Etaamb.openjustice.be
Erratum van 21 juni 2011
gepubliceerd op 24 augustus 2011

Koninklijk besluit houdende het beheer van de centrale registers van testamenten en huwelijksovereenkomsten. - Erratum

bron
federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister, federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking en federale overheidsdienst justitie
numac
2011021081
pub.
24/08/2011
prom.
21/06/2011
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

FEDERALE OVERHEIDSDIENST KANSELARIJ VAN DE EERSTE MINISTER, FEDERALE OVERHEIDSDIENST BUITENLANDSE ZAKEN, BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING EN FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE


21 JUNI 2011. - Koninklijk besluit houdende het beheer van de centrale registers van testamenten en huwelijksovereenkomsten. - Erratum


In het Belgisch Staatsblad van 1 augustus 2011, nr. 2011-1921, akte nr. 2011/21059, bladzijde 43882, dient men bij te voegen :

ADVIES 49.390/2 VAN 6 APRIL 2011 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling Wetgeving, tweede kamer, op 15 maart 2011 door de Minister van Justitie verzocht hem, binnen een termijn van dertig dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit « houdende het beheer van de centrale registers van testamenten en huwelijksovereenkomsten », heeft het volgende advies gegeven : Rekening houdend met het tijdstip waarop dit advies gegeven wordt, vestigt de Raad van State de aandacht op het feit dat, wegens het ontslag van de regering, de bevoegdheid van deze laatste beperkt is tot het afhandelen van de lopende zaken. Dit advies wordt evenwel gegeven zonder dat wordt nagegaan of dit ontwerp in die beperkte bevoegdheid kan worden ingepast, aangezien de afdeling Wetgeving geen kennis heeft van het geheel van de feitelijke gegevens welke de regering in aanmerking kan nemen als zij te oordelen heeft of het vaststellen of wijzigen van een verordening noodzakelijk is.

Onderzoek van het ontwerp Aanhef 1. In het eerste lid behoort verwezen te worden naar de artikelen van de wet van 13 januari 1977 houdende goedkeuring van de overeenkomst inzake de vaststelling van een stelsel van registratie van testamenten, opgemaakt te Bazel op 16 mei 1972, en tot invoering van een centraal huwelijksovereenkomstenregister die de rechtsgrond vormen van het ontwerp, en niet de artikelen van de wet van 6 mei 1999 houdende diverse bepalingen, die de voornoemde wet gewijzigd heeft.2. In het eerste lid moet melding worden gemaakt van artikel 6 van de voornoemde wet van 13 januari 1977, dat een rechtsgrond oplevert voor het ontwerp.3. In het derde tot het zesde lid worden een koninklijk besluit en verschillende beraadslagingen vermeld die de Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat machtigen om toegang te hebben tot allerlei gegevens.Het koninklijk besluit wordt noch gewijzigd, noch opgeheven door het thans voorliggende ontwerp en de aangehaalde beraadslagingen maken geen verplichte voorafgaande vormvereisten uit. Die verwijzingen strekken er derhalve enkel toe de draagwijdte van de tekst te bepalen door vermelding van het kader waarbinnen deze past. Die preciseringen mogen dan ook niet de vorm aannemen van leden die beginnen met de woorden « Gelet op...... rasaar moeten opgenomen worden in het verslag aan de Koning of, indien ze in de aanhef behouden blijven, vermeld worden in de vorm van een overweging. 4. De inspecteur van Financiën heeft zijn advies op 4 november 2010 gegeven.De datum die vermeld wordt in de Franse versie van het ontwerp moet worden verbeterd.

Dispositief Artikel 1 De definitie van het letterwoord « NABAN » door de vermelding van artikel 18 van de wet van 16 maart 1803Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/03/1803 pub. 28/10/2009 numac 2009000678 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet op het notarisambt Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot regeling van het notarisambt, zoals het is hersteld bij artikel 20 van de wet van 6 mei 2009Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/05/2009 pub. 19/05/2009 numac 2009202053 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen sluiten houdende diverse bepalingen, zorgt voor een statische verwijzing (1). De stellers van het ontwerp worden verzocht na te gaan of dit wel degelijk hun bedoeling is.

Artikelen 2 en 3 De artikelen 2 en 3 hebben geen regelgevende kracht en moeten dan ook uit het dispositief worden geschrapt. De vermelding van deze bepalingen zou evenwel nuttig kunnen zijn in de aanhef, in de vorm van een overweging, of in het verslag aan de Koning.

Artikelen 5 en 6 De akten die ingeschreven moeten worden in de registers waarvan sprake in het ontwerp, worden bepaald door de voornoemde Overeenkomst en door artikel 4 van de voornoemde wet van 13 januari 1977. Artikel 5 van diezelfde wet machtigt de Koning evenwel om « de verplichting tot registratie uit (te) breiden tot enige andere beschikking die van invloed kan zijn op de vererving van een nalatenschap ».

In artikel 5, b), en in artikel 6 sommen de stellers van het ontwerp de akten op die ingeschreven moeten worden in de registers door te verwijzen naar « de huwelijksovereenkomsten en erfstellingen, bedoeld in artikel 4, § 1, van de (voornoemde) wet van 13 januari 1977 » en « de huwelijkscontracten en de wijzigingsakten, bedoeld in artikel 4, § 2 van de wet van 13 januari 1977 ».

