Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 02 april 1998
gepubliceerd op 11 april 1998

Koninklijk besluit tot hervorming van de beheersstructuren van de luchthaven Brussel-Nationaal

bron
ministerie van verkeer en infrastructuur
numac
1998014092
pub.
11/04/1998
prom.
02/04/1998
ELI
eli/besluit/1998/04/02/1998014092/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

2 APRIL 1998. Koninklijk besluit tot hervorming van de beheersstructuren van de luchthaven Brussel-Nationaal


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het besluit dat de Regering de eer heeft aan Uw goedkeuring voor te leggen, wordt genomen in uitvoering van de wet van 19 december 1997 tot rationalisering van het beheer van de luchthaven Brussel-Nationaal en beoogt de maatregelen te bepalen die terug eenheid moeten brengen in het bestuur van de luchthaven Brussel-Nationaal.

Het herstel van deze eenheid zal geschieden door de inbreng van de luchthavenactiviteit van de Regie der Luchtwegen (hierna genoemd de « R.L.W. ») in de naamloze vennootschap Brussels Airport Terminal Company (hierna genoemd « B.A.T.C. ») die zal worden omgevormd tot naamloze vennootschap van publiek recht met de naam Brussels International Airport Company (hierna genoemd « B.I.A.C. »).

Gelijklopend hiermee zal de R.L.W. worden omgevormd tot autonoom overheidsbedrijf en zal zij de taken die haar worden toegewezen, blijven vervullen onder de naam Belgocontrol.

Deze belangrijke reorganisatie met als doel een performante ontwikkeling van de luchthaven Brussel-Nationaal te waarborgen, situeert zich rond drie polen : de aan B.I.A.C. toevertrouwde exploitatie van de luchthaven, de door Belgocontrol waargenomen luchtvaartcontrole en de regulering via het Comité voor regulering en coördinatie. De stappen in de hervorming die wordt opgezet om dit objectief te bereiken, zijn op te splitsen in twee fasen, met name een voorbereidings- en een uitvoeringsfase.

De voorbereidingsfase omvat, enerzijds, de voorbereidende maatregelen voor de aanpassing van de betrokken entiteiten aan hun nieuw reglementair kader (inzonderheid de onderhandeling van de beheerscontracten en de voorbereiding van statutaire wijzigingen) en, anderzijds, het proces van waardering van de effecten van B.A.T.C. en van de bedrijfstak luchthaven van de R.L.W. De uitvoeringsfase omvat de indeling van de R.L.W. en B.A.T.C. als autonome overheidsbedrijven, de omvorming van laatstgenoemde entiteit in een naamloze vennootschap van publiek recht, de inbreng daarin van de bedrijfstak luchthaven van de R.L.W. en de overdracht van het betrokken personeel.

Elke maatregel in de uitvoering van de hervorming van de beheersstructuren van de luchthaven Brussel-Nationaal dient te worden genomen binnen de termijnen bepaald in dit besluit. Geen enkele van deze maatregelen zal echter onomkeerbare gevolgen hebben zolang het Parlement geen wet tot bekrachtiging van dit besluit heeft gestemd, overeenkomstig artikel 8, § 2, van voornoemde wet van 19 december 1997, welke bekrachtigingswet de hiervoren bedoelde uitvoeringsfase zal openen. De opeenvolging van de verrichtingen is inderdaad op zodanige wijze bepaald dat de particuliere aandeelhouders van B.A.T.C. in staat zijn om over de eventuele verkoop van hun effecten te beslissen met kennis van zowel de resultaten van de waardering van de bedrijfstak luchthaven van de R.L.W. als van het toekomstige beheerscontract tussen de Staat en B.I.A.C. Artikelsgewijze commentaar Artikel 1 definieert het basisprincipe van de herschikking van de luchthavenactiviteiten.

De artikelen 2 tot 7 regelen de procedure ter voorbereiding van de indeling van B.A.T.C. als autonoom overheidsbedrijf en haar omvorming tot naamloze vennootschap van publiek recht, volgens een schema ingegeven door de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven. Het onderhandelen van het beheerscontract met de Staat en de wijziging van de statuten van B.A.T.C. teneinde deze in overeenstemming te brengen met het nieuwe reglementaire kader waaronder deze entiteit zal vallen en, in voorkomend geval, met de aandeelhoudersovereenkomst bedoeld in artikel 21, zullen worden toevertrouwd aan een ad hoc comité, samengesteld uit drie tot vijf leden benoemd door de Minister tot wiens bevoegdheid het vervoer behoort (hierna genoemd de « Minister »). B.A.T.C. en de R.L.W. zullen het recht hebben om elk twee leden van het ad hoc comité voor te dragen.

Gelijklopend met wat is bepaald in de artikelen 4, § 3, en 38, § 3, van voornoemde wet van 21 maart 1991, zullen het beheerscontract en de wijzigingen aan de statuten slechts uitwerking hebben na goedkeuring ervan bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit, de dertigste dag na de bekendmaking van dat besluit. Indien de wet tot bekrachtiging van dit besluit niet vóór deze datum zou zijn bekendgemaakt, zullen het beheerscontract en de statutenwijzigingen slechts uitwerking hebben op de datum van de inwerkingtreding van de bekrachtigingswet. Deze procedure is erop gericht te waarborgen dat de door dit besluit beoogde verrichtingen geen onomkeerbare gevolgen hebben vóór het aannemen door het Parlement van een bekrachtigingswet.

Er is rekening gehouden met de opmerking van de Raad van State inzake artikel 5.

Teneinde het tijdsschema van de reorganisatie niet te verstoren, is eveneens bepaald dat voorlopige regels die gelden als eerste beheerscontract, en de hiervoren bedoelde wijzigingen aan de statuten van B.A.T.C. rechtstreeks kunnen worden vastgesteld bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit indien het ad hoc comité zijn opdracht niet zou vervullen binnen de hem toegewezen termijn. Een analoge bepaling komt voor in artikel 48, § 2, van voornoemde wet van 21 maart 1991. Een nieuwe § 3 is aan artikel 6 toegevoegd teneinde tegemoet te komen aan de opmerking van de Raad van State betreffende dit artikel.

Artikel 8 betreft het proces van omvorming van B.A.T.C. in een naamloze vennootschap van publiek recht.

Teneinde elke dubbelzinnigheid te vermijden, preciseert artikel 9 dat het stelsel van fiscale neutraliteit bepaald in artikel 214, § 1, eerste lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 van toepassing is op de omzetting van B.A.T.C. in een naamloze vennootschap van publiek recht.

Artikel 10 voegt in voornoemde wet van 21 maart 1991 een nieuwe Titel VII in, die de op B.I.A.C. toepasselijke bepalingen inhoudt : - Artikel 178 definieert het statuut van B.I.A.C. - De artikelen 179 en 180 zetten artikel 4 van voornoemde wet van 19 december 1997 om. - Artikel 181 bepaalt het stelsel van de vergoedingen voor de uitvoering van de taken van openbare dienst van B.I.A.C. Overeenkomstig artikel 3, § 2, 2°, van voornoemde wet van 21 maart 1991, zullen de parameters op basis waarvan de vergoedingen worden vastgesteld, nader worden bepaald in het beheerscontract. Deze parameters moeten worden gedefinieerd vanuit een zorg voor het behoud van de concurrentiekracht van de luchthaven Brussel-Nationaal in haar geheel, rekening houdend met het niveau van de tarieven die gelden in de luchthavens die haar directe concurrenten zijn. Het exacte bedrag van de vergoedingen dient door B.I.A.C. te worden vastgesteld met inachtneming van die parameters. Iedere verhoging van deze vergoedingen moet vooraf ter advies worden voorgelegd aan het Comité voor regulering en coördinatie bedoeld in artikel 39. De opdracht aan Belgocontrol om vergoedingen te innen voor rekening van B.I.A.C. is geschrapt in acht genomen de opmerking van de Raad van State. - De artikelen 182 tot 188 omlijnen het kader van het bestuur van B.I.A.C., dat verder zal worden uitgewerkt in haar statuten en in een aandeelhoudersovereenkomst tussen de Staat en de particuliere aandeelhouders van B.I.A.C., gesloten overeenkomstig artikel 21.

Binnen de raad van bestuur zal een auditcomité worden opgericht.

Bovendien zullen de statuten de oprichting van een strategisch comité en van een bezoldigingscomité binnen de raad regelen.

Het dagelijks bestuur zal worden toevertrouwd aan een gedelegeerd bestuurder, bijgestaan door een directiecomité. Overeenkomstig artikel 4, § 2, van de wet van 21 maart 1991 is het directiecomité eveneens bevoegd, als college, voor de onderhandeling van de toekomstige beheerscontracten (andere dan het eerste beheerscontract dat, zoals hiervoren is aangegeven, door toedoen van een ad hoc comité wordt onderhandeld). Daarenboven kan de raad van bestuur aan het directiecomité bijkomende bestuursbevoegdheden opdragen krachtens artikel 17, § 2, van de wet van 21 maart 1991.

Er is rekening gehouden met de opmerkingen van de Raad van State inzake artikel 185. - Artikel 189 definieert het stelsel toepasselijk op het personeel van B.I.A.C. Overeenkomstig artikel 29, § 1, van voornoemde wet van 21 maart 1991, vormt het statutair stelsel de regel, waarbij de aanwerving onder een contractueel stelsel in beginsel slechts is toegelaten in de vier gevallen aangegeven in artikel 29, § 1, tweede lid. Evenwel zijn drie afwijkingen bepaald. De eerste betreft de mogelijkheid voor B.I.A.C. om de werknemers die zij op de datum van haar indeling als autonoom overheidsbedrijf onder een contractueel stelsel in dienst had, verder onder zulk stelsel tewerk te stellen. De tweede bepaalt de mogelijkheid om bijkomend personeel aan te werven onder contractueel stelsel in andere gevallen dan deze bepaald in artikel 29, § 1, tweede lid, van voornoemde wet van 21 maart 1991.

Deze mogelijkheid kan evenwel slechts worden aangewend in de gevallen en tegen de voorwaarden bepaald in een regeling aangenomen door het paritair comité met een meerderheid van twee derden van de uitgebrachte stemmen. Tenslotte kan een regeling aangenomen volgens dezelfde voorwaarden, maar bekrachtigd door de Koning, eveneens een facultatief stelsel inrichten dat leden van het statutair personeel de mogelijkheid biedt om naar een contractueel stelsel over te gaan. - Overeenkomstig de beginselen vervat in artikel 2, 4°, van voornoemde wet van 19 december 1997, regelen de artikelen 190 en 191 de tenlasteneming van de rustpensioenen van het statutair personeel van B.I.A.C. alsook van de lopende pensioenen van de vroegere personeelsleden van de R.L.W. tewerkgesteld in de bedrijfstak luchthaven overgedragen aan B.I.A.C. Deze tenlasteneming omvat eveneens het deel dat ten laste van de R.L.W. zou vallen krachtens artikel 13 van de wet van 14 april 1965 houdende vaststelling van een zeker verband tussen de onderscheiden pensioenregelingen van de openbare sector.

B.I.A.C. wordt gemachtigd om een pensioenfonds op te richten, beheerst door de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, in de mate bepaald door het koninklijk besluit van 14 mei 1985 tot toepassing op de private voorzorgsinstellingen van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen. Dit fonds zal, in voorkomend geval, worden opgericht zonder afbreuk te doen aan de uiteindelijke verantwoordelijkheid van B.I.A.C. voor de betaling van deze pensioenen. Het systeem is vergelijkbaar met de voor BELGACOM toegepaste formule. - De artikelen 192 en 193 zijn analoog met de wijzigingen die de wet van 20 december 1995 heeft aangebracht aan artikel 60/1 van voornoemde wet van 21 maart 1991 ter gelegenheid van de intrede van particuliere aandeelhouders in BELGACOM. Artikel 11 regelt de inwerkingtreding van de bepalingen van artikel 10, namelijk gelijktijdig met de indeling van B.A.T.C. als autonoom overheidsbedrijf.

Artikel 12 behoeft geen bijzondere commentaar.

In uitvoering van artikel 5 van voornoemde wet van 19 december 1997 bepaalt artikel 13 het beginsel en de uitoefeningstermijnen van het uitstaprecht van de particuliere aandeelhouders van B.A.T.C. die geen aandeelhouder van B.I.A.C. zouden wensen te blijven. Er is rekening gehouden met de opmerking van de Raad van State inzake artikel 13, § 4.

In overeenstemming met artikel 5, § 1, 1°, van de wet definieert artikel 14 de formule voor de bepaling van de prijs per aandeel van B.A.T.C. op basis van de intrinsieke waarde van de vennootschap, vermeerderd met de waarde van de « goodwill » bepaald volgens een formule van verkorte goodwillrente.

