Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 16 december 2010

Uittreksel uit arrest nr. 100/2010 van 16 september 2010 Rolnummer 4797 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 1274 van het Gerechtelijk Wetboek, zoals vervangen bij artikel 28 van de wet van 27 april 2007 betreffende de hervorming va Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en M. Bossuyt, en de rechter(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2010205374
pub.
16/12/2010
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 100/2010 van 16 september 2010 Rolnummer 4797 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 1274 van het Gerechtelijk Wetboek, zoals vervangen bij artikel 28 van de wet van 27 april 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/04/2007 pub. 07/06/2007 numac 2007009493 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de hervorming van de echtscheiding sluiten betreffende de hervorming van de echtscheiding, en over artikel 42, §§ 2 en 6, van deze wet, gesteld door het Hof van Cassatie.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en M. Bossuyt, en de rechters R. Henneuse, L. Lavrysen, J.-P. Moerman, E. Derycke en P. Nihoul, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter M. Melchior, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij arrest van 23 oktober 2009 in zake I.R. tegen G.B., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 9 november 2009, heeft het Hof van Cassatie de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Voeren artikel 1274 van het Gerechtelijk Wetboek, gewijzigd bij de wet van 27 april 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/04/2007 pub. 07/06/2007 numac 2007009493 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de hervorming van de echtscheiding sluiten betreffende de hervorming van de echtscheiding, en artikel 42, §§ 2 en 6, van die wet, in die zin geïnterpreteerd dat zij de echtgenoot-verweerder in het bodemgeschil een cassatietermijn van één maand opleggen om zich te voorzien in cassatie tegen een beslissing waarbij de echtscheiding in zijn nadeel is uitgesproken, terwijl de echtgenoot-eiser in het bodemgeschil beschikt over de gemeenrechtelijke termijn van drie maanden om zich in cassatie te voorzien tegen een beslissing waarbij is geweigerd de echtscheiding in het nadeel van de andere echtgenoot uit te spreken, een discriminatie in tussen die beide categorieën van rechtzoekenden en schenden zij aldus de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en met artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij dat Verdrag ? ». (...) III. In rechte (...) B.1.1. In de versie die van toepassing is op het geschil voor de verwijzende rechter, bepaalde artikel 1274 van het Gerechtelijk Wetboek, zoals vervangen bij artikel 28 van de wet van 27 april 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/04/2007 pub. 07/06/2007 numac 2007009493 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de hervorming van de echtscheiding sluiten betreffende de hervorming van de echtscheiding (hierna : de wet 27 april 2007) : « De termijn om zich in cassatie te voorzien tegen een beslissing die de echtscheiding uitspreekt, wordt vastgesteld op één maand. Deze termijn en de voorziening in cassatie schorsen de tenuitvoerlegging ».

Vóór de wijziging ervan bij de wet van 27 april 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/04/2007 pub. 07/06/2007 numac 2007009493 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de hervorming van de echtscheiding sluiten bepaalde dat artikel : « De termijn om zich in cassatie te voorzien begint te lopen, voor op tegenspraak gewezen arresten, van de dag van de betekening aan de partijen, voor bij verstek gewezen arresten, van de dag waarop het verzet niet meer ontvankelijk is.

Voorziening in cassatie tegen een arrest waarbij echtscheiding wordt uitgesproken, schorst de tenuitvoerlegging ».

B.1.2. Artikel 6 van de wet van 2 juni 2010Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/06/2010 pub. 21/06/2010 numac 2010009587 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van sommige bepalingen van het Burgerlijk Wetboek en van het Gerechtelijk Wetboek wat de procedure inzake echtscheiding betreft sluiten « tot wijziging van sommige bepalingen van het Burgerlijk Wetboek en van het Gerechtelijk Wetboek wat de procedure inzake echtscheiding betreft » (Belgisch Staatsblad van 21 juni 2010) heeft artikel 1274 van het Gerechtelijk Wetboek, zoals vervangen bij de wet van 27 april 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/04/2007 pub. 07/06/2007 numac 2007009493 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de hervorming van de echtscheiding sluiten, vervangen door : « De termijn om zich in cassatie te voorzien en de voorziening in cassatie schorsen de tenuitvoerlegging ».

Die wetswijziging heeft evenwel geen gevolgen voor het voor de verwijzende rechter hangende geschil.