Zij bepalen zich er aldus toe artikel 4 van de voornoemde wet over te nemen, zonder gebruik te maken van de mogelijkheid die geboden wordt in artikel 5 van diezelfde wet. Een dergelijke handelwijze wekt de indruk dat de steller ervan bevoegd is om de hogere regeling uit te vaardigen of te wijzigen en, als de hogere regeling wordt gewijzigd, en niet de bepaling waarin de inhoud ervan wordt gememoreerd, zouden beide bepalingen onderling in tegenspraak kunnen zijn, welke tegenspraak de lezer zelf zal moeten opheffen door de hogere regeling te laten primeren boven de bepaling van lagere rang die ermee in strijd is en die beschouwd moet worden als impliciet opgeheven (2).

Zoals het ontwerp thans is gesteld, sluit deze regeling bovendien andere handelingen dan huwelijksovereenkomsten en erfstellingen uit van de verplichting tot inschrijving indien de paragraaf waarnaar verwezen wordt, in die zin gewijzigd zou worden dat de inschrijving van andere documenten verplicht wordt gesteld zonder dat het thans voorliggende ontwerp eveneens gewijzigd wordt. Hetzelfde geldt voor de huwelijkscontracten en de wijzigingsakten.

De artikelen 5 en 6 behoren derhalve te vervallen.

Artikelen 7 en 10 1. In artikel 7 wordt bepaald dat de inschrijving gedaan wordt « door de notaris » en dat « de notaris (...) verplicht (is) (...) die werden verleden binnen een periode van dertig jaar voorafgaand aan de inwerkingtreding van (...) in te schrijven (...) ».

Het ontwerp bepaalt aldus onvoldoende nauwkeurig de persoon die belast is met die inschrijving wanneer verschillende notarissen betrokken zijn bij het verlijden van een akte of wanneer de notaris die daarbij betrokken was, niet meer in dienst is.

In het ontwerp zou kunnen worden bepaald dat de optredende notaris of de notaris die de minuut van de akte bewaart of deze in zijn repertorium inschrijft, belast is met de inschrijving bedoeld in het thans voorliggende ontwerp. 2. In de eerste paragraaf zijn de woorden « de datum van » in de zinsnede « ten laatste 15 dagen na de datum van het verlijden van de authentieke akte of de bewaarneming » overbodig en mogen ze worden weggelaten.3. In de tweede paragraaf wordt verwezen naar artikel 10.Het zou ter wille van de leesbaarheid beter zijn om in artikel 7 de regel vervat in artikel 10 over te nemen. 4. In artikel 10 behoort de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken aangewezen te worden als de overheid bevoegd voor de inschrijvingen voor de diplomatieke zendingen en consulaire posten in het buitenland, en niet « de diensten » van deze overheidsdienst. Artikel 8 1. Het gebruik van streepjes behoort vermeden te worden (3). Artikel 9 Indien met de woorden « op de wijze die zij bepaalt » ook de voorwaarden bedoeld worden waaraan de aanvragen tot inschrijving in het centraal register van testamenten door de beheerder van een register van een andere Staat moeten voldoen, is het niet de Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat die bevoegd is om die voorwaarden te bepalen, aangezien deze geen bestuurlijke overheid is, maar is het de steller van het ontwerp zelf die deze moet bepalen.

Deze opmerking geldt mutatis mutandis ook voor artikel 13.

Artikel 11 De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer is van oordeel dat de Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat moet zorgen « voor een nauwkeurig loggingsysteem voor de toegangen, waarin gedurende 10 jaar de naam wordt bewaard van de persoon die gegevens heeft geraadpleegd, de aard van de gegevens, het tijdstip en de reden » (overweging 21 van het advies nr. 29/2010 van 15 december 2010).

Met het oog op een afdoende bescherming van de persoonlijke levenssfeer is het aangewezen om artikel 11 van het ontwerp aan te vullen en te voorzien in dat verplichte loggingsysteem.

Artikel 12 In de eerste zin van artikel 12, namelijk « de gegevens opgenomen in het centraal register van testamenten blijven geheim gedurende het leven van de erflater onder wiens naam het testament ingeschreven is », moeten de woorden « onder wiens naam het testament ingeschreven is » worden weggelaten. Het testament moet immers worden ingeschreven onder de naam van de erflater. Die woorden zijn dus onnodig en kunnen verwarring doen ontstaan wat betreft de mogelijkheid waarbij een testament niet wordt ingeschreven onder de naam van de erflater.