Artikel 15 herneemt de klassieke definitie van de intrinsieke waarde en gaat nader in op sommige waarderingsregels daarvan. Het betreft in essentie het boekhoudkundig netto-actief gecorrigeerd met de latente meerwaarden en minderwaarden, met uitsluiting van elke berekening van rendementswaarde door actualisering van toekomstige inkomsten of cash-flows. Deze definitie stemt overeen met deze die is terug te vinden in het verslag Verhaegen en Bayenet aan de Senaat betreffende de wijziging van artikel 34bis van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen (Parl. St., Senaat, 1990-1991, nr. 1107/3, p. 77-78) alsook in de vakliteratuur. In overeenstemming met wat werd bepaald in het protocolakkoord van 7 december 1987 tussen de Staat, de R.L.W. en de particuliere aandeelhouders van B.A.T.C., zullen de terreinen en gebouwen worden gewaardeerd tegen hun aanschaffingswaarde, geïndexeerd volgens de ABEX-index voor de periode vanaf de datum van hun aankoop of vanaf de datum van het afsluiten van het boekjaar tijdens hetwelk het betrokken goed werd tot stand gebracht, naargelang het geval, en eindigend op 31 december 1997. Wat het recht van opstal betreft dat door de R.L.W. ten gunste van B.A.T.C. werd gevestigd bij akte van 11 december 1987, spreekt het vanzelf dat enkel de gebouwen opgericht door B.A.T.C. (en waarop zij een tijdelijk eigendomsrecht heeft tot afloop van de termijn van het opstalrecht in 2017) in aanmerking mogen worden genomen, met uitsluiting van de terreinen waarop het opstalrecht rust en die toebehoren aan de opstalgever.

Artikel 16 bepaalt de formule van verkorte goodwillrente die in aanmerking wordt genomen voor de bepaling van de prijs van de aandelen van B.A.T.C. Het gaat om een formule voorgesteld door de Union européenne des Experts Comptables Economiques et Financiers (U.E.C.).

Volgens deze benadering beantwoordt de « goodwill » aan het surplus aan rendement behaald door een onderneming ten opzichte van een « normaal » marktrendement op een kapitaal overeenstemmende met het gecorrigeerd netto-actief. De formule van verkorte goodwillrente bepaalt de waarde van dit hoger rendement door kapitalisatie, over een bepaald aantal jaren, van het verschil tussen de winst van de vennootschap en een « normaal » marktrendement op een belegging ten bedrage van haar intrinsieke waarde. De revisor-arbiter waarvan sprake in artikel 17 dient dit laatste rendement te bepalen rekening houdend met het feit dat Hoofdstuk IV van voornoemd protocolakkoord van 7 december 1987 een minimum nettorendement van 6,25 % (dus bruto ongeveer 10,45 %) op de intrinsieke waarde van het aandeel vooropstelt als normale rendabiliteit van het geïnvesteerde kapitaal. De actualiseringsperiode dient door de revisor-arbiter te worden bepaald rekening houdend zowel met de troeven van de luchthaven Brussel-Nationaal als met de onzekerheden betreffende haar toekomstig rendement (afschaffing van het systeem van tax-free shops, milieunormen, toepassing van Richtlijn 96/67/EG betreffende de toegang tot de grondafhandelingsmarkt op de luchthavens van de Gemeenschap), alsook met de parameters weerhouden voor dergelijke actualiseringen in de vakliteratuur (zie, bijvoorbeeld, Brilman, J. & Marie, Cl., Manuel d'Evaluation des Entreprises, Parijs, 1988, p. 119 en 171, die een periode van drie tot acht jaar vooropstellen). Het is de wens zowel van de Regering als van de particuliere aandeelhouders van B.A.T.C., dat de revisoren bij hun waardering in de mate van het mogelijke rekening houden met de weerslag daarvan op de toekomstige liquiditeit van de effecten.

Artikel 17 bepaalt het waarderingsproces van B.A.T.C. Met het oog op een maximale objectiviteit van de waardering, wordt deze opgesplitst in twee fasen. Eerst zullen twee bedrijfsrevisoren, benoemd door de Minister op de voordracht van B.A.T.C. en de R.L.W., een gemeenschappelijk verslag opstellen over de waardering van B.A.T.C. Hiertoe kan B.A.T.C. haar eigen commissaris-revisor voorstellen en de R.L.W. één van de twee revisoren die bij haar zijn aangesteld.

Teneinde elke onsamenhangendheid of ongelijkheid te vermijden, zullen diezelfde revisoren eveneens overgaan tot de waardering van de bedrijfstak luchthaven van de R.L.W., waarvan sprake in artikel 23. In geval van uiteenlopende meningen, zal hun verslag duidelijk, post per post, de respectieve waarden opgeven met een gedetailleerde toelichting van het verschil. Een derde bedrijfsrevisor, aangeduid door de Voorzitter van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen, zal de verschilpunten trancheren en het definitieve waarderingsverslag opstellen.

Met toepassing van artikel 5, § 2, tweede lid, van voornoemde wet van 19 december 1997, regelt artikel 18 de vervroegde terugbetaling door B.A.T.C. van alle achtergestelde converteerbare obligaties die zij op 7 juni 1993 heeft uitgegeven. De uitgiftevoorwaarden van deze obligaties bepalen dat de vennootschap te allen tijde kan overgaan tot de vervroegde terugbetaling ervan vanaf 30 juni 1998. Overeenkomstig artikel 101septies van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen, hebben de obligatiehouders in dit geval de mogelijkheid om hun obligaties vooraf in aandelen te converteren. Het is noodzakelijk gebleken om deze terugbetaling enkele maanden te vervroegen ten opzichte van wat in de uitgiftevoorwaarden is bepaald, teneinde te vermijden dat het aantal aandelen van B.A.T.C. na afsluiting van het waarderingsproces zou veranderen. Aldus zullen deze obligaties worden terugbetaald de veertigste dag volgend op de inwerkingtreding van dit besluit, tegen de nominale waarde vermeerderd met de gelopen interesten. De houders zullen deze obligaties vooraf in aandelen kunnen converteren, tegen de conversievoet bepaald in de uitgiftevoorwaarden, namelijk twee aandelen voor één obligatie.

Artikel 18 bepaalt eveneens dat de raad van bestuur van B.A.T.C. de vervroegde terugbetaling en de conversie van de obligaties kan onderwerpen aan de opschortende voorwaarde van de bekrachtiging van dit koninklijk besluit door een wet overeenkomstig artikel 8, § 2, van voornoemde wet van 19 december 1997. Volgens de formule voor de vaststelling van de prijs per aandeel van B.A.T.C. aangegeven in artikel 14, zal de revisor-arbiter rekening houden met het aantal aandelen waarvan de conversie is gevraagd op grond van artikel 18, niettegenstaande deze opschortende voorwaarde.

Artikel 19 vermeldt een aantal beslissingen die tijdens de overgangsperiode slechts kunnen worden genomen door de algemene vergadering van B.A.T.C., met een meerderheid van drie vierden van de uitgebrachte stemmen. Het gaat erom te vermijden dat handelingen die een aanzienlijke negatieve invloed kunnen hebben op de waarde van B.A.T.C., worden gesteld tijdens de periode voorafgaand aan haar indeling als autonoom overheidsbedrijf, tenzij op grond van een brede consensus tussen de aandeelhouders. Er is rekening gehouden met de opmerking van de Raad van State inzake dit artikel.

De §§ 1 en 2 van artikel 20 regelen de mogelijkheid voor de Staat om alle of een deel van de aandelen van B.I.A.C. boven zijn minimum deelneming van 50 % plus één aandeel, terug te verkopen. Inderdaad, wanneer de inbreng van de bedrijfstak luchthaven is verwezenlijkt, zal de Staat de meerderheid van de aandelen van B.I.A.C. hebben verworven.

Teneinde een zeker evenwicht te behouden tussen de openbare en privé-deelnemingen, geeft artikel 20 de Staat de mogelijkheid om het excedent van zijn deelneming boven 50% plus één aandeel te verkopen via een openbaar aanbod, een private plaatsing of een onderhandse verkoop, voor zover de verkoopprijs niet lager is dan de prijs bedoeld in artikel 6, § 1, 2°, van de wet van 19 december 1997. In geval van verkoop van dit excedent kan aan de particuliere aandeelhouders die hun uitstaprecht overeenkomstig artikel 13 niet hebben uitgeoefend, een voorkooprecht worden toegekend in evenredigheid met hun aandeel in het particulier aandelenbezit of, in geval van openbaar aanbod, het recht alle of een deel van hun aandelen van B.I.A.C. mee aan te bieden in het kader van dit openbaar aanbod, mits tenlasteneming van een evenredig deel van de transactiekosten. De voorwaarden en nadere regels voor de uitoefening van deze rechten kunnen verder worden bepaald in de aandeelhoudersovereenkomst tussen de Staat en de particuliere aandeelhouders, gesloten overeenkomstig artikel 21.

Een tweede luik van artikel 20, de §§ 3 en 4, betreft een eventuele beursintroductie van de aandelen van B.I.A.C. vanaf het jaar 2001. Op dat ogenblik zal B.I.A.C. ten minste twee volledige boekjaren hebben voltooid, hetgeen een voldoende representatieve « track record » zou moeten zijn voor de markt. De eerste hypothese, bepaald in § 3, beoogt de uitgifte van nieuwe aandelen en/of de verkoop door de aandeelhouders gezamenlijk van een deel van hun bestaande aandelen. De raad van bestuur ban B.I.A.C. zal de opportuniteit van een dergelijke beursintroductie moeten beoordelen vanuit het gezichtspunt van het vennootschapsbelang - inzonderheid in termen van toegang tot de kapitaalmarkt en stabiliteit van het aandelenbezit. De tweede hypothese, bepaald in § 4, beoogt de beursintroductie van bestaande aandelen van de particuliere aandeelhouders alleen.

Artikel 21 biedt de Staat de mogelijkheid om een overeenkomst te sluiten met de particuliere aandeelhouders van B.I.A.C. Deze overeenkomst, naar het voorbeeld van deze gesloten met de particuliere aandeelhouders van BELGACOM, kan inzonderheid de vertegenwoordiging van de particuliere aandeelhouders in de bestuursorganen regelen in het kader van de nieuwe bepalingen door dit besluit ingevoegd in voornoemde wet van 21 maart 1991, een wederzijds verkooprecht op de aandelen van B.I.A.C. bepalen alsook bijzondere meerderheden voor het nemen van bepaalde strategische beslissingen, en de nadere regels bepalen voor een eventuele beursintroductie van de aandelen van B.I.A.C. Artikel 22 bepaalt dat de Staat in B.I.A.C., vanaf haar indeling als autonoom overheidsbedrijf, de bedrijfstak luchthaven van de R.L.W. inbrengt, die deze laatste hem vooraf heeft overgedragen overeenkomstig artikel 26, § 1, 2°. Het aantal aandelen toe te kennen als vergoeding voor deze inbreng zal worden bepaald op basis van de prijs van deze aandelen vastgesteld overeenkomstig de artikelen 14 tot 17.

Hierbij dient te worden gepreciseerd dat deze inbreng geen onroerende goederen omvat, behalve een recht van opstal op bepaalde bestaande gebouwen, thans toebehorend aan de R.L.W., die betrekking hebben op haar luchthavenactiviteiten en waarvan de lijst door de Minister zal worden vastgesteld. Overigens omvatten deze gebouwen niet deze die toebehoren aan concessionarissen van de R.L.W. en die op het einde van de betrokken concessies in eigendom zullen overgaan op de Staat in zijn hoedanigheid van eigenaar van de grond. (Deze laatste goederen kunnen in voorkomend geval naderhand ter beschikking worden gesteld van B.I.A.C. met toepassing van artikel 26, § 4.) Het is eveneens nuttig om hier het lot te verduidelijken van bepaalde overeenkomsten die in 1987 werden gesloten om B.A.T.C. toe te laten het bestaande passagiersgebouw te exploiteren en de uitbreiding van de passagiersterminal te realiseren : - Ter herinnering, ingevolge een reeks akten van 11 december 1987 heeft de R.L.W. aan de N.V. Leasinvest een erfpachtrecht toegekend op het bestaande passagiersgebouw en bepaalde bijgebouwen, vervolgens dezelfde goederen in leasing teruggenomen en deze tenslotte onderverhuurd aan B.A.T.C. voor een duur van 30 jaar. Het volgt uit de artikelen 22 en 26 van dit ontwerp van besluit (i) dat de eigendom van de betrokken terreinen aan de Staat zal worden overgedragen, die dienvolgens in de plaats van de R.L.W. zal treden in de hoedanigheid van eigenaar in de erfpacht-overeenkomst met Leasinvest, (ii) dat de rechten en verplichtingen van de R.L.W. ingevolge de overeenkomsten van leasing en onderverhuring begrepen zullen zijn in het geheel van activa en passiva van de bedrijfstak luchthaven die in B.I.A.C. zal worden ingebracht, en (iii) dat de onderverhuringsovereenkomst vervolgens zal uitdoven ingevolge schuldvermenging. - Met het oog op de uitbreiding van de passagiersterminal, heeft de R.L.W. aan B.A.T.C. bovendien bij akte van 11 december 1987 een recht van opstal toegekend op een geheel van percelen binnen de luchthaven Brussel-Nationaal, in de onmiddellijke nabijheid van de oude terminal, en dit eveneens voor een termijn van 30 jaar. In dit opzicht volgt uit artikel 26 dat de eigendom van de betrokken percelen aan de Staat zal worden overgedragen, die uit dien hoofde in de hoedanigheid van opstalgever in de plaats van de R.L.W. treedt in de overeenkomst tot vestiging van het opstalrecht ten gunste van B.A.T.C./ B.I.A.C..