B.1.3. Artikel 42, §§ 2 en 6, van de wet van 27 april 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/04/2007 pub. 07/06/2007 numac 2007009493 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de hervorming van de echtscheiding sluiten bepaalt : « [...] § 2. De vroegere artikelen 229, 231 en 232 van hetzelfde Wetboek blijven van toepassing op de procedures van echtscheiding of scheiding van tafel en bed die zijn ingeleid voor de inwerkingtreding van deze wet en waarvoor geen eindvonnis is uitgesproken. [...] § 6. Artikel 1274 van hetzelfde Wetboek, zoals gewijzigd bij artikel 28, is niet van toepassing op de arresten die uitgesproken zijn voor de inwerkingtreding van deze wet, indien de debatten voordien werden afgesloten ».

B.1.4. Op grond van artikel 44 ervan is de wet van 27 april 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/04/2007 pub. 07/06/2007 numac 2007009493 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de hervorming van de echtscheiding sluiten in werking getreden op 1 september 2007.

B.2.1. De verwijzende rechter ondervraagt het Hof over een eventuele discriminatie tussen de echtgenoot die beschikt over een cassatietermijn van één maand om zich in cassatie te voorzien tegen een beslissing waarbij de echtscheiding in zijn nadeel is uitgesproken, en de echtgenoot die beschikt over de gemeenrechtelijke termijn van drie maanden om zich in cassatie te voorzien tegen een beslissing waarbij is geweigerd zich uit te spreken over de echtscheiding in het nadeel van de andere echtgenoot.

B.2.2. Uit de feiten van het geding en de formulering van de prejudiciële vraag blijkt dat het Hof wordt ondervraagd over het verschil in behandeling tussen de echtgenoten die beschikken over, enerzijds, overeenkomstig artikel 1274 van het Gerechtelijk Wetboek, in de versie van toepassing krachtens artikel 42, § 6, van de wet van 27 april 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/04/2007 pub. 07/06/2007 numac 2007009493 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de hervorming van de echtscheiding sluiten, een termijn van één maand om zich in cassatie te voorzien tegen een beslissing waarbij de echtscheiding is uitgesproken en, anderzijds, een gemeenrechtelijke termijn van drie maanden om zich in cassatie te voorzien tegen een beslissing waarbij wordt geweigerd de echtscheiding uit te spreken, wanneer de echtscheiding is aangevraagd op basis van de vroegere artikelen 229, 231 en 232 van het Burgerlijk Wetboek, die van toepassing blijven op grond van artikel 42, § 2, van de wet van 27 april 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/04/2007 pub. 07/06/2007 numac 2007009493 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de hervorming van de echtscheiding sluiten.

Het Hof beperkt zijn onderzoek tot die hypothese.

B.3.1. In de parlementaire voorbereiding van de wet van 27 april 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/04/2007 pub. 07/06/2007 numac 2007009493 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de hervorming van de echtscheiding sluiten, die het echtscheidingsrecht heeft hervormd, werd ten aanzien van de rechtsmiddelen aanvankelijk overwogen een einde te maken aan elke mogelijkheid van hoger beroep tegen een beslissing waarbij de echtscheiding is uitgesproken, teneinde te voorkomen dat het beroep wordt gebruikt « als een vertragingsmanoeuvre » (Parl. St., Kamer, 2005-2006, DOC 51-2341/001, p. 13), in de context van een hervorming die een « zeker automatisme in de uitspraak van de echtscheiding » invoert (ibid., p. 12).

De voorziening in cassatie bleef evenwel mogelijk, maar, « opnieuw om vertragingsmanoeuvres te beperken » (ibid., p. 13), werd de termijn om zich in cassatie te voorzien vastgelegd op één maand, in plaats van drie maanden in het gemeen recht.

Gelet op de kritiek van de afdeling wetgeving van de Raad van State is echter afgezien van het voornemen om een einde te maken aan de mogelijkheid van hoger beroep tegen een beslissing waarbij de echtscheiding is uitgesproken.

B.3.2. Die inkorting van de termijn om zich in cassatie te voorzien, werd dus op dezelfde wijze verantwoord als voor de overwogen wijziging van de mogelijkheden van hoger beroep, namelijk de zorg om vertragingsmanoeuvres te vermijden (Parl. St., Kamer, 2005-2006, DOC 51-2341/001, p. 13), teneinde de procedure te vereenvoudigen en te « versnellen » (Parl. St., Kamer, 2005-2006, DOC 51-2341/007, p. 92).

Er is eveneens gepreciseerd : « Men behoudt het opschortende karakter van de termijn en van de voorziening rekening houdend met het permanente karakter van de situatie van de personen » (Parl. St., Kamer, 2005-2006, DOC 51-2341/001, p. 32; zie ook Parl. St., Kamer, 2005-2006, DOC 51-2341/007, p. 93).

B.3.3. De afdeling wetgeving van de Raad van State heeft geen bezwaren geuit met betrekking tot de kortere termijn van één maand om zich in cassatie te voorzien, maar heeft zich vragen gesteld bij de termijn van de voorziening gericht tegen een arrest waarbij de echtscheiding is geweigerd (P arl. St., Kamer, 2005-2006, DOC 51-2341/001, p. 54).

