Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 01 oktober 2008
gepubliceerd op 17 oktober 2008

Koninklijk besluit houdende de samenstelling en werking van de overlegstructuren inzake de harmonisering van de uitvoeringsmodaliteiten van de opdrachten toevertrouwd aan het directoraat-generaal Justitiehuizen van de FOD Justitie

bron
federale overheidsdienst justitie
numac
2008009833
pub.
17/10/2008
prom.
01/10/2008
ELI
eli/besluit/2008/10/01/2008009833/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

1 OKTOBER 2008. - Koninklijk besluit houdende de samenstelling en werking van de overlegstructuren inzake de harmonisering van de uitvoeringsmodaliteiten van de opdrachten toevertrouwd aan het directoraat-generaal Justitiehuizen van de FOD Justitie


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het koninklijk besluit dat ik U ter ondertekening voorleg, beoogt uitvoering te geven aan de volgende wettelijke bepalingen : 37quater, § 4, van het Strafwetboek, 216ter, § 8, van het Wetboek van Strafvordering, 10bis van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, en 38bis van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis.

Deze bepalingen werden ingevoegd door het hoofdstuk III - Wijziging van verschillende wettelijke bepalingen ter uniformisering van de uitvoeringsmodaliteiten van de opdrachten toevertrouwd aan de Justitiehuizen - van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (II).

De overlegstructuren die zijn bepaald in de bovenvermelde artikelen vertonen telkens een belangrijk raakvlak tussen het directoraat - generaal Justitiehuizen van de federale overheidsdienst Justitie enerzijds en hun verschillende opdrachtgevers anderzijds, zijnde de zetelende magistratuur en de staande magistratuur.

Dit raakvlak situeert zich voornamelijk in het kader van de enquêtering en begeleiding die door het directoraat-generaal Justitiehuizen wordt georganiseerd op verzoek van deze opdrachtgevende overheden binnen de voornoemde wettelijke contexten.

Dit overleg moet plaatsgrijpen met respect voor eenieders rol en de eigenheid van eenieders taak en werkwijzen.

Voorliggend koninklijk besluit regelt de samenstelling en de werking van overlegstructuren die zowel op federaal als op lokaal niveau worden opgericht.

Overeenkomstig het koninklijk besluit van 16 november 1994 betreffende de administratieve en begrotingscontrole, is de ontworpen tekst voor advies voorgelegd aan de inspectie van Financiën en voor akkoord aan de Staatssecretaris van Begroting.

Tevens is het ontwerp aan de Raad van State voorgelegd voor advies binnen een termijn van één maand.

Toelichting bij de artikelen Het eerste hoofdstuk omvat het artikel 1 en betreft de omschrijving van het doel van de overlegstructuren. Dit wordt weergegeven in de eerste paragraaf van artikel 1. De tekst van het artikel 1, § 1, eerste lid, van het besluit werd behouden ondanks de opmerking van de Raad van State. Artikel 1, § 1, eerste lid, herhaalt weliswaar wat reeds wordt gezegd in de voornoemde wetsartikelen, maar er werd voor geopteerd deze parafrasering te behouden zodat het aan de overlegstructuren toebedeelde doel duidelijk in herinnering wordt gebracht. Overeenkomstig het advies van de Raad van State werd het tweede lid van artikel 1, § 1, geschrapt.

Met het oog op deze doelstelling, spreekt het voor zich dat dergelijk forum niet enkel op federaal niveau maar ook op lokaal niveau ter beschikking moet zijn.

Deze geografische inbedding van de overlegstructuren wordt weergegeven in paragraaf 2 van artikel 1.

Op federaal niveau is er één overlegstructuur waarin al de desbetreffende materies aan bod kunnen komen.

Op lokaal niveau is het vanzelfsprekend van belang dat de overlegstructuren worden ingericht op deze niveau's waar zij hun opdracht ten volle kunnen vervullen. Hiertoe worden er overlegstructuren opgericht op het niveau van de rechtsgebieden van de hoven van beroep en op het niveau van de gerechtelijke arrondissementen.

Het tweede hoofdstuk betreft de samenstelling en de werking van deze overlegstructuren.

De eerste afdeling, bestaande uit de artikelen 2 tot en met 4, betreft de federale overlegstructuur.

Het artikel 2 omschrijft de samenstelling van de federale overlegstructuur.

Artikel 3, laatste lid, laat een flexibele werking toe door te bepalen dat, in functie van de agendapunten, de vergadering kan beslissen om personen die een bijzondere expertise hebben, uit te nodigen aan de vergadering deel te nemen.

