Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 02 juni 1998
gepubliceerd op 09 juni 1998

Koninklijk besluit tot vaststelling van de tegemoetkoming van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging voor het incontinentiemateriaal, bedoeld in artikel 34, 14°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994

bron
ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu
numac
1998022364
pub.
09/06/1998
prom.
02/06/1998
ELI
eli/besluit/1998/06/02/1998022364/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

2 JUNI 1998. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de tegemoetkoming van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging voor het incontinentiemateriaal, bedoeld in artikel 34, 14°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, inzonderheid op de artikelen 34, 14°, 35, § 1, laatste lid, en 37, § 20, ingevoegd bij de wet van 22 februari 1998;

Gelet op het advies van het Comité van de verzekering voor geneeskundige verzorging, uitgebracht op 6 april 1998;

Gelet op het advies van de Algemene raad van de verzekering voor geneeskundige verzorging, uitgebracht op 20 april 1998;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door het feit dat vlug uitvoering moet worden gegeven aan de regeringsmaatregelen betreffende de chronisch zieken, ingevoegd met name in artikel 34, 14°, 35, § 14 en 37, § 20 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen door de wet van 22 februari 1998 houdende sociale bepalingen; dat die maatregelen immers onder andere tot doel hebben de chronische incontinente zieken een forfaitaire tegemoetkoming als bijkomende tegemoetkoming te doen genieten in de kosten van de verzorging die wordt verleend aan die categorie van zieken die voor hoge kosten inzake geneeskundige verzorging staan; dat het dus van belang is dat dit besluit in het belang van die rechthebbenden zo vlug mogelijk wordt genomen en bekendgemaakt opdat de voormelde maatregel onverwijld van toepassing is;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 12 mei 1998 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Het incontinentiemateriaal maakt deel uit van de in artikel 34, 14°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, bedoelde verstrekkingen.

Art. 2.Een jaarlijkse forfaitaire tegemoetkoming van 10.000 frank wordt voor de in artikel 1 bedoelde verstrekkingen toegekend aan de rechthebbenden van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging die voldoen aan de voorwaarden die in het volgende artikel zijn vastgesteld.

Art. 3.Gedurende ten minste vier maanden, berekend binnen een periode van twaalf maanden vóór de beslissing tot toekenning van de forfaitaire tegemoetkoming door de verzekeringsinstelling, moet de rechthebbende een instemming van de adviserend geneesheer hebben verkregen voor een verpleegkundige behandeling die aanleiding geeft tot de betaling van de forfaitaire honoraria, de forfaits B of C genoemd, die zijn bedoeld in artikel 8, § 1, van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen, op voorwaarde dat in het afhankelijkheidsrooster een score 3 of 4 is vermeld voor het criterium « incontinentie ».

Vooraleer opnieuw een jaarlijkse forfaitaire tegemoetkoming kan worden toegekend, moeten er minstens 12 maanden zijn verstreken sinds de vorige beslissing tot toekenning.

De in artikel 2 vastgestelde forfaitaire tegemoetkoming wordt toegekend op voorwaarde dat de rechthebbende de laatste dag van de hiervoren bedoelde periode van vier maanden niet in een verzorgingsinrichting verblijft waarvoor een tegemoetkoming van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging kan worden verleend.

Art. 4.De verzekeringsinstelling stelt ambtshalve vast of, in voorkomend geval op verzoek, dat de rechthebbende voldoet aan de voorwaarden die zijn vastgesteld in artikel 3.

Art. 5.Het in artikel 2 bedoelde bedrag van 10.000 BEF wordt op 1 januari van elk jaar aangepast op grond van de evolutie, tussen 30 juni van het voorlaatste jaar en 30 juni van het vorige jaar, van de waarde van de gezondheidsindex, bedoeld in artikel 1 van het koninklijk besluit van 8 december 1997 tot bepaling van de toepassingsmodaliteiten voor de indexering van de prestaties in de regeling van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging.

Art. 6.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 juni 1998.

Art. 7.Onze Minister van Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 2 juni 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken, Mevr. M. DE GALAN

^