - Controle

Art. 47.§ 1. De kwalitatieve evaluatie van de erkende coördinatiecentra en de administratieve en financiële controle erop worden verricht door de ambtenaren en personeelsleden die de Regering aanwijst.

Ze hebben vrije toegang tot de lokalen van het coördinatiecentrum en hebben het recht om ter plaatse inzage te nemen van de stukken en documenten die ze nodig achten voor de vervulling van hun opdracht. § 2. De indicatoren betreffende de activiteit ontwikkeld overeenkomstig artikel 38, 3°, a) tot d), worden door de Regering bepaald op basis van een analyse verricht in overleg met de federaties bedoeld in hoofdstuk V. § 3. Wanneer het coördinatiecentrum erkend is, onderwerpt het zich aan de evaluatie die door de Regering georganiseerd wordt.

De modaliteiten en de periodiciteit van de evaluatie worden door de Regering bepaald met inachtneming van de bepalingen aangenomen bij of overeenkomstig dit decreet, waarbij de periodiciteit minstens twee jaar bedraagt, behalve buitengewone of bijzondere omstandigheden die een frequentere evaluatie zouden rechtvaardigen.

Na afloop van de evaluatie wordt de subsidie eventueel herzien. Het aldus herziene bedrag is van toepassing op het boekjaar na de periode in de loop waarvan de evaluatie heeft plaats gevonden.

De Regering bepaalt de modaliteiten voor de eventuele herziening van de subsidies. § 4. Indien de bepalingen van dit decreet en de ter uitvoering van dit decreet genomen bepalingen niet in acht genomen worden, en, meer bepaald, wanneer het coördinatiecentrum volhardt in het niet nakomen van zijn verplichtingen, bepaalt de Regering het stelsel van ingebrekestelling en legt ze de termijn vast waarin het coördinatiecentrum orde op zaken moet stellen. § 5. In geval van ongunstige evaluatie kan de Regering overgaan tot de opschorting of de intrekking van de erkenning, volgens de modaliteiten die zij bepaalt.

De evaluatie wordt als ongunstig beschouwd als het coördinatiecentrum de coördinatie bewust niet ten uitvoer heeft gelegd of de bij of krachtens dit decreet opgelegde normen niet in acht heeft genomen in het kader van de coördinatie.

De opschorting van de erkenning brengt met zich mee dat de storting van de subsidies opgeschort wordt tot de datum waarop orde op zaken wordt gesteld.

De intrekking van de erkenning brengt met zich mee dat elke subsidietoekenning afgeschaft wordt vanaf de datum van de beslissing.

Art. 48.Degenen die zonder erkenning gebruik maken van de termen "centre de coordination des soins et de l'aide à domicile agréé" of van elke andere verwante benaming waaruit het bestaan van een dergelijke erkenning afgeleid kan worden, worden gestraft met een boete van 1.000 à 10.000 euro.

Art. 49.Elk erkend coördinatiecentrum dient jaarlijks op de datum en volgens de modaliteiten die de Regering bepaalt, de volgende documenten in : - de bewijsstukken waaruit blijkt dat de subsidies gebruikt werden; - de rekeningen of de specifieke boekhoudkundige functies waaruit blijkt dat de subsidies gebruikt werden, met inbegrip van een gedetailleerde opgave van de subsidies en financiële tegemoetkomingen afkomstig van andere overheidsadministraties, privé-instellingen en diensten; - een attest afgegeven door het RISZ waaruit blijkt dat het coördinatiecentrum voldaan heeft aan zijn verplichtingen inzake sociale zekerheid; - een jaarlijks activiteitenrapport dat resulteert uit, o.a., de exploitatie van de gegevens van de documenten i.v.m. het beheer van de situatie van de begunstigde.

De Regering bepaalt de modellen van de controle- en evaluatiedocumenten en bepaalt de in acht te nemen termijnen en procedures.

Art. 50.Elk coördinatiecentrum dat de erkenning verkregen heeft, legt jaarlijks uiterlijk 30 juni de balans en de resultatenrekening van zijn organisatie over, volledig en zoals goedgekeurd door het wettelijk aangewezen orgaan.

Indien die datum wegens de goedkeuringsprocedure niet in acht genomen kan worden, worden die documenten overgemaakt binnen acht dagen na de goedkeuring ervan door het wettelijk aangewezen orgaan.

Zolang die documenten niet aan de Regering zijn overgemaakt, mag geen nieuwe subsidie toegekend worden.

Art. 51.Elke inrichtende macht die de door de Regering georganiseerde controle in de weg staat of belemmert, stelt zich bloot aan de opschorting of intrekking van de erkenning als coördinatiecentrum.

Art. 52.De Regering bepaalt de regels voor de organisatie van een voldoeningsonderzoek bij de begunstigden en de leden van het netwerk, alsook de periodiciteit daarvan. HOOFDSTUK VII. - Aanbodkadaster

Art. 53.De Regering maakt jaarlijks uiterlijk 30 september op basis van de jaarlijkse activiteitenrapporten van de coördinatiecentra betreffende het vorige boekjaar een syntheserapport bekend, waarin gewag wordt gemaakt van het aanbod van die coördinatiecentra en van de wijze waarop dat aanbod zich heeft ontwikkeld.

Het syntheserapport, ook "aanbodkadaster" genoemd, integreert ook de activiteit van de erkende federaties.

Dat aanbodkadaster is het voorwerp van een aangepaste communicatie naar de coördinatiecentra en de federaties toe, volgens de voorschriften die door de Regering bepaald worden.

Het aanbodkadaster wordt voor 15 december door de Regering aan het Parlement overgemaakt.