Om een wederzijdse informatiedoorstroming te garanderen van het federale naar het lokale niveau, bepaalt artikel 4 dat de processen-verbaal van de vergaderingen van de federale overlegstructuren worden overgemaakt aan de voorzitters van de lokale overlegstructuren. Omgekeerd wordt tevens in artikel 7 bepaald dat de processen-verbaal van de vergaderingen van de lokale overlegstructuren aan de voorzitter van de federale overlegstructuur worden overgemaakt.

De tweede afdeling betreft de lokale overlegstructuren. Gezien de tweeledige lokale inbedding van de overlegstructuur, bestaat deze afdeling uit twee onderafdelingen. De eerste onderafdeling betreft de overlegstructuur op het niveau van de rechtsgebieden van de hoven van beroep en de tweede onderafdeling betreft de overlegstructuren op het niveau van de gerechtelijke arrondissementen.

Voor wat betreft de samenstelling en de werking, zijn deze geïnspireerd door dezelfde principes als wat betreft de federale overlegstructuur.

Een laatste afdeling ten slotte, betreft de secretariaatsondersteuning van de federale overlegstructuur en van de lokale overlegstructuren.

De directeur-generaal van het directoraat-generaal Justitiehuizen zal hiertoe het nodige doen.

Dit is de strekking van het koninklijk besluit dat ik u ter ondertekening voorleg.

Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Justitie, J. VANDEURZEN

ADVIES 44.883/2/V VAN 5 AUGUSTUS 2008 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, tweede vakantiekamer, op 7 juli 2008 door de Vice-Eerste Minister en Minister van Justitie verzocht hem, binnen een termijn van dertig dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "houdende de samenstelling en werking van de overlegstructuren inzake de uniformisering van de uitvoeringsmodaliteiten van de opdrachten toevertrouwd aan het directoraat-generaal Justitiehuizen van de FOD Justitie", heeft het volgende advies gegeven : Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zoals het is vervangen bij de wet van 2 april 2003, beperkt de afdeling wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.

Onderzoek van het ontwerp Aanhef 1. Er dient te worden verwezen naar het advies van de Inspecteur van Financiën van 24 juni 2008.2. Dezelfde overlegstructuren als die waarin de wetsbepalingen voorzien waarnaar wordt verwezen in de aanhef van het onderzochte ontwerp zijn eveneens voorgeschreven in artikel 13bis van de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen, gewoontemisdadigers en plegers van bepaalde seksuele feiten.Dit artikel zal evenwel worden opgeheven bij de inwerkingtreding van artikel 153 van de wet van 21 april 2007 betreffende de internering van personen met een geestesstoornis. Artikel 120 van die wet voorziet in een overlegstructuur bij de FOD Justitie waarbij zowel op federaal als op lokaal niveau de instanties die betrokken zijn bij de uitvoering van de wet geregeld worden samengebracht teneinde hun samenwerking te evalueren.

Overlegstructuren die identiek zijn met die waarin de wetsbepalingen voorzien waarnaar verwezen wordt in de aanhef van het onderzochte ontwerp, zijn ook voorgeschreven in artikel 98bis van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten. Dit artikel zal worden vervangen door een nieuw artikel 98/1 (1) wanneer artikel 4 van het wetsontwerp houdende diverse bepalingen (II), dat thans aan de Koning ter bekrachtiging is voorgelegd, in werking zal zijn getreden.

Ook al zullen volgens de gemachtigde ambtenaar die samenwerkingsstructuren verschillen van die welke door het onderzochte ontwerp worden geregeld, de afdeling wetgeving vraagt zich af of het niettemin toch verkieslijk zou zijn alle overlegstructuren in een enkel besluit te regelen.

Dispositief Artikel 1 1. Artikel 1, § 1, van het ontwerpbesluit handelt over de doelstellingen van de overlegstructuren.Welnu, de - in de aanhef vermelde - bepalingen die de rechtsgrond van het ontwerp vormen, belasten de Koning ermee de nadere regels voor de samenstelling en de werkwijze van de overlegstructuren vast te stellen, maar niet de doelstellingen en taken te bepalen.

De vraag rijst of artikel 1, § 1, rechtsgrond kan vinden in artikel 108 van de Grondwet.

In de voormelde wetsbepalingen worden de taken van de overlegstructuren als volgt omschreven : "de instanties die betrokken zijn bij de uitvoering (van de wet, het artikel of de betrokken straf) op regelmatige basis samen te brengen teneinde hun samenwerking te evalueren. » a) In paragraaf 1, eerste lid, worden deze wetsbepalingen louter geparafraseerd (2).Hij dient bijgevolg te vervallen. b) Paragraaf 1, tweede lid, bepaalt : « Hiermee wordt beoogd de processen van deze opdrachten (de taken van het directoraat-generaal Justitiehuizen) te uniformiseren, in voorkomend geval door het bepalen van samenwerkingsmodaliteiten.» Luidens de voormelde wetsbepalingen hebben de overlegstructuren alleen tot doel de samenwerking onder de betrokken instanties te evalueren.