Artikel 14 1. In punt 4 van artikel 14 van het ontwerp wordt bepaald dat de gegevens toegankelijk zijn voor « elke andere persoon of instelling waarvoor de Koning, na in Ministerraad overlegd besluit, de toegang toekent, na positief advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer ». Indien het de bedoeling van de stellers van het ontwerp is dat deze machtiging verleend wordt door een koninklijk besluit in de Ministerraad vastgesteld na overleg, behoort dit duidelijk te worden bepaald, in de plaats van met de woorden « , na in Ministerraad overlegd besluit ». 2. Zoals het ontwerp thans is gesteld, onderwerpen de steilers ervan de machtiging van elke andere persoon of instelling bedoeld in artikel 14, punt 4, aan het positief advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.Dit strookt niet met de overige adviesbevoegdheden van deze commissie waarbij niet vereist wordt dat het advies positief is. De stellers van het ontwerp dienen het vereiste van een positief advies te heroverwegen. Het feit dat het advies dwingend is, doet zelf overigens ook vragen rijzen, aangezien daardoor de regering haar politieke verantwoordelijkheid niet daadwerkelijk op zich kan nemen.

Artikel 14 van het ontwerp moet warden herzien in het licht van deze opmerkingen.

Artikel 16 De woorden « overeenkomstig de ter zake geldende wetgeving » moeten verplaatst worden naar het einde van de zin, zodat duidelijk wordt dat deze betrekking hebben op de mogelijkheid om kosteloos de aanpassing van de inschrijving te vragen, en niet de inschrijving op zich.

Artikel 17 In artikel 17 is het informeren van de tuchtinstanties alleen gerechtvaardigd wanneer de inschrijvingsverplichting die door het ontwerp wordt opgelegd, niet wordt nageleefd. Het woord « naleving » behoort derhalve te worden vervangen door het woord « nietnaleving ».

Artikel 18 In het eerste lid komt het niet de Koning toe om de inachtneming van het beroepsgeheim op te leggen. Alleen de wetgever is daartoe bevoegd.

Artikel 19 Ter wille van de leesbaarheid zou het beter zijn om in de tweede paragraaf te bepalen dat voor de inschrijving van eenzelfde akte in beide registers slechts eenmaal het verschuldigde bedrag moet worden betaald. De woorden « Bij de inschrijving van eenzelfde huwelijkscontract of wijzigingsakte of de aanpassing van de inschrijving in beide registers » behoren derhalve vervangen te worden door de woorden « Bij de inschrijving van eenzelfde akte in beide registers of de aanpassing ervan ».

Artikel 21 In artikel 19 bepaalt het thans voorliggende ontwerp dat de vastgestelde tarieven jaarlijks op 1 januari aangepast worden. Die aanpassing zal dus ten vroegste een eerste maal plaatshebben op 1 januari 2012. De woorden « en dit ten vroegste op 1 januari 2012 » zijn derhalve overbodig en dienen te vervallen, tenzij de datum wordt gewijzigd.

Opschrift van hoofdstuk 6 Er behoort te worden geschreven « Opheffmgsbepaling » in het enkelvoud.

Artikel 22 In de Franse tekst moet het precieze opschrift van het voornoemde koninklijk besluit van 28 oktober 1977 worden vermeld. De woorden « des dispositions de derrière volonté » aan het einde van het opschrift moeten vervangen worden door de woorden « de ces dispositions ».

Slotopmerkingen van wetgevingstechnische aard (4) 1. De stellers van het ontwerp maken een overmatig gebruik van hoofdletters.Zij worden verzocht het correcte gebruik ervan na te gaan. Bij wijze van voorbeeld wordt in de artikelen 28 tot 30 van de wet van 6 mei 2009Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/05/2009 pub. 19/05/2009 numac 2009202053 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen sluiten houdende diverse bepalingen tot invoering van het centraal huwelijksovereenkomstenregister geen enkele hoofdletter gebezigd in de vermelding van dat register. 2. In de Franse versie van het ontwerp dient in de nummering van de artikelen en paragrafen « 1er » geschreven te worden en niet « 1 ».3. Er is geen reden om een artikel in paragrafen in te delen wanneer elke paragraaf uit slechts één lid bestaat.Een indeling in paragrafen is alleen gewettigd als het artikel uit een groot aantal leden bestaat, waardoor de vermelding van de verwijzingen en wijzigingen bemoeilijkt wordt. 4. Om een verplichting weer te geven, moet niet geschreven worden « moeten worden ingeschreven » (artikel 5) of « zijn zij ertoe gehouden dit te melden » (artikel 16), maar dient het werkwoord dat de handeling in kwestie weergeeft, gewoonweg vervoegd te worden in de onvoltooid tegenwoordige tijd. (1) Beginselen van de Wetgevingstechniek - Handleiding voor het opstellen van wetgevende en reglementaire teksten, www.raadvst-consetat.be, tab « Wetgevingstechniek », aanbeveling nr. 74. (2) Ibid., aanbeveling nr. 80. (3) Ibid., aanbeveling nr. 59. (4) Ibid., aanbevelingen nrs. 3.5.2, 6.5, 52, 57.3.

De kamer was samengesteld uit : De heer R. Andersen, eerste voorzitter van de Raad van State;

De heer Y. Kreins, kamervoorzitter;

Mevr. M. Baquet, staatsraad, Mevr. A.-C. Van Geersdaele, griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de heer Y. Delval, adjunct-auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van Mevr. M. Baquet.

De griffier, A.-C. Van Geersdaele.

De eerste voorzitter, R. Andersen.

^