Artikel 23 regelt het waarderingsproces van de bedrijfstak luchthaven van de R.L.W. Uit zorg voor objectiviteit zal de inbrengwaarde van de bedrijfstak luchthaven worden bepaald op grond van dezelfde parameters als deze weerhouden voor de waardebepaling van B.A.T.C., te weten de intrinsieke waarde van de betrokken bedrijfstak vermeerderd, in voorkomend geval, met de waarde van de daaraan toe te kennen « goodwill » (met dien verstande dat, in voorkomend geval, geen aftrek wordt toegepast voor negatieve « goodwill »). Terwille van de coherentie met de voorgenomen reorganisatie in haar geheel, zal dezelfde procedure worden gevolgd als deze toepasselijk op de waardepaling van B.A.T.C. Er zal evenwel rekening worden gehouden met de bijzonderheden eigen aan deze verrichting. Zo zullen de gebouwen worden gewaardeerd overeenkomstig artikel 15, § 2, eerste lid, maar, met het oog op de billijkheid, zal hun aanschaffingswaarde slechts geïndexeerd worden vanaf 1987 (of, wel te verstaan, het jaar tijdens hetwelk het betrokken goed werd verworven of tot stand gebracht, indien dit laatste jaar later valt). Zo ook zal de actuele waarde van de verplichtingen betreffende de pensioenen van de leden en de vroegere leden van het statutair personeel van de R.L.W. die ten laste komen van B.I.A.C., worden afgetrokken van de inbrengwaarde van de ingebrachte bedrijfstak. De revisor-arbiter zal zich hiervoor moeten steunen op een waardering uitgevoerd door een erkende actuaris aangeduid door de Voorzitter van de Controledienst voor de Verzekeringen.

Artikel 24 bevat een aantal afwijkingen van het gemeen recht die noodzakelijk zijn wegens de bijzonderheden van de verrichting.

Artikel 25 regelt, overeenkomstig artikel 2, 4°, van voornoemde wet van 19 december 1997, de overdracht aan B.I.A.C. van de personeelsleden van de R.L.W. die zijn tewerkgesteld in de diensten belast met de bedrijfstak luchthaven, alsook een bepaald aantal personeelsleden van de algemene diensten van de R.L.W. De waarborgen vervat in artikel 2, 4°, van de wet van 19 december 1997 vinden hun uitdrukking in een overdracht van de betrokken personeelsleden met behoud van hun graad en hoedanigheid. Zij zullen hun administratieve en geldelijke anciënniteit behouden, met inbegrip van alle voordelen in geld en in natura waarvan de lijst bij koninklijk besluit zal worden vastgesteld. Tot de inwerkingtreding van een personeelsstatuut en een syndicaal statuut aangenomen overeenkomstig artikel 33 van voornoemde wet van 21 maart 1991, zullen de wettelijke en reglementaire bepalingen die het statuut van de hiervoren bedoelde personeelsleden regelen, van toepassing zijn op B.I.A.C. Artikel 26 regelt de overdracht door de R.L.W. aan de Staat van een aantal goederen vanaf de bekrachtiging van dit besluit door de wet, met name de aandelen en obligaties van B.A.T.C. waarvan zij eigenaar is, haar bedrijfstak luchthaven, de goederen, rechten en verplichtingen die los staan van de vervulling van haar opdrachten eens zij tot autonoom overheidsbedrijf is omgevormd, alsook het geheel van de onroerende goederen toebehorend aan de R.L.W. (met uitzondering van de gebouwen bestemd voor gezegde opdrachten, welke zij behoudt krachtens een recht van opstal). Met het oog op rechtszekerheid zullen de lijsten van de over te dragen goederen, vastgesteld door de Minister, worden neergelegd op de griffie van de rechtbank van koophandel te Brussel, waar iedereen er gratis kennis van zal kunnen nemen en er een volledige of gedeeltelijke kopie van zal kunnen bekomen mits betaling van de griffierechten. De betrokken overdrachten zullen van rechtswege geschieden en tegenstelbaar zijn aan derden vanaf de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van een bericht dat deze overdrachten bevestigt. Tenslotte wordt bepaald dat de Staat, mits goedkeuring bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit en tegen de voorwaarden vastgelegd in dit besluit, aan Belgocontrol of B.I.A.C., in functie van de noden van hun exploitatie, zakelijke rechten of persoonlijke gebruiksrechten kan toekennen op de onroerende goederen die aan de Staat zijn overgedragen krachtens dit artikel (met inbegrip van de goederen die hem naderhand toevallen ingevolge natrekking). Er is rekening gehouden met de opmerking van de Raad van State inzake artikel 26, § 1.

De artikelen 27 tot 31 regelen de verschillende voorbereidende fasen tot de omvorming van de R.L.W. tot autonoom overheidsbedrijf. De gevolgde procedure is, in wezen, gelijkaardig aan deze voor de omvorming van B.A.T.C., inzonderheid de voorbereiding en het sluiten van het eerste beheerscontract door een ad hoc comité. Met het oog op een volkomen concordantie met het tijdsschema voor de omvorming van B.A.T.C. tot autonoom overheidsbedrijf, is het noodzakelijk gebleken om van sommige bepalingen van voornoemde wet van 21 maart 1991 af te wijken.

Artikel 32 voegt een nieuwe titel in voornoemde wet van 21 maart 1991 in, ter vervanging van Titel VI betreffende de R.L.W. : - Artikel 169 definieert het statuut van Belgocontrol. - De artikelen 170 en 171 zetten artikel 3 van voornoemde wet van 19 december 1997 om. - Artikel 172 preciseert het stelsel van de vergoedingen voor de uitoefening van de taken van openbare dienst van Belgocontrol op een analoge wijze met wat is bepaald voor B.I.A.C. in het nieuwe artikel 181. - De artikelen 173 en 174 regelen het bestuur van Belgocontrol. - De artikelen 175 en 176 betreffen het statuut van het personeel.

Artikel 175 stemt overeen met wat is bepaald voor B.I.A.C. in het nieuwe artikel 189.

Artikel 176 betreft het stelsel van de rust- en overlevingspensioenen toepasselijk op de statutaire personeelsleden, dat zal worden geregeld door de wet van 28 april 1958 betreffende het pensioen van het personeel van zekere organismen van openbaar nut alsmede van hun rechthebbenden.

Overeenkomstig artikel 12 van voornoemde wet van 28 april 1958 dienen de deelnemers aan de « pool » der parastatalen een bijdrage te betalen die overeenstemt met een percentage van de maandwedden uitbetaald aan hun vastbenoemde personeelsleden.

De luchtverkeersleiders van Belgocontrol genieten evenwel van het tantième der actieve diensten, waardoor de pensioenlast van die personeelsleden hoger ligt dan voor de personeelsleden van andere bij de « pool » aangesloten instellingen. Daarom bepaalt artikel 176, § 3, dat Belgocontrol een hogere bijdrage zal moeten betalen dan de andere deelnemers. Het bedrag van deze verhoging bedraagt 20 procent van de in artikel 12 van voornoemde wet van 28 april 1958 bedoelde maandwedden voor de personeelsleden van Belgocontrol die actieve diensten leveren.

Bovendien wordt bepaald dat de bijdrage nooit lager mag zijn dan deze vastgesteld bij de aansluiting van Belgocontrol bij de « pool » der parastatalen, teneinde te vermijden dat een eventuele latere vermindering van het aantal statutaire personeelsleden van Belgocontrol tot gevolg zou hebben een deel van de last van de rustpensioenen van haar gewezen personeelsleden af te wentelen op de andere deelnemers aan de « pool ».

De in artikel 13 van voornoemde wet van 28 april 1958 bedoelde subrogatie van de Belgische Staat in de vroegere pensioenrechten van het personeel van Belgocontrol dient te worden uitgesloten. Het is inderdaad onaanvaardbaar dat Belgocontrol tweemaal zou dienen bij te dragen tot de financiering van de betrokken pensioenlast, eenmaal via de bijdrage aan de « pool » en een tweede maal via deze subrogatie. - Artikel 177 past het statuut van de R.L.W. aan na haar omzetting.

Artikel 33 bepaalt dat de nieuwe Titel VI van de wet van 21 maart 1991 in werking treedt op de datum van omvorming van de R.L.W. tot autonoom overheidsbedrijf. Teneinde tegemoet te komen aan de opmerking van de Raad van State inzake het nieuwe artikel 177, is aan artikel 33 een bepaling toegevoegd ter opheffing van het koninklijk besluit van 10 december 1987.

Artikel 34 behoeft geen bijzondere commentaar.

Overeenkomstig artikel 36 van voornoemde wet van 21 maart 1991, zullen Belgocontrol en B.I.A.C., zoals de andere economische overheidsbedrijven, onderworpen zijn aan de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken. Evenwel, teneinde deze instellingen toe te laten te werken binnen een bestuurskader aangepast aan de aard van hun exploitatie, voegt artikel 35 een nieuwe bepaling toe aan artikel 48 van de gecoördineerde wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, die toelaat om bij koninklijk besluit een afwijkend stelsel te bepalen rekening houdend met de exploitatievoorwaarden die eigen zijn aan Belgocontrol en B.I.A.C., naar het voorbeeld van wat werd bepaald voor SABENA. In zijn advies betreffende dit ontwerp merkt de Raad van State op dat de Vaste Commissie voor Taaltoezicht vooraf had moeten worden geraadpleegd inzake artikel 35, dit met toepassing van artikel 61, § 2, van voornoemde gecoördineerde wetten. Er dient nochtans te worden opgemerkt dat artikel 35 slechts een loutere machtigingsbepaling is die geen inhoudelijke bepaling bevat. Dienvolgens zal de Vaste Commissie worden geraadpleegd omtrent de eventuele uitvoeringsbesluiten.

De Raad van State maakt dezelfde opmerking inzake de artikelen 174 en 188 die dit ontwerp zou invoegen in de wet van 21 maart 1991. Evenwel betreffen deze bepalingen de samenstelling van bestuursorganen van autonome overheidsbedrijven en deze aangelegenheid is geen zaak van algemene aard die de toepassing van de gecoördineerde wetten op het taalgebruik in bestuurszaken aangaat, in de zin van artikel 61, § 2, van deze wetten.

Artikel 36 treft een overgangsmaatregel gewenst door de betrokken syndicale organisaties.

Artikel 37, ingegeven door artikel 204, 6°, van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen, behoeft geen bijzondere commentaar.

Artikel 38 verzekert de continuïteit van de lopende contracten gesloten door de R.L.W. of B.A.T.C. Het gaat erom te vermijden dat één van de voorgenomen hervormingen bijvoorbeeld een clausule van vervroegde terugbetaling in een leningsovereenkomst in werking doet treden.

Artikel 39 regelt de oprichting van een Comité voor regulering en coördinatie in de schoot van het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur. Dit Comité is bedoeld als rechtstreekse verbindingsschakel tussen de twee overige polen van de luchthaven Brussel-Nationaal, namelijk Belgocontrol en B.I.A.C. Dit Comité zal terzelfder tijd een forum zijn voor het bijleggen van elk geschil tussen Belgocontrol en B.I.A.C., raadgever van de Minister, Belgocontrol en B.I.A.C. omtrent de evolutie van de concurrentiepositie van de luchthaven Brussel-Nationaal alsook inzake capaciteit, en adviserende instantie aangaande ieder voorstel tot verhoging van de vergoedingen uitgaande van Belgocontrol of B.I.A.C. Artikel 40 machtigt de Minister om, na beraadslaging in Ministerraad, de termijnen bepaald in de Hoofdstukken I en II van dit besluit te verlengen, doch enkel wegens dwingende redenen.

Wij hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën en Buitenlandse Handel, Ph. MAYSTADT De Minister van Volksgezondheid en Pensioenen, M. COLLA De Minister van Vervoer, M. DAERDEN De Minister van Ambtenarenzaken, A. FLAHAUT

ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, vierde kamer, op 24 maart 1998 door de Minister van Vervoer verzocht hem, binnen een termijn van ten hoogste drie dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit « tot hervorming van de beheersstructuren van de luchthaven Brussel-Nationaal », heeft op 27 maart 1998 het volgende advies gegeven : Gezien het korte tijdsbestek waarin zij over het onderhavige ontwerp een advies heeft moeten uitbrengen, alsmede de talrijke andere aanvragen die haar terzelfder tijd voorgelegd zijn op basis van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, heeft de afdeling wetgeving de ontworpen tekst niet zo grondig kunnen nazien als zij wenste en als nodig zou zijn geweest voor zulk een belangrijk en complex ontwerp. De Raad van State ziet zich dan ook genoodzaakt zich te bepalen tot de hierna volgende opmerkingen. Er mag geen enkele gevolgtrekking worden gemaakt uit het feit dat over deze of gene bepaling van het ontwerp geen opmerking is gemaakt.

Voorafgaande opmerking Van de talrijke bepalingen van het ontwerp zijn er drie die handelen over het gebruik van de talen in bestuurszaken.

Het gaat om artikel 10 (het ontworpen artikel 188 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven), artikel 32 (het ontworpen artikel 174 van dezelfde wet) en artikel 35, waarbij een nieuw lid wordt ingevoegd in artikel 48 van de gecoördineerde wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken.