Ze kunnen derhalve de nadere regels van deze samenwerking niet vaststellen, wat een andere taak is. Indien het de bedoeling van de wetgever was aan de overlegstructuren een ruimere taak dan evaluatie te geven, die bovendien de vorm heeft van een niet verplicht advies (3), diende hij dit in de voornoemde wetsbepalingen aan te geven.

Dezelfde opmerking geldt voor de doelstelling die erin bestaat "de processen van de opdrachten van het directoraat-generaal Justitiehuizen te uniformiseren". De Raad van State gaat ervan uit dat de steller van het ontwerp hiermee beoogt eenheid te brengen in de wijze waarop de samenwerking tussen de gerechtelijke overheden en de Justitiehuizen in het kader van de verschillende betrokken wetgevingen zal verlopen (4).

Het opschrift van het voorontwerp en van hoofdstuk 1 ervan moeten bijgevolg worden aangepast. 2. In paragraaf 2, eerste lid, worden de voornoemde wetsbepalingen louter herhaald.Hij dient bijgevolg te vervallen. (1) Identiek met artikel 120 van de voornoemde wet van 21 april 2007.(2) Er wordt weliswaar in gepreciseerd dat de personen die in de overlegstructuren worden samengebracht, "vertegenwoordigers (zijn) van de opdrachtgevende overheden en van het directoraat-generaal Justitiehuizen", maar dit is niet noodzakelijk aangezien dit duidelijk blijkt uit de volgende artikelen. (3) Zie in dit verband algemene opmerking 1.2.2. in advies 41.595/2/4, gegeven op 8 november 2006, over een voorontwerp dat heeft geleid tot de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (II). (4) Het opschrift van hoofdstuk III van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (II) luidt immers : "Wijziging van verschillende wettelijke bepalingen ter uniformisering van de uitvoeringsmodaliteiten van de opdrachten toevertrouwd aan de Justitiehuizen".Het opschrift van een hoofdstuk heeft echter geen kracht van wet.

De kamer was samengesteld uit : De heren : M. Hanotiau, kamervoorzitter;

Ph. Quertainmont en J. Jaumotte, staatsraden;

Mevr. A.-C. Van Geersdaele, griffier.

Het verslag werd opgesteld door de heer A. Lefebvre, eerste auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer J. Jaumotte.

De griffier, A.-C. Van Geersdaele.

De voorzitter, M. Hanotiau.

1 OKTOBER 2008. - Koninklijk besluit houdende de samenstelling en werking van de overlegstructuren inzake de harmonisering van de uitvoeringsmodaliteiten van de opdrachten toevertrouwd aan het directoraat-generaal Justitiehuizen van de FOD Justitie ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het Strafwetboek, artikel 37quater, § 4, ingevoegd bij de wet van 27 december 2006;

Gelet op het Wetboek van Strafvordering, artikel 216ter, § 8, ingevoegd bij de wet van 27 december 2006;

Gelet op de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, artikel 10bis, ingevoegd bij de wet van 27 december 2006;

Gelet op de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis, artikel 38bis, ingevoegd bij de wet van 27 december 2006;

Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 24 juni 2008;

Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting, d.d. 1 augustus 2008;

Gelet op advies 44.883/2/V van de Raad van State, gegeven op 7 juli 2008, met toepassing van artikel 84, § 1, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Doel van de overlegstructuren

Artikel 1.§ 1. De overlegstructuren hebben tot doel om op geregelde tijdstippen vertegenwoordigers van de opdrachtgevende overheden en van het directoraat-generaal Justitiehuizen samen te brengen om hun samenwerking in het kader van de opdrachten van het directoraat-generaal Justitiehuizen te evalueren. § 2. De overlegstructuren worden opgericht op federaal en op lokaal niveau.

Op lokaal niveau worden deze overlegstructuren opgericht op het niveau van de rechtsgebieden van de hoven van beroep en op het niveau van de gerechtelijke arrondissementen. HOOFDSTUK II. - De overlegstructuren Afdeling 1. - De federale overlegstructuur

Art. 2.De federale overlegstructuur is samengesteld uit : - de directeur-generaal van het directoraat-generaal Justitiehuizen of zijn vertegenwoordiger, die tevens het voorzitterschap waarneemt; - de volgende medewerkers van het directoraat-generaal Justitiehuizen : - de directeurs van de regionale directie « Noord » en van de regionale directie « Zuid » of hun respectievelijke vertegenwoordiger; - de adviseur van de cel Conceptuele Aansturing en Beleidsondersturing of zijn vertegenwoordiger; - de eerste voorzitters van de hoven van beroep of hun respectievelijke vertegenwoordiger; - de procureurs-generaal of hun respectievelijke vertegenwoordiger; - vier vertegenwoordigers van de parketten van eerste aanleg, aangewezen door de Raad van procureurs des Konings.