De vertegenwoordiger van de minister heeft geantwoord : « De termijn van drie maanden wordt gehandhaafd wanneer het cassatieberoep een arrest die de echtscheiding weigert, betreft » (Parl. St., Kamer, 2005-2006, DOC 51-2341/007, p. 93).

B.4. Het verschil in behandeling tussen bepaalde categorieën van personen dat voortvloeit uit de toepassing van verschillende procedureregels in verschillende omstandigheden, houdt op zich geen discriminatie in. Van discriminatie zou slechts sprake zijn indien het verschil in behandeling dat voortvloeit uit de toepassing van die procedureregels, een onevenredige beperking van de rechten van de daarbij betrokken personen met zich zou meebrengen.

B.5. De voorziening in cassatie is een buitengewoon rechtsmiddel waardoor een partij in de mogelijkheid wordt gesteld om, wegens schending van de wet of wegens verzuim van substantiële of op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen, de vernietiging te vragen van een in laatste aanleg gewezen beslissing.

B.6.1. Tussen een beslissing waarbij een echtscheiding wordt uitgesproken en een beslissing waarbij wordt geweigerd een echtscheiding uit te spreken, bestaat een fundamenteel verschil in zoverre alleen de eerste gevolgen heeft voor de situatie van de personen, waarbij een einde wordt gemaakt aan de huwelijksband.

Dat verschil tussen beide soorten van beslissingen kan verschillen in procedureregels verantwoorden.

Een dergelijk verschil tussen die twee soorten van beslissingen is overigens onderstreept in de parlementaire voorbereiding van de wet van 27 april 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/04/2007 pub. 07/06/2007 numac 2007009493 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de hervorming van de echtscheiding sluiten, wat de instemmingsmogelijkheden betreft : « Het Hof van Cassatie is van mening dat het mogelijk is in te stemmen met een vonnis dat de echtscheiding weigert, maar niet met een vonnis die ze uitspreekt » (Parl. St., Kamer, 2005-2006, DOC 51-2341/001, p. 32).

B.6.2. Het verschil, ten aanzien van de termijnen van de voorziening in cassatie, tussen een beslissing waarbij een echtscheiding wordt uitgesproken en een beslissing waarbij wordt geweigerd de echtscheiding uit te spreken, vloeit eveneens voort uit het verschil in de gevolgen van de termijn en van de tegen die beslissingen ingestelde voorziening : terwijl, overeenkomstig artikel 1274, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek, de termijn en de voorziening in cassatie een beslissing waarbij de echtscheiding is uitgesproken, schorsen, schorsen de termijn en de voorziening in cassatie een beslissing waarbij is geweigerd de echtscheiding uit te spreken, niet.

Gelet op het schorsende karakter van de voorzieningstermijn, vermocht de wetgever redelijkerwijze ervan uit te gaan dat de rechtszekerheid verantwoordde dat de situatie van de partijen zo snel mogelijk duidelijk moest zijn, door de termijn van de voorziening aldus te beperken tot één maand.

B.7. Gelet op het fundamentele verschil tussen de beslissingen waarbij de echtscheiding wordt uitgesproken en de beslissingen waarbij wordt geweigerd de echtscheiding uit te spreken, vermocht de wetgever, voor het instellen van een voorziening in cassatie tegen een beslissing waarbij de echtscheiding is uitgesproken, andere ontvankelijkheidsvoorwaarden vast te stellen dan die voor het instellen van een voorziening in cassatie tegen een beslissing van weigering om de echtscheiding uit te spreken, waarbij die laatstgenoemde voorwaarden afgestemd worden op die voor het instellen van de gemeenrechtelijke voorziening in cassatie in burgerlijke zaken.

Die ontvankelijkheidsvoorwaarden mogen echter niet ertoe leiden dat het recht om een voorziening in cassatie in te stellen op zodanige wijze wordt beperkt dat de kern ervan wordt aangetast. Dit zou het geval zijn wanneer de beperkingen geen wettig doel nastreven of indien er geen redelijk verband van evenredigheid bestaat tussen de aangewende middelen en het nagestreefde doel. Het is derhalve vereist dat de ontvankelijkheidsvoorwaarden niet leiden tot een onevenredige beperking van de bij de wet aan de partijen toegekende mogelijkheid om zich in cassatie te voorzien.

B.8. De regels betreffende de termijnen om beroep in te stellen, zijn gericht op een goede rechtsbedeling en het weren van de risico's van rechtsonzekerheid. Die regels mogen de rechtzoekenden echter niet verhinderen de beschikbare rechtsmiddelen te doen gelden.

