Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit
gepubliceerd op 06 oktober 2006

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 juli 2005, gesloten in het Paritair Comité voor de landbouw, betreffende de maatregelen ten behoeve van de risicogroepen

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2006202043
pub.
06/10/2006
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

1 JULI 2006. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 juli 2005, gesloten in het Paritair Comité voor de landbouw, betreffende de maatregelen ten behoeve van de risicogroepen (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid, inzonderheid op artikel 2;

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de landbouw;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 29 juli 2005, gesloten in het Paritair Comité voor de landbouw, betreffende de maatregelen ten behoeve van de risicogroepen.

Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 1 juli 2006.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 7 januari 1958, Belgisch Staatsblad van 7 februari 1958. Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.

Bijlage Paritair Comité voor de landbouw Collectieve arbeidsovereenkomst van 29 juli 2005 Maatregelen ten behoeve van de risicogroepen (Overeenkomst geregistreerd op 16 september 2005 onder het nummer 76405/CO/144)

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werklieden en werksters en hun werkgevers die ressorteren onder het Paritair Comité voor de landbouw.

Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in toepassing van hoofdstuk II, afdeling I van de wet van 3 juli 2005 houdende diverse bepalingen betreffende het sociaal overleg (Belgisch Staatsblad van 19 juli 2005).

Art. 3.De ondertekenende partijen hebben de bedoeling om door middel van deze collectieve arbeidsovereenkomst vanaf 1 januari 2005 een inspanning te voorzien ten belope van 0,15 pct. berekend op het volledige loon van de werknemers zoals bedoeld in artikel 23 van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers (Belgisch Staatsblad van 2 juli 1981).

De hierboven bedoelde 0,15 pct. bijdrage wordt geïnd en ingevorderd door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en doorgestort aan het "Waarborg- en Sociaal Fonds voor de landbouw".

Art. 4.De in artikel 3 van deze collectieve arbeidsovereenkomst vermelde bijdrage van 0,15 pct. wordt besteed ten behoeve van personen die, bij hun aanwerving, behoren tot de risicogroepen onder de werkzoekenden en/of ten behoeve van de personen op wie het begeleidingsplan dat bedoeld wordt in het samenwerkingsakkoord tussen de Federale overheid, de Gemeenschappen en de Gewesten betreffende het begeleidingsplan, van toepassing is.

Art. 5.§ 1. Voor de uitvoering van deze collectieve arbeidsovereenkomst, wordt onder "risicogroepen" verstaan : de personen die behoren tot één van de volgende categorieën : langdurig werklozen, laaggeschoolde werklozen, gehandicapten, deeltijds leerplichtigen, herintreders, bestaansminimumtrekkers en laaggeschoolde werknemers. a) Onder "langdurig werkloze" wordt verstaan : de werkzoekende die, gedurende de twaalf maanden die aan zijn indienstneming voorafgaan, zonder onderbreking genoten heeft van werkloosheids- of wachtuitkeringen voor alle dagen van de week.b) Onder "laaggeschoolde werkloze" wordt verstaan : de werkloze ouder dan 18 jaar, die geen houder is van : 1.ofwel een diploma van het universitair onderwijs; 2. ofwel een diploma of een getuigschrift van het hoger onderwijs van het lange of korte type;3. ofwel een getuigschrift van het hoger secundair onderwijs.c) Onder "gehandicapte" wordt verstaan : de werkzoekende mindervalide die op het ogenblik van zijn indienstneming bij het "Vlaams Fonds voor sociale integratie voor personen met een handicap" of het "Fonds communautaire pour l'intégration sociale et professionnelle des handicapés" ingeschreven is.d) Onder "deeltijds leerplichtige" wordt verstaan : de werkzoekende van minder dan 18 jaar die onderworpen is aan de deeltijdse leerplicht en die het secundair onderwijs met volledig leerplan niet meer volgt.e) Onder "herintreder" wordt verstaan : de werkzoekende die tegelijkertijd de volgende voorwaarden vervult : 1.geen werkloosheidsuitkeringen of loopbaanonderbrekingsuitkeringen genoten heeft gedurende de periode van drie jaar die zijn indienstneming voorafgaat; 2. geen beroepsactiviteit verricht heeft gedurende de periode van drie jaar die zijn indienstneming voorafgaat;3. voor de periode van drie jaar voorzien in punt 1 en punt 2, zijn beroepsactiviteit onderbroken heeft ofwel nooit een dergelijke activiteit begonnen is.f) Onder "bestaansminimumtrekker" wordt verstaan : de werkzoekende die op het ogenblik van zijn indienstneming sinds minstens zes maanden zonder onderbreking het bestaansminimum ontvangt.g) Onder "laaggeschoolde werknemer" wordt verstaan : de werknemer, ouder dan 18 jaar, die geen houder is van : 1.ofwel een diploma van het universitair onderwijs; 2. ofwel een diploma of een getuigschrift van het hoger onderwijs van het lange of het korte type;3. ofwel een getuigschrift van het hoger secundair onderwijs. § 2. Ook de personen die het begeleidingsplan dat voor werklozen uitgewerkt is, gevolgd hebben vallen onder de in deze collectieve arbeidsovereenkomst bedoelde doelgroepen.

Art. 6.Gelet op artikel 6 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 mei 1995, gesloten in het Paritair Comité voor de landbouw, tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid en tot vaststelling van zijn statuten, genieten de ondernemingen die vanaf 1 januari 2005 een werknemer in dienst nemen die behoort tot de categorieën vermeld in artikel 5 van deze collectieve arbeidsovereenkomst, van een tewerkstellingspremie.

Deze tegemoetkoming wordt uitbetaald door het "Waarborg- en Sociaal Fonds voor de landbouw".

De raad van bestuur van het "Waarborg- en Sociaal Fonds voor de landbouw" bepaalt de praktische toekenningsvoorwaarden en het bedrag van de tewerkstellingspremie.

Art. 7.De raad van bestuur kan ook een gedeelte van de voorziene middelen aanwenden voor vorming en begeleiding van personen die behoren tot de risicogroepen.

De raad van bestuur van het "Waarborg- en Sociaal Fonds voor de landbouw" bepaalt welke maatregelen noodzakelijk zijn en hoe deze hun uitwerking zullen krijgen.

Art. 8.De bedragen en de periodes van tussenkomst vermeld in deze collectieve arbeidsovereenkomst evenals de uitgewerkte praktische toekenningsvoorwaarden, kunnen door de raad van bestuur van het "Waarborg- en Sociaal Fonds voor de landbouw" aangepast worden in functie van de jaarlijks voorziene budgettaire bestedingsmogelijkheden.

Een aparte regeling wordt uitgewerkt voor de deeltijds leerplichtigen zoals bedoeld in artikel 5, § 1, d) van deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Art. 9.De ondertekenende partijen zullen een evaluatieverslag en een financieel rapport neerleggen op de Griffie van de Algemene Directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg.

Art. 10.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2005 en is gesloten voor een onbepaalde duur.

Zij kan door elk van de ondertekenende partijen worden opgezegd mits een opzegging van ten minste drie maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de landbouw.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 1 juli 2006.

De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN

^