Deze personen kunnen zich laten vergezellen door een deskundige en/of medewerker van hun keuze.

Art. 3.De federale overlegstructuur komt op regelmatige basis, en ten minste twee keer per jaar, samen op bijeenroeping van de voorzitter.

De overlegstructuur kan samenkomen telkens de voorzitter dit nodig acht of op verzoek van één van de leden.

Met het oog op de behandeling van specifieke punten op de agenda kan de voorzitter, ambtshalve of op verzoek van een lid, beslissen om andere personen uit te nodigen waarvan de deelname aan de vergadering nuttig wordt geacht.

Art. 4.De processen-verbaal van de vergaderingen worden overgemaakt aan de voorzitters van de lokale overlegstructuren. Afdeling 2. - De lokale overlegstructuren

Onderafdeling 1. - De overlegstructuren op het niveau van de rechtsgebieden van de hoven van beroep

Art. 5.De overlegstructuren op het niveau van de rechtsgebieden van de hoven van beroep zijn samengesteld uit : - de directeur van de regionale directie « Noord » of van de regionale directie « Zuid » of zijn vertegenwoordiger, die tevens het voorzitterschap waarneemt; - de directeurs van de justitiehuizen gelegen in het desbetreffende rechtsgebied van het hof van beroep of hun respectievelijke vertegenwoordigers; - de eerste voorzitter van het hof van beroep van het rechtsgebied of zijn vertegenwoordiger; - de voorzitters van de rechtbanken van eerste aanleg of hun respectievelijke vertegenwoordigers; - de procureur-generaal bij het hof van beroep van het rechtsgebied of zijn vertegenwoordiger; - de procureurs des Konings van de gerechtelijke arrondissementen binnen het desbetreffende rechtsgebied van het hof van beroep of hun respectievelijke vertegenwoordiger.

Deze personen kunnen zich laten vergezellen door een deskundige en/of medewerker van hun keuze.

Art. 6.De overlegstructuren op het niveau van de rechtsgebieden van de hoven van beroep komen op regelmatige basis, en ten minste twee keer per jaar, samen op bijeenroeping van de voorzitter.

De overlegstructuur komt samen telkens de voorzitter dit nodig acht of op verzoek van één van de leden.

Met het oog op de behandeling van specifieke punten op de agenda kan de voorzitter, ambtshalve of op verzoek van een lid, beslissen om andere personen uit te nodigen waarvan de deelname aan de vergadering nuttig wordt geacht.

Art. 7.De processen-verbaal van de vergaderingen worden overgemaakt aan de voorzitters van de federale en arrondissementele overlegstructuren.

Onderafdeling 2. - De overlegstructuren op het niveau van de gerechtelijke arrondissementen

Art. 8.De overlegstructuren op het niveau van de gerechtelijke arrondissementen zijn samengesteld uit : - de directeur van het justitiehuis van het gerechtelijk arrondissement, die tevens het voorzitterschap waarneemt, of zijn vertegenwoordiger; - de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg van het gerechtelijke arrondissement of zijn vertegenwoordiger; - de procureur des Konings bij de rechtbank van eerste aanleg van het gerechtelijk arrondissement of zijn vertegenwoordiger.

De procureur-generaal bij het hof van beroep van het rechtsgebied en de directeur van de regionale directie « Noord » of de regionale directie « Zuid », of hun respectievelijke vertegenwoordigers, kunnen aan de vergadering deelnemen als zij het nuttig achten.

Deze personen kunnen zich laten vergezellen door een deskundige en/of medewerker van hun keuze.

Art. 9.De overlegstructuren op het niveau van de gerechtelijke arrondissementen komen op regelmatige basis, en ten minste twee keer per jaar, samen op bijeenroeping van de voorzitter.

De overlegstructuur komt samen telkens de voorzitter dit nodig acht of op verzoek van één van de leden.

Met het oog op de behandeling van specifieke punten op de agenda kan de voorzitter, ambtshalve of op verzoek van een lid, beslissen om andere personen uit te nodigen waarvan de deelname aan de vergadering nuttig wordt geacht.

Art. 10.De processen-verbaal van de vergaderingen worden overgemaakt aan de voorzitters van de federale en ressortelijke overlegstructuren en aan de procureur-generaal. Afdeling 3. - Secretariaat

Art. 11.De directeur-generaal van het directoraat-generaal Justitiehuizen voorziet in een secretariaatsondersteuning voor de federale overlegstructuur, de overlegstructuren op het niveau van de rechtsgebieden van de hoven van beroep en de overlegstructuren op het niveau van de gerechtelijke arrondissementen.

Art. 12.De minister bevoegd voor Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 1 oktober 2008.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, J. VANDEURZEN

^