Artikel 61, § 2, van die gecoördineerde wetten luidt als volgt : « De Ministers raadplegen de (Vaste) Commissie (voor Taaltoezicht) over alle zaken van algemene aard die de toepassing van deze gecoördineerde wetten betreffen. Wordt het gevraagde advies niet binnen vijfenveertig dagen verleend, dan legt de betrokken Minister de zaak voor aan de Minister van Binnenlandse Zaken, die in de plaats van de Commissie adviseert. » Uit de uitleg die aan de Raad van State verstrekt is, blijkt dat het advies van de Vaste Commissie voor Taaltoezicht niet gevraagd is (1).

Dat advies kan de Regering ertoe aanzetten die drie bepalingen te amenderen zodat ze thans niet in zoverre gereed zijn om voor advies te worden voorgelegd aan de Raad van State, afdeling wetgeving. De Raad zal die drie bepalingen dus niet onderzoeken.

Bijzondere opmerkingen Artikel 3 Uit wetgevingstechnisch oogpunt is het niet wenselijk in de ontworpen tekst te verwijzen naar bepalingen van de wet van 21 maart 1991 tot hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, zoals die gewijzigd worden in het bepalend gedeelte van de ontworpen tekst, en die wijzigingen te vermelden tussen haakjes.

Dezelfde opmerking geldt voor de andere artikelen van de ontworpen tekst waar op die manier te werk wordt gegaan.

Artikel 5 In dit artikel wordt bepaald dat het beheerscontract en de wijzigingen van de statuten van B.A.T.C. pas uitwerking hebben na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het besluit waarbij het beheerscontract wordt goedgekeurd of, ingeval de wet tot bekrachtiging van het ontworpen besluit niet voor die datum is afgekondigd, de dag waarop de bekrachtigingswet in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Om alle onzekerheid te vermijden ten aanzien van de inwerkingtreding van het beheerscontract en van de wijzigingen van de statuten, behoort het woord « afkondiging » te worden vervangen door het woord « bekendmaking », aangezien de datum van afkondiging van een wet pas op het ogenblik van de bekendmaking ervan openbaar wordt gemaakt.

Artikel 6 Volgens de gemachtigde ambtenaar zouden de voorlopige regels, die de Koning kan vaststellen indien het eerste beheerscontract niet wordt aangenomen, alsmede de wijzigingen van de statuten die de Koning vaststelt in de plaats van het ad hoc-comité, alleen uitwerking kunnen hebben binnen dezelfde termijnen als die welke in artikel 5 zijn bepaald.

Zulke interpretatie blijkt evenwel niet uit de tekst (2).

De tekst behoort te worden herzien om die bedoeling duidelijk weer te geven.

Artikel 10 1. In het ontworpen artikel 181 van de wet van 21 maart 1991 tot hervorming van sommige economische overheidsbedrijven wordt bepaald dat Belgocontrol vergoedingen zou kunnen ontvangen namens en voor rekening van B.I.A.C. Zulke taak behoort evenwel niet tot het doel van Belgocontrol, zoals dit bepaald is in artikel 3 van de wet van 19 december 1997 tot Nationalisering van het beheer van de luchthaven Brussel-Internationaal. Die bepaling mist dan ook rechtsgrond. 2. Het ontworpen artikel 185 bepaalt dat het dagelijks bestuur toevertrouwd wordt aan een gedelegeerd bestuurder, in afwijking van artikel 19 van de voormelde wet van 21 maart 1991, maar wordt niet voorzien in een afwijking van artikel 17, zodat niet bepaald wordt dat de gedelegeerd bestuurder over zijn bestuur verslag moet uitbrengen aan de raad van bestuur (3). Evenmin voorziet enige bepaling in de mogelijkheid om de gedelegeerd bestuurder op de voordracht van de raad van bestuur te ontslaan, hoewel die mogelijkheid wel geboden wordt door artikel 20 van diezelfde wet, welk artikel door het onderhavige ontwerp niet op B.I.A.C. van toepassing wordt verklaard.

Artikel 13 Met het oog op de rechtszekerheid dient in paragraaf 4 het woord « afkondiging » te worden vervangen door het woord « bekendmaking ».

Deze opmerking geldt ook voor artikel 26, § 1.

Artikel 19 In paragraaf 2 wordt aan de Rechtbank van koophandel van Brussel de bevoegdheid opgedragen om op verzoek van de staat de handelingen te vernietigen die B.A. T. C. met schending van de bepalingen van paragraaf 1 heeft gesteld.

Het opdragen van bevoegdheden aan een justitieel gerecht is een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

De wet van 19 december 1997 (zie artikel 1 van die wet) had echter alleen tot doel een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet te regelen. Die wet kan dan ook niet worden geacht aan de Koning de bevoegdheid te hebben opgedragen aangelegenheden als bedoeld in artikel 77 te regelen (1).

Die bepaling behoort dan ook te vervallen.

Artikel 32 Bij het ontworpen artikel 177 wordt het statuut van de R.L.W. opgeheven. Gelet op de algemene strekking van het ontwerp, behoort ook het koninklijk besluit van 10 december 1987 waarbij de Regie der Luchtwegen gemachtigd wordt deel te nemen aan de naamloze vennootschap, op te richten onder de benaming « N.V. Brussels Airport Terminal Company S.A. » , afgekort B.A.T.C., te worden opgeheven.

De kamer was samengesteld uit : De heren : R. Andersen, kamervoorzitter;

C. Wettinck en P. Lienardy, staatsraden;

Mevr. M. Proost, griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de heer L. Detroux, adjunct-auditeur. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld en toegelicht door de heer C. Amelynck, adjunct-referendaris.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer R. Andersen.

De griffier, M. Proost.

De voorzitter, R. Andersen.

(1) Dat advies is een substantiële vormvereiste (Zie in die zin R. RENARD, « Talen in Bestuurszaken, in de bedrijven en in de sociale betrekkingen », Algemene Practische Rechtsverzameling, Gent, Story- Scientia, 1983, blz. 197, nr. 360). (2) Artikel 5 heeft immers alleen betrekking op het in artikel 3 genoemde beheerscontract en op de in artikel 4 genoemde wijzigingen van de statuten, die ter goedkeuring aan de Koning worden voorgelegd.(3) Vergelijk met artikel 59/2, § 4, van dezelfde wet betreffende BELGACOM. 2 APRIL 1998. - Koninklijk besluit tot hervorming van de beheersstructuren van de luchthaven Brussel-Nationaal ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 19 december 1997 tot rationalisering van het beheer van de luchthaven Brussel-Nationaal, inzonderheid op de artikelen 2, 5, § 2, en 6, § 2;

Gelet op het onderhandelingsprotocol van 2 februari 1998 van het Comité van Sector VI;

Gelet op het advies van het Comité Overheidsbedrijven van 11 februari 1998;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën van 19 maart 1998;

Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 19 maart 1998;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid gemotiveerd door de noodzaak om de beheersstructuren van de luchthaven Brussel-Nationaal zo spoedig mogelijk te herschikken teneinde haar concurrentiepositie te vrijwaren in een moeilijke omgeving; door de omstandigheid dat het plan dat de Regering te dien einde heeft ontworpen, omwille van de aard van de beoogde maatregelen, een snelle uitvoering vereist vanaf de aankondiging ervan, teneinde de overgangsperiode en de onzekerheden en moeilijkheden die met dergelijke overgang gepaard gaan, zoveel mogelijk te beperken, inzonderheid op het vlak van het bestuur van de betrokken entiteiten en voor de planning van de werken voor de uitbreiding van de passagiersterminal (Pier A); en door de wens van de Regering dat aan alle bij de hervormingen betrokken partijen zo spoedig mogelijk duidelijkheid wordt verschaft over de aard en de gevolgen ervan;

Gelet op het advies van de Raad van State gegeven op 27 maart 1998 in uitvoering van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Gelet op de gecoördineerde wetten op de Raad van State, inzonderheid op artikel 3bis, § 1;

Op de voordracht van Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën en Buitenlandse Handel, Onze Minister van Volksgezondheid en Pensioenen, Onze Minister van Vervoer en Onze Minister van Ambtenarenzaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Luchthavenactiviteiten

Artikel 1.Tegen de voorwaarden en volgens de nadere regels bepaald in dit besluit, worden de luchthavenactiviteiten van de Regie der Luchtwegen, hierna genoemd de « R.L.W. », en van de naamloze vennootschap « Brussels Airport Terminal Company », hierna genoemd « B.A.T.C. », op de luchthaven Brussel-Nationaal en de daarmee verband houdende taken van openbare dienst samengebracht binnen B.A.T.C., die te dien einde het statuut van autonoom overheidsbedrijf zal verkrijgen in de zin van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven. Afdeling 1. - Omvorming van B.A.T.C. tot autonoom overheidsbedrijf

Art. 2.§ 1. Binnen B.A.T.C. wordt een ad hoc comité opgericht met als opdracht : 1° de onderhandeling, in naam en voor rekening van B.A.T.C., van een beheerscontract tussen B.A.T.C. en de Staat overeenkomstig artikel 3; 2° de wijziging van de statuten van B.A.T.C. overeenkomstig artikel 4. § 2. Het ad hoc comité is samengesteld uit ten minste drie en ten hoogste vijf leden die worden aangeduid door de minister tot wiens bevoegdheid het vervoer behoort, hierna genoemd de « Minister », in voorkomend geval op voordracht van B.A.T.C. of de R.L.W. B.A.T.C. en de R.L.W., deze laatste handelend door de raad van bestuur bedoeld in artikel 176 van voornoemde wet van 21 maart 1991, hebben elk het recht twee leden van het ad hoc comité voor te dragen, per aangetekende brief gericht aan de Minister binnen acht dagen na de inwerkingtreding van dit besluit.

Het mandaat van de leden van het ad hoc comité is niet bezoldigd.

Art. 3.§ 1. Wat de taken van openbare dienst van B.A.T.C. betreft, bepaald in artikel 180 van voornoemde wet van 21 maart 1991, zoals ingevoegd door dit besluit, regelt een tussen B.A.T.C. en de Staat af te sluiten beheerscontract de aangelegenheden bedoeld in artikel 3, § 2, van dezelfde wet. Vanaf de indeling van B.A.T.C. als autonoom overheidsbedrijf vormt dit contract het eerste beheerscontract van B.A.T.C. in de zin van artikel 3 van dezelfde wet. § 2. Bij de onderhandeling van dit beheerscontract wordt B.A.T.C. door het ad hoc comité en de Staat door de Minister vertegenwoordigd.

Het ad hoc comité neemt het beheerscontract aan met een meerderheid van twee derden van zijn leden.

Art. 4.Het ad hoc comité, dat beslist bij meerderheid van twee derden van zijn leden, wijzigt de statuten van B.A.T.C. inzonderheid teneinde deze in overeenstemming te brengen met de bepalingen van dit besluit, van voornoemde wet van 21 maart 1991 en, in voorkomend geval, van de aandeelhoudersovereenkomst bedoeld in artikel 21.

Art. 5.Het beheerscontract bedoeld in artikel 3 en de wijzigingen aan de statuten van B.A.T.C. bedoeld in artikel 4 hebben slechts uitwerking na goedkeuring ervan bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit, vanaf de dertigste dag volgend op de bekendmaking van dat besluit in het Belgisch Staatsblad of, bij gebrek aan bekendmaking vóór die datum van de wet tot bekrachtiging van dit besluit overeenkomstig artikel 8, § 2, van de wet van 19 december 1997 tot rationalisering van het beheer van de luchthaven Brussel-Nationaal, vanaf de datum van inwerkingtreding van de bekrachtigingswet.

Art. 6.§ 1. Indien bij het verstrijken van een termijn van negentig dagen na de aanduiding van de leden van het ad hoc comité het beheerscontract van B.A.T.C. niet is aangenomen overeenkomstig artikel 3, § 2, tweede lid, kan de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit, voorlopige regels vaststellen betreffende de aangelegenheden bedoeld in artikel 3, § 1. Deze voorlopige regels gelden als eerste beheerscontract en zijn van toepassing tot de inwerkingtreding van een beheerscontract gesloten overeenkomstig artikel 4 van voornoemde wet van 21 maart 1991. § 2. Zo ook, indien bij het verstrijken van de termijn bedoeld in § 1, het ad hoc comité de statuten van B.A.T.C. niet heeft gewijzigd overeenkomstig artikel 4, kan de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit, deze statuten wijzigen teneinde deze in overeenstemming te brengen met de bepalingen van dit besluit, van voornoemde wet van 21 maart 1991 en, in voorkomend geval, van de aandeelhoudersovereenkomst bedoeld in artikel 21. § 3. De voorlopige regels en statutenwijzigingen die de Koning zou vaststellen met toepassing van § § 1 en 2, kunnen slechts in werking treden na dezelfde termijnen als deze bepaald in artikel 5.

Art. 7.Bij een in Ministerraad overlegd besluit deelt de Koning B.A.T.C. in bij de autonome overheidsbedrijven bedoeld in artikel 1, § 4, van dezelfde wet, vanaf de datum van inwerkingtreding van haar eerste beheerscontract.