Art. 54.Om de tenuitvoerlegging van de nieuwe programmering mogelijk te maken, wordt een balans van de activiteitenrapporten en van het aanbod zoals het zich heeft ontwikkeld in de loop van de vijf eerste jaren van de vorige programmering door de Regering opgemaakt.

Indien mogelijk wordt het zesde jaar meegerekend in die balans, al naar gelang van de vervaldata. Die balans wordt zo spoedig mogelijk aan het Parlement overgemaakt.

Art. 55.De Regering is verplicht een lijst van de per zone erkende coördinatiecentra, met het interventiegebied van elk van hen en de aard van de diensten die ze coördineren, ter inzage te leggen van het publiek, algemeen of beroepsmatig beschouwd. HOOFDSTUK VIII. - Overgangs-, afwijkings- en slotbepalingen

Art. 56.Voor de toepassing van de eerste programmering kan de in artikel 33 van dit decreet bedoelde termijn voor de indiening van de aanvraag herleid van drie tot één maand herleid worden.

Art. 57.In afwijking van artikel 35 van dit decreet wordt de programering ingediend door een coördinatiecentrum waarvan een deel of het geheel van de activiteit het voorwerp van een erkenning heeft uitgemaakt op grond van het decreet van de Franse Gemeenschap van 19 juni 1989 houdende organisatie van de erkenning en de subsidiëring van de centra voor de coördinatie van zorgverstrekking en diensten voor thuisverpleging, niet als een eerste programmering beschouwd.

Art. 58.De in artikel 57 bedoelde coördinatiecentra die een ontvankelijke erkenningsaanvraag hebben ingediend, blijven in aanmerking komen voor hun erkenning en de desbetreffende subsidies die in het vorige stelsel vastgelegd werden totdat over hun erkenningsaanvraag beslist wordt.

Tijdens het onderzoek van de aanvragen en binnen een termijn van uiterlijk zes maanden, die ingaat op de vervaldatum van de indiening van de erkenningsaanvragen, kunnen de centra bedoeld in het vorige lid hun erkenningsaanvraag wijzigen.

Art. 59.§ 1. Voor de vastlegging van het voorschot betreffende de eerste subsidie verleend aan de coördinatiecentra bedoeld in artikel 57, worden de activiteiten bedoeld in artikel 38, § 1, 3°, b) en c), geëvalueerd op basis van het aantal begunstigden die gelijktijdig de tussenkomst van minstens twee thuiszorg- of thuishulpdiensten of -verstrekkers hebben gekregen, waarvan één ressorteert hetzij onder thuisverpleging, hetzij onder gezinshulp of een sociale dienst is die niet onder de organisatie van de twee eerste diensten valt, zoals vermeld in het meest recente activiteitenrapport.

De Regering bepaalt de wijze waarop die activiteiten in aanmerking genomen worden.

De subsidie wordt gestort door het voorschot te corrigeren op basis van de activiteit vastgesteld tijdens dat eerste boekjaar. § 2. In afwijking van hoofdstuk IV behouden de in artikel 57 bedoelde coördinatiecentra gedurende hoogstens twee jaar het voordeel van de krachtens het decreet van 19 juni 1989 toegekende subsidie naar rato van een door de Regering bepaald percentage voor zover de financiering die op basis van dit decreet toegekend wordt hen minder gunstig is.

De Regering legt het percentage op degressieve wijze vast zodat de coördinatiecentra zich geleidekijk kunnen aanpassen.

Art. 60.Het personeel dat uiterlijk op de datum van inwerkingtreding van dit decreet door een in artikel 57 bedoelde coördinatiecentrum op grond van een arbeidscontract in dienst genomen wordt of onder een statuut geworven wordt en dat niet voldoet aan de voorwaarden die toegang tot de functies verlenen, wordt geacht te voldoen aan de voorwaarden die in dit decreet vastliggen.

Het personeel dat op de datum van inwerkingtreding van dit decreet door een niet erkend coördinatiecentrum op grond van een arbeidscontract in dienst genomen wordt of onder een statuut geworven wordt, levert het bewijs dat het minstens zes jaar ervaring heeft in die functie indien het niet voldoet aan de voorwaarden die toegang tot de coördinatiefunctie verlenen, met inachtneming van de modaliteiten die door de Regering bepaald worden.

Art. 61.Het decreet van de Franse Gemeenschap van 19 juni 1989 houdende organisatie van de erkenning en de toekenning van toelagen aan de centra voor coördinatie van thuisverzorging en thuisdiensten wordt opgeheven.

Art. 62.Dit decreet treedt in werking op de door de Regering vastgelegde datum, uiterlijk 1 januari 2010.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Namen, 30 april 2009.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Huisvesting, Vervoer en Ruimtelijke Ontwikkeling, A. ANTOINE De Minister van Begroting, Financiën en Uitrusting, M. DAERDEN De Minister van Binnenlandse Aangelegenheden en Ambtenarenzaken, Ph. COURARD De Minister van Economie, Tewerkstelling, Buitenlandse Handel en Patrimonium, J.-C. MARCOURT De Minister van Onderzoek, Nieuwe Technologieën en Buitenlandse Betrekkingen, Mevr. M.-D. SIMONET De Minister van Vorming, M. TARABELLA De Minister van Gezondheid, Sociale Actie en Gelijke Kansen, D. DONFUT De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, B. LUTGEN Nota (1) Zitting 2008-2009. Stukken van het Waals Parlement, 970 (2008-2009), nrs. 1 tot 6.

Volledig verslag, openbare vergadering van 29 april 2009.

Bespreking - Stemmingen.

^