B.9. Zelfs indien te dezen rekening wordt gehouden met de buitengewone aard van het rechtsmiddel en met de bijzondere aard van een echtscheidingsbeslissing, kan een termijn van één maand om een voorziening in cassatie in te stellen niet worden geacht een onevenredige beperking in te houden van de rechten van de betrokken personen.

Die termijn is niet dermate kort dat hij de aanwending van het rechtsmiddel van de voorziening in cassatie buitensporig moeilijk of onmogelijk zou maken.

B.10. In de veronderstelling dat de situatie van de echtgenoten die zich in cassatie voorzien tegen een beslissing waarbij de echtscheiding is uitgesproken, dienstig kan worden vergeleken met de situatie van de echtgenoten die zich in cassatie voorzien tegen een beslissing waarbij is geweigerd een echtscheiding uit te spreken, is het aangevoerde verschil in behandeling niet onbestaanbaar met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.

De toetsing in het licht van die grondwetsbepalingen, in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij dat Verdrag, leidt niet tot een andere conclusie.

B.11. Het gegeven dat de echtscheiding te dezen is aangevraagd op grond van de vroegere artikelen 229, 231 en 232 van het Burgerlijk Wetboek, van toepassing krachtens artikel 42, § 2, van de wet van 27 april 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/04/2007 pub. 07/06/2007 numac 2007009493 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de hervorming van de echtscheiding sluiten, en dat de voorzieningstermijn van één maand, bepaald in artikel 1274 van het Gerechtelijk Wetboek, van toepassing is op een echtscheidingsbeslissing waarvan de sluiting van de debatten en de uitspraak zich situeren na de inwerkingtreding van de wet van 27 april 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/04/2007 pub. 07/06/2007 numac 2007009493 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de hervorming van de echtscheiding sluiten, kan evenmin een discriminatie teweegbrengen.

Artikel 42, § 6, van de wet van 27 april 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/04/2007 pub. 07/06/2007 numac 2007009493 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de hervorming van de echtscheiding sluiten wijkt immers af van het beginsel van de onmiddellijke toepassing van de procedurewetten, doordat het de termijn om zich in cassatie te voorzien voor de arresten waarvoor de sluiting van de debatten is uitgesproken vóór de inwerkingtreding van die wet op drie maanden behoudt, teneinde te verzekeren dat op het ogenblik van de debatten de partijen de eventuele rechtsmiddelen en de regeling ervan tegen de uit te spreken beslissing konden kennen en in overweging nemen. Het is niet verantwoord eveneens af te wijken van dat beginsel ten aanzien van de beslissingen uitgesproken na de inwerkingtreding van de wet van 27 april 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/04/2007 pub. 07/06/2007 numac 2007009493 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de hervorming van de echtscheiding sluiten en waarvoor de sluiting van de debatten is uitgesproken na de inwerkingtreding van die wet, zelfs indien die beslissingen de vroegere artikelen 229, 231 en 232 van het Burgerlijk Wetboek toepasten, aangezien de wetgever het in B.6.2 in herinnering gebrachte gewettigde doel nastreefde en hij redelijkerwijs ervan kon uitgaan dat de betrokken partijen worden geacht de rechtsmiddelen en de ontvankelijkheidsvoorwaarden ervan te kennen die van toepassing zijn op het ogenblik van de uitspraak van hun echtscheiding.

De in het geding zijnde maatregel is dus niet zonder redelijke verantwoording.

Voor het overige laat het gegeven dat de wetgever heeft beslist om, met de voormelde wet van 2 juni 2010Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/06/2010 pub. 21/06/2010 numac 2010009587 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van sommige bepalingen van het Burgerlijk Wetboek en van het Gerechtelijk Wetboek wat de procedure inzake echtscheiding betreft sluiten, opnieuw een termijn van drie maanden in te voeren om zich in cassatie te voorzien, niet toe te besluiten dat een termijn van één maand om zich in cassatie te voorzien tegen een beslissing waarbij de echtscheiding is uitgesproken, noodzakelijkerwijs onverantwoord zou zijn.

B.12. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord.

Om die redenen, het Hof, zegt voor recht : Artikel 1274 van het Gerechtelijk Wetboek, zoals vervangen bij artikel 28 van de wet van 27 april 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/04/2007 pub. 07/06/2007 numac 2007009493 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de hervorming van de echtscheiding sluiten betreffende de hervorming van de echtscheiding, en artikel 42, §§ 2 en 6, van die wet schenden niet de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij dat Verdrag.

Aldus uitgesproken in het Frans en in het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op de openbare terechtzitting van 16 september 2010.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

De Voorzitter, M. Melchior.

^