Art. 8.Vanaf de indeling van B.A.T.C. als autonoom overheidsbedrijf : 1° wordt B.A.T.C., zonder onderbreking van de continuïteit van haar rechtspersoonlijkheid, een naamloze vennootschap van publiek recht, die wordt beheerst door voornoemde wet van 21 maart 1991, in de mate dat daarvan niet wordt afgeweken door dit besluit; 2° krijgt B.A.T.C. de naam « Brussels International Airport Company », afgekort « B.I.A.C. »; 3° wordt het ad hoc comité bedoeld in artikel 2 ontbonden;4° nemen de mandaten van de leden van de bestaande raad van bestuur en van het bestaande directiecomité van rechtswege een einde; 5° wordt bij B.I.A.C. een paritair comité opgericht overeenkomstig artikel 30 van voornoemde wet van 21 maart 1991; 6° wordt elke overeenkomst tussen de overheids- en particuliere aandeelhouders van B.A.T.C. die op de datum van inwerkingtreding van dit besluit van kracht is, ongeldig.

Art. 9.Artikel 214, § 1, eerste lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 is van toepassing op de omzetting van B.A.T.C. in een naamloze vennootschap van publiek recht overeenkomstig dit besluit. Afdeling 2. - Wijziging van de wet van 21 maart 1991

Art. 10.In voornoemde wet van 21 maart 1991 wordt een Titel VII ingevoegd, die luidt als volgt : « TITEL VII. - Brussels International Airport Company HOOFDSTUK I. - Doel en taken van openbare dienst

Art. 178.De naamloze vennootschap « Brussels International Airport Company », afgekort « B.I.A.C. », is een autonoom overheidsbedrijf met de rechtsvorm van een naamloze vennootschap van publiek recht. Zij ressorteert onder de minister tot wiens bevoegdheid het vervoer behoort.

Art. 179.B.I.A.C. heeft tot doel : 1° het beheer, volgens industriële en commerciële methoden, van het geheel der activiteiten op de luchthaven Brussel-Nationaal, met uitsluiting van de activiteiten bedoeld in artikel 171, en van alle taken van algemene politie en luchtvaartinspectie;2° het ontwerpen, bouwen, inrichten, onderhouden, moderniseren, ontwikkelen en exploiteren van de grondinstallaties van de luchthaven Brussel-Nationaal en de aanhorigheden ervan, met inbegrip van de parkeerterreinen voor voertuigen, de toegangswegen, de banen en de aprons.

Art. 180.Van de activiteiten genoemd in artikel 179 zijn de volgende activiteiten taken van openbare dienst van B.I.A.C. : 1° het ontvangen, laten instappen, laten uitstappen en overbrengen van passagiers en hun bagage op de luchthaven Brussel-Nationaal;2° het uitoefenen van activiteiten van luchthaveninspectie en het handhaven van de veiligheid op de grond op de luchthaven Brussel-Nationaal en de aanhorigheden ervan, met uitsluiting van de taken van algemene politie en luchtvaartinspectie;3° de activiteiten genoemd in artikel 179, 2°, voor zover zij betrekking hebben op de grondinstallaties nodig voor het landen, stationeren en opstijgen van luchtvaartuigen op de luchthaven Brussel-Nationaal of voor zover zij betrekking hebben op activiteiten genoemd in 1°.

Art. 181.B.I.A.C. stelt de vergoedingen vast voor de diensten die zij verstrekt in het kader van de taken genoemd in artikel 180, 1° en 2°, en voor het gebruik van de installaties bedoeld in artikel 180, 3°, met inachtneming van de grondregelen en grenzen bepaald in het beheerscontract. HOOFDSTUK II. - Bestuur

Art. 182.De tweede zin van artikel 12, § 3, is niet van toepassing op B.I.A.C.

Art. 183.In artikel 13, § 3, eerste lid, zijn de woorden « en statutair recht geeft op meer dan 75% van de stemmen en mandaten in alle organen van de bedoelde dochteronderneming » niet van toepassing op B.I.A.C.

Art. 184.Wat B.I.A.C. betreft, worden in artikel 18 de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1 wordt vervangen door de volgende bepaling : « De raad van bestuur is samengesteld uit ten minste acht leden en ten hoogste veertien leden, met inbegrip van de gedelegeerd bestuurder »;2° de woorden « gewone leden » en « gewone leden van de raad van bestuur » worden vervangen door het woord « bestuurders »;3° in § 2, laatste lid, worden de woorden « op eensluidend gemotiveerd advies van de raad van bestuur, goedgekeurd bij twee derde van de uitgebrachte stemmen » geschrapt;4° in § 3 worden tussen de woorden « hernieuwbare termijn van » en « zes jaar » de woorden « ten hoogste » ingevoegd;5° in § 4 wordt de verwijzing naar artikel 20 geschrapt.

Art. 185.§ 1. Wat B.I.A.C. betreft, worden in artikel 17, § 1, de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het tweede lid wordt vervangen door het volgende lid : « De raad van bestuur houdt toezicht op het beleid van de gedelegeerd bestuurder en, in voorkomend geval, het directiecomité.De gedelegeerd bestuurder doet op geregelde tijdstippen verslag aan de raad »; 2° in het derde lid worden de woorden « van het directiecomité » vervangen door de woorden « van de gedelegeerd bestuurder ». § 2. In afwijking van artikel 19, eerste lid, worden het dagelijks bestuur van de vennootschap, alsook de vertegenwoordiging van de vennootschap wat dat bestuur aangaat, opgedragen aan de gedelegeerd bestuurder. § 3. Artikel 20 is niet van toepassing op B.I.A.C. Het directiecomité van B.I.A.C. is samengesteld uit de gedelegeerd bestuurder die als voorzitter optreedt, en uit een aantal directeurs bepaald door de raad van bestuur.

De gedelegeerd bestuurder wordt benoemd door de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit, voor een hernieuwbare termijn van ten hoogste zes jaar, op voordracht van de raad van bestuur. Hij kan slechts worden ontslagen bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit, op voordracht van de raad van bestuur.

De overige leden van het directiecomité worden benoemd door de raad van bestuur voor een door hem bepaalde termijn. De overige leden mogen geen bestuurder van B.I.A.C. zijn en worden benoemd op voordracht van de gedelegeerd bestuurder. § 4. Wat B.I.A.C. betreft, worden in de artikelen 21 en 22 de woorden « bestuurder-directeur » en « bestuurders-directeurs » vervangen door de woorden « lid van het directiecomité » respectievelijk « leden van het directiecomité ». § 5. Voor de benoeming van de eerste voorzitter van de raad van bestuur en van de eerste gedelegeerd bestuurder mag worden afgeweken van artikel 22, § 3.

Art. 186.Teneinde de raad bij te staan in het onderzoek van de rekeningen, de begrotingscontrole en elke andere aangelegenheid van interne controle, richt de raad van bestuur in zijn midden een auditcomité op samengesteld uit ten minste vier bestuurders andere dan de gedelegeerd bestuurder. De voorzitter van de raad en de Regeringscommissaris worden op de vergaderingen van het auditcomité uitgenodigd en hebben raadgevende stem.

Art. 187.Artikel 39, § 5, is niet van toepassing op B.I.A.C.

Art. 188.De raad van bestuur en het directiecomité van B.I.A.C. bestaan uit evenveel Nederlandstalige als Franstalige leden. De leden die noch Nederlandstalig noch Franstalig zijn, worden niet in aanmerking genomen om de taalpariteit te bepalen. HOOFDSTUK III. - Personeel

Art. 189.§ 1. De bepalingen van artikel 29, § 1, gelden onverminderd het recht van B.I.A.C. om de werknemers die zij op de datum van haar indeling als autonoom overheidsbedrijf onder een contractueel stelsel in dienst had, onder zulk stelsel tewerk te stellen. § 2. In de gevallen en tegen de voorwaarden bepaald in een regeling aangenomen door het paritair comité met een meerderheid van twee derden van de uitgebrachte stemmen, kan B.I.A.C. personeel aanwerven en tewerkstellen op basis van een arbeidsovereenkomst beheerst door de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten buiten de gevallen bepaald in artikel 29, § 1, tweede lid. § 3. Een regeling aangenomen door het paritair comité met een meerderheid van twee derden van de uitgebrachte stemmen en bekrachtigd door de Koning kan een facultatief stelsel inrichten dat leden van het statutair personeel van B.I.A.C. de mogelijkheid biedt om naar een contractueel stelsel over te gaan.

Art. 190.§ 1. In artikel 7 van het koninklijk besluit nr. 117 van 27 februari 1935 tot vaststelling van het statuut der pensioenen van het personeel der zelfstandige openbare inrichtingen en der regieën ingesteld door de Staat, gewijzigd bij de wetten van 28 april 1958, 1 juli 1971, 11 juli 1975, 17 mei 1976 en 15 juli 1977 en het koninklijk besluit nr. 429 van 5 augustus 1986, wordt de vermelding « Brussels International Airport Company » ingevoegd na de vermelding « Regie der Luchtwegen ». § 2. B.I.A.C. draagt de kost van de pensioenen van welke aard ook van de leden en vroegere leden van haar statutair personeel, met inbegrip van het deel ten laste van de Regie der Luchtwegen krachtens artikel 13 van de wet van 14 april 1965 houdende vaststelling van een zeker verband tussen de onderscheiden pensioenregelingen van de openbare sector.

Bovendien draagt B.I.A.C. de kost van de lopende pensioenen van de vroegere personeelsleden van de Regie der Luchtwegen die waren tewerkgesteld in de diensten belast met de grondactiviteiten bedoeld in artikel 179, 1°, en werden gepensioneerd vóór de overdracht van deze activiteiten aan B.I.A.C. krachtens het koninklijk besluit van 2 april 1998 tot hervorming van de beheersstructuren van de luchthaven Brussel-Nationaal. De minister tot wiens bevoegdheid het vervoer behoort, stelt de lijst van deze personeelsleden vast.

Art. 191.§ 1. B.I.A.C. kan een pensioenfonds oprichten, met de rechtsvorm van vereniging zonder winstoogmerk, met als doel het beheer van de provisies bestemd voor het nakomen van de verplichtingen van B.I.A.C. inzake pensioenen, zonder afbreuk te doen aan de uiteindelijke verantwoordelijkheid van B.I.A.C. voor deze pensioenen krachtens artikel 190.

Het vermogen en de inkomsten van dit pensioenfonds kunnen uitsluitend worden aangewend voor de betaling van de pensioenen die ten laste zijn van B.I.A.C. krachtens artikel 190. De activa van dit fonds mogen op geen enkel ogenblik naar het vermogen van B.I.A.C. worden overgedragen. § 2. Het pensioenfonds van B.I.A.C. wordt beheerst door de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, in de mate bepaald door het koninklijk besluit van 14 mei 1985 tot toepassing op de private voorzorgsinstellingen van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen.

Onverminderd het eerste lid, zijn de statuten van dit pensioenfonds, de beheersovereenkomst af te sluiten tussen B.I.A.C. en dit fonds en het beleggingsreglement ervan, alsook de wijzigingen aan deze akten, onderworpen aan de voorafgaande goedkeuring van de ministers tot wier bevoegdheid het vervoer en de pensioenen behoren, hierna genoemd de « Ministers ». § 3. Bij het pensioenfonds van B.I.A.C. wordt een Regeringscommissaris benoemd door de Koning op de gezamenlijke voordracht van de Ministers.

De Regeringscommissaris wordt uitgenodigd op alle vergaderingen van de bestuursorganen van dit pensioenfonds en heeft raadgevende stem. Hij kan op elk ogenblik, op de zetel van het fonds, kennis nemen van alle boeken en documenten van het fonds. Hij kan aan zijn bestuurders, personeelsleden en aangestelden alle inlichtingen vragen en kan alle verificaties uitvoeren die hem nuttig lijken.

De Regeringscommissaris kan elke beslissing van de bestuursorganen van het fonds welke hij strijdig acht met de wet, de beheersovereenkomst bedoeld in § 2, tweede lid, of de statuten of het beleggingsreglement van het fonds, schorsen en ter kennis brengen van de Ministers. Hij beschikt daartoe over een termijn van vier vrije dagen vanaf de dag van de vergadering waarop de beslissing is genomen, voor zover hij daartoe regelmatig werd opgeroepen, en, in het tegenovergestelde geval, vanaf de dag waarop hij ervan kennis heeft gekregen. De betrokken beslissing kan alsdan alleen worden uitgevoerd indien geen enkele Minister er zich tegen heeft verzet binnen acht dagen na de schorsing. HOOFDSTUK IV. - Kapitaal en aandelen

Art. 192.Artikel 39, § 1, is niet van toepassing op B.I.A.C. De overheden mogen de aandelen die zij bezitten in het kapitaal van B.I.A.C. slechts overdragen nadat zij daartoe door de Koning zijn gemachtigd bij een in Ministerraad overlegd besluit, tegen de voorwaarden die Hij bepaalt, en voor zover de rechtstreekse deelneming van de overheden in het kapitaal van B.I.A.C. niet daalt beneden 50 procent van de aandelen plus één aandeel.

Art. 193.Artikel 40, § 2, is niet van toepassing op B.I.A.C. »

Art. 11.Artikel 10 treedt in werking op de datum van de indeling van B.A.T.C. als autonoom overheidsbedrijf overeenkomstig artikel 7.

Art. 12.Bij een in Ministerraad overlegd besluit vervangt de Koning de woorden « Regie der Luchtwegen », « R.L.W. » of « Regie » door de woorden « Brussels International Airport Company » in alle wettelijke en reglementaire bepalingen die de entiteit van publiek recht beogen die de activiteiten uitoefent bepaald in artikel 179 van voornoemde wet van 21 maart 1991, zoals gewijzigd bij dit besluit. Afdeling 3. - Rechten van de particuliere aandeelhouders

Art. 13.§ 1. Niettegenstaande elke tegenstrijdige statutaire of contractuele bepaling, heeft elke aandeelhouder van B.A.T.C., andere dan een overheid in de zin van artikel 42 van voornoemde wet van 21 maart 1991, het recht om alle of een deel van zijn aandelen van B.A.T.C. te verkopen aan de Staat of aan de overheid die deze daartoe aanduidt, tegen de prijs bepaald overeenkomstig de artikelen 14 tot 17. § 2. Het verkooprecht bedoeld in § 1 kan worden uitgeoefend gedurende een termijn van dertig dagen na toezending aan de aandeelhouders van de brief bedoeld in artikel 17, § 4, tweede lid. De betrokken aandeelhouder moet de Minister hiervan binnen deze termijn per aangetekende brief in kennis stellen. § 3. Bij de verkoop van de aandelen krachtens § 1, moet de verkoper de volle eigendom ervan aan de koper overdragen, vrij en onbezwaard met enige last of enig recht ten voordele van derden.

Deze overdracht is niet onderworpen aan eventuele statutaire of contractuele beperkingen op de overdraagbaarheid van de betrokken aandelen. § 4. De overdracht van de aandelen krachtens dit artikel geschiedt op de derde werkdag na het verstrijken van de termijn bedoeld in § 2, om 10 uur 's ochtends op het kabinet van de Minister of, bij gebrek aan bekendmaking van de wet tot bekrachtiging van dit besluit overeenkomstig artikel 8, § 2, van voornoemde wet van 19 december 1997 vóór het verstrijken van die termijn, op de derde werkdag volgend op de datum van bekendmaking van de bekrachtigingswet, op hetzelfde uur en op dezelfde plaats. § 5. De prijs van de aandelen wordt betaald, met valuta op de datum van overdracht, door overschrijving op de Belgische bankrekening van de verkoper aangegeven in de kennisgeving bedoeld in § 2.

De prijs draagt interest aan BIBOR op één maand, vanaf de vierde werkdag na het verstrijken van de termijn bedoeld in § 2 tot op de datum van betaling, tenzij de overdracht wordt vertraagd wegens handelingen of verzuim van één of meerdere aandeelhouders bedoeld in § 1.

Art. 14.Voor de toepassing van artikel 13 wordt de prijs per aandeel van B.A.T.C. bepaald volgens de volgende formule : P = IW + GW/N waarin : P = de prijs per aandeel van B.A.T.C.;

IW = de intrinsieke waarde van B.A.T.C., bepaald overeenkomstig artikel 15;

GW = de waarde van de goodwill van B.A.T.C., bepaald overeenkomstig artikel 16;

N = het totaal aantal aandelen die het kapitaal van B.A.T.C. vertegenwoordigen op de datum van neerlegging van de conclusies van de revisor-arbiter overeenkomstig artikel 17, § 4, met inbegrip, in voorkomend geval, van de aandelen uitgegeven of uit te geven in ruil voor de obligaties waarvan de conversie is gevraagd overeenkomstig artikel 18.

Art. 15.§ 1. De intrinsieke waarde van B.A.T.C. stemt overeen met het bedrag van haar netto-actief zoals dit blijkt uit haar laatste jaarrekening goedgekeurd door haar algemene vergadering vóór de dertigste dag volgend op de datum van inwerkingtreding van dit besluit, gecorrigeerd met de latente meerwaarden of minderwaarden, met uitsluiting van elke actualisering van toekomstige inkomsten of cash-flows.

In voorkomend geval wordt dit bedrag als volgt aangepast : 1° het wordt vermeerderd met de nettowinst, of verminderd met het verlies, dat door B.A.T.C. werd gerealiseerd tijdens het boekjaar afgesloten op 31 december 1997, indien de jaarrekening bedoeld in het eerste lid deze is voor het boekjaar afgesloten op 31 december 1996; 2° het wordt verminderd met het brutobedrag van elk dividend of interimdividend verklaard tijdens de periode tussen de datum van het afsluiten van de jaarrekening bedoeld in het eerste lid en de datum van inwerkingtreding van dit besluit (met uitzondering van het dividend voorzien in genoemde rekening). § 2. Voor de bepaling van de intrinsieke waarde van B.A.T.C., worden de terreinen en gebouwen gewaardeerd tegen hun aanschaffingswaarde, verhoogd met de index en gecorrigeerd aan de hand de ABEX-index voor de periode vanaf de datum van hun aankoop of vanaf de datum van het afsluiten van het boekjaar tijdens hetwelk het betrokken goed werd tot stand gebracht, naargelang het geval, en eindigend op 31 december 1997.

Voor de berekening van het bedrag bedoeld in § 1, tweede lid, 1°, worden de boekhoudkundige gegevens in voorkomend geval aangepast om het effect te neutraliseren van de wijzigingen aangebracht aan de waarderingsregels van B.A.T.C. sinds 1 januari 1997, behalve voor zover deze zijn voorgeschreven door wettelijke of reglementaire bepalingen inzake boekhouding.

Art. 16.De goodwill van B.A.T.C. wordt bepaald volgens de volgende formule : GW = an * [B - r * IW] waarin : GW = de waarde van de goodwill van B.A.T.C.;

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld i= de discontovoet, te bepalen door de revisor-arbiter in het raam van het waarderingsproces georganiseerd door artikel 17; n = het aantal jaren, te bepalen door de revisor-arbiter in het raam van hetzelfde waarderingsproces;

B = het gewogen gemiddelde van de geconsolideerde winst vóór belasting van B.A.T.C. in de boekjaren afgesloten op 31 december 1995 (B1), 31 december 1996 (B2) en 31 december 1997 (B3), waarbij dit gemiddelde als volgt wordt berekend : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld r= het rendement van een alternatieve vergelijkbare industriële belegging in de kapitaalmarkt, te bepalen door de revisor-arbiter in het raam van voornoemd waarderingsproces;

IW = de intrinsieke waarde van B.A.T.C., bepaald overeenkomstig artikel 15.

Art. 17.§ 1. De prijs bedoeld in artikel 14 wordt bepaald door een revisor die binnen vijftien dagen vanaf de inwerkingtreding van dit besluit door de Voorzitter van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen wordt aangeduid onder de leden, natuurlijke of rechtspersonen, van het Instituut der Bedrijfsrevisoren. Deze revisor, hierna genoemd de « revisor-arbiter », wordt bijgestaan door twee andere revisoren, leden van hetzelfde Instituut, hierna genoemd de « revisoren-verslaggevers ». § 2. De revisoren-verslaggevers worden binnen tien dagen vanaf de inwerkingtreding van dit besluit aangeduid door de Minister, in voorkomend geval op voordracht van B.A.T.C. of de R.L.W. B.A.T.C. en de R.L.W., deze laatste handelend door de raad van bestuur bedoeld in artikel 176 van voornoemde wet van 21 maart 1991, hebben ieder het recht om per aangetekende brief gericht aan de Minister een revisor-verslaggever voor te dragen binnen zeven dagen vanaf de inwerkingtreding van dit besluit. B.A.T.C. kan haar eigen commissaris-revisor voorstellen en de R.L.W. één van de twee revisoren die bij haar zijn aangesteld. § 3. De revisoren-verslaggevers leggen aan de revisor-arbiter, binnen zeventig dagen vanaf de inwerkingtreding van dit besluit, een uitvoerig gezamenlijk advies voor over de berekening van de prijs overeenkomstig de artikelen 14 tot 16. In geval van uiteenlopende meningen, toont het advies duidelijk, post per post, de respectieve waarden met een gedetailleerde toelichting van het verschil.

Met het oog op deze expertise, hebben de revisoren-verslaggevers ten aanzien van B.A.T.C. en de R.L.W. de bevoegdheden bepaald in artikel 64sexies, eerste tot en met derde lid, van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen en hebben zij te dien einde op elk uur van de dag vrije toegang tot de lokalen en installaties van B.A.T.C. en de R.L.W. De revisoren-verslaggevers brengen aan de revisor-arbiter periodiek verslag uit over de vooruitgang van hun werkzaamheden. Deze kan van de revisoren-verslaggevers alle informatie vragen en hun alle controles opdragen die hem nuttig voorkomen. § 4. De revisor-arbiter bepaalt de prijs bedoeld in artikel 14, en dient zijn geschreven conclusies hierover in bij de Minister, binnen dertig dagen volgend op de mededeling van het advies bedoeld in § 3, eerste lid.

De Minister richt een kopie van de conclusies van de revisor-arbiter per aangetekende brief aan de personen die op de dag van de neerlegging van deze conclusies als aandeelhouders zijn ingeschreven in het register van de aandelen op naam van B.A.T.C. § 5. B.A.T.C. en de R.L.W. dragen elk de honoraria en kosten van de revisor-verslaggever die zij hebben voorgedragen. De andere honoraria en kosten in het kader van de waardering krachtens dit artikel worden in gelijke mate verdeeld tussen B.A.T.C. en de R.L.W.

Art. 18.Op de veertigste dag volgend op de datum van inwerkingtreding van dit besluit, gaat B.A.T.C. over tot de vervroegde terugbetaling van alle achtergestelde converteerbare obligaties die zij op 7 juni 1993 heeft uitgegeven, tegen de nominale waarde ervan, vermeerderd met de interesten gelopen vanaf de laatste vervaldag tot op de datum van terugbetaling. De houders van deze obligaties kunnen hun conversierecht uitoefenen, naar rata van twee aandelen voor één obligatie, gedurende één maand vóór de datum van terugbetaling. De vervroegde terugbetaling en de conversie kunnen worden onderworpen aan de opschortende voorwaarde van de bekrachtiging van dit besluit door de wet overeenkomstig artikel 8, § 2, van voornoemde wet van 19 december 1997.

Art. 19.Vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit en tot de datum van indeling van B.A.T.C. als autonoom overheidsbedrijf, kan B.A.T.C., behalve bij besluit van haar algemene vergadering die beslist met een meerderheid van drie vierden van de uitgebrachte stemmen : 1° geen dividenden (andere dan deze voorzien in de jaarrekening bedoeld in artikel 15, § 1, eerste lid) of interimdividenden verklaren; 2° geen beslissingen nemen of handelingen stellen die van aard zijn B.A.T.C. te verbinden in een strategische oriëntatie op lange termijn; 3° geen handelingen stellen tegen kennelijk onevenwichtige voorwaarden in het nadeel van B.A.T.C.

Art. 20.§ 1. De Staat, vertegenwoordigd door de Minister van Financiën en de Minister, kan, via één of meerdere verrichtingen van openbaar aanbod, private plaatsing of onderhandse verkoop, aandelen van B.I.A.C. die werden verworven ingevolge de verrichtingen bedoeld in de artikelen 13, 22 en 26, § 1, 1°, verkopen of de overheid bedoeld in artikel 13, § 1, machtigen deze te verkopen, voor zover : 1° de rechtstreekse deelneming van de Staat en de overheden bedoeld in artikel 42 van voornoemde wet van 21 maart 1991 in het kapitaal van B.I.A.C. niet daalt beneden 50 procent van de aandelen plus één aandeel; 2° de verkoopprijs niet lager is dan de prijs bedoeld in artikel 6, § 1, 2°, van voornoemde wet van 19 december 1997. § 2. In geval van verkoop krachtens § 1, kan de Staat, vertegenwoordigd door de Minister van Financiën en de Minister, de volgende rechten toekennen, of de overheid bedoeld in artikel 13, § 1, gelasten deze toe te kennen, aan de particuliere aandeelhouders van B.I.A.C. die het verkooprecht bedoeld in artikel 13 niet hebben uitgeoefend : 1° een voorkooprecht, uit te oefenen binnen zeven dagen vanaf de kennisgeving van de prijs; 2° in geval van verkoop via openbaar aanbod, het recht alle of een deel van hun aandelen in B.I.A.C. mee aan te bieden in het kader van dit openbaar aanbod, mits tenlasteneming van een evenredig deel van de transactiekosten. § 3. Vanaf het jaar 2001 zal de raad van bestuur van B.I.A.C. periodiek de opportuniteit evalueren, vanuit het oogpunt van het vennootschapsbelang, van een beursintroductie van de aandelen van de vennootschap, via een openbaar bod tot inschrijving op nieuwe aandelen, een openbaar bod tot verkoop van bestaande aandelen of een combinatie van beide procédés. De raad zal zich in deze evaluatie steunen op het advies van een internationale zakenbank van goede reputatie. § 4. Vanaf het jaar 2001 zal B.I.A.C. de opneming in de eerste markt van de Beurs van Brussel aanvragen van alle of een deel der aandelen die toebehoren aan de particuliere aandeelhouders van B.I.A.C., op verzoek van aandeelhouders die ten minste 50 procent van deze aandelen plus één aandeel bezitten.

Art. 21.De Staat, vertegenwoordigd door de Minister van Financiën en de Minister, kan een overeenkomst sluiten, of de overheid bedoeld in artikel 13, § 1, machtigen een overeenkomst te sluiten, met de particuliere aandeelhouders van B.I.A.C., welke overeenkomst inzonderheid de volgende aangelegenheden kan regelen : 1° de vertegenwoordiging van de particuliere aandeelhouders in de bestuursorganen van B.I.A.C. regelen binnen het kader bepaald door Hoofdstuk II van Titel VII van voornoemde wet van 21 maart 1991, zoals ingevoegd door dit besluit; 2° een wederzijds voorkooprecht op de aandelen van B.I.A.C. bepalen; 3° in voorkomend geval, de voorwaarden en nadere regels bepalen voor de uitoefening van de rechten toegekend aan de particuliere aandeelhouders krachtens artikel 20, § 2; 4° de nadere regels bepalen voor een eventuele beursintroductie van de aandelen van B.I.A.C.; 5° bijzondere meerderheden bepalen voor het nemen van bepaalde strategische beslissingen. Afdeling 4. - Inbreng van de bedrijfstak luchthaven

Art. 22.Op de datum van de indeling van B.I.A.C. als autonoom overheidsbedrijf brengt de Staat bij haar in : 1° de goederen, rechten en verplichtingen die de R.L.W. vooraf aan de Staat heeft overgedragen overeenkomstig artikel 26, § 1, 2°; 2° een recht van opstal voor een duur van vijftig jaar op de bestaande gebouwen toebehorend aan de R.L.W. die bestemd zijn voor de uitoefening van de activiteiten bedoeld in artikel 179, 1°, van voornoemde wet van 21 maart 1991, zoals ingevoegd door dit besluit, en waarvan de lijst door de Minister wordt vastgesteld binnen dertig dagen volgend op de inwerkingtreding van dit besluit.

Het geheel van de goederen, rechten en verplichtingen bedoeld in het eerste lid wordt hierna de « bedrijfstak luchthaven » genoemd.

De inbreng bedoeld in het eerste lid wordt vergoed door aandelen die het kapitaal van B.I.A.C. vertegenwoordigen, waarvan het aantal wordt bepaald op basis van de prijs van deze aandelen vastgesteld overeenkomstig de artikelen 14 tot 17 en de inbrengwaarde van de bedrijfstak luchthaven vastgesteld overeenkomstig artikel 23.

Art. 23.§ 1. De inbrengwaarde van de bedrijfstak luchthaven komt overeen met de intrinsieke waarde ervan, zoals bepaald overeenkomstig § 2, in voorkomend geval, vermeerderd met de waarde van de aan de bedrijfstak luchthaven toewijsbare goodwill, zoals bepaald overeenkomstig § 3. § 2. De intrinsieke waarde van de bedrijfstak luchthaven beantwoordt aan de nettowaarde van de betrokken activa en passiva, zoals deze blijkt uit de laatste rekeningen van de R.L.W. die beschikbaar zijn op de dertigste dag volgend op de datum van inwerkingtreding van dit besluit, gecorrigeerd met de latente meerwaarden en minderwaarden, met dien verstande dat : 1° de gebouwen worden gewaardeerd overeenkomstig artikel 15, § 2, eerste lid, behalve dat hun aanschaffingswaarde slechts wordt geïndexeerd en gecorrigeerd vanaf 1987 of het jaar tijdens hetwelk het betrokken goed werd verworven of tot stand gebracht, indien dit laatste jaar later valt; 2° de actuele waarde van de verplichtingen betreffende de pensioenen van de leden en de vroegere leden van het statutair personeel van de R.L.W. die ten laste zijn van B.I.A.C. krachtens artikel 190, § 2, van voornoemde wet van 21 maart 1991, zoals ingevoegd door dit besluit, wordt berekend op basis van de technische rentevoet en de sterftetafels bedoeld in artikel 22, § 2, van het koninklijk besluit van 17 december 1992 betreffende de levensverzekeringactiviteit. § 3. De waarde van de aan de bedrijfstak luchthaven toewijsbare goodwill wordt bepaald, op basis van de analytische boekhouding van de R.L.W., door overeenkomstige toepassing van de formule bepaald in artikel 16. § 4. De inbrengwaarde van de bedrijfstak luchthaven wordt vastgesteld door de revisor-arbiter op de wijze en binnen de termijnen bepaald in artikel 17.

Voor de bepaling van de waarde bedoeld in § 2, 2°, baseert de revisor-arbiter zich op de berekeningen van een erkende actuaris. Deze wordt aangeduid door de Voorzitter van de Controledienst voor de Verzekeringen binnen dertig dagen vanaf de inwerkingtreding van dit besluit en legt zijn rapport aan de revisor-arbiter voor binnen zeventig dagen vanaf de inwerkingtreding van dit besluit. De honoraria en kosten van de actuaris zijn ten laste van de R.L.W.

Art. 24.§ 1. In afwijking van artikel 33bis, § 1, van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen, stelt de Koning de kapitaalverhoging van B.I.A.C. vast door inbreng van de bedrijfstak luchthaven krachtens artikel 22.

Artikel 34, § 2, van dezelfde wetten is niet van toepassing op deze kapitaalverhoging. De artikelen 174/55, tweede lid, en 174/59 van dezelfde wetten zijn van overeenkomstige toepassing op de inbreng. § 2. Het recht bepaald in artikel 115 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten is niet verschuldigd op de inbreng bedoeld in artikel 22. § 3. De herschikking van de luchthavenactiviteiten op de luchthaven Brussel-Nationaal overeenkomstig deze wet maakt geen concentratie uit in de zin van artikel 9 van de wet van 5 augustus 1991 tot bescherming van de economische mededinging, gewijzigd bij de wet van 22 maart 1993.

Art. 25.§ 1. De personeelsleden van de R.L.W. die zijn tewerkgesteld in de diensten belast met de bedrijfstak luchthaven en waarvan de lijst binnen dertig dagen na de inwerkingtreding van dit besluit door de Minister wordt vastgesteld, worden automatisch aan B.I.A.C. overgedragen vanaf de datum van de inbreng bedoeld in artikel 22.

Hetzelfde geldt voor de personeelsleden van de algemene diensten van de R.L.W., minstens vijftig en ten hoogste zeventig in getal, die in dezelfde lijst zijn opgenomen.

De overdracht van de betrokken personeelsleden geschiedt met behoud van hun graad en hoedanigheid. Zij behouden hun administratieve en geldelijke anciënniteit, met inbegrip van alle voordelen in geld en in natura waarvan de lijst door de Koning wordt vastgesteld. § 2. De wettelijke en reglementaire bepalingen die het statuut van de personeelsleden bedoeld in § 1 regelen, zijn van toepassing op B.I.A.C. tot de inwerkingtreding van een personeelsstatuut en een syndicaal statuut vastgesteld overeenkomstig artikel 33 van voornoemde wet van 21 maart 1991. § 3. De lijst van de personeelsleden bedoeld in artikel 190, § 2, tweede lid, van voornoemde wet van 21 maart 1991, zoals ingevoegd door dit besluit, wordt door de Minister vastgesteld binnen dertig dagen volgend op de inwerkingtreding van dit besluit. HOOFDSTUK II. - Reorganisatie van de R.L.W. Afdeling 1. - Overdracht van goederen aan de Staat

Art. 26.§ 1. Vanaf de bekendmaking van de wet tot bekrachtiging van dit besluit overeenkomstig artikel 8, § 2, van voornoemde wet van 19 december 1997, draagt de R.L.W. aan de Staat zonder vergoeding over : 1° de aandelen en obligaties van B.A.T.C. waarvan zij eigenaar is; 2° een geheel van roerende goederen, rechten en verplichtingen die betrekking hebben op de activiteiten bedoeld in artikel 179, 1°, van voornoemde wet van 21 maart 1991, zoals ingevoegd door dit besluit;3° de roerende goederen, rechten en verplichtingen die geen deel uitmaken van de bedrijfstak luchthaven en die niet bestemd zijn voor de uitoefening van de activiteiten bedoeld in artikel 170 van dezelfde wet, zoals gewijzigd bij dit besluit; 4° de onroerende goederen waarvan zij eigenaar is, met uitzondering van de gebouwen bestemd voor de uitoefening van de activiteiten bedoeld in gezegd artikel 170, die de R.L.W. in eigendom behoudt krachtens een recht van opstal haar door de Staat toegekend voor een duur van vijftig jaar. § 2. De Minister stelt de lijsten van de goederen, rechten en verplichtingen bedoeld in § 1, 2°, 3° en 4°, vast binnen dertig dagen volgend op de inwerkingtreding van dit besluit.

Deze lijsten worden neergelegd op de griffie van de rechtbank van koophandel te Brussel, waar iedereen er gratis kennis kan van nemen en er een volledige of gedeeltelijke kopie kan van bekomen mits betaling van de griffierechten. § 3. De overdracht bedoeld in § 1 geschiedt van rechtswege, en is tegenstelbaar aan derden, vanaf de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van een bericht dat deze overdracht bevestigt.

De overdracht van de aandelen van B.A.T.C. overeenkomstig dit artikel is niet onderworpen aan eventuele statutaire of contractuele beperkingen op de overdraagbaarheid van deze effecten. § 4. De Staat kan, mits goedkeuring bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit en tegen de voorwaarden bepaald in dit besluit, aan Belgocontrol of aan B.I.A.C., in functie van de noden van hun exploitatie, zakelijke rechten of persoonlijke gebruiksrechten toekennen op de onroerende goederen die aan de Staat zijn overgedragen krachtens § 1, 4°, of die hij naderhand verkrijgt bij wege van natrekking. Afdeling 2. - Omvorming van de R.L.W. tot autonoom overheidsbedrijf

Art. 27.§ 1. Binnen de R.L.W. wordt een ad hoc comité opgericht met als enige opdracht de onderhandeling, in naam en voor rekening van de R.L.W., van het eerste beheerscontract tussen de R.L.W. en de Staat betreffende de taken van openbare dienst bedoeld in artikel 171 van voornoemde wet van 21 maart 1991, zoals gewijzigd door dit besluit. § 2. Het ad hoc comité is samengesteld uit ten minste vier leden en ten hoogste zeven leden, die door de Minister worden aangeduid op voordracht van de raad van bestuur bedoeld in artikel 176 van voornoemde wet van 21 maart 1991.

Het mandaat van de leden van het ad hoc comité is niet bezoldigd.

Art. 28.§ 1. In afwijking van de artikelen 48, § 1, en 176 van voornoemde wet van 21 maart 1991, onderhandelt en sluit het ad hoc comité het eerste beheerscontract in naam en voor rekening van de R.L.W. Het comité neemt dit contract aan met een meerderheid van twee derden van zijn leden. § 2. In afwijking van artikel 48, § 2, van dezelfde wet, kan de Koning slechts voorlopige regels bepalen die dienst doen als eerste beheerscontract van de R.L.W., bij gebrek aan aanneming van dit contract door het ad hoc comité overeenkomstig § 1 binnen negentig dagen na de aanduiding van de leden van dit comité.

Art. 29.In afwijking van artikel 49, § 1, eerste lid, van voornoemde wet van 21 maart 1991, is de opdracht van het paritair comité ingericht bij de R.L.W. krachtens deze bepaling beperkt tot overleg betreffende de aangelegenheden van personeelsbeheer die hem worden voorgelegd door de organen bedoeld in artikel 176 van dezelfde wet.

Art. 30.De indeling van de R.L.W. als autonoom overheidsbedrijf overeenkomstig artikel 1, § 3, van voornoemde wet van 21 maart 1991 kan niet geschieden vóór de overdracht van het personeel aan B.I.A.C. krachtens artikel 25, § 1.

Art. 31.Vanaf haar indeling als autonoom overheidsbedrijf : 1° krijgt de R.L.W. de naam « Belgocontrol »; 2° wordt het ad hoc comité bedoeld in artikel 27 ontbonden;3° nemen de mandaten van de leden van de organen bedoeld in artikel 176 van voornoemde wet van 21 maart 1991, in afwijking van artikel 48, § 3, van dezelfde wet, van rechtswege een einde;4° wordt, in afwijking van artikel 49, § 1, eerste lid, van dezelfde wet, het paritair comité bedoeld in artikel 29 van dit besluit ontbonden;5° wordt een nieuw paritair comité opgericht binnen Belgocontrol overeenkomstig artikel 30 van voornoemde wet van 21 maart 1991. Afdeling 3. - Wijziging van de wet van 21 maart 1991

Art. 32.Titel VI van voornoemde wet van 21 maart 1991 die de artikelen 169 tot 177 bevat, wordt vervangen door de volgende bepalingen : « TITEL VI. - Belgocontrol HOOFDSTUK I. - Doel en taken van openbare dienst

Art. 169.Belgocontrol is een autonoom overheidsbedrijf dat ressorteert onder de minister tot wiens bevoegdheid het vervoer behoort.

Art. 170.Belgocontrol heeft tot doel : 1° de veiligheid van het luchtverkeer waarborgen in het luchtruim waarvoor de Belgische Staat verantwoordelijk is krachtens de Overeenkomst betreffende de Internationale Burgerlijke Luchtvaart van 7 december 1944, inzonderheid bijlage 2, goedgekeurd bij wet van 30 april 1947, of krachtens enig ander internationaal akkoord;2° op de luchthaven Brussel-Nationaal de bewegingen van de luchtvaartuigen controleren bij de nadering, de landing, het opstijgen en op de landings- en rolbanen, alsook de geleiding van de luchtvaartuigen op de platforms, en de veiligheid van het luchtverkeer blijven waarborgen op de gewestelijke openbare luchthavens en luchtvaartterreinen overeenkomstig het samenwerkingsakkoord dat op 30 november 1989 met de Gewesten is gesloten;3° aan de politie-, luchtvaart- en luchthaveninspectie-diensten inlichtingen verschaffen betreffende de luchtvaartuigen, de besturing, de bewegingen en de waarneembare gevolgen ervan;4° weerkundige inlichtingen verschaffen voor de luchtvaart, alsook telecommunicatiediensten of andere diensten verstrekken die verband houden met de activiteiten genoemd in 1° en 2°.

Art. 171.De activiteiten genoemd in artikel 170, 1° tot 3°, zijn taken van openbare dienst.

Art. 172.Belgocontrol stelt de vergoedingen vast voor de diensten die zij verstrekt in het kader van de taken genoemd in artikel 171, met inachtneming van de grondregelen en de grenzen bepaald in het beheerscontract. HOOFDSTUK II. - Bestuur

Art. 173.§ 1. Wat Belgocontrol betreft, worden in artikel 18 de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1 wordt vervangen door de volgende bepaling : « De raad van bestuur van Belgocontrol is samengesteld uit ten minste acht leden en ten hoogste twaalf leden, met inbegrip van de gedelegeerd bestuurder »;2° de woorden « gewone leden » en « gewone leden van de raad van bestuur » worden vervangen door het woord « bestuurders »;3° in § 3 worden tussen de woorden « hernieuwbare termijn van » en « zes jaar » de woorden « ten hoogste » ingevoegd;4° in § 4 wordt de verwijzing naar artikel 20 geschrapt. § 2. Wat Belgocontrol betreft, worden in artikel 20 de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de eerste zin van § 2 worden tussen de woorden « hernieuwbare termijn van » en « zes jaar » de woorden « ten hoogste » ingevoegd;2° de laatste zin van § 2 wordt vervangen door de volgende bepaling : « Hij kan slechts worden ontslagen bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit, op eensluidend gemotiveerd advies van de raad van bestuur aangenomen met een meerderheid van twee derden van de uitgebrachte stemmen »;3° § 3 wordt vervangen door de volgende bepaling : « De raad van bestuur benoemt, op voordracht van de gedelegeerd bestuurder, de andere leden van het directiecomité voor een hernieuwbare termijn van ten hoogste zes jaar.Het lid verantwoordelijk voor het toezicht op het luchtverkeer moet operationele ervaring hebben inzake toezicht op de burgerluchtvaart.

De leden van het directiecomité kunnen slechts worden ontslagen bij een beslissing van de raad van bestuur genomen met een meerderheid van twee derden van de uitgebrachte stemmen. » § 3. Wat Belgocontrol betreft, worden in de artikelen 20 tot 22 de woorden « bestuurder-directeur » en « bestuurders-directeurs » vervangen door de woorden « lid van het directiecomité » respectievelijk « leden van het directiecomité ». § 4. Teneinde de raad bij te staan in het onderzoek van de rekeningen, de begrotingscontrole en elke andere aangelegenheid van interne controle, richt de raad van bestuur in zijn midden een auditcomité op samengesteld uit ten minste vier bestuurders andere dan de gedelegeerd bestuurder. De voorzitter van de raad en de Regeringscommissaris worden op de vergaderingen van het auditcomité uitgenodigd en hebben raadgevende stem.

Art. 174.De raad van bestuur en het directiecomité van Belgocontrol bestaan uit evenveel Nederlandstalige als Franstalige leden. De voorzitter van de raad van bestuur en de gedelegeerd bestuurder behoren tot een verschillende taalgroep. De leden die noch Nederlandstalig noch Franstalig zijn, worden niet in aanmerking genomen om de taalpariteit te bepalen. HOOFDSTUK III. - Personeel

Art. 175.§ 1. De bepalingen van artikel 29, § 1, gelden onverminderd het recht van Belgocontrol om de werknemers die zij op de datum van haar indeling als autonoom overheidsbedrijf onder een contractueel stelsel in dienst had, onder zulk stelsel tewerk te stellen. § 2. In de gevallen en tegen de voorwaarden bepaald in een regeling aangenomen door het paritair comité met een meerderheid van twee derden van de uitgebrachte stemmen, kan Belgocontrol personeel aanwerven en tewerkstellen op basis van een arbeidsovereenkomst beheerst door de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten buiten de gevallen bepaald in artikel 29, § 1, tweede lid. § 3. Een regeling aangenomen door het paritair comité met een meerderheid van twee derden van de uitgebrachte stemmen en bekrachtigd door de Koning kan een facultatief stelsel inrichten dat leden van het statutair personeel van Belgocontrol de mogelijkheid biedt om naar een contractueel stelsel over te gaan.

Art. 176.§ 1. In artikel 7 van het koninklijk besluit nr. 117 van 27 februari 1935 tot vaststelling van het statuut der pensioenen van het personeel der zelfstandige openbare inrichtingen en der regieën ingesteld door de Staat, gewijzigd bij de wetten van 28 april 1958, 1 juli 1971, 11 juli 1975, 17 mei 1976 en 15 juli 1977, het koninklijk besluit nr. 429 van 5 augustus 1986 en het koninklijk besluit van 2 april 1998, wordt de vermelding « Regie der Luchtwegen » geschrapt. § 2. De rust- en overlevingspensioenen van de leden van het statutair personeel van Belgocontrol worden geregeld door de wet van 28 april 1958 betreffende het pensioen van het personeel van zekere organismen van openbaar nut alsmede van hun rechthebbenden. § 3. Voor de toepassing van artikel 12, § 2, van voornoemde wet van 28 april 1958 worden de door die bepaling bedoelde maandwedden met 20 procent verhoogd voor de personeelsleden van Belgocontrol die actieve diensten leveren in de zin van artikel 8, § 2, 3°, van de algemene wet van 21 juli 1844 op de burgerlijke en kerkelijke pensioenen. § 4. Indien op 1 juli van een bepaald jaar het aantal in vast verband benoemde of tot de stage toegelaten personeelsleden van Belgocontrol lager is dan het aantal dergelijke personeelsleden op de datum waarop dit artikel in werking is getreden, is Belgocontrol een aanvullende bijdrage verschuldigd. Het bedrag van deze aanvullende bijdrage wordt verkregen door het bedrag dat door Belgocontrol voor het jaar in kwestie is verschuldigd met toepassing van artikel 12, § 2, van voornoemde wet van 28 april 1958, te vermenigvuldigen met een breuk waarvan de teller gelijk is aan het aantal hiervoor omschreven personeelsleden op voormelde datum en de noemer gelijk aan het aantal dergelijke personeelsleden op 1 juli van het jaar in kwestie. § 5. De subrogatie bepaald in artikel 13 van voornoemde wet van 28 april 1958 is niet van toepassing. HOOFDSTUK IV. - Diverse bepalingen

Art. 177.Het statuut van de R.L.W., gevoegd bij het koninklijk besluit van 5 oktober 1970 houdende omwerking van het statuut van de Regie der Luchtwegen en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 31 maart 1981, het koninklijk besluit nr. 240 van 31 december 1983 en het koninklijk besluit nr. 425 van 1 augustus 1986, wordt opgeheven met uitzondering van de artikelen 12 en 20. »

Art. 33.Artikel 32 treedt in werking op de datum van de indeling van de R.L.W. als autonoom overheidsbedrijf overeenkomstig artikel 1, § 3, van voornoemde wet van 21 maart 1991.

Het koninklijk besluit van 10 december 1987 waarbij de Regie der Luchtwegen gemachtigd wordt deel te nemen aan de naamloze vennootschap, op te richten onder de benaming « N.V. Brussels Airport Terminal Company S.A. », afgekort : « B.A.T.C. », wordt opgeheven op de datum van de indeling van B.A.T.C. als autonoom overheidsbedrijf overeenkomstig artikel 7.

Art. 34.Bij een in Ministerraad overlegd besluit vervangt de Koning de woorden « Regie der Luchtwegen », « R.L.W. » of « Regie » door de woorden « Belgocontrol » in alle wettelijke en reglementaire bepalingen die de entiteit van publiek recht beogen die de activiteiten uitoefent bepaald in artikel 170 van dezelfde wet, zoals gewijzigd door dit besluit. HOOFDSTUK III. - Gemeenschappelijke bepalingen

Art. 35.Aan artikel 48 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, wordt het volgende lid toegevoegd : « De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, bijzondere maatregelen nemen met het oog op de regeling van de toepassing van deze gecoördineerde wetten op Belgocontrol en op B.I.A.C., rekening houdend met de exploitatievoorwaarden die hun eigen zijn. »

Art. 36.Het Besluit van de Regent van 15 september 1947 houdende oprichting van een Dienst der Sociale Werken in de schoot van de algemene diensten van het Ministerie van Verkeerswezen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 12 februari 1991, en zijn ministeriële uitvoeringsbesluiten worden toepasselijk gemaakt op de statutaire personeelsleden van B.I.A.C. en Belgocontrol, alsook op hun personen ten laste en op hun weduwen en wezen, en dit tot op de datum van inwerkingtreding van een akkoord in de schoot van het paritair comité van deze ondernemingen tot inrichting van een equivalent stelsel van voordelen.

Art. 37.Zij die de werkzaamheden van de revisoren-verslaggevers krachtens de artikelen 17 of 23, § 2, verhinderen, of weigeren de inlichtingen te geven die zij gehouden zijn te verstrekken krachtens deze bepalingen, of zij die bewust onjuiste of onvolledige inlichtingen verstrekken, worden gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot zes maanden en een geldboete van 50 frank tot 10.000 frank, of met één van deze straffen alleen.

Art. 38.Niettegenstaande elke strijdige contractuele bepaling, kan geen van de in dit besluit beoogde hervormingen tot gevolg hebben de termen te wijzigen van enige overeenkomst die tussen de R.L.W. of B.A.T.C. en één of meer derden is gesloten vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit, of een einde te stellen aan zulke overeenkomst, en geen van deze hervormingen geeft aan een partij het recht om zulke overeenkomst eenzijdig te wijzigen of te beëindigen.

Art. 39.§ 1. Binnen het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur wordt een Comité voor regulering en coördinatie, afgekort C.R.C., opgericht met als opdracht : 1° elk geschil tussen Belgocontrol en B.I.A.C. bij te leggen, op verzoek van één van hen of de Minister; 2° advies te verstrekken aan de Minister, Belgocontrol en B.I.A.C. omtrent de evolutie van de concurrentiepositie van de luchthaven Brussel-Nationaal, alsook inzake capaciteit; 3° een met redenen omkleed advies te verstrekken aan Belgocontrol of B.I.A.C. aangaande ieder voorstel tot verhoging van de vergoedingen. § 2. Het Comité voor regulering en coördinatie is samengesteld uit : 1° de Minister of zijn afgevaardigde;2° een vertegenwoordiger van Belgocontrol; 3° een vertegenwoordiger van B.I.A.C.; 4° twee vertegenwoordigers van het Bestuur van de Luchtvaart; 5° een vertegenwoordiger van het raadgevend comité van B.I.A.C. Het Comité bestaat uit evenveel Nederlandstalige als Franstalige leden.

De Minister of zijn afgevaardigde zit het Comité voor en heeft, in geval van staking van stemmen, een doorslaggevende stem. De Koning benoemt de andere leden op voordracht, ieder wat hem betreft, van Belgocontrol, B.I.A.C., het Bestuur van de Luchtvaart en het raadgevend comité van B.I.A.C. De Regeringscommissarissen bij Belgocontrol en B.I.A.C. worden uitgenodigd op alle vergaderingen van het Comité en hebben raadgevende stem. § 3. De Minister bepaalt de nadere regels voor de toepassing van dit artikel.

Art. 40.De Minister kan, na beraadslaging in Ministerraad, de termijnen bepaald in de Hoofdstukken I en II van dit besluit verlengen wegens dwingende redenen.

Art. 41.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 42.Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën en Buitenlandse Handel, Onze Minister van Volksgezondheid en Pensioenen, Onze Minister van Vervoer en Onze Minister van Ambtenarenzaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 2 april 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën en Buitenlandse Handel, Ph. MAYSTADT De Minister van Volksgezondheid en Pensioenen, M. COLLA De Minister van Vervoer, M. DAERDEN De Minister van Ambtenarenzaken, A. FLAHAUT

(1) « Er kan immers niet worden aangenomen dat de Koning een aangelegenheid kan regelen die tot de gezamenlijke bevoegdheid van de Wetgevende Kamers behoort, als de Senaat Hem daartoe niet vooraf, samen met de Kamer, heeft gemachtigd ».(advies L. 25.166/2 dat op 3 juni 1996 is gegeven over een ontwerp van wet "strekkende tot realisatie van de voorwaarden tot deelname van België aan de Europese economische en monetaire Unie, Gedr. St., Kamer, nr. 608/1-95/